Naam ________________________________________________  Klas ____________
Magische verhalen
Kijker 1 educatieve uitgaven
6
Les 1 Ik kan voorspellen waarover het verhaal zal gaan. Ik kan vragen beantwoorden bij de tekst.
1 Wat betekent het woord ‘magie’? Noteer kort. _____________________________________________________________________________
2 Vul het woordenweb in. Denk na: –– Welke magische figuren ken je? –– Welke voorwerpen, dieren … horen bij deze figuur?
Magie
2
Les 1
3 Vul aan.
In deze Kijker lees je enkele fragmenten uit het boek ‘Raveleijn’. Dat werd geschreven door _______________________________. Doorstreep: deze tekst is een fictietekst – een non-fictietekst. Dat betekent __________________________________________. Dit weet ik er al over: ____________________________________ _____________________________________________________. Paul van Loon
4 Lees de inleiding van het verhaal. Thomas, Maurits, Emma, Lisa en Joost wandelden naar het bos bij de herberg. Emma en Lisa liepen voorop met hun nieuwe hondje, Spike. Onderweg toonde Joost aan zijn broer Maurits wat hij die middag vond: een oude kaart van het graafschap Ravenbosch. Maurits wist dat de streek rond de herberg zo heette in de middeleeuwen. Achteraan het groepje slenterde Thomas, de oudste, het bos in. ‘Wat valt hier te beleven in zo’n bos?’ dacht hij. Plots kwamen Emma en Lisa in paniek melden dat Spike verdwenen was. Op dat moment klonk er geklapper van vleugels. Een grote zwarte vogel steeg op uit de bladeren en vloog weg over de bomen. De kinderen besloten Spike te zoeken en splitsten op in twee groepjes, maar dan merkten ze dat ook Joost verdwenen was …
de herberg het graafschap slenteren verdwenen
klein hotel of café gebied waar een graaf de baas is heel traag wandelen weg Les 1
3
5 Bekijk de tekst voor je begint te lezen.
Waarover denk je dat deze tekst zal gaan?
De poort Schrijver Paul van Loon
Tekenaar Maarten Zerelik
Thomas zuchtte. Mooie boel! Moet ik eerst Joost vinden en daarna nog dat mormel zoeken, dacht Thomas.
6 Noteer. Met ‘dat mormel’ bedoelt Thomas ___________________________________.
Hij liep tussen de bomen door, maar al die bomen leken op elkaar. Behoedzaam stapte hij over dikke boomwortels. Hij voelde zich steeds minder op zijn gemak. Het leek of hij door zijn droom liep. Die gedachte bezorgde hem opnieuw rillingen. Ergens hoorde hij de stemmen van Emma en Lisa, die Spike riepen. ‘Stel je niet aan’, mompelde hij binnensmonds. ‘Zelfs de meisjes zijn niet bang voor dit bos.’
7 Kruis aan wat past. Thomas mompelt hier tegen … ❒ Emma en Lisa
❒ Spike
❒ Joost
❒ zichzelf
Hij liep verder. De bomen stonden steeds dichter op elkaar en het werd steeds donkerder. ‘Joost!’ fluisterde Thomas. Om de een of andere reden durfde hij niet te roepen. Stel je voor dat er opeens ruiters op dampende paarden uit het donkere bos tevoorschijn stormden.
8 Noteer. ‘Dampende’ paarden
Hij schudde met zijn hoofd. Het moest afgelopen zijn met die rare gedachten. Opeens hoorde hij luid gekras van een vogel. Zijn hart klopte sneller.
het mormel behoedzaam de rilling mompelen binnensmonds krassen 4
Les 1
scheldwoord voor een lelijk dier of mens voorzichtig beving, bijvoorbeeld als je bang bent heel stil praten zo stil praten dat alleen jij het hoort een hard en rauw keelgeluid maken (bijvoorbeeld een raaf)
zijn paarden die ___________ __________________________ _________________________.
Thomas stapte door een smalle opening tussen twee bomen en zag in de verte een gedaante lopen. Gelukkig! Het was Joost. Hij hield zijn plastic zwaard voor zich uit en stond voor een houten ophaalbrug die over een gracht lag. Aan de overkant van de brug verrees een grote, stenen poort. Wat een vreemd ding! dacht Thomas. Dat lijkt een bouwsel uit een andere tijd. Thomas zag dat Joost zonder aarzelen over de brug naar de poort liep. Wat doet die idioot nou, dacht Thomas. Waarschijnlijk is die brug hartstikke gammel.
9 Ik lees een moeilijk woord. Gammel betekent __________________________________________. Dadelijk zakt hij erdoor en dan valt hij in die gracht! ‘Niet doen!’ wilde hij roepen, maar hij bleef bewegingloos staan, alsof iets hem tegenhield. ‘Laat hem gaan’, fluisterde een stem in zijn oor. Verschrikt keek hij om. 10 Ik lees iets dat niet letterlijk in de tekst staat. Er stond niemand achter hem. Hij moest zich vergist hebben. Deze stem is van _________________________ ________________________________________. Een windvlaag streek langs zijn gezicht en zijn oren. Toen hij weer voor zich keek, stond Joost al voor de poort. Boven op de boog van de poort zat een vogel, die luid kraste. Een raaf. Joost keek omhoog, alsof hij naar de vogel luisterde. Sterker nog, het leek wel of de raaf tegen Joost sprak. Dit kan niet! dacht Thomas. Nog steeds stond hij stil op zijn plaats.
de gedaante de gracht verrijzen het bouwsel zonder aarzelen de idioot bewegingloos
de vorm van een mens of dier de beek verschijnen, zichtbaar worden het gebouw niet twijfelend iemand die niet zo slim is zonder beweging, stil Les 1
5
‘Joost’, wilde hij roepen, maar de kreet bleef steken in zijn keel. Hij zag hoe de raaf van de boog af zweefde en op de schouder van Joost landde. Eindelijk hervond Thomas zijn stem. ‘Joost Woudenberg, kom onmiddellijk hier!’ riep hij. Hij besefte opeens dat hij klonk als zijn vader. Nog even zag hij Joost staan, met de raaf op zijn schouder. Het volgende moment was Joost verdwenen …
Een grote ruiter Thomas staarde naar de poort. Het leek net of Joost in het niets was opgelost. Kan niet! dacht Thomas weer. Joost kan niet zomaar verdwenen zijn. Hij moet door die poort gegaan zijn. Ik heb het zelf gezien! Thomas holde naar de ophaalbrug. Even aarzelde hij. De brug zag er oud uit. Als Joost het durft, durf ik het ook! De brug bewoog onder zijn voeten, kraakte, kreunde als een oude omgevallen deur. Oei, gevaarlijk! Joost is natuurlijk een stuk lichter dan ik, dacht Thomas, maar toen stond hij al voor de poort. Het was een hoge stenen boog. Er groeide mos op en onkruid klampte zich met kleine groene vingertjes vast aan stenen. Boven de boog was een ruiter op een paard uitgehouwen. In de steen recht boven de poort stond een woord, of een naam: Raveleijn. Thomas keek verbaasd. Het was onmogelijk dat Joost door de poort gegaan was. Maar waar was hij dan?
11 Onderstreep waarom dit onmogelijk was.
Thomas liep om de poort heen. Aan de achterkant was niets bijzonders te zien. Alleen een verstrengeling van de planten, wortels en takken. En daarachter strekte het bos zich weer uit. Ben ik nou gek? dacht hij. Ik weet zeker dat Joost door deze poort verdwenen is. Of toch niet? Verdwaasd liep Thomas terug naar de voorkant van de poort. Langzaam kreeg hij het gevoel dat hij in een droom beland was, waar niets meer was wat het leek.
in het niets oplossen hollen uithouwen verstrengelen verdwaasd 6
Les 1
verdwijnen snel lopen in steen kappen, beitelen door elkaar groeien in de war
In de verte kraste een vogel. Thomas keek om. Geflapper van vleugels. Opnieuw voelde Thomas een huivering. Wat gebeurt er toch? dacht hij. Hij keek weer naar de poort en zag iets ongelooflijks. Daar stond Joost, gewoon met zijn plastic zwaard. Hijgend keek hij om zich heen. Hij zag er verwaaid uit. Achter hem vloog een raaf krassend op, als een schaduw die zich losmaakte. De vogel landde op de stenen boog en keek Thomas strak aan met zijn gele ogen. ‘Joost … waar was jij?’ stamelde Thomas. Joost keek hem aan alsof hij Thomas voor het eerst van zijn leven zag.
12 Welk gevoel past hierbij? Kruis aan.
❒ verdrietig
❒ boos
❒ verbaasd
‘Huh? Wat …’ Hij schudde zijn hoofd, krabde in zijn haren en keek verbaasd naar zijn plastic zwaardje. ‘Hoe kan dat?’ mompelde hij. ‘Dit was net een echt, groot zwaard! En nu is het weer …’ Opnieuw keek hij naar Thomas. Thomas legde zijn hand op Joost zijn schouder en schudde hem zachtjes. ‘Wat is er gebeurd, Joost? Waar was jij? Het leek wel of je door de poort verdween. Maar dat kan niet, want je was niet aan de achterkant. Ik ben er omheen gelopen! En nu sta je opeens weer hier!’ Thomas zweeg. Hij hoorde zichzelf praten en begreep dat wat hij zei onmogelijk was. Hij moest zich vergist hebben. ‘Ik was groot’, zei Joost. ‘Ik was een grote ruiter. Met een echt zwaard en een helm. En ik zat op een groot, zwart paard.’ Hij schudde zijn hoofd in verwondering. ‘Het was … super! Ik wil terug …’
de huivering verwaaid stamelen de verwondering
lichte, snelle rilling verdwaasd, verward stotteren, praten in stukjes de verbazing Les 1
7
Hij keek om naar de poort. De raaf zat nog op de boog. Hij kraste en flapperde met zijn vleugels. Joost keek omhoog. Het leek of hij naar iemand luisterde. ‘Dat is goed, mevrouw’, zei hij toen. ‘Ik kom terug, dat beloof ik. En dan zal ik …’ ‘Genoeg!’ zei Thomas. ‘Schei uit met die onzin, Joost. Ik weet niet precies wat er gebeurd is, maar je kletst uit je nek.’ Hij greep Joost beet en trok hem mee over de loopbrug. Joost spartelde tegen. ‘Laat me los, Thomas. Ik wil een grote ruiter zijn! Raveleijn heeft onze hulp nodig!’ Thomas luisterde niet meer en sleurde Joost mee. ‘Kom, we gaan kijken of Emma, Lisa en Maurits dat mormel gevonden hebben …’
uit Raveleijn, Paul van Loon, Leopold met tekeningen van Maarten Zerelik
uit je nek kletsen domme, dwaze dingen zeggen
14 Vat het verhaal samen in vijf zinnen. _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
8
Les 1
Les 2 Ik kan een filmfragment vergelijken met de tekst die ik heb gelezen.
Ik gebruik Standaardnederlands. Ik kan zinnen maken met veel verschillende woorden. 1 Wat is hetzelfde in het filmfragment en in de tekst? Wat verschilt?
Noteer minstens één gelijkenis en één verschil.
gelijkenis
verschil
______________________________ ______________________________ ______________________________ ______________________________ ______________________________ ______________________________
2 De ridder in het fragment roept ‘Kicken!’. Wanneer gebeurt dit nog? Wat kom je zo te weten? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
3 De raaf brengt een briefje naar de groep mensen. Welke boodschap zou er op het briefje kunnen staan? Noteer enkele zinnen. _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________
4 Welke magische elementen zag je in het fragment? Noteer er drie. _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
5 Kruis aan wat bij je past. Onderscheid maken tussen echt gebeurd of fantasie Ik weet nog niet goed of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik weet of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik kan nog niet goed vertellen hoe ik dat weet. Ik weet of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik kan vertellen hoe ik dat weet. Les 2
9
Les 3 Ik kan, samen met andere leerlingen, informatie verzamelen over magische figuren.
1 Vul de identiteitskaart van je magische figuur in.
Naam: Korte informatie
Afbeelding
–– grootte __________________________ –– woonplaats __________________________ –– uiterlijk __________________________ __________________________
2 Beschrijf enkele magische krachten van je figuur.
10
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
Les 3
3 Noteer extra weetjes over je magische figuur.
_________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________
4 Noteer enkele verhalen waarin deze figuur voorkomt.
_________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________
Les 3
11
5 Kruis aan wat bij je past. Oriënteren op de schrijftaak Ik kan niet alle stappen van het schrijfproces doorlopen. Ik kan alle stappen van het schrijfproces doorlopen met behulp van een stappenplan, de leerkracht of een medeleerling. Ik kan alle stappen van het schrijfproces zonder hulp doorlopen. Ideeën verzamelen Ik kan weinig informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe … Ik kan min of meer informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe … Ik kan veel informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe …
12
Les 3
Les 4 Ik kan verstaanbaar vertellen over magische figuren. Ik weet of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik kan vertellen hoe ik dat weet.
In deze les let ik … erop dat ik een mooie taal gebruik. … op het bouwen van goede zinnen. … erop dat ik aandachtig luister en dat ik interessante dingen noteer. … op leuke ideeën om mijn magisch verhaal mee op te bouwen.
1 Noteer sleutelwoorden over de magische wezens.
_______ ___________ ___________ _______ ___________ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ____ ___________ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ____ _______ ___________ ___________
___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______
Les 4
13
2 Kruis aan wat bij je past. Standaardnederlands hanteren Ik spreek geen mooi Standaardnederlands. Ik kan goed Standaardnederlands spreken, maar doe het nog niet altijd. Als de leraar me eraan herinnert, lukt het me wel. Ik spreek Standaardnederlands. Dat doe ik tijdens spreekopdrachten, maar ook op de gepaste momenten in de klas. Onderscheid maken tussen echt gebeurd of fantasie Ik weet nog niet goed of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik weet of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik kan nog niet goed vertellen hoe ik dat weet. Ik weet of iets echt gebeurd is of fantasie is. Ik kan vertellen hoe ik dat weet.
______ ___________ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ ___ ___________ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _____ _______ ___________ ___________ ______ ___________ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __
___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______ ___________ ___________ _______
14
Les 4
___________ ___________ ____ ___________ ___________ ____ ___________ ___________ ____ ___________ ___________ ____
Les 5 Ik kan het vervolg van het verhaal voorspellen.
Ik kan de betekenis van woorden afleiden uit de tekst of opzoeken.
1 Wat weet je nog over Joost en Thomas? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Slaapwandelwartaal Schrijver Paul van Loon
Tekenaar Maarten Zerelik
De doornhaag week uiteen, de takken bogen weg en Joost liep onder de boog door. Plotseling verhief een van de vijf raven zich van de boog, zeilde omlaag en vloog door de poort achter Joost aan. Even zag Thomas een helwitte gloed. Daarna was er niets meer te zien. Joost en de raaf waren verdwenen, opgeslokt door de poort. In de opening bewogen en golfden takken als de tentakels van een octopus. Mist dreef over de grond. Thomas stormde op de poort af. ‘Joost!’ riep hij. Maurits en de tweeling holden achter hem aan de brug op. ‘Kom op, we moeten achter Joost aan’, riep Thomas over zijn schouder. Maar toen ze voor de poort stonden, vlochten en verstrengelden de doorntakken zich razendsnel weer in elkaar. Ze vergroeiden tot een ondoordringbare muur van takken, doorns en stekels. De poort was gesloten, veranderd in een muur van groen.
‘Hoe … hoe kreeg Joost dat voor elkaar?’ zei Emma. ‘Hij riep iets’, zei Lisa. ‘Wat dan?’ vroeg Maurits. Lisa en Emma haalden hun schouders op.
slaapwandelen de doornhaag zich verheffen helwit ondoordringbaar
rondlopen terwijl je slaapt rij doornstruiken omhoog gaan helderwit, heel erg wit niets kan erdoor, niet te doordringen Les 5
15
‘Geen idee. Slaapwandelwartaal. Zoals die onzin dat hij in een soort grote ruiter veranderd was.’ Thomas schudde zijn hoofd. ‘Misschien was het geen onzin wat hij vertelde …’ ‘Wat bedoel je?’, vroeg Maurits. Thomas staarde naar de poort. ‘We moeten achter hem aan, anders zijn we hem voorgoed kwijt!’ Boven op de boog was een woord in de stenen gegraveerd: Raveleijn. Thomas wees ernaar. Opeens snapte hij het. ‘Het is een wachtwoord!’ ‘Welk woord?’ vroeg Emma. ‘Het woord dat Joost zei. Dat slaapwandelwartaalwoord. Toen hij dat zei, kon hij gewoon doorlopen.’ ‘Hoe weet je dat?’ ‘Dat weet ik gewoon.’ ‘Rave…leijn!’ zei Maurits lusteloos. ‘Kijk dan, er gebeurt niets!’ Thomas keek naar de boog en naar de raven. De vogels knipperden met hun ogen, alsof ze hem een teken gaven. ‘Wacht’, zei Thomas. ‘Laat mij maar.’ Nog steeds voelde hij angst voor het onbekende, maar langzaam maakte dat gevoel plaats voor opwinding. Ik ben de oudste, dacht hij. Ik moet Joost veilig terugbrengen! Hij stak zijn handen uit, zodat hij bijna de muur van takken en stengels raakte en concentreerde zijn gedachten op de poort. ‘Raveleijn!’ zei hij luid en duidelijk. Boven de poort werden langzaam woorden in de boog gegraveerd, alsof een onzichtbare hand ze in de stenen schreef. De woorden vormden een vreemde zin. ‘Wat staat daar nou?’ zeiden Emma en Lisa. ‘Waar raven ruijters zullen zeijn’, las Thomas hardop.
2 Ik stop even met lezen en denk na. Dat is niet juist gespeld. Waarom schrijft de schrijver hier fouten? _________________________________________________________ Rare spreuk! dacht hij. Klinkt heel ouderwets. Wat betekent dat? Een soort voorspelling? Of … Onmiddellijk kwam er beweging in de muur van groen. De takken trilden, bogen weg en trokken krom naar de zijkanten van de poort, zodat een opening ontstond. Thomas knipperde met zijn ogen. Hij kon niet geloven wat hij zag. Maar het was echt. Voor hem lag een donkere tunnel, waar mist uit stroomde. Thomas wenkte zijn broer en zussen. ‘Het werkt! Kom, lopen! Joost is daar ergens.’
het wachtwoord lusteloos graveren de opening 16
Les 5
de code om ergens in te geraken met weinig energie met een scherp voorwerp iets ergens in krassen gat
Bijna op hetzelfde moment spreidden de vier raven hun vleugels en doken klapwiekend omlaag. ‘Help, ze vallen ons aan!’ riep Emma. Met de raven op hun hielen holden ze de tunnel in. Mist sloot zich om hun benen.
3 Dit is een moeilijke uitdrukking. Het betekent: ❒ De raven pikken in hun hielen. ❒ De raven volgen hen snel. ❒ De raven vallen hun voeten aan. ❒ De raven vliegen weg van hen. ‘Joost, waar ben je?’ schreeuwde Thomas. Klamme dampen kronkelden langs zijn lichaam omhoog. Hij keek om zich heen, maar zag niets meer. Het leek of de mistige tunnel zijn broer en zusjes verzwolgen had. ‘Maurits!’ riep hij. ‘Emma, Lisa! Waar zijn jullie …?’
Nachtmerrie? Thomas ploegde voort door de mist. Angstzweet liep over zijn rug. Waar waren de anderen? Was hij opeens alleen? Konden ze nog wel terug? En waar was Joost? ‘Maurits!’ Geen antwoord. Nog steeds tastte hij rond in het duister. ‘Lisa! Emma!’ Waar zijn ze toch? In plaats van hun stemmen hoorde hij klapwiekende vleugels. Er streek iets langs zijn oor. Veren? De angst kneep zijn keel dicht. Er klonk gekras van vogels, dat langzaam overging in een ander geluid, een vreemd soort gegil, gehinnik …
klapwieken klam verzwelgen voortploegen
met de vleugels tegen elkaar slaan nat opslokken, doorslikken doorstappen Les 5
17
Thomas stond stil. De wereld om hem heen veranderde. En zelf was hij ook aan het veranderen. Hij voelde dat er iets ongelooflijks gebeurde. Het was alsof zijn botten groeiden, alsof zijn ruggengraat uitrekte, alsof zijn hoofd en lichaam uitzetten … Hij voelde dat hij opgetild werd. 4 Ik voorspel wat er met Thomas Wat gebeurt er met mij? dacht hij. gebeurt. Thomas knipperde met zijn ogen. ____________________________ De mist verdampte en hij zag het einde van de tunnel, een opening. ____________________________ Opnieuw hoorde hij gehinnik. Hij zat op de rug ____________________________ van een dier. Een dampend paardenlijf. ____________________________ Helder licht scheen op hem. Daglicht? Het was dus geen nacht aan deze kant van de poort. In het licht zag hij drie andere gedaantes. Ook zij zaten op paarden. Hun kleren waren kleurige, leren omhulsels. Groen, paars, blauw. Op hun hoofden stonden helmen, met verschillende vormen, snavelachtig, roofdierachtig … De paarden steigerden, de ruiters klampten zich vast aan de manen.
5 Wat doet het paard op deze tekening?
‘Wie … wie zijn jullie?’ riep Thomas. ‘Thomas?’ zei de voorste ruiter. Zijn stem klonk als die van Maurits, maar dan zwaarder, volwassen. ‘Thomas?’ riepen de twee andere ruiters in koor. Hè! Waren zij het echt? Zijn broer en zusjes? Wat was dit voor waanzin? ______________ ‘Dit … kan niet!’ riep Thomas. ‘Julie kunnen Maurits en Emma en Lisa niet zijn! Jullie zijn … te GROOT.’ ‘Wel waar, Thomas. Wij zijn Emma en Lisa. En dit is Maurits. En jij bent ook veranderd, hoor, oliebol.’ Thomas keek op. ‘Oliebol.’ Alleen Emma en Lisa noemden hem zo. Dus … Dit is precies wat Joost vertelde, dacht hij. Dus het was geen verzinsel van hem. Wij zijn gegroeid, raven zijn paarden geworden en … Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat is er met ons gebeurd? Daarnet waren wij nog gewoon … kinderen. Toch?’ Maurits knikte. ‘Ik weet het ook niet, Thomas. Dit is niet te verklaren. Daarnet waren deze paarden toch nog raven? Hoe kan dat?’
de manen de waanzin 18
Les 5
lange haren in de nek van een paard de gekheid, onzin
‘Ik weet het niet!’ Hij keek naar zijn handen, die in donkerrode leren handschoenen zaten. Hij droeg een rood wambuis, zoals de ridders vroeger droegen en een rode broek met rode, hoge leren laarzen. Om zijn schouder hing een karmozijnrode mantel. Maurits had soortgelijke kleding in een donkergroene kleur. Emma was gehuld in paars en Lisa’s kleur was blauw. ‘Wauw!’ zei Thomas ten slotte. ‘Jullie zien er echt wel ontzettend cool uit!’ Voorzichtig streelde hij de hals van het paard. Gek genoeg kreeg hij vanbinnen een steeds beter gevoel over deze hele toestand. ‘Ik weet niet wat er gebeurd is … Maar het is geweldig! Wie had gedacht dat er achter zo’n suf middeleeuws dorp zo’n coole wereld verstopt zou zitten! Misschien is het een droom. Of anders …’ ‘Een nachtmerrie!’ galmde een zware stem. 6 Ik voorspel dat die zware stem uit Raveleijn, Paul van Loon, Leopold afkomstig is van ... met tekeningen van Maarten Zerelik
de wambuis de nachtmerrie galmen
___________________________.
middeleeuws jasje met veel laagjes slechte droom luid en krachtig klinken
7 Trek telkens een pijl naar de juiste ridder. ●
Thomas
●
Emma
●
Lisa
●
Maurits
8 Vul aan. Mijn meest favoriete personage is _________________________________, omdat ________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________. Les 5
19
Les 6  Ik kan woorden benoemen als zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en lidwoord.
11
1 Markeer alle zelfstandige naamwoorden.
Omkring de eigennamen.
Op de eerste dag van de vakantie leerde Thomas toveren. Hij las alle boeken van Harry Potter. Meneer Melchior vertelde hem hoe je ĂŠcht moest toveren. Thomas liep alleen naar de visvijver in het bos. Die morgen stond er een man op het pad.
15
2 Markeer de zelfstandige naamwoorden met geel. Markeer de bijvoeglijke naamwoorden met groen. De lange, dunne man had een bleke kleur. Op zijn hoofd droeg hij een grappig bolhoedje. Daaronder blonken donkere ogen. Thomas stond op het zanderige pad. Melchior stak zijn magere hand uit naar de verbaasde Thomas.
20
Les 6
16
3 Omkring alle werkwoorden. De tovenaar was heel dicht bij het gezicht van Thomas. Hij keek streng naar de jongen. Vervolgens bibberde Thomas van angst. De hoed draaide hoog in de lucht. Dan landde hij netjes in de handen van meneer Melchior. Thomas vond dit een mooie truc. Thomas hoopte dat hij dat ook mocht proberen. Hij heeft geluk dat hij meneer Melchior ontmoette.
11
4 Noteer de passende lidwoorden. Toen stelde Melchior een vraag die het leven van Thomas voorgoed zou veranderen: ‘Zou je willen leren toveren? Gewoon _____ bekende werk: _____ prinses veranderen in _____ kikker, water laten branden, noem maar op.’ Aarzelend zette Thomas _____ stap naar achter, klaar om weg te lopen. Hij hield _____ vishengel in zijn handen geklemd alsof die _____ wapen was. Melchior pakte _____ visstok, brak hem in tweeën en gooide hem in _____ struikgewas. _____ tranen sprongen Thomas in _____ ogen. _____ hengel was _____ allermooiste geschenk geweest van zijn hele verjaardag.
21
Les 7 en 8 Ik kan het vervolg van een fictief en magisch verhaal schrijven.
1 Lees deze inleidende tekst.
Schrijver Luc Descamps Tekenaar José de Cruz
Gawain is een tovenaarsleerling. Samen met zijn meester, tovenaar Ambrosius, is hij op weg naar een groot tovertornooi. Dat tornooi heet de Grote Bijeenkomst en wordt maar om de zeven jaar georganiseerd. Gawain wist niet wat hij zag. Eerst reden ze nog gewoon door het woud. Maar ineens leken de bomen te wijken voor een gigantische open plek met een groot grasland, een enorm meer en een grote houten herberg. ‘Is dit echt?’ vroeg Gawain. ‘Zo echt als jij en ik, Gawain. Maar een gewone sterveling zal deze plek nooit vinden. Wie door het woud reist, loopt er altijd omheen, hoe groot het hier ook is. Je hebt magie nodig om hier terecht te komen. Een tovenaarsleerling zoals jij zou het in zijn eentje nooit vinden, zelfs al ben je hier eerder geweest. Alleen wie uitgenodigd wordt om deel te nemen aan de Grote Bijeenkomst, kan deze plek vinden. We zijn mooi op tijd. De Bijeenkomst begint morgen. Kom, we gaan gauw naar de herberg.’ Ze reden tot aan het houten gebouw. Gawain volgde zijn meester. De sfeer binnen was opperbest. De grote gelagzaal was gevuld met twee grote tafels. Aan een ervan zaten – meestal oudere – mannen van wie het gewaad duidelijk maakte dat ze magiërs waren. Allen droegen ze een reismuts, zoals Ambrosius. ‘Ambrosius, oude tovenaar! Kom erbij! Blij je te zien, man!’ Iedereen aan de tafel keek op en allen verwelkomden ze Ambrosius. De tovenaar liep naar een lege stoel en nam plaats. Gawain bleef staan en wist niet goed wat te doen. Ambrosius draaide zich naar hem toe en gaf hem een opdracht. ‘Ga jij naar de stallen om onze spullen te halen. Irmgard zal je vertellen waar je alles naartoe mag brengen …’ uit Tovenaars, Luc Descamps, Manteau
22
Les 7 en 8
2 Denk na over het verhaal en hoe je het zal verder zetten.
De opbouw van een fantasie- of fictieverhaal
TITEL Schrijver Personages Hoe zien ze eruit?
Hoofdfiguren
Hoe gedragen ze zich? Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om de personages te beschrijven.
Andere figuren
Verhaal
Je verhaal wordt spannender als je interessante personages laat meespelen.
Waar speelt het verhaal zich af?
Inleiding
Beschrijf wat je kunt zien, horen, ruiken ‌
(plaats, situatie)
Wat is er tot nu toe al gebeurd?
Midden
Oplossing – Probleem
Slot
In het verhaal zit een actie: laat allerlei dingen gebeuren. Denk na over hoe het verhaal afloopt. Kies een leuk, een droevig of een onverwacht einde.
het tornooi wedstrijd, toernooi gigantisch heel erg groot de sterveling mens opperbest kan niet beter, supergoed de gelagzaal eet- en drinkzaal het gewaad lang kleed Les 7 en 8
23
De personages 3 Wie speelt er mee? Beschrijf de personages. Maak gebruik van bijvoeglijke naamwoorden.
Gawain is een slimme en knappe tovenaarsleerling
… of een verwarde en domme tovenaarsknecht.
Ambrosius is een rustige en sterke tovenaar
… of een klunzige en knoeiende magiër.
idee
Wie komt er nog bij het verhaal? Denk aan de ____________________________________________________________________________ magische figuren.
____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Hoe gedragen ze zich?
____________________________________________________________________________
Gedraagt Gawain zich als een held? En Ambrosius zich als een meestertovenaar?
De plaats 4 Waar speelt het tovertornooi zich af? Hoe ziet die plaats eruit? Beschrijf.
idee ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ In het____________________________________________________________________________ toverwoud?
____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Op de binnenplaats Op een heuvel? ____________________________________________________________________________ van een kasteel?
Op een open plek in het bos? Aan de rand van een vijver? In een open veld?
24
Les 7 en 8
Het probleem 5 Wat zal er gebeuren? Denk na over hoe het probleem wordt opgelost. Beschrijf.
TIP Bouw spanning op door je zin te beginnen met … Plotseling … Vanuit het struikgewas sprong …
Met een bliksemschicht … Met veel lawaai …
Hoe?
idee
Waar?
____________________________________________________________________________ Wie? Waarom?
____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________
Wanneer?
Waardoor? Wat?
Het slot 6 Beschrijf de ontknoping van het verhaal.
idee
Hoe loopt het tornooi af?
____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Wat krijgt de overwinnaar? ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Wat gebeurt er nadien met Wie wint het tornooi?
Gawain en Ambrosius?
7 Kruis aan wat bij je past. Ideeën verzamelen Ik kan weinig informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe … Ik kan informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe … Ik kan veel informatie verzamelen door te antwoorden op vragen zoals wie, wat, wanneer, waarom, waardoor, hoe … Les 7 en 8
25
8 Schrijf het vervolg van het verhaal.
_____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
26
Les 7 en 8
_____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
9 Kruis aan wat bij je past. Maakte je gebruik van het moodboard? ❒ Ja ❒ Nee
Heeft het je geholpen? ❒ Ja ❒ Nee
Oriënteren op de schrijftaak Ik kan niet alle stappen van het schrijfproces doorlopen. Ik kan alle stappen van het schrijfproces doorlopen met behulp van een stappenplan, de leerkracht of een medeleerling. Ik kan alle stappen van het schrijfproces zonder hulp doorlopen. Keuze van passende woordenschat Ik maak weinig gebruik van figuurlijk taalgebruik in mijn magisch verhaal. Ik maak af en toe gebruik van figuurlijk taalgebruik in mijn magisch verhaal. Ik maak veel gebruik van figuurlijk taalgebruik in mijn magisch verhaal.
Les 7 en 8
27
Les 9 Ik kan nadenken over samenstellingen en woorden met voor- en achtervoegsels.
14
1 Onderstreep alle samenstellingen. Noteer de twee delen van de samenstelling. Thomas zei: ‘Laten we maar met de toverlessen beginnen.’ Met zijn lange wijsvinger priemde Melchior naar hem en zei: ‘Ik wil het woord goochelen nooit meer horen. Het verschil tussen een goocheltruc en echte magie zal je snel te weten komen.’ In de verte hoorden ze een kerkklok. Het was twaalf uur ’s nachts.
________________ + ________________ ________________ + ________________ ________________ + ________________ ________________ + ________________
2 Kleef twee woorden aan elkaar. Schrijf de samenstelling in de juiste zin. stok – steel – toppen – wijs – bont – vinger – bezem – stijf – muts – vinger ‘Oké, pak de bezem maar!’ zei meneer Melchior. Thomas bleef _____________________ staan. Hij keek verbaasd naar de tovenaar. Die had een enorme __________________________ op zijn hoofd. ‘Neem de _____________________!’ klonk het streng. En toen gebeurde het. Thomas bukte zich en strekte zijn hand uit. De bezem maakte een zoemend geluid en sprong omhoog. Nog voor zijn ___________________________ het hout raakten, kwam die los van de grond en sprong in zijn hand. ‘Hij mag je wel’, zei Melchior. Hij stak zijn _________________________ waarschuwend in de lucht. ‘Vergeet alleen nooit dat hij een boom was. Hij zal zich niet zo gemakkelijk laten temmen.’
28
Les 9
14
3 Zoek zoveel mogelijk afleidingen met een voor- of achtervoegsel.
Noteer ze in de juiste kolom.
Thomas hield angstig de bezem vast. Hij bibberde van vermoeidheid en van de kou. ‘Oké, stap maar op!’ zei meneer Melchior ongeduldig. Thomas keek wantrouwig naar de steel. ‘Vooruit, bangerd!’ zei de tovenaar. De bezem begon harder te zoemen en leek zachtjes aan zijn vingers te trekken. ‘Hup! We hebben geen uren de tijd. Straks wordt het licht en is het te laat voor tovenarij.’ Thomas stapte op, zoals hij Harry Potter in de films handig had zien doen. ‘Wat een gekheid!’ riep de tovenaar. ‘Andersom! Je zit omgekeerd op de bezem. Hoe wou je sturen? Op je fiets ga je toch ook niet met je rug naar het stuur zitten?’ Thomas voelde zich ontzettend verdrietig. Vliegen moest fantastisch zijn, maar zo zou het niet lukken. Hij moest zichzelf herpakken. Hoe dat werkte, moest hij nog ontdekken. Meneer Melchior greep de bezem, draaide hem om, wees op de haren en zei: ‘Dat is je stuur, hiermee geef je de richting aan. Bezems vliegen niet graag achteruit.’ on-
ont-
her-
______________________
______________________
______________________
______________________ -ig
-heid
-erd
-er
________________
________________
________________
________________
________________
________________
-jes
-ij
________________
________________
-isch
-ing
________________
________________
________________ ________________ ________________
Les 9
29
Les 10 Ik kan aandachtig luisteren en leer gericht op zoek gaan naar antwoorden op vragen.
Ik luister aandachtig en leer gericht op zoek gaan naar antwoorden. 1 Wie deed deze uitspraak? Noteer de naam. ‘Die stem waar jij het over had … Vertel me er alles over!’
_____________________
‘Eerst worden we gevangengenomen, bedreigd en nu probeert u mijn kleine broertje uit te horen.’
_____________________
‘In die tijd werkte ik nog aan het hof, als de persoonlijke raadsheer van Olaf en Halina.’
_____________________
2 Wat betekenen deze woorden? Vertel het met je eigen woorden.
bannelingen
een welvarende stad in harmonie samenleven
Het is een nobel, maar gevaarlijk uitgangspunt.
3 Wie deed deze uitspraak? Noteer de naam.
30
‘Ik vind het geen fijn idee, Samuel, maar heb jij een betere oplossing?’
_____________________
‘Oh! U wilt liever onschuldige reizigers en kooplui aan hun lot overlaten?’
_____________________
Les 10
4 Wie is wie? Verbind de naam met de juiste beschrijving. Samira
●
●
de leider van de bannelingen
Graffers
●
●
de verschrikkelijke graaf
Halina
●
●
de dochter van de leider van de bannelingen
Samuel
●
●
de verantwoordelijke voor de veiligheid van Raveleijn
Olaf Grafhart
●
●
metalen dieren die vluchtelingen bedreigen
Schout Korda
●
●
de gravin
Falco Peregrinus
●
●
een man die het slecht voorheeft met Raveleijn
5 Vul de zinnen aan met de oorzaak van het gevolg. Omdat _______________________________________________________________________, wordt er een leger opgericht in Raveleijn. Omdat _______________________________________________________________________, zullen de mensen graag wat meer betalen. Schout Korda heeft meer wachters nodig, omdat _____________________________________ _____________________________________________________________________________.
6 Kruis aan wat bij je past. Selectief luisteren Ik kan de informatie niet vinden als ik vooraf de vraag krijg bij het luisteren. Ik kan de informatie soms vinden als ik vooraf de vraag krijg bij het luisteren. Ik kan de informatie vinden als ik vooraf de vraag krijg bij het luisteren. Aantekeningen maken bij een luistertekst Ik kan nog geen aantekeningen maken bij een luistertekst. Ik kan al enkele aantekeningen maken bij een luistertekst. Ik kan aantekeningen maken bij een luistertekst. Die helpen me om het verhaal goed te begrijpen.
Les 10
31
Les 11 Ik kan een beeld in mijn hoofd vergelijken met wat ik lees in de tekst.
1 Beschrijf hoe een tovenaar er volgens jou uitziet. _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
De volgende les
Schrijver Gerhard Hormann
Tekenaar Steffie Padmos
2 Ik denk na waarover de tekst zou kunnen gaan. De volgende les is, denk ik, ___________________________________. ‘Goed, volgend onderdeel’, zei meneer Melchior. Meteen haalde hij een boek onder zijn jas vandaan. Het was het grootste en dikste boek dat Thomas ooit had gezien. 3 Noteer. Wat voor boek zou dit zijn? De omslag leek gemaakt van een soort gedroogde huid en zag er eeuwenoud uit. Er zat gouden beslag op.
___________________________________
Nog voordat meneer Melchior iets gezegd had, wist Thomas wat het was. In dat boek stond alles wat een tovenaar moet weten. Meneer Melchior bladerde er aandachtig doorheen. Hij snoof, terwijl hij er aandachtig doorheen bladerde. Dikke wolken stof stoven alle kanten op bij iedere pagina die hij omsloeg. ‘Zo, nu gaan we je leren toveren’, zei meneer Melchior ernstig en hij tikte met zijn vinger tegen de omslag van het boek. Thomas zag dat er donkere vochtvlekken op zaten. Waarschijnlijk werd het bewaard op een vochtige plaats. In gedachten zag hij een donkere kerker onder een kasteel en een traliehek dat alleen geopend kon worden met een gouden sleutel. Hij begreep niet goed waarom hij daar ineens aan moest denken. Maar tegelijk had hij het akelige gevoel dat het een plek was die echt bestond.
het onderdeel de omslag eeuwenoud het beslag 32
Les 11
deel van een geheel kaft heel erg oud dunne bedekking
‘Gemaakt van drakenmaag’, zei meneer Melchior terwijl hij het vlekkerige spreukenboek omhoog hield. ‘Je moet nooit iets weggooien van een dode draak, dat is zonde. Had ik je al verteld dat je van zijn schubben heel fijne zwemvliezen kunt maken?’ Automatisch schudde Thomas zijn hoofd. Hij kon zijn ogen niet van het boek afhouden. Pas nu besefte hij dat het geen vochtplekken waren die op de omslag zaten, maar opgedroogde bloedspetters. 4 Onderstreep de zin waaruit blijkt Hij huiverde en dat Thomas schrik krijgt bij het zien deed een paar stappen van de bloedspetters. naar achteren. ‘Waar wou je heen?’ vroeg meneer Melchior 5 Ik lees een moeilijk woord. met schrille stem. Het betekent ___________ ‘Het begint nu pas leuk te worden!’ ______________________.
schril
scherp, niet aangenaam (geluid)
33
Thomas bleef stokstijf staan. ‘Dat is beter’, zei meneer Melchior en hij sloeg het boek open. ‘Les één’, las hij hardop voor. ‘Hoe een verjongingsdrankje te maken van kattenpis, salamanderogen, fluitenkruid en paaseieren.’ Hij keek Thomas aandachtig aan, alsof hij over een leesbril tuurde. Thomas vroeg zich af waar ze in dit bos ineens salamanders en paaseieren vandaan moesten halen. ‘Lijkt me niet moeilijk voor een slim ventje als jij’, zei meneer Melchior. ‘Jou hoef ik natuurlijk niet te vertellen dat salamanders in verlaten huizen en muren schuilen. Bovendien heb je er een week de tijd voor.’ ‘Eén week?’ vroeg Thomas stomverbaasd. Hij had steeds gedacht dat meneer Melchior hem vannacht meteen van alles zou gaan leren. ‘Wat dacht je dan?’ vroeg meneer Melchior. ‘Niet iedereen kan zo maar tovenaar worden! Daar heb je geduld voor nodig. Oefening. Dat kost jaren.’ Thomas slikte. ‘Nog één ding,’ zei meneer Melchior ernstig ‘en dat moet je mij plechtig beloven!’ ‘Wat?’ vroeg Thomas met een stem die sloom en onduidelijk was van de slaap. Meneer Melchior boog zich naar hem toe. ‘Lees nooit het laatste hoofdstuk’, zei hij.
6 Ik voorspel. Als Thomas het laatste hoofdstuk leest, dan …
‘Wat er ook gebeurt, sla nooit de laatste pagina’s van het boek open. Onder geen enkele voorwaarde. Want dan kunnen er de vreselijkste dingen gebeuren.’ Thomas staarde naar het boek. Zijn grootste zorg was op dit moment waar hij het kon verstoppen zonder dat iemand het vond. ‘Goed,’ zei hij, terwijl hij probeerde in te schatten of het onder zijn bed zou passen. ‘Zweer je het?’ Thomas knikte. ‘Goed onthouden, dus’, zei meneer Melchior terwijl hij hem met een plechtig gebaar het spreukenboek aanreikte. Het boek woog bijna niks. Verbaasd pakte Thomas het aan. Als je niet beter wist, zou je denken dat het op eigen kracht in de lucht zweefde.
verlaten stomverbaasd sloom 34
Les 11
leeg, achtergelaten heel erg verbaasd traag
‘Het is een toverboek’, zei meneer Melchior. ‘Ik dacht dat je dat inmiddels wel had begrepen.’ Thomas hield het boek met één hand vast. Zelfs zijn dunste schoolschrift was nog zwaarder. ‘Goed’, zei de tovenaar aarzelend en hij keek Thomas strak aan. ‘Blij dat het achter de rug is. Dit zijn vervelende klusjes, dat mag je best weten.’ Meneer Melchior draaide zich om: ‘Tot ziens, Thomas!’ Op dat moment besefte Thomas dat hij niet eens wist waar de tovenaar woonde. Als hij hem ooit nog iets wilde vragen, zou hij hem nooit meer weten te vinden. ‘Waar komt u eigenlijk vandaan?’ flapte Thomas eruit … ‘Waar ik vandaan kom, zijn er meer van mijn soort’, zei meneer Melchior peinzend. ‘In feite komen we er allemaal vandaan. En helaas zijn we niet onsterfelijk.’
7 Ik lees iets dat niet letterlijk in de tekst staat. Wat bedoelt meneer Melchior hiermee? _______________________________________ _______________________________________
Hoewel we het aardig weten te rekken, komt er ooit een einde aan.
8 Ik lees een stukje verder / terug in de tekst. Wat bedoelt de tovenaar met ‘het’?
❒ het toveren
❒ het leven
❒ de wereld
❒ de magie
Een jaartje of duizend halen we al gauw, maar dan zijn we wel uitgetoverd. En dus is er jong grut nodig als jij dat er van droomt om te leren toveren. Want de wereld kan niet zonder magie.’ Maar, u ziet er helemaal niet uit als een echte tovenaar!’ stamelde Thomas. Meneer Melchior barstte in schaterlachen uit. het grut kleine kinderen ‘Ha, wat had je dan verwacht? Puntmuts? Lange witte baard? Jurk met geborduurde sterren?’
9 Komt dit overeen met mijn beschrijving van een tovenaar in oefening 1?
‘Zoiets, ja’, antwoordde Thomas kleintjes. ‘Jullie moeten je niet zoveel laten wijsmaken door grote mensen’, zei meneer Melchior hoofdschuddend. ‘Die hebben dat allemaal verzonnen. En weet je waarom? Omdat ze bang voor ons zijn. Diep in hun hart zijn ze als de dood dat er echt draken en tovenaars bestaan.
Les 11
35
Thomas probeerde zich voor te stellen hoe zijn vader zou reageren als hij oog in oog met de tovenaar kwam te staan. Zodra meneer Melchior het bos verliet en in de normale wereld terechtkwam, zou iedereen waarschijnlijk gillend voor hem op de vlucht slaan. ‘Verder geen vragen meer?’ vroeg meneer Melchior. Thomas vermoedde dat het bijna dag werd. ‘Nee’, zei hij snel. ‘Ga dan maar gauw, Thomas’, zei meneer Melchior. Voor het eerst klonk hij echt als een vriendelijke tovenaar met een witte baard. ‘Ik weet dat je moe bent. Maar onthoud wat ik tegen je heb gezegd.’ Het moment van afscheid was aangebroken. ‘Zie ik u binnenkort nog eens?’ zei hij. Hij sprak het zinnetje met opzet zo uit dat het niet op een vraag leek. Meneer Melchior draaide zich nog een laatste keer om en keek hem zo boosaardig aan dat Thomas al meteen spijt had van zijn opmerking. ‘Het is voor ons allebei te hopen dat dat niet zo is’, siste hij en loste voor Thomas’ ogen in rook op. Thomas wist niet hoe snel hij thuis moest komen. Hij raapte de bezemsteel van de grond en stak die tussen zijn benen op de manier die meneer Melchior hem had geleerd. Hij vond het nog steeds een gek gezicht. ‘Hup, hup!’ zei hij, terwijl hij het spreukenboek onder zijn arm hield. De bezem leek de weg te weten en zette er meteen flink de vaart in. Hoe dichter bij huis Thomas kwam, hoe minder hij begon te geloven van wat meneer Melchior hem allemaal had verteld. Als hij straks weer veilig in zijn eigen bed lag, zou alles wat er gebeurd was op een boze droom lijken. De bezem landde uit zichzelf naast de schuur. Thomas zette hem netjes op dezelfde plek en sloop naar de voordeur. uit Meneer Melchior en het betoverde bos, Gerhard Hormann, Van Holkema & Warendorf met tekeningen van Steffie Padmos
aanbreken 36
Les 11
beginnen
10 Vul het schema aan met de gegevens uit dit verhaal.
TITEL _________________________________________________________ Schrijver _________________________________________________________ Personages
Verhaal
Hoofdfiguur
_________________________________________
Andere figuren
_________________________________________
Inleiding (plaats, situatie)
_________________________________________ _________________________________________ _________________________________________
Midden
Probleem
_________________________________________ _________________________________________
Oplossing
_________________________________________ _________________________________________
Slot
_________________________________________ _________________________________________
Les 11
37
Les 12  Ik kan het onderwerp vinden.
Ik kan vertellen wat er over het onderwerp wordt gezegd.
20
1 Wie of wat doet iets? Markeer het onderwerp met groen. Markeer de rest van de zin met blauw. Thomas zat in de keuken aan de ontbijttafel. Zijn moeder bakte een grote stapel pannenkoeken voor het ontbijt. Plots schrok hij wakker. De wijzers van zijn horloge draaiden in de andere richting. Thomas keek naar de keukenklok. Op zijn kamer ligt het spreukenboek verborgen onder het bed.
2 Vul aan en maak een goede zin. Thomas _____________________________________________________________________. Meneer Melchior en Thomas _____________________________________________________. De moeder van Thomas ________________________________________________________. De vishengel _________________________________________________________________. De bezem ____________________________________________________________________.
3 Vul aan met een passend onderwerp. Op zaterdagmorgen gingen ________________________________________________ vissen. Langs de kant van de vijver zat ________________________________ te dromen op zijn stoel. Vanuit de bosjes keek ____________________________________________ geheimzinnig toe. _______________________________________________ liep door het bos richting de visvijver. Werd ______________________________________________________ opgevist uit de vijver? 38
Les 12
21
4 Onderstreep het onderwerp eenmaal. Herschrijf de zin. Vervang het onderwerp door een onderwerp met een ander getal. In de struiken aan het raam staarde een wezen naar Thomas. _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ Op de keukentafel lag een vis. _____________________________________________________________________________ Deze spreuk kwam uit Thomas’ mond. _____________________________________________________________________________
5 Verbind de onderwerpen met de juiste zinsdelen. Meneer Melchior
●
●
nemen het boek aan.
De jongens
●
●
kan niet zonder magie.
Ik
●
●
hebben bijzondere magische krachten.
De magische wezens
●
●
deed het boek open.
De wereld
●
●
sta op wacht in het bos.
Het ging per ongeluk ... En toen ging alles mis!
Warghû Dahgam Benghdo Kûagn on ha. Eru Bendior Writhchû Gdor!
Les 12
39
Fictie
zender
ontvanger
verteller
boodschap
schrijver
magische verhalen
bedoeling
gesproken / geschreven met tekeningen en beelden
luisteraar lezer
manier
Ik wil de luisteraar of lezer plezier en leuke avonturen bezorgen.
situatie waar, wanneer, omstandigheden
bedoeling Ik wil me ontspannen met een magisch verhaal.
Magische verhalen Waar alles kan, en alles mag ...
I
n deze Kijker zoomden we in op de tekstsoort ‘Fictie’. We hebben magische verhalen gelezen en verkend. Deze verhalen zijn nooit echt gebeurd, maar spelen zich af in het hoofd van de schrijver. Tovenaars en heksen, kabouters en trollen, elfen en kobolden … spelen de hoofdrol in magische verhalen. In deze Kijker lazen we tekstfragmenten van drie magische verhalen: Raveleijn, Tovenaars en Meneer Melchior en het betoverde bos. Verder hebben we in deze Kijker geleerd om betekenissen van woorden te zoeken in de tekst. We letten op hoe schrijvers magische elementen toevoegen aan hun verhalen. We stonden stil bij het verloop van een verhaal en voorspelden het vervolg. We dachten na over de opbouw van een fictieverhaal. We zochten en beschreven typische kenmerken van magische figuren en we dachten na over de rol van personages in verhalen.
COLOFON NOG AANPASSEN Herdruk 2019/358 - Bestelnummer 60 1021 641 ISBN 978 90 4863 622 8 - KB D/2019/0147/260 - NUR 191 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge © Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325
9 789048 629817