Programma morte meditata

Page 1


New European Ensemble La Morte Meditata Zaterdag 15 maart 2014 Den Haag: Nieuwe Kerk, 20.15 Christian Karlsen dirigent Caina Vinke alt New European Ensemble: Kate McDermott klarinet James Meldrum klarinet Ryanne Hofman basklarinet Eva Stegeman viool Emlyn Stam altviool Willem Stam cello Hanna Shybayeva piano (Mahler, Schönberg) Mariana Izman piano (Mantovani)

PROGRAMMA Gustav Mahler 1860 – 1911 Pianokwartet (1876) Igor Stravinsky 1881 – 1971 Berceuses d’un chat (1915/16) Sur le Poêle Interieur Dodo Ce qu’il a le Chat Arnold Schönberg 1874 – 1951 Suite (1925/26) Ouverture. Allegretto Tanzschritte. Moderato Thema mit Variationen Gigue Pauze Bruno Mantovani 1974 La Morte Meditata (1999, Nederlandse première)

Gustav Mahler Pianokwartet Ook Mahler begon ooit als een eerstejaars compositiestudent. Voor zijn overgangsexamen naar het tweede jaar van het Weense conservatorium schreef hij, nog maar zestien jaar oud, een pianokwartet. Helemaal van harte ging het niet. Want alleen het eerste deel raakte voltooid. In het vervolgdeel, een scherzo, bleef hij bij de 24ste maat steken. Dit jeugdwerk zou vergeten zijn geraakt, ware het niet dat zijn weduwe Alma het rond 1960 terugvond in een stapel met nagelaten papieren. Zij liet het uitgeven en sindsdien wordt het kwartet regelmatig uitgevoerd. Gelukkig maar. Want het is een prachtig laatromantisch werk dat je doet betreuren dat Mahler tijdens zijn latere componistenloopbaan kamermuziek verder links liet liggen. De Russische componist Alfred Schnittke voltooide het onafgemaakte scherzo, maar deed dat op een dusdanig eigenzinnige manier, dat Mahlers muziek lijkt door te klinken uit een andere dimensie. Marlijn Helder maakte onlangs nog een orkestratie van het openingsdeel voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Martin Scorsese gebruikte het kwartet zeer effectief in zijn film Shutter Island.

Igor Stravinsky Berceuses d’un chat Soms betreur je het, net als de hoofdpersoon in Woody Allens film Midnight in Paris, dat je te laat bent geboren. Je kunt makkelijk jaloers worden op de Weners die tussen 1919 en 1921 elke week naar de concerten konden gaan van de door Schönberg opgerichte Verein für musikalische Privataufführungen, tenminste als je lid was van die exclusieve club, waar niet iedereen in en uit kon lopen. Op de deur hing zelfs een plakkaat met de boodschap Kritikern ist der Eintritt verboten. Er golden meer regels. Applaudisseren was niet toegestaan – ook iets om afgunstig op te zijn. Schönberg was onvoorstelbaar actief en organiseerde in 3 jaar tijd 117 concerten. De beste jonge musici traden in zijn concerten op. Schönberg zelf of een door hem aangestelde Vortragsmeister leidde de repetities. Schönberg verbood uitdrukkelijk uitvoeringen van zijn eigen stukken, maar programmeerde ruimhartig nieuwe muziek van tijdgenoten. Stravinsky mocht natuurlijk niet ontbreken. Die stond in het brandpunt van de


belangstelling – met zijn Sacre had hij in het componeren net zo’n aardverschuiving veroorzaakt als Schönberg met zijn vrije atonale muziek. In 1919 beleefden voor het selecte publiek van Schönbergs Musikverein Stravinsky’s Slaapliedjes van een kat hun première, een eigenzinnig stuk voor drie klarinetten en lage altstem. De titel is nogal absurd. Dat was precies de bedoeling. Want Stravinsky zette in het stuk vier Russische nonsensrijmpjes voor kinderen op muziek. Toen Schönberg zes jaar later begon te werken aan zijn Suite met onder andere drie klarinetten moet hij aan die slaapliedjes vast nog wel eens hebben teruggedacht.

Arnold Schönberg Suite Arnold Schönberg was een van de favoriete studenten van Mahler, die hem bijna adopteerde en beschouwde als zijn belangrijkste protegé. In het kielzog van Mahler schreef Schönberg zijn eerste werken in een laat-romantische stijl. Met meesterwerken als de Gurre Lieder en Pelleas und Melisande profileerde hij zich al snel als een van de meest prominente componisten van zijn tijd. Rond 1910 baarde hij opzien door in zijn muziek de tonaliteit los te laten. Tussen 1913 en 1921 componeerde Schönberg nauwelijks. De vrije atonale stijl gaf hem weinig voldoening, omdat hij zijn muziek onvoldoende kon structureren. Om uit die impasse te komen ontwikkelde hij begin jaren twintig het twaalftoonssysteem, waarmee hij zijn composities hecht kon vormgeven, een techniek die hij overigens, waar het hem uitkwam, vrij hanteerde, minder rigide dan vaak wordt beweerd. De Serenade, opus 24, en de Suite voor piano, opus 25, waren de eerste werken waarin hij zijn nieuwe techniek toepaste. De suitevorm in de pianocyclus was hem goed bevallen. Daarom beproefde hij al snel daarna zijn krachten op een nieuwe suite, nu voor instrumentaal ensemble. Schönberg experimenteerde graag met ongebruikelijke bezettingen. Het luisteren naar dansmuziek en jazz op 78-toerenplaten inspireerde hem tot de bezetting van drie klarinetten, drie strijkers en piano. De hierna volgende toelichting is van het Arnold Schönberg Center in Wenen. ‘The first drafts of the Suite, opus 29, originate from the autumn of 1924 when Schönberg planned a sequence of lively movements in his 5th sketch book. He intended to use the following characters, which are partly encoded: “1st (movement) 6/8 light, elegant, brisk, Bluff / 2nd Jo-Jo Foxtrot / 3rd Fl. Kschw. Waltz / 4th AS Adagio / 5th IbeB Muartsch Var / 6th Film Dva / 7th Tenn Ski.” The cheerful, vibrant character of the Suite, which was completed on 1 May 1926, is a perfect reflection of Schönberg’s enjoyment of life at the time. He was newly married and dedicated the work to his ‘dear wife Gertrud, whose musical monogram eS-G (E flat-G) is integrated into the music at the beginning

and end of each movement. The sequence of the four-part Suite, which incorporates elements of the old tonality into dodecaphony (in the third movement, for example, where references to the song Ännchen von Tharau can be heard), combines three movements of the traditional Baroque suite with a set of variations on a song. In a similar manner to several movements from the earlier piano compositions opus 23 and 25 as well as the Serenade, opus 24, the Suite is dominated by dance rhythms, with the first two movements in particular recalling the dance music of the 1920s. The unusual scoring with its affinity to the reeds section of a swing band - three clarinets, string trio and piano - contributes to this feeling. However, the particular attraction of the Suite originates from the tension in the relationship between its cheerful character and the rigidity of its musical structure. The work is based on a twelve-tone row whose final group of four tones is a transposed retrograde form of the first group of four tones, while two groups of two tones are arranged as a mirror image in the middle group. The hexachords solely consist of semitones and minor thirds; the first hexachord comprises the triads of E flat major and B minor, the second hexachord comprises the triads of C sharp major and A minor. Schönberg also worked other ‘degrees of relationships’ into the row’s structure which demonstrates supreme artistry in the handling of a - at the time new method of composition.’ Arnold Schönberg Center

Bruno Mantovani La Morte Meditata De Fransman Bruno Mantovani is een van de succesvolste componisten van zijn generatie. Dirigenten als Riccardo Chailly en Pierre Boulez brengen zijn werk in première. De New York Times bestempelde een cd met zijn muziek tot een plaat van het jaar. Componeren doet hij met een open blik. Bij voorgangers (van Schubert tot Bartók), in jazz en wereldmuziek, maar ook in literatuur en schilderkunst vindt hij inspiratie voor een eigenzinnig oeuvre. Zijn miniatuur-opera La Morte Meditata staat bekend als een van zijn markantste werken. Als hommage aan de Suite van Schönberg, die u eerder beluisterde, koos hij dezelfde instrumentale bezetting. De componist schreef zelf de volgende toelichting: “The work was commissioned by Musique Nouvelle en Liberté, and I composed it during my residency at Edenkoben in Germany, from August to September 1999. Although it uses some of the formal procedures of the Lied, La Morte Meditata does not follow the model slavishly, as can be seen from the lengthy instrumental introduction, which reproduces in condensed form the material to be further developed at a later stage. Another departure from the style is the voice entry


in which the singer uses the first syllable to portray the throes of death, thereby introducing an element of drama that brings the music closer to opera than song. Nor does the listener have to draw on his or her imagination here, for the sound image is quite explicit, and leads the hearer to an extremely sombre, stifling stage setting. But if the listener is led to question the genre of the work from the outset, the clouds soon clear, and the poems are no longer a pretext for action, but rather the starting point for an unceasing musical commentary which makes its appearance almost systematically after each line. The vocal part may be born of a concrete representation of death, but thereafter front stage is occupied by poetic logic. Ungaretti’s cycle is composed of six poems of unequal length. While the second and third can be seen as a unit, representing two different sides of a single argument, all the others are entirely independent and stand alone. There are, however, some words (‘ombra’, ‘morte’) which recur throughout the cycle. I decided to ascribe each of these terms a particular musical colour that would be easily identified by the listener, and which would help to reinforce the musical structure as they reappear. In so doing, I wanted to create some strong aural cues which would lend unity to the form, consolidate the structure and enable me to develop the musical argument in total freedom, following my own musico-literary intuition. So although the work opens with an introduction that brings together numerous varying musical ideas, it finishes with these ideas stripped to a minimum. Nothing but a few tail-ends remain from the previous sections, leading to the final knell. Within this directional framework, leading from density to selection, the six poems are based on contrasting musical elements, thus creating a rhapsody

Dit concert is mede mogelijk gemaakt door de Gemeente Den Haag.

form by their very juxtaposition. It is, I feel, in the first one that my own writing is closest to the word itself. The texture is extremely changeable here, and the contrasts flow on in more or less steady stream. In the Canto secondo, however, the musical argument is quite different, for here the piano leads with a stylised cry above a chord held by the other instruments. The second part of this song introduces a descending theme, associated with the word “morte”, on which the overall form of the work hinges. Then in the Canto terzo these elements are presented in a simplified, distilled state, with no hint of the airy and varied scherzo to come in the song that follows. Next comes the Canto quinto featuring the deeper register of the ensemble with the help of three low clarinets, in opposition to the mezzo-soprano singer. Finally the last song combines the various timbres tried out in the previous numbers, while the instruments ornament the vocal line. The instrumental grouping, based on Schönberg’s Suite opus 29, enabled me to create distinctive colours, especially with the use of the numerous different types of clarinet. The orchestration can be said to play a formal role here since some of the songs are characterised by their general timbre, a precise acoustic presence. To finish, I would like to point out one of the major factors in the genesis of the work, namely that the prime motivation that led me to compose La Morte Meditata was the thought of working with Sylvia Marini and Laurent Cuniot, to whom the work is dedicated, along with my friends in the ensemble TM+. When I wrote the piece I knew exactly who would perform what, and they were all present in my mind while I was at work on the score. It remains only for me to express my gratitude to them for their great inspiration.” Bruno Mantovani


La Morte Meditata 1932

Death Meditated On 1932

Canto Primo O sorella dell’ ombra, Notturna quanto più la luce ha forza, M’insegui, morte.

First Canto O sister of shadow, The fiercer the light is, the more a thing of night, You pursue me, death.

In un giardino puro Alla luce ti diè l’ingenua brama E la pace fu persa, Pensosa morte, Sulla tua bocca.

In a perfect garden Innocent longing gave birth to you And peace was lost, Pensive death, On your mouth.

Da quel memento Ti odo nel fluire della mente Approfondire lontananze, Emula sofferente dell’ eterno.

Ever since that instant I have heard you in the mind’s flow Probing distances, You who copy the eternal one, but suffer.

Madre velenosa degli evi Nella paura del palpito E della solitudine, Bellezza punita e ridente,

Venomous mother of the ages In the fear of the pulse And of solitude, Beauty tormented and laughing,

Nell’ assopirsi della carne Sognatrice fuggente,

In the drowsing of the flesh A fugitive dreamer,

Atleta senza sonno Della nostra grandezza,

Unsleeping athlete Of our greatness,

Quando m’avrai domato, dimmi: Nella malinconia dei vivi Volera a lungo la mia ombra?

When you have tamed me say: Through the misery of living men Will my shade’s flight be long?

Canto Secondo Scava le intime vite Della nostra infelice maschera (Clausura d’infinito) Con blandizia fanatica La buia veglia dei padri.

Second Canto The dark vigil of our forefathers Gouges the inner lives Of our unhappy mask (Cloister of the infinite} With fanatic flattery.

Morte, muta parola, Sabbia deposta come un letto Dal sangue, Ti odo cantare come una cicala Nella rosa abbrunata dei riflessi.

Death, dumb word, Sand like a bed laid down By the blood, I hear you sing like a cicada In the tarnished rose of reflections.

Canto Terzo Incide le rughe segrete Della nostra infelice maschera La beffa infinita dei padri.

Third Canto The endless mockery of our forefathers Cuts the secret furrows In our unhappy mask.

Tu, nella luce fonda, O confuso silenzio, Insisti come le cicale irose.

You in the deep light, O troubled silence, Persist like the irascible cicadas.


Canto Quarto Mi presero per mano nuvole. Brucio sul colle spazio e tempo, Come un tuo messaggero, Come il sogno, divina morte.

Fourth Canto Clouds took me by the hand. On the hill I burn up space and time, Like one of your messengers, Like a dream, sacred death.

Canto Quinto Hai chiuso gli occhi. Nasce una notte Piena di finte buche. Di suoni morti Come di sugheri Di reti calate nell’ acqua.

Fifth Canto You have closed your eyes. A night is born Full of sham hollows, Of dead sounds As of the corks Of nets dropped in the water.

Le tue mani si fanno come un soffio D’ inviolabili lontananze, Inafferrabili come le idee,

Your hands become like a breeze From inviolable distances, Intangible as ideas.

E l’equivoco della luna E il dondolio, dolcissimi, Se vuoi posarmele sugli occhi, Toccano l’anima.

And the ambiguity of the moon And its rocking, gentlest things. If you lay those hands upon my eves They touch my soul.

Sei la donna che passa Come una foglia E lasci agli alberi un fuoco d’autunno.

You ate the woman who passes Like a leaf And you leave the trees a blaze of autumn

Canto Sesto O bella preda, Voce notturna, Le tue movenze Fomentano la febbre.

Sixth Canto O lovely quarry Voice of night, Your movements Rouse a fever.

Solo tu, memoria demente, la libertà potevi catturare.

Only you, crazed memory, Could have imprisoned liberty.

Sulla tua carne inafferrabile E vacillante dentro specchi torbidi, Quali delitti, sogno, Non m’insegnasti a consumare?

On your flesh, intangible And wavering in troubled mirrors, What crimes, o dream, did you not Teach me to consummate?

Con voi, fantasmi, non ho mai ritegno, E dei vostri rimorsi ho pieno ii cuore Quando fa giorno. Tekst: Giuseppe Ungaretti

With you, my ghosts, I never have restraint, And when day comes my heart is full Of your remorse.


Een breed publiek enthousiasmeren voor nieuwe muziek. Met dat doel voor ogen is in 2008 het New European Ensemble opgericht door een aantal musici en dirigent Christian Karlsen. Inmiddels treden ze op in belangrijke concertzalen en internationale festivals. Toonaangevende componisten als Kaija Saariaho en Magnus Lindberg werken graag met het ensemble en Christian Karlsen samen. Het ensemble valt op met originele programma’s waarin nieuwe muziek een maatschappelijke context krijgt. In het programma Voices, met de gelijknamige compositie van Hans Werner Henze, stonden de mensenrechten centraal. Strange News, een productie van theatermaker Josse de Pauw en componist Rolf Wallin, belicht het lot van Afrikaanse kindsoldaten. Het ensemble onderscheidt zich verder met concerten waarin nieuwe en oudere muziek zinvol worden gecombineerd. Volgens seizoen speelt het ensemble bijvoorbeeld de Stabat Maters van Pergolesi en Arvo Pärt in één programma. Ook werken de musici samen met makers in andere kunstdisciplines. De musici zijn veelzijdig. Ze spelen niet alleen nieuwe muziek, maar zijn daarnaast in heel Europa actief als solisten, kamermuziekspelers en aanvoerders van instrumentengroepen in orkesten. De nationale en internationale pers is vol lof over hun ‘aanstekelijk enthousiasme’ (Nutida Musik) en ‘exemplarische uitvoeringen’ (de Volkskrant). Componisten uit binnen- en buitenland schrijven opdrachtwerken voor het ensemble. Dat zijn bekende namen als Klas Torstensson en Peter-Jan Wagemans, naast aanstormende talenten als Justin Christensen en Benjamin

Staern – beiden zagen hun werk voor het ensemble bekroond met prestigieuze compositieprijzen. Het New European Ensemble organiseerde festivals rond componisten: in 2009 drie dagen rond Arnold Schönberg, in 2011 een lang weekend rond Kaija Saariaho en dit seizoen is Magnus Lindberg composer in residence. Gedurende het jaar organiseert het ensemble educatieve projecten, voor het basisonderwijs, middelbare scholen en compositiestudenten. In mei 2014 speelt het ensemble drie concerten in het Made Festival in het Zweedse Umeå, dit jaar Europese Culturele Hoofdstad. Komend seizoen is het ensemble naast de vaste concertseries te Den Haag in meerdere steden in Nederland te horen, waaronder twee keer in het Amsterdamse Muziekgebouw.

Christian Karlsen (1985) is chef-dirigent van het New European Ensemble. Op dertienjarige leeftijd begon hij zijn opleiding orkestdirectie bij de beroemde Finse maestro Jorma Panula. Een jaar later stond Karlsen al voor een orkest met musici van het Koninklijk Philharmonisch Orkest van Stockholm. Hoogtepunten dit seizoen zijn debuten bij het hrOrchester (het symfonieorkest van de Hessische Rundfunk), het Gothenburg Symphony Orchestra, ensemble musikFabrik en de Birmingham Contemporary Music Group. Bovendien dirigeert Christian Karlsen Stockhausens Carré tijdens het openingsconcert van het Darmstadt International Festival for New Music. Ook de opening van de Gaudeamus Muziekweek met ASKO|Schönberg staat


onder zijn leiding. In 2014 is hij artist in residence van de Norrland Opera in het Zweedse Umeå, dit jaar European Capital of Culture. In Nederland dirigeerde Christian Karlsen de meeste belangrijke orkesten en ensembles, onder andere Amsterdam Sinfonietta, het Brabants Orkest, het Residentie Orkest, het Gelders Orkest, de Radio Kamer Philharmonie en ASKO|Schönberg. Hij dirigeerde ook ensembles in België, Brazilië, Frankrijk, Portugal, Zweden, Duitsland en Oostenrijk. Als pleitbezorger voor nieuwe muziek verzorgde hij vele wereldpremières en werkte hij samen met toonaangevende componisten als Sofia Gubaidulina, Magnus Lindberg, Kaija Saariaho, Karlheinz Stockhausen en Mark-Anthony Turnage. Eerder werkte hij als assistentdirigent samen met Esa-Pekka Salonen (Philharmonia Orchestra, London), Neeme Järvi en Reinbert de Leeuw.

De alt Carina Vinke zingt opera, oratoria, liederen en hedendaagse muziek. Ze heeft al vele composities in première gebracht. Een heel arsenaal aan 20ste- en 21ste-eeuwse muziek heeft Carina uitgevoerd met dirigent Christian Karlsen en het New European Ensemble, waaraan zij vast is verbonden. Met dat ensemble zong zij in 2010 Voices van Hans Werner Henze, in samenwerking met Amnesty International. Dit project werd in 2012 herhaald in Stockholm en Göteborg. Haar optredens met het ensemble in geënsceneerde voorstellingen van Schönbergs Pierrot Lunaire en Miss Donnithorne’s Maggot van Peter Maxwell

Davies, waarin zij de titelrol zong, zijn door het Duitse tijdschrift Ensemble geprezen als interpretaties van ‘wereldklasse’. Carina Vinke vertolkte de solopartij in Le marteau sans maître van Pierre Boulez in het Amsterdamse Concertgebouw met het ensemble ASKO|Schönberg en in een drietal concerten met het New European Ensemble. Twice through the Heart van Turnage voerde ze uit met zowel het Nationaal Jeugdorkest (NJO) als het Residentie Orkest, met de dirigenten Christian Karlsen en Hans Leenders. In april 2013 bracht ze met pianiste Hanna Shybayeva haar eerste cd Silent Echoes uit, met werken van Schumann, Sibelius, Scriabin en Staern. Carina heeft een sterkte affiniteit met de muziek van Gustav Mahler en heeft inmiddels al zijn vocale werken uitgevoerd. Hoogtepunten zijn uitvoeringen van de Tweede symfonie, met het Europees Jeugdorkest en dirigent Vladimir Ashkenazy, en de Derde Symfonie met het LaVerdi Orchestra en dirigent Xian Zhang en met het NJO onder leiding van Martin Sieghart. Carina zong bovendien tientallen uitvoeringen van Das Lied von der Erde met het LaVerdi Orchestra in Milaan, het NJO, het New European Ensemble, het ensemble Ludwig en Re–Orchestra. Ook Des Knaben Wunderhorn staat op haar repertoire. Zij zong de orkestversie en presenteerde de complete versie met piano in een recital met Maarten Koningsberger en pianist Kelvin Grout in een concert van de Dr. Anton Philipszaal te Den Haag. Dit jaar zingt Carina onder andere Brahms’ AltRhapsodie, Wagners Wesendonck-Lieder, Chaussons Poème de l’amour et de la mer en Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen.

www.neweuropeanensemble.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.