6
EXPERIMENTEN
uitvindingen
Les 1 en 2 Ik kan de bedoeling van een informatieve tekst achterhalen. Ik weet dat de tekeningen bij een informatieve tekst een belangrijke rol spelen. Ik kan iemand informeren over wat ik las. 1 Bekijk de kaft en het colofon van het boek. Wat weet je al over het boek van Steve Jobs?
© 2015 Jessie Hartland All rights reserved © 2015 Nederlandse vertaling Uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam. Alle rechten voorbehouden Oorspronkelijke titel: Steve Jobs: Insanely Great Vertaling: Karina van Santen en Jan Bos Boekverzorging: Asterisk*, Amsterdam Illustraties: B&W Illustrations Omslagontwerp: Studio Marlies Visser/Rachael Cole & Brianne Farley
2 Lees de tekst. Markeer de woorden die je nog moeilijk vindt.
Welk soort tekst las je? Kruis aan. ❒ achterflap ❒ boekbespreking ❒ reclame voor een boek
2
Les 1 en 2
Voor het groepswerk
Ik geef voldoende informatie als ik een vraag beantwoord.
Denk aan de afspraken. Voeg er zelf nog één toe: Ik spreek verstaanbaar en vlot. Ik vraag door als ik iets niet weet. _______________________________________________________
na het groepswerk Kruis aan wat best bij je past. Informatie ordenen en schematiseren Ik kan de informatie ordenen. Ik heb een schema.
Nog niet zo goed Al een beetje Goed
Antwoorden op vragen over het onderwerp Ik kan vragen van mijn klasgenoten of mijn leraar beantwoorden.
Nog niet zo goed Al een beetje Goed
Onderscheiden informatie en mening Ik kan zeggen wat een mening is en wat informatie is in een tekst.
Nog niet zo goed Al een beetje Goed
Presentatie geven Ik kan verslag uitbrengen over mijn opzoekwerk. Ik geef een voorbeeld. Ik gebruik een schema.
Nog niet zo goed Al een beetje Goed
grafisch de biografie de geek bekronen de intuïtie waanzinnig
met beelden het verhaal van iemands leven freak, iemand die ergens gek op is iets of iemand een prijs geven het gevoel heel erg Les 1 en 2
3
3 Vul het schema in aan de hand van sleutelwoorden.
Periode
16e eeuw
___________
___________
___________
Uitvinding
______________________________
______________________________
______________________________
3D-printer
______________________________ ______________________________ ______________________________ ______________________________ superslimme smartwatch
_____________________________
___________________________
___________________________
Korte omschrijving
__________________________
__________________________
__________________________
Welk voordeel biedt de uitvinding?
We kunnen aardappelen ook als aperitiefhapje eten.
___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________
__________________________
__________________________
___________________________
__________________________
__________________________
__________________________
___________________________
__________________________
Marconi wou draadloos berichten verzenden via radiogolven.
___________________________
___________________________
__________________________
__________________________
__________________________
___________________________
___________________________
________________________
minder afval goedkoper
__________________________
___________________________
________________________
Les 1 en 2
4
2016
2016 of later
___________________________
4 Over welke (andere) uitvinding zou je graag informatie opzoeken?
_____________________________________________________________________________
Les 3 Ik kan verwachtingen formuleren over wat ik zal zien en horen in een reportage.
1 Waarover gaat deze aflevering?
Ik geef een informatieve boodschap. Ik vermijd het geven van mijn mening.
Vul het thema in.
THEMA: ______________________________________ 2 De helden blazen uit in het grasveld. Wat vraagt Maureen zich af? ❒ Hoe maak je een luchtbel waar je volledig in kan? ❒ Hoe maak je schuim? ❒ Waarmee maak je zeepsop?
3 De helden willen experimenteren. Noteer de vraag die ze gaan onderzoeken.
___________________________________________________________________________
4 Schrijf onder de foto’s de juiste letter en het juiste cijfer dat zegt met welk voorwerp elke held de zeepbel wil maken en waarom elke held gelooft in zijn of haar voorwerp. Voorwerp
Zo gaat het lukken, want ...
A Een gevlochten touw en twee stokken. 1 De luchtdruk zorgt voor zeepbellen. B Een badmintonracket met een vod rond. C Een hoepel met een vod rond. D Een plastic fles aan een pomp vastgekleefd.
2 Uit kleine gaatjes komt zeepsop, dus dat kan ook uit een groter gat. 3 Het is een stevige constructie. 4 De ribbeltjes zorgen ervoor dat het zeepsop vastgehouden wordt.
5 Nummer de fases in de juiste volgorde. Noteer de cijfers in de zeepbellen eronder.
conclusie idee plan test actie
Les 3
5
Les 4 Ik denk na over woorden die helpen om de tekst beter te begrijpen. Woorden die een verband uitdrukken (signaalwoorden)
17
1 Noteer vier signaalwoorden met hun bedoeling. ______________________________
___________________________
_________________________________
______________________________
2 Kies het juiste signaalwoord om de zinnen te verbinden. bovendien – opdat – maar – om te beginnen – indien Zes stappen om morgen al als superheld te starten. _____________________________ zijn er geen regels bij het kiezen van een schuilnaam. Je kiest _______________________ zelf of je een geheime identiteit aanneemt, ___________________ je een rustig privéleven zou leiden. _______________________ je een teamspeler bent, kun je beroep doen op een mentor. Dat houdt in dat hij ervoor zorgt dat alle Superkrachten volledig gebruikt worden. ______________________ als jij een eenling bent, red je het ook prima in je eentje.
ten slotte – daarbij – want – aangezien Kies ____________________________ een Superkostuum. Zorg voor een rustige schuilplaats, _________________________ missies vermoeiend zijn. Probeer _________________________ je ogen goed open te houden, ___________________ avontuur schuilt om elke hoek.
6
Les 4
Woorden die verwijzen (verwijswoorden)
13
3 Onderstreep de woorden waarnaar de verwijswoorden verwijzen en trek een pijl. Ervan overtuigd dat hij geruïneerd was, gooide een jongeman van 31 wanhopig zijn telefoon uit het raam. Die landde op de helm van de bouwvakker, die zo schrok dat hij per ongeluk een touw uit zijn handen liet glippen.
4 Noteer waarnaar de verwijswoorden verwijzen. Het verhaal had hier kunnen stoppen, als er niet toevallig een kat onder de emmer stond. Het arme beestje sprong meters de hoogte in. Daardoor vloog de muis, waarmee ze aan het spelen was, ver weg … tot zij door een open autoraampje terechtkwam op de knieën van een dame. Die was net een grote straat ingeslagen.
ze
_____________________________________________________________________
zij
_____________________________________________________________________
Die
_____________________________________________________________________
5 Vul aan met een passend verwijswoord. De dame probeerde in volle paniek tegelijk het piepkleine muisje naar buiten te gooien en _________ smeulende jurk te doven. __________ was in brand gevlogen door de sigaret die uit __________ mond was gevallen. Helaas kwamen de brandweermannen van een blok verderop zonder water te staan. __________ waren net bezig een brandend huis te blussen. ___________ moesten de inwoners aan __________ lot overlaten.
Les 4
7
Les 5 Ik kan kritisch omgaan met een informatieve tekst. RUBIKS KUBUS
In 1974 vond Ernö Rubik de Rubiks kubus uit. Hij gaf op dat moment les aan de kunst- en designacademie in Boedapest, Hongarije. Hij bedacht graag puzzels om zijn studenten over 3D-vormen te laten nadenken. Hij maakte eerst een houten model van zijn kubus. Iedereen stond versteld van wat je ermee kon doen. Ernö Rubik 1944 - nu
De kubus bestaat uit 26 blokjes die van plaats kunnen wisselen. Elk zijvlak van de kubus heeft negen vlakjes. In totaal zijn er 54 gekleurde vlakjes.
1974
1975
1977
1980
Het eerste houten model van de Rubiks kubus is klaar.
De kubus wordt in grote aantallen geproduceerd.
De kubus ligt in Hongarije in de winkels. Hij heet nu nog ‘magische kubus’.
De Rubiks kubus wordt ‘Speelgoed van het jaar’
:
1 Voor wie vond Erno de kubus uit? Markeer met geel. 2 Wat is de bedoeling van de tijdlijn? Bespreek.
8
Les 5
Als je begint, heeft iedere zijde van de kubus één kleur. Draai nu de kleuren door elkaar en probeer hem weer goed te krijgen. Je kunt de kubus op meer dan 43 quintiljoen manieren draaien, maar er is er maar één de juiste.
In 1975 besloot een Hongaarse speelgoedfabrikant de kubussen te gaan maken. In 1977 lagen ze in de winkel. In 1979 werd er in de hele wereld met de Rubiks kubus gespeeld! Er zijn er sindsdien meer dan 350 miljoen van verkocht.
ANDERE PUZZELS Na het succes van de eerste kubuspuzzel volgden er meer. Een grotere kubus met meer blokjes, de Rubik’s Revenge. De ronde Rubik’s 360 en de Rubik’s Snake in slangvorm. En de Rubik’s Touchcube, met een touchscreen in plaats van blokjes die je zelf moet draaien.
uit Vind het uit! Ars Scribendi
1981
1999
2014
‘You Can Do The Cube’ verschijnt. In het boek wordt uitgelegd hoe je de kubus moet oplossen. Er worden 1,5 miljoen exemplaren van verkocht.
De Rubiks kubus bestaat 25 jaar.
Er zijn evenementen en wedstrijden, want de Rubiks kubus is 40 jaar!
3 Sinds wanneer wordt er met de kubussen over de hele wereld gespeeld? Markeer met groen. Les 5
9
TRAMPOLINE
Naam: George Nissen Leeftijd: 16 Uitvinding: Trampoline Wanneer: 1934
George Nissen was een slimme jongen. Hij hield van turnen en had al heel wat circusacts gezien waarbij trapezeartiesten mooie sprongen maakten op het valnet. Hij wilde iets voor hen maken waarmee ze makkelijker konden trainen.
4 Voor wie wilde George iets uitvinden? Markeer met geel.
In 1934 bouwde George met zijn coach het eerste prototype: een ijzeren frame, een stuk canvas en een aantal rubberen veren. Hij bleef zijn uitvinding steeds verbeteren.
5 Hoe oud was George toen hij de trampoline uitvond? Markeer met groen.
10
Les 5
George noemde zijn uitvinding ‘trampoline’, naar het Spaanse woord trampolin, dat springplank betekent.
6 Uit welke taal komt het woord trampoline? Markeer met blauw.
In 1956 begon George in Essex (Groot-Brittannië) een fabriekje waar hij jarenlang trampolines produceerde. In 2000 was trampolinespringen voor het eerst een officiële sport tijdens de Olympische Spelen. Niet slecht voor de uitvinding van een 16-jarige!
Ruim 25 jaar nadat hij de trampoline had uitgevonden, demonstreerde George hem samen met Victoria, een kangoeroe.
George Nissen is ook de uitvinder van de sport Spaceball. Twee spelers van twee verschillende teams staan tegenover elkaar op hun eigen trampoline. Al springend proberen ze een bal door een gat in een net te gooien. uit Vind het uit! Ars Scribendi
Les 5
11
Les 6 Ik kan informatie ordenen in een verslag en daarbij gebruikmaken
van signaalwoorden en tekeningen om de inhoud beter te begrijpen.
1 Schrijf de inleiding. Wie is Ernö Rubik? Wat was zijn bedoeling?
_____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
2 Schrijf het midden. Zorg dat je de volgende vragen beantwoordt. Hoe ziet de Rubiks kubus eruit? Hoe werkt de kubus? Wanneer werden ze verspreid als speelgoed?
_____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
12
Les 6
3 Schrijf het slot. Hoe ging het verder met de uitvinding van Rubik?
_____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
4 Noteer de nummers van de afbeeldingen die je zal gebruiken: ______________________ 5 Deze woorden kunnen je helpen om de zinnen aan elkaar te verbinden. Kruis de signaalwoorden aan die je gebruikt. ten eerste vervolgens bovendien verder ten slotte zoals ter illustratie ter verduidelijking maar terwijl
zodra waardoor zodat met als gevolg door middel van opdat daarmee met behulp van wanneer tenzij
in het geval van omdat aangezien kortom uiteindelijk met andere woorden dat houdt in samengevat daaruit volgt alles bij elkaar
6 Kruis aan wat best bij je past. Signaalwoorden Ik kan tijdens het schrijven van teksten gebruikmaken van passende signaalwoorden.
weinig vaak veel
Verzorgen Ik gebruik visuele kenmerken om het verslag duidelijk en aantrekkelijk te ordenen.
weinig vaak veel
Les 6
13
Les 7 Ik denk na over andere zinsdelen zoals, wat, waar, wanneer, aan wie/wat of voor wie/wat.
1 – Onderstreep het onderwerp. 26 – Omkring de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.
– Markeer het zinsdeel dat een antwoord geeft op de vraag: Wat?
Grote fans van Apple kopen de nieuwste producten. Vanuit een raam op de bovenverdieping gooide hij de parachute naar beneden. Onder de microscoop zie je de bolletjes groene lijm. Voor de meest recente Appleversie van je gsm betaal je enkele honderden euro’s. Zijn uitvinding gaf de medische wereld hoop.
2 – Onderstreep het onderwerp. – Omkring de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. – Markeer het zinsdeel dat een antwoord geeft op de vraag: Voor wie of wat? Aan wie of wat? De goochelaar toont het jonge publiek de truc met het krantenpapier. De universiteit verborg de vaststelling voor de Vlaamse regering. De uitvinder schreef haar al eerder een brief.
3 Vul de zinnen aan met een zinsdeel dat antwoord geeft op de vraag: Wat? De professor onderzoekt _____________________________________. Eergisteren beloofde hij hen __________________________________. De kinderen verzamelen _____________________________________ voor hun verslag. Trots toont de wetenschapper _________________________________ aan het publiek.
14
Les 7
4 Vul de zinnen aan met een zinsdeel dat zegt aan of voor wie / wat het onderwerp
iets doet.
Tijdens het onderzoek bracht de assistente ____________________________ een beker water. Bij aankomst aan het laboratorium vroeg de chauffeur de weg ___________________________. Toen de voorstelling afgelopen was, bezorgde de presentator ___________________________ ________________________ een bos bloemen.
27
5 Vul de zinnen aan met een antwoord op de vraag. Wiskundigen buigen zich over het raadsel … ______________________________________________ Pak de randen van het tafelkleed stevig vast … ______________________________________________ De dinosauriërs zijn ontmaskerd … ______________________________________________ Geleerden ontdekten een nieuw medicijn … ______________________________________________ De professor schenkt … ___________________________ ___________________________
Wat? Aan wie / wat?
Voor wie / wat?
Les 7
15
Les 8  Ik kan informatie uit een demonstratie ordenen in een verslag aan de hand van beeldnotities (sketchnoting).
Maak beeldnotities bij de proef die je juf / meester demonstreert.
Les 8
16
Les 8
17
Les 9  Ik denk na over woorden die helpen om de tekst beter te begrijpen.
Ik kan de kenmerken van een tekst vergelijken om de inhoud en de vorm te ordenen.
Pijl door het water
NODIG ronde glazen pot zonder etiket water
papier
liniaal
donkere stift
10 minuten
Water is doorzichtig en heeft van zichzelf geen kleur. Je kunt er dus gewoon dwars doorheen kijken. Of toch niet? Kun je een pijl door het water heen zien? Vul ______________ de glazen pot met water.
1 Ik vul de zinnen aan met een woord dat de volgorde van de stappen verduidelijkt.
Teken ______________ een donkere pijl van ongeveer 3 centimeter op het papier.
Zorg er ___________________ voor dat de pijl naar rechts wijst. Houd ___________________ de pijl vlak achter de glazen pot. Beweeg __________________ de pijl langzaam naar achteren.
18
Les 9
Wat denk je dat er gebeurt als je door de pot naar de pijl kijkt?
Wat is er gebeurd?
De pijl wijst naar rechts, maar is langer geworden. Als je het papier naar achteren beweegt, wijst de pijl opeens naar links en wordt hij groter. Hoe verder je het papier naar achteren beweegt, hoe korter de pijl wordt.
Hoe denk je dat het komt?
2 Er zitten woorden in de uitleg die de zinnen met elkaar verbinden. Markeer met geel.
 UITLEG Als je de pijl ziet, dan komen er lichtstralen van de pijl in je ogen. Normaal gaan de lichtstralen rechtdoor. Door de ronde vorm van de glazen pot met water veranderen de lichtstralen van richting. Daardoor lijkt de pijl langer als je hem vlak achter de pot houdt. Houd je hem verder van de pot vandaan, dan wijst de pijl de andere kant op. Dit komt doordat de lichtstralen elkaar zijn gekruist en omgekeerd in je ogen komen.
3 Onderstreep de verklaring voor het fenomeen.
Les 9
19
EXTRA UITLEG Een lichtstraal gaat rechtdoor, in een rechte lijn. De snelheid van het licht hangt af van de stof waar het doorheen beweegt. In water heeft licht een andere snelheid dan in lucht. Als licht van de ene stof naar de andere stof beweegt, kan het breken door deze verschillende snelheden. Breken betekent dat er een knik komt in de rechte lijn van de lichtstraal.
4 Wat betekent ‘breken’? Leg het uit met je eigen woorden. _______________________________________________ _______________________________________________ Het licht breekt ook als het een pot met water ingaat en weer uitgaat. Omdat de pot rond is, werkt de pot als een lens. Een pot die rechtop staat is alleen bol in de breedte en dus is hij ook alleen een lens in de breedte. Daarom is het beeld van de pijl langgerekt als je hem vlak achter de pot houdt.
naar Proefjesboek, Arno Verweij (2015) Uitgeverij Nieuwezijds, p. 55-56
20
Les 9
Iedereen wil de coolste zijn op een feestje en met deze proef breek je gegarandeerd het ijs. Deze kleine stunt is scheikunde op zijn verbazingwekkendst en draait om een schijnbaar normale fles bruisend water die plotseling bevriest als hij wordt geopend.
1 Kruis aan: wat wil dit zeggen? Je brengt iedereen aan het lachen. Je zorgt voor verfrissing. Je bent stoer en zal vast en zeker in de belangstelling staan. Je zorgt dat iedereen zich op zijn gemak voelt.
Bruisend water bevat koolzuurgas en bevriest daarom bij een lagere temperatuur dan zuiver water (rond -8 °C). Dat betekent dat het niet bevriest op de temperatuur waarbij gewoon water bevriest. Als de fles dan wordt opengedraaid, ontsnappen de bubbels en verdwijnt het koolzuurgas (dat is het gesis dat je hoort als je de dop opendraait), dan stijgt het vriespunt waardoor het water voor je ogen bevriest.
Les 9
21
2 Op deze pagina staat een waarschuwing. Omkring het deeltje dat de waarschuwing in beeld brengt.
3 Wat zijn de risico’s in deze proef? Noteer je voorspelling. ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________
Koolzuurhoudend water is ontwikkeld door de scheikundige Joseph Priestley. In 1767 kwam hij naast een brouwerij in het Engelse Leeds wonen en begon hij te experimenteren met een brouwerijgas (vaste lucht). In 1772 maakte hij zijn uitvinding van spuitwater bekend, dat ontstond door water met vaste lucht te doordringen.
22
Les 9
diepvries. er 2 uur nodig, Een fles van 500 ml heeft ongeve de temperatuur maar de exacte tijd hangt af van de fles. van de vriezer en de grootte van
Leg een fles bruisend water in de 1
2 Als je een feestje geeft, kun je de BOB – of iemand van wie je denkt dat hij wel van een beetje magie houdt – een slokje ‘magisch’ water aanbieden.
6 Welke informatie vind je 5 Hoe wordt bruisend water nog genoemd? Markeer drie synoniemen met geel.
3 Haal de fles uit de diepvries, geef hem aan je doelwit en vraag hem de fles open te maken. Als hij de dop opendraait, zal de inhoud direct, voor zijn ogen bevriezen. Zorg dat je hem kunt opvangen, want misschien valt hij flauw!
niet in het stappenplan terug? Voor wie je de proef demonstreert. Wat er kan mislukken tijdens de demonstratie. Hoelang de demonstratie duurt.
7 In het derde deel van de instructie gaat het over een doelwit. Noteer: wie of wat wordt bedoeld met ‘het doelwit’? ______________________________ ______________________________ Omkring vier woorden of woordgroepen die verwijzen naar het doelwit.
uit Oh zit dat zo: de wetten van de natuur, Daniel Tatarsky (2013) Karakters Uitgevers B.V., p. 22-23
Les 9
23
p roe fj e
s
Les 10 Ik kan een verslag van een proef schrijven en rekening houden met een logische opbouw.
1 Schrijf een verslag van de proef die je hebt bekeken.
Start !
Hoe ?
24
Les 10
Conclusie: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Waarschuwingen: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Andere weetjes: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
2 Beoordeel je schrijfwerk. Kleur de elementen die –– in jouw schrijfwerk zitten groen,
Gelukt ?
–– min of meer (nog niet afgewerkt) in jouw schrijfwerk zitten oranje, –– nog niet in jouw schrijfwerk zitten rood.
signaalwoorden verwijswoorden heldere woordenschat leestekens volzinnen correcte spelling mooie zinsconstructies Les 10
25
Les 11 Ik kan vragen beantwoorden bij wat ik hoor en zie over nieuwe woordenschat.
Ik kan nieuwe woorden passend gebruiken als ik spreek.
NIEUWE WOORDEN
1 Voor wie is het filmpje bedoeld?
2 Het is weer die tijd van het jaar. Waarnaar verwijst ‘die’? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
3 Het filmpje verduidelijkt de weg die een nieuw uitgevonden woord aflegt. Nummer het verloop chronologisch van 1 tot 4. Ze verschijnen in de onlineversie van het woordenboek. Er duiken nieuwe woorden op. Nieuwe woorden gaan zich bewijzen. De woorden worden in de papieren versie van het woordenboek gepubliceerd.
26
Les 11
gejost 4 Welke drie personen zag en hoorde je aan het woord? _____________________________________
____________________________________
_____________________________________
5 Wat was het doel van de twee tieners? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Zijn er woorden die je mooi vindt, en ook wil gebruiken? Waarom wel of niet?
6 Wat betekent ‘gejost’? _____________________________________________________________________________
7 Kruis de voorwaarde aan om een woord op te nemen in een woordenboek. ❏ Het mag dialect zijn. ❏ Het moet ruim verspreid zijn. ❏ Het moet een zelfstandig naamwoord zijn.
Les 11
27
Les 12 Ik denk na over de structuur van woorden:
zelfstandige naamwoorden, eigennamen, enkelvoud/meervoud, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden, verkleinwoorden, afleidingen en samenstellingen.
Beire is het Kinderwoord van het Jaar 2015 ‘Beire’ is het Kinderwoord van het Jaar 2015 geworden: het meest bijzondere, populaire, kortom het favoriete woordje van de Vlaamse kinderen in het voorbije jaar. ‘Beire’ is dus ‘de max’ bij de Vlaamse kinderen. Het West-Vlaamse woord voor ‘cool, geweldig, fantastisch’ is dankzij de razend populaire Ketnet-serie D5R (zeg ‘De Vijver’) binnen de kortste keren een ‘beire’ cool woord geworden bij de Vlaamse kinderen. D5R speelt zich af in Vilvoorde in Vlaams-Brabant, maar het personage Amber komt uit West-Vlaanderen, net als actrice Jamie Lee Six die haar vertolkt. Zij is het die ‘beire’ bij de kijkers van D5R heeft geïntroduceerd. En dat zijn er zoveel dat het woord ondertussen bij een groot deel van de Vlaamse kinderen een begrip is geworden. Andere woorden in de shortlist waren bijvoorbeeld: Juffelen: wanneer de juffen op school met elkaar aan het kletsen zijn. Pistache: uitroep wanneer je op hetzelfde moment iets zegt. Het was de vijfde keer dat Ketnet op zoek ging naar het Kinderwoord van het Jaar. Sinds 2012 werkt de kinderzender daarvoor samen met Van Dale. De vorige kinderwoorden van het jaar waren boeieeeuhh! (saai), kingsize (super), yolo (you only live once) en OMG (Oh My God). Kingsize (met als extra betekenis ‘super’), werd zelfs opgenomen in het woordenboek. Het Kinderwoord van het Jaar is een samenwerking van Ketnet met Van Dale en De Jommekeskrant.
Bron: Ketnet
28
Les 12
ze i s g n i k 11
15
1 Vul aan met voorbeelden uit de tekst. De woorden moeten passen bij de aangekruiste kolommen. Wanneer het kan, schrijf je het lidwoord de of het erbij. zelfstandig naamwoord
eigennaam
meervoud
enkelvoud
verkleinwoord
_______________________
❏ ✘
❏
❏
❏
_______________________
❏
❏ ✘
❏
❏
_______________________
❏
❏
❏ ✘
❏ ✘
_______________________
❏
❏ ✘
❏
❏
_______________________
❏
❏
❏ ✘
❏
2 Markeer vijf bijvoeglijke naamwoorden in de tekst. Vul ze aan met een lidwoord (de/het) en een zelfstandig naamwoord. _____ ________________________________ ________________________________ _____ ________________________________ ________________________________ _____ ________________________________ ________________________________ _____ ________________________________ ________________________________ _____ ________________________________ ________________________________
3 Vul de trappen van vergelijking aan. kortst populair
cooler
OMG !
ybolo oeieee
uhh!
‘beire’ Les 12
29
14
12
4 Markeer het grondwoord in de afleidingen. avontuurlijk
bedenken
kinderachtig
onbegrip
bezorgdheid
verfrissing
herontdekken
werkzaam
5 Noteer het verkleinwoord. Het West-Vlaamse ______________________ is populair geworden door de Ketnetserie. woord
Je kunt ook een ______________________ andere woorden gebruiken. keer
Bijvoorbeeld wanneer je ______________________________ aan het juffelen sloeg onder leerkracht
het _______________ van het _________________________ naast het __________________, boom
speelplein
terwijl het _______________________________ al rinkelde. schoolbel
11
6 Geef de woorden in het raster de juiste kleur. – zelfstandige naamwoorden: geel – bijvoeglijke naamwoorden: groen – lidwoorden: rood
woorden
30
Les 12
woning
Woordenlijst het koolzuurgas
kleur- en geurloos gas, bijvoorbeeld de bubbels in limonade
de radiogolf
straling waarmee we draadloos informatie over lange afstanden verzenden en ontvangen (bijvoorbeeld radio, televisie ‌ )
de scheikunde
chemie, de wetenschap die de samenstelling van stoffen onderzoekt
Woordenlijst
31
Informatie boodschap manier
bedoeling
gesproken / geschreven met beelden
Ik wil informatie te weten komen over uitvindingen en experimenten.
situatie waar, wanneer, omstandigheden
IK KAN
MA
• signaalwoorden • verwijswoorden • nadenken over zinnen en andere zinsdelen • soorten woorden zoals: samenstellingen, afleidingen, verkleinwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
THE
(1) voldoende informatie geven als ik een vraag beantwoord. (2) een informatieve boodschap geven en mijn mening vermijden. (3) mijn ideeën met gepaste woordenschat verwoorden.
IK OEFENDE
IDEE
bedoeling Ik wil informatie geven over uitvindingen en experimenten.
luisteraar lezer
informatie over uitvindingen en experimenten
MA
spreker schrijver
ontvanger
THE
zender
• kaders • kleuren • illustraties • titels en tussentitels • pijlen • alinea’s
PLAN
IK MAAKTE GEBRUIK VAN IK MAAKTE GEBRUIK VAN
AC
TIE
woorden die zinnen aan elkaar verbinden.
ST
TE
Ik kan een verslag opbouwen.
USIE
L CONC
Herdruk 2019/359 - Bestelnummer 60 1021 643 ISBN 978 90 4863 571 9 - KB D/2019/0147/261 - NUR 191 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge © Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325
9 789048 635719