Janus 4 D&A - Hoofdstuk 3, 4 en 13

Page 1

4 D&A-finaliteit 4

Inhoudstafel

Inleiding 2 Hoofdstuk 1 Land in zicht 20 Hoofdstuk 2 Kolonisatie en globalisering 48 Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 64 Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 82 Hoofdstuk 5 Strijd om het geloof 102 Hoofdstuk 6 De Nederlanden 120 Hoofdstuk 7 Trouwen, vrouwen en hekserij 138 Hoofdstuk 8 Leven in gevangenschap 158 Hoofdstuk 9 Durf te denken! 172 Hoofdstuk 10 Absolutisme versus parlementarisme 188 Hoofdstuk 11 Versailles 208 Hoofdstuk 12 De Amerikaanse Revolutie 222 Hoofdstuk 13 Mort au roi! 236 Woordenlijst 253 Inhoudstafel 259
259 4 Inhoudstafel

Inleiding

3300 800 oude nabije oosten 200 000 250 000 2 300 000 oude steentijd Inleiding 2 4

Als je dit pictogram ziet staan, betekent dit dat je het antwoord op de vraag of opdracht moet opzoeken.

P 476 1492 1789
oudheid
moderne
steentijd 10 000 100 000
prehistorie
1945
vroegmoderne tijd hedendaagse tijd klassieke
middeleeuwen
tijd nieuwe
steentijd
Inleiding 3 4

Inleiding

1 KEN JE DE VERSCHILLENDE TIJDVAKKEN NOG?

a De voorbije jaren bespraken we reeds de verschillende tijdvakken. Vul de gegevens bij onderstaande bronnen aan op basis van de leerstof die je reeds kent. Bepaal telkens wat je ziet, waar je deze bron kunt plaatsen, uit welk tijdvak de bron komt en tot welk domein deze behoort.

De piramides van Gizeh, Egypte, ca. 2551-2472 v.Chr.

Wat?

Waar?

Wanneer?

Domein?

Verenigde Staten, presidentieel portret, 3 maart 2021.

Wat?

Waar?

Wanneer?

Domein?

Meester van Sint-Gillis, Het doopsel van Clovis, olieverf op paneel, ca. 1500.

Anoniem, Augustus van Prima Porta, marmer, ca. 1e eeuw.

Replica van een Keltische hoeve, Destelbergen, 2007.

Albrecht Durer (1471-1528), Karel de Grote, olieverf op hout, 1513.

4 4 Inleiding

Arbeiders van het Duitse bedrijf Leoni verrichtten bandwerk begin 20e eeuw.

Wat?

Waar?

Wanneer?

Domein?

Anoniem, oerossen, paarden en herten, Montignac, ca. 15.000-10.000 v.Chr.

Ictinus (ca. 5e eeuw v.Chr.), Kallikrates (ca. 5e eeuw v.Chr.) en Phidias (?-432 v.Chr.), het Parthenon, 447-432 v.Chr.

Inleiding 5 4

WERELD IN VERANDERING

Net zoals bij andere tijdvakken, discussiëren historici vaak over de begindatum van de vroegmoderne tijd. Wat wel zeker is, is dat West-Europa rond 1500 op tal van domeinen veranderde. Johannes Gutenberg (ca. 1400-1468) introduceerde halverwege de 15e eeuw de techniek van de boekdrukkunst, waardoor ideeën sneller en op grotere schaal konden circuleren. Christoffel Columbus (1451-1506) stak de Atlantische Oceaan over, tot hij in 1492 voet aan wal zette op de Bahama’s. Een kleine stap voor Columbus, maar een grote stap voor de economie en het kolonialisme. Bovendien breidde het West-Europese wereldbeeld plots sterk uit, letterlijk.

Ondertussen was ook het Byzantijnse Rijk ten onder gegaan toen Ottomaanse troepen Constantinopel in 1453 ten val brachten. In 1517 werden ook het geloof en het denken sterk op de proef gesteld toen Maarten Luther publiekelijk kritiek gaf op het katholieke geloof. Hij werd hierdoor de grondlegger van het protestantisme. Sinds de 14e eeuw was de renaissance doorgebroken, zowel in intellectuele kringen als in de kunstwereld. Dit veranderde het denken fundamenteel in vergelijking met de middeleeuwen.

a Plaats al deze gebeurtenissen op onderstaande tijdlijn.

b Markeer de datum die men doorgaans als het beginpunt van de vroegmoderne tijd beschouwt.

c De vroegmoderne tijd begon wanneer West-Europa ingrijpend aan het veranderen was. Onderstreep in de tekst boven opdracht a de passages die wijzen op veranderingen in het economische domein in het rood, veranderingen in het politieke domein in het blauw en veranderingen in het culturele domein in het groen.

d Met welke gebeurtenis eindigde de vroegmoderne tijd? In welk jaar was dat?

e Wat kun je hieruit afleiden als we nadenken over de begin- en einddata van tijdvakken?

2 DE VROEGMODERNE TIJD
EEN
:
1789 1492 1400 1300 1200 1100 1000 900 1600 1700 vroegmoderne tijd middeleeuwen moderne tijd Inleiding 6 4

a Welke gebeurtenis aan het begin van de vroegmoderne tijd zorgde ervoor dat West-Europese kooplieden over lange afstanden handel begonnen te drijven?

b Lees onderstaande tekst aandachtig en voer bijhorende opdrachten uit.

In de tweede helft van de middeleeuwen nam de verstedelijking in Europa toe. Dit had een grote invloed op de handel. In Zuid-Europa was Venetië de belangrijkste handelsstad. Vanuit Italië werd handel gedreven met het Middellandse Zeegebied en het Oosten. In het Noorden werden Brugge en de andere Hanzesteden de draaischijf voor handel op de Noordzee. in het Noorden dreef men vooral handel in laken en luxegoederen.

Door de snelle evolutie van de handel, waren veilige en praktische betalingsmiddelen nodig. Hierdoor ontstonden de eerste banken in Italië, en later in de rest van West-Europa. Geldwisselaars vroegen een kleine vergoeding voor de bewaring van geld en gaven een ontvangstbewijs, een wisselbrief. Deze kon je dan in een andere stad weer omruilen voor goud.

Halverwege de 14e eeuw nam Antwerpen de rol van belangrijkste noordelijke handelsstad over van Brugge. De zeearm die Brugge met de Noordzee verbond, het Zwin, begon dicht te slibben. Dit zorgde ervoor dat de stad moeilijker bereikbaar werd. De Schelde werd door enkele stormvloeden net beter bevaarbaar. Antwerpen wist lakenhandelaars uit Engeland, specerijenverkopers uit Portugal en (edel)metaalhandelaars uit Frankfurt en andere Duitse steden aan te trekken.

Het ‘Galeón Andalucía’ is een reproductie van een 17e-eeuws Spaans galjoen uit 2010. Galjoenen waren snel en wendbaar en konden grote vrachten vervoeren. Dergelijke schepen waren van groot belang voor het handelskapitalisme.

De ‘Gouden Eeuw’ van Antwerpen duurde tot 1585, toen veroverden Spaanse troepen de stad en sloten zij de Schelde af. Kapitaalkrachtige Antwerpenaren, vooral protestanten, geleerden en internationale handelaren, verlieten de stad en trokken richting Amsterdam. Deze noordelijke stad in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden richtte zich meer op de wereldhandel en de overzeese kolonies. Met de toename van kapitaalkrachtige ondernemers en kooplieden werden de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie opgericht. Deze handelsondernemingen richtten zich op de handel in specerijen, zijde, suiker, tabak en goud, maar ook op de slavenhandel tussen Europa, Afrika, Azië en de Nieuwe Wereld.

Het succes van Amsterdam wekte jaloezie op bij Frankrijk en Engeland, die in de loop van de 17e eeuw zelf kolonies stichtten en veroverden. Een reeks handelsoorlogen met Engeland op het einde van de 17e eeuw verzwakte de positie van de Republiek en Amsterdam ten gunste van Londen. Frankrijk bemoeilijkte de handel over land door meer tol te heffen en hoge invoertarieven en lage uitvoertarieven te hanteren. De Engelsen hadden gelijkaardige maatregelen voor zeehandel.

3 DE VROEGMODERNE TIJD: HANDELSKAPITALISME EN -OORLOGEN
Inleiding 7 4
© Jean-Pierre Bazard Jpbazard (CC BY 4.0)

1 Onderstreep in het blauw de belangrijkste economische centra in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Plaats deze centra op onderstaande kaart.

2 Onderstreep in het groen de tijdstippen waarop de centra verschoven. Noteer bij ieder centrum op de kaart de belangrijkste handelsproducten.

3 Duid de verschuivingen van handelscentra met pijlen aan op de kaart. Noteer boven elke pijl het moment waarop de verschuiving plaatsvond.

4 Markeer in de tekst de oorzaken waarom de centra verschoven. Sommige oorzaken waren bewust, andere waren toevallig. Onderstreep de bewuste oorzaken. Plaats de oorzaken bij de pijlen die je in opdracht 3 tekende.

Inleiding 8 4

4 BRONNEN

a Bekijk onderstaande bron en lees bijhorende tekst. Gebruik deze informatie bij de verschillende stappen uit het Janusje-van-alles.

De rivaliteit tussen Engeland en de Republiek leidde tot enkele heftige oorlogen en zeeslagen.

Onderstaand schilderij toont een zeeslag die op 11 augustus 1673 plaatsvond tussen de Republiek, onder leiding van Michiel de Ruyter (1607-1676) en Cornelis Tromp (ca. 1629-1691), en de FransEngelse vloot, onder leiding van Edward Spragge (1620-1673). Het werd twee jaar na de eigenlijke slag geschilderd. Door de vele rookpluimen lijkt het alsof de slag ’s nachts plaatsvond, maar er werd wel degelijk overdag gevochten. Rechts zien we het schip van Tromp zinken, maar hij zette de strijd gewoon verder vanop een buitgemaakt schip.

Historische vragen

a Onderstaande vragen hebben allemaal betrekking op de bron. Kruis aan welke daarvan historische vragen zijn.

Hoe verliep de Slag bij Kijkduin in 1673?

Hoe werd Cornelis Tromps bijdrage aan de slag herinnerd door zijn tijdgenoten?

Welke militaire tactieken werden ingezet tijdens de Slag bij Kijkduin in 1673?

Wie had de Slag bij Kijkduin volgens jou moeten winnen?

b Een historische vraag speelt zich af op een bepaalde plaats en tijd in het verleden en binnen een bepaald domein. Onderstreep bij de historische vragen uit opdracht a de plaats in het blauw en de tijd in het groen. Kruis bij elke historische vraag het bijhorende domein aan.

Bron
Willem van de Velde de Jonge (1633-1707), De Slag bij Kijkduin, olieverf op doek, 1675.
Inleiding 9 4
Stap 1

Stap 2

Historische bron of historisch werk?

a Bekijk onderstaande bronnen en kruis telkens aan of het om een historische bron of een historisch werk gaat. Kruis ook telkens het juiste tijdvak en domein aan.

Anne Doedens (1945-heden) en Liek Mulder (1942-heden), Engels-Nederlandse Oorlogen (1652-1674). Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, Walburg Pers, 2016.

1

Anoniem, branders gebruikt voor het opblazen van de schipbrug in Antwerpen in de nacht van 4 op 5 april 1585, gravure, ca. 17e eeuw.

2

historische historisch bron werk

historische historisch bron werk

b Het schilderij van Willem van de Velde de Jonge is een historische bron historisch werk.

Inleiding 10 4

Stap 3

Soorten bronnen

a Hieronder vind je enkele voorbeelden van bronnen. Duid telkens aan om welke soort bron het gaat.

Anoniem, gedicht Francesco Petrarca (1304-1374), handschrift, ca. 15e eeuw.

1

Lambertus Sustris (ca. 1515-1584), portret van Karel V, olieverf op doek, 1548.

Tobias Volckmer (ca. 1550-1629), kwadrant, goud, 1609.

bronnen

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

© Bundesarchiv, Bild 183-1985-0819-019 / CC-BY-SA 3.0

2

bronnen

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

b Wat voor bron is het schilderij van Willem van de Velde de Jonge?

3

bronnen

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

bronnen

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

(CC BY-SA 3.0 DE)
Inleiding 11 4

a Bekijk onderstaande bronnen. Kruis telkens aan of het om een primaire of secundaire bron gaat. Kruis ook het juiste tijdvak en domein aan.

Staten-Generaal (1464-1795), Placcaert van Verlatinghe, Den Haag, 26 juli 1581.

Philip Mansel (1951-heden), Lodewijk XIV. Een overtuigend en allesomvattend portret van de iconische grand monarque, Unieboek uitgeverij het Spectrum, 2019.

Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525-1569), De boerenbruiloft, olieverf op hout, 1567-1568.

b Het schilderij van Willem van de Velde de Jonge is een primaire bron secundaire bron.

Primaire of secundaire bron? Stap 4 1 2 3 primair secundair primair secundair
Inleiding 12 4
primair secundair

Analyse van de bron

a Bekijk opnieuw het schilderij van Willem van de Velde de Jonge en analyseer deze bron aan de hand van stap 5 in je Janusje-van-alles.

Wie?

Wie maakte de bron?

Over wie gaat de bron?

Wat? Wat voor bron is het?

Waarom werd deze bron gemaakt?

De schilder vocht mee in de slag en wilde zo zijn herinneringen in beeld brengen.

Waarom?

De schilder schilderde zeeslagen in opdracht van de adel omdat dit een populair thema was.

De schilder wilde de dapperheid van Cornelis Tromp in de verf zetten.

Bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit

a Bij stap 1 kruiste je de historische vragen aan die betrekking hadden op het schilderij van Willem van de Velde de Jonge. Kruis voor elk van deze vragen aan of de bron bruikbaar is om de vraag te beantwoorden. Kruis daarna ook aan of de bron betrouwbaar is om deze vragen te beantwoorden.

historische vragen

Hoe verliep de Slag bij Kijkduin in 1673?

Hoe werd Cornelis Tromps bijdrage aan de slag herinnerd door zijn tijdgenoten?

Welke militaire tactieken werden ingezet tijdens de Slag bij Kijkduin in 1673?

b Is de bron representatief voor Cornelis Tromp? Kruis aan.

De bron is representatief voor de historische figuur van Cornelis Tromp.

De bron is representatief voor het beeld dat de schilder van Cornelis Tromp had.

bruikbaar betrouwbaar

We hebben te weinig informatie om te bepalen of de bron ook representatief is voor andere tijdgenoten.

Stap 5 Willem van de Velde de Jonge (1633-1707), De Slag bij Kijkduin, olieverf op doek, 1675.
Inleiding 13 4
Stap 6

a Bekijk onderstaande afbeeldingen en kaarten aandachtig. Plaats het cijfer hiervan bij het juiste tijdvak en domein in de tabel op pagina 17.

bezit

bezit

handelsroute van Portugal handelsroute van Spanje

5 VAN
MIDDELEEUWEN NAAR VROEGMODERNE TIJD
Acapulco Lima Santiago Buenos Aires Pemambuco Cartagena Havana Veracruz Kaapstad Mumbai Calicut Macau Busan Manila Timor Malacca V E R D R A G V A N T O R D E S I L L A S ( 1 4 94) VERDRAG VA N Z A R A G O Z A ( )9251 148°O 42°W
van Portugal
van Spanje
Portugese en Spaanse handelskolonies en -routes, 1521 1 CHINESE KEIZERRIJK ARABISCHE WERELD BYZANTIJNSE RIJK Chang ’an Antiochië Bagdad Brugge De zijderoute, 3e eeuw v.Chr.-15e eeuw zijderoute Europese handelsroutes handelsroutes van de Hanze 2 Inleiding 14 4
3
Pieter Bruegel de Oude (ca. 1526-1569), Caritas, inkt op papier, 1559.
5
Anoniem, Tres ordines, initiaal, Li Livres dou Santé, Frankrijk, late 13e eeuw.
4 Inleiding 15 4
Anoniem, Le grand Abus, gravure, 1789.

door protestantisme beïnvloed protestants katholiek gebleven islamitisch Grieks-orthodox verspreiding calvinisme verspreiding lutheranisme

Verspreiding reformatie, 16e eeuw
6
Anoniem, werken van barmhartigheid, miniatuur, Tacuinum Sanitatis, 14e eeuw. Inleiding 16 4
7

christelijke gemeenschappen in de eerste eeuw uitbreiding in de 2e en 3e eeuw uitbreiding in de 4e eeuw uitbreiding in de 5e eeuw uibreiding in de 9e eeuw uitbreiding rond het jaar 1000 christelijke gemeenschappen in de 5e eeuw grens Grieks/Latijn

patriarchaten

richting van de kerstening

veranderingen tussen de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd economie

domein middeleeuwen vroegmoderne tijd

politiek

sociaal cultuur

b Kruis bij elk domein in bovenstaand overzicht aan of er sprake is van verandering tussen de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

Rome Alexandrië Jeruzalem Antiochië
La t i jnse taal Grie kse taal Iona Verspreiding christendom, 1e-11e eeuw
Constantinopel
8 Inleiding 17 4

6 LEREN LEREN: DE KERNTEKST STUDEREN, HOE DOE JE DAT?

Op het einde van elk hoofdstuk in Janus vind je een kerntekst terug. Deze tekst vat het hoofdstuk steeds kort samen, maar hoe studeer je deze tekst nu het best?

Stap 1: Markeer de belangrijkste woorden in elke alinea. Vaak zijn die al vetgedrukt. De kernwoorden die meer uitleg geven, kun je in een andere kleur markeren. Leer slim markeren.

Stap 2: Lees de tekst alinea per alinea en begrijp wat je leest. Vraag je luidop af wat je nog weet uit de les. De moeilijke woorden zoek je op in de verklarende woordenlijst.

Stap 3: Maak een samenvatting, een schema of een mindmap. De gemarkeerde woorden kunnen je helpen.

Stap 4: Nu kun je beginnen met het instuderen en het onthouden van je les.

De kerntekst is slechts een samenvatting, vergeet niet om ook de rest van het hoofdstuk te studeren!

Inleiding 18 4

3

De mens in het centrum

Welk nieuw mens- en wereldbeeld ontstond in de vroegmoderne tijd?

1 Hoe zag dit nieuwe mens- en wereldbeeld eruit?

2 Waar ontstond deze nieuwe manier van denken?

3 Wat maakte de verspreiding van dit nieuwe denken mogelijk?

Fenestra

a Bestudeer onderstaande bronnen en kruis aan welke je kunt gebruiken om een antwoord te formuleren op de verschillende deelvragen.

De drukpers werd omstreeks 1450 uitgevonden door Johannes Gutenberg (ca. 1400-1468). Hij gebruikte metalen letterstempels, waardoor pagina’s snel gedrukt en gekopieerd konden worden. Dankzij deze uitvinding konden boeken en kennis op ongeziene schaal verspreid worden.

Jules Trousset (1842-1906), de middeleeuwse of renaissance drukpers, gravure, Nouveau dictionnaire encyclopédique universel illustré, Parijs, 1886-1891.

Leonardo da Vinci (1452-1519) spreekt ook nu nog tot ieders verbeelding omdat hij een ware ‘homo universalis’ was, een universele mens. Dergelijke mensen waren thuis in alle takken van de wetenschap en leerden over elk mogelijk onderwerp dat ze konden vinden. Da Vinci werkte als kunstenaar, schrijver, architect en uitvinder. Omdat hij nieuwsgierig was, wilde hij alles zelf onderzoeken.

Leonardo da Vinci (1452-1519), vermeend zelfportret, rode kalk op papier, ca. 1512.

Niccolò Machiavelli (1469-1527) beschreef in zijn ‘Il Principe’ hoe een waardige heerser zou moeten regeren. Machiavelli beschreef deze ideale heerser niet als een vertegenwoordiger van God op aarde, maar als een echte mens. Zijn beroemdste citaat is: “Het doel heiligt de middelen.” Een heerser mocht volgens deze visie zijn volk bedriegen, stelen en oorlogen ontketenen, als dat hielp om zijn doel te bereiken.

Santi di Tito (1536-1603), portret van Niccolò Machiavelli, olieverf op hout, tweede helft 16e eeuw.

Hoofdstuk
Bron 1 Bron 2 Bron 3
64
4
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum

In plaats van de theorie van Galenus voor te lezen aan zijn studenten, besloot Andreas Vesalius (1514-1564) om tijdens de anatomielessen zelf lichamen te ontleden. Galenus was een belangrijke arts uit de klassieke oudheid, maar Vesalius ontdekte dat er fouten waren gemaakt bij het vertalen van zijn werken.

Johan Stefan van Kalkar (ca. 1499-1545), boekcover, Andreas Vesalius’ (1514-1564) De humani corporis fabrica, Bazel, 1543.

Bron 4

De Italiaanse schrijver Francesco Petrarca (1304-1374) wordt gezien als de ‘vader van het humanisme’. Petrarca beheerste niet alleen het Latijn, maar ook het Grieks en het Hebreeuws. Zo kon hij niet alleen veel meer klassieke teksten lezen, maar ook vertaal- en kopieerfouten corrigeren. Door het lezen van teksten uit de klassieke oudheid kregen humanisten meer geloof in de mogelijkheden van de mens.

Raffaello Sanzio Morghen (1758-1833), portret van Francesco Petrarca, gravure en ets, Firenze, 1768-1833.

deelvraag

deelvraag 2

deelvraag 3

Gerard Mercator (1512-1594) was een cartograaf, afkomstig uit Rupelmonde. Mercator wilde zijn wereldkaart geschikt maken voor de scheepvaart. De kompasrichtingen op de kaart moesten met de werkelijkheid overeenstemmen. Hij gebruikte daarvoor een hoekgetrouwe projectie. Die wordt nu de mercatorprojectie genoemd.

bron 1 bron 2 bron 3 bron 4 bron 5 bron 6
1
© Harvard University, Houghton Library, Typ 565.43.868
Bron 5 Bron 6
65 4 Hoofdstuk 3 De mens in het centrum
Gerard Mercator (1512-1594), detailkaart Eurazië en Noord-Afrika, Nova et Actua Orbis Terrae Descriptio ad Usum Navigatum Emendate Accommodata, 1569.

Ontrafeld

1 EEN NIEUW MENS- EN WERELDBEELD

Geleidelijk aan ontstond er in de 14e eeuw een nieuw mensbeeld uit het middeleeuwse wereldbeeld. Dit proces had zijn wortels in het 13e-eeuwse Italië, eerst in Firenze en later in andere steden. Uiteindelijk zouden deze nieuwe ontwikkelingen zich over Europa verspreiden.

a Onderstaande bronnen tonen het middeleeuwse mens- en wereldbeeld. Bestudeer ze en voer bijhorende opdrachten uit.

1 Combineer de middeleeuwse bronnen met de passende bron uit ‘Fenestra’ waaruit een vernieuwend inzicht blijkt. Kruis telkens de overeenkomstige bron aan.

2 Markeer in de beschrijving van de bronnen in ‘Fenestra’ telkens de passages die op de vernieuwende inzichten en interesses wijzen.

middeleeuwse bron

Galenus (129-199) was een begenadigd Grieks-Romeinse arts uit de 2e eeuw. Hij ontwikkelde de theorie dat het lichaam gevuld is met vier lichaamssappen. Als deze sappen niet in evenwicht waren, werd men ziek. Zijn boeken vormden de basis voor de opleiding geneeskunde in de middeleeuwen en werden in kloosters veelvuldig gekopieerd.

Claudius Galenus (129-199), De curandi ratione per sanguinis missionem, herdruk, Bazel, 1529.

De term ‘monnikenwerk’ verwijst naar de activiteit die middeleeuwse monniken in schrijfzalen uitvoerden: handschriften met een ganzenveer kopiëren op perkament. Er werden voornamelijk religieuze teksten in het Latijn gekopieerd, de taal van de westerse Kerk.

overeenkomstige bron uit ‘Fenestra’

bron 1

bron 2 bron 3

4

5

6

Anoniem, schrijvende monnik, initiaal, devotionele tekst Rooklooster, ca. 1100.

1

2

3

4

5

6

bron
bron
bron
bron
bron
bron
bron
bron
bron
66
4 Hoofdstuk 3 De mens in het centrum

Tijdens de middeleeuwen was men ervan overtuigd dat koningen, keizers en pausen hun wereldlijke en geestelijke macht rechtstreeks van God kregen.

Anoniem, Christus onderscheidt de rollen van de keizer en de paus, miniatuur, Swabische Spiegelbuche, begin 14e eeuw.

Anoniem, de blinde reus Orion draagt zijn dienaar Cedalion op zijn schouders om als zijn ogen te dienen, miniatuur, encyclopedisch manuscript met allegorieën, Zuid-Duitsland, ca. 1410.

bron 1

2

bron 1

2

3 bron 4

bron 1 bron 2 bron 3 bron 4 bron 5 bron 6

Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 67 4

bron
bron 3 bron 4 bron 5 bron 6
bron
bron
De laatmiddeleeuwse geleerden en humanisten die de overgang naar de renaissance vormden, zagen zichzelf alsof ze op de schouders van reuzen zaten. Met de reuzen bedoelden ze de geleerden uit de klassieke oudheid. Zij bouwden niet alleen verder op de kennis uit de oudheid, maar werkten deze ook verder uit. bron
5 bron 6
Deze middeleeuwse wereldkaart komt uit een christelijk gebedenboek. Het centrum van deze kaart is Jeruzalem en Christus is in het oosten (bovenaan) te zien.
b Vergelijk de middeleeuwse bronnen bij opdracht a met die in ‘Fenestra’. Hoe kwam men tot de nieuwe inzichten?
Anoniem, mappa mundi, OT-kaart, Brits psalter, ca. 1265.

Valencia

Chester

Southampton

Londen Praag

Antwerpen

Brugge

Gent

Hamburg Leipzig

Keulen

Bordeaux

c Bestudeer onderstaande kaart en bedenk twee redenen waarom men net in Italië de klassieke teksten kon verzamelen.

Parijs Kiev

Frankfurt

Barcelona

Palma

Algiers

Belangrijke handelsroutes en -centra, ca. 1300

Lyon Bazel

Genua

Marseille

Gdansk Lübeck Kraków Lvov

Erfurt Augsburg

Boedapest Wenen

Milaan

Florence Venetië

Rome

Napels

Messina

Tunis

Ragusa

Belgrado

Corfu

Akkerman Ca a

Constantinopel

Rhodos

Famagusta Canea

Trebizond

Antiochië

Tyre

Tripoli

kerngebied en handelsroutes van Venetië

kerngebied en handelsroutes van Genua gedeelde handelsroutes van Venetië en Genua continentale handelsroutes

Alexandrië

Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 68 4

d Zoals we in Janus 3 zagen, kwamen er dankzij de kruistochten in de loop van de 13e eeuw steeds meer klassieke teksten in Europa terecht. Kruis de reden(en) hiervoor aan.

Er was meer contact tussen de islamitische wereld en het Byzantijnse Rijk.

De kruisvaarders hadden de klassieke teksten in het Byzantijnse Rijk bestudeerd.

De Arabische geleerden hadden de klassieke teksten bestudeerd en in hun eigen werk opgenomen. Kruisvaarders brachten deze werken terug mee naar Europa.

Anoniem, Ibn Sina, miniatuur, Het canon van de geneeskunde, 11e eeuw.

De teksten uit de klassieke oudheid waren een belangrijke inspiratiebron voor de denkers uit het islamitische gouden tijdperk. Sommige Arabische denkers zoals Ibn Sina werden op het einde van de middeleeuwen populair in het Westen.

Denkers als Francesco Petrarca startten de intellectuele beweging van het humanisme. Door het bestuderen van de Griekse en Latijnse teksten, leerden de humanisten geloven in de mogelijkheden van de mens. De mens moest zijn verstand gebruiken en alles zelf onderzoeken. Hierdoor namen de humanisten een kritische houding aan tegenover de Kerk en de maatschappij.

e Welk Engels woord herken je in de term ‘humanisme’?

f Onderstreep in de bronnen bij opdracht a en b de passages waaruit blijkt dat de mens centraal stond in het blauw.

g Onderstreep in de bronnen bij opdracht a en b de passages waaruit blijkt dat God centraal stond in het rood.

h In tegenstelling tot de middeleeuwse schrijvers, gaven de humanisten de mens God een centrale plaats in hun denken.

Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 69 4

2 RENAISSANCE

Giorgio Vasari (1511-1574) was een Italiaanse schilder en architect. In zijn werk ‘De levens van de meest voortreffelijke schilders, beeldhouwers en architecten van Cimabue tot onze tijd’ beschreef hij het leven en werk van de belangrijkste Italiaanse kunstenaars van de 13e tot de 16e eeuw.

Cristofo Coriolano (1540-?), portret van Giorgio Vasari, gravure, Le vite de’ più eccellenti architetti, pittori, et scultori italiani, da Cimabue insino a’ tempi nostri, 1568.

a Lees onderstaand uittreksel uit dit werk en beantwoord bijhorende vragen.

“Aangezien Uwe Excellentie, hertog van Toscane, elke vorm van talent bevordert en aangezien u de ontwerpende kunstenaars welgezind bent en beschermt, verstand hebt van hun prachtige kunstwerken, (…)

En zo gebeurde het dat op verschillende plaatsen ter wereld, bijna alle barbaarse naties tegen de Romeinen in opstand kwamen, waarna binnen korte tijd niet alleen dat grote Rijk werd vernederd, maar alles ten onder ging, met name Rome zelf en samen met haar gingen ook de voortreffelijke kunstenaars, geen enkele uitgezonderd. (…) Zo begrijpen we gemakkelijker de bloei van haar wedergeboorte en van de volmaaktheid die zij in onze dagen weer heeft bereikt.”

Bron: naar Giorgio Vasari (1511-1574), Le vite de’ più eccellenti architetti, pittori, et scultori italiani, da Cimabue insino a’ tempi nostri, voorwoord, 1568

1 Kruis aan in welk tijdvak volgens Vasari de meest inspirerende kunst werd gemaakt.

2 Vasari introduceerde de term ‘wedergeboorte’, ook bekend onder de naam ‘renaissance’. Welk tijdvak werd volgens hem ‘opnieuw geboren’? Op welke domeinen had dit tijdvak een invloed?

3 Deze bron werd bewerkt. Waaraan kun je dat zien?

b Waarom ontstond de renaissance precies in Italië, denk je? Bekijk opnieuw de kaart op pagina 68.

Bron Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 70 4

Kenmerken

De renaissance vormde een stijlbreuk met de middeleeuwse kunst. De kunststroming werd getypeerd door vier kenmerken:

1 De kunstenaar bleef niet langer anoniem, maar werd bekend en signeerde zijn werk.

2 De mens stond centraal in de kunst.

3 Kunst ging niet enkel meer over godsdienstige onderwerpen, maar ook over mythologie en mensen, bijvoorbeeld portretten.

4 De kunstenaars verwerkten (nieuwe) wetenschappelijke inzichten in hun werk.

Een van de meest in het oog springende kunstwerken uit de renaissance, is de zogenaamde ‘Vitruviusman’. Leonardo da Vinci (1452-1519) maakte deze schets als illustratie bij zijn studie van het menselijke lichaam op basis van ‘De Architectura Libri Decem’ van Vitruvius (ca. 85-20 v.Chr.). De tekening wordt beschouwd als hét symbool voor het humanisme en staat op de Italiaanse eeneuromunt.

a Duid op de tekening aan hoe da Vinci toonde dat hij de kunstenaar was.

b Leg uit waarom de ‘Vitruviasman’ een voorbeeld was van het nieuwe mensbeeld.

c Waarin verschilt het onderwerp van deze tekening van dat van de middeleeuwse kunst?

d Hoe zie je bij de ‘Vitruviusman’ dat da Vinci de nieuwe inzichten in zijn kunst verwerkte?

Leonardo da Vinci (1452-1519), Vitruviusman, inkt en waterverf op papier, De divina proportione, 1492.

Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 71 4

Kunstdisciplines

a Vergelijk onderstaande fresco’s. Kruis telkens de kenmerken aan die van toepassing zijn bij de stijl.

godsdienstig thema

anatomisch correct (lichaamsbouw, spieren …) figuren zien er realistisch uit rood en blauw overheersen goed uitgewerkt perspectief (dieptezicht) strakke houding beweging

godsdienstig thema

anatomisch correct (lichaamsbouw, spieren …) figuren zien er realistisch uit rood en blauw overheersen goed uitgewerkt perspectief (dieptezicht) strakke houding beweging

schilderkunst gotiek renaissance
Giotto di Bondone (ca. 1266-1337), Het Laatste Avondmaal, fresco, Cappella degli Scrovegni, Padua, 1304-1306. Leonardo da Vinci (1452-1519), Het Laatste Avondmaal, fresco, Onze-Lieve-Vrouw van Genade klooster, Milaan, 1495-1498.
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 72 4

Anoniem, de vier evangelisten, koninklijk kathedraal portaal, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Chartres, 12e eeuw.

godsdienstig thema anatomisch correct (lichaamsbouw, spieren …) geïdealiseerde mens deel van gebouw vrijstaand beeld strakke houding beweging

Michelangelo Buonarroti (1475-1564), David, marmer, Firenze, 1501-1504.

godsdienstig thema anatomisch correct (lichaamsbouw, spieren …) geïdealiseerde mens deel van gebouw vrijstaand beeld strakke houding beweging

c Welke kenmerken maken duidelijk dat Michelangelo beïnvloed werd door de beelden uit de klassieke oudheid?

b Vergelijk onderstaande beeldhouwwerken. Kruis telkens de kenmerken aan die van toepassing zijn bij de stijl. beeldhouwkunst gotiek renaissance © GO69 (CC BY-SA 3.0) © Commonists (CC BY-SA 4.0)
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 73 4

Mauritius van Sully (vroege 12e eeuw-1196), Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, Parijs, 1163-1345.

© Sailko (CC BY-SA

symmetrie roosvensters spitsbogen eenvoudig versierd koepels

klassieke elementen (fronton, fries, zuilen …)

Arnolfo di Cambio (ca. 1232-1310), Andrea Pisano (ca. 1290-1348) en Filippo Brunelleschi (1377-1446), Santa Maria del Fiore kathedraal, Firenze, 1296-1472.

symmetrie roosvensters spitsbogen eenvoudig versierd koepels

klassieke elementen (fronton, fries, zuilen …)

De kathedraal van Firenze is een typisch voorbeeld van de architectuur uit de vroege renaissance. Net als vele andere renaissancebouwwerken, vertoont de kathedraal duidelijke invloeden van de gotiek. Dit komt omdat het gebouw aanvankelijk in de 13e eeuw werd ontworpen, toen de gotiek nog dominant was. Dit zien we onder andere aan het kruisvormige grondplan. In de 15e eeuw werd de architect Filippo Brunelleschi (1377-1446) aangesteld om de kathedraal af te werken. Zo slopen er renaissance invloeden in het eindresultaat door het gebruik van nieuwe, complexe technieken.

d
Vergelijk onderstaande bouwwerken. Kruis telkens de kenmerken aan die van toepassing zijn bij de stijl. architectuur gotiek renaissance
© Peter Haas (CC BY-SA 3.0) 3.0)
74 4
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum

3 HUMANISME: TERUG NAAR DE BRONNEN VAN DE KENNIS

Humanisten hechtten meer geloof en waarde aan wat ze zelf onderzocht hadden en geloofden niet zomaar wat mensen of bronnen met gezag beweerden. Twee van de belangrijkste humanisten, Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536) en Thomas More (1478-1535), richtten zich zelfs tegen de Bijbel, de belangrijkste bron van gezag in de middeleeuwen. Daarnaast waren ook schrijvers als Niccolò Machiavelli (1469-1527) belangrijk in de ontwikkeling van het humanisme.

Desiderius Erasmus

Erasmus was een Nederlandse filosoof en een van de belangrijkste humanisten van de renaissance. Zijn bekendste boek is ‘Lof der Zotheid’, een verhaal waarin gespot wordt met allerlei menselijke dwaasheden. Doorheen het boek wordt er stevige kritiek geformuleerd op de toenmalige samenleving, gezaghebbers, geestelijken en wetenschappers.

Hans Holbein de Jongere (ca. 1497-1543), portret van Erasmus, olieverf op hout, 1523.

a Lees onderstaande fragmenten uit ‘Lof der Zotheid’ en analyseer ze aan de hand van je Janusje-van-alles.

Hans Holbein de Jongere (ca. 1497-1543), narrenfiguur, inkt op papier, Lof der Zotheid, Bazel, 1515.

“De Zotheid is de oorzaak van wat in de oorlog gebeurt. Is de oorlog niet het begin van alle hoog gerespecteerde daden? Maar is er eigenlijk iets zotters te bedenken dan om de een of andere oorzaak zulk een strijd te ondernemen, waarbij elk van beide partijen altijd meer schade dan voordeel heeft. […] Men heeft dikke en vette kerels nodig, die zoveel mogelijk stoutmoedigheid, maar zo weinig mogelijk verstand bezitten.”

“Wat is er leuker dan om hen alles volgens de regels te zien doen, als het ware volgens voorgeschreven wiskundige berekeningen, omdat het zonde zou zijn die niet in acht te nemen: … Dan zijn er weer anderen die bang zijn om geld aan te raken alsof het monnikskap was, maar intussen niet vies zijn van wijn en vrouwen …”

“Maar nu hebben ze het keurig voor elkaar en mesten ze zichzelf vet. De zorg voor de andere schapen laten ze aan Christus zelf over of aan hun broeders, zoals ze die noemen, en hun plaatsvervangers. En ze denken zelfs niet aan hun naam, aan de betekenis van het woord bisschop, namelijk werk, zorg, bezorgdheid. Maar bij het ophalen van geld doen ze heel bisschoppelijk en zijn ze verre van blind.”

Bron: naar Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536), Lof der Zotheid, Emden, 1560

Bron
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 75 4

Duid aan om wat voor bron het gaat.

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

Is de bron primair of secundair?

Wat en waarvoor?

Wat is deze bron?

Waarvoor werd het gebruikt?

Wanneer? Wanneer werd de bron gemaakt?

Erasmus kaartte allerlei mistoestanden aan. Plaats het cijfer van de mistoestanden bij het juiste bronfragment in het kader op de vorige pagina.

1 de zinloosheid van de oorlog

Waarom?

2 de clerus die zijn taken verwaarloosde

3 het liederlijke leven van de clerus met drank en vrouwen

Hoewel Erasmus en zijn tijdgenoot Maarten Luther (1483-1546) allebei mistoestanden in de Katholieke Kerk aan de kaak stelden, deden ze dit op heel verschillende manieren en met een ander doel. Erasmus wilde de Kerk van binnenuit veranderen door middel van redelijkheid en respect. Luther daarentegen ging de strijd aan met de Katholieke Kerk. In hoofdstuk 5 ‘Strijd om het geloof’ gaan we hier dieper op in.

Stap 3 bronnen Stap 4
in het centrum 76 4
Stap 5
Hoofdstuk 3 De mens

Zoals we in Janus 3 zagen, zorgde Johannes Gutenberg (ca. 1400-1468) halverwege de 15e eeuw voor een ware revolutie in de boekdrukkunst. Hoewel men in China al rond 750 boeken drukte door middel van blokdruk, werd de techniek pas rond 1450 verfijnd door Gutenberg.

a Bekijk het fragment dat de leerkracht laat zien en los onderstaande vragen op.

1 Hoe maakte men voordien boeken?

2 Kruis aan op welke manier(en) Gutenberg het drukproces verfijnde.

Hij maakte een volledige drukplaat uit aparte, metalen lettertekens.

Hij maakte als eerste gebruik van een drukpers.

Hij automatiseerde het drukproces.

3 Kruis aan wat de voordelen van de boekdrukkunst waren. Boeken konden sneller gekopieerd worden.

Boeken gingen langer mee.

Meer mensen waren in staat een boek te maken.

Boeken werden goedkoper.

4 Welke betekenis had de boekdrukkunst voor het humanisme?

5 Hoe maakte de boekdrukkunst het bekritiseren van het gezag eenvoudiger?

6 Hoe reageerden de wereldlijke machthebbers op de boekdrukkunst?

Johannes Gutenberg (ca. 1400-1468), brief van de heilige Hiëronymus aan de heilige Paulus, Gutenbergbijbel, Mainz, 1455.

Ook de Katholieke Kerk reageerde op de boekdrukkunst door op het Concilie van Trente (1545-1563) de ‘Index’ op te stellen. Dit was een lijst met boeken die katholieken niet mochten lezen. Deze lijst bleef tot in 1966 bestaan.

4 VERSPREIDING VAN HET NIEUWE IDEEËNGOED: DE BOEKDRUKKUNST
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 77 4

EEN NIEUW MENS- EN WERELDBEELD

In de loop van de 14e eeuw ontstond in Italië het humanisme. Deze beweging ging uit van een goede talenkennis en een kritische houding tegenover de Kerk en de machtshebbers die zich baseerden op middeleeuwse en Bijbelse teksten. Denkers als Francesco Petrarca gingen op zoek naar de originele geschriften van de klassieke oudheid en haalden er de vertaal- en kopieerfouten uit.

Zo ontstond in de vroegmoderne tijd een nieuw mensbeeld waarin de mens centraal stond. Het middeleeuwse denken was veel sterker op God gericht. Door meer te vertrouwen op het eigen onderzoek en minder op de Bijbel, veranderde het mens- en wereldbeeld en werd de wetenschap gestimuleerd. Zo verbeterde Vesalius de kennis over de menselijke anatomie en introduceerde Mercator de techniek om de ronde aarde waarheidsgetrouw op een vlak af te beelden, de mercatorprojectie.

CENTRA VOOR DE VERNIEUWING: FIRENZE EN ROME

Het nieuwe denken ontstond in Firenze. Het verspreidde zich via Rome naar Noord-Italië en van daaruit over het Europese continent. Italiaanse denkers hadden meer mogelijkheden om de klassieke cultuur te herontdekken omwille van twee redenen. Ten eerste bevond het centrum van het West-Romeinse Rijk zich in Italië. Ten tweede onderhielden de Italiaanse havensteden nauwe contacten met het Byzantijnse Rijk, waar de Romeinse cultuur tijdens de middeleeuwen dominant was gebleven. Dit verklaart waarom de renaissance en het humanisme net in Italië ontstonden.

DE RENAISSANCE

De ‘wedergeboorte’ van de klassieke cultuur of renaissance ontstond halverwege de 14e eeuw. Renaissancekunst ziet er veel realistischer uit dan de gotiek, omdat kunstenaars meer aandacht hadden voor de menselijke anatomie en perspectieven. De renaissancekunstenaar was een homo universalis, een specialist op het gebied van kunst, wetenschap, techniek en talen.

Hoewel vele kunstwerken nog steeds religieus geïnspireerd waren, werden er ook portretten geschilderd en kwam de mythologie van de klassieke oudheid aan bod. Enkele belangrijke renaissancekunstenaars waren Michelangelo (1475-1564), da Vinci (1452-1519), Rafaël (1483-1520) en Donatello (1386-1466).

HET HUMANISME

Humanisten waren geleerden die binnen de literatuur naar de klassieke beschavingen teruggrepen. In de oude Griekse en Romeinse teksten vonden ze inspiratie en kennis. De kerngedachte van de humanisten was dat de mens alles zelf moest onderzoeken door zijn eigen verstand, de rede, en zintuigen te gebruiken. Enkele belangrijke humanisten waren Desiderius Erasmus (ca. 1466-1536) en Niccolò Machiavelli (1469-1527).

Kern
78 4 Hoofdstuk
3 De mens in het centrum

DE

VERSPREIDING VAN HET NIEUWE IDEEËNGOED: BOEKDRUKKUNST

De uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg rond 1450 was enorm belangrijk. Boeken werden veel goedkoper, waardoor meer mensen ze konden kopen en kennis zich sneller kon verspreiden, wat aanleiding gaf tot een wetenschappelijke revolutie. De werken van belangrijke wetenschappers, zoals Vesalius en Mercator, werden snel verspreid. Er bestond dus een duidelijk verband tussen de renaissance, de uitvinding van de boekdrukkunst en de vooruitgang van de wetenschap in de 16e eeuw.

Gutenberg ontwikkelde de boekdrukkunst

middeleeuwen

1450

1400 1492 1300

1304-1374

Francesco Petrarca

1386-1466

Lof der Zotheid

1560

1700 1600

1789

1483-1520

Rafaël Sanzio

Donatello 1514-1564

Andreas Vesalius

ca. 1466-1536

Desiderius Erasmus

1452-1519

Leonardo da Vinci

1475-1564

Michelangelo Buonarroti

moderne tijd vroegmoderne tijd
Hoofdstuk 3 De mens in het centrum 79 4

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de deelvragen die in ‘Fenestra’ gesteld werden. Beantwoord op basis van deze vragen de hoofdvraag.

1 Hoe zag dit nieuwe mens- en wereldbeeld eruit?

2 Waar ontstond deze nieuwe manier van denken?

3 Wat maakte de verspreiding van dit nieuwe denken mogelijk?

Welk nieuw mens- en wereldbeeld ontstond in de vroegmoderne tijd?

KENNEN EN KUNNEN

Je kunt uitleggen hoe men tot nieuwe inzichten kwam door gebruik te maken van verschillende bronnen.

Je kent de redenen waarom het nieuwe denken in Italië ontstond.

Je kunt enkele belangrijke denkers en wetenschappers van de renaissance, zoals Petrarca, da Vinci, Vesalius en Erasmus, opnoemen en kort beschrijven.

Je kunt de begrippen ‘wedergeboorte’ en ‘renaissance’ uitleggen.

Je kent de kenmerken van de renaissance.

Je kunt het middeleeuwse met het vroegmoderne denken vergelijken.

Je kunt een aantal kenmerken uit de renaissance herkennen in en aanduiden op een schilderij, beeldhouwwerk en bouwwerk.

Je kunt het begrip ‘humanisme’ uitleggen en verklaren waarom Erasmus een humanist genoemd wordt.

Je kunt uitleggen wat de voordelen van de boekdrukkunst waren en waarom deze uitvinding belangrijk was voor het humanisme.

Je kunt het verband tussen het humanisme en de renaissancekunst uitleggen.

Je kunt de inhoud van een tekstbron analyseren.

80
4 Hoofdstuk 3 De mens in het centrum

De Europese dynastieën op gespannen voet

Hoe evolueerden de machtsverhoudingen tussen de Europese dynastieën tijdens de vroegmoderne tijd?

1 Welke dynastieën bepaalden het Europese politieke toneel in de vroegmoderne tijd?

2 Welke factoren lagen aan de basis van de vele Europese conflicten tijdens de vroegmoderne tijd?

3 Hoe verschilde het vroegmoderne politieke toneel van dat van de middeleeuwen?

Fenestra

a Bestudeer onderstaande bronnen en kruis aan welke je kunt gebruiken om een antwoord te formuleren op de verschillende deelvragen.

Karel V (1500-1558) werd in Gent geboren als telg uit het huis Habsburg. Hij was van 1506 tot 1555 landsheer van alle Nederlandse gewesten, van 1519 tot 1555 koning Karel I van Spanje en van 1519 tot 1555 Heilige Roomse keizer Karel V. In België verwijst men naar hem als keizer Karel of Karel V. Hij wierp zich op als de verdediger van het katholieke geloof tegen het nieuwe, protestantse geloof.

Lambertus Sustris (ca. 1515-1584), portret van Karel V, olieverf op doek, 1548.

Filips II (1527-1598), de zoon van Karel V, heerste van 1555 tot aan zijn dood over het grootste koloniale rijk van de 16e eeuw: het Spaanse Rijk. In 1580 voegde hij ook Portugal, de enige andere koloniale mogendheid op dat moment, aan zijn rijk toe. Door zijn huwelijk met Maria I van Engeland was hij tussen 1554 en 1558 ook koning van Engeland.

Sofonisba Anguissola (ca. 1532-1625), portret van Filips II, olieverf op doek, 1573.

Frans I Valois (1494-1547) was koning van Frankrijk van 1515 tot aan zijn dood. Hij trad op als mecenas voor verschillende renaissancekunstenaars en humanistische wetenschappers, en bevorderde het Frans ten opzichte van het Latijn. Hij vocht verschillende oorlogen uit met Karel V over de controle over Noord-Italië.

Joos van Cleve (ca. 1485-1541), portret van Frans I, olieverf op hout, ca. 1532-1533.

Hoofdstuk
4
Bron 3 Bron 2 Bron 1
82
4
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet

deelvraag 1

deelvraag 2

deelvraag 3

Hendrik VIII Tudor (1491-1547) was van 1509 tot zijn dood koning van Engeland en vanaf 1542 ook koning van Ierland. Oorspronkelijk zou zijn oudere broer Arthur (1486-1502) koning worden en was Hendrik voorbestemd om carrière te maken in de Kerk. Uiteindelijk zou hij voornamelijk de geschiedenis ingaan als de vorst die brak met de Katholieke Kerk en de Anglicaanse Kerk oprichtte.

Hans Holbein de Jongere (ca. 1497-1543), portret van Hendrik VIII, olieverf op hout, ca. 1537.

Elizabeth I (1533-1603) was de dochter van Hendrik VIII en zou het anglicanisme verder verspreiden in Engeland, tegen de zin van de katholieken. Het was toen zeer ongebruikelijk dat een vrouw op de troon zat en daarom aanvaardden veel van de andere Europese vorsten haar niet als rechtmatige troonopvolger. Toch regeerde zij van 1558 tot haar dood en weigerde zij te trouwen.

Peter I, de Grote, Romanov (1672-1725) was de eerste tsaar die buiten de grenzen van zijn rijk reisde. In 1721 veranderde hij het tsaardom Rusland in het Keizerrijk Rusland en verhief het land zo tot een Europese grootmacht. Hij moderniseerde het uitgestrekte rijk en bevorderde hierbij vooral de wetenschap. Met de stichting van Sint-Petersburg richtte het keizerrijk zich na vele eeuwen voor het eerst op West-Europa.

Bron 5
bron 1 bron 2 bron 3 bron 4 bron 5 bron 6
Anoniem, portret van Elizabeth I, olieverf op hout, ca. 1575. Bron 6 Jean-Marc Nattier (1685- 1766), portret van Peter I, olieverf op doek, ca. 1717.
83 4 Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet
Bron 4

Ontrafeld

1 DE HABSBURGERS

Karel V (1500-1558)

Karel V regeerde over een wereldrijk waarvan men zei dat de zon er nooit onderging. Hij wordt voor onze gebieden beschouwd als de overgangsfiguur tussen de Bourgondische hertogen en de dynastie van de Habsburgers. Zijn immense rijk was het resultaat van generatieslange huwelijkspolitiek, die van hem een van de machtigste leiders van het vroegmoderne Europa maakte. Onderstaande stamboom geeft weer hoe Karel zo’n groot rijk kon verkrijgen bij zijn troonsbestijging.

Maximiliaan van Oostenrijk (Habsburg) 1459-1519

Maria van Bourgondië 1457-1482

Filips de Schone (Habsburg)

1478-1506

Ferdinand II van Aragon 1452-1516

Isabella van Castilië 1451-1504

Johanna van Castilië

1479-1555

Karel V

1500-1558

a Duid de gebieden van Karels rijk aan op onderstaande kaart. Stel hiervoor zelf de legende op.

Het rijk van Karel V, 1555

Frankrijk

Habsburgse gebieden

Bourgondië

Aragon

Castilië en de overzeese gebieden

b Leg in je eigen woorden uit waarom men sprak over een ‘rijk waar de zon nooit onderging’.

OCEAAN GOLF VAN MEXICO CARIBISCHE ZEE
OCEAAN
ATLANTISCHE
STILLE
84
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet
4

c Bekijk opnieuw de kaart bij vraag a en verklaar waarom Frankrijk zich bedreigd voelde door het rijk van Karel V.

Karel kon onmogelijk overal tegelijk in zijn rijk aanwezig zijn. Bovendien verliep de communicatie toen erg traag. Hij reisde zelf continu van het ene gebied naar het andere en had geen vaste verblijfplaats. Daarom noemen we hem een ‘ambulant heerser’: hij was in elk deel van zijn rijk maar tijdelijk aanwezig. Om het bestuur tijdens zijn afwezigheid toch te kunnen garanderen, stelde hij familieleden aan die regeerden in zijn afwezigheid. Zo’n plaatsvervanger noemde men een ‘regent(es)’. In de Nederlanden sprak men ook over ‘landvoogd’ als men het over de regent had. In de middeleeuwen was Spanje opgedeeld in verschillende kleine koninkrijkjes. Op het moment dat Karel aan de macht kwam, waren deze samengesmolten tot de koninkrijken van Castilië en Aragon. Dit betekende dat Karel slechts één regent moest aanstellen voor dit deel van zijn rijk. Onderstaand overzicht toont de verschillende regenten in Karels rijk.

Spanje

Isabella van Portugal (1503-1539), Karels vrouw

Titiaan (ca. 1488-1576), portret van Isabella van Portugal, olieverf op doek, 1548.

Heilige Roomse Rijk

keizer Ferdinand I (1503-1564), Karels broer

Hans Bocksberger de Oude (ca. 1510-1561) naar Jokob Seisenegger (1505-1567), portret van keizer Ferdinand I, olieverf op doek, ca. midden 16e eeuw.

d Waarom zou Karel familieleden als vertegenwoordigers gekozen hebben?

Nederlanden

Maria van Hongarije (1505-1558), Karels zus

Jan Cornelisz Vermeyen (ca. 1504-1559), portret van Maria van Hongarije, olieverf op hout, ca. eerste helft 16e eeuw.

Bij het leiden van een land zijn het bestuur, de rechtspraak en het beheren van de financiën van belang. Om Maria van Hongarije bij te staan, richtte Karel in 1531 de Collaterale Raden op in de Nederlanden. Zij waren bedoeld om de landvoogd te ondersteunen. In hoofdstuk 6 ‘De Nederlanden’ bespreken we de werking en bevoegdheden van deze raden.

e De oprichting van de Collaterale Raden paste in Karels centralisatiepolitiek. Kruis aan wat men bedoelt met ‘centralisatiepolitiek’.

De staat is zodanig georganiseerd dat het bestuur en de wetgeving bij één persoon liggen. Men vermijdt extreme politieke meningen en kiest steeds voor de centrumpositie. De vorst regeert vanuit het centrum van zijn rijk.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 85 4

Karel droomde ervan om Europa te verenigen onder Habsburgs gezag. Door constante conflicten en het geldgebrek dat hieruit voortvloeide, slaagde hij hier niet in. Een van de redenen voor de vele conflicten was het opkomende protestantisme als gevolg van de reformatie. Karel beschouwde zichzelf als de verdediger van het ‘ware geloof’, het katholieke geloof van Rome. Volgens hem was het noodzakelijk voor zijn droom van Europese eenheid dat het volledige gebied trouw bleef aan de Katholieke Kerk.

Na bijna veertig jaar religieuze conflicten in het Heilige Roomse Rijk sloten Ferdinand I en de rijksvorsten in 1555 de Vrede van Augsburg. In deze vrede werd een compromis gesloten zonder dat het katholieke geloof opnieuw dominant werd. Hierop besloot de ontgoochelde Karel troonsafstand te doen. Als gevolg hiervan splitste het huis Habsburg in twee: Karels zoon Filips II startte de Spaanse tak, zijn broer Ferdinand de Oostenrijkse.

De verdeling van de Habsburgse gebieden na de troonsafstand van Karel V, 1555

BOURGONDISCHE ERFLANDEN

HEILIGE ROOMSE

RIJK OOSTENRIJKSE ERFLANDEN

CASTILIË ARAGON NAPELS

SARDINIË SICILIË

Spaanse Habsburgers

Oostenrijkse Habsburgers

f Kruis voor elk van onderstaande gebieden aan bij welke tak van de Habsburgers het terechtkwam.

gebied

het Heilige Roomse Rijk de Oostenrijkse erflanden

Castilië

Aragon de Bourgondische erflanden

Sardinië

Napels

Sicilië

Oostenrijkse Habsburgers Spaanse Habsburgers

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 86 4

Filips II (1527-1598)

Filips II regeerde vanuit Spanje. Zijn rijk kende geen centraal bestuur, maar meerdere regionale besturen die rechtstreeks onder zijn leiding stonden. Zo behield hij de controle over alle delen van zijn rijk, maar slorpte het bestuur ook veel van zijn tijd op. Alle gebieden buiten Spanje beschouwde Filips als wingewesten.

a Leg in je eigen woorden uit wat een wingewest is.

b Wat was het verschil tussen het bestuur van Filips en dat van zijn vader? Kruis aan.

De beslissingen van Filips werden sneller doorgevoerd.

Filips haalde veel meer winst uit zijn gebieden dan zijn vader.

Karel trok rond in zijn rijk, Filips besliste alles vanop afstand en had geen voeling met de lokale gewoontes.

Net als zijn vader was Filips een strenge katholiek die het protestantisme in zijn rijk wilde tegengaan. In de Nederlanden leidde dit tot heel wat problemen aangezien het protestantisme daar een grote aanhang kende. Dit resulteerde in 1566 in de Nederlandse Opstand. In hoofdstuk 6 ‘De Nederlanden’ gaan we hier dieper op in.

Filips was kort getrouwd met Maria I Tudor (1516-1558), de katholieke koningin van Engeland. Toen zij kinderloos stierf, probeerde Filips met haar protestantse halfzus Elizabeth I (1533-1603) te trouwen. Zij weigerde dit, wat uiteindelijk leidde tot de Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604).

Intussen veroverden Ottomaanse strijdkrachten de Balearen, een Spaanse eilandengroep in de Middellandse Zee, en plunderden ze de Spaanse kusten. Filips moest ook tegen hen ten strijde trekken.

In 1580 stierf de Portugese koninklijke lijn uit. Filips plaatste zichzelf als opvolger op de troon. De Portugese bevolking aanvaardde dit niet en Filips moest het land binnenvallen om de troon op te eisen.

De Balearen ten opzichte van het vasteland

In 1589 riep de protestantse Hendrik IV (1553-1610) zich uit tot koning van Frankrijk. Filips viel het land binnen om te beletten dat een protestant aan de macht zou komen. Het conflict duurde totdat Hendrik zich tot het katholieke geloof bekeerde en zo toch aanvaard werd als koning.

c Wat was de belangrijkste oorzaak voor de vele oorlogen die Filips uitvocht?

Frans Pourbus de Jongere (1569-1622), portret van koning Hendrik IV, olieverf op doek, ca. 1610.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 87 4

d Kruis aan in welke conflicten Filips betrokken was.

de Ottomaanse invasie van Griekenland de Ottomaanse invasie van Spanje opstanden in de Nederlanden opstanden in België de Spaans-Engelse Oorlog de Engelse Burgeroorlog de annexatie van Portugal de strijd tussen Portugal en Spanje over de kolonies inmenging in de troonsopvolging in Frankrijk de strijd tegen de Franse protestanten

In 1700 stierf de lijn van de Spaanse Habsburgers uit met het overlijden van Karel II (1661-1700). Zijn testament bepaalde dat Filips van het huis Bourbon (1683-1746) de Spaanse kroon erfde, hij werd Filips V van Spanje. Dit verliep echter niet zonder slag of stoot. De andere Europese vorsten wilden niet dat Frankrijk nog verder uitbreidde. Dit leidde tot de Spaanse Successieoorlog (1701-1713). De oorlog werd beëindigd met de Vrede van Utrecht, waarin bepaald werd dat Filips Spanje kreeg. Hiervoor moest hij wel de Zuidelijke Nederlanden, Sardinië, Napels en Milaan aan de Oostenrijkse Habsburgers afstaan. Nog voor de dood van Karel II had Portugal zich opnieuw losgescheurd van de Habsburgers.

e Duid op onderstaande kaart aan wat er nog restte van het Spaanse Rijk toen Filips V het erfde. Stel hiervoor zelf de legende op.

Spaanse Rijk onder Filips V, 1713

Hoofdstuk

gebieden van Filips V

OCEAAN GOLF VAN MEXICO CARIBISCHE ZEE
OCEAAN
ATLANTISCHE
STILLE
4 De Europese dynastieën op gespannen voet 88 4

2 DE TUDORS

Hendrik VIII (1491-1547)

Hendrik VIII werd in 1509 koning van Engeland. Onder zijn beleid zou Engeland zich onttrekken aan het gezag van de Katholieke Kerk.

a Bekijk onderstaande stamboom en los bijhorende vragen en opdrachten op.

Hendrik VII (° 1457 † 1509)

prins Arthur (° 1486 † 1502)

- doodgeboren dochter (1510)

- prins Hendrik (1511-1511)

- prins Hendrik (1513-1513)

- doodgeboren zoon (1515)

- Maria I van Engeland (1516-1558)

- doodgeboren dochter (1518)

Elizabeth I (1533-1603)

Edward VI (1537-1553)

Elizabeth van York (° 1466 † 1503)

Catharina van Aragon (° 1485 † 1536)

Anna Boleyn (° ca. 1501 † 1536)

Jane Seymour (° ca. 1508 † 1537)

Anna van Kleef (° 1515 † 1557)

Catharina Howard (° 1523 † 1542)

Catharina Parr (° 1512 † 1548)

Hendrik VIII (° 1491 † 1547)

1 Hoeveel kinderen uit het eerste huwelijk van Hendrik overleefden de kindertijd? Duid ze aan op de stamboom.

2 Hendrik was niet tevreden met een dochter. Leg uit waarom.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 89 4

In de vroegmoderne tijd bestond enkel het kerkelijk huwelijk en was er geen burgerlijk huwelijk. Om te kunnen scheiden, moest je toestemming krijgen van de paus. Dit was vrijwel onmogelijk, tenzij er aan onderstaande, heel specifieke voorwaarden werd voldaan.

- Het huwelijk werd niet geconsummeerd.

- De huwelijkspartner was niet in staat een nakomeling te produceren.

b Waarom had Hendrik geen geldige reden om zijn huwelijk te ontbinden?

Hendrik zette zijn wil door en besloot in 1533 op eigen houtje zijn huwelijk met Catharina te ontbinden. De paus was razend en sprak de zwaarst mogelijke straf binnen het katholicisme uit: Hendrik werd geëxcommuniceerd (uitgesloten uit de Kerk).

Engels parlement, Act of Supremacy, 1553.

“(...) be it enacted, by authority of this present Parliament, that the king, our sovereign lord, his heirs and successors, kings of this realm, shall be taken, accepted, and reputed the only supreme head in earth of the Church of England, called Anglicana Ecclesia; (...)”

Bron: Engels parlement, Act of Supremacy, 1553

c Bovenstaande bron is een uittreksel uit de ‘Act of Supremacy’ die in 1534 door het parlement werd goedgekeurd. Met deze akte werd de Anglicaanse Kerk opgericht. Wie stond er aan het hoofd van deze Kerk?

De Anglicaanse Kerk was een staatskerk, dat wil zeggen dat dit de enige officiële Kerk van het land was. Engeland stond nu los van de Katholieke Kerk, maar Hendrik bleef wel sterk de katholieke lijn volgen (dezelfde rituelen, het geloof in de Heilige Drievuldigheid ...). Pas onder zijn dochter Elizabeth I zou het anglicanisme opschuiven naar het protestantisme. De adel had vrij weinig te zeggen in Engeland en Hendrik was financieel sterk onafhankelijk. Nu hij ook nog eens aan het hoofd van de Kerk stond, verstevigde hij de centralisatiepolitiek in Engeland. In 1215 legde de ‘Magna Carta’ de koninklijke macht aan banden, maar Hendrik wist dit te omzeilen. Hij had het parlement amper nog nodig en kon zo goed als alleen handelen en beslissen.

d Wat was het verschil in de manier waarop Hendrik VIII en Karel V omgingen met het geloof?

Bron Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 90 4

a Lees onderstaande uitspraken van Elizabeth I en beantwoord bijhorende vragen.

“I have the heart of a man, not a woman, and I am not afraid of anything.”

“I would rather be a beggar and single than a queen and married.”

“Though the sex to which I belong is considered weak you will nevertheless find me a rock that bends to no wind.”

“[I]n the end this shall be for me sufficient, that a marble stone shall declare that a queen, having reigned such a time, lived and died a virgin.”

“Men fight wars. Women win them.”

“There is only one Christ, Jesus, one faith. All else is a dispute over trifles.”

Bron: op basis van Frederick Chamberlin (1870-1943), The wit and wisdom of Queen Bess, John Lane The Bodley Head, Londen, 1925 Bron

1 Waarom zou Elizabeth deze uitspraken gedaan hebben? Kruis de reden(en) aan.

Om duidelijk te maken dat ze stevig in haar schoenen stond, ook al was ze geen man.

Om duidelijk te maken dat ze een voorstander was van vrouwenstemrecht.

Om duidelijk te maken dat ze een heel kuise vrouw was.

Om duidelijk te maken dat ze geen man nodig had om een land te leiden.

2 Elizabeth werd de ‘Virgin Queen’ genoemd. Verklaar in je eigen woorden waarom men haar zo noemde.

Zoals eerder vermeld, weigerde Elizabeth een huwelijk met haar voormalige, katholieke schoonbroer Filips II. Dit leidde uiteindelijk tot de Spaans-Engelse Oorlog, waarbij de Spaanse vloot, de Armada, vernietigd werd in een mislukte poging om Engeland binnen te vallen.

Onder de heerschappij van Elizabeth startte ook de Engelse overzeese expansie.

Wist je dat …

... er een Amerikaanse staat vernoemd is naar Elizabeth? Toen sir Walter Raleigh (1554-1618) de eerste Engelse kolonie stichtte op het Amerikaanse continent, noemde hij deze ‘Virginia’, naar de ‘Virgin Queen’.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 91 4

3 HET FRANSE VORSTENHUIS

Het huis Valois

Het huis Valois was verwant aan de middeleeuwse dynastie van de Capetingers en volgde deze op in het leveren van de Franse koningen. Aanvankelijk was de macht van de Capetingers beperkt tot enkele gebieden rond Parijs, maar dankzij Filips II August (1165-1223) groeide het kroondomein opnieuw en werd Frankrijk een eengemaakt land waarbij de koning de alleenheerser was.

Tussen 1521 en 1559 vonden er vijf oorlogen plaats tussen de Valois en de Habsburgers, de laatste in deze reeks was de Italiaanse Oorlog (1551-1559). Frankrijk werd in die periode nagenoeg volledig ingesloten door de Habsburgse gebieden. Omwille van deze reden vocht Frans I Valois (1494-1547) vier van deze oorlogen uit.

a Waarom vocht Frans niet alle vijf de oorlogen uit?

b Om de dreiging van Karel tegen te gaan, zocht Frans bondgenoten in zijn strijd. Bekijk de kaart hiernaast. Welke landen en gebieden waren potentiële bondgenoten voor Frankrijk?

Politieke situatie tijdens de regeerperiode van Frans I, 1515-1547

Habsburgse gebieden Frankrijk

potentiële bondgenoten Frankrijk

Frans I werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik II (1519-1559), die trouwde met Catharina de’ Medici (1519-1589). Catharina was niet alleen een telg uit de de’ Medici familie, ze was ook verwant aan de paus. Samen hadden Catharina en Hendrik tien kinderen, waarvan er drie op de Franse troon hebben gezeten. Na het overlijden van haar man bleef Catharina veel macht uitoefenen door haar zonen.

c Bekijk opnieuw de kaart ‘Politieke situatie tijdens de regeerperiode van Frans I’. Kruis aan wat de motivatie geweest zou zijn voor het huwelijk van Catharina en Hendrik.

Catharina kon de paus overhalen om de kant van Hendrik te kiezen.

Doordat ze uit de pauselijke familie afkomstig was, waren er geen familieleden om de erfenis mee te delen. Ze was de dochter van Cosimo de’ Medici en dus erg rijk.

Hendrik III (1551-1589) was de derde en laatste zoon van Hendrik en Catharina die koning werd. Hij stierf kinderloos, waardoor er een einde kwam aan de Valoisdynastie. Hij werd opgevolgd door Hendrik IV (1553-1610) van het huis Bourbon.

92 4
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet

Onder de Valoisdynastie was Frankrijk een belangrijke Europese speler, maar onder de Bourbondynastie zou het pas echt machtig worden. De 17e eeuw staat in Frankrijk bekend als ‘Le Grand Siècle’, dankzij de Bourbons. Deze gouden eeuw lichten we toe in hoofdstuk 11 ‘Versailles’. Toch hadden andere personen achter de schermen de echte macht in handen.

Hendrik IV werd opgevolgd door zijn 8-jarige zoon Lodewijk XIII (1601-1643). Omdat hij minderjarig was, regeerde zijn moeder in zijn plaats. Zij voerde echter een pro-Spaanse politiek die haar niet populair maakte en uiteindelijk ook voor een breuk met haar zoon zorgde. Vanaf 1624 zou kardinaal Richelieu (1585-1642) zich opwerken tot belangrijkste raadgever van de koning. Hij werd de allereerste premier, zoals we deze functie nog altijd kennen.

Philippe de Champaigne (1602-1674), portret van kardinaal Richelieu, olieverf op doek, ca. 1633-1640.

a Richelieus beleid was gebaseerd op drie pijlers die elk bestonden uit een aantal krachtpunten. Plaats de cijfers van de pijlers bij de juiste verzameling krachtpunten.

de totale confrontatie met de Habsburgers 1 centralisatiepolitiek 2

het katholieke geloof als eenheidsgodsdienst 3

- politieke macht van de adel inperken

- bevoegdheden van het parlement inperken

- militair ingrijpen tegen edelen die zich verzetten

- zelfde lijn volgen als Karel V en Hendrik VIII

- macht protestanten inperken

- tolerantie voor protestanten verminderen

- de koning was koning bij de ‘gratie van God’

- één land, één koning, één Kerk

- verdergaan op het elan van Frans I

- steun aan de Nederlandse opstandelingen en protestanten in de Dertigjarige Oorlog

- Frans-Spaanse Oorlog

Het huis Bourbon
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 93 4

Lodewijk XIV (1638-1715)

Lodewijk XIII en Richelieu stierven kort na elkaar. Lodewijk XIV (1638-1715) was toen nog minderjarig, dus nam Richelieus opvolger, kardinaal Mazarin (1602-1661), het bestuur van het land op zich. Hij volgde dezelfde lijn als zijn voorganger, maar stuitte op hevig verzet en zowel de adel als het parlement kwamen in 1648 in opstand.

Hyacinthe Rigaud (1659-1743), portret van Lodewijk XIV, olieverf op doek, 1700-1701.

a Kruis aan waarom de adel en het parlement in opstand kwamen als Mazarin dezelfde politieke lijn volgde als Richelieu.

Mazarin was een zwakkere politicus dan Richelieu.

Lodewijk XIV was een corrupte heerser.

Net als Richelieus beleid, beperkte dat van Mazarin de macht van de adel en het parlement.

De adel was grotendeels protestants en het beleid van Richelieu was sterk katholiek getint.

b Kruis aan waarom ze pas in opstand kwamen toen Mazarin het bestuur overnam.

Mazarin was nog niet zo machtig als Richelieu bij zijn aantreden.

Ze waren het beu om geregeerd te worden door plaatsvervangers van de koning.

Mazarin volgde net als Catharina de’ Medici een pro-Spaanse politiek.

De adel wilde af van de Bourbons en een van hen op de troon plaatsen.

Lodewijk XIV wist de gemoederen in 1653 te bedaren en zou hier lessen uit trekken. Hij hief de macht van de edelen en het parlement nagenoeg volledig op. Eens Mazarin overleed, plaatste hij zichzelf volledig in het centrum van de macht. Hiermee zou de periode van het vorstelijk absolutisme aanbreken, zoals we dat zullen bespreken in hoofdstuk 10 ‘Absolutisme versus parlementarisme’.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 94 4

4 TSARISTISCH RUSLAND

Het grootvorstendom Moskou

Tussen de 14e en 16e eeuw groeide het grootvorstendom Moskou uit tot een rijk dat we Moskovië noemen. Hoewel het een multicultureel rijk was, was het orthodoxe christendom hier dominant.

a In 1547 claimde de grootvorst van Moskou, Ivan IV de Verschrikkelijke (1530-1584), de titel die in 1453 samen met het Byzantijnse Rijk verdwenen was. Kruis aan welke.

patriarch koning keizer

b Verbind de grootvorst van Moskovië en de Byzantijnse heerser met de juiste eigenschappen.

sprak Grieks

was de beschermheer van de orthodoxe christenen

grootvorst Moskovië

Byzantijnse heerser

zijn dynastie kon teruggetrokken worden tot het Romeinse Rijk

werd gekroond door de paus

c Leg op basis van het bovenstaande in je eigen woorden uit waarom Ivan zich als de opvolger van de Byzantijnse heersers beschouwde.

Peter I de Grote (1672-1725)

Tot het einde van de 17e eeuw keerden de heersers van Moskovië zich af van Europa. Dit veranderde onder tsaar Peter de Grote. Hij voerde verschillende hervormingen door op politiek, sociaal en economisch vlak. Hij stimuleerde wetenschappelijk onderzoek en breidde het grondgebied sterk uit. Onder zijn bewind veranderde het tsaardom Rusland in het Keizerrijk Rusland. Hij voerde ook de titel van tsaar af en verving deze door het meer westerse ‘imperator’. In het Nederlands wordt dit ook als keizer vertaald. Hij koloniseerde net als de andere Europese vorsten grote gebieden, maar deed dit wel op een andere manier.

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 95 4

a Lees onderstaande tekst over de Russische kolonisatie en voer bijhorende opdrachten uit.

“Peter I heeft vele oorlogen uitgevochten, vooral tegen Zweden en het Ottomaanse Rijk. De grootste gebiedsuitbreiding die hij realiseerde was echter in Siberië en Oost-Azië. In dit gebied woonden op het einde van de vroegmoderne tijd ongeveer een miljoen mensen, een derde hiervan behoorde tot de inheemse bevolking. Zo ontstond een rijk met verschillende soorten mensen en volkeren. De Russische kolonisten in deze gebieden waren voornamelijk militairen, vluchtelingen, avonturiers en misdadigers.

In 1645 bereikten Russische verkenners de Stille Oceaan en tussen 1733 en 1743 werd Alaska verkend. Het grootste stuk land dat werd veroverd en gekoloniseerd, lag echter niet overzees. Men leefde hier voornamelijk van de pels- en bonthandel, en de robbenjacht. Deze producten verkocht men aan het Europese deel van Rusland, het kerngebied. Naar het zuiden toe wou men de goudmijnen in het huidige Turkmenistan bereiken, maar dit werd gedwarsboomd door lokale stammen. De grootste militaire verwezenlijking van Peter I was de toegang tot een ijsvrije haven in de Oost- of Baltische Zee.”

Bron: op basis van Raymond Detrez (1948-heden), Rusland: een geschiedenis, Antwerpen, Houtekiet, 2015

1 Onderstreep in het rood de elementen die typisch zijn voor kolonisatie.

2 Onderstreep in het blauw de elementen die atypisch zijn voor kolonisatie.

b Peter liet een nieuwe hoofdstad bouwen die samenviel met de ijsvrije haven die hij zo graag wilde. Wat was de naam van deze nieuwe hoofdstad? Duid deze aan op onderstaande kaart.

Keizerrijk Rusland na de expansie van Peter I de Grote, 1725

Moskou

Moskou

tsaardom Rusland in 1533 bij de troonsbestijging van Ivan IV

Keizerrijk Rusland in 1725 na de expansie van Peter I

Alaska 1741
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 96 4

Kern

De vroegmoderne tijd werd gekenmerkt door veel en langdurige oorlogen Religieuze tegenstellingen tussen het katholieke en protestantse geloof lagen hier vaak aan de basis van. Ook dynastieke kwesties zorgden ervoor dat men vaak naar de wapens greep.

DE HABSBURGERS

Voor onze streken vormde Karel V (1500-1558) de overgangsfiguur tussen de Bourgondische hertogen en de Habsburgers. Dankzij generatieslange huwelijkspolitiek erfde Karel bij zijn troonsbestijging een immens rijk, zowel in Europa als in de Amerikaanse gebieden. Men sprak daarom over een ‘rijk waar de zon nooit onderging’. Hierdoor moest Karel constant rondreizen als een ambulant heerser en regenten aanstellen in de verschillende delen van zijn rijk om deze in zijn plaats te besturen. In tegenstelling tot de middeleeuwen bestond Spanje niet langer uit verschillende kleine rijkjes, maar uit de koninkrijken van Castilië en Aragon. Hierdoor volstond het om enkel zijn vrouw als regentes voor het volledige gebied aan te stellen.

Karel voerde een centralisatiepolitiek waarbij wetgeving, rechtspraak en bestuur zoveel mogelijk geconcentreerd werden en er zo weinig mogelijk tussenpersonen betrokken waren. Zijn droom was om Europa te verenigen en deze politiek overal door te voeren. Dit mislukte door constante conflicten tussen protestanten en Karel die het katholieke geloof wilde verdedigen.

Na de Vrede van Augsburg in 1555 trad Karel af en splitste het huis Habsburg op in een Spaanse en een Oostenrijkse tak. Zijn zoon Filips II (1527-1598) volgde hem op als heerser over Spanje en de Nederlanden. Hij verzette zich nog feller dan zijn vader tegen de verspreiding van het protestantisme. Dit leidde onder andere tot de Nederlandse Opstand, de Engels-Spaanse Oorlog en de Spaanse inmenging in de Franse troonsopvolging. Al deze conflicten zorgden ervoor dat Spanje berooid achterbleef. In 1713 werd de Spaanse Successieoorlog beëindigd met de Vrede van Utrecht, die onder andere bepaalde dat de Nederlanden verloren waren voor de Spaanse kroon en nu aan de Oostenrijkse Habsburgers toebehoorden. 1700

1500-1558

Karel V

1555

Vrede van Augsburg

1555

Habsburgers splitsten in Spaanse en Oostenrijkse tak

1527-1598

Filips II

1789
vroegmoderne tijd middeleeuwen
1600 1400 1492 1300
97 4 Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet
1713 Vrede van Utrecht moderne tijd

DE TUDORS

Hoewel de beperkingen op de koninklijke macht uit de ‘Magna Carta’ nog steeds van toepassing waren, slaagde Hendrik VIII (1491-1547) erin om zijn macht sterk uit te bouwen en te verstevigen. Hij wilde een mannelijke troonopvolger, maar dit lukte niet in zijn huwelijk met Catharina van Aragon. Hij wilde daarom van haar scheiden, maar dit mocht niet van de paus. Hendrik dreef toch zijn zin door en scheurde Engeland los van de Katholieke Kerk. In 1534 werd de ‘Act of Supremacy’ door het parlement goedgekeurd en werd de Anglicaanse Kerk opgericht, met Hendrik aan het hoofd. De oprichting van deze staatskerk paste in Hendriks centralisatiepolitiek

Uiteindelijk werd Hendrik toch opgevolgd door zijn dochter Maria I (1516-1558) en daarna door haar halfzus Elizabeth I (1533-1603). Het was toen ongebruikelijk dat een vrouw de troon erfde, zeker als zij ongehuwd bleef. Omwille van deze reden werd Elizabeth de ‘Virgin Queen’ genoemd. Onder haar heerschappij schoof het anglicanisme meer op richting het protestantisme en startte de Engelse overzeese kolonisatie.

1491-1547 Hendrik VIII

1534

Act of Supremacy

1516-1558 Maria I

1533-1603

Elizabeth I

HET FRANSE VORSTENHUIS

Het huis Valois

Aan het begin van de vroegmoderne tijd waren de Franse koningen afkomstig uit de Valoisdynastie, de opvolgers van de middeleeuwse Capetingers. Die Capetingers vormden het begin van de Franse eenmaking en de versteviging van de vorstelijke macht in het land. Frans I (1494-1547) voelde zich bedreigd door de Habsburgers omdat hun gebieden Frankrijk nagenoeg volledig insloten. Hij ging daarom op zoek naar bondgenoten om zijn positie te versterken. Het huwelijk tussen zijn zoon Hendrik II (1519-1559) en Catharina de’ Medici (1519-1589) was hier een gevolg van. Catharina was verwant aan de paus en Frans hoopte zo om de banden met de Pauselijke Staten te versterken. Catharina bleef na de dood van haar man veel macht uitoefenen via haar zonen die op de Franse troon zaten. Hendrik III (1551-1589) was de laatste van deze zonen en ook de laatste telg uit de Valoisdynastie.

Het huis Bourbon

De protestantse Hendrik IV (1553-1610) was de eerste koning uit de Bourbondynastie. Zijn geloof was de reden dat Filips II zich verzette tegen zijn koningschap. Door zich te bekeren tot het katholieke geloof, werd hij toch aanvaard als koning. Hendrik werd opgevolgd door Lodewijk XIII (1601-1643), die vanaf 1624 werd bijgestaan door kardinaal Richelieu (1585-1642). Richelieu was de eerste premier volgens onze hedendaagse normen en zijn beleid was gebaseerd op drie pijlers: de totale confrontatie met de Habsburgers, centralisatiepolitiek en het katholieke geloof

moderne tijd 1700 1789 1600 1400 1492 1300 vroegmoderne tijd
middeleeuwen
Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 98 4

Ook Lodewijk XIV (1638-1715) was minderjarig toen hij zijn vader opvolgde. Kardinaal Mazarin (1602-1661) bestuurde het land tot hij volwassen was. Zijn beleid lag in dezelfde lijn als dat van Richelieu. De adel en het parlement hadden veel macht en invloed verloren door het beleid van Richelieu en probeerden die terug te winnen bij de troonsopvolging. Lodewijk XIV zou hen echter volledig buitenspel zetten, waarmee hij de periode van het vorstelijke absolutisme inluidde.

1328-1589

Valoisdynastie

1328

1300

1589-1830 Bourbondynastie

vroegmoderne tijd middeleeuwen

1400 1492

1494-1547 Frans I

1519-1559 Hendrik II

1589

1600

1601-1643 Lodewijk XIII

1551-1589 Hendrik III

1553-1610 Hendrik IV

1700 1789

1638-1715 Lodewijk XIV

1585-1642 kardinaal Richelieu

1602-1661 kardinaal Mazarin

TSARISTISCH RUSLAND

1830

moderne tijd

Rusland ontstond uit het voormalige grootvorstendom Moskovië, waar het orthodoxe christendom dominant was. Na het verdwijnen van het Byzantijnse Rijk, nam Ivan IV de Verschrikkelijke (1530-1584) de titel van keizer over omdat hij zichzelf beschouwde als de beschermer van de orthodoxe christenen. In het Russisch werd dit uiteindelijk ‘tsaar’.

Peter I de Grote (1672-1725) zou als eerste tsaar toenadering zoeken tot het Westen. Hij hervormde het rijk op sociaal, economisch en politiek vlak. Onder zijn heerschappij veranderde het tsaardom Rusland in het Keizerrijk Rusland. Hij breidde het rijk ook op ongeziene wijze uit, waarbij hij vooral nieuwe gebieden in Siberië en het oosten annexeerde. Hij stichtte ook de nieuwe hoofdstad Sint-Petersburg, die samenviel met een ijsvrije haven die Rusland toegang bood tot de Oostzee.

vroegmoderne tijd moderne tijd middeleeuwen

1300

1400

1492

grootvorstendom Moskovië

1530-1584

1600

Ivan IV de Verschrikkelijke

1700

1672-1725 Peter I de Grote

1547-1721 tsaardom Rusland

1900 1789

1721-1917 Keizerrijk Rusland

Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet 99 4

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de deelvragen die in ‘Fenestra’ gesteld werden. Beantwoord op basis van deze vragen de hoofdvraag.

1 Welke dynastieën bepaalden het Europese toneel in de vroegmoderne tijd?

2 Welke factoren lagen aan de basis van de vele Europese conflicten in de vroegmoderne tijd?

3 Hoe verschilde het vroegmoderne politieke toneel van dat van de middeleeuwen?

Hoe evolueerden de machtsverhoudingen tussen de Europese dynastieën tijdens de vroegmoderne tijd?

KENNEN EN KUNNEN

Je kent de verschillende Europese dynastieën tijdens de vroegmoderne tijd.

Je kunt de politieke bondgenootschappen en verschuivingen in de vroegmoderne tijd uitleggen.

Je kunt de rol van het geloof in de vroegmoderne politiek uitleggen.

Je kunt uitleggen dat de Anglicaanse Kerk uit praktische en niet religieuze overwegingen werd opgericht.

Je kent de begrippen centralisatiepolitiek, dynastie, regent, huwelijkspolitiek, landvoogd, troonsafstand en wingewest.

Je kunt uitleggen hoe een staatskerk helpt in het voeren van een centralisatiepolitiek.

Je kent het belang van de Vrede van Utrecht voor onze gebieden.

Je kent de reden waarom Karel V ontgoocheld was en troonsafstand deed.

Je kunt het belang van de Habsburgers voor de Nederlanden schetsen.

Je kunt de evolutie van het grootvorstendom Moskovië tot het Keizerrijk Rusland schetsen.

100
4 Hoofdstuk 4 De Europese dynastieën op gespannen voet

Hoofdstuk 13 Mort au roi!

Hoe veranderde de Franse Revolutie de samenleving?

1 Hoe beïnvloedde de verlichting de Franse Revolutie?

2 Wat betekende de Franse Revolutie voor de standensamenleving?

3 Welke rol speelde Napoleon in de Franse Revolutie?

Fenestra

a Bestudeer onderstaande bronnen en kruis aan welke je kunt gebruiken om een antwoord te formuleren op de verschillende historische deelvragen.

De Franse Revolutie startte in 1789 toen de derde stand zich tijdens de bijeenkomst van de StatenGeneraal afscheurde van de eerste en tweede stand.

Isidore-Stanislas Helman (1743-1806) en Charles Monnet (1732-1808), Ouverture des États Généraux, à Versailles dans la salle des Menus Plaisirs, le 5 mai 1789, gravure, ca. 1789.

Bron 1

De Bestorming van de Bastille in 1789 was een symbolische gebeurtenis in de Franse Revolutie. Het volk nam het heft in eigen handen en drong de Bastille, een gevangenis, binnen om aan wapens en munitie te geraken. De bestorming vond plaats op 14 juli, dit is nog steeds de Franse nationale feestdag.

Jean Duplessis-Bertaux (1747-1819), Prise de la Bastille, le 14 juillet 1789, gravure, 1804.

Maximilien de Robespierre (1758-1794) was lid van de Nationale Conventie en het Comité du Salut Public tijdens de Eerste Franse Republiek. Hij was gedurende enkele jaren de eigenlijke leider van Frankrijk en was verantwoordelijk voor ‘la Terreur’. Uiteindelijk zou hij zelf sterven onder de guillotine.

Pierre Louis Henri Grévedon (1776-1860), portret van Robespierre, gravure, 1824.

Bron 2 Bron 3
Wellcome Images (CC
4.0)
©
BY
236 4
Hoofdstuk 13 Mort au roi!

De guillotine was een veelgebruikt instrument om mensen te onthoofden. Men ging ervan uit dat dit de minst pijnlijke en dus meest beschaafde manier was om de doodstraf uit te voeren. Tijdens de Franse Revolutie werden tienduizenden mensen terechtgesteld met de guillotine.

Giacomo Aliprandi (1775-1855), The Death of Robespierre, ingekleurde gravure, ca. 1799.

‘De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ werd in 1789 aangenomen door de Nationale Grondwetgevende Vergadering. Deze vergadering was het eerste wetgevende orgaan van de Franse Revolutie. In de verklaring is de invloed van het verlichtingsdenken duidelijk merkbaar.

Jean-Jacques-François Le Barbier (1732-1826), La Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen, olieverf op paneel, ca. 1789.

Napoleon Bonaparte (1769-1821) was een Franse soldaat die carrière wist te maken en opklom tot generaal. In 1799 greep hij als eerste consul de macht in Frankrijk. In 1804 kroonde hij zichzelf tot keizer.

Jean Auguste Dominique Ingres (1780-1867), Napoléon Ier sur le trône impérial, olieverf op doek, 1806.

Bron 5 Bron 6 Bron 4
bron 1 bron 2 bron 3 bron 4 bron 5 bron 6 deelvraag 1
237 4 Hoofdstuk 13 Mort au roi!
deelvraag 2 deelvraag 3

Ontrafeld

1 OORZAKEN VAN DE REVOLUTIE

De verlichting

a In hoofdstuk 9 ‘Durf te denken!’ bespraken we de verlichting en hoe de verlichtingsdenkers komaf wilden maken met het ancien régime. Kruis in onderstaande tabellen de kenmerken aan die passen bij het ancien régime enerzijds en het verlichtingsdenken anderzijds.

ancien régime

traditie rede

vrijheid absolutisme

gelijkheid

standenmaatschappij broederschap nadruk op het volk

goddelijk recht om te heersen

verlichtingsdenken

traditie rede vrijheid absolutisme

gelijkheid

standenmaatschappij broederschap nadruk op het volk

goddelijk recht om te heersen

b Kwam de nieuwe manier van denken overeen met hoe de samenleving georganiseerd was? Motiveer je antwoord.

De derde stand

a De Franse samenleving was tijdens de vroegmoderne tijd nog steeds een standensamenleving. Bekijk het taartdiagram hiernaast en vul bijhorende tabel aan.

de Franse samenleving, ca. 1789

stand

eerste stand

tweede stand

derde stand

adel 2%

clerus 1%

burgerij 12% boeren

Bron: op basis van historiek.net, https://historiek.net/ franse-revolutie-tijdlijn-oorzaken-samenvatting/71927/, geraadpleegd op 8/04/2022

percentage van de totale bevolking

238
4 Hoofdstuk 13 Mort au roi!

De eerste en tweede stand betaalden geen belastingen en hadden veel politieke macht. De derde stand betaalde wel belastingen, maar had op politiek vlak niets te zeggen.

“In ons land is 24 procent van alle rijkdom in handen van slechts één procent van de bevolking. Deze cijfers komen uit een recente studie, die ook naar voren schuift dat een eenmalige vermogensbelasting de helft van alle kosten ten gevolge van covid-19 kan betalen en dat dit ook een positieve invloed op het klimaat zou hebben. De superrijken zouden deze belasting amper voelen, aldus dezelfde studie.”

Bron: op basis van Het Nieuwsblad, https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20220424_96860264, geraadpleegd op 10/05/2022

b Geef op basis van bovenstaand artikel en het diagram bij opdracht a één gelijkenis en één verschil tussen de situatie in 1789 en het heden.

c Bekijk onderstaande grafieken en beschrijf wat er in 1789 gebeurde met de graanprijzen in Frankrijk.

graanprijzen Saint-Christophe

Bron: op basis van Thèses-en-ligne, https://tel.archives-ouvertes.fr/tel-00528513/PDF/La_justice_seigneuriale_du_duchA_-pairie_de_La_ ValliA_re_1667-1790_.pdf, geraadpleegd op 12/05/2022

graanprijzen Parijs

Bron: op basis van Persée, persee.fr/doc/ahess_0395-2649_1968_num_23_3_421930, geraadpleegd op 12/05/2022

0 10 20 30 40 50 60 70 80 1750 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786 1787 1788 1789
tarwe haver
0 5 10 15 20 25 30 35 40 1750 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786 1787 1788 1789 tarwe haver
Hoofdstuk 13 Mort au roi! 239 4

d Lees onderstaande verklaring voor deze situatie en voer bijhorende opdrachten uit.

“Misoogsten zorgden voor stijgende voedselprijzen, die op hun beurt weer zorgden voor regelmatige hongersnoden en voedseltekorten. In de zomer van 1789 bedroeg de prijs van een brood tachtig procent van het gemiddelde dagloon. In de voorgaande decennia had Frankrijk verschillende oorlogen uitgevochten, vooral met Groot-Brittannië, waardoor de schatkist bijna leeg was. De koning had geen andere keus dan de Staten-Generaal samen te roepen, want de adel boycotte elke poging die hij deed om de belastingen te verhogen.”

Bron: op basis van historiek.net, https://historiek.net/franse-revolutie-tijdlijn-oorzaken-samenvatting/71927/, geraadpleegd op 8/04/2022

1 Onderstreep in het blauw wat de oorzaak was van de voedseltekorten.

2 Onderstreep in het groen wat de oorzaak was van de hongersnoden.

3 Onderstreep in het rood waarom de Franse koning hier niets aan kon doen.

e De derde stand uitte zijn ongenoegen over de situatie. Waarom was het moeilijk voor de koning om hen onder controle te houden?

Imago van het koningspaar

Lodewijk XVI (1754-1793) en zijn vrouw, Marie Antoinette (1755-1793), gaven veel geld uit aan hun paleizen, onder andere dat van Versailles. Bovendien hadden ze allebei een geldverslindende levensstijl met veel overbodige luxe.

a Waarom kon de derde stand dit niet langer aanzien?

Marie Antoinette was de dochter van de Oostenrijkse keizer Frans I Stefan (1708-1765). Haar huwelijk met Lodewijk moest Oostenrijk en Frankrijk met elkaar verzoenen. Het volk dacht echter dat ze nog steeds trouw was aan Oostenrijk. Daarnaast beschuldigde men haar ook van spilzucht, zo had ze gokschulden en liet ze een volledig boerendorp nabouwen in Versailles.

Achter de tuinen van Versailles liet Marie Antoinette een Normandisch boerendorp aanleggen waar ze boerin kon spelen om zo aan het hofprotocol te ontsnappen.

Richard Mique (1728-1794), Le Hameau de la Reine, ca. 1783-1786.
Hoofdstuk 13 Mort
roi! 240 4
© Jean-Pierre Dalbéra (CC BY-2.0)
au

2 HET BEGIN VAN DE REVOLUTIE (1789-1792)

De aanleiding

a De Staten-Generaal van Frankrijk, waarin de drie standen werden vertegenwoordigd, werden in 1789 voor de eerste keer in 175 jaar samengeroepen. De standen hadden elk één stem in deze vergadering. Waarom was de derde stand het hier niet mee eens?

b De vertegenwoordigers van de derde stand eisten dat de stemming niet per stand, maar hoofdelijk gebeurde. Dit betekende dat elke persoon één stem zou hebben, onafhankelijk van zijn stand. Bovendien eisten ze ook dat er een document kwam waarin hun rechten en de rechten van het volk gewaarborgd werden. Hoe heet zo’n document?

De koning weigerde op beide eisen in te gaan. De vertegenwoordigers van de derde stand riepen zichzelf uit tot ‘Assemblée Nationale Constituante’, de Nationale Grondwetgevende Vergadering. Ze zonderden zich af van de twee andere standen en zwoeren niet te stoppen met vergaderen tot er een grondwet was.

c Analyseer onderstaande bron aan de hand van je Janusje-van-alles.

Jacques-Louis David (1748-1825), Le Serment du Jeu de Paume, olieverf op doek, ca. 1792. David was een van de propagandisten van de revolutie.

Is het een historische bron of een historisch werk?

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 241 4
Stap 2

Duid aan om wat voor bron het gaat.

Stap 3 bronnen

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

Is de bron primair of secundair?

Wie?

Wanneer?

Waarom?

Wie maakte deze bron?

Wie wordt er afgebeeld op de bron?

Wanneer werd de bron gemaakt?

Waarom werd deze bron gemaakt?

Om de ongehoorzaamheid van de derde stand af te keuren.

Om de ongehoorzaamheid van de derde stand te prijzen.

Om aan te tonen hoe chaotisch en ongeregeld het eraan toeging.

Deze bron is niet betrouwbaar, leg uit waarom.

Deze bron is niet representatief, leg uit waarom.

d De bevolking kreeg intussen te horen dat er soldaten op weg waren naar Parijs. Men wilde de Assemblée verdedigen, maar daarvoor hadden ze wapens en munitie nodig. Deze waren te vinden in een burcht die dienst deed als gevangenis: de Bastille. Wat gebeurde er op 14 juli 1789?

e Hoe wordt deze dag herinnerd?

f De Assemblée stelde een document op waarin de burgerrechten voor het volk genoteerd werden. Dit document heette ‘La Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen’, de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’. Leg in je eigen woorden uit wat burgerrechten zijn. Denk hiervoor terug aan de leerstof van hoofdstuk 6 ‘De Nederlanden’.

Stap 4 Stap 5
13 Mort au roi! 242 4
Stap 6
Hoofdstuk

“I De mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren en blijven dit. Maatschappelijke verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.”

Bron: naar Assemblée Nationale Constituante (1789-1791), La Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen, 1789

g Bovenstaande bron is het eerste recht dat de ‘Déclaration’ definieerde. Kruis aan wat dit inhield voor de Franse maatschappij.

Als je in de adelstand geboren werd, behoorde je automatisch tot de adelstand.

Iedereen werd vrij geboren en iedereen was gelijk.

Het ancien régime was belangrijk voor het maatschappelijk welzijn.

De standenmaatschappij die al meer dan duizend jaar bestond, werd afgeschaft.

h In 1791 stemde de Assemblée een nieuwe grondwet die Frankrijk omvormde tot een constitutionele monarchie. Kruis aan wat dit betekende.

Frankrijk kreeg voor het eerst een president.

De absolute monarchie werd beëindigd.

De ideeën van de verlichting werden in praktijk gebracht.

Bovendien werden de oude wetten die privileges (voorrechten) verleenden aan de eerste en tweede stand afgeschaft. Dit waren wetten die nog uit de middeleeuwen dateerden. De macht werd dan ook weggehaald bij de absolute vorst en verdeeld onder verschillende personen en instellingen. Voor het eerst was er sprake van een scheiding der machten in Frankrijk.

i Kruis in onderstaande tabel aan wie welke macht in handen kreeg en wat hun specifieke taak was.

wetgevende macht uitvoerende macht rechterlijke macht

Wie? de regering en/of de koning het parlement met verkozen

vertegenwoordigers verkozen rechters

Welke taak? overtredingen van de wet bestraffen

wetten maken

wetten toepassen en uitvoeren

de regering en/of de koning het parlement met verkozen

vertegenwoordigers verkozen rechters

overtredingen van de wet bestraffen

wetten maken

wetten toepassen en uitvoeren

de regering en/of de koning het parlement met verkozen

vertegenwoordigers

verkozen rechters

overtredingen van de wet bestraffen

wetten maken

wetten toepassen en uitvoeren

Het volk kon hun vertegenwoordigers dus zelf kiezen. Dit gebeurde volgens het mannelijk cijnskiesrecht. Dit betekent dat enkel mannen die voldoende geld hadden om een bepaald bedrag aan belastingen te betalen, mochten stemmen.

j Komt dit overeen met de visie van de ‘Déclaration’? Waarom wel of niet?

Bron Hoofdstuk 13 Mort au roi! 243 4

3 DE REVOLUTIE WERD RADICALER (1792-1794)

In 1791 probeerden Lodewijk en Marie Antoinette te vluchten toen de sfeer in Parijs grimmiger werd. De ‘Nationale Conventie’, de opvolger van de Assemblée, schafte de monarchie af in september 1792. Vanaf dat moment werd Frankrijk een republiek.

a Bekijk onderstaande bron. Wat gebeurde er in 1793 uiteindelijk met de koning?

De Nationale Conventie zorgde voor een nieuwe grondwet en gaf de uitvoerende macht aan het ‘Comité du Salut Public’. Binnen het Comité hadden de ‘jakobijnen’ de macht in handen. Deze groep werd geleid door Maximilien de Robespierre (1758-1794). Deze periode wordt ook wel ‘la Terreur’ of het Schrikbewind genoemd. Men noemde dit zo omwille van de vele executies van mensen met een andere politieke mening. Het verklikken van mensen met een andere mening werd zelfs verplicht door enkele nieuw ingevoerde wetten. De executie van Lodewijk, en die van Marie Antoinette enkele maanden later, wordt als het beginpunt van de Terreur beschouwd.

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 244 4
Georg Heinrich Sieveking (1751-1799), Hinrichtung Ludwigs des XVI, ingekleurde gravure, 1793.

b Lees onderstaande tekst en los bijhorende vragen en opdrachten op.

“(…) Robespierre ontsnapte aan twee aanslagen, waardoor hij enorm paranoïde werd. Hij dacht overal vijanden te zien. (…)

Volgens Robespierre waren er maar twee partijen in de Conventie: de goede en de slechte. Hij slaagde erin om het parlement volledig naar zijn hand te zetten, waardoor de bange parlementariërs een blanco volmacht ondertekenden voor de zuivering die Robespierre wilde doorvoeren. Hierdoor werd de revolutionaire rechtbank erg machtig en verliepen arrestaties, processen en vervolgingen van verdachten erg snel. Getuigen en advocaten werden niet langer opgeroepen. Iedereen kon voor de rechtbank gedaagd worden en de enige twee mogelijke uitspraken waren de vrijspraak of de guillotine.

Robespierre beschouwde de Terreur als een ‘snelle en onwrikbare gerechtigheid’ die noodzakelijk was om een antwoord te bieden op de ‘dringende noden van het land’. Hij zag echter niet in dat dit snel resulteerde in willekeur en al helemaal niet dat deze willekeur zich ook tegen hem kon keren.”

Bron: op basis van Bart van Loo (1973-heden), Napoleon. De schaduw van de revolutie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2014

1 Markeer wat er aan de procesvoering veranderde onder Robespierre.

2 Was er sprake van een eenheidsregering tijdens de Terreur? Motiveer je antwoord.

3 Wat zou de laatste zin van de tekst betekenen, denk je?

In totaal werden tijdens de Terreur ongeveer 40.000 mensen onder de guillotine onthoofd. Ons hedendaags begrip ‘terreur’ is hiervan afgeleid, toch dekken beide begrippen niet dezelfde lading. De jakobijnen gebruikten de Terreur om de maatschappij onder controle te houden. Nu wordt terreur gebruikt om de maatschappij te ontwrichten.

Henri Grobet (onbekend), L’appel des condamnés pendant la Terreur (1793-1794), ingekleurde gravure, Histoire de France, 1902.

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 245 4

c Lees onderstaande tekst en markeer met welke problemen het revolutionaire Frankrijk kampte tijdens de regering van Robespierre.

“Tijdens het bewind van het Comité werden veel hervormingen doorgevoerd, zoals een nieuwe kalender en standaardeenheden voor maten en gewichten. Dit was bedoeld om de boeren te helpen, maar toch kampte Frankrijk met economische problemen. Samen met de Terreur zorgde dit ervoor dat Robespierre veel tegenstanders had in het Comité en de Conventie. Bovendien was Frankrijk op dat moment verwikkeld in verschillende oorlogen met Groot-Brittannië, Oostenrijk, de Republiek, Spanje … die allemaal het ancien régime opnieuw wilden installeren. Dit kostte handen vol geld en vele mensenlevens. Dit alles maakte dat men zich tegen Robespierre keerde. Op 28 juli 1794 werd hij zelf het schavot op geduwd en onder de guillotine onthoofd. Zo kwam er een einde aan de Terreur, het Comité en de Conventie.”

Bron: op basis van Noah Shusterman (1979-heden), De Franse Revolutie, Veen Media, Amsterdam, 2015

Het Comité bracht ook enkele positieve veranderingen teweeg. Zo werd slavernij afgeschaft en werd het recht op onderwijs ingevoerd. Na de onthoofding van Robespierre kwamen er nieuwe verkiezingen, met mannelijk cijnskiesrecht. In 1795 werd er opnieuw een nieuwe grondwet uitgevaardigd.

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 246 4

Tijdens de volgende fase van de revolutie werd Frankrijk geregeerd door vijf mannen die de uitvoerende macht vormden: de directeurs. Deze periode staat dan ook bekend als het ‘Directoire’. Elk jaar werd een van deze vijf directeurs vervangen. Onder het Directoire kwamen nog steeds veel mensen onder de guillotine terecht, vooral jakobijnen die aan de macht waren tijdens de Terreur.

a Lees onderstaande tekst en markeer hoe de wetgevende macht eruitzag tijdens het Directoire.

“Onder het Directoire was Frankrijk nog steeds een republiek, maar dan niet gebaseerd op het algemeen mannenkiesrecht. Tijdens deze periode bestond de wetgevende macht uit twee verschillende kamers: de ‘Conseil des Cinq-Cent’, de Raad van Vijfhonderd, en de ‘Conseil des Anciens’, de Raad der Ouderen. De Raad van Vijfhonderd stelde de wetten op. De Raad der Ouderen moest de wetten dan goed- of afkeuren. De afgevaardigden in elk van de kamers werden voor een periode van drie jaar verkozen. Elk jaar moest een derde van hen vervangen worden.”

Bron: op basis van Noah Shusterman (1979-heden), De Franse Revolutie, Veen Media, Amsterdam, 2015

Het Directoire regeerde gedurende vijf jaar over Frankrijk. In 1799 vond er opnieuw een staatsgreep plaats, ditmaal door een generaal: Napoleon Bonaparte (1769-1821).

b Lees onderstaande tekst en beantwoord bijhorende vragen.

“Van 1799 tot 1804 sprak men over het Consulaat. Napoleon regeerde hier als eerste consul. Na het aanpassen van de resultaten van het referendum, werd er in 1799 een nieuwe grondwet ingevoerd. Op de aankondiging hiervan liet Napoleon schrijven dat “de revolutie voltooid was”. Als eerste consul had hij veel macht en in die functie gaf hij de opdracht om de ‘Code Civil’, het burgerlijk wetboek, op te stellen, dat bekend werd onder de naam ‘Code Napoléon’. Napoleon censureerde de pers en verplichtte de meeste kranten om te stoppen met publiceren. Zonder censuur vreesde hij dat hij niet lang aan de macht zou blijven. Napoleon stond aan het hoofd van het leger en voerde de troepen zelf aan op het slagveld. Hierdoor kreeg hij enorm veel militaire macht.”

Bron: op basis van Bart van Loo (1973-heden), Napoleon. De schaduw van de revolutie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2014

1 Kruis aan hoe Napoleon zich positioneerde ten opzichte van de Franse Revolutie.

Hij sprak zich uit tegen de revolutie.

Hij beschouwde zichzelf als het eindpunt van de revolutie.

Hij vond dat de revolutie niet ver genoeg was gegaan.

2 Kruis aan hoe Napoleon omging met de ideeën en veranderingen van de Franse Revolutie. Markeer de passages waarop je je antwoord baseert.

Hij voerde ze opnieuw af.

Hij behield ze.

Hij dreef ze verder dan ze tot nu toe doorgevoerd waren.

4 HET EINDE
VAN DE REVOLUTIE (1794-1799)
Hoofdstuk 13 Mort au roi! 247 4

c In 1804 kwam er opnieuw verandering: Napoleon versterkte zijn macht nog meer door zichzelf tot keizer te kronen. Dit was de start van het Eerste Franse Keizerrijk. Analyseer onderstaande bron aan de hand van je Janusje-van-alles.

Stap 1

Tot welk tijdvak behoort deze bron?

François Gérard (1770-1837), portret van keizer

Napoleon Bonaparte, olieverf op doek, ca. 1805-1815.

Stap 3 bronnen

Stap 5

Duid aan om wat voor bron het gaat.

geschreven bronnen ongeschreven bronnen

gesproken bronnen materiële bronnen

Hoe?

Waarom?

Hoe werd Napoleon voorgesteld?

Waarom werd deze bron gemaakt?

Om Napoleon voor te stellen als de opvolger van Lodewijk XVI.

Om Napoleon voor te stellen als keizer en om hem te eren.

Om Napoleon voor te stellen als iemand die de revolutie had voltooid en het volk achter zich had.

Hoewel Napoleon net als de absolute vorsten alle macht in handen had, was het ancien régime in Frankrijk definitief voorbij en was het land grondig hervormd. Uiteindelijk werd hij in 1815 verslagen in de Slag bij Waterloo. Hij werd verbannen naar het eiland Sint-Helena, waar hij zeven jaar later zou overlijden.

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 248 4

d Plaats onderstaande Franse regeringsvormen in de juiste volgorde. Kruis voor elke regeringsvorm de belangrijkste persoon aan.

regeringsvorm

constitutionele monarchie

Eerste Franse Republiek

absolute monarchie

Eerste Franse Keizerrijk

Wist je dat …

volgorde belangrijkste persoon

Lodewijk XVI

Maximilien de Robespierre

Napoleon Bonaparte

Jacques Louis David

Lodewijk XVI

Maximilien de Robespierre

Napoleon Bonaparte

Jacques Louis David

Lodewijk XVI

Maximilien de Robespierre

Napoleon Bonaparte

Jacques Louis David

Lodewijk XVI

Maximilien de Robespierre

Napoleon Bonaparte

Jacques Louis David

… men in Frankrijk tegenwoordig spreekt over de Vijfde Franse Republiek? Na de verbanning van Napoleon werd de monarchie opnieuw ingevoerd, tot er in 1848 een nieuwe revolutie uitbrak en de Tweede Franse Republiek werd ingesteld. In 1852 riep president Lodewijk Napoleon Bonaparte (1808-1873) zichzelf uit tot keizer, waarmee het Tweede Franse Keizerrijk begon. In 1870 werd hij afgezet en tot 1940 sprak men van de Derde Franse Republiek. Na de Tweede Wereldoorlog startte de Vierde Franse Republiek, die erg onstabiel was door de dekolonisatie van Algerije en Vietnam. In 1958 begon de Vijfde Franse Republiek, toen een burgeroorlog door een ‘zachte staatsgreep’ nipt voorkomen werd.

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 249 4

Kern

OORZAKEN VAN DE REVOLUTIE

Tijdens het ancien régime was de Franse maatschappij opgedeeld in drie standen: de clerus, de adel en de derde stand. Hoewel de derde stand 97 procent van de bevolking uitmaakte, had deze haast geen politieke inspraak. Er was al enige tijd een economische crisis, die haar hoogtepunt bereikte in 1789. De oogsten waren slecht en brood werd onbetaalbaar. Bovendien was de Franse schatkist zo goed als leeg door de vele oorlogen en hoge uitgaven van Lodewijk XVI (1754-1793) en Marie Antoinette (1755-1793). De verlichting had verschillende nieuwe opvattingen voortgebracht die een oplossing leken te bieden voor deze crisissituatie.

HET BEGIN VAN DE REVOLUTIE (1789-1792)

In mei 1789 riep Lodewijk voor het eerst in 175 jaar de Staten-Generaal bijeen. De derde stand scheurde zich af van de Staten-Generaal, ontevreden over de manier waarop er gestemd werd. De vertegenwoordigers van de derde stand riepen zichzelf uit tot de ‘Assemblée Nationale Constituante’, waarna ze zwoeren om te blijven vergaderen tot er een grondwet was. De Assemblée schafte de standenmaatschappij af en publiceerde ‘La Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen’. Op 14 juli 1789 bestormde het volk de Bastille om zich te bewapenen en de Assemblée te beschermen tegen oprukkende soldaten.

Door de nieuwe grondwet van 1791 kwam er een einde aan de absolute monarchie, die vervangen werd door een constitutionele monarchie. Dankzij deze grondwet was er voor het eerst in de Franse geschiedenis sprake van een scheiding der machten. Toen de situatie in Parijs grimmiger werd, probeerden Lodewijk en Marie Antoinette te vluchten.

DE REVOLUTIE WERD RADICALER (1792-1794)

In 1792 schafte de ‘Nationale Conventie’, de opvolger van de Assemblée, de monarchie volledig af. Vanaf dat moment spreken we van de Eerste Franse Republiek. In 1793 werden Lodewijk en Marie Antoinette allebei onder de guillotine onthoofd. Het ‘Comité du Salut Public’ werd gecontroleerd door de jakobijnen, die zelf geleid werden door Maximilien de Robespierre (1758-1794). Onder zijn leiderschap startte de periode van de ‘Terreur’. Iedereen die de minste kritiek op het beleid had, riskeerde de doodstraf. Er was echter geen eenheidsregering, waardoor men overal vijanden zag en er willekeur ontstond. Hierdoor stierven tienduizenden mensen onder de guillotine. Bovendien ging het economisch slecht en was Frankrijk in verschillende oorlogen verwikkeld geraakt.

250 4 Hoofdstuk 13 Mort au roi!

HET EINDE VAN DE REVOLUTIE (1794-1799)

In 1794 werd Robespierre zelf onthoofd, waarna het ‘Directoire’ het bestuur van Frankrijk overnam. Het Directoire bestond uit vijf directeurs, waarvan er elk jaar één werd vervangen. In 1795 kwam er opnieuw een nieuwe grondwet. De periode van de Terreur was dan wel voorbij, toch werden nog steeds veel mensen onder de guillotine onthoofd, vooral jakobijnen. In 1799 greep generaal Napoleon Bonaparte (1769-1821) de macht in een staatsgreep. Tot 1804 regeerde hij als eerste consul binnen het ‘Consulaat’, dat alweer een nieuwe grondwet invoerde. In 1804 riep Napoleon zichzelf uit tot keizer. Vanaf dat moment, tot zijn nederlaag in de Slag bij Waterloo in 1815, spreken we over het Eerste Franse Keizerrijk

1795-1799 het Directoire

1793-1794 de Terreur

1792

1789

vroegmoderne tijd

1799-1804 het Consulaat

Eerste Franse Republiek Eerste Franse Keizerrijk

1804

1789

Staten-Generaal voor het eerst in 175 jaar samengeroepen (mei)

1789

1804 keizerskroning Napoleon

oprichting van de Assemblée Nationale Constituante (mei)

1789

Bestorming van de Bastille (juli)

1791

grondwet en constitutionele monarchie

1792

afscha ng monarchie

1793

onthoofding Lodewijk XVI en Marie Antoinette

1815

moderne tijd

Hoofdstuk 13 Mort au roi! 251 4

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de deelvragen die in ‘Fenestra’ gesteld werden. Beantwoord op basis van deze vragen de hoofdvraag.

1 Hoe beïnvloedde de verlichting de Franse Revolutie?

2 Wat betekende de Franse Revolutie voor de standensamenleving?

3 Welke rol speelde Napoleon in de Franse Revolutie?

Hoe veranderde de Franse Revolutie de samenleving?

KENNEN EN KUNNEN

Je kent de oorzaken van de Franse Revolutie.

Je kunt het verloop van de Franse Revolutie schetsen.

Je kent de afloop van de Franse Revolutie.

Je kunt uitleggen welke invloed de verlichting had op de Franse Revolutie.

Je kunt uitleggen waarom de Franse Revolutie toch geen volledige uitvoering was van de verlichtingsideeën.

Je kunt uitleggen hoe de Franse samenleving op sociaal vlak veranderde.

Je kent de rol die Napoleon speelde in de Franse Revolutie.

Je kunt bronnen die betrekking hebben op de Franse Revolutie analyseren.

Je kent het verschil tussen de Terreur en het Directoire.

Je kunt het verschil uitleggen tussen een absolute monarchie, een constitutionele monarchie en een republiek.

252
4 Hoofdstuk 13 Mort au roi!

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.