1 minute read
Een toverlantaarn met een zaklamp
Nog voor er films bestonden, werden er al voorstellingen met projecties getoond. Maar aan het einde van de 19e eeuw waren er plots toestellen die bewegende beelden konden tonen. Films dus, als een heleboel foto’s na elkaar.
Bij die eerste films werden er ongeveer 16 tot 20 beelden per seconde getoond. Nu worden er tot 48 beelden per seconde getoond in films.
De broers Lumière maakten de eerste echt film in 1895. Die werd getoond met behulp van de cinematograaf. Wat een succes! Er kwamen wel 4000 mensen per dag naar kijken.
Bij die eerste films was er nog geen geluid. Daarom werden ze stomme films genoemd. Of ook wel zwijgende of stille films. Om het verhaal van de film duidelijk te maken, verscheen er soms tekst op het scherm. Of soms was er zelfs iemand die uitleg gaf tijdens de voorstelling. Die maakte dan ook andere geluiden die bij de film hoorden.
De acteurs in een stomme film moesten helemaal anders spelen. Ze moesten het hele verhaal met hun lichaam vertellen! Dat was zo bijzonder dat we die acteurs nu nog steeds goed vinden.
Denk maar aan Charlie Chaplin! Het maakt niet uit welke taal je spreekt, hij is altijd grappig.
Of misschien ken je Stan Laurel en Oliver Hardy wel? Beter bekend als “De dikke en de dunne”. Als je ze niet kent, zoek dan zeker hun filmpjes eens op Youtube.
Jammer genoeg zijn veel van die acteurs gestopt toen de geluidsfilm kwam. Want ineens moesten ze dan helemaal anders gaan spelen. Dat vonden ze niet leuk. Of ze konden het niet.
Een van de eerste griezelfilms was Nosferatu. Ook dat was een stomme film. Die bracht het bekende verhaal van Dracula. De stille films zonder kleur konden dus grappig zijn, maar ook heel eng. Vooral door de vele schaduwen.
Ook de stomme film Frankenstein was in 1931 succesvol.