2 minute read
1 Aardrotatie
D 14. Uitleggen waarom de Aarde het water kan vasthouden. D 15. Het ontstaan van de biosfeer in verband brengen met de oceanen. D 16. Weten wat abiotische en biotische factoren zijn en deze in relatie brengen met de evolutie van de verschillende sferen. D 17. Aantonen hoe het ecosysteem Aarde in evenwicht gehouden wordt door de kringlopen. D 18. De elementen van de evolutietheorie van Darwin bespreken. D 19. Aan de hand van voorbeelden de natuurlijke selectie kunnen bespreken. D 20. Argumenten uit de evolutietheorie van Darwin en Lamarck vergelijken. D 21. Aan de hand van voorbeelden de aanpassing aan het milieu kunnen bespreken. D 22. Getuigen van de evolutietheorie opnoemen en voorbeeld geven. D 23. Tegenargumenten van de evolutietheorie kritisch bespreken.
D 24.
D 25.
op de geologische tijdschaal. D 26. Voorbeelden geven waaruit de aardrotatie afgeleid wordt. D 27. De gevolgen van de aardrotatie geven en verklaren. D 28. De invloed van dag en nacht op het ecosysteem kunnen duiden. D 29. De aardrevolutie kunnen uitleggen. D 30. De seizoenen verklaren aan de hand van de aardrevolutie. D 31. De jaartelling verklaren aan de hand van de duur van de aardrevolutie. D 32. De invloed van de seizoenen op het ecosysteem kunnen duiden. D 33. De samenstelling van de atmosfeer kunnen beschrijven. D 34. De opbouw van de atmosfeer en de verandering van temperatuur en druk kunnen beschrijven. D 35. De warmtebalans kunnen beschrijven. D 36. Aantonen hoe uit temperatuurverschillen drukverschillen ontstaan. D 37. Aantonen hoe circulatiecellen en drukgordels ontstaan. D 38. De afwijking van de drukgordels verklaren. D 39. De invloed van de zeestromingen op het klimaat aantonen. D 40. De belangrijke rol van de THC op de warmteverdeling op aarde aantonen
D 41.
kunnen aanduiden. D 42. Luchtdruk, luchtsoorten en fronten op een weerkaart kunnen aanduiden. D 43. Fronten als gevolg van botsingen van luchtsoorten kunnen beschrijven.
D 44.
tussen weerfenomenen, fronten en drukgebieden.
D 45.
temperatuur verklaren. D 46. Via de biologische pomp van de oceanen de zuurstofproductie en de koolstofcyclus toelichten. D 47. Via de diepwaterpomp van de oceanen de zuurstofproductie en de koolstofcyclus toelichten. D 48. Via de chemische pomp van de oceanen de zuurstofproductie en de koolstofcyclus toelichten. D 49. De ecosysteemdiensten van de oceaan kunnen opnoemen. D 50. Het belang van de oceaan als bron van grondstoffen aantonen. D 51. Het ontstaan van golven en de getijden kunnen verklaren. D 52. Het belang van de oceaan als bron van energie aantonen. D 53. Het belang van de oceaan bij transport, toerisme en cultuur aantonen.