Janus 6 D - Hoofdstuk 3 - Proefexemplaar

Page 1

6
6
D-finaliteit

The Global Village

Hoe evolueerde de wereld in de 20e eeuw tot een ‘Global Village’?

1 Welke factoren facilite(e)r(d)en het globalisatieproces?

2 Hoe beïnvloedt de globale informatiestroom de hedendaagse geschiedschrijving?

3 Wat is de hedendaagse impact van het globaliseringsproces op het leven van jongeren?

Fenestra

a Bekijk onderstaande afbeeldingen en bronnen.Welke bron is bruikbaar om welke van bovenstaande historische vragen op te lossen? Motiveer telkens je antwoord.

In november 2016 ging op verschillende sociale mediaplatformen een vals bericht de ronde dat paus Franciscus (1936-heden) de toenmalige Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump (1946-heden) steunde in zijn verkiezingscampagne.

In 2023 vertoonde de Belgische tak van Kinepolis een captatie van een concert van de Zuid-Koreaanse band ‘BTS’.

Hoofdstuk 3
3 Achtergelaten fietsen met reclame voor het Amerikaanse merk Pepsi, Jakarta, 2004. 1 © Jonathan McIntosh (CC BY 2.0) 2
2 6
3 The Global Village
© twitter.com © Kinepolis
Hoofdstuk

Anoniem, Trans-Atlantische telegraafkabel, 1858.

Deze kaart toont de telegraafkabel die in 1858 over de oceaanbodem van het Verenigd Koninkrijk naar de Verenigde Staten getrokken werd. Net als de hedendaagse internetkabels was deze bedoeld om intercontinentaal te communiceren.

Van 1977 tot en met 1998 werd het Belgische dubbelfestival Torhout-Werchter elk jaar in juli georganiseerd. Op de editie van 1979 speelden bands uit het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Nederland, België en Ierland op hetzelfde podium.

Vlak bij het station Antwerpen-Centraal bevindt zich een wijk met een grote Chinese gemeenschap. Veel van de huizen en winkels hebben er een Chinese toets gekregen. Deze poort staat aan de ingang van de wijk, tussen de westerse gebouwen.

5 © Rock Werchter
4
6
3 6 Hoofdstuk 3 The Global Village
© agracier - NO VIEWS (CC BY-SA 3.0)

Ontrafeld

1 WAT IS GLOBALISATIE?

Door op reis te gaan en (internationaal) handel te drijven, staan mensen steeds meer met elkaar in contact en vindt er een wereldwijde culturele uitwisseling plaats. In de 19e eeuw duurde het dagen of weken vooraleer een brief zijn bestemming bereikte. Tegenwoordig kost het slechts enkele seconden om iemand aan de andere kant van de wereld te bellen, sms’en of mailen. We raken op wereldschaal dus meer en meer met elkaar verbonden. Dit proces van toenemende mondiale politieke, economische, culturele en sociale integratie noemen we ‘globalisatie’.

Een van de vroegste voorbeelden van intercontinentale uitwisselingen van kennis, producten en gewoontes, was de zijderoute, een netwerk van handelsroutes die het Chinese Keizerrijk via Centraal-Azië en het Middellandse Zeegebied met West-Europa verbond.

De zijderoute, 3e eeuw v.Chr.-15e eeuw

Arabische wereld

zijderoute

Europese handelsroutes handelsroutes van de Hanze

Net zoals dat later het geval zou zijn, speelden nieuwe technologieën een belangrijke rol in de handel langs de zijderoute. De vooruitgang in het transport leidde tot de aanleg van lange en duurzame wegen die de rijken van die tijd met elkaar verbonden; verschillende landbouwinnovaties maakten dat er meer voedsel voor de handel geproduceerd kon worden en de vooruitgang in de metallurgie liet toe om munten te slaan, waardoor men niet langer aangewezen was op ruilhandel.

Dergelijke intercontinentale uitwisselingen namen ook toe wanneer de Europese ontdekkingsreizigers op zoek gingen naar nieuwe routes voor de specerijenhandel met Azië. Op deze manier werden Noord- en Zuid-Amerika ontdekt. Sommige voedingsmiddelen die tegenwoordig standaard zijn, zoals aardappelen, koffie, tomaten en chocolade, vonden zo hun weg naar Europa. Dit was de ‘Columbiaanse uitwisseling’. Opnieuw lagen technologische innovaties, zoals nieuwe scheepstypes en het kompas, aan de basis van deze uitwisseling.

De globalisatie versnelde dankzij de 19e-eeuwse liberale, nationalistische en industriële revoluties. Ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap verspreidden zich als een lopend vuurtje van Amerika naar Europa en terug naar LatijnsAmerika. De uitvinding van spoorwegen, stoommachines en de uitbouw van fabrieken leidden tussen de 18e en 20e eeuw tot wereldwijde golven van industrialisatie, kolonisatie en oorlog.

Chinese Keizerrijk
Byzantijnse Rijk Chang an Antiochië Bagdad Brugge
4 6 Hoofdstuk 3 The Global Village

Het informatietijdperk bracht de globalisering opnieuw in een stroomversnelling. De elektronische en digitale communicatietechnologie maakten snelle internationale communicatie mogelijk. De opkomst en razendsnelle vooruitgang van de ICT-technologie vanaf de jaren 1960 resulteerde in de uitvinding van het internet, waardoor nieuwsberichten in realtime wereldwijd verspreid, gelezen en becommentarieerd kunnen worden.

Vanaf de 20e eeuw kunnen we naast de mobiliteit van informatie ook in drie andere dimensies van globalisatie versnellingen onderscheiden: de mobiliteit van kapitaal, goederen en mensen. Onder mobiliteit van kapitaal verstaan we (zowel digitale als fysieke) globale geldstromen, die zowel in grootte als in hoeveelheid fors toenamen. Daarom richtte men instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds op, die de geldstromen gingen controleren. Ook de internationale en intercontinentale handel intensifieerde en nam steeds grotere dimensies aan. Binnen verschillende sectoren is het productieproces tegenwoordig wereldwijd opgesplitst, om de massaproductie zo goedkoop mogelijk te organiseren. Onder de mobiliteit van mensen verstaan we de mogelijkheid van mensen om de wereld rond te reizen. De snelheid en het gemak van reizen neemt nog steeds toe, waardoor vrijwel elke plek ter wereld (makkelijk) bereikbaar wordt.

We kunnen verschillende voor- en nadelen van globalisatie aanduiden. Er is echter veel discussie of die voordelen uiteindelijk opwegen tegen de nadelen. Dankzij globalisering is er waarschijnlijk meer welvaart gecreëerd in ontwikkelingslanden dan mocht deze niet hebben plaatsgevonden. Bovendien zorgt het ook voor een stijgende diversiteit, waarbij verschillende culturen samenleven en elkaar beïnvloeden en verrijken. Anderzijds zorgt globalisering er ook voor dat de kloof tussen de rijkste en armste landen en gebieden steeds groter wordt. In de recente geschiedenis zien we ook dat ziektes zoals ebola en COVID-19 zich snel wereldwijd kunnen verspreiden en dat het milieu overbelast wordt.

a Maak een mindmap met bovenstaande informatie.

b Geef op basis van de actualiteit nog enkele voor- en nadelen van globalisering.

2 ANTIGLOBALISME EN DE ACTUALISERING VAN NOAM CHOMSKY

Noam Chomsky (1928-heden) is een Amerikaanse filosoof en politiek activist. In zijn lange carrière heeft hij 150 boeken geschreven over linguïstiek, psychologie, taal, oorlog en politiek. Gedurende zijn hele carrière heeft hij zich uitgesproken in verschillende (politieke) debatten. In 2002 had hij het onderstaande te zeggen over globalisering en de hedendaagse maatschappij.

“De term ‘globalisatie’ is door de machtigen aangenomen als verwijzing naar een specifieke vorm van internationale economische integratie, gebaseerd op de belangen van investeerders, waarbij de belangen van mensen terloops blijven. Dit is de reden waarom de vakpers in de zakenwereld, in meer eerlijke momenten, spreken over ‘vrijhandelsakkoorden’ als ‘vrij-investeringsakkoorden’. Bijgevolg worden voorstanders van andere vormen van globalisatie afgeschreven als ‘antiglobalisten’; en sommigen onder hen aanvaarden deze term, niettemin het een vorm van propaganda is die moet worden afgeschreven als ridicuul. Geen redelijk mens is tegen globalisatie, dat wil zeggen, internationale integratie. Zeker niet de politieke linkerzijde en arbeidersorganisaties, die zijn opgericht met het principe van internationale solidariteit – dat wil zeggen, globalisatie in een vorm die attent is voor de rechten van mensen, niet voor private machtssystemen.”

Bron: naar Noam Chomsky (1928-heden), interview in de Feral Tribune, Kroatië, 27 april 2002

a Leg in je eigen woorden uit wat de belangrijkste punten zijn die Chomsky in dit fragment aanhaalt.

Het ongenoegen over de huidige vorm van globalisatie leidde reeds tot verschillende protesten, meestal bij vergaderingen of samenkomsten van internationale instituten, zoals de Wereldhandelsorganisatie of G8-bijeenkomsten. Dergelijke protesten worden meestal als ‘antiglobalistisch’ omschreven terwijl, zoals Chomsky het stelt, globalisatie

Hoofdstuk 3 The Global Village 5 6

als internationale integratie op zich een positieve evolutie is. Verschillende bewegingen hebben daarom de term ‘andersglobalistisch’ aangenomen. In de woorden van Chomsky is andersglobalisme niet tegen een grotere internationale integratie, maar verzet het zich tegen de huidige vorm ervan, waarbij die integratie enkel in dienst van de economie gebeurt en waarbij enkel de allerrijksten er de vruchten van plukken; wat leidt tot de uitholling van democratische systemen en sociale rechten in zowel westerse als lageloonlanden. Hieronder lijsten we enkele bekende andersglobalistische protesten op.

J18

Naar aanleiding van de G8-bijeenkomst in Keulen, werden op 18 juli 1999 wereldwijd protesten georganiseerd. In Londen trokken 5000 betogers door het hart van het financiële district, waar vele banken hun hoofdzetel hadden. Deze actie werd wereldwijd verslagen in de media en kon op zowel bijval als kritiek rekenen.

N30

Op 30 november 1999 werd in de Amerikaanse stad Seattle een protest georganiseerd naar aanleiding van een bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie. Deze actie bracht 40 000 actievoerders op de been die protesteerden tegen het aandeel van de WHO in het ‘economisch globalisme’. Door het succes van de actie moest de bijeenkomst afgelast worden.

Seattle Municipal Archives (1985-heden), deelnemers aan de protestactie tegen de WHO, Seattle, 30 november 1999.

Genua 18 juli 2001

Tussen 18 en 22 juli 2001 werd opnieuw een protestactie tegen een G8-bijeenkomst opgezet. Met 200 000 actievoerders was dit de grootste dergelijke actie ooit. De protesten liepen uiteindelijk uit in gewelddadige confrontaties tussen actievoerders en de ordediensten. Velen raakten gewond en er viel zelfs een dode.

Anoniem, een dienstvoertuig van de Italiaanse politie brandt volledig uit, Genua, 19 juli 2001.

Anoniem, ordetroepen chargeren richting demonstranten, 20 juli 2001.

De ordediensten kregen carte blanche van hun oversten en pakte de actievoerders erg hard aan, ook diegenen die vredevol protesteerden.

© Seattle Municipal Archives (CC BY 2.0)
© Ares Ferrari (CC BY-SA 3.0) © Ares Ferrari (CC BY-SA 3.0)
Hoofdstuk 3 The Global Village 6 6

b Na de bankencrisis van 2008 doken nieuwe sociopolitieke bewegingen op die kritisch stonden tegenover de economische globalisatie. Deze bewegingen zijn verwant aan het andersglobalisme. Zoek op welke kritiek elk van deze bewegingen uit(te) tegen de hedendaagse globalisatie.

Olivier Ortelpa, betoging van de ‘gele hesjes’ op het Charles de Gaulleplein, 12 januari 2019.

Glenn Halog, ‘Occupy Wall Street’ demonstratie, 18 september 2012.

3 MEDIA

Vladimir Morozov, ‘Extinction Rebellion’ demonstratie, 29 april 2019.

Anoniem, ‘Generation Identitaire’ demonstratie, Parijs, 2017.

Globalisatie is een proces met vele facetten dat een lange voorgeschiedenis kent. De ontwikkelingen in de mediatechnologie tijdens de 20e eeuw versterkten dit mondiale integratieproces.

The Global Village

Reeds in de jaren 1960 beschreef Marshall McLuhan (1911-1980) de trend waarbij massamedia de plaats- en tijdbarrière binnen de menselijke communicatie steeds meer doorbreken, waardoor mensen op een mondiale schaal kunnen communiceren. Die toegenomen mondiale connectiviteit resulteerde volgens McLuhan in een mentale verandering. Doordat de communicatie en interconnectiviteit tussen mensen op een mondiale schaal steeds toeneemt, wordt de wereld steeds meer als een dorp ervaren: ‘The Global Village’.

a Scan de QR-code en zoek via de site van Belgicapress een buitenlandartikel in een Belgische krant van 1910. Vergelijk de inhoud en het blikveld ervan met een hedendaags buitenlandartikel.

Het inzicht van McLuhan blijft relevant, zo bestudeerde hij bijvoorbeeld ook elektronische printmedia. Hij kwam dus tot zijn bevindingen een decennium voor de eerste e-mail verstuurd werd, en lang voordat er sprake was van sociale media of nieuwswebsites met ‘breaking news’-aankondigingen.

2.0)
© Olivier Ortelpa from Paris, France (CC BY © Glenn Halog (CC BY-NC 2.0) © Vladimir Morozov
Hoofdstuk 3 The Global Village 7 6
© Pulek1 (CC BY-SA 4.0)

b Plaats onderstaande mediatechnologieën in chronologische volgorde.

Massamedia

In de loop van de jaren 1950 werd de term ‘massamedia’ gangbaar. Dit omvat alle media die een groter publiek bereiken en dus in staat zijn om een boodschap eenvoudig en veelvuldig te dupliceren. In theorie zou de 15e-eeuwse drukpers van Johannes Gutenberg (ca. 1400-1468) hier dus ook bijgerekend kunnen worden. Toch reserveert men deze titel voor technologieën die in en na de 20e eeuw ontwikkeld werden vanwege de veelheid van en versnelling in de innovaties, en de toegenomen omvang van het publiek. Reeds tijdens het interbellum was het niet uitzonderlijk dat een radiouitzending een miljoenenpubliek bereikte.

Radio was het eerste niet-print massamedium dat populair werd. Het kon grote afstanden overbruggen en zo de regionale verschillen relativeren. Het veroverde dan ook snel de woonkamers. De distributie van printmedia beperkte zich toen nog tot een specifiek geografisch gebied, waardoor het economisch interessanter was om zich op regionaal en lokaal nieuws te richten. Soms richtte men zich binnen de beperkte regio ook nog op een specifieke doelgroep. Door het grootschaligere bereik konden radioboodschappen (en -advertenties) een volledige natie, cultuur- of taalgebied bereiken.

a In welke context zagen we in Janus 5 dat radio zelfs verschillende continenten bereikte?

The New-York Tribune (1841-1966), voorpagina, 6 november 1864.

The New-York Tribune was een New Yorkse republikeinse krant.

In de loop van de jaren 1920 schoten radiostations en omroepverenigingen als paddenstoelen uit de grond. Vaak hadden deze een specifieke politieke signatuur. In 1930 besliste de Belgische overheid om hier orde in te scheppen met de oprichting van het Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep (NIR), een vroege voorloper van de VRT. Vanaf 1931 zond het een nationaal radioprogramma uit. In 1937 werd het instituut opgesplitst in een Nederlandstalige en Franstalige afdeling.

Hoewel de Britse BBC reeds in de jaren 1930 nationale televisie-uitzendingen verzorgde, liggen de wortels van de WestEuropese nationale omroepen in de jaren 1950. In iets meer dan een decennium wist de televisie een prominente plaats in de huishoudens te verwerven, vaak centraal geëtaleerd in de woonkamer. De impact hiervan op de cultuur en het dagelijkse leven valt niet te onderschatten, vooral omdat het letterlijk een venster bood op het ‘gewone leven’.

1
2 radio 3
4
telefoon
telegraaf
Spoetniksatelliet
Hoofdstuk 3 The Global Village 8 6

b Bekijk onderstaand afbeeldingen en lees de bijschriften. Welke evolutie zie je in de bezetting van de series? Welke veranderingen zie je in de media van de series?

BRT (1960-1991), Schipper naast Mathilde, 1955-1963.

‘Schipper naast Mathilde’ was de eerste Vlaamse sitcom en was razend populair. Het speelde zich af rond een schippersfamilie. Van de 185 afleveringen werden er 175 live uitgezonden, zonder dat er opnames van werden gemaakt.

BRT (1960-1991), De collega’s, 1978-1981.

‘De collega’s’ was een Vlaamse tragikomische reeks over enkele ambtenaren die erg karikaturaal werden voorgesteld. De personages werkten niet veel, lazen vaak de krant en roddelden voornamelijk.

BRT (1960-1991), Echo, 1961-1973. ‘Echo’ was het eerste humaninterestprogramma van Vlaanderen. Hierbij interviewde men gewone Vlamingen en legde men veel Vlaamse tradities, zoals processies, op beeld vast. Men wilde nieuwtjes uitzenden die niet belangrijk genoeg waren voor het journaal.

VRT (1998-heden), Thuis-logo, 1995-heden.

Thuis is een soap die sinds 1995 dagelijks wordt uitgezonden op de Vlaamse zender VRT. De bezetting is over de jaren vaak veranderd, waardoor er de laatste jaren ook veel jonge acteurs en acteurs met een migratieachtergrond in de serie opdoken.

BRT (1960-1991), Slisse & Cesar, 1977-1978.

‘Slisse & Cesar’ was een sitcom over de vriendschap tussen een rijke verzekeringsmakelaar en een simpele dorpsfiguur. Het werd in het Antwerps dialect vertolkt.

Sputnik Media (2002-heden), WtFock-logo, 2018-heden. WtFock is een dramareeks die bestaat uit losse video’s die apart worden uitgezonden en op het einde van elke week tot één aflevering gebundeld worden. Aanvankelijk werd dit uitgezonden op de tv-zender VIJF, later werd dit via verschillende sites gestreamd.

VRT © VRT © VRT © VRT Hoofdstuk 3 The Global Village 9 6
©

In de loop van de jaren 1980 en 1990 vergrootte het tv-aanbod dankzij de intrede van de kabeltelevisie. Hierdoor kon men meerdere zenders ontvangen, ook buitenlandse. Deze trend zette zich verder na de millenniumwisseling, maar de grootste verandering was dat schermen alomtegenwoordig werden. Pushmeldingen in onze broekzak of tas laten ons tegenwoordig direct en tot in het kleinste detail weten wat er in The Global Village gebeurt.

Het concept ‘the medium is the message’ is ook van de hand van McLuhan en enigszins provocatief bedoeld. Hiermee bedoelde hij dat media en bijhorende technologie nooit neutrale informatiedragers geweest zijn. Ze beïnvloed(d)en altijd de informatie die wordt meegedeeld. De debatten tussen de Amerikaanse presidentskandidaten John F. Kennedy (1917-1963) en Richard Nixon (1913-1994) in 1960 zijn hier een bekend voorbeeld van. Deze waren zowel op tv als op de radio te volgen. De meerderheid van de radioluisteraars vond dat Nixon hier als beste uitkwam, terwijl het tv-publiek een duidelijke voorkeur had voor de knappe en goedgeklede Kennedy. De inhoud was gelijk, maar het medium was verschillend.

De hedendaagse sociale en digitale media beïnvloeden vanzelfsprekend nog steeds de boodschap. Het kleine scherm van de smartphone geeft toegang tot een on- en offlinewereld waarin we constant geconnecteerd zijn en voortdurend toegang krijgen tot het laatste nieuws; afgewisseld met minder nieuwswaardige boodschappen, zoals gepersonaliseerde reclameboodschappen en eindeloze foto’s van reisjes, etentjes, katten … van vage vrienden en vertrouwde kennissen. Cultuurcritici spreken over een ‘banaliserend effect’ door de vervaging tussen wat wel en niet nieuwswaardig is. Hierbij spreekt men zelfs over ‘the medium kills the message’.

c Wat bedoelt men met de term ‘clickbait’? Hoe kun je dit linken aan het idee van ‘the medium kills the message’?

4 UITDAGINGEN VOOR DE GESCHIEDENIS

De steeds versnellende evolutie binnen de communicatietechnologie stelt historici voor nieuwe uitdagingen. Op het eerste gezicht lijkt het zo dat massamedia, en meer specifiek sociale en digitale media, meer bronnen nalaten en dat die ook makkelijker raadpleegbaar zijn. Met enkele klikken en gerichte zoekacties kunnen we meer dan ooit een groot corpus aan geschreven en audiovisuele bronnen raadplegen.

a Door de recente ontwikkelingen worden er vooral veel meer egodocumenten gecreëerd dan voordien. Wat is een egodocument?

b Neem je smartphone en zoek het oudste egodocument dat je hierop kunt vinden.

c Analyseer je eigen egodocument volgens stap 5 en 6 uit het Janusje-van-alles. Schenk er extra aandacht aan of dit document ooit gereproduceerd en/of bewerkt werd.

d Is het nog steeds representatief?

Het is echter een illusie om te denken dat de massa aan digitale bronnen die we nalaten beter gedocumenteerd en gearchiveerd worden dan historische bronnen. Niet voor niets kwamen verschillende politici de afgelopen jaren in opspraak. Zo overtrad de Nederlandse premier Mark Rutte (1967-heden) de Archiefwet, een Nederlandse wet die voorschrijft dat alle berichten met betrekking tot bestuurlijke aangelegenheden bewaard moeten worden. Voormalig Amerikaans presidentskandidate Hillary Clinton (1947-heden) kwam ook in een controverse terecht omwille van het verwijderen van 33 000 e-mails, zowel private als professionele.

Hoofdstuk 3 The Global Village 10 6
Associated Press (1846-heden), John Kennedy en Richard Nixon voor het debat, 26 september 1960.

Op dit moment stellen zich talloze uitdagingen rond het archiveren van massamediale en digitale bronnen. Een eerste uitdaging vloeit voort uit de constant veranderende technologie. Enerzijds dreigt een berg aan informatie op verouderde informatiedragers verloren te gaan of minder toegankelijk te worden. Wie zal binnen twintig jaar nog een cassette of VHS kunnen afspelen? In welke staat zullen deze dragers zich bevinden? Anderzijds zijn de nieuwe, digitale technologieën gericht op een groot en snel bereik, wat maakt dat ze vluchtige van aard zijn. Hedendaagse websites hebben een dynamisch karakter en generen hun ‘inhoud’ op het moment dat de bezoeker de pagina raadpleegt. De meest gelezen artikels, reclamebanners, livebeelden, reacties, ‘breaking news’-berichten … veranderen constant en worden niet als dusdanig gearchiveerd.

Ten tweede is er ook de juridische uitdaging in verband met het bewaren en al dan niet openbaar maken van digitale bronnen. Diverse wetgevingen beschermen persoonsgegevens (mailverkeer, chatgesprekken, foto’s, adressen …) en voorkomen dat die publiekelijk toegankelijk worden gemaakt. In de ‘General Data Protection Regulation’, GDPR, van 2016 werd bijvoorbeeld bepaald dat bepaalde persoonsgegevens een bewaarbeperking kregen. Deze mogen sindsdien niet langer bewaard worden dan nodig is voor het beoogde doel, en mogen dus expliciet niet gearchiveerd worden. Het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaalde dat iedereen het recht heeft om vergeten te worden in de resultaten van zoekmachines. Bovendien omvat het auteursrecht niet alleen gedrukte en digitale teksten, maar ook foto’s, video’s en zelfs het concept en de structuur van websites. Dit verhindert dus het kopiëren en toegankelijk maken ervan zonder toestemming van de rechthebbenden.

Een derde moeilijkheid draait rond de selectie, verantwoordelijkheid en kostprijs voor het bewaren en archiveren. Wie bepaalt welke informatie gearchiveerd moet worden in een periode van overvloed, vluchtigheid en fake news? Kunnen we criteria vastleggen over welke informatie er zeker wel bewaard moet worden en welke niet? Bewaren we enkel de ‘originele’ bron of ook de digitale reproducties, bewerkingen en reacties erop? Wie is verantwoordelijk voor het archiverings- en inventariseringsproces? Wie draagt hier de kosten voor? Op dit moment worden hier fondsen voor vrijgemaakt en nemen verschillende archiefinstellingen de uitdaging aan. De ‘Wayback Machine’ is een recente ontwikkeling binnen het oprichten van een internetarchief. In oktober 2023 alleen al werden hierbij 700 miljard webpagina’s opgeslagen, weliswaar als platte tekst waarop niet kan worden doorgeklikt. Historici beseffen dat veel informatie die nooit gedocumenteerd werd, zeker wat betreft de beginjaren van het internet, mogelijk voorgoed verloren is. Bovendien kunnen we van kleine en private organisaties onmogelijk verwachten dat ze een weldoordacht en performant archief aanleggen.

e Maak een waaierschema van bovenstaande uitdagingen bij het archiveren van massamediale en digitale bronnen.

f Scan de QR-code en ga via de Wayback Machine op zoek naar de oudste informatie van je school die hier gearchiveerd werd.

g Lees aandachtig onderstaande casussen en geef telkens aan welke uitdagingen op het vlak van documentatie en toegankelijkheid van het bronnenmateriaal zich hier stellen.

• Een cultuurhistoricus wil de eerste generatie YouTubers onderzoeken. Hij stuit hierbij op het probleem dat sommige veelbekeken kanalen uit de beginperiode van de site intussen verwijderd zijn wegens controverses.

• Een economische historica voert een onderzoek naar het ontstaan van webshops en de impact die dit had op lokale handelaren. In haar onderzoeksvraag focust ze zich op reclamestrategieën en online verkoopacties.

• Een lokale onderzoeker van de heemkundige kring wil het verenigingsleven van jongeren (jeugdbewegingen, sportclubs …) tussen 2000 en 2010 in kaart brengen.

Hoofdstuk 3 The Global Village 11 6

h Analyseer onderstaande bronnen volgens stap 5 en 6 uit het Janusje-van-alles. Werden ze gereproduceerd? Werden ze bewerkt?

“You go to Brussels — I

was in Brussels a long time ago, 20 years ago, so beautiful, everything is so beautiful —

it’s like living in a hellhole right now.”

5 JONGERENCULTUUR

Jongeren(sub)cultuur

Jevgeni Chaldej (1917-1997), Het hijsen van de Sovjetvlag over de Reichstag, 2 mei 1945.

Reconstructie van een verwijderde tweet van Donald Trump (1946-heden), 27 januari 2016.

Tijdens zijn verkiezingscampagne noemde de toenmalige Amerikaanse presidentskandidaat Brussel een ‘hellhole’ toen bleek hoeveel IS-strijders uit de stad afkomstig waren.

De kans dat jij tot een jongeren(sub)cultuur behoort, is groter dan je denkt. In je tienerjaren ga je op zoek naar je eigen identiteit. Dit doe je door te experimenteren met vrijheid en zelfstandigheid, door te kiezen voor een kleding- en muziekstijl, door na te denken over normen en waarden, door je te engageren in verenigingen … Zo ontwikkel je een eigen levensstijl die deels gebaseerd is op de dominante of hoofdcultuur, de cultuur die gedeeld wordt door de meerderheid van de samenleving. De kledingstijl en het jargon van jongeren wijkt echter vaak duidelijk af van die van hun ouders en de oudere generaties. Jongeren vormen onderling dus vaak een of meerdere eigen subculturen, groepen in de samenleving met gedeelde waarden en een levensstijl die afwijkt van de dominante cultuur. Jongeren(sub)culturen zijn zeker geen nieuw fenomeen, de eerste ontstonden reeds in de jaren 1950. Er was dus altijd wel een ‘jeugd van tegenwoordig’.

a Kijk naar je eigen omgeving (je gezin, school, woonplaats …) en geef drie aspecten van de dominante cultuur.

b Geef ook drie aspecten van een jongerensubcultuur, al dan niet uit je eigen omgeving of leefwereld.

Bron 1 27 januari 2016
3 The Global Village 12 6
Bron 2
Hoofdstuk

Het ontstaan van de jongerenculturen in de 20e eeuw

Net als ‘jongeren-’ en ‘subcultuur’, doken de termen ‘tiener’ en ‘jongere’ pas in de jaren 1940-1950 voor het eerst op. Daarvoor werd er enkel een onderscheid gemaakt tussen kinderen en volwassenen. Zodra je de schoolbanken verliet, was het tijd om te gaan werken en was je een volwassene. Het grootste deel van de bevolking ging toen maar tot hun 14 jaar naar school. Na de Tweede Wereldoorlog bracht de economische groei een ‘babyboom’ met zich mee. Door de economische welvaart was er een bevolkingsgroei. Tegelijk daalde de druk om kinderen te laten werken om het gezinsbudget aan te vullen. Hierdoor kon men echt jong zijn, wat veel jongerenculturen met zich meebracht. Net als andere culturele trends, werden jongerenculturen sterk beïnvloed door globalisering. Trends van over de plas bereikten nu ook onze contreien, zo luisterden jongeren hier ook naar Amerikaanse muziek en speelden er Hollywoodfilms in Europese bioscopen.

Vanaf de jaren 1960 namen de jongerenculturen een hoge vlucht. Dit had verschillende redenen. Ten eerste leidde de stijgende welvaart na de oorlog tot massaconsumptie. Jongeren werden een interessante doelgroep voor bedrijven en reclamemakers. Door zich te richten op de elektronische massamedia, konden de trends een veel groter en ook jonger publiek bereiken. Zo werden trends in de muziek- en kledingindustrie ook onder jongeren verspreid. De muziek van The Beatles was bijvoorbeeld zowel in de Verenigde Staten als in Europa ongelofelijk populair. Op het grote scherm zagen jongeren de kledingstijl van Marilyn Monroe (1926-1962) en Brigitte Bardot (1934-heden), die uitgroeiden tot ware stijliconen. Zo plaatste Bardot de bikini in de spotlight via diverse fotoshoots en door er een te dragen op de rode loper op het Filmfestival van Cannes in 1953.

Associated Press (1846-heden), iconische foto van Marilyn Monroe tijdens de opnames van ‘The Seven Year Itch’, New York, 1954.

Ten tweede werden jongeren in de naoorlogse periode aangemoedigd om meer en langer te studeren, dankzij de economische groei. Zo konden ze hun vrije tijd spenderen met leeftijdsgenoten. Doordat ze vaker met elkaar in contact kwamen, ontstonden er ‘peergroups’ waarbinnen jongeren nadrukkelijker een eigen identiteit gingen opbouwen. Door de Koude Oorlog leefden jongeren vanaf de jaren 1950 met de constante dreiging van een kernoorlog. Hierdoor groeide het concept van het ‘leven in het moment’. Ze dronken meer, reden met snelle wagens en rebelleerden tegen de mode, muziek en waarden van hun ouders. Dit fenomeen noemt men de ‘generatiekloof’.

a Leg in je eigen woorden uit waarom jongerenculturen net in de jaren 1950 en 1960 ontstonden.

Hoofdstuk 3 The Global Village 13 6

Jongeren(sub)culturen in de jaren 1950

De eerste jongerenculturen vloeiden voort uit muziekgenres, denk hierbij aan rock ’n roll, jazz en folk. Er kunnen twee verschillende stromingen in deze jongerenculturen onderscheiden worden: de ‘artistiekelingen’ of ‘pleiners’ en de ‘nozems’ of ‘kuiven’. De artistiekelingen kwamen voornamelijk uit de hogeropgeleide middenklasse. Ze baseerden hun stijl op zowel Amerikaanse als Parijse voorbeelden die ze kenden via radio, films en tijdschriften. Kunst, literatuur, filosofie en jazz stonden centraal, en ze droegen zwarte, nonchalante tweedehandskledij. Hoewel ze geen gewelddadig imago hadden, keerden ze de cultuur van hun ouders de rug toe. Zo stonden ze kritisch tegenover de traditionele, seksegebonden rolverdelingen.

Kuiven kwamen voornamelijk uit de lagere midden- en arbeidersklasse. De stijl kwam overgewaaid uit Amerika en vloeide voort uit de rockmuziek. Ze organiseerden zich in ‘gangs’ en reden op brommers in leren motor-, piloot- of bomberjassen met metalen studs. Kuiven keerden zich tegen de dominante middenklasse cultuur op basis van het beeld van de radicaal rebellerende tiener, zoals in de populaire film ‘Rebel without a Cause’. In korte tijd werd de kledingstijl van de hoofdrolspeler James Dean (1931-1955) (een (witte) T-shirt die ontblote, gespierde armen toonde en een spannende jeans die de heupen accentueerde), erg populair onder jongeren. Deans privéleven vertoonde vele gelijkenissen met dat van het personage dat hij speelde en toen hij op 24-jarige leeftijd in een auto-ongeluk stierf, werd hij een echt cult-icoon.

De jaren 1960 en 1970

In de jaren 1960 werd de jeugd serieuzer genomen. De markt zag zijn kans en jongeren werden een nieuwe consumentengroep. Het was ook een periode van actie en protest. Jonge mensen raakten geïnteresseerd in politiek (in de VS met name in de rassenpolitiek en segregatie). Witte ‘beatniks’ en zwarte jongeren drukten samen hun stempel op de strijd tegen racisme. Beatniks combineerden elementen van de kuiven en de artistiekelingen: ze dronken bier, organiseerden zich in gangs, reden op brommers (weliswaar van het juiste merk), maar droegen losse truien, maillots, strakke broeken, baretten en zonnebrillen. Er werden koffiehuizen, espressobars en nachtclubs in kelders geopend om tegemoet te komen aan de nieuwe rages. Ze namen het hippe taalgebruik van jazzmuzikanten over en hielden er vrije opvattingen over seks en genderrollen op na. Hier kwam ook nog een bekende muziek- en dansstijl bij, waarvan The Beatles het bekendste voorbeeld waren. In de media werden ze afgeschilderd als “onschadelijke en dwaze figuren, waarvoor ze uitgelachen en omarmd worden”. Je kunt dit vergelijken met het stereotype beeld van de idealistische wereldverbeteraar. Uiteindelijk vond de beatnikcultuur

John Cassavetes (1929-1989), filmscene, Shadows, 1959. De acteurs dragen typische beatnikoutfits.

Warner Bros. (1923-heden), Rebel without a cause, filmposter, 1955.
Hoofdstuk 3 The Global Village 14 6

ook haar weg naar het brede publiek door beatnikfiguren die in verschillende series werden opgevoerd. Midden jaren 1960 werd de Amerikaanse soulmuziek, met voornamelijk zwarte artiesten, erg populair.

De introductie van ‘dé pil’ als anticonceptiemiddel bracht een ware seksuele revolutie met zich mee. Dankzij deze uitvinding konden vrouwen hun eigen seksleven bepalen en de omvang van het gezin controleren. Dit vergrootte tevens hun toegang tot de arbeidsmarkt. Bovendien werd de (vrouwelijke) seksualiteit niet langer exclusief binnen het kader van het huwelijk en de voortplanting gezien, maar ook als ontspanning. Er werden verschillende vrouwenbewegingen opgericht en er werd steeds meer gepleit voor vrouwelijke emancipatie binnen het onderwijs en de arbeidsmarkt.

De hippies maakten de ‘flowerpowerbeweging’ uit en werden daarom ook ‘bloemenkinderen’ genoemd. Ze lieten hun haar groeien en droegen kleurrijke kledij. Velen gebruikten illegale drugs en promootten vrede en seksuele vrijheid, zoals belichaamd in de slogan “Make love, not war.” Deze was oorspronkelijk gericht tegen de Vietnamoorlog die toen in volle gang was, vandaar ook dat men de hippiecultuur een protestcultuur noemt. De zomer van 1967 staat bekend als de ‘summer of love’, waarbij veel hippies naar San Francisco trokken. In 1969 vond in New York het Woodstock Festival plaats, een belangrijk cultureel moment en het hoogtepunt van de hippiebeweging. Meer dan een half miljoen mensen luisterden samen naar onder andere Jimmi Hendrix, Janis Joplin en Jefferson Airplane. Zowel de muziek als de kledingstijl werden een globale trend. Doordat ze snel mainstream werd, was de pure hippiecultuur geen lang leven beschoren. Al snel verwaterde het revolutionaire gedachtengoed. Wat overbleef, was een toegankelijke, commercieel gerichte massacultuur, hetgeen waar de hippiebeweging zich net tegen verzette. In de media werden hippies afgeschilderd als abnormale delinquenten, gevaarlijke druggebruikers en seksueel gestoorden die je op elk moment moest zien te vermijden.

Anoniem, de anti-oorlogsslogan op de helm van een Amerikaanse soldaat in Vietnam, ca. oktober 1967.

De tweede helft van de jaren 1960 werd ook gekenmerkt door studentenprotesten. In verschillende Europese steden (maar ook in bijvoorbeeld Berkeley, Kaapstad en Rio de Janeiro) stonden studenten op de barricaden. Dit bereikte een hoogtepunt in mei 1968. Vooral in Frankrijk liepen de gemoederen hoog op en kunnen we spreken van een echte revolutie. Jongeren die aan de hogescholen en universiteiten studeerden, verzetten zich tegen het autoritaire gezag (van hun ouders, de overheid, de politie …), de verplichte legerdienst en de traditionele burgerlijke maatschappij. Ze droomden van een radicale omwenteling, waarbij thema’s als milieu, sociale rechtvaardigheid en alternatieve levensstijlen centraal stonden. Het protest van de babyboomgeneratie uitte zich in straatbetogingen en het bezetten van universitaire en overheidsgebouwen. Dit ging soms gepaard met vernielingen en vandalisme.

In de tweede helft van de jaren 1970 verscheen de punkbeweging, die ook was opgebouwd rond muziek. Opnieuw keerden elementen van zowel de artistiekelingen als de kuiven terug. Ook de punkers hadden een voorliefde voor zwarte tweedehandskledij en lederen jassen met metalen studs. Ze hadden warrige kapsels en later ook hanenkammen. Dit startte als een agressieve reactie op de mainstream discocultuur. De subcultuur omvatte een brede mix van ideologieën, kledingstijlen en expressievormen, waaronder kunst (bijvoorbeeld graffiti), literatuur en films. Punkers stonden bekend om hun DIW-houding (do it yourself), anarchie en maatschappijkritiek. Ze waren bereid hiervoor te vechten en raakten dan ook vaak slaags met de politie. Tijdens de beginjaren werden punkers vaak op televisie getoond voor sensationele nieuwsdoeleinden, waarbij ze foutief voorgesteld werden als ongeschoolde sukkels die problemen op straat veroorzaakten. Wanneer ze te gast waren in televisiestudio’s, hadden conservatieven telkens veel kritiek op hen. Ook in televisieseries werden punkers afgeschilderd als criminelen en werd de politie voorgesteld als zorgzame beschermers van de onschuldige burgers.

Hoofdstuk 3 The Global Village 15 6
© Manhhai (CC BY 2.0)

De jaren 1980

In de jaren 1980 vervaagden de verschillen tussen de jongerenculturen, al waren er wel nog steeds veel: punk, hiphop, disco, glamrock, heavy metal … De professionalisering en commercialisering van de muziekindustrie en het ontstaan van televisienetwerken als MTV (1981) droegen ertoe bij dat muziek, mode en jongereninteresses een globaal bereik kregen. Bedrijven haalden veel winst uit de jeugd. In deze periode waren er twee grote jongerenculturen: hiphop en house. De hiphopcultuur, overgewaaid uit Amerika, bestond oorspronkelijk uit jongeren afkomstig uit de getto’s die weinig mogelijkheden en kansen hadden in de maatschappij. Uit deze cultuur ontstonden al snel meerdere subculturen: rap, breakdance, eletric boogie en graffiti. Ook uit de punkscene ontstonden nieuwe subculturen: new wave, hardcore, straight-edge en alto’s. In de jaren 1980 ontstond er ook voor het eerst een subcultuur uit een sport: de skaters. House groeide oorspronkelijk uit de zwarte danscultuur en was een verzamelnaam voor diverse muziekgenres. Deze muziekvarianten, waarvan acid house de meest toonaangevende was, hadden wel allemaal gemeenschappelijk dat het elektronische genres waren.

De jaren 1990 en de hipsterparadox

Vanaf de jaren 1990 kwamen jongeren sneller en makkelijker in contact met andere, buitenlandse, jongeren door het toegenomen aantal televisiekanalen (dankzij kabeltelevisie), langere uitzendtijden en het internet. Uit de housecultuur ontstonden opnieuw varianten, zoals techno en goa. De jeugd was meer eclectisch en verdeeld over verschillende subculturen wanneer in 1999 de hipsters verschenen. Een hipster kenmerkt(e) zich door het gebruik van moderne technologie, zoals laptops, koptelefoons en camera’s, en heeft een voorkeur voor duurzame producten. Politieke correctheid wordt door hen hoog in het vaandel gedragen. Bij deze subcultuur staat het individu centraal, maar omdat ook deze subcultuur weer mainstream werd, ontstond er een paradox. Als hipster wilde je anders zijn dan de massa en benadrukte je je eigen individualiteit. Je ontkende dus te allen tijde een hipster te zijn. Op die manier is de ontkenning ook onderdeel van de subcultuur.

Er zijn nog veel meer subculturen dan degene die hier opgesomd werden, maar dit zijn wel de bekendste. Veel ervan bestaan nog steeds, ook onder volwassenen.

a Bekijk de afbeeldingen van enkele jongeren(sub)culturen en plaats de cijfers op de juiste plaats op bijhorende tijdlijn.

b Interview je grootouders en ga op zoek naar welke jongeren(sub)culturen een impact hadden op hun tienerjaren, ook al behoorden ze hier zelf niet toe. Doe hetzelfde bij je ouders. Welke verschillen merk je op?

2 4 5 3
Muhammed amine benloulou (CC BY-SA 4.0) 1
©
hedendaagse tijd 1945 einde
Wereldoorlog 1950 1960 1970 1980 1990 2000 Hoofdstuk 3 The Global Village 16 6
© Paul Walker (CC BY-SA 2.0)
Tweede

Kern

WAT IS GLOBALISATIE?

Globalisatie is het proces van toenemende mondiale politieke, economische, culturele en sociale integratie. Een van de vroegste voorbeelden hiervan was het uitwisselen van kennis, producten en gewoontes langs de zijderoute. Net zoals later het geval bleek, speelden nieuwe technologieën een belangrijke rol in die integratie. Tijdens, en vooral na, de Europese ontdekkingsreizen namen de intercontinentale uitwisselingen toe. De globalisatie versnelde in de 18e en 19e eeuw tijdens het tijdperk van de revoluties. De opkomst van fabrieken, spoorwegen, stoomboten, auto’s en vliegtuigen leidde tot golven van industrialisatie, kolonisatie en oorlog. Tijdens het informatietijdperk kwam deze globalisering in een stroomversnelling terecht. De informatierevolutie en de elektronische, en later ook digitale, communicatietechnologie zorgden voor een betere en snellere communicatie tussen verschillende landen. De 20e eeuw kenmerkte zich naast de mobiliteit van informatie ook door versnellingen in andere dimensies: de mobiliteit van kapitaal, goederen en mensen

De voor- en nadelen van globalisering staan voortdurend ter discussie. De verspreiding van ziektes en de overbelasting van het milieu worden vaak naar voren geschoven als nadelen. Daarnaast creëerde globalisering meer welvaart in de ontwikkelingslanden, maar wist het de kloof tussen de armste en rijkste langen niet te dichten.

TEGENREACTIE: ANTIGLOBALISME EN DE ACTUALISERING VAN CHOMSKY

Sinds enkele decennia groeit het protest tegen globalisering. Er wordt vooral kritiek geuit op de hedendaagse politiek van internationale instellingen die een economische globalisatie bewerkstelligt in dienst van de (westerse) economische elite. Dit leidt tot een uitholling van democratische systemen en sociale rechten, economische ongelijkheid en milieuvervuiling, zowel in westerse als lageloonlanden.

De protesten vonden plaats naar aanleiding van vergaderingen of samenkomsten van de G8 of van instituten zoals de Wereldhandelsorganisatie. Vaak werd dit protest afgeschreven als ‘antiglobalistisch’. Deze term is voor velen, zoals Noam Chomsky (1928-heden), een misleidende term omdat het basisprincipe van globalisering (een toenemende internationale integratie) niet hetgeen is waartegen geprotesteerd wordt. Dit wordt net als een positieve evolutie beschouwd.

Doorgaans kwam het protest uit de politieke linkerzijde, waarbij de nadruk lag op diverse socialistische ideeën. In recente jaren komt er ook steeds meer protest vanuit de politieke rechterzijde, die de nadruk legt op culturele homogenisering, migratieproblematiek, en economische en sociale problemen ten gevolge van de vrije handel en het verhuizen van industrieën naar lageloonlanden.

17 6 Hoofdstuk 3 The Global Village

MEDIA

De 20e-eeuwse ontwikkelingen binnen de mediatechnologie versterkten het proces van globalisering. Volgens Marshall McLuhan (1911-1980) werd de wereld meer als een uitgebreid dorp ervaren doordat de communicatie en interconnectiviteit tussen mensen mondiaal toenam. Dit noemde hij ‘The Global Village’.

In de loop van de jaren 1950 werd de term ‘massamedia’ gangbaar. Deze term wordt vooral gebruikt voor op technologie gebaseerde media die zich tijdens en na de 20e eeuw ontwikkelden. Die ontwikkeling werd gestimuleerd door de veelheid en versnelling van innovaties die zich in die periode voordeden en door de toegenomen omvang van het publiek. Radio was het eerste niet-print massamedium met een grootschalig bereik. Het bracht boodschappen (en advertenties) die volledige naties en verwante cultuur- en taalgebieden kon bereiken. Radiostations en omroepverenigingen, vaak met een politieke signatuur, schoten in de loop van de jaren 1920 als paddenstoelen uit de grond. De Belgische overheid schiep in 1930 orde met de oprichting van het Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep, het NIR. De wortels van de West-Europese televisie-uitzendingen liggen in de jaren 1950. In de loop van de jaren 1980 en 1990 vergrootte het aanbod aan zenders door de intrede van de kabeltelevisie. De popularisering van het internet en de steeds versnellende evolutie van aanverwante technologieën, zoals smartphones, typeren de laatste decennia. Pushmeldingen laten ons tegenwoordig onmiddellijk en tot in het kleinste detail weten wat er in The Global Village gebeurt.

GESCHIEDSCHRIJVING

Op het eerste gezicht lijkt het dat massamedia, en meer specifiek de digitale en sociale media, meer bronnen nalaten die ook makkelijker raadpleegbaar zijn. Het is echter een illusie om te denken dat deze beter gedocumenteerd en gearchiveerd worden. Er stellen zich namelijk talloze uitdagingen. Ten eerste dreigt informatie die op verouderde technologieën bewaard werd, verloren te gaan of minder toegankelijk te worden. Terwijl nieuwe technologieën gericht zijn op een groter bereik en snelheid, waardoor ze vluchtig van aard zijn. Ten tweede moet er telkens rekening gehouden worden met wetgevingen die persoonsgegevens (privacy) en auteursrechten beschermen. Ten derde komt daar nog de vraag naar selectie, kostprijs en verantwoordelijkheid bij.

JONGERENCULTUUR

Jongeneren zetten zich in hun tienerjaren vaak af van anderen om zo hun eigen identiteit te beklemtonen. Ze vormen onderling een of meerdere subculturen, een groep in de samenleving met gedeelde waarden en een levensstijl die afwijkt van de dominante cultuur, de cultuur die gedeeld wordt door de meeste leden van de samenleving.

In de jaren 1950 verschenen de eerste jongeren(sub)culturen, onder meer doordat de stijgende welvaart na de Tweede Wereldoorlog bijdroeg tot massaconsumptie en jongeren meer aangemoedigd werden om langer te studeren. In de daaropvolgende decennia verschenen er allerlei jongeren- en subculturen, die steeds meer onderhevig waren aan globale invloeden. Sommige verdwenen volledig terwijl andere enorm populair en hip werden, waardoor ze mainstream werden en er uiteindelijk een commerciële massa zonder ideologie overbleef.

Hoofdstuk 3 The Global Village 18 6

Overzicht

Gebruik de informatie uit het hoofdstuk om een antwoord te formuleren op de historische vraag die in ‘Fenestra’ geformuleerd werd. Gebruik de deelvragen om je antwoord te structureren.

Historische vraag: Hoe evolueerde de wereld in de 20e eeuw tot een ‘Global Village’?

1 Welke factoren facilite(e)r(d)en het globalisatieproces?

2 Hoe beïnvloedt de globale informatiestroom de hedendaagse geschiedschrijving?

3 Wat is de hedendaagse impact van het globaliseringsproces op het leven van jongeren?

VOORBEELDVRAGEN

Wat bedoelt men met ‘The Global Village’?

Schets de opkomst en evolutie van jongeren(sub)culturen.

In welke zin speelden de nieuwe technologieën een rol in de stijgende globale integratie?

Wat bedoelt men met ‘the medium is the message’?

Wat bedoelt men met ‘the medium kills the message’?

Waarom stelt Noam Chomsky ‘andersglobalisme’ voor in plaats van ‘antiglobalisme’?

Waarom garanderen digitale media niet noodzakelijk een betere archivering van bronnen?

Welke invloed hadden de jongerenculturen van de artiestelingen en kuiven in de volgende decennia?

Waarom ontstonden jongeren(sub)culturen precies na de Tweede Wereldoorlog?

Welke uitdagingen stellen zich bij het archiveren van massamediale en digitale bronnen?

Schets de evolutie van de massamedia van de jaren 1950 tot het heden.

Welke kritieken uit(te) de politieke linkerzijde op de globalisering zoals die de afgelopen decennia gebeurde?

Welke kritieken uit(te) de politieke rechterzijde op de globalisering zoals die de afgelopen decennia gebeurde?

Wat is een egodocument?

Waarom is er waarschijnlijk veel informatie uit de begindagen van het internet verloren gegaan?

19 6 Hoofdstuk 3 The Global Village

Janus is de Romeinse god van het begin en het einde. Hij is ook de god van de poorten en deuren, en wordt afgebeeld als een man met twee gezichten.

In de reeks Janus bestuderen we de geschiedenis vanaf het ontstaan van de mens tot vandaag: het begin en het –voorlopige – einde. Hierbij proberen we deuren te openen.

Deuren die ons meer inzicht verschaffen in het doen en laten van de mens, hoe onze maatschappij in elkaar zit en hoe ze zo is gegroeid. Dankzij dit inzicht zijn we beter gewapend om kritisch te staan in onze maatschappij. Daarom kijken we niet alleen naar achter. Net als de januskop kijken we ook naar voor, naar de toekomst.

Benieuwd naar meer?

• Blader door het inkijkmateriaal of bekijk het webinar op onze website.

• Contacteer jouw educatief adviseur voor een presentatie.

SCHRIJF JE IN OP DE NIEUWSBRIEF @DieKeureEducatief @DieKeureEducatief @DieKeure janus.diekeure.be 850001343

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.