1 minute read
Rondreizende bioscopen
Denk niet dat die eerste films een uur duurden! De meeste films die in bioscopen getoond werden, duurden amper één minuut. Maar mensen vonden die bewegende beelden gewoon fantastisch. Zij verlangden niet naar een goed verhaal maar gewoon naar beweging. Natuurlijk waren zij bereid om te betalen om die bewegende beelden te zien! En dus waren er ook mensen die daar geld in zagen.
In het begin waren er nog geen bioscopen in vaste zalen. Bioscopen reisden toen rond. Er werden films geprojecteerd in zaaltjes of in cafés. Daar betaalden mensen maar al te graag voor. En kinderen mochten meestal binnen voor de helft van de prijs!
Heel vaak reisden die bioscopen ook rond met hun eigen tent. Op kermissen en markten. Dat was helemaal bijzonder want die tenten waren prachtig. Als je naar de film ging, kwam je in een heel aparte wereld terecht.
In die tijd (het begin van de twintigste eeuw) ontwikkelde de film zich zeer snel. De films werden langer. Vooral grappige films waren populair, maar dus ook griezelfilms of romantische films. Maar ook actuele gebeurtenissen. De mensen hadden immers geen televisie, naar het nieuws kijken kon nog niet.
Op korte tijd was er ook een cultuur van filmsterren.
Dit is Mary Pickford, iedereen vond haar bloedmooi!
Rondreizende bioscopen waren eerst dus een gigantisch succes. Maar toen gebeurde er wat er altijd gebeurt: Mensen overdrijven. Er kwamen te veel rondreizende bioscopen. Dus moesten ze weer iets nieuws gaan zoeken. Zo werd de bioscoopzaal geboren.
Eerst hadden die nog de concurrentie van rondreizende bioscopen. Daarom waren ze van alle comfort voorzien. Maar stilaan verdwenen de rondreizende bioscopen. En toen kwam Wereldoorlog I …
In grote steden waren er toen chique bioscopen. Maar tijdens de oorlog bleven de mensen graag dicht bij huis. Daarom kwamen er toen veel wijkbioscopen bij.