Nederlands 5
NAAM:……………………………………………………... KLAS:………………
Nr…. Schooljaar 20… - 20…
LEERKRACHT: Mr LENART
Afspraken Afgesproken toetsen Toetsen worden samen met de klas afgesproken. Zo’n afgesproken datum wordt niet meer verlegd. Zeker niet als je daar vlak voor de toets mee afkomt. - Je bent ‘ziek’ op de dag van de geplande toets. Je biedt je spontaan aan tijdens de eerstvolgende les wanneer je terug hersteld bent. We spreken samen een datum af en je noteert die in je schoolagenda. De inhaaltoetsen vinden altijd plaats op de door de school daarvoor gereserveerde tijdstippen. Je kan 100 % van de punten behalen. - Je bent de inhaaltoets ‘vergeten’. Je komt zelf naar mij en je vraagt, om een herkansing. Je kan maximaal 75 % van de punten behalen. - Je bent het weer vergeten. Je hoeft niet meer te komen. Je krijgt nul.
Onverwachte toetsen Deze zijn niet de regel, enkel afhankelijk van het klasgebeuren. Geen aandacht, rumoer, lesvoorbereidingen niet gemaakt, opdrachten die tijdens de les worden gegeven worden niet met ernst uitgevoerd, ... Allemaal aanleidingen om een onverwachte toets te geven op het einde van een les of de volgende les. Don’t blame me!
Taken: Je krijgt voor een gequoteerde huistaak altijd minimaal 1 week de tijd. Wat er gebeurt met te laat afgeven of onvolkomenheden in de vorm van de taak lees je verderop bij de rubriek ‘Procespunten’.
Mondelinge opdrachten en (mondelinge) groepswerken Ook hier geldt dezelfde regel: je bent klaar tegen de afgesproken datum. Wanneer dat niet zo is verlies je punten voor het proces van de taak. Wanneer er bij een presentatie een groepslid ziek is en je verwittigt de leraar voor de les begint, verlies je geen procespunten. Wanneer je dat tijdens het lesuur van de presentatie nog komt melden geldt dit niet meer als excuus en wordt dit beschouwd als het niet halen van de deadline. Met de hieronder beschreven ge-
volgen voor jullie procespunten.
Procespunten: Het proces van een taak of opdracht staat op 20 % van de te behalen punten. Wanneer je taak qua tijd en/of vorm niet in orde is krijg je een nieuwe kans maar verlies je wel een percentage van de punten voor proces. Deadline niet gehaald: - 50 % per poging Vorm (zie volgend puntje) niet in orde: - 25 % per poging Bijvoorbeeld: Een schrijftaak staat op 50 punten. Het proces van deze taak staat dus op 10 punten. Geval 1: je geeft je taak op tijd af, en de vorm was helemaal in orde: je krijgt 10 voor proces op deze taak. Je resultaat op de taak was 20/50. Voor deze taak haalde je dus 30/60. Dankzij het procesgedeelte heb je een buis vermeden. Geval 2: je geeft je taak niet op tijd af. De volgende les heb je deze wel bij je. En de vorm is ook in orde. Je krijgt voor proces dus 5/10. Je wordt dus ook beloond wanneer je het praktische van een taak ter harte neemt. Geval 3: je geeft je taak op tijd af. Maar de vorm is niet in orde en je krijgt je taak terug mee naar huis om deze te herwerken. Je brengt de nodige aanpassingen aan en geeft je taak de volgende les opnieuw af. Je krijgt 7,5/10 voor proces. Een taak die na herhaalde pogingen nog niet qua vorm in orde is wordt niet gequoteerd vooraleer de vorm volledig in orde is, ook al ben je ondertussen al je procespunten verspeeld. Een taak die niet (correct) werd afgegeven na 1 schoolweek na de deadline) wordt niet meer gequoteerd. Je hebt een nul over de ganse lijn. In bovenstaand geval is dat dus 0/60.
Vormgeving taken Een grotere taak beantwoordt aan de volgende vormafspraken:
Een standaard voorblad dat je vindt op de ELO in mijn cursus Nederlands in de rubriek documenten;
De taak heeft een hoofding (zie ELO), is getypt met het lettertype Arial 12pt; alinea’s ingesteld op regelafstand 1.5. Waarom? Dat leest en verbetert veel makkelijker!
Het geheel stop je in een bestekmapje De afzonderlijke bladzijden van je taak zijn NIET in plastic verpakt. Waarom? Het is een verdomd werkje om die er een voor een uit te halen om ze te corrigeren en ze er daarna terug in te steken.
Klasschikking In de klas zitten jullie volgens je klasnummer. Aan deze schikking wordt alleen maar getornd als er daardoor duo’s ontstaan zijn die het te goed met elkaar kunnen vinden. Ook in het OLC blijven jullie volgens de volgorde van je klasnummer zitten.
Literatuur
Literatuur 1
Karel ende Elegast Bungelen tussen Brad Pitt en Al Bundy De macht van de man is behoorlijk aan het verschrompelen. Ik zeg met opzet verschrompelen een beladen woord in masculiene kringen. Op essentiële vlakken zijn ze niet meer zo nodig. Kostwinnerschap? Veel vrouwen zijn goeddeels economisch onafhankelijk. Vaderlijk gezag? Is duidelijk ondergraven. Voortplanting? Zelfs het verstrekken van sperma kan buiten u om worden geregeld, heren der schepping. Natuurlijk moeten we reëel blijven: mannen zitten op hogere maatschappelijke posities, ze verdienen vaak meer, Maar de meetlat ligt aanmerkelijk hoger dan voorheen. Hij moet performen: als minnaar. als vader, als maatje. Elke moderne vent weet: als ik mijn vrouw niet goed behandel, kan ze weggaan. Ze heeft ook vergelijkingsmateriaal. Van Brad Pitt tot Al Bundy. En daar bungelt hij ergens tussen. In de jaren vijftig was de man nog gezinshoofd: een stabiele, sterke figuur. Over identiteit werd niet eens gepraat. Nu is de man de risee van de tv. Met name in reclame en comedy's is hij een oetlul van de eerste orde, met de Cosbyshow als uitzondering op de regel. Hoe vaak worden mannen niet afgezeken? In een Libresse-commercial loopt een sukkel tegen een lantaarnpaal. Een andere zot zien we kwijlen bij een Harley-Davidson, een laatste symbool van mannelijkheid waaraan hij duidelijk niet kan tippen, waarna zijn leuke, intelligente, volwassen echtgenote hem een speelgoedmotortje geeft. Vrouwen hebben een fantastische pers. Reclamemakers zijn vaak schijterds, ze volgen niet eerder een trend dan wanneer het echt een trend is, maar juist daarom zijn ze redelijk indicatief. Een hele ruige is de commercial van Wrangler. Je ziet een rij liggende, naakte mannen met brandmerken op hun rug. Een stoere cowgirl met cowboylaarzen en spijkerbroek zegt: "Mark your animals." Mannen zijn lustobject geworden, dat is een revolutie in onze cultuur. De Chippendales. Met hen wil ik wel een beschuitje eten. Vooral de Coca-Cola Light-Break vind ik treffend. Allerlei kantoormeisjes laten merken dat ze die man in de bouwput een lekkere vent vinden - mooi om te zien hoeveel gezichten vrouwelijke lust heeft. Maar die meiden kijken wel op hem neer. Hij staat daar, beneden. Dat is geen toeval. Dat is macht. Eeuwenlang zijn vrouwen beoordeeld en bekeken. Nu kijken vrouwen terug. De val van de man heeft zich in de afgelopen drie decennia voltrokken. Onder invloed van het feminisme ontstond in de jaren zeventig een nieuw soort man: de softie. Hij sjouwde trots met twee pakken Pampers, de baby in een draagzak voorop. Prettig in de omgang, niet slecht in bed want teder en attent, véél positieve eigenschappen. Maar de kritiek was: geen echte man. Meer een vriendin. In de jaren tachtig zagen we de opkomst van de yup. Materialistisch, carrièredrang, prestatiedrift, competitief. Geen softie, maar in emotioneel opzicht en qua zorg voor huishouding en kinderen kwam je er als vrouw bekaaid van af. Ook niet ideaal dus. In dit decennium probeerden veel mannen watje en macho tegelijk te zijn. Met de wacho was de verwarring compleet. De Marlboro-man blijkt nog steeds aan te slaan. Spannend voor vrouwen, inspirerend voor mannen: het prototype van de ongebonden, ruwe avonturier. Rambo was weer te mannelijk. Hij gold als tegenwicht voor de softie-cultuur, maar wat moet je met een autist die alleen maar hwrmpf zegt en zelfs niet in een McDonald's kan rondlopen zonder het meubilair te slopen? De latere actiehelden pasten zich aan, tot een zwangere Schwarzenegger aan toe. Het blijft behelpen. Kijk, een vrouw ziet een man het liefst als een schaap met zes poten. Dat is wat veel gevraagd, dus gaat ze voor een schaap met vijf poten. Terwijl de realiteit een schaap met vier poten is, om met Jules Deelder te spreken. En dat schaap kan nog mank lopen ook. Op de drempel van het jaar 2000 zie ik nu al de tendens dat mannen terrein terugwinnen. De verwarring en beschroomdheid van de macho lijken over hun hoogtepunt heen. Bij de eigen reconstructie van de mannelijke identiteit zie je dat mannen graag elkaars gezelschap opzoeken. Een avondje gezellig in het café, samen naar de voetbal, enzovoorts. Die wens kwam sterk naar voren in twee recente onderzoeken; je kunt echt spreken van de Renaissance vat de mannenvriendschap. Jarenlang hebben mannen zich laten aanlullen dat ze moeten praten over problemen, praten-praten-praten. Maar dat is de wijvenmanier. Mannen gaan niet met een kopje thee en een doos bonbons op de sofa zitten om te gaan kletsen. Onder kameraden is een gebaar genoeg: een stomp op de schouder, een blik van verstandhouding. En de moderne man is natuurlijk niet gek, hij heeft geleerd dat praten in een relatie belangrijk is. Maar waarom zouden vrouwen de gevoelswereld moeten monopoliseren? Een interessante stroming is de New Lad. Die is in opkomst in Engeland. Dat is de man die zegt: ik wil niet opgroeien. Zo van: de meetlatten liggen mij veel te hoog, ik wil lol hebben met Literatuur 2
vrienden, uitgaan, veel alcohol, lekkere wijven, blote tieten. Een andere, niet-representatieve voorhoede is de androgyne man. Je komt hem vooral tegen in de modewereld en het uitgaansleven, à la de Amsterdamse discotheek iT. Hij is in touch met zijn vrouwelijke kant en schuwt cosmetica niet: van eau de toilette tot vochtinbrengende huidcrème. Maar ja. Geen cowboy. En dan heb je ook nog de traditionele man, die nog steeds naar Rambo kijkt en wil dat het vrouwtje de pils en de bierworstjes serveert. Maar dat zijn losers. En losers zijn uit. De Ideale Man van het jaar 2000 is de man die zapt. Hij is veelzijdig, ruim van geest, zelfbewust. Dan weer een standvastige Marlboro-avonturier, dan weer een man met wie je kunt lachen en grappen maken, dan weer een tedere vader die lief met de kindjes kan zijn. Hij probeert zichzelf te verhouden tot mannelijkheid en tot vrouwen. De macho vond ik saai, maar de man van nu is leuk, spannend. Hij is zelfbewuster. In het algemeen gesproken is de man van nu de grootste klap van het feminisme te boven. Uit De Morgen. Masculien: mannelijk De risee zijn van: het mikpunt zijn van spot Prototype: eerste model Androgyn: tweeslachtig wezen
Welke soorten mannen passeerden de revue in de laatste drie decennia?
Wat is de ideale man van het jaar 2000?
Welke soort man is nu volkomen uit?
Literatuur 3
Karel ende Elegast (OLC) Stap 1: Doe de Karel de Grote quiz. Mijn resultaat: ____/ 100 De belangrijkste informatie die ik geleerd heb (leven, tijd, plaats, daden, …) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Stap 2: Bekijk het 1ste fragment van het poppenspel ‘Karel ende Elegast’ door poppentheater De Spiegel. Beantwoord daarna de volgende vragen. Beschrijf het decor heel nauwkeurig (waar bevindt de acteur zeg volgens jou?).
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waaruit blijkt dat de acteur ook rommel verzameld heeft? ______________________________________________________________________________ Welk soort muziek komt voor in het fragment? ___________________________________
Literatuur 4
______________________________________________________________________________ Waarvoor wordt de muziek gebruikt? ____________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke rol vervullen Neus en Kop (2 rollen)? ______________________________________________________________________________ Vat de belangrijkste gebeurtenissen van het begin van het stuk kort samen. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Stap 3: Kijk naar het tweede fragment en beantwoord opnieuw de vragen hieronder. Waar speelt dit fragment zich af? ______________________________________________________________________________ Hoe wordt de milieubox gebruikt? ______________________________________________________________________________ Waaruit blijkt de trouw van Elegast aan de koning? ______________________________________________________________________________ Waarom zijn er twee poppen in het stuk voor hetzelfde personage? ______________________________________________________________________________ Schrijf in enkele regels neer wat er in dit fragment gebeurt. _______________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 5
Karel ende Elegast is een voorbeeld van een Karelroman. Dit is een voorhoofs ridderverhaal waarin de figuur van Karel de Grote centraal staat. Deze verhalen zijn van Frankische oorsprong. Een andere befaamde Karelroman is ‘Renout van Montalbaen’ dat gaat over het Ros Beiaard en de vier Heemskinderen. In Dendermonde heeft het Ros Beiaard nog steeds zijn Ommegang. Voor de Frankische koningen was Karel de Grote een soort van modelvorst zodat ze een grote interesse voor verhalen over hem hadden. Die verhalen toonden hoe je als vorst moest regeren.
het begin (fragment 1) Wonder-waar gebeurde dingen wil ik hier ter kennis brengen, die te Ingelheim geschiedden op de Rijn, aan Karel, die de koning-keizer over 't land was; hoort hoe wonderbaar Gods hand was!
Wie was deze Karel? Wat weet je nog over hem?
Waarom denk je dat men in de dertiende eeuw (het ontstaan van dit verhaal) Karel nog van onder het stof haalde?
Wat zegt het laatste vers over het karakter van de middeleeuwse letterkunde?
Wat zouden toehoorders/lezers in verband met dit verhaal verwachten?
T' enen laten avondstond, Literatuur 6
toen hij zich te bed bevond - 't zou een hofdag daags na deze plechtig en belangrijk wezen ! kwam een engel hem te na en die zei: 'Heer koning, sta ! Doe terstond uw kleren aan want gij moet uit stelen gaan; wapen u en wil niet talmen; doet ge 't niet, ik vrees, dan zal men, u naar eer en leven staan, eer de hofdag is gedaan. Wees op dat gevaar bedacht en ga stelen deze nacht. neem uw schild ter hand, uw zwaard, zadel vlug uw beste paard, spoed u, koning, - op mijn woord !'
Waar wordt dit verwachtingspatroon betreffende Karel verbroken?
Karel had de stem gehoord, maar omdat hij niemand zag
ik moet stelen gaan, maar hoe ?
in het duister waar hij lag,
Grote heer des hemels, God,
dacht hij: 'In een droomgezicht
is dit waarlijk uw gebod ?
werd tot mij het woord gericht:
Ik, de rijkste man op aarde,
't is dus inbeelding van mij;
die al 's werelds goed vergaarde,
er is dwang noch noodzaak bij
alle macht en alle eer;
dat ik inga op die wenken.
ik, die koning ben en heer,
Laat ik aan iets anders denken !'
aan wie hertogen en graven dienstbaar zijn met lijf en have;
Maar de engel Gods hernam:
wien het hele vasteland
'Karel !' riep hij luid en gram,
toebehoort. Met vaste hand
'ga uit stelen deze nacht,
heers ik in het koude noorden
anders wordt gij omgebracht.
tot in Keulen en mijn woorden
God zelf is het die gebiedt,
zijn in 't zuiders Rome wet;
ga, misacht zijn woorden niet !'
'k heb mijn legers ingezet tot het oostelijk Donauland
Karel, in zijn slaap gestoord
en in 't westen tot het strand
dacht: 'Heb ik wel goed gehoord
van de wilde oceaan;
of is 't dromen dat ik doe:
'k ben tot Spanje doorgegaan, Literatuur 7
waar ik overwinnaar bleef
'Karel, hoor en handel wijs:
en de heidenen verdreef;
God gebiedt u dief te wezen.
overal mag ik bevelen,
Gij moet niets of niemand vrezen
waarom zou ik nu gaan stelen ?
doe Gods wil, Hij weet waarom.
Kan dit echt wel een gebod
Doet ge 't niet, men brengt u om
zijn van u, mijn Heer en God ? Zo 'k een zeker teken had
Karel had nu klaar verstaan.
dat het zo was, weet dan dat
Hij begon een kruis te slaan
ik uw wil zou respecteren
om de wonderbare woorden
en als dief mezelf onteren;
die hij van Gods engel hoorde
maar doet Gij mij schande aan,
en hij bad: 'Mijn Heer en God,
laat mij u dus klaar verstaan !'
ik gehoorzaam uw gebod.
Zo sprak Karel en hij dacht:
Ik zal ondanks allerhande
'Ach, wat droom ik vreemd vannacht !'
mogelijke smaad en schande ,
En hij lei zich weer en sliep.
ja, de doodstraf met de koord,
Maar ten derden male riep
thans gaan stelen op uw woord.
de engel uit Gods paradijs:
Waarom gelooft Karel de engel pas als die
hem voor de derde maal vraagt om te gaan stelen?
Waarom vraagt God aan Karel de Grote om te gaan stelen?
Literatuur 8
Luisteroefening: interview prof. Jozef Janssens Hoe zijn de 2 begrippen hoofse en voorhoofse literatuur ontstaan? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waar staat het begrip voorhoofs volgens de oude opvattingen voor? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waarom gaat Janssens niet akkoord met de indeling hoofse– en voorhoofse ridderromans? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de kerngedachte van de voorhoofse of beter nog Karelroman? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de oorzaak van dit misverstand? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de kerngedachte van de hoofse ridderroman? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat betekent het bebrip ‘mate’? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 9
Karel ende Elegast 2 Fragment 2
uit, dat hij verdoken droeg,
Toen zij bij de burchtpoort kwamen
zag wat Karel had en vroeg
reden zij geruisloos samen,
lachend waar men dat verkocht
stapvoets, langs een slingerpad
en of hij soms ruilen mocht.
waar de maan geen zicht op had,
'Kon ik bij de smid geraken ,
achterom het rotsplateau
die mij zo 'n alaam kan maken
waar de burcht op stond, die zo
waar men muren mee moet breken,
was gebouwd dat men rondom
'k zou er aanstonds een bespreken !'
dal- en landwaarts spieden kon.
zei hij. Maar de koning zei:
Geen kasteel stond aan de Rijn
` 't Is van goede makelij,
dat zo schoon als dit kon zijn.
maar 't dient wel om mee te ploegen.
'Hier , zei Elegast, 'is werk
Het gereedschap dat ik vroeger,
voor wie handig is en sterk:
- en al jaren ! - bij mij had ,
hier is vakmanschap van node;
ben ik kwijtgeraakt doordat
'k ben benieuwd naar uw methode.
ik het onlangs, op de straat
Gij die zo behendig steelt,
- rijdend langs de Rijn - te laat
'k ben uw dienaar: gij beveelt !'
uit mijn draagband vallen voelde.
Dat had Karel niet voorzien.
Daar ik in het volksgewoel de
'Ik zag nooit die burcht voordien,
moed niet had een dievenwapen
ken hier muren, plein noch zaal,
- ik, een ridder ! - op te rapen,
zelfs de streek niet helemaal',
nam ik in de maneschijn
zei hij. 'Hoe zou ik bevelen
wat een kouter heet te zijn
aan wie meester is in 't stelen ?
aan de voorboom van een ploeg.'
'k Ben uw leerling, asjeblief,
Elegast zei: 'Goed genoeg,
neem gij het initiatief !'
hoop ik, voor wat ons vannacht
'Nah,' zei Elegast, 'mij goed.
bij de burchtmuur hier nog wacht.
Dan maar met bekwame spoed
Laat ons daar eerst door geraken,
in die muur een doorgang kappen.
doe daarna een ander maken.'
'k Hoop dan wel dat gij als knappe vakman, - zoals gij beweert -
Zonder meer begonnen zwijgend
mij voorbeeldig assisteert !'
zij te houwen; Karel hijgend vaak, ofschoon hij groot en sterk was;
Van hun paard meteen gestegen
Elegast, die eerst aan 't werk was,
gingen zij, lange smalle wegen
werkte sneller en veel vlotter,
en in stilte naar de top
onophoudend brekend, tot er
van het rotsplateau, waarop,
een voldoende gapend gat
als een reuzenkoningskroon
in de zware burchtmuur zat.
Eggerics schoon.
burcht
stond,
machtig
Elegast zei: 'Blijf hier staan , ik alleen zal verder gaan
Elegast die eerst gereed was,
en de hofzaal binnendringen.
haalde dadelijk zijn breekmes Literatuur 10
'k Zal de buit naar buiten brengen
en van wie. Maar deze zei:
die wij straks dan, hier bewaard,
'Dat is pure toverij ,
overladen op ons paard.'
superstitie ! Neen, dat kan niet !
Eigenlijk had Elegast,
Dat geloof ik niet, zelfs dan niet
vrezend dat hij wel eens last
als ik met mijn eigen oren
en geen hulp van Adelbrecht
zoiets van een hond zou horen
krijgen zou, hem ongezegd
of een haan. En bovendien
duidelijk te verstaan gegeven,
is hier toch geen mens te zien !
dat hij hem te onbedreven,
Gij staat zeker, Elegast,
onbehendig en na誰ef,
in 't geloof niet wortelvast !'
onbetrouwbaar vond als dief.
'Neem dan zelf de proef,' zei deze,
Niettemin, zo hij beloofd had,
'gij die mij de les wilt lezen.'
zou hij, wat hij ook geroofd had,
En hij stak de koning prompt
eerlijk met zijn compagnon
ook een grashalm in de mond.
delen, voor zover het kon.
Aanstonds kraaide er een haan:
Karel was wel blij verrast
' 'k Zie de koning buiten staan !'
door de zet van Elegast,
'Hoort ge 't nu ?' vroeg Elegast.
die hij om zijn vakbekwaamheid
Karel was te zeer verrast,
( en zijn adel en voornaamheid
stond perplex dat hij nu wist
daarbij ) hogelijk waardeerde.
dat een haan zich niet vergist,
Dat hij ook als een volleerde
maar beheerste zich vrij spoedig.
tovenaar, op tijd en stond
' 'k Dacht dat desondanks een moedig
zelfs de zwarte kunst verstond,
man , zo zei hij, 'immer doorgaat,
zou de koning kort nadien
zonder aarzelingen voorgaat
met zijn eigen ogen zien:
en volvoert wat hij bedacht.
Elegast, die binnen was,
Maar ontschiet u moed en kracht,
nam een grasspriet uit zijn tas
laat ons samen dan - maar vlug ! -
waarin wondere krachten konden
naar ons paard en bed terug !'
doen begrijpen wat de honden
Elegast was vastberaden:
en de hanen allemaal
'Ook al zoudt gij mij verraden,
hem vertelden in hun taal.
'k doe het !' zei hij. ' 'k Heb er zin in !'
Daartoe stak hij 't tovergras
'Ga dan halen wat daarbinnen
in zijn mond, waardoor 't gebas
ons tot voordeel strekken kan !
en gekraai van hond en haan
Mocht men ons hier snappen, dan
hem weldra deden verstaan
weet ik best hoe wij ontspringen:
dat de koning buiten stond,
ik ben sterk in zulke dingen !'
waar zich Adelbrecht bevond.
Elegast zei: 'Krijg ik nu
'Hoe ?' zo dacht hij, 'Kan dit wezen ?
't toverkruid terug van u ?'
Dan is het, helaas, te vrezen
'Ja !' zei Karel. Maar hij vond
dat het hier en nu vannacht
't kruidje niet meer in zijn mond.
niet zo vlot loopt als verwacht !'
Lachend zei nu zijn gezel:
Weer bij Adelbrecht gekomen
'Wonderbaarlijk is het wel
zei hij wat hij had vernomen
dat, zo vaak gij stelen gaat, Literatuur 11
men u niet in boeien slaat:
daaraan hangen steeds te klingen
't kruid heb ik al ongemerkt
honderd schelletjes van goud
keurig uit uw mond gewerkt !
als hij trots de teugel houdt.
Ach, wat zijt gij voor een dief ?'
Zou 't geen zonde zijn, gezel, liet ik hem dat kostbaar stel ?'
Karel nam het maar voor lief
Karel dacht er anders over,
dat hij duidelijk tot en met,
maar daar Elegast een rover
op zijn nummer werd gezet,
met een erecode was,
maar zag blij dat niettemin
bleek het zadel stelen pas
Elegast zich weerom in
het bewijs dat hij sportief
Eggerics woning ging begeven,
ridder blijven wou als dief.
voorafgaandelijk nog even
't Was een waagstuk inderdaad,
een gebed zei en zo allen
want geen enkele ridder gaat
in het huis in slaap deed vallen,
slapen of nabij zijn bed
alle deuren, kleine en grote,
staan zijn wapens neergezet,
die met sleutelen gesloten
zadel en gareel gereed.
waren, zomaar opendeed,
Elegast wist wat hij deed !
daarbij elk gerucht vermeed
Toen hij in de kamer kwam,
en de kamer met de schat
en het prachtig zadel nam
ongehinderd binnentrad,
maar - helaas, te laat - bemerkte
waar hij met zijn grage handen
dat zijn kunstje niet meer werkte,
kostbaarheden allerhande,
schrok hij toch wel, want aan 't bellen
vingervlug en kneukelvast,
gingen al die gouden schellen,
bovenhaalde op de tast.
wat zo 'n lieve leven maakte
Karel kon zijn eigen ogen
dat ook Eggeric ontwaakte,
- van verbazing - niet geloven
opsprong en: `Wie is daar ?' riep.
toen hij zag hoeveel juwelen
Ook zijn vrouw die naast hem sliep
Elegast daar was gaan stelen,
werd er wakker van en schrikte
en die, zonder iets te zeggen,
tweemaal toen ze Eggeric: 'Te
aan zijn voeten neer kwam leggen.
wapen !' hoorde roepen; onder
Maar hij wist: 'Ik heb volbracht
't maken van een kruis en zonder
wat ik doen moest deze nacht;
vaar of vrees nam ze het zwaard
nu wil ik hier gauw vandaan
uit zijn handen.' Wat bezwaart
met gerust geweten gaan !'
nu al dagen uw geweten ?'
Elegast zei echter: 'Neen !
vroeg ze. 'Zijt gij soms bezeten ?
Ik wil Eggeric nog een,
Hier kan niemand in- of uitgaan,
maar zijn grootste, schat ontroven:
ik wil dit niet langer uitstaan:
't zadel dat, aan alle hoven
ik moet weten wat u stoort !'
dikwijls al te pronk gesteld,
Dringend heeft ze hem aangespoord
als de allerschoonste geldt;
dat hij openhartig wezen
ook het prachtige gareel,
zou en hem er op gewezen
dat met zuiver goud geheel
hoe zij zag dat al drie dagen
afgebiesd is, wi1 ik hebben:
hij geen eten kon verdragen, Literatuur 12
haast niet dronk of sliep. En listig
Elegast kwam bijgekropen,
onophoudend liet zij kwistig
ving de bloedstroom drop na drop
al haar honderd vragen vallen
in zijn rechterhandschoen op:
( vrouwen zijn waarachtig allen
die zou hij zijn vorst doen brengen
zo, dat is hun aangeboren )
tot bewijs van al die dingen,
tot hij zei: 'Ik heb gezworen
opdat klaarlijk blijken zou
koning Karel te vermoorden;
dat men hem vermoorden wou.
zij die tot 't complot behoorden komen morgen hier naartoe.'
Toen sprak Elegast weer over
Zij wou weten wie en hoe
Eggeric en vrouw zijn tover-
en zij bleef hem zo lang pramen
woorden uit en deed hen slapen.
totdat hij haar alle namen noemde. Elegast nu hoorde alles mee van woord tot woord. Eggerics vrouw, die reageerde: ' 'k Wou dat men u arresteerde en, voor hoogverraad gevangen, u aan galg en strop deed hangen !' Eggeric sloeg haar terstond met zijn vuist op neus en mond dat het bloed naar buiten brak. Leunend over 't beddebak Liet zij 't bloed ten gronde lopen.
Karels tegenspeler is Elegast, een wonderlijke figuur die ridderlijke eigenschappen heeft, maar tegelijkertijd ook een soort tovenaar is. Wat zijn zijn ridderlijke eigenschappen? Waarom kun je hem als een tovenaar zien? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ In dit fragment is nogal wat humor aanwezig tussen Karel die zich als meesterinbreker voordoet en Elegast. Kun je hier een tweetal voorbeelden van geven? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 13
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ De auteur wilde de ridderstand in een goed daglicht plaatsen door de nadruk te leggen op Elegasts positieve en Eggerics negatieve eigenschappen. Kun je voorbeelden van Eggerics negatieve kenmerken geven? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe wordt Eggerics vrouw behandeld door de mannen in het verhaal? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Noteer hieronder hoe het verhaal eindigt: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 14
Introductie middeleeuwse literatuur 1 Ridders Wat zijn de drie plichten die een ridder hoort na te leven. 1.
de zwakken bijstaan (hier een mooie jonkvrouw)
2.
__________________________________________________________________
3.
__________________________________________________________________
2 Misverstandenquiz: mijn score ___ / 50 Noteer ook 3 onware clichĂŠs: 1. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________ zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________ 2. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________ zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________ 3. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________ zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________
3 Heksen: vervolledig dit absurde argumentatieschema: Heksen kunnen branden, dus we moeten bewijzen dat deze vrouw brandbaar is. Wat is nog brandbaar? _______________ Dat bewijst dus dat heksen van __________ gemaakt zijn! Hoe bewijzen we dat voor deze vrouw? Hout drijft op het water. Wat drijft er nog op het water? Een _________ Dus als we bewijzen dat ze evenveel weegt als een ________, is ze een heks!
4 Copyright Welke vernieuwingen werden geĂŻntroduceerd door de middeleeuwer? Kies er 3. 1.
__________________________________________________________________ __________________________________________________________________
2.
__________________________________________________________________ __________________________________________________________________ Literatuur 15
3.
__________________________________________________________________ __________________________________________________________________
5 Fragment ‘Naam van de roos’ Maak aan de hand van het luisterfragment een schets van het terrein van de abdij van Melk. Dat is de abdij in de wereldberoemde roman van Umberto Eco, waar in een week tijd vele gruwelijk moorden zullen
WEST
NOORD
plaatsvinden.
OOST
POORT
6 Naam van de roos spel
ZUID
Op de volgende bladzijde zie je het spelbord van het ‘Naam van de roos’ spel. Na de quiz breng je de verschillende onderdelen van zo’n middeleeuwse abdij op de plattegrond aan. Schrijf er ook de Nederlandse benaming achter.
porta:_________________________________
balneatorium: _________________________
ecclesia: ______________________________
refektorium:___________________________
scriptorium: ___________________________
capitulum: ____________________________
stabulum: _____________________________
infirmorum domus: ____________________
bibliotheca: ___________________________ Literatuur 16
Let op: er staan meer locaties op de plattegrond dan het aantal dat je moet lokaliseren!
Mijn score: ___ / 120
7 Rondleiding Noteer wat je over deze plaatsen hoort:
kapittelzaal _______________________________________________________ __________________________________________________________________
kloosterhof ________________________________________________________ __________________________________________________________________
scriptorium _______________________________________________________ __________________________________________________________________
Waar komt de zegswijze ‘monnikenwerk’ vandaan? ______________________________________________________________________________ Literatuur 17
8 Manuscripten Plaats de juiste benaming op de corresponderende plaats op de manuscriptpagina: lombarde/marginalia/gehistorieerde initiaal/miniatuur/hoofdletterkolom/ rubriek/paragraafteken/penwerk
9 Scriptoriumquiz Mijn resultaat: ___ / 80 Literatuur 18
Anonieme auteurs De verhalen die we vanaf de 13de eeuw in onze literatuur aantreffen zijn over het algemeen anoniem overgeleverd. We weten niet, buiten soms een voornaam, wie deze meesterwerken geschreven heeft. Toch slagen slimme literatuurwetenschappers erin om soms een tipje van de sluier op te lichten. Dit gebeurde in 2012 met de zoektocht naar de anonieme auteur van Karel ende Elegast. Luister eerst naar het interview en vul daarna aan met info uit de tekst.
Literatuur 19
Samenvatten aan de hand van de vragen van de onderzoeksstructuur Wat werd er onderzocht? ______________________________________________________________________________ Welke onderzoeksmethode gebruikte men? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat waren de resultaten van het onderzoek? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat waren de conclusies van het onderzoek? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 20
De Arthurroman 1 De roman van Walewein Fragment 1 "Close Encounters of the Third Kind" Op een dag zat koning Artur in de zaal van zijn slot te Carlioen en hield er hof zoals koningen dat plegen te doen en zoals ook Artur dat al vaak gedaan had. Een aantal leenmannen die ik niet allemaal kan opnoemen waren er bijeengekomen. Onder hen Ywein, Perchevael, Lancelot en Duvengael en Walewein, de meest hoofse ridder van allen. Natuurlijk was ook Keye, de hofmaarschalk van Artur, aanwezig. Terwijl de edelen na de maaltijd gemoedelijk bijeen zaten - ze hadden net hun handen gewassen zoals hoge heren dat gewoon zijn -waren ze getuige van een wonderlijke gebeurtenis door het venster zweefde een schaakspel naar binnen, dat zachtjes op de grond landde. Iemand die dat wilde, had zo aan een spelletje kunnen beginnen. Zo stond het daar een tijdje. Maar niemand van die hoge heren ging er naar toe. Ik wil u graag vertellen hoe dat schaakspel eruit zag : het bord zelf was van ivoor en schitterend ingelegd met edelstenen. De randlijst was van zilveren de pootjes waren van rood goud. De schaakstukken waren -ongelogen ! - meer waard dan het hele rijk van Arthur. Alle aanwezigen zaten daar maar te kijken, tot op een gegeven ogenblik het spel zich in de lucht verhief en verdween op dezelfde manier als het gekomen was. Dat zinde koning Arthur in het geheel niet! Hij riep : "Bij mijn koningskroon ! Dit schaakspel vind ik zeer mooi. Let wel heren, dat spel is hier niet zonder reden binnengekomen. Degene die zonder uitstel te paard wil springen, achter het schaakspel aan wil gaan om het te halen en het mij ter hand zal stellen, hem zal ik al mijn land geven en bovendien zal hij na mijn dood mijn kroon in volle eigendom krijgen. Van alle ridders die daar samen waren, durfde er niet één te gaan. Iedereen bleef zitten en zweeg. Opnieuw sprak de koning : "Wie zich als dapper ridder wil laten gelden aan mijn hof, moet mij dat schaakspel halen. We zullen het anders nooit meer zien." Nog steeds zwegen allen die daar zaten. Geen woord werd er gehoord. Toen het de koning duidelijk werd dat er niemand zou antwoorden, sprak hij "Bij mijn koningskroon! Bij de Heer in de hemel en bij alle macht die ik ooit van God als leengoed heb gekregen! Als dan niemand dat schaakspel voor mij wil halen, zeg ik jullie kort maar duidelijk ik zal er zelf achteraan gaan. En ik zal niet langer meer wachten ook, voor het al te ver weg is. Ik, koning Arthur, zal niet eerder te Carlioen terugkeren dan wanneer ik het in mijn bezit heb, als mij tenminste geen rampen of ongelukken overkomen. Want als ik het niet krijg, zal ik sterven terwijl ik er nog naar verlang. Ik zal u er deze eer mee bewijzen met recht zou ik uw aller vorst zijn geweest, maar nu zal ik uw aller knecht zijn." Heer Walewein, die zich altijd had ingespannen een dapper en goed ridder te zijn, schaamde zich echter toen hij hoorde dat er niemand was die de opdracht van zijn koning durfde aanvaarden. Hij trad naar voren en zei : "Koning Arthur ! Heer, de woorden die u zoëven gesproken hebt, heb ik heel goed begrepen. Zult u de belofte die u gezworen hebt ook houden ten opzichte van degene die uw opdracht aanvaardt ?" De koning antwoordde direct : "Zeker, zowaar ik hier sta. Als er ook maar één ridder zou zijn aan mijn hof die zo moedig was of zo'n reputatie genoot dat hij mij dat spel wilde bezorgen, dan zou ik hem al mijn land geven en bovendien mijn kroon na mijn dood in volledige eigendom. Op deze woorden kom ik niet terug.' Zodra heer Walewein dit gehoord had, liet hij zijn wapenrusting gereed maken en bewapende hij zich zonder uitstel. Hij zei "Als ik dat spel ergens vind, zal ik het u geven, zo waarlijk helpe mij God. Moge ik anders bij mijn pogingen omkomen." Zodra Walewein bewapend was, bracht men hem Gringolette, het paard dat hij van al zijn paarden het liefst had. De onverschrokken held besteeg haar, sloeg een kruis met zijn rechterhand en nam afscheid van de koning de koningin en allen die met de koning in de zaal gezeten hadden. Met zijn allen riepen ze hem toe "Goede reis God, ons aller Heer, moge u beschermen tegen schande en ongeluk. Moge hij er voor zorgen dat alles voor u op zijn best afloopt." Na onder deze wensen afschéid genomen te hebben, reed hij weg. Maar zij die in de zaal achtergebleven waren, waren afgunstig en zeiden tot elkaar "Als het verkeerd met hem afloopt, moet hij niet klagen. Want hij durft dingen te ondernemen die geen ander mens aandurft, of waarvan een christenmens nog nooit gehoord heeft dat ze ergens voorvallen. Daarom schijnt hij ons zeer onverstandig toe." Literatuur 21
De koning had nog tot zijn neef gezegd: "Heer Walewein, pas goed op met wat u doet en luister naar de raad die ik u geef. Een dwaas kan immers een wijs man goede raad geven waar deze laatste zijn voordeel mee kan doen. Hoed uzelf en uw paard er steeds voor dat u niet zo dicht bij het schaakspel rijdt, dat u iets ergs kan overkomen." Heer Walewein gaf Gringolette de sporen. Toen heer Keye dat zag - nu kunt u een staaltje van Keyes taal horen - liep hij naar het venster en riep : "Heer Walewein, hoor eens Waarom heeft u geen draad genomen en die vastgemaakt aan het schaakbord? Dan had u tenminste bereikt dat het u niet kon ontsnappen." Maar Walewein antwoordde "Heer Keye, houd uw boze scherts voor u, dat vraag ik u beleefd. Laat mij mijn avontuur. Of het zoet of zuur zal zijn, of het goed of slecht zal aflopen. heer Keye, uw hulp en goede raad zal ik niet nodig hebben." En hij zette zich weer in beweging. Heer Keye zei : "Ja, geef uw paard de sporen, Walewein, het schaakspel wacht beslist daar ergens voor u uit. Het durft u vast niet te ontsnappen." Maar de koning en allen die bij hem waren, zegden : "Heer Keye, hou alstublieft op; we hebben genoeg van uw praatjes. Waarom laat u deze ridder niet gewoon gaan waar God hem zendt? Zelf durfde u de taak die hij op zich heeft genomen niet te aanvaarden." Walewein reed steeds verder weg terwijl zij daar achterbleven in de zaal onder allerlei gesprekken over Walewein. De koning en de koningin beklommen de tinnen van het kasteel en keken Walewein na. Er was trouwens niemand die niet naar een venster liep en naar buiten keek om te zien waar Walewein heen zou gaan. Walewein reed in volle galop achter het schaakspel aan dat voor hem uit zweefde, nu eens hoog in de lucht, dan weer lager. Soms schoot het vooruit, dan weer zweefde het terug. Soms was het ver voor hem uit. dan weer vlak bij hem. Zo zag Walewein het bord voor zich uit zweven en zo nu en dan had hij het met de hand kunnen grijpen. Dat deed hij echter niet vanwege het geklets van hen die daar in de zaal zaten te kijken. Want als zij hem het spel hadden zien vangen en het zou hem dan weer ontsnappen. dan konden ze maar al te gemakkelijk de spot met hem drijven. Toen Walewein een vallei was ingereden. stond de koning op en zei : "Heer Walewein. moge God u behoeden en begeleiden. Ook mijn ogen moeten nu afscheid van u nemen, want ze kunnen u niet langer onderscheiden." Hij draaide zich om en ging, gevolgd door alle ridders, van het venster terug naar de zaal.
Na een gevecht met draken en een voorspoedige overtocht van een brede rivier vindt Walewein het schaakbord bij Koning Wonder. Deze wil hem het spel afstaan in ruil voor het wonderzwaard met de twee ringen van Koning Amoraen. Walewein gaat op pad.
Fragment 2 : "Rambo" Op een gegeven moment doemde er bij de rivier een kasteel voor hem op. Dit kasteel, dat hij zo plotseling zag, was de plaats waar men onrechtmatig tol hief en met veel misprijzen al sinds lang misdadige praktijken uitoefende. Zodra de kasteelheer Walewein bemerkte. reed hij snel naar hem toe. Hij bereed een fier paard : het was dapper en snel. Het dier beviel Walewein wel. De kasteelheer kwam eraan gegaloppeerd en riep : "Ridder, u bent gevangen De gewoonten van dit land zijn u duidelijk onbekend : betaal ons wat u schuldig bent en bespaar ons een lange twist." Walewein bleef het antwoord niet schuldig en sprak: "Waarom word ik dan gevangen genomen?" "Omdat u de tol wilt ontduiken!" 'Wat voor tol ben ik dan schuldig?" "Het maliënhemd dat u draagt, uw schild en uw zwaard, en zou een paard had meegebracht, dat had u me ook dat moeten geven!" Heer Walewein sprak : "Mijn paard is achtergebleven. Ik heb het aan de knaap gegeven die u vandaag nog als tol de maliënkolder en het paard hebt afgenomen. Hij rijdt nu op mijn paard naar Cardoel." "Heeft hij daar dan niet verstandig aan gedaan, bij God, als hij in u een dwaas trof en u daarnaar behandelde? Snel nu, geef mij uw schild, uw maliënhemd en uw zwaard. Leg ze af en geef ze mij, onmiddellijk !" Heer Walewein antwoordde : "Bij God, u kunt deze tol krijgen. Maar u zult op uw eigen voeten moeten staan, want ik zal u de tol niet betalen terwijl u te paard blijft zitten. U kunt naar de hel Literatuur 22
lopen of voor mij komen staan." De ander steeg snel af en zei : "U speelt te hoog spel! De duivel moet u hier gebracht hebben!" Hij trok onmiddellijk zijn zwaard. Walewein bemerkte dit en trok het zijne. Hij zei : "U zult uw tol ontvangen voor u heengaat, zoals u begeert." Onder deze woorden naderden beiden elkaar vol vechtlust. Walewein wilde het opnemen tegen deze tegenstander om te proberen of hij een einde zou kunnen maken aan de tolheffing en de onrechtmatigheden, waarmee men daar menigeen had gekweld. De hoogmoed van de ander was zo groot dat hij meende dat zijn gelijke nergens bestond. Hij hief zijn zwaard en sloeg met grote drift op Walewein in. Het zinde hem daarbij allerminst dat deze zo lang tegen hem stand hield. Walewein dekte zich tactisch met zijn schild, zo goed hij kon. Hij incasseerde menige slag op hem, die echter niet ongewroken zijn gebleven. Plotseling hief hij zijn zwaard met beide handen hoog op en kliefde helm en neusbeschermer. Met zo'n kracht kwam het zwaard naar beneden, dat het tot op de tanden doordrong. Walewein trok het met twee handen uit en zei "Hier, neem je geld !" De ander viel voorover op de grond, al dood voor hij de aarde raakte. Walewein liet hem aan zijn lot over en nam het goede paard dat vlakbij hem stond : hij kon het goed gebruiken. "Schimmel, "zei hij, "blijf rustig. je heer heeft zijn verdiende loon ontvangen. Hier ligt hij en hij zwijgt en heeft wat hij hebben wilde. Hij zegt dat hij borg zal zijn voor mijn maliĂŤnhemd en mijn zwaard tot morgen of tot ik andermaal terugkeer." Walewein sprong in het zadel en reed naar het kasteel, van waaruit men zolang oneerlijke praktijken had beoefend. Toen de poortwachter hem zag aankomen, begon hij de poort te sluiten onder het roepen van: Waarlijk, u blijft buiten, ik laat u niet binnenkomen!" Toen Walewein dat bemerkte, gaf hij het paard de sporen en het liep - het was immers dapper en snel met groot verlangen de poort door eer men ze goed en wel kon sluiten. Walewein zei: Ik ben maar niet buiten gebleven en dat zal je duur komen te staan, poortwachter, dat zeg ik je. bij God !" Hij sprong onmiddellijk van zijn paard, haastte zich zijn zwaard te trekken en sloeg de poortwachter het hoofd af. Dat viel voor hem in het zand van de binnenplaats. Walewein nam hem snel zijn sleutels af. Hij liep terug naar de poort en begon de deuren stevig af te sluiten, zodat niemand het kasteel kon binnenkomen, tenzij hij dat zelf wilde. Zo kon er ook niemand naar buiten vluchten voor hij alles volbracht had wat hij van plan was. Hierna liep hij naar boven met het getrokken zwaard in de hand. Al wie hij daar binnen in het kasteel en in de grote zaal aantrof, moest sterven zonder uitzondering. Men vluchtte kamers in en uit, maar niets kon hem stuiten hij haalde ieder levend wezen te voorschijn en slachtte het af. Niemand. klein of groot, bleef er over : hij beroofde ze allemaal van het leven. Hij wilde immers niet dat de tolheffing en de kwalijke gebruiken, waar menigeen het slachtoffer van was geweest. nog langer bleven voortduren.
Via een avontuurlijke reis bereikt Walewein de burcht Ravestene van koning Amoraen. Deze wil hem graag het wonderzwaard afstaan, maar slechts onder de volgende voorwaarde. Fragment 3: "Mission Impossible?" Zo kreeg Walewein het zwaard in zijn bezit. Er was geen blijer mens dan hij en hij sprak tot de koning: 'Zeg mij, heer. waarheen ik moet gaan. Ik wil het niet langer uitstellen om mijn woord van trouw na te komen.' "U moet, heer Walewein. een jonkvrouw gaan halen die u niet kent. Ik bemin haar al zo lang. Zij die haar kennen. zeggen dat er in de hele wereld niemand mooier is dan zij. Daarom vind ik het vreselijk dat ik al lange tijd zonder haar moet leven. Ik vrees dat ik zal sterven omdat ik haar niet voor mij kan winnen. Ik zal u haar schoonheid in alle bijzonderheden beschrijven. Haar naam is jonkvrouw Ysabele en haar huid is wit als sneeuw. Zij is veel mooier dan Venus. de godin van de liefde; mooier dan Olympias die keizerin was van Rome; mooier, zonder twijfel veel mooier, dan de twaalf vrouwen te Rome, de twaalf godinnen van wie men voortdurend verhalen vertelt en wier schoonheid men overal looft en prijst. Naar mijn mening is zij veel mooier nog dan Ysolde of Helena of de mooie Corabene, mooier dan Vergine of jonkvrouw Barbeline. Noch Ysolde van Ierland, noch Ysolde met de witte hand zijn zo mooi als Ysabele. Er is zoveel moois aan haar. de fiere jonkvrouw die ik bemin! Want de godin Venus zelf gaf haar het prachtige gouden haar. waardoor haar schoonheid volmaakt wordt. Dat is de jonkvrouw die ik bemin. Ik raak Literatuur 23
buiten mijn zinnen, heer Walewein, als u haar niet voor mij haalt... Maar hoor nu wie haar vader is : de machtige koning Assentijn. Hij behoedt mijn geliefde in het verre Endi in een kasteel zo sterk dat het verkeerd afloopt met iedereen die het zou willen veroveren. Twaalf muren omringen het slot. Op iedere muur zijn tachtig sterke torens gebouwd. Tussen elk paar muren loopt een slotgracht, opdat men het kasteel nooit zou kunnen innemen. De ingangspoorten zijn van koper en brons met banden van ijzer en staal. Bij iedere poort wordt de wacht opgetrokken door tachtig zwaargewapende mannen, uitgerust alsof ze onverwijld ten strijde moeten trekken. Al deze voorzieningen dienen om te verhinderen dat iemand het kasteel zou binnendringen om die mooie vrouw voor zich te winnen. Ik zou niet weten wat er Ysabele daar ontbreekt: binnen het kasteel kent ze zoveel genoegens, dat ze gedurende het hele jaar het kasteel niet verlaat. 's Morgens wandelt zij rond in de vele boomgaarden die er daar zijn. Er is een prieel van ruim een halve mijl breedte. Daarin groeien peper, anijs en gember, vijgen en nootmuskaat. granaatappels, amandelen en kastanjes en nog zoveel meer dat ik het nauwelijks kan opnoemen. Lelies en rozen en andere bloemen en veel welriekende kruiden. Het zoete gezang van vogels is er dagelijks te beluisteren. Daar verlustigt zij zich in de rozen; wat kan deze mooie jonkvrouw deren? Ik zou niet weten wat haar ontbreekt : alles wat haar hartje verlangt is in overvloed aanwezig. Er is zelfs nog een tweede prieel. Daarin staat nog een boom... ik zal u vertellen hoe hij eruitziet. Hij heeft een erg grote stam en werd geheel vervaardigd van kostbaar rood goud. Deze boom is ouder dan mensenheugenis. Hij heeft meer takken van goud dan iemand zou kunnen tellen en iedere tak is hol. Ik zal u vertellen waarom : op iedere tak zit een mooi en fijn bewerkt gouden vogeltje. De boom is dus kostbaar en schitterend en van een volmaakte schoonheid. Ik moet u nog meer vertellen, want aan elk blaadje hangt een gouden belletje met een lieflijke en heldere klank. Onder de boom is met veel vernuft een gang gegraven en daarin staat zestien mannen bij acht grote blaasbalgen die zij op en neer bewegen en waarmee zij met veel kracht en inspanning lucht van beneden door de wortels tot boven in de top door de boom jagen. Wanneer de wind langs de vogels strijkt, gaan ze rechtop staan en ze trillen alsof ze leven. Elk vogeltje zingt zijn eigen wijsje, met zijn zessen of zevenen tegelijk. Dan klingelen de belletjes. sommige hoog, andere laag. Zo weerklinkt dan vogelgezang en bellengerinkel. Als iemand dit zoete geluid hoort - ook al is hij dodelijk gewond - dan is hij in zeer korte tijd bevrijd van alle pijn : zo zoet hoort men daar zingen. Er staat daar ook een mooie, heldere fontein onder een olijfboom, kostbaar en prachtig. Met reden prijs ik deze bron, want vanuit het aards paradijs stroomt een straaltje water dat opwelt in deze fraaie bron, die heel helder is. Dit zeg ik U : het was een erg talentvol man die deze fontein gemaakt heeft. Er werd een gouden arend op gezet die de bron met zijn vleugels zo afdekt dat geen vuil het heldere en schone water kan vertroebelen. Boven de bron ziet men prachtige bomen groeien: laurierbomen en rozenstruiken staan er en menig zoet kruid. Elk vogeltje zingt daar zijn lied en onder de olijfboom, naast de bron, wandelt zonder enige oneerbaarheid de jonkvrouw die ik bemin en die mij nog buiten zinnen zal brengen - ik wil dat niet voor u verbergen. Ze wordt er vergezeld dor haar hofdames en samen wandelen ze tussen de lelies en de rozen. Wat kan deze mooie jonkvrouw deren ? Als zij bij de bron haar handen wil wassen of een druppel van de bron wil drinken, hoeft zij maar aan de bek van de arend te draaien : dan spuit de bron voor haar helder water. Ook al was iemand vijfhonderd jaar oud en dronk hij slechts ĂŠĂŠn druppel van deze bron, dan zou hij zonder twijfel weer zo sterk en jong worden alsof hij dertig was. Zo brengt zij haar leven daar door. Als Gods genade u toestaat voor mij deze jonkvrouw te halen, dan hebt u het zwaard verdiend en bent u van uw woord ontslagen. Met iets anders zult u uw belofte niet kunnen vervullen of uw schuld jegens mij kunnen vereffenen. Walewein antwoordde de koning op hoofse wijze : "God de Almachtige moge mij vergunnen dat ik haar voor u hierheen breng en u daarmee het zwaard vergoed, dat u mij slechts op mijn woord van trouw gegeven hebt."
Geholpen door de vos Roges (een betoverd ridder) bereikt Walewein het slot van koning Assentijn. Na een hevig gevecht wordt hij echter overwonnen en in een kerker geworpen, waar hij zijn dood moet afwachten. Ysabele die intussen liefde voor hem heeft opgevat, wil met Walewein ontvluchten, wat na allerlei avonturen en met de hulp van de vos Roges ook lukt. Als Walewein en Ysabele op het kasteel van Amoraen aankomen, blijkt deze - heel gepast - overleden te zijn. In ruil voor het toverzwaard mag hij later ook het wonderbaarlijke schaakbord in ontvangst nemen. Samen rijden zij dan naar het hof van koning Arthur. Walewein overhandigt hem het schaakspel en vertelt aan de ridders het verhaal Literatuur 24
van zijn ongelooflijke avonturen. De auteur eindigt met de opmerking dat hij niet zeker weet of Walewein en Ysabele tenslotte ook met elkaar huwden.
Wat heeft de filmtitel telkens met het fragment te maken? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ In het verhaal kan je de volgende hoofse kenmerken tegenkomen:
zijn christelijke inspiratie die hem gebiedt de zwakkeren bij te staan;
zijn gedrag tegenover de vrouw;
zijn verfijnde manieren;
zijn moed;
Zoek hiervan voorbeelden in het verhaal ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ De queeste-structuur
Literatuur 25
Arthurromans beginnen met een hofscène (edelen, ridders zijn in volmaakte harmonie verzameld rond koning Arthur);
Deze hofrust (ordo) wordt verstoord door iets wonderlijks of onhoofs;
Dit rustverstorende ding stelt de idealen van de ridders in vraag en legt een tekort, onvolmaaktheid bloot (de manque);
Een van de ridders trekt erop uit om deze manque te neutraliseren (de hoofse orde te herstellen);
Hij komt terecht in een Andere Wereld (onhoofse, barbaarse wereld) en zal door zijn gedrag de hoofse waarden uitstralen in deze wereld;
Het eindigt met een nieuwe hofscène waar de manque is opgeheven, waar de hoofse ordo is hersteld.
Pas dit toe op de ‘Roman van Walewein’ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
2. Excalibur (John Boorman) John Boorman verfilmde de 16de eeuwse versie van Sir Thomas Malory. In het fragment dat je te zien kreeg worden Arthurs afkomst en Merlijns bedoelingen met Excalibur duidelijk gemaakt.
Waarom schonk Merlijn Excalibur aan de vader van Arthur? Literatuur 26
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Wat waren de gevolgen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ In welke omstandigheden werd Arthur verwekt? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Met welke bedoelingen wou Merlijn Arthur zelf (laten) opvoeden? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Som een viertal voorbeelden van voorhoofse kenmerken op in dit fragment. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Op welk moment zie je een duidelijke overgang naar een nieuwe gedragscode voor de ridders? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
3 Zakelijk lezen: De heldhaftige Guinevere als vrouwelijk archetype Lees het artikel op de volgende bladzijde zeer aandachtig. Na de tekst volgen een aantal inzichtsvragen. Moeilijke woorden markeer je en voeg je toe aan je woordenlijst!
4 The Quest for the Holy Grail Deze Britse film dateert uit 1975. De makers ervan, de Monty Pythons, werden niet voor niets ‘Britain’s bad boys’ genoemd. Met niets ontziend gemak breken ze vlot heilige huisjes af, steken de draak met moraal, ernst, historiek... In deze film komt een troep gekke, oerdomme, kortom verre van clichéridders in een ‘middeleeuwse’ kruistocht terecht. Monty Python had en heeft begrijpelijkerwijs zijn Literatuur 27
Literatuur 28
Literatuur 29
absolute fans en regelrechte tegenstanders. Zoveel is zeker: je bent voor of tegen.
Scène 1: de gevechtsscène Arthur is op zoek naar ridders voor zijn Ronde Tafel. In een verlaten bos hoort hij vechtende ridders. Hoe worden de paarden gesuggereerd? Welk effect heeft dit op de kijker? ______________________________________________________________________________ Kun je de gevechtsscène tussen de ridders realistisch noemen? Waarom lach je toch als je dit gevecht bekijkt? ______________________________________________________________________________ Tewijl de ridders vechten kijkt koning Arthur toe. De techniek die hier toegepast wordt, heet parallelmontage. Welk effect heeft deze ingreep? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de aanleiding van het tweede gevecht? Waarom is dit letterlijk belachelijk? ______________________________________________________________________________ De tweede gevechtsscène is werkelijk hilarisch grappig. Waarom? ______________________________________________________________________________ De humor in deze scène is ook erg Engels vanwege het typerende flegma (onverstoorbaarheid). Er wordt kwistig rondgestrooid met understatements: de ridder verliest zijn arm en reageert: ‘it’s only a scratch.’ Geef nog enkele voorbeelden. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Scène 2: de opdracht en de belegering Arthur heeft intussen zijn ridders verzameld en krijgt zijn opdracht rechtstreeks van God. Hoe wordt God voorgesteld? Waarom gebruiken de Pythons hier animatiefilm? Literatuur 30
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waaraan ergert God zich? Waarom is dit ook weer grappig? ______________________________________________________________________________ De dappere ‘Knights of the Round Table’ plannen een belegering van het ‘Franse’ kasteel. Waaraan herinnert die belegering? ______________________________________________________________________________ Geef enkele voorbeelden van absurde humor. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
6 De graalqueeste Er is een groot feest aan het hof van Koning Arthur. Als de koning met zijn ridders aan tafel wil gaan, doet er zich iets eigenaardigs voor: een zware steen komt aangedreven met daarin een prachtig zwaard en een opschrift: “Alleen de beste ridder kan mij uit deze steen trekken”. Geen enkele aanwezige ridder slaagt daarin. Een jongeman die aan het hof aankomt, Galaät, slaagt er uiteindelijk toch in. Die Galaät is waarschijnlijk de zoon van Lancelot. Na de vespers gaan de ridders aan tafel. Plots horen zij veel gedonder, zien een heel heldere zon en dan... Literatuur 31
5 Wil de echte Arthur nu opstaan!
Kijk naar de trailer voor de film ‘King Arthur’. In deze verfilming probeert men een historisch correcter beeld an Arthur op te hangen, in zoverre dat dit mogelijk is natuurlijk. Verzamel zoveel mogelijk info over deze legendarische koning. Wanneer zou hij geleefd hebben? _______________________________________________ Tot welk volk zou hij behoord hebben? __________________________________________ Waar kwam zijn bekendste ridder Lancelot vandaan volgens deze film? ______________________________________________________________________________ Welke echte naam zou hij gedragen hebben? _____________________________________ Wat gebeurde er met jongens als Arthur en Lancelot volgens deze film? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke morele code, waar hij later beroemd om zal worden in de literatuur, krijgt hij als kind van Pelagius mee? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 32
De heilige Graal kwam daarmee binnen. Toch kon niemand die daar was zien Via welke weg hij binnen kwam. Toen hij daar kwam, was hij bedekt, Zo heb ik vernomen, met een witte zijfluwelen doek. En het hele paleis werd erdoor Gevuld met een zoete geur, net alsof Al de welriekendste kruiden van de wereld Op dat moment aanwezig waren in het paleis; En de Graal trok het hele paleis door. Terwijl hij voorbij de tafels kwam, Werden die onmiddellijk gevuld Met de lekkere spijzen die de aangezetenen wilden eten. ... Meer nog dan de anderen was vooral Koning Arthur heel opgetogen Omdat God, de Heer, Hem deze uitzonderlijke eer verleende, Die voordien aan geen enkele van Zijn voorouders was geschied. Iedereen die daar aan het hof was Was uitermate verheugd daarover En ze erkenden Dat God hen niet was vergeten. ... En heer Walewein zei toen: “Heer, dit is nog niet alles. Want hier zat niemand Of hij had al wat hij wilde eten; Al wat hji zich maar kon wensen Kon hij eten. Dat is nog nooit aan een koninklijk hof gebeurd. Behalve bij de Visserskoning, dat weet ik wel; Maar wij werden bedrogen in het feit Dat wij de Graal niet onbedekt mochten zien.” Verder zei heer Walewein: “Wat dat betreft Doe ik hier op dit moment zelf een gelofte, Dat ik morgen vroeg op weg zal gaan En dat ik een jaar en een dag op queeste zal gaan En meer, indien nodig; ik zal De Heilige Graal overal zoeken, En ik zal mij met al wat ik kan ervoor inzetten; Literatuur 33
Niets zal mij tegenhouden Op mijn avontuur, tenzij dat ik er mijn leven bij laat. En ik zal kosten noch moeite sparen En ik zal er alles aan doen Om de tocht tot een goed einde te brengen. Hoe zwaar het mij ook moge vallen. Ik zal altijd met mijn zoektocht bezig blijven En niet naar het hof terugkeren Tot ik de Graal, die ons hier getoond is, Onbedekt heb gezien, Indien ik daarvoor tenminste de macht En de toestemming heb. Indien het mij niet toegestaan is Dan zal ik terugkeren naar het hof En mij daarmee tevreden stellen.” Toen de ridders rond de tafel Waleweins woorden hoorden, Zowel wat hij eerst als wat hij laatst had gezegd, Achtten zij het schandelijk nog langer te wachten. Zij stonden allen op En beloofden eveneens Om op dezelfde wijze Op zoektocht te gaan Totdat zij zouden zitten Aan de tafel (in de Graalburcht) waar zij voedsel Konden eten zoals ze tijdens het Graaleten hadden genuttigd. (Uit het Haagse handschrift)
De volgende morgen vertrekken alle ridders. Zij beleven allemaal fantastische avonturen op zoek naar de Graal. Het verhaal beschrijft dan de avonturen van veel ridders, maar vooral van Galaät; die rijdt dagenlang tot hij bij een klooster komt en daar vindt hij een wonderlijk wit schild met een rood kruis erop. Op het kerkhof is er ook een graftombe waar hij een verschrikkelijk geluid uit hoort opstijgen; als Galaät toch naderbij komt, vlucht een monster uit het graf. Later komt hij in de buurt van een kasteel waar zeven jonkvrouwen worden gevangen gehouden; zeven boosaardige ridders komen op hem afgestormd, maar hij slaagt erin ze te verslaan en hij wordt op het kasteel met veel eerbetoon begroet want die zeven roofridders hadden de jonkvrouwen gevangen genomen. Galaät schenkt hen het kasteel. Na nog andere avonturen komt hij samen met andere ridders bij de Graalburcht. Hun komst brengt grote vreugde. Galaät smeedt een gebroken zwaard weer aaneen en krijgt, met nog avonturen, geleidelijk inzicht in de diepste geheimen van de Graal.
Wie was de Visserskoning? Literatuur 34
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Hoe ziet de Graal eruit? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat zijn de effecten van de Graal? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
De betekenis van de Graal Waar kwam de Graal vandaan en waarom was hij zo speciaal? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Betekenis “De meeste wetenschapsmensen uit de 20ste eeuw zijn het erover eens dat de Graalromans op heidense uitgangspunten berusten: op een ritueel dat met de cyclus van de seizoenen en de dood en wedergeboorte van het jaar te maken heeft. In eerste instantie is het misschien een vruchtbaarheidscultus, die mogelijk ontleend is aan die van Tammuz, Attis, Adonis of Osiris in het Midden-Oosten. In de mythologie van Ierland en Wales wordt herhaaldelijk verwezen naar de dood, wedergeboorte en vernieuwing en naar dezelfde processen op het land: vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid... De reusachtige held Bran bezat een schaal waarop het voedsel dat men wenste onmiddellijk verscheen... In de tweede helft van de twaalfde eeuw onderging deze heidense oorsprong een merkwaardige en belangrijke verandering. De Graal werd om onduidelijke redenen, die de onderzoekers zijn ontgaan, opeens alleen nog maar in verband gebracht het christendom. Door een onduidelijke vermenging werd de Graal onverbrekelijk verbonden met Jezus.� (Uit Michel Baigent, e.a., Het Heilig Bloed en de Heilige Graal)
6 De ware betekenis van de graal Literatuur 35
Wat is de graal in werkelijkheid? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 36
Van den vos Reynaerde
Reinaert de Vos leeft nog voort in onze cultuur, ook het Suske & Wiske album ‘De Rebelse Reinaert’ heeft deze vos als hoofdpersonage. Dit openingsbeeld van het stripalbum geeft je meteen een boel informatie over dit literaire werk. Verzamel die hieronder: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Charlie May’s rapversie Wat maakt Reinaert de Vos nog steeds eigentijds? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat looft Prof. Janssens aan de versie van Charlie May? ______________________________________________________________________________ Welke uitdagingen kwam Charlie May tegen? ______________________________________________________________________________ Literatuur 37
Luister naar een recente versie van de Nederlandse rapper Charlie May en kom te weten hoe het verhaal begint en welk probleem zich voordoet. Noteer het kort hieronder: Probleem: _____________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ Aanklachten in volgorde: Isegrim (dier?) ________________________________________ ______________________________________________________________________________ Courteois (dier?) _______________________________________________________________ Pancer (dier?) _________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Argumenten van de verdediging (Grimbeert) dier? ________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Getuigenis van Cantecleer (dier?) _______________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Lees op de volgende bladzijden hoe het verhaal verder gaat in een verhaalgetrouwe verstripping van Leo Faes, dat jaren geleden in het reynaerdofielentijdschrift ‘Tiecelyn’ verscheen.
Literatuur 38
Literatuur 39
Literatuur 40
Literatuur 41
Literatuur 42
Literatuur 43
Literatuur 44
Literatuur 45
Literatuur 46
Literatuur 47
Literatuur 48
Dit fragment is eigenlijk OPGEBOUWD in drie deeltjes. (Kijk naar de verschillende vertelperspectieven.) Toon aan. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ De middeleeuwse proloog bevat volgens de ars poetica drie VASTE ONDERDELEN (zgn. <topoi>):
de <causa scribendi>, de reden waarom het verhaal geschreven werd;
de bronvermelding die de waarachtigheid van de verhaalstof ondersteunt (men wenst geen oorspronkelijk werk, wel een werk met een onmiskenbare religieuze en maatschappelijke boodschap);
een gebed om hulp tot God (eigenlijk de verchristelijking van het antieke aanroepen van de Muzen).
Ga na of de kopiist deze regels nauwgezet toepast in het eerste deeltje van het fragment. ______________________________________________________________________________ Zowel de kopiist als Willem hebben <Van den Vos Reynaerde> duidelijk als parodie op de hoofse roman en maatschappij geïnterpreteerd. Daarvan vind je verschillende voorbeelden. -In v. 4 luidt het over dit verhaal dat het gaat om <die avonture van Reinaerde>. Dit was de vaste omschrijving voor de hoofse ridderroman (zie ook v. 31), zo sprak men over <die avonture van Walewein>. Door naar het Reinaertverhaal in dezelfde terminologie te verwijzen, plaatst de kopïist meteen ook het personage Reinaert op dezelfde voet en maakt er een heuse hoofse ridder van. Hetzelfde gebeurt in v. 7: <die vite> is een <vita>, de levensbeschrijving van een heilige. Dergelijke heiligenlevens waren zeer populair en maakten een belangrijk deel uit van de middeleeuwse epische literatuur. Maar welke heilige zou in hemelsnaam model hebben moeten staan voor dit verhaal? Satirisch wordt Reinaert hier dus voorgesteld alsof hij een heiligenbestaan zou hebben geleid. Probeer nu zelf op gelijkaardige manier de dubbele bodems te interpreteren in: v. 27 e.v, de hoofse opdrachtgeefster; ______________________________________________________________________________ v. 37 e.v. de afwijkende definitie van hoofsheid. ______________________________________________________________________________ Literatuur 49
Ook de eigenlijke aanvang van het verhaal is doorspekt met parodiÍrende verwijzingen, o.m. in: v. 41 e.v. de hofdag was een jaarlijkse bijeenkomst van de leenheer en zijn vazallen, met een dubbel doel: enerzijds de feodale eed van trouw bevestigen (de hoeksteen van de feodale maatschappij); anderzijds geschillen beslechten. Deze heeft in principe niet plaats op een kerkelijke feestdag, en draagt een officieel karakter. Klopt dit met wat er hier gebeurt? ______________________________________________________________________________ v. 42-43 de <Natureingang> hoort eigenlijk thuis in de Provençaalse lyriek, waar het een sfeer van <jois> diende op te roepen (een hooggestemd gevoel van harmonie, vrede en geluk). Hier volgt evenwel een staaltje stupide geruzie om drie keer niks ... Wat toont dit nogmaals aan? ______________________________________________________________________________ v. 50 wanneer de hofdag zo'n centrale plaats inneemt in het feodale bestel, wat betekent dan de afwezigheid van Reinaert in feite? ______________________________________________________________________________ Middeleeuwse epiek is FORMEEL weinig verfijnd. Welk metrisch principe is hier toegepast? ________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welk rijmschema? Zijn er duidelijke stoplappen? _________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat voor verteller tref je aan? __________________________________________________
Literatuur 50
De mens in zijn blootje Prof. Janssens en Charlie May concludeerden het al: Reinaert de Vos is van alle tijden. Het verhaal laat de mens zien zoals hij werkelijk is. Noteer per kenmerk één gebeurtenis uit het verhaal waarin die negatieve eigenschap geïllustreerd wordt. a. Zucht naar populariteit: _____________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ b. Leidersinstinct: _____________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ c. Bedriegerij: _________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ d. Vleierij: ____________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ e. Listigheid: __________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ f. Huichelarij: _________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 51
g. Goedgelovigheid: ____________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ h. Hebzucht: __________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ i. Wreedheid: __________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ j. Naar de mond praten van hooggeplaatsen: _____________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ k. Zoeken naar een zondebok: ___________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ l. Willekeurige rechtspraak: ____________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
11. De spreekwoordelijke vos De vos en zijn typische karaktertrekken is ook in ons taalgebruik doorgedrongen. Als je ‘Van Dale’ erop naslaat kan je een tiental spreekwoorden vinden. Zoek voor elk van de volgende spreekwoorden de correcte betekenis en probeer ze in verband te brengen met het verhaal van ‘Reynaert de Vos’. M.a.w. zijn er situaties te vinden in het verhaal die overeenkomen met de inhoud van de spreekwoorden. De vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken figuurlijke betekenis: __________________________________________________________ Reynaertverhaal: ______________________________________________________________ Literatuur 52
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Als de vos de passie preekt, boer, pas op je kippen: figuurlijke betekenis: __________________________________________________________ Reynaertverhaal: ______________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Men moet vossen met vossen vangen: figuurlijke betekenis: __________________________________________________________ Reynaertverhaal: ______________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Als men de vos niet vangen wil, kan men geen honden vinden figuurlijke betekenis: __________________________________________________________ Reynaertverhaal: ______________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
â&#x20AC;&#x2DC;t Is kwaad oude vossen te vangen figuurlijke betekenis: __________________________________________________________ Reynaertverhaal: ______________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 53
De natuurlijke vos en de literaire vos Hieronder vind je een aantal beschrijvingen van het gedrag van de vos in de vrije natuur. Aan jou om een vergelijking te maken tussen de echte en de literaire vos. (overeenkomsten en verschillen)
De vos heeft verschillende holen in gebruik.
De vos maakt gebruik van een dassenhol.
De vos houdt zich dood om vogels te verschalken.
De wolf is de natuurlijke vijand van de vos.
De vos markeert zijn territorium met behulp van urine en secreet van de anale klieren.
De vos is niet sociaal van aard.
De relaties tussen de seksen zijn nog onduidelijk met een vermoeden van monogamie.
In principe is de vos een opportunist wat zijn voedsel betreft: knaagdieren, konijnen, insecten, vruchten en bessen - kippen, eenden, ganzen, lammeren), soms wordt een prooi begraven.
Overeenkomsten
Verschillen
Literatuur 54
De voorstelling van de vrouw in ‘Van den Vos Reynaerde’ Vrouwen worden door Willem steevast negatief afgebeeld. Dat blijkt ondermeer uit de naamgeving:
de wolvin Hersinde: ______________________________________________________
de pastoorsvrouw Julocke: ________________________________________________
de dorperin Ogeerne: _____________________________________________________
de vrouw van de hofkapelaan Hawi: _______________________________________
Al deze namen zorgen ervoor dat deze vrouwen in een seksueel erg bedenkelijk daglicht komen te staan. Verder nog:
Hermeline: ______________________________________________________________
De koningin _____________________________________________________________
Reinaertland Op deze kaart werden de plaatsen aangeduid die in het Reinaertepos een rol spelen of plaatsen die iets met het Reinaertverhaal te maken hebben. In welke provincie situeren we het Reinaertverhaal? ______________________________
Literatuur 55
De rederijkers (BZL) 1. De stadsdichter Wat is een stadsdichter? _______________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Drie redenen waarom een stad een stadsdichter aanstelt: a _____________________________________________________________________________ b _____________________________________________________________________________ c _____________________________________________________________________________ Wie is de huidige en de vorige stadsdichter van Gent? vorige: ________________________________________________________________________ huidige:_______________________________________________________________________
2. Een nieuw literair klimaat Interview met professor Herman Pleij: deel 1 In welke periode valt de rederijkerij vooral te situeren? ___________________________ Hoe verschilde de literatuur uit die tijd met de huidige literatuur? ______________________________________________________________________________ Welke ontwikkeling is erg belangrijk voor die tijd? _______________________________ Met welke nieuwe klasse is rederijkerij verbonden? ______________________________ Welke twee functies had literatuur in die tijd? ___________________________________
Interview met professor Herman Pleij: deel 2 Welk beeld over de rederijkers wil hij vooral bestrijden? ___________________________ Wie vindt hij de grootste rederijker uit die tijd?___________________________________ Wie is de bekendste Brugse rederijker? __________________________________________ Wie is de bekendste Brusselse rederijker? _______________________________________ Met welke muzikanten vergelijkt hij de refreindichters? __________________________ Welk vormonderdeel van een refrein helpt hier goed bij? __________________________ Literatuur 56
2. Het Mariacransken: 500 jaar oud De rederijkerskamer het Mariacranske is ontstaan in _____ . Het waren mensen die elkaar vonden om zich te ______________ , literatuur te maken, na te denken en _________ te vieren. De betekenis van rederijker is een beoefenaar van de ___________ . Ze geloven rotsvast in de kracht van het gesproken woord om een harmonieuze ___________________ te realiseren. De leuze van het Mariacranske is dan ook heel toepasselijk _________________ Akkoord. Deze groeperingen bestonden uit dichters, _____________________ en schrijvers. Het waren humoristische en kritische verzetslieden. Het Liber Authenticus vernoemt ook de naam van twee andere rederijkerskamers de _________ en de Violette. In 1507 smelten beide kamers samen tot het Mariacranske. De artistieke leider van zo'n kamer noemt men de __________ . Bijvoorbeeld Jan Smeken, die ook ___________________ was, een ambt tot momenteel in veel steden weer in het leven geroepen wordt. Het 'wapenschild' dat dergelijke kamers ontwierpen noemt men een ______________ . Zulke kamers hadden ook een _____________________ , zoals Filips de Schone die ze in hun kenteken opnamen. Maar hun teksten dienden ook om hun broodheren te corrigeren en bij te sturen. In 1510 was er een speciale gebeurtenis. Het was heel erg koud en er was veel sneeuw. Er werd een sneeuwpoppen festival georganiseerd. Het gedicht van Jan Smeken behandelt nog altijd actuele thema's zoals de angst voor __________________ die we bij het Vlaams Belang zien terugkeren. Natuurlijk was ________________ ook alom aanwezig in dit gedicht. Hun geduchte wapen was de ________ om maatschappelijke wantoestanden aan de kaak te stellen.
3. Literatuur in wedstrijdvorm Vat bondig samen hoe de rederijkers hun wedstrijden organiseerden: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Literatuur 57
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Noteer de betekenis van volgende begrippen: de kaart: ______________________________________________________________________ de prins: ______________________________________________________________________ het landjuweel: ________________________________________________________________
Literatuur 58
Rederijkerstoneel: mirakelspelen Mariken van Nieumeghen 1. Inleiding: exorcisten Bezeten door de duivel. Het moet je maar overkomen. Vroeger gebeurde het veel meer dan nu, maar nu nog zijn er mensen die denken dat ze bezeten zijn. Het levert interessante films op. Denk maar aan de klassieker â&#x20AC;&#x2DC;The Exorcistâ&#x20AC;&#x2122;. Kijk naar de reportage die Koppen XL uitzond over hedendaagse duiveluitdrijvers. Wat is een exorcist? ____________________________________________________________ Op welke manieren kan een duivel of demon zich manifesteren? ___________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe kan een exorcist herkennen of het om mensen gaat die bezeten zijn door een demon of die aan een geestesziekte lijden? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welk beeld heb je van de priesters die aan duiveluitdrijving doen? _________________ ______________________________________________________________________________
2. De Mariken De Mariken van Nieumeghen (eigenlijk: Die waerachtige ende een seer wonderlijcke historie van Mariken van Nieumeghen die meer dan seven jaren metten duvel woende ende verkeerde) werd tussen ca. 1500 en 1515 geschreven. De schrijver is niet bekend. Aan de vorm van de verzen is te zien dat hij een rederijker was. Het verhaal is overgeleverd in oude gedrukte boekjes, waarvan het oudste in ca. 1515 gedrukt werd door de bekende Antwerpse drukker Willem Vorsterman. De Mariken bestaat voornamelijk uit dialogen op rijm, die ingeleid worden door korte prozastukjes. Waarschijnlijk was de Mariken eerst een roman die geheel in proza geschreven was. Iemand zette daarna het grootste gedeelte van het verhaal om in berijmde dialogen, omdat dat prettiger te lezen zou zijn. Hierdoor lijkt de tekst op een toneelstuk, hoewel hij dat waarschijnlijk niet is.
Literatuur 59
3. Het verhaal Lucy Besson heeft in opdracht van de stad Nijmegen een documentaire gemaakt over Alexander Bobkin die werd gevraagd illustraties te maken voor een nieuwe uitgave van het stuk. Zet de gravures hieronder nu in de juiste volgorde door er een cijfer van 1 tot 7 onder te plaatsen en voorzie ze van een onderschrift.
Start hier!
Wat maakt dit stuk volgens Bobkin nog steeds actueel? Welke universele gevoelens/ themaâ&#x20AC;&#x2122;s zitten erin? ____________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waarom zou hij voor een naaktmodel gekozen hebben? ____________________________ Literatuur 60
4. De eerste ontmoeting Luister naar een fragment waar Mariken de duivel Moenen voor de eerste keer ontmoet. Mariken Wie sidi, vrient?
Wie ben je, vriend?
Die duvel Een meester vol consten, Nieuwers af falende, wes ic besta.
Professor in de wetenschappen Alles lukt me, wat ik ook probeer.
Mariken ’t Comt mi alleleens met wien dat ick ga, Also lief gae ic metten quaetsten als metten besten.
Het maakt me niet uit met wie ik verkeer, met de verdorvene, of de volmaakte.
Die duvel Wildi u liefde te mi werts vesten, Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke, Die seven vrie consten: rethorijcke, musijcke, Logica, gramatica ende geometrie, Aristmatica ende alkenie, Dwelc al consten sijn seer curable. Noyt vrouwe en leefde op eerde so able Als ic u maken sal.
Al je mij tot de jouwe maakte, ik zou je de zeven vakken leren, tot in de puntjes: retoriek, musiceren, logica, grammatica en geometrie, rekenkunde en alchemie, wetenschappen die men altijd eerde. Geen aardse vrouw was ooit zo’n geleerde, als jij zult worden.
Mariken So moetti wel zijn een constich man.
Je bent dus een kundig man.
Wie sidi dan?
Maar wie ben je dan?
Die duvel Wat leyt u daeran? Wie ick ben en soudi met rechte vraghen niet. Ick en ben die beste van mijnen maghen niet, Maer u dat ic nemmermeer niet dan jonste en toge.
Dat gaat je niks aan. De waarheid weten, dat hoef je niet. Ik ben het zachtmoedigste boefje niet, maar voor jou ben ik goed, jou heb ik hoog.
Mariken Hoe heeti, vrient?
Hoe heet je vriend?
Die duvel Moenen metter eender ooghe, Die wel bekent es met veel goede ghesellen.
Moenen met het ene oog, Ik heb vrienden in all hoeken en gaten.
Mariken Ghi sijt die Viant vander hellen.
De duivel ben je, uit de hel losgelaten
Die duvel Wie ick ben, ic ben emmer ghejonstich tot u.
Jou heb ik hoog. Jouw beschermer ben ik.
Mariken Ick en hebbe oeck van u ancxt, vrese noch gru; Al quame Luycefer selve uuter helscher ghewelt, Ick en souder niet af vervaert sijn, so ben ic gestelt; Ick ben onghequelt van allen anxten.
Ik heb voor jou geen angst, vrees of schrik. al kwam Lucifer zelf uit het helse geweld, dan nog vreesde ik niet. Zo is’t met me gesteld; Alle angst is me ontnomen (vertaling W. Wilmink)
Waarom is ze niet bang voor Moenen? ___________________________________________ De duivel doet zich hier wel als mens voor, maar toch is hij herkenbaar omdat de duivel altijd een gebrek heeft. Welk? ______________________________________________________________________________ Wat belooft hij haar? ___________________________________________________________ Literatuur 61
______________________________________________________________________________ Moenen eist van Mariken dat ze een andere naam aanneemt. Maar dat wil ze niet en tenslotte verandert ze haar naam in iets dat erop gelijkt: ‘Emmeken’. Kan je uitleggen waarom dit voor de duivel en voor Mariken zo belangrijk is? Voor Moenen __________________________________________________________________ Voor Mariken _________________________________________________________________
5. Inkeer Na zeven jaar samenzijn komt ze tot inkeer wanneer ze het wagenspel Masscheroen bekijkt. In dat spel discussiëren de duivel Masscheroen en God over het lot van de engelen. Emmeken: Nu eerst beginnen mij te tranen te ontspringen En rollen ze over mijn wangen O, wat een wroeging heb ik opgevangen Bij ‘t horen van die woorden, O Heer der Heren, Zou het mogelijk zijn, indien ik mij wilde bekeren, Dat ik weer in genade kwam? Nooit kende ik gedachten van inkeer als nu. Zou het mogelijk zijn? Ik vrees van neen. Ik heb te ver mijn instemming verleend! Onnadenkend gaf ik mij over aan het kwaad. O, Aarde, scheur open, bedek en begraaf mij! Dat ik je betreed kan je niet langer gedogen!
Moenen Hulp! Belzebub! Gramschap braakt en blaakt uit mijn ogen! Die meid heur balg is van berouw vervuld; Dat lam geleuter heeft haar overluld. Zeg eens, we gaan ergens in ‘t hartje van de stad.
Mariken Weg van mijn pad! Laat me met rust! Weg zon van den boze! Wee mij, dat ik je ooit heb gekozen En jou aanriep, vergetend Gods barmhartigheid! Ach, ach, ik krijg zo’n berouw en spijt Dat mijn hart dichtknijpt; ik voel me bezwijmen; Mijn krachten bezwijken!
Moenen Literatuur 62
Hulp! Lucifers lever, longen en milt! Laat mij m’n Woede botvieren met gebrul, blikkengebliksem en gehuil! Mijn plan valt helemaal in’t vuil; Bij’t gebroed in de helse kuil verlies ik al mijn krediet. Sta op in aller duivels naam, zoniet Voer ik je gekoust en geschoeid mee naar de hel!
Mariken O Heer, onterm u mijner!
Moenen Ha, zit het zo! Ja, ik hoor wel Dat het leedwezen in haar begint te knagen; Maar tot in ‘t zwerk der wolken zal ik haar dragen Torenhoog en haar werpen dan van boven neer. Komt ze dan nog tot haar zelve weer Dan heeft ze geluk, die lelijke vrucht! Hier! Hier! Ik voer je mee in de lucht!
Moenen draagt Emmeken tot boven de daken van de huizen en werpt haar naar beneden om haar nek te breken. Ze ligt een uur lang op de straat voor ze tot bewustzijn komt. Ook haar oom komt naar haar toe.
Mariken Ach, ben jij dat, heeroom! O mocht God gedogen dat ik op dit ogenblik In dezelfde staat verkeerde als ik was toen ik U de laatste maal zag voor ik ging op reis. Och, als ik dit bij mezelf overpeins Vrees ik dat ik eeuwig verdoemd ben.
Haar oom Nichtje, je bent mis: verloren is niemand dan wie denkt dat hij verloren is. Hoe zou je verdoemd zijn? Het ware God geklaagd! Maar hoe kom jij hier? Dat wist ik wel graag. En je was zo hoog in de lucht daarnet. Zeg het me toch, als niks het je belet; Ik weet echt niet dat ik ooit een mens zo hoog zag.
Mariken Heeroom, je moet weten dat ik niet vermag Van naald tot draad mijn avonturen te vertellen: Eens ben ik me in de macht van de helse vijand gaan stellen Literatuur 63
En daarna heb ik omtrent zeven jaar met hem omgegaan. Alles zeggen zal niet gaan, ik zal ‘t in ‘t kort verslaan Hoe ik heb geleefd en wat we hebben bedreven. Er kunnen daar boeken van worden geschreven; Geen kwaad dat tegen het mijne opwegen mag. En aan ‘t einde van al dit rare gedrag Kwam ik hier in de streek om mijn vrienden te visiteren En, toen we hier door de stad wilden passeren, En op de markt aankwamen, zag ik dat ze daar ‘t spel van Masscheroen stonden te spelen. Ik luisterde ernaar. Steeds meer door de woorden die ik kreeg te aanhoren Kwam in mij leedwezen op tot hij zich eraan ging storen Die met mij was en me, zoals ‘t volk zag, voerde mee Hoog in de lucht.
Haar oom Helaas: o wee! Maar nichtje, hoe dat? Was de duivel met jou?
Mariken Ja, ja, heeroom, ‘t is omtrent zeven jaar nou Dat ik me ging voegen naar zijn gebod En met hem omgang heb.
Haar oom Hulp! Almogende God! We moeten die gast van je weg kunnen stuwen, Als je wilt verwerven Gods hemelrijk. […] Kom, Mariken, nichtje, ik zal je geleiden Tot bij de deken en een vuur doen stoken. Ik denk dat je ledematen allemaal zijn gebroken, Doordat hij je zo meevoerde en weer liet vallen; Je moet wel erg gekwetst zijn.
Mariken Dat is niemendalle Dit lijden, heeroom, daarover geen verhaal; Ik ben bereid te lijden tienduizendmaal Meer dan pennen zouden kunnen beschrijven Indien Gods barmhartigheid aan mij mag beklijven. ‘t Raakt me niet wat ik doen moet, als door mijn berouw Literatuur 64
ik troost en genade verkrijg.
Haar oom Blijf dit voornemen trouw, Ik verzeker je dat je Gods rijk naar je wens zal binnengaan. We zien het dagelijks in de Schriftuur te lezen staan: Om te verwerven Gods glorie groots Gaat niets boven berouw in het uur des doods.
Wat gebeurt er met de twee belangrijkste personages in dit fragment? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ In de toneelgeschiedenis wordt de â&#x20AC;&#x2DC;Marikenâ&#x20AC;&#x2122; bij het religieus toneel gesitueerd. En in deze categorie nog eens bij de mirakelspelen onderverdeeld. Waarom denk je dat? ___ Mirakelspelen werden meestal opgevoerd op de naamdag van de heilige. Welke heilige werd met dit spel vereerd? _____________________________________________________ Wat is de moraal van dit verhaal? _______________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 65
Literatuur 66
Rederijkerspoëzie In de loop van de 15de en de 16de eeuw verspreiden de rederijkerskamers zich van zuid naar noord over alle steden en beheersen aldus het literaire leven. (Den Boeck, Brussel, 1404; De Fonteine, Gent, 1448; De Violieren, Antwerpen, 1480; De Eglantier, Amsterdam, ca. 1517). Ze zijn strak georganiseerd met een prins aan het hoofd (een man van aanzien die voor de financiële middelen zorgde, in hedendaagse termen zou je hem de sponsor kunnen noemen). De factor (dichter) zorgde voor de literaire producten bij wedBlazoen van ‘De Violieren’ uit Antwerpen. strijden en trad ook op als artistieke leider van het gezelschap bij toneelopvoeringen. Daarnaast is er nog de nar die voor de vrolijke noot zorgt en de bode die uitnodigingen en berichten aan de leden van de kamer ronddraagt. De leden van de kamer komen uit de burgerklasse.
Virtuoze omgang met de taal Het spelen met de taal is een fenomeen dat niet enkel in de rederijkerstijd voorkomt. In 1981 verscheen van de hand van de Nederlandse essayist en geleerde H. Brandt Corstius (onder het pseudoniem Battus) het boek 'Opperlandse taal- & letterkunde.
Enkele voorbeelden : zeg telkens welk spelletje gespeeld wordt. 1 Waaro zoude w nie d laatst lette va el woor weglate ? ____________________________ 2 Baas, neem een racecar, neem een Saab. _______________________________________ 3 De venter ging over de brug in Deventer en toen was de vent er.__________________ 4 Arbeidersongevallenverzekeringsmaatschappij. _________________________________ 5Er was een bij te 's-Gravenhage die antwoord wist op alle vragen. Toen men hem moeielijk genoeg 'Wat was was eer was was was ?' vroeg werd hij winnaar van de quiz met 'Eer was was was was was is.' ______________________________________________
Literatuur 67
6 A-saga (door J. Bosscha) Harald was Jarl van Laaland. 't Zwaard - dacht Harald - baant 't pad naar Walhalla;' vandaar dat Harald zwalkt, strand af, strand aan; vandaar dat Haralds zwaard landplaag was van al wat aan 't strand lag. - Aadlar van Ran, was vaak Haralds naam... De E-legende (door J. van Lennep) Een vreemde heerser betreedt Berthes erfdeel. Geen der edelen wederspreekt des wreden Werners recht, het recht des sterksten. De vreemde heerser, ten zetel der Wenden verheven, geeft het bevel : 'Breng Berthe weg. Geen mens helpe der zwervende : geen mens geve der vernederde eten, dek en legerstede... O-sprook (door A. des Amorie van der Hoeven) Olof troont op Colholms slot, rondom door golf op golf omzoomd; Noordstorm op Noordstorm floot door boog, poort, top. Toch pronkt op Olofs slot Colholms roos, Olgond; jong, schoon, blond... Pas een verwant procĂŠdĂŠ van voorbeeld 1 toe : laat klinkers weg, of in het eerste woord de eerste letter, in het tweede woord de tweede enz. ______________________________________________________________________________ Probeer woorden te vinden die van achteren naar voren kunnen gelezen worden. Zo'n woord is een palindroom. ______________________________________________________________________________ Voorbeeld 4 is een zeer lange samenstelling. Van hoeveel letters ? Vorm ook zo'n woord. Wat is er aan de hand in A-saga; E-legende en O-sprook ? ______________________________________________________________________________ Probeer elk van deze versies aan te vullen met 1 zin. A-saga ________________________________________________________________________ E-legende _____________________________________________________________________ O-sprook: _____________________________________________________________________ Schrijf een zin van ten minste tien woorden zonder de letter e. ______________________________________________________________________________
Literatuur 68
Rhetorike extraordinaire De rederijkers zijn dĂŠ meesters in deze taalspelletjes en ontwikkelen een aantal zeer specifieke vormen die ze onder de benaming 'rhetorike extraordinaire' verzamelen. Ontdek de techniek die voor volgende soorten gebruikt dient te worden! het rondeel: ___________________________________________________________________ Die nu ter wereldt sal bedien Die moet duersteict zijn als een jacke Alomme moet hy hoocheydt dien Die nu ter wereldt sal bedien Onnoosel als die Godt verrien Oft anders gaet hy metten sacke Die nu ter wereldt sal bedien Die moet duersteict zijn als een jacke.
het abc-gedicht : ______________________________________________________________ Als u een abc-gedicht wilt schrijven Begin dan niet meteen; denk eerst goed na Curieus, er zijn nog altijd van die krukken Die denken : 'O, da's niks, ik neem de A En dan de B, de C... dat moet wel lukken' Fatale nonchalence ! Bij de Q Gaat meestal het betoog reeds half te gronde Het voorbeeld, lezer, eindigt hier en nu H.H. Polzer
het acrostichon : ______________________________________________________________ Adams kinderen met
Arbeyt beswaert seere,
Nu brenge ic u een
Nieuwe tijdinge goet,
Neerstich naer Bethleem
Nu elc onvervaert keere,
Als David ootmoedich
Aldaer belijdinge doet.
Bidt hem om remis, die in sijn
Besnijdinge bloet
Ionstelic storte, daer hij ons
In dwaen sal,
In hem stelt u hope, troost,
Ia verblijdinge goet;
Niemant ooc sijn heylige kercke
Nu versmaen sal.
So doende hij ons dan seer
Soetelic ontfaen sal.
het ketendicht: ________________________________________________________________ Literatuur 69
Princelyc Coninc der Seraphinnen Verwinnen helpt mij mijn vleesschelijke treken, Ontsteken wilt mijn herte met uwer minnen Binnen, suyvert mij van mijnen ghebreken (uit Anna Bijns, Refreinen III, 37, 1567)
het kreeftdicht (retrograde) _____________________________________________________ Marie weerde Moedere ghenaden Vrije Coninghinne wilt mij beraden Reijne Maghet gracieuse soete Fonteyne suyvere, tscommers boete
het schaakbord: _______________________________________________________________
Stel een gedicht uit een andere kolom op, hetzij horizontaal of verticaal. Is het rijmschema identiek ? Literatuur 70
_______________________________________________________________________ Stel een strofe diagonaal samen; koppel het eerste vakje uit de eerste verticale rij aan het tweede vakje uit de tweede verticale rij, enz. Wat stel je vast in het rijmschema ? _______________________________________________________________________
het carnacioen ________________________________________________________________ CaroLVs aL stILLe naM doornIICke In sInen VVILLe
het aldicht: ___________________________________________________________________ Voord, zijd, niet moe: wild, my saen, versinnen:
Vooruit, wees niet traag; wil mij meteen begrijpen
Hoord, zwijd, siet, toe: stild, wy, gaen, beghinnen
hoort, zwijgt, zie toe: stilte, wij gaan beginnen.
Dat kunnen wij beter! Schrijf een ABC-gedicht over allerlei soorten dieren. Rijm als je dat kunt. Of: Schrijf een acrostichon met je eigen naam waarin je al je goede of slechte eigenschappen opsomt. Of: schrijf een ketengedicht van minstens vijf regels over een van de vier seizoenen. Of: schrijf een aldicht van vier regels over de ochtend ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
â&#x20AC;&#x2DC;Zotte Amoureusheidâ&#x20AC;&#x2122; - liefde maakt blind De leden oefenen zich in de literatuur door liederen, rondelen, balladen en vooral reLiteratuur 71
freinen te schrijven. Refreinen kunnen ingedeeld worden in 3 categorieën : in 't vroed (ernstige stukken); in 't amoureus (in de trant van de hoofse liefde); in 't zot (komisch). Onderzoek aan de hand van dit gedicht de kenmerken van het refrein, de dichtvorm die de rederijkers bij voorkeur uitoefenden.
5
10
15
20
25
30
Ick heete Pantken, mijn lief Pampoeseken,
Mijn naam is Pandje, mijn lief heet Poezenwind
Dat gheerne een croeseken
die het gezellig vindt
Licht met vruechden, daert niet en gheeft.
het glas te heffen op alles wat leeft.
Ghy en saecht ten daghen noyt blijder droeseken,
Ze is als geen ander vrolijk en welgezind,
Alst appelmoeseken
wanneer dat lieve kind
Sijn buycxken al vol gheten heeft!
haar buikje rond gegeten heeft.
Ick mindse soe dat mijn herte beeft!
Ik heb haar zo lief dat mijn hart ervan beeft,
Godt wilse vercnapen,
God zal het weten,
Want alle de sorghe die in haer cleeft
want er is niets dat haar kopzorgen geeft
Dats eten en slapen.
dan slapen en eten.
Men schreve niet in ses vellen van schapen,
En dit mag ook wel een wonder heten:
Als ick haer wille een pintken schincken,
als ik op haar gezondheid wil drinken,
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken!
hoe vriendelijk dat haar oogjes dan pinken.
Tis in mijn herte een dyamantken,
Ze is in mijn hart een diamantje,
Ende huer callantken
ik ben haar klantje
Ben ick, eenpaerlijck sonder vercoelen.
en onze liefde zal nooit verkoelen;
Als ick met haer drincke een quantken,
en geef ik haar een glas in haar handje,
“Godt loondtse, Pantken!”
dan zegt ze: ‘Pandje,
Seydt sy gheringhe, “dats blijde ghevoelen!”
God zal ‘t je lonen’, zo warm van gevoelen.
“Pampoeseken”, seg ick, “voor al mijn boelen
‘Poezenwind,’ zeg ik, ‘ik wil wat kroelen,
Hebstu proper sede.”
want jij bent zo mollig.’
Dan seegtse: “Pantken, laet staen dijn loelen
Dan zegt ze: ‘Ga je mond maar spoelen,
Du foolster mede”.
wat ben je weer lollig.’
Dan lachtse met rechter minnelijckhede.
Dan kijkt ze me aan en dan lacht ze zo drollig,
Men soudes nemmermeer voldincken
ja, ‘t is om er heel diep in weg te zinken,
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken.
hoe vriendelijk haar oogjes dan pinken.
Sy gaet met eenen bruynen coocxkene,
Haar jurk is grauw van het bakken en koken
Ende vnden roocxkene
en het komt van het stoken
Soe sijn haer handekens peper wit;
dat haar handen zo wit zijn als roet.
Haer mondeken dat rieckt vanden loocxkene;
Geen mond heeft ooit zo naar knoflook geroken
Van haren ghesproocxkene
en als zij heeft gesproken,
Soe is ontsteken mijnre herten pit.
dan staat mijn hart in een warme gloed.
Waer Paesschen hier, door minnen verhit
‘Met sint-juttemis, onthoud dat maar goed, Literatuur 72
35
Wy houweden ghereedt!
draag jij het bruidskleed.’
Ende als ick haer wille verclaren dit
Als ik haar met die woorden begroet,
Lachtse duymen breedt.
lacht ze duimenbreed.
Hy en leeft niet die ten volle weet,
Niemand die hier het fijne van weet,
Als ick segghe: Pampoeseken, ghaen wy drincken! als ik zeg: ‘Poezenwind, zullen wij drinken’, Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quicken.
40
Prinche
hoe vriendelijk haar oogjes dan blinken.
Prins
Ghelijcke treckt tot ghelijcken:
Gelijken zoeken gelijken:
Natuere can selden haer helden mincken!
moeder natuur laat zich niet verlinken.
Ick en lite u nemmermeer vol gheblijcken,
Ik kan echt niet genoeg laten blijken
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quincken.
hoe vriendelijk haar oogjes blinken.
(Anthonis De Roovere (1430-1482), rederijkerska- (vertaling Willem Wilmink) mer De Heilige Geest te Brugge)
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke 3 soorten rederijkersrefreinen zijn er naar de inhoud alweer? Bij welke soort behoort dit gedicht? ____________________________________________________________ Beschrijf het karakter van Pampoeseken ________________________________________ Pampoesekens uiterlijk wordt grotesk voorgesteld. Ze is een omkering van de stereotiepe vrouwelijke schoonheid. Zet in de linkerkolom haar eigenschappen. Zet in de rechterkolom wat dus wellicht als schoonheidsideaal moet gegolden hebben in die tijd.
Pampoeseken
Ideaal
Wat is de boodschap van dit gedicht en waar vind je die? __________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 73
De gouden eeuw: het sonnet Inleiding a. Stel je even voor dat de kloktijd uit het leven gebannen wordt. Dus geen klassieke of elektronische tijdmeting meer. Alleen nog de 'natuurlijke' tijd volgens de gang van de zon en de seizoenen! Wat zou dat geven? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Anekdote: Christiaan Huygens, zoon van één van de grote dichters van de Hollandse Gouden eeuw Constantijn Huygens, vond de slingerklok uit. b. Noteer de betekenis van enkele spreekwoorden waarin het begrip 'tijd' een rol speelt. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. ____________________________________ De tijd vliegt. _________________________________________________________________ Komt tijd, komt raad. __________________________________________________________ Andere tijden, andere zeden.____________________________________________________ De tijd is de beste medicijn. _____________________________________________________ De tand des tijds ______________________________________________________________ Ken je er nog twee? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Hooft De grote voorbeelden Petrarca en Schakespeare kenden navolging in heel Europa. Ook in de lage landen werden ijverig sonnetten geschreven. Als hoogtepunt van de Nederlandstalige sonnetschrijfkunst wordt door velen P.C. Hooft (1581-1647) beschouwd, omdat hij niet alleen aandacht heeft voor de inhoudelijke boodschap van zijn sonnet, maar eveneens de formele conventies weet te ‘gebruiken’ om zijn dichterlijke visie kracht bij te zetten. Een prachtig voorbeeld vormt het sonnet Gezwinde grijsaard, waarin het voortschrijden van de tijd wordt uitgedrukt door een slepend ritme met veel beklemtoonde lettergrepen.
Literatuur 74
Hooft schreef dit gedicht op 17 februari 1610 voor Christina Van Erp met wie hij drie maanden later zou trouwen. Sonnet Geswinde grijsaert, die op wackre wiecken staech, De dunne lucht doorsnijt, en sonder seil te strijcken, Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken, Doodtvyandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech.
Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech Verslockt, verslint, verteert al watter sterck mach lijcken En keert, en wendt, en stort Staeten en Coninckrijcken; Voor ijder een te snel, hoe valt dij mij soo traech?
Mijn lief sint ick u mis, verdrijve’ jck met mishaeghen De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen, Maer ‘t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen, Dat jck den Tijdt, die jck vercorten wil, verlang.
Hoe sluit de inhoud van het gedicht aan bij wat er voor de lectuur over tijd en tijdsbeleving werd besproken? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke stijlfiguur, typisch voor de barok, zit al verborgen in de titel van het sonnet ‘gezwinde grijsaard’? ______________________________________________________________________________ In de eerste 2 strofen spreekt de dichter iemand aan met 3 synoniemen. Zoek ze. ______________________________________________________________________________ Wie is het? ____________________________________________________________________ Het gedicht is in alexandrijnen opgesteld. Tel de lettergrepen. Hoe lang is zo’n versregel dus?_______________________________________________________________________ Hoe zijn de klemtonen (heffingen) verdeeld? _____________________________________ Hoe noemden we deze versvoet alweer? __________________________________________ In de tweede strofe treedt ‘antimetrie’ (het afwijken van de versmaat) op. Waar? ____ Literatuur 75
Dit is geen ‘foutje’ van de dichter maar heeft een functie: de ondersteuning van de inhoud. Leg uit. ______________________________________________________________________________ In de alexandrijn ligt de ‘cesuur’ meestal na de 6de lettergreep. Hooft verbreekt dit patroon soms, bijvoorbeeld in de laatste strofe. In welke regel? _______________________ Waarom zou hij dit doen?_______________________________________________________ Het gedicht is zeer zorgvuldig geconstrueerd. Hij werkt met een heleboel stijlfiguren (typisch barok). Geef voorbeelden van: alliteratie _____________________________________________________________________ tegenstelling __________________________________________________________________ personificatie _________________________________________________________________ asyndeton_____________________________________________________________________ assonantie ____________________________________________________________________ woordspeling __________________________________________________________________ oxymoron _____________________________________________________________________ chiasme ______________________________________________________________________ gradatie ______________________________________________________________________ epitheton ornans ______________________________________________________________ De laatste strofe is opgebouwd naar een pointe toe. Zie je die? ______________________________________________________________________________
Sonnet: vormkenmerken Zoek op: Literatuur 76
Ronsard sonnnet ______________________________________________________________ aantal regels: _________________________________________________________________ kwatrijn/terzine/octaaf/sextet ___________________________________________________ rijmschema ___________________________________________________________________ metrum_______________________________________________________________________ cesuur ________________________________________________________________________ Pas nu deze kenmerken op het sonnet van Hooft toe. Keer daarvoor terug naar de pagina waar het sonnet staat.
Het Shakespeare-sonnet Sonnet 18 Zal ik je met een zomerdag vergelijken? Veel zachter en veel zonniger ben jij. Te snel weer moet de tijd van zomer wijken; De wind striemt soms de bloesems al in mei.
Het hemeloog kan soms verblindend zijn, En dikwijls is zijn schijn van korte duur, Waardoor de glans van schoonheid weer verdwijnt Door â&#x20AC;&#x2DC;t lot of door de loop van de natuur.
Jouw zomer zal voor eeuwig zomer blijven, En nooit jouw pracht verloren laten gaan; De dood zal jou niet in zijn schaduw krijgen, Wanneer jij in mijn zinnen blijft bestaan.
Zolang als er nog iemand leest en leeft, Zolang leeft ook de zin die leven geeft. (vertaling Arie van der Krogt)
Welke vormverschillen merk je tussen het Ronsard-sonnet en dit Shakespeare-sonnet? ______________________________________________________________________________
Literatuur 77
Guido Gezelle dichter in de romantiek Inleiding Wat weet je over het ‘Poëziecentrum? Wat? _______________________________________ Waar?______________________________________ Doelstelling?________________________________ Wie zijn deze 2 figuren? ____________________________ Waarom zou dit centrum voor deze twee dichters gekozen hebben om op hun affiche te plaatsen? ______________________________________________________________________________ Plaats de correcte naam bij de personen op de affiche.
Wat betekent ‘romantisch’ voor de volgende 3 (bekende) Vlamingen. Brigitte Raskin: _______________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Monica Van Paemel: ___________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Michel Wuyts: _________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Weet gij? Luister naar een muzikale interpretatie van een gedicht van Gezelle door Pieter Embrechts. Vul de tekst aan van het gedicht Weet gij waar de wind geboren, waar de (. . . . . . . . . . .) geboren is? Weet gij kunstig op te sporen wat hierbij, (. . . . . . . . . . . . ) is? Weet gij wat de sterren zijn, en wat de (. . . . . . . . . . ), de mane? Wat in de bergen, in de mijnen ligt, en in de zee bevat? Literatuur 78
Weet gij iets (. . . . . . . . . . ) uit te leggen van al ‘t geen me u (. . . . . . . . . . . ) kan? (. . . . . . . . . . . . . .) dan en wilt mij zeggen: Dichten... wat is dichten dan?
Wat vond je van de tekst en de interpretatie? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Pieter Embrechts: “’Wat is dichten?’ gebruik ik ook. Het stelt gewoon heel veel in vraag. Voor mij past de titel ‘De vragenverzamelaar’ bij het gedicht. Wat is de wereld? Wat is hierboven? Wat is de natuur? Het is uiteraard een godsvraag, maar veel dingen zijn, als je erover nadenkt, godsvragen. Als je naar de oorsprong der dingen op zoek gaat, dan kun je daar niet buiten.” Tom Lanoye: “Gezelle was zijn tijd lichtjaren vooruit. Hij schreef meesterlijke poésie pure op een moment dat ze dat elders in Europa nog niet ontdekt hadden. Als ik uit onze Vlaamse literatuurgeschiedenis drie grote monumenten op een rijtje moet plaatsen, dan zou Gezelle de reeks openen voor Van Ostaijen en Walschap. Gezelle is de grote originele vernieuwer. We hebben het mooiste liefdesgedicht uit de Nederlandse letterkunde ‘Dien avond en die rooze’ aan Guido Gezelle te danken.” Hoe wordt Gezelle hier getypeerd? Bewijs met tekst. ______________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
‘T ER VIEL NE KEER (Herinnering aan Beethoven's Septuor) Dit is één van Gezelles muzikaalste gedichten, erg experimenteel voor die tijd. Het is pas na zijn dood gepubliceerd. Zoals je aan de ondertitel zag, liet hij zich inspireren door een stuk kamermuziek van Beethoven ‘Septuor’. Luister ernaar en beschrijf wat je hoort: het ritme _____________________________________________________________________ de sfeer _______________________________________________________________________ tussen welke instrumenten is er samenspel? _____________________________________
‘t Er viel ‘ne keer een bladtjen op het water ‘t Er lag ‘ne keer een bladtjen op het water En vloeien op het bladtje dei dat water Literatuur 79
En vloeien dei het bladtjen op het water En wentelen winkelwentelen in ‘t water Want ‘t bladtje was geworden lijk het water Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als het water Zoo lijzig en zoo leutig als het water Zoo rap was ‘t en gezwindig als het water Zoo rompelend en zoo rimpelend als water Zoo lag ‘t gevallen bladtjen op het water En m' ha' gezeid het bladtjen ende ‘et water ‘t En was niet ‘t een een bladtje en ‘t ander water Maar water was het bladtje en ‘t bladtje water En ‘t viel ne keer een bladtjen op het water Als ‘t water liep het bladtje liep. Als ‘t water Bleef staan, het bladtje stond daar op het water En rees het water ‘t bladtje rees en ‘t water En daalde niet of ‘t bladtje daalde en ‘t water En dei niet of het bladtje dei't in ‘t water Zoo viel der eens een bladtjen op het water En blauw was ‘t aan den Hemel end' in ‘t water En blauw en blank en groene blonk het water En ‘t bladtje loech en lachen dei het water Maar ‘t bladtje en wa' geen bladtje neen en ‘t water En was nie' meer als ‘t bladtjen ook geen water Mijn ziele was dat bladtjen: en dat water?Het klinken van twee harpen wa' dat water En blinkend in de blauwte en in dat water Zoo lag ik in den Hemel van dat water Den blauwen blijden Hemel van dat water! En ‘t viel ne keer een bladtjen op het water En ‘t lag ne keer een bladtjen op het water
Welke vier middelen gebruikt Gezelle om hetzelfde ritme te krijgen? ______________________________________________________________________________
Literatuur 80
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke woorden uit het gedicht geven de sfeer van het Septuor weer? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe roept Gezelle het samenspel tussen het bladtjen en het water op? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Ook de opbouw herinnert aan een muziekstuk. Wat zijn de motieven? __________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de themazin? Waar wordt die herhaald? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waar zit de climax? Waarom? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Dit gedicht is niet louter een natuurgedicht. Het beroert hemzelf ook. Waar signaleert hij dat aan de lezer? ___________________________________________ Literatuur 81
______________________________________________________________________________ Probeer het metaforische van het bladtjen en het water te doorgronden. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat verlangt Gezelle op het einde van het gedicht? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe kan hij dat verlangen stillen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waarom kan je dit een romantisch gedicht noemen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Decleir opâ&#x20AC;&#x2122;t water Onze grootste acteur bracht zijn versie van dit gedicht. Sluit je ogen en geniet! Probeer ritme en sfeer te omschrijven ___________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat vind je ervan? Motiveer! ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Literatuur 82
Literatuur 83
Taalbeschouwing
Vaardigheden 1
Onomastiek (naamkunde) Voornamen Lachen met dokters mag soms Tot voor kort had niemand van haar gehoord. Mary Stoddard was een bescheiden medewerkster van de Health Science Library in Arizona. In die hoedanigheid kwam ze via de computer regelmatig in contact met artsen, aan wie ze allerlei informatie moest doorspelen. Stoddard had al langer opgemerkt dat sommige artsen wel heel bizarre namen hebben, althans in relatie tot de geneeskundige specialiteit die ze beoefenen. Dr. Dick Finder is bijvoorbeeld uroloog. Stoddard begon een lijst samen te stellen met grappige namen van artsen. Onlangs plaatste ze de lijst op het Internet. In Amerikaanse medische kringen heeft de lijst inmiddels legendarische vormen aangenomen. Vandaag staan er 160 artsen op de lijst en dagelijks komen er bij. Stoddard controleert telkens of de naam inderdaad bestaat en toebehoort aan een arts met een specifiek specialisme. We geven een kort overzicht. Bij de cardiologen vind je de onvermijdelijke dr. Hart, maar ook dr. Valentine; bij de chiropractors de dokters Bonebrake, Butcher en Bender, bij de tandartsen dr. Pullman, dr. Fear, dr. Harm, dr. Hurter dr. Toothaker. Bij de dermatologen is dr. Frye gespecialiseerd in brandwonden en dr. Cure werkt op de spoedafdeling. Dr. Ill en dr. Doctor zijn huisartsen, dr. Strange zit in de geestelijke gezondheidszorg, dr. Brain is neuroloog, dr. Looney en dr. Dement zijn psychiaters. Bij de gynaecologen zullen dr. Dick, dr. Biggerstaff en dr. Finger allicht voor verontruste blikken zorgen, maar misschien biedt dr. Nippel enige geruststelling. Ook de oogarts dr. Seymore biedt hoop op verbetering en bij de kinderartsen kunnen dr. Sno White en dr. Toy de kinderen allicht op hun gemak stellen. Bij de chirurgen voorspellen dr. Kutteroff, dr. Hacker, dr. Payne, dr. Killam, dr. Slaughter en dr. Butcher niet veel goeds, terwijl bij de urologen dr. Rainwater, dr. Dick, dr. Spear, dr. Dick Chopp en dr. Dick Finder hun specialisme alle eer aandoen. Bij de dierenartsen ten slotte zijn het dr. Woof, dr. Katz, dr. Barker en dr. Howell die door hun naam geplaagd worden. Ook in Vlaanderen zijn er artsen die hun naam alle eer aandoen. Dr. De Pypere en dr. Vrijens zijn gynaecologen, dr. Fonteyne uroloog en dr. Vierendeels is chirurg. (JDZ) De Morgen
Het nut of belang van een voornaam komen we op verschillende manieren tegen in onze cultuur: in gedichten, uitdrukkingen en verhalen. Mijn moeder is mijn naam vergeten, mijn kind weet nog niet hoe ik heet. Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan, laat mijn naam zijn als een keten. Noem mij, noem mij, spreek mij aan, o, noem bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Neeltje Maria Min
Wat is het probleem waarmee de dichteres geconfronteerd wordt?
Taalbeschouwing 2
Welk effect heeft het volgens de dichteres wanneer iemand je naam kent en je bij je naam noemt?
Repelsteeltje: wie kan dit bekende sprookje nog eens navertellen?
Dit sprookje geeft ons een andere boodschap over het belang van een naam. Welke?
Ook in bekende uitdrukkingen wordt het belang van een naam aangekaart. Wat betekent de uitdrukking ‘what’s in a name?’
Weet je waar deze uitdrukking vandaan komt?
Ook de uitdrukking ‘nomen est omen’ is met naamgeving verbonden. Wat betekent ze?
Je merkt dus dat mensen een voornaam altijd zeer belangrijk hebben gevonden. Misschien heb je dit zelf al eens meegemaakt. Lees het volgende krantenartikel
Een naam voor de eeuwigheid? Taalbeschouwing 3
'Thomas en Laura zijn de populairste voornamen' Bart [nummer 1 in 1970] Beirlant In de eerste zes maanden van 1995 werden in Vlaanderen 1.945 verschillende meisjesnamen en 1.617 jongensnamen gegeven. Bij de meisjes was Laura de favoriete naam, gevolgd door Julie, Sarah, Charlotte, Jolien, Sofie, Ellen, Jana, Eline en Lisa. Bij de jongens zag de top-tien er zo uit: Thomas, Jonas, Kevin, Simon, Robin, Jens, Bram, Michiel, Ruben en Sam. Namen als Thomas, Jonas. Kevin en Jens doen het al goed sinds het begin van de jaren negentig. Maar de namen die in Vlaanderen het meest voorkomen, zijn nog altijd Maria en Jan. Waarom de voorkeur naar bepaalde namen uitgaat, is niet steeds duidelijk. Een naam duikt op, valt in de smaak, krijgt weerklank en zakt na een bloeiperiode langzaam weer weg. Namen blijken wel onderhevig aan het tempo van de consumptiewereld. Dat houdt in dat een naam momenteel veel minder lang meegaat dan vroeger Dit heeft ook te maken met de grotere zelfstandigheid van de ouders: de traditie waarbij de naam van grootvader op kleinzoon werd doorgegeven, brokkelde af Ooit was dat anders. Maria voerde tussen 1900 en ‘50 onafgebroken de Vlaamse top-tien van meisjes- en jongensnamen aan. In het begin van de eeuw kregen één op vier meisjes de naam Maria, zodat er vandaag nog altijd meer dan 225.000 zijn. Ook Jan is een naam voor de eeuwigheid. Hoewel hij nooit zo dominant werd als Maria, blijkt hij onverslijtbaar. In de eerste helft van 1995 kregen de 56.000 Jannen er nog 49 Jantjes bij. Overigens gaan modern klinkende namen vaak terug op oude voornamen. In de jaren vijftig en zestig werd Anna vervangen door Anita, later werd dat aangepast naar Ann, An en Anke. Maria evolueerde tot Mariette, Marijke en Mieke. Bekende figuren vormden steeds een bron van inspiratie, al zijn zulke tendensen nooit echt dominant. In ons tv-tijdperk hebben mediafiguren de rol van koningen en prinsen overgenomen. In 1915 steeg de naam Albert van één tot vijftien procent door de rol van de gelijknamige koning in de Eerste Wereldoorlog. Boudewijn kende zijn hoogtepunt met 63 gevallen of 0,15 procent in 1951, het jaar van zijn troonsopvolging. Na het koninklijk huwelijk in 1961 was er een gelijkaardig verschijnsel voor de meisjesnaam Fabiola. Opdat de naam echt door zou breken moet het al gaan om een sterke mediafiguur. In Franstalig België kwam de naam Eddy niet voor, maar door toedoen van Eddy Merckx werden er in 1970 396 Franstaligen zo genoemd. De groeiende internationalisering levert soms verrassingen op: in 1995 kregen vijf jongetjes de voornaam Senna, zes Ayrton - naar de populaire FI-rijder. Mogelijk doet zich hetzelfde verschijnsel voor in de toename tot 101 jonge Gilles (voetballer De Bilde) die in dezelfde periode het levenslicht zagen. In ons land circuleren 129.854 verschillende namen. De aanpassing van de wetgeving in 1987 zit daar voor veel tussen, al was het namenbestand ook voordien al vrij ruim (110.000 namen). Voorheen liet de wet enkel voornamen toe van historische figuren of namen die voorkwamen op kalenders. Nu is de keuze in principe vrij. Overigens hebben Belgen een voorkeur voor korte namen: er circuleren 72.221 namen van zes letters, 63.869 van vijf en 59.610 van zeven. Tot nader order blijft Janae Elisabeth dus eerder een uitzondering... (uit De Standaard)
Welke levensweg kent een naam?
Taalbeschouwing 4
Wat is de invloed van de consumptiemaatschappij?
Ken je voorbeelden van 'eeuwige' namen?
Zijn alle moderne namen 'modern'?
Wat leer je over de wetgeving van namen?
Opdracht/groepswerk: Ga met zijn vieren samen zitten, duid een verslaggever aan en beantwoord de volgende vragen eerst indiviudeel. Nadien maak je er een gezamenlijk verslag van dat door de verslaggever aan de klas zal gepresenteerd worden. Vraag 1: Hoe sta je tegenover je eigen voornaam? - Positief? Past hij bij je persoonlijkheid? Waarom? - Neutraal? - Negatief? Zou je een andere voornaam willen hebben? Welke? Waarom?
Vraag 2: Weet je waarom je ouders deze naam gekozen hebben
Taalbeschouwing 5
Vraag 3: Welke criteria zou jijzelf hanteren als je zelf een naam zou moeten kiezen voor je kind?
Vraag 4: Word je soms geplaagd met je naam (vervormingen, misverstanden)?
De verslaggever brengt mondeling verslag uit aan de klas van de resultaten in de hele groep.
Betekenis en oorsprong van onze voornamen Tot de belangrijkste en persoonlijkste geschenken die ouders hun kinderen voor het gehele leven kunnen meegeven, behoren de voornamen. Zij kunnen uit liefde of piĂŤteit iemand ver-
noemen naar een grootouder en wensen dat iets van de persoonlijkheid van de vernoemde zal overgaan op de naar hem of haar genoemde jonggeborene; zij kunnen een naam louter Taalbeschouwing 6
geven, omdat ze deze mooi vinden of omdat er een wens ten aanzien van de toekomst van het kind in verscholen ligt. Hoe dan ook, niemand staat er onverschillig tegenover, zeker niet de drager van de voornaam, omdat deze een nog persoonlijker bezit is dan zijn familienaam, die pas betrekkelijk laat de belangrijkste is geworden in het maatschappelijk verkeer. Wel zijn er meer familienamen dan voornamen, maar de eerste kan men niet kiezen, terwijl er ten aanzien van de voornamen veel vrijheid bestaat sinds de nieuwe wet van 1987 bepaalt dat de ambtenaar van de Burgerlijke Stand slechts namen weigert die ongepast zijn, of die overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Hoewel vroeger die vrijheid nog enigszins beperkt werd door de wet van 11 germinal XI (1 april 1803), een Franse wet dus, die slechts namen toeliet voorkomende in de verschillende (heiligen)kalenders en van personen, bekend uit de oude geschiedenis, dus de Griekse en de Romeinse, terwijl hieraan in 1815 de van oudsher in ons land in gebruik zijnde namen werden toegevoegd en ook afleidingen daarvan. (…) We kunnen onze voornamen in twee grote groepen indelen: de Germaanse namen en de vreemde namen, in de loop van de tijd geïmporteerd. Verreweg het grootste deel van de Germaanse namen bestond oorspronkelijk uit twee elementen, naamstammen (b.v. Wil-helm). Aanvankelijk zullen deze twee stammen samen een zinvol geheel hebben opgeleverd, maar later werden vaak nieuwe namen gevormd door helften van verschillende namen bijeen te voegen (een deel van de naam van de vader en een deel van die van de moeder) die samen niets betekenden (Wil + helm = wil + helm). Al van de oudste tijden af komen dergelijke betekenisloze combinaties voor. Dikwijls wordt daarom bij Germaanse namen slechts de betekenis van de twee elementen gegeven: de lezer mag desnoods trachten daaruit een zinvol geheel af te leiden. Het principe van de tweestammigheid is niet alleen Germaans, maar Indogermaans, hetgeen dus wil zeggen dat we het in verwante taalgroepen ook aantreffen: in het Oudindisch, de Slavische talen, het Grieks, de Keltische talen enzovoort. Veel van de Germaanse namen zijn in de loop der eeuwen verkort; men denke aan de vaak vrijwel onherkenbare Friese namen. We spreken van eenstammige verkorting, indien een deer beide stammen geheel weggevallen is (bijvoorbeeld Bert uit Albert); van tweestammige verkorting, wanneer beide stammen hun sporen in de verkorte vorm hebben achtergelaten (bijvoorbeeld Wim uit Wilhelm). De in de Germaanse namen gebruikte elementen hebben veelal betrekking op wapens (Gerhard), strijd (Kunigonde) en overwinning en eigenschappen die daarbij te pas komen, vaak metaforisch uitgedrukt in diernamen (Bernhard = beer + sterk). De vreemde namen zijn vooral met het christendom binnengekomen. Zijn het bijbelse, dan zijn ze voornamelijk Hebreeuws en Grieks. De Hebreeuwse bestaan vaak uit woordgroepen die betrekking hebben op God (Daniël = God spreekt recht); de Griekse zijn, zoals hierboven gezegd is, opgebouwd volgens het Indogermaanse principe van de tweestammigheid (Nicolaas = nico (overwinnaar) + laos (volk). Bij de Romeinse is dit niet het geval. Deze bereikten hun toppunt van nuchterheid, toen men de kinderen ging nummeren: Primus, Secundus, Tertius, Quartus, Quintus, Sextus, enz. Vreemde invloeden zijn bij ons in alle tijden merkbaar geweest; reeds in de middeleeuwse literatuur met namen als Olivier en Parcifal. Ook film- en tv-sterren dragen bij tot de import van namen, vooral van Angelsaksische en Keltische oorsprong. Ook voor politici (Winston, Franklin), ruimtevaarders (Glenn, Yoeri) en zelfs voor wielrenners (Fausto) uit men zijn bewondering in de naamgeving. (…) We komen door de moderne communicatiemiddelen, de literatuur, de film enzovoort dagelijks met zoveel vreemde namen in aanraking, dat ze ook tot onze passief beheerste woordenschat behoren. (Van der Schaar, J., Prisma Voornamen, Het Spectrum, 1964)
Wat bepaalt volgens dit artikel de keuze die mensen maken betreffende voornamen?
Taalbeschouwing 7
Wat weet je nu meer over de wetgeving betreffende voornamen in vergelijking met het artikel van Bart Beirlant?
Wat bedoelt men met tweestammigheid in de Germaanse naamgeving?
Welke verkortingssystemen bestaan er voor Germaanse voornamen? Geef ook een voorbeeld.
Naast de eigen Germaanse namen, bemerken we ook vreemde invloeden in de naamgeving. Som ze chronologisch op.
Welke oorzaken worden er daarvoor in de tekst gegeven?
Toepassingen Germaanse naamgeving: lees de hieronder vermelde vaak gebruikte Germaanse stammen en hun betekenis (h)er=leger / bald, boud=koen, stoutmoedig / diet=volk / fred=vrede, bescherming / gond=strijd / hild=strijd / rik=machtig / ul(d)=erfgrond / walt=heersen, heerser / wig=strijd / win=vriend Taalbeschouwing 8
Verklaar nu volgende Germaanse namen: Boudewijn Diederik Dieter Erwin Frederik Herman Herwig Hildegonde Manfred Ulrike Walter Winifred
In uitdrukkingen komen vaak namen voor. Vul de juiste naam in en geef de betekenis van de uitdrukking: dat mag … weten nieuwsgierig … … en alleman wijntje en … … met de pet een brave … een ongelovige … … Modaal de ware … Taalbeschouwing 9
… Rap en zijn maat een kuise … … hagel magere … de grote … uithangen een dolle … voor … Snot staan
Taalbeschouwing 10
Middelnederlands De literaire teksten die we in het eerste semester lezen, zijn geschreven in het Middelnederlands. Het Middelnederlands is de tweede fase in de ontwikkeling van het Nederlands (na het Oudnederlands) en werd gesproken tussen 1100 en 1500.
Man over Woord Hoe kunnen we weten hoe het Nederlands vroeger klonk? Er zijn toch geen opnames? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Tot wanneer zouden ze ons in het verleden verstaan? ______________________________________________________________________________ Welke verschillen met de standaardtaal zijn er toch rond 1500 ______________________________________________________________________________ Wat zijn de kenmerken van het Nederlands in het jaar 1000? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe klonk het Nederlands in het jaar 500? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 11
OLC Module: Voornamen Opdracht 1 De Nederlandse voornamenbank Wat kan je allemaal vinden in deze databank? Noteer alvast 3 mogelijkheden. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke namen zijn helemaal passĂŠ (voor jongens en meisjes)? ______________________________________________________________________________ Welke dingen kunnen onderzoekers te weten komen uit deze data? ______________________________________________________________________________ Welke invloeden ondergaan we wanneer we een naam kiezen voor onze kinderen? Geef er 2. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Betekenis van je eigen voornaam Noteer hieronder wat je naam betekent en uit welke taal of talen hij afkomstig is. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 12
Opdracht 2 Hoeveel Belgen dragen er momenteel jouw naam? ________________________________ Schets hieronder de grafiek van de populariteit van jouw voornaam
1920
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
Opdracht 3 Gebruik de website van Kind & Gezin hieronder en ga op zoek naar en noteer: de top 5 van meisjesnamen het voorbije jaar in Vlaanderen _________________________ _________________________ _________________________ _________________________ _________________________ de top 5 van jongensnamen het voorbije jaar in Vlaanderen _________________________ _________________________ Taalbeschouwing 13
_________________________ _________________________ _________________________ Vergelijk deze lijsten met de top 10 van jongens- en meisjesnamen 10 jaar geleden . Selecteer daarvoor onderaan 2001 - 2002. Formuleer twee conclusies op je invulsjabloon. Conclusie 1 ___________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Conclusie 2 ___________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Opdracht 4 Hoe verschilt de top 5 van motieven voor jongensnamen van die van de meisjesnamen? ______________________________________________________________________________ Hoe kun je die verschillen verklaren? ______________________________________________________________________________ Welk motief hadden jouw ouders om jouw naam te kiezen? ______________________________________________________________________________ Ken je voorbeelden van mensen uit je omgeving die naar een beroemdheid vernoemd zijn? Zo ja naar wie? ______________________________________________________________________________ Wat vind je zelf het belangrijkste motief? Leg uit. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 14
Opdracht 5 Lees op de site van de stad Leuven de regels voor naamgeving in BelgiĂŤ. Verzin vijf verschillende soorten voornamen die de Burgerlijke Stand om telkens een andere reden waarschijnlijk zal weigeren. Vermeld ook de reden waarom de naam zal geweigerd worden in je antwoord; _________________________ omdat _________________________ omdat _________________________ omdat _________________________ omdat _________________________ omdat
Opdracht 6 Ga hieronder na hoeveel baby's vorig jaar in BelgiĂŤ ook jouw voornaam kregen? Gebruik hiervoor de zoekoptie 'Ik heb een voornaam en wil weten hoe populair die is'. _____________________________________________________________________________ Bekijk hoe dat voor de naam van je vader en moeder is. Wat kun je daaruit besluiten? _____________________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________ Besluit: ______________________________________________________________________
Taalbeschouwing 15
Familienamen Luister naar dit komische liedje van Willem Vermandere
Voilà c'est ça. (fragment)
't Is mijn keppe zei Steppe, 't Is een trutte zei Delputte Een kalle zei Vandewalle, 't Is mijn lief zei Yves 't Is een kloeke zei Broucke, Een klinke zei Vincke Een tange zei Delanghe, Z'is zot zei Verlodt Z'is wijs zei Seys, Z'is preus zei Degeus Nen droom zei Doom, Nen bijou zei Madou 'k Ga naar huis zei Versluys, Naar mijn kot zei Desodt Naar mijn kooie zei Verhooye, Naar mijne nest zei Verkest. Al die zever zei Dewever, Dat krakeel zei Rosseel Dat gejank zei Verbanck, Dat lawaai zei Vanderstaey 't Is dat bier zei Casier, 't Is die rook zei Vandeloock Die gitare zei Simpelaere, Die klarinet zei Desmedt Die trompette zei Cornette, Dien tamboer zei Delcour Ie zeingt vals zei Spitaels Tedju zei Becue, Miljaar zei Gerard Verdomme zei Vantomme, 't Is 't een en 't andere zei Vermandere. (Willem Vermandere)
Taalbeschouwing 16
Geschiedenis Lees de volgende tekst en beantwoord de erna volgende vragen. Gebruik een fluostift om de belangrijkste elementen te onderstrepen. Blonde Jan wordt Jan De Witte Het begint allemaal zo rond 1200, want tot die tijd hadden mensen – bij ons althans – slechts één naam: een voornaam. Omdat ze over het algemeen in kleine gemeenschappen leefden, zorgde dat niet echt voor verwarring. Maar omstreeks 1200 begon de maatschappij sterk te veranderen: de leefgemeenschappen werden groter, waardoor ook de nood aan onderscheiding groeide. Magda Devos: “België was in die tijd al vrij dicht bevolkt. Officieel was er nog geen sprake van familienamen, maar officieus raakten die wel geleidelijk aan in zwang. Wanneer er meer dan één Jan in een dorp woonde, kregen die allemaal een bijnaam, vaak gebaseerd op uiterlijke kenmerken. De blonde Jan werd dan bijvoorbeeld ‘Jan De Witte’ en de lange Jan ‘Jan De Grote’. Ook mijn naam, Devos, verwijst vermoedelijk naar een uiterlijk kenmerk. Ik heb zelf rode haren, en je moet er maar eens op letten in hoeveel families Devos er roodharigen vookomen. Een tweede mogelijkheid is natuurlijk een verwijzing naar het karakter van de persoon in kwestie: een sluw, geslepen iemand. Soms verwezen namen naar de plaats van herkomst: dat is duidelijk zo in namen als Van Gent, Van Brussel, Van Lo enzovoort. Maar ook een naam als Vereecken, bijvoorbeeld, verwijst naar een plaats en betekent letterlijk van het eikenbos. En dan heb je nog de beroepen – De Smet, ‘de smid’ - en de afgeleiden van voornamen: Peeters, ‘de zoon van Peter’, is een klassiek voorbeeld. In elk geval: in die begintijd stierven bijnamen af op het moment dat de drager ervan doodging. Maar omdat de bevolking bleef aangroeien, werden ze geleidelijk aan erfelijk. Pas in 1794 werd de burgerlijke stand officieel ingevoerd door Napoleon Bonaparte: vanaf dat moment moest elk kind dat geboren werd de familienaam van de vader dragen.” Waarom Vlaamse namen gewoner zijn dan Nederlandse Het is op zijn minst vreemd te noemen dat de familienamen in Vlaanderen en Nederland, waar toch dezelfde taal gesproken wordt, zo sterk verschillen. En daarbij kunnen we niet ontkennen dat de Vlaamse namen doorgaans braver en ernstiger – en misschien ook saaier - klinken dan de Nederlandse. Het verhaal gaat dat de Nederlanders geen geloof hechtten aan het feit dat Napoleon de naamgeving officieel wilde invoeren, en dat velen zomaar ter plekke iets geks verzonnen. Generaties later zijn hun nazaten hen daar nog steeds ‘dankbaar’ voor… Maar het verhaal is natuurlijk iets complexer. Magda Devos: “Bij ons was de invoering van de burgerlijke stand niet zo’n probleem: de meeste mensen hadden al generaties lang een officieuze familienaam. Maar Nederland was in die tijd lang niet zo dichtbevolkt als België, en heel wat mensen hadden de nood aan zo’n familienaam nog niet aan den lijve ondervonden. Toen zij enkele jaren later – in 1804 – ook verplicht werden zich te registreren met familienaam, moest vaak snel-snel nog iets verzonnen worden. Sommigen kozen meteen een ernstige naam, anderen verzonnen zomaar iets. Je mag de Nederlandse naamgeving ook niet los zien van de Joodse gemeenschap daar. Joden kenden al eeuwenlang de traditie om kinderen de naam van de moeder te geven, en dan was daar ineens die wet die hen verplichtte de naam van de vader op te geven. Uit protest hebben zij toen de gekste namen verzonnen. Om de draak te steken met de nieuwe wet, inderdaad. En zo krijg je namen als ‘Naaktgeboren’, ‘Citroen’, en meer van die dingen. Uit: ‘Elke naam heeft zijn eigen verhaal’, Libelle. in zwang raken: in gebruik officieus: niet officieel; half-ambtelijk
Schets de groei van de familienaam in Vlaanderen ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke soorten familienamen ontstonden er? Taalbeschouwing 17
______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe komt het dat er in Nederland zoveel bijzondere familienamen zoals Citroen, Naaktgeboren zijn? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Man bijt hond Maar ook in Vlaanderen zitten mensen met een ‘vreemde’ familienaam opgezadeld. Kijk maar naar deze bijdrage in ‘Man bijt hond’. Hoeveel kost een naamsverandering? ___________________________________________ Hoe staan deze mensen tegenover hun vreemde naam? ___________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Oefeningen 1. De volgende lijst illustreert de meeste courante categorieën die in familienamen te vinden zijn. Benoem ze. Florizoone, Willems, Serclaes: __________________________________________________ De Backer, De Scheerder, Temmerman: _________________________________________ Brusselmans, Van Damme, Uitterhoeven, Vermeersch: ___________________________ Bruynooghe, De Wilde, De Slegte: _______________________________________________ 2. Noteer bij de volgende namen tot welke categorie ze behoren. Taalbeschouwing 18
Bruggeman, De Pelsmaecker, De Geselle, Decorte, Defraye, De grijse, Deweerde, ______________________________________________________________________________ Frans, Geerts, Guldemond, Hansen, MariĂŤn, Servranckx, Slachmuylder, Smits, ______________________________________________________________________________ Suyckerbuyck, Van de Capelle, Vandevoorde, Verlinde, Westerlinck. ______________________________________________________________________________
Eponiemen 3. Verbind de linker- met de rechterkolom Coppieters
Kind van Hugo
Decuyper
Een grijsharige
Demuynck
Kind van Elisabeth
Grijspeerdt
Kind van Jacob-Pieter
Huygens
Een vatenmaker
Sanders
Een monnik
Verellen
Kind van Alexander
Beelen
Beeldhouwer
Calcoen
Bloedverwant
Cloet
Gerechtelijk ambtenaar
Cremer
Hoefsmid
De Maeght
Iemand die wielen maakt
De Maerschalck
Iemand die woont bij een open plek in het bos
De Reeper
Iemand die woont bij een moeras of drassig stuk grond
De Praeter
Kind van Isabelle
De Belder
Kleermaker
Naaktgeboren
Naam gegeven aan een vondeling
Rademaekers
Persoon afkomstig uit Ricquebourg
Rijckeboer
Scheldnaam voor een sukkel
Schoutteet
Stalknecht
Schreurs
Touwslager
Van Laere
Weideopzichter,boswachter
Vandenbroecke
winkelier Taalbeschouwing 19
4. Welke familienamen passen niet in het rijtje en waarom? Maaykens/Verellen/Lissens/Roels _______________________________________________ Einhand/CaluwĂŠ/Mulder/Lankhaar______________________________________________ Stevens/Dierickx/Brusselmans/Janssens _________________________________________ Van de Ven/Ceustermans/Hoppenbrouwers/De Weerdt ____________________________ Adriaenssen/MariĂŤn/Janssen/Michielsen _________________________________________ Portael/Trap/Claessen/Verbrugge _______________________________________________
Jongens en Wetenschap: Verspreiding familienamen Wie verstrekt de gegevens voor het onderzoek naar de spreiding van familienamen? ______________________________________________________________________________ Welke factoren leiden ertoe dat sommige familienamen uitsterven? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Komen er ook nieuwe namen bij? Hoe? ______________________________________________________________________________ Welke regels voor naamsverandering worden vermeld? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Mensen met dezelfde familienaam zijn niet altijd familie. Hoe komt dit? ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 20
OLC Onomastiek deel 2: Familienamen Opdracht 1: Verspreiding van je familienaam Zoek de verspreiding op van je eigen familienaam en die van je moeder. Noteer steeds het aantal. eigen naam: ___________________________________________________________________ naam moeder: _________________________________________________________________ In welke regioâ&#x20AC;&#x2122;s is de concentratie het hoogst? Kan je dit verklaren? regioâ&#x20AC;&#x2122;s:________________________________________________________________________ verklaring? ___________________________________________________________________
Zoek een familienaam die zeer frequent (>20000) voorkomt. ______________________________________________________________________________ Zoek een familienaam die bijna niet (<10) voorkomt.
Taalbeschouwing 21
______________________________________________________________________________
Opdracht 2: Opzoeken! Ga op zoek naar de betekenis van je familienaam. verklaring: ____________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ PS: Ook hiervoor heb ik een naslagwerk dat je kan raadplegen wanneer je twijfelt of je naam niet vindt in de lijsten.
Opdracht 3: Man bijt hond â&#x20AC;&#x2DC;Vreemde familienamenâ&#x20AC;&#x2122; Stel dat Eddy Poep toch niet zo tevreden was met zijn naam. Zou hij dan zijn naam
kunnen veranderen? Mag hij zijn naam veranderen? Waarom (niet)? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoeveel zal dat kosten? ________________________________________________________ Hoe lang zal de procedure duren? Wat zijn de gevolgen voor zijn bestaande 2 kinderen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Taalbeschouwing 22
Toen de dieren nog spraken In Reinaert de vos kom je allemaal sprekende dieren tegen. Dat lijkt wel heel vergezocht. Maar dieren communiceren toch wel. Is dat dan een taal? We zoeken het uit … Welk werkwoord gebruik je voor de communicatiegeluiden van de volgende dieren: nijlpaarden: ___________________________________________________________________ olifanten: _____________________________________________________________________ apen: _________________________________________________________________________ dolfijnen: _____________________________________________________________________ walvissen: ____________________________________________________________________ Is dit een taal? Waarom (niet)? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Mogen we verwachten dat in de toekomst de chimpansee zal beginnen spreken? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke verschillen zijn er met de mens waardoor wij kunnen spreken? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe is de evolutie van het menselijke ‘spreken’ verlopen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 23
Onomastiek Toponymie (plaatsnaamkunde) 1 Toponymische sagen
1. Antwerpen Geef een synoniem voor toponymische sage: ______________________________________ Wat is de sage en de wetenschappelijke verklaring van ‘Antwerpen’’? sage: _________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ toponymische verklaring: _______________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
2. Interview Paul Kempeneers Welke definitie van toponymie wordt er gegeven? _________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke andere wetenschappen hebben baat bij de toponymie? ______________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de eerste stap in zijn werkwijze? Waarom is dit nodig?______________________ ______________________________________________________________________________ Wat is 'De tafel van de Heilige Geest' en waarom is ze belangrijk in het toponymisch onderzoek? ____________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de tweede stap in zijn onderzoek? _________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de betekenis van ‘Landen’? Met welke andere stad vertoont deze naam veel geTaalbeschouwing 24
lijkenis? ______________________________________________________________________________ Wat betekent Roeferdinge? _____________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Wat betekent Zoutleeuw? ______________________________________________________ ______________________________________________________________________________
3. Straatnamen: het Strontstraatje Welke 2 verklaringen worden er gegeven voor deze bijnaam van de St-Katharinastraat in Tienen? ____________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waar komt de officiële benaming ‘St-Katharinastraat’ vandaan? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
2 Quiz deel 1 De rivier de Ijzer is _______oud en is afkomstig van het _______________________ volk. Hij bevat volgende elementen ____________________ die ___________________________ betekenen. Leuven is vernoemd naar het laaste deel van de rivier de _______________, wat ___________________ betekent in het _________________________. Waar komt de naam ‘Lovenjoel’ vandaan en wat is de betekenis? ___________________ _____________________________________________________________________________ . De uitgang -eke zoals in Denderwindeke, Kemzeke en Moerzeke betekent ____________ __________________, zoals ook in Kontich wat _____________________________betekent.
Taalbeschouwing 25
3 Geschiedenis Keltische bestanddelen vinden we terug in namen van ____________ en van ______________plaatsen. Bijvoorbeeld de riviernaam Maas betekent ________ en Ijzer __________. Ook een plaatsnaam als Gent is Keltisch en betekent ________________ van de Leie in de Schelde. Nadien kwamen de Romeinen en hun overheersing heeft 4 tot 5 eeuwen geduurd en liet heel wat sporen na in onze plaatsnamen. vicus: __________________________________________________ zoals in _______________ castellum: _______________________________________________ zoals in _____________ castrum: _________________________________________________ zoals in ____________ trajectum: ________________________________________ zoals in ____________________ -anum of –acum: _____________________________ zoals in _________________________ Toen de Romeinen verslagen waren door de Germanen vestigden zich in onze stre ken Germaanse stammen zoals de Franken en de Saksen. Onze meeste plaatsnamen zijn voornamelijk van Frankische oorsprong. -gem, -kum en –kom gaat terug op _____ en betekent_____________zoals in ________ . -zele of –sel gaat terug op _________ en betekent _________________ zoals in _________. -tün is Saksisch en betekende oorspronkelijk ____________ en later ______ zoals in ____________. Ook al was de christelijke invloed aanvankelijk beperkt, toch zijn er ook voorbeelden van te vinden zoals __________________ dat ___________________ betekent en bijvoor beeld in de plaatsnaam _______________________ te vinden is. Ook verwijzingen naar kerken en kapelletjes is voor de hand liggend zoals in _________________. En patroonheiligen worden ook vaak vernoemd zoals in ____________________________ Taalbeschouwing 26
4 Bestanddelen Raadpleeg de website en ga op zoek naar de betekenis van de volgende bestanddelen. Zorg ervoor dat je ze noteert en studeert: aard __________________________________________________________________________ (i)acum ______________________________________________________________________ broek _________________________________________________________________________ burg __________________________________________________________________________ donk _________________________________________________________________________ gem __________________________________________________________________________ hout __________________________________________________________________________ laar __________________________________________________________________________ lo, le, el _______________________________________________________________________ meer _________________________________________________________________________ muide ________________________________________________________________________ munster ______________________________________________________________________ rode __________________________________________________________________________ sel ___________________________________________________________________________ voorde ________________________________________________________________________ waes _________________________________________________________________________ Welke toponiemen gaan schuil achter volgende verklaringen? Google Maps helpt je! Prov. Oost-Vlaanderen, weg van Gent naar Brugge (niet de autostrade!): zoals blijkt uit de naam samengesteld uit 'eik' en een van de oudste woudbenamingen (beboste hoogte) was deze plaats oorspronkelijk een hoogvlakte met eiken. ______________________________________________________________________________ Prov. Limburg, bij Hasselt; 'hout' wijst hier op de omgeving van dennenbossen. ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 27
Prov. Antwerpen, bij Lier; betekent 'versterkte burcht'; was gelegen aan een Romeinse heirbaan. ______________________________________________________________________________ Prov. Brabant, weg van Aarschot naar Diest; op een spitse heuvel gelegen. ______________________________________________________________________________ Prov. West-Vlaanderen, weg van Brugge naar Ieper; een wisselvorm van de naam van de Kempische hoofdstad; beide toponiemen betekenen 'turfwoud'. ______________________________________________________________________________
5 Quiz deel 2 Welke plaatsnamen bevatten een suffix dat ‘heuvel’ betekent? _____________________ ______________________________________________________________________________ Welke niet? ___________________________________________________________________ Wat zou hun suffix betekenen?__________________________________________________ Met welke bestanddelen worden in toponiemen verwijzingen naar ‘bos’ gedaan? ______________________ zoals in _________________________________________________ Het bestanddeel ‘leeuw’ betekent ________________________ zoals in ________________ Wat betekent hun suffix? _______________________________________________________ De betekenis ‘zaal’ zit in volgende bestanddelen____________zoals in _______________ Wat is de langste plaatsnaam ter wereld? Noteer de landen top-3 en de lengte.
6 Plaatsnamen verklaren Met de kennis die je nu opgedaan hebt moet je in staat zijn enkele van de volgende plaatsnamen toponymisch te verklaren. · Aarsele______________________ . Aarschot ______________________ · Bazel (Barsela) ______________________ · Boekhout ______________________ · Bosvoorde (vroeger: Boudesfort; Baldo=persoonsnaam) ______________________ Taalbeschouwing 28
· Breda______________________ · Breendonk______________________ · Buggenhout ('buggen=beuken) ______________________ · Denderleeuw______________________ . Diskmuide______________________ · Eekhout ______________________ · Ertvelde (vroeger: Artevelde) ______________________ · Geluwe ______________________ · Hasselt ______________________ · Heist-op-de-Berg ______________________ · Hoeilaart (Holar) ______________________ · Lotenhulle (vroeger: Loo ten Hulle) ______________________ · Meerhout ______________________ · Watermaal -Bosvoorde______________________ · Westkapelle (vroeger: Wascapella) ______________________ · Zwijndrecht ______________________
7. Spotnamen Wat is de spotnaam van de inwoners van: Oudenaarde ___________________________________________________________________ Mechelen _____________________________________________________________________ Aalst _________________________________________________________________________ Geraardsbergen _______________________________________________________________ Blankenberge _________________________________________________________________ Brugge _______________________________________________________________________ Gent _________________________________________________________________________ Veurne _______________________________________________________________________ Brussel ______________________________________________________________________ Lier __________________________________________________________________________
8. Quiz deel 3 Het bestanddeel donk is verwant met _______________ , ____________________ en ______________________ wat verwijst naar ____________________________zoals in ____ Taalbeschouwing 29
Etymologie 1. Tien voor taal: de etymologische ronde Wat is de juiste etymologische verklaring van de volgende woorden en uitdrukkingen? a. Mennegat
Boeren moeten met paard en wagen naar hun bouwland kunnen rijden om de oogst te kunnen vervoeren. Mennen betekent oogsten. Mennegat is een landweg die naar de achterliggende akker loopt.
Brabants voor pisoir; immers oorspronkelijk een gat in de vloer waarin mannen urineren.
Iemand die vroeger koetsier wilde worden, kreeg zijn opleiding in een manege: hij leerde daar paarden mennen. Vandaar de verbastering van manege tot mennegat.
b. Zand erover
In bruine cafés strooit men zand op de vloer. Dit kan de gemorste drank (voornamelijk bier) absorberen zodat het geen kleddertroep wordt.
Een graf wordt afgedekt met zand; over de doden niets dan goeds.
Als men vroeger een brief had geschreven, strooide men er fijn zand over om de inkt te laten drogen; je kon dan niets meer aan de brief veranderen.
2. Man over woord: ‘Hangmat’ Noteer de oorsprong en evolutie van dit woord: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
3. Influenza Lees de onderstaande tekst en doe de volgende opdrachten: a. Wat is de belangrijkste boodschap die je in de tekst aantreft?
b. Vul het schema aan dat je na de tekst vindt.
Influenza Taal verandert, maar minder snel dan de werkelijkheid. In taal vindt men zodoende veel dat op een vroeger wereldbeeld teruggaat. Zo zeggen we dat de zon opkomt en ondergaat, daarmee suggererend dat onze werkelijkheid nog altijd een precopernicaanse is. Toch weten we al eeuwen dat de zon niet om de aarde draait. In een Bulkboek dat in 1984 door Utrechtse mediëvisten samengesteld is en waarin onder de titel Vensters naar vroeger eenentwintig schoolvakken in middeleeuws perspectief geplaatst zijn, trof ik meer van dit soort voorbeelden aan. Onder het hoofd "biologie" wordt een middeleeuws dierkundeboek, het Bestiarium, geciteerd. Daarin staat onder meer dat welpen van een beer ter wereld komen als vormeloze klompjes behaard vlees, die de moeder door dagenlang likken in de juiste vorm modelleert. Vandaar dat Taalbeschouwing 30
wij een onbeschaafd, onbehouwen individu een ongelikte beer noemen. In hetzelfde Bestiarium leest men dat geen vogel mooier zingt dan de zwaan en deze zingt op zijn mooist als hij weet dat zijn laatste uur geslagen heeft. Zo komen wij aan het woord zwanenzang. Krokodillentranen, tranen van gehuichelde smart of geveinsd berouw, gaan eveneens terug op de middeleeuwen. Van de krokodil dacht men dat hij, na het verslinden van zijn prooi grote tranen huilde. Niet alleen uitdrukkingen maar ook woorden zijn vaak een weerspiegeling van een vroeger wereldbeeld. Een fraai voorbeeld is het woord oriënteren, een afleiding van oriënt, het oosten. Er zijn meerdere verklaringen geopperd voor het belang dat klaarblijkelijk aan het oosten toegekend werd. De simpelste is dat daar "de zon opkomt" en dat daarom die windstreek als een vast oriëntatiepunt gezien werd. Dat is in mijn ogen nogal onwaarschijnlijk. In een landstreek die men niet kent, en zeker in het open veld, weet men na enig dwalen niet meer waar de zon opgekomen is. Overigens heeft het opkomen van de zon wel een benaming opgeleverd. In het Frans noemt men de opgaande zon le soleil levant. Een andere verklaring voor het belang van het oosten heeft men wel gezocht in de bijbel. Jeruzalem, dat naar men dacht het middelpunt van de aarde vormde, en de overige plaatsen van het Heilig Land liggen in het oosten. Daarom zijn katholieke kerken gebouwd met hun lengteas in die richting. Dit verschijnsel heet oriëntatie van hier naar onze gewone betekenissen is slechts een stap. De verklaring die in het Bulkboek gegeven wordt, gaat eveneens terug op de bijbel. maar is veel leuker. In het oosten lag het aards paradijs, waaruit de mensen bij de zondeval verdreven zijn. Vanwege dit paradijs was het oosten voor middeleeuwers belangrijker dan enige andere windstreek. Vandaar dat hun wereldkaarten "georiënteerd" zijn: de bovenkant van zo’n kaart geeft het oosten aan en niet zoals bij ons het noorden. Niet alleen de vroege middeleeuwen hebben hun sporen nagelaten. Van iets later stamt de uitdrukking een blauwe maandag. W.G. klooster heeft in zijn rede bij de opening van de nieuwe behuizing van de Amsterdamse letterenfaculteit de verklaring gezocht in een vroegere bijbetekenis van blauw, namelijk onbeduidend. Dit lijkt me niet geheel correct. Een blauwe maandag was immers geen onbelangrijke, maar een vrije dag. De oorsprong moet gezocht worden in de tijd dat wol nog blauw geverfd werd met wede. Daarvoor moest het weefsel gedurende lange tijd in een bad ondergedompeld liggen - dit gebeurde op een dag dat men niet mocht werken, de zondag, en vervolgens even lang aan de lucht blootgesteld worden. Dit was op maandag, waarop er dus evenmin gewerkt kon worden. Elke tijd heeft zijn eigen ideeën : deze worden uitgedrukt in taal en blijven zodoende, impliciet, nog lang bewaard. Via taal hebben onze voorgangers nog invloed op ons, ook al zijn we ons dat zelden bewust. Immers, wie realiseert zich dat als hij griep heeft, hij aan een invloed, een influenza, lijdt ? Nog minder zijn wij er ons van bewust dat deze invloed vroeger aan hemellichamen werd toegeschreven.
Uit: C. Hamans, Over taal. ongelikte beer:_______________________________________________________________ Oorsprong: ____________________________________________________________________ zwanenzang: _________________________________________________________________ Oorsprong: ____________________________________________________________________ krokodillentranen: __________________________________________________________ Oorsprong: ____________________________________________________________________ oriënteren: __________________________________________________________________ Oorsprong: ____________________________________________________________________ blauwe maandag: ____________________________________________________________ Taalbeschouwing 31
Oorsprong: ____________________________________________________________________ influenza: ____________________________________________________________________ Oorsprong: ____________________________________________________________________
4. De etymologie van ‘etymologie’ Het woord etymologie duikt pas vanaf de 11de eeuw in het Frans op, vier eeuwen later volgen het Nederlands, Duits en Engels. Dit oorspronkelijke Griekse woord, dat via het Latijn in het Frans werd opgenomen, betekent “de leer van de “etumon” ofwel “de leer van het werkelijk ware”. De Griekse filosofen waren van mening dat je in elk woord het werkelijke wezen van het daardoor uitgedrukte begrip kon terugvinden. Deze wetenschap omvatte dus in de eerste plaats een zoektocht naar de ware aard der dingen. Uiteraard weten we nu dat dit slechts voor weinige woorden opgaat. Weet je welke? ______________________________________________________________________________ Pas in de 17de eeuw veranderde dit en begon men in deze studie zich toe te leggen op de historische oorsprong van een woord. Dat dit niet altijd even wetenschappelijk gebeurde bewijst de anekdote over de humanist Becanus u verteld door Pieter Embrechts in ‘Man over woord Welke stellingen gebruikte Becanus om het Antwerps de oertaal te vinden? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe kwam die taal van het aards paradijs in Antwerpen terecht? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ In de 19de eeuw werd de etymologie of woordafleidkunde een wetenschap die zich bezighield met de geschiedenis van de woorden op drie vlakken: hun klank, hun vorm en hun betekenis. Eind achttiende eeuw werd het Sanskriet bekend, de heilige taal van de Indiërs. Voordien beschouwden taalkundigen het Hebreeuws als de oertaal. Na jaren van wetenschappelijk onderzoek van het Sanskriet kwamen de geleerden tot een aantal klankwetten zodat men een beter beeld kreeg van de ontwikkeling van de Germaanse talen, waartoe ook het Nederlands behoort. Bovendien kon men nu de verwantschap van verschillende talen beter bestuderen. Taalbeschouwing 32
5. ‘De domme dief met een appel in zijn bakkes is vierduizend jaar oud.’ Man over woord: Interview met Marlies Philippa over ‘poepen’. Welke verschillen in betekenis blijken uit dit kleine onderzoekje tussen Vlaanderen en Nederland?
Vlaanderen: ___________________________________________________________________ Nederland: ____________________________________________________________________ Waar komt dit verschil in betekenis vandaan? Vlaanderen: ___________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Nederland: ____________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Lees op de volgende pagina het interview met Marlies Philippa. Na het interview volgen een aantal opdrachten.
6. Man over woord: ‘groggy Noteer de oorsprong en evolutie van dit woord: ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
7. Bronnen van de Nederlandse woordenschat Het huidige Nederlands bestaat enerzijds uit wat wij noemen de Germaanse erfwoordenschat, d.w.z. die woorden die uit het Oudnederfrankisch stammen en van oudsher verwant zijn met woorden in andere Germaanse talen en in veel gevallen ook met woorden in andere IndoGermaanse talen. Anderzijds dateert een groot deel van onze woordenschat van later tijden. Meestal zijn dat dan woorden, die in een latere ontwikkelingsfase aan andere talen werden Taalbeschouwing 33
Taalbeschouwing 34
Taalbeschouwing 35
Taalbeschouwing 36
Taalbeschouwing 37
Hou oud is het Nederlands? ____________________________________________________ Hoe weten we dat? _____________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Geef vier voorbeelden van in het Nederlands voorkomende woorden die eigenlijk nog veel ouder zijn: ________________________________________________________________ Wat zijn substraattalen? _______________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hoe weet je wanneer je met een substraatwoord te maken hebt? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Geef twee redenen waarom een bezettersvolk woorden van de lokale bevolking zou overnemen: reden 1 _______________________________________________________________________ reden 2 _______________________________________________________________________ Welk kordaat antwoord kan een etymoloog geven aan de mensen die vinden dat we momenteel veel te veel Engelse woorden overnemen in het Nederlands? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke 2 vormen van etymologie kunnen we onderscheiden? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welk verhaal zit er achter het woord â&#x20AC;&#x2DC;bestekâ&#x20AC;&#x2122;? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Taalbeschouwing 38
ontleend. In de eerste plaats ontleenden wij aan andere Indo-Germaanse talen. Het Latijn is daarbij een van de voornaamste bronnen. Woorden als kaas (Latijn caseus) dateren al van de periode van de Romeinse bezetting. Het gebruik van dergelijke woorden kan ofwel een aanwijzing zijn dat de Romeinse cultuur door de Germanen als superieur aan de hunne werd gevoeld, ofwel dat zij met de typisch Romeinse producten ook de daarbij horende namen importeerden. Met de komst van het christendom, met zijn Latijnse liturgie, werd de Latijnse invloed versterkt. En nog in de Middeleeuwen en ten tijde van het humanisme was Latijn de taal van geleerden, theologen, artsen en juristen. maar ook de schrijftaal van vele auteurs. Ondertussen mogen wij erop wijzen dat via het Latijn, dat sterk door het Grieks was beïnvloed, ook veel Griekse woorden binnenkwamen. Boter (van boutyrum) is daarvan een voorbeeld, maar ook kerk (van kuriakon). Een andere zeer belangrijke bron voor de uitbreiding van onze woordvoorraad was het Frans, eveneens op grond van cultureel overwicht. In het oudste ons bekende Nederlands is dit al het geval, maar ook veel later, tot vrijwel in onze tijd, vond men het chic om wat Frans te spreken. Omdat het Frans een Romaanse taal is, die vooral stoelt op het Latijn, zijn er in dit woordenboek nogal wat woorden aan te wijzen waarvan gezegd wordt dat zij aan het Frans zijn ontleend, maar die evengoed rechtstreeks uit het Latijn gekomen kunnen zijn. Het Latijn was immers een internationale taal waaruit Fransen, maar ook Nederlanders, gemakkelijk konden putten. Ook het Hoogduits. Engels. Italiaans en Spaans leverden, voornamelijk in de periode van cultureel overwicht, bijdragen aan onze taal. Ook werd ontleend aan talen van buiten de Indo-Germaanse familie. In de eerste plaats aan het Hebreeuws, dat op diverse manieren tot ons kwam. Via de bijbel, maar ook via het Bargoens, dat voor een deel rechtstreeks teruggaat op het Hebreeuws vergelijk beissie voor "dubbeltje", maar dat ook via Jiddisch en Rotwelsch (de Duitse dieventaal) op het Hebreeuws stoelt. Een andere Semitische bron is het Arabisch, dat een vrij aanzienlijk aantal woorden opleverde via middeleeuws Latijn of via Romaanse talen, vooral in de Middeleeuwen, toen de Arabische culturele invloed sterk was. Er is wat de etymologie van woorden van Semitische afkomst aangaat, sprake van verwaarlozing door de auteurs van Nederlandse etymologische woordenboeken. Dit kan een gevolg zijn van de ontdekking van en de gerichtheid op het IndoGermaanse taalsysteem, dat de aandacht in sterke mate heeft opgeëist, maar ook van de lange periode van Europacentrische geschiedbeschouwing. Het koloniale verleden heeft het Nederlands verrijkt met tal van woorden, die goeddeels uit het Maleis stammen. In de periode na 1945 heeft de exponentiële groei van de media, van het toerisme en van de toenemende handelscontacten grote aantallen vreemde woorden tot gemeengoed gemaakt. Uitheemse woorden krijgen een Nederlandse vorm, maar ook het oorspronkelijke Nederlands is in de loop der tijden veranderd en staat nog steeds aan verandering bloot, hoewel de invoering van de standaardschrijftaal dit veranderingsproces in sterke mate vertraagt. Uit Van Dale Etymologisch woordenboek
8. Pseudo-etymologie en volksetymologie a.
Pseudo-etymologie is de woordafleidkunde die men bedreef voor men op de hoogte was van de verwantschappen die er tussen de talen bestaan. Ook als men nu etymologie bedrijft zonder dat men gebruik maakt van die kennis en men enkel op zijn intuïtie afgeeft spreekt men van pseudo-etymologie. Het voorbeeld van het woord “godsvrucht” illustreert dit heel duidelijk. Waarom?
Taalbeschouwing 39
b. Volksetymologie heeft niks met etymologie te maken. Het is een bepaalde manier van woordvorming die ontstaan is wanneer men woorden die niet helemaal als normale Nederlandse woorden klinken, veranderd heeft totdat ze wel op gewone Nederlandse woorden leken. Er zijn drie soorten :
I. pure klankverandering zonder dat er een verband bestaat met de betekenis van het vervormde woord (Bijvoorbeeld ‘jakhals’ en ‘scheurbuik’);
II. klankverandering met een verband met de betekenis van het oorspronkelijke woord (hangmat, punaise-pinijzer, tulband);
III. geen klankverandering, maar wel een betekenisverandering (potig).
c. Even proberen? Tot welke soort behoren volgende woorden? - ‘rosbief’ uit het Engelse ‘roastbeef’;
- ‘biefstuk’ uit het Engelse ‘beefsteak’, het Engelse woord ‘steak’ betekent “geroosterd” of “gebakken”.
- ‘nachtmerrie, uit ‘nachtmare’, het tweede deel betekende “nachtspook, een nachtelijke kwelgeest;
- ‘wildbraad’, oorspronkelijk uit ‘braad’: zacht, week, vlees, had het niets met braden te maken (gaar maken door verhitting).
- halster (halsriem van paarden), uit het Middelnederlands ‘halfter’ of ‘halchter’
Taalbeschouwing 40
Naamgeving: handelsnamen And the winner is … Toen Dexia besloot van naam te veranderen kon je op voorhand je stem uitbrengen voor één van de vele voorstellen.
Naar welke naam gaat je voorkeur uit? Waarom? ______________________________________________________________________________ Welke naam zie je helemaal niet zitten? Waarom niet? ______________________________________________________________________________ Begrijp je de hoge score voor het voorstel ‘Bebank’? Taalbeschouwing 41
Bekijk het volgende nieuwsitem. Probeer 1 argument pro en 1 argument contra deze nieuwe merknaam te formuleren. pro: __________________________________________________________________________ contra:________________________________________________________________________
Dexio? (interview in Joos met Marc Michils, CEO van Saatchi & Saatchi) In het radio1-programma Joos werd de dag voordien een reclamemaker aan de tand gevoeld over de gevaren en voordelen die een nieuwe merknaam met zich meebrengt. Luister en noteer het antwoord op volgende vragen: a. Wat zijn de risico’s voor een naamsverandering? ______________________________________________________________________________ b. Waarom is het met Dexia wel verantwoord?____________________________________ ______________________________________________________________________________ c. Wat moet een goede merknaam hebben? _______________________________________ Uitzonderingen? _______________________________________________________________ d. Wat zijn geen goede ideeën? Waarom? _________________________________________ ______________________________________________________________________________ e. Wat moet een goede bankennaam bezitten? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ d. Wat vindt hij van ‘Bebank’? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Columnist Tom Naegels Kleren van de keizer zaterdag 03 maart 2012 Weet u hoe het bureau heet dat de naam 'Belfius' heeft bedacht? Remarkable. Dat is geen slechte naam voor een merkenbureau. Er zit 'merk' in, en het zegt wat het is: ze menen van zichzelf dat ze opmerkelijk zijn. Taalbeschouwing 42
Dat de naam zegt wat het is: dat is ook opmerkelijk. Dit is het bureau dat niet alleen 'Belfius' bedacht, maar ook 'Umicore', 'Cumerio' en 'Fintro'. Allemaal woorden die in geen enkele taal bestaan, op het eerste gehoor zelfs een beetje belachelijk klinken, maar waar dan 'waarden' bij worden verzonnen als 'speelsheid' of 'intimiteit' of 'een sauna en een frisse Martini'. En toch: als dat bureau voor zichzelf een naam moet kiezen, kiest het voor het doodgewone Remarkable. Het blijkt een algemeen verschijnsel te zijn. De naam 'Dexia' is bedacht door Bessis Marques. 'Marques' is Frans voor 'merken', en 'Bessis' is de achternaam van de baas. 'Ethias' en 'ING' werden gemunt door Minale Design Strategy, een bedrijf dat design en strategie verkoopt en genoemd is naar de oprichter, Marcello Minale. En 'Ageas' komt uit de koker van Famous. Niet 'Fameas', 'FLame-us' of 'FamoXio*'(waarbij de * staat voor verbeelding, creativiteit, en het onzegbare). De vraag dringt zich op: waarom doen die bureaus hun klanten namen aan, die ze om de dooie dood nooit voor zichzelf zouden kiezen? Waarom maken ze hen wijs dat succes valt of staat met een bizar neologisme dat in iedere taal moet bekken, en bovendien vanaf dag één de juiste onbewuste respons moet opwekken? In de echte wereld werkt het toch niet zo? Ons leven bulkt van de namen, en over de meeste is nauwelijks nagedacht, of we hebben ze zelf niet kunnen kiezen. Ik heet Tom Naegels. Ik heb geen idee welke 'waarden' die naam bij u oproept, maar de kans is groot dat uw associatie gebaseerd is op sommige teksten die ik geschreven heb, niet op de volle, uitnodigende kracht van de O, die uitloopt in de romige afdronk van de M, die staat voor genot, smaak en vaderlijke goedkeuring. In 'Naegels' leest u 'egels', kleine, schattige diertjes, en bij 'Na' denkt u spontaan aan gedachteloos geneurie tijdens een zomerse boswandeling, of aan het lied van De Smurfen. Mijn hele naam roept blijdschap en bescherming op! Nee, spreek me niet tegen. Het is een gevoel dat ik wel vaker heb als ik marketeers aan het woord hoor: dat er in hun kringen (en dus die van hun klanten) een parallelle werkelijkheid is ontstaan, gebaseerd op een te doorgedreven lezing van allerlei massapsychologische theorieën. Onlangs las ik in deze krant een verslag van een studiedag voor woordvoerders. Ze kregen de gebruikelijke humbo-jumbo te horen over het belang van kleding, kapsel en snedige taal, maar dan tot in het absurde doorgedacht. 'Mensen hebben maar drie seconden nodig om, op basis van een eerste indruk, een definitief oordeel te vellen', aldus een van de experts, die vervolgde met een kritiek op Servais Verherstraeten: (foto) 'Een man met een leuke stijl, die zijn gekleurde sjaaltjes op een hippe, hedendaagse manier knoopt. Maar zijn haar? Daar is iets aan dat niet klopt, dat is duidelijk niet mee geëvolueerd. En dat verstoort het ganse plaatje.' Het ganse plaatje, hoort u dat? Marketing en communicatie leren niet: kleed u een beetje netjes, en zorg dat u helder praat - de normale vuistregels die u en ik ook toepassen. Nee, het is de religieusorthodoxe versie ervan: u hebt drie seconden om een goede indruk te maken, anders vergaat de wereld. Als u zich geen 'Belfius' noemt maar een of andere belachelijke amateuristische naam bedenkt, die to-taal de verkeerde waarden weerspiegelt, ik zeg maar wat: 'Belfidus' bijvoorbeeld, met die debiele d, of 'Belfios', ocharme zeg, precies uit Jommeke: ja, dan moet u niet komen klagen. Vertrouw ons: wij kennen de mensen beter dan ze zichzelf kennen. De mens is gelijk een ijsberg. Alleen wij weten wat er onder 't water wriemelt. Terwijl ieder van ons, elk moment van elke dag in contact komt met mensen die niet perfect gekleed gaan. Mijn vrouw lacht nog altijd met de broek die ik aanhad op onze eerste date. En toch heeft zij niet na drie seconden gezegd: loser, ik ben weg, je had maar een cursus Marcom moeten volgen. Als er weer bespaard moet worden bij de bedrijven, misschien kan het personeel dan eens ontzien worden. Ik ken een afdeling waar gewéldig hard in kan worden gesneden. Tom Naegels
Woordenschat:
Taalbeschouwing 43
de kleren van de keizer: ________________________________________________________ neologisme: ___________________________________________________________________ bekken: _______________________________________________________________________ respons _______________________________________________________________________ bulken: _______________________________________________________________________ marketeers: ___________________________________________________________________ humbo-jumbo: _________________________________________________________________ marcom: ______________________________________________________________________ ergens in snijden (fig) __________________________________________________________ Inhoud: Wat moet een goede merknaam doen volgens Naegels? ____________________________ ______________________________________________________________________________ Wat is de kritiek die hij heeft op deze â&#x20AC;&#x2DC;businessâ&#x20AC;&#x2122;? _________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke afdeling bedoelt hij met die laatste regel denk je? __________________________
Taalbeschouwing 44
En toen ging het mis â&#x20AC;Ś Waarom werden deze merknamen beter in de prullenbak gegooid? Nigaz ________________________________________ Pajero _______________________________________ Chroma______________________________________ Heineken Masterbeer _________________________ Waar moet je dus als reclame- en marketingbedrijf rekening mee houden ? ____________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Beroemde merknamen en hun oorsprong Kies uit volgend lijstje: Starbucks, Nike, adidas, 3M, Amazon, Audi, Intel, Canon, Coca-Cola, Lego, VW, Sony, Saab, Pepsi, Nokia, Ikea.
Taalbeschouwing 45
Stichter Ingvar Kamprad werd in Elmtaryd Agunnard (Zweden) geboren. Genoemd naar aromatische blaadjes en noten die erin worden gebruikt. De naam komt van het Latijnse woord voor ‘Luister!’ en de 4 cirkels verwijzen naar de fusie met DKW, Horch en Wanderer De originele naam was de Minnesota Mining and Manufacturing Company. Een beetje lang … Adolf Dassler was de stichter van dit bedrijf. De Griekse godin van de overwinning schonk haar naam aan dit bedrijf. Een verkorting van ‘Integrated Electronics’ Het Deense ‘Leg Godt’ betekent ‘goed spelen’. Genoemd naar de Fins stad waar houtpulpbedrijf ook rubber begon te produceren. Genoemd naar een enzyme dat de spijsvertering bevordert. Een verkorting van Svenska Aeroplan Aktiebolaget (Zweeds Vliegtuig Bedrijf) Genoemd naar een personage uit Herman Melvilles roman ‘Moby Dick’. Genoemd naar de grootste rivier ter wereld omdat de stichter hoopte dat zijn bedrijf ook zo groot zou worden. Omdat het een wagen voor iedereen moest worden. Genoemd naar de Chinese bodhisattva van Groot Mededogen ‘Guanyin’. Genoemd naar het Latijnse woord voor ‘geluid’.
Tendensen: 1.
genoemd naar de naam van hun stichter: Guinness, Nestlé
2.
genoemd naar de naam van de vestingsplaats: Texaco, zelfs een huisnummer: 4711
3.
genoemd om een idee van kwaliteit weer te geven: Vitabis
4.
genoemd om sfeer uit te stralen: J’ai osé
5.
sommige fabrikanten geven per taalgebied een aangepaste namen om onaangename associaties te vermijden
6.
vaak gebruiken ze fonetische spelling, afkortingen of letterwoorden om zich internationaal te profileren: IBM, Adidas
7.
waarbij de oorspronkelijke betekenis verloren gaat: INNO
Taalbeschouwing 46
Bij welke categorie horen volgende namen? Tupperware: __________________________________________________________________ 3M ___________________________________________________________________________ Sano _________________________________________________________________________ Absorba ______________________________________________________________________ ESSO ________________________________________________________________________ Bass (pale ale bier) ____________________________________________________________ Knorr ________________________________________________________________________ Dunlop _______________________________________________________________________ Betterfood ____________________________________________________________________ Omega _______________________________________________________________________ Sunlight ______________________________________________________________________ Heinz ________________________________________________________________________ Chiquita ______________________________________________________________________ Peaudouce ____________________________________________________________________ BiFi __________________________________________________________________________ Phildar _______________________________________________________________________ Tipp-ex _______________________________________________________________________ Bio-tex _______________________________________________________________________ Q8 ___________________________________________________________________________ Tienen________________________________________________________________________
Onderzoek de naamgeving van enkele bieren, frisdranken, chips, kazen, automerken of parfums. Presenteer je resultaten aan de klas.
Taalbeschouwing 47
Merkverwatering Is er een naam voor het verschijnsel dat merknamen soortnamen worden, zoals bij luxaflex en maggi? Nee, voorzover wij weten bestaat hiervoor geen algemeen gangbare term. In vakkringen wordt wel het woord merkverwatering gebruikt, dat goed aangeeft wat merkhouders van deze ontwikkeling vinden. Merkhouders zijn over het algemeen niet blij als hun merknaam een soortnaam wordt; het woord kan dan ook voor slechtere (en goedkopere) producten gebruikt worden, wat afbreuk doet aan de reputatie van hun eigen product. Toch is het proces meestal moeilijk tegen te gaan; zeker als het gaat om woorden waar geen (goed) algemeen woord voor bestaat, zoals bij luxaflex en walkman. Een gelegenheidsaanduiding is generigram, waarin het bijvoeglijk naamwoord generisch of generiek ('algemeen, merkloos') zit. Het tweede deel van de samenstelling is het achtervoegsel -gram ('iets wat geschreven, geregistreerd e.d. is op de door het grondwoord genoemde wijze'). In de praktijk wordt dit woord echter weinig gebruikt. Het woord generoniem lijkt in opkomst te zijn. In het Engels zijn voor dit proces meerdere woorden in omloop; het gebruikelijkst is genericide, waar net als in generigram het woord generisch of generiek zit. Het achtervoegsel -cide betekent '-doder, -moord'; het komt ook voor in woorden als genocide en bactericide. In genericide past deze betekenis eigenlijk niet; iets als brandicide ('merkmoord') komt meer overeen met wat het woord moet uitdrukken. Naast genericide wordt ook genericization redelijk veel gebruikt. Een proces dat enigszins vergelijkbaar is met merkverwatering is het proces waarbij namen van personen 'gewone' woorden worden. Deze woorden worden eponiemen genoemd. Voorbeelden zijn sandwich (genoemd naar John Montagu, de vierde graaf van Sandwich), diesel (genoemd naar Rudolf Diesel, de uitvinder van de dieselmotor) en casanova (naar de achttiende-eeuwse Italiaanse avonturier Casanova). Afleidingen van merknamen vallen hier echter niet onder.
Kan je nog een aantal voorbeelden geven van â&#x20AC;&#x2DC;merkverwateringâ&#x20AC;&#x2122;? Je krijgt er alvast enkele als inspiratie: bic: balpen; pamper: luier; jeep: terreinwagen van Jeep; baxter: infuis ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 48
Lees de volgende tekst en beantwoord de erna gestelde vraag.
De eerste hooligan was een Ier. De ‘hooligans’ hebben op relatief korte tijd het Engelse voetbal in heel Europa (en daarbuiten) een zeer bedenkelijke reputatie meegegeven. In het licht van het vandalisme en van de criminele wandaden die naar aanleiding van sportmanifestaties aangericht zijn, moeten moderne Engelse woordenboeken hun definitie van het begrip ‘hooligan’ wellicht gaan aanpassen. Een bepaling als ‘een levendig, behoorlijk ruw maar niet noodzakelijk kwaadaardig of meestal niet misdadig type'’klinkt nogal onschuldig of zelfs enigszins sympathiserend. De naam ‘hooligan’ zou trouwens voortkomen van een soms vrij sympathiek voorgestelde Ierse familie die rond 1890 in het oude Londen woonde, in Southwark (waar Chaucer in de veertiende eeuw in de herberg ‘The Tabard’ de pelgrims ontmoette met wie hij op bedevaart naar Canterbury reed). Daar in Southwark stonden de Hooligans op het einde van de negentiende eeuw bekend als een familie die wist wat ‘joie de vivre’ was. Een lid van die familie, een man met de onvervalste Ierse voornaam Patrick zou het bijzonder bont hebben gemaakt,zo bont dat het helemaal niet meer prettig was. Patrick Hooligan stond aan het hoofd van een bende jonge mannen die heel inventief hun kost verdienden en die bereid waren tegen de geringste vergoeding allerhande linke streken uit te halen. Ze gapten het geld uit de zakken van voorbijgangers, en deinsden er niet voor terug neer te kloppen wie zich durfde verzetten. Patrick Hooligan werkte een tijd als uitsmijter in diverse etablissementen, tot hij eens ruzie kreeg met een politieman die hij doodsloeg en wiens lichaam hij op een vuilniswagen gooide. Dat luidde zijn einde in: hij ging achter de tralies, werd in de gevangenis ziek, en stierf korte tijd later.
1 Maak zelf een definitie van het begrip eponiem. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ 2 Welke soortnamen vinden hun oorsprong in de volgende gebeurtenissen?
Aboe Dja’far Mohammed ibn Moesa werd in 780 na Chr. geboren in Chwarizmi in Perzië. Hij werd een belangrijk wiskundige en kreeg de bijnaam ‘al Chwarizmi. Hij nam het decimaal stelsel over uit Voor-Indië en zijn boek “Opmerkingen van al Chwarizmi over de kunst van het rekenen met Indiase cijfers” kreeg in de 12de eeuw, in Latijnse vertaling bekendheid in Europa. Hierbij werd zijn bijnaam verbasterd. Het boek introduceerde in Europa het decimaal stelsel, de nul en de Arabische cijfers. ______________________________________________________________________________ De jongen die op 21.09.1756 in Ayr (Schotland) werd geboren, kreeg van zijn ouders de voornamen John Loudon. Op zijn 27ste werd hij ‘inspecteur der straatwegen’, en omdat de wegen zo slecht waren, begon hij op eigen kosten te experimenteren. Zijn conclusie was dat de wegen moesten worden verhard met verschillende lagen grof en fijn steenslag op een onderlaag van keien en breuksteen. Elke laag moest eest door het verkeer worden vastgereden, voordat een nieuwe laag werd gestart. De weg moest ook iets hoger liggen dan het land en van een afvoer voorzien zijn. In 1815 legde hij in de buurt van Bristol een proefweg van 150 mijl aan en in 1824 werd zijn systeem in Engeland algemeen geaccepteerd. ______________________________________________________________________________ Taalbeschouwing 49
Helen Porter Mitchell kwam met haar ouders van Melbourne (Australië) naar Europa, waar ze zangles nam. Na een huisconcert, waarbij ze optrad onder een pseudoniem dat afgeleid was van de naam van haar geboorteplaats, sloeg haar debuut in 1887 in de Munt in Brussel in als een bom. Tournees volgden en tijdens een van die tournees kreeg ze het aan de stok met Georges Auguste Escoffier, chef-kok van het Savoy-hotel in Londen. Voor een galasouper wilde de diva ‘pêche flambées’ als dessert, Escoffier wilde ijs serveren. Het compromis werd een nieuw gerecht. ______________________________________________________________________________ Hij werd op 14.11.1863 in Gent geboren, promoveerde tot doctor in de natuurwetenschappen, en trok in 1889 naar Amerika. Nadat hij zijn uitvinding van een fotografiepapier (patent en fabriek) in 1899 voor 1 miljoen dollar aan Eastman verkocht had, had hij de middelen en de tijd om zich met laboratoriumwerk bezig te houden. In het eerste decennium van de 20ste eeuw ontdekte hij dat een reactie van formaldehyde op fenol een harde kunststof gaf, die hitte- en vochtbestendig was en elektriciteit slecht geleidde. Hij noemde dit eerste volledig synthetische kunsthars naar zichzelf. ______________________________________________________________________________ Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de biochemie en bacteriologie. In 1866 ontdekte hij, bij een onderzoek naar de verzuring van wijn, dat de micro-organismen die daarvoor verantwoordelijk zijn, door verhitting worden gedood. Het door verhitting onschadelijk maken van bacteriën kreeg zijn naam. ______________________________________________________________________________ Vjatselav Michajlovitsj Skrjabin (09.03.1890) had meegedaan aan een bolsjevistische opstand en nam daarom een schuilnaam aan, die hij zijn verdere leven zou gebruiken. In 1917 speelde hij een rol in de Oktoberrevolutie, werd rechterhand van Stalin en leidde zuiveringen in de jaren dertig. Sinds mei 1939 was hij minister van Buitenlandse Zaken. In die functie ondertekende hij met zijn Duitse collega Von Ribbentrop een niet-aanvalsverdrag. Eind 1939 vielen de Russen Finland binnen. De Finnen verdedigden zich o.a. door primitieve brandbommen (flessen, gevuld met benzine, en met een geïmpregneerde lap als lont) te gooien naar de luchtroosters en de kijkspleten van de tanks. Hun ongenoegen uitten ze ook door de naam van die brandbommen. ______________________________________________________________________________ Hij werd geboren in een zeer rijke Etruskische familie en streefde geen politieke of militaire carrière na. Toch werd hij adviseur en vriend van Augustus, en werd o.a. belast met het toezicht op de culturele zaken in het Romeinse rijk. Jonge talenten ondersteunde hij op materieel vlak. ______________________________________________________________________________
Uitsmijter: Rowan Atkinson: Smut! De bekende acteur neemt ‘s morgens in de klas de absenties op. Een klas vol leerlingen met wel erg vreemde familienamen!
Taalbeschouwing 50
Vaardigheden
Vaardigheden 1
Vaardigheden 2
Vaardigheden 3
Vaardigheden 4
Vaardigheden 5
Vaardigheden 6
Vaardigheden 7
Vaardigheden 8
Vaardigheden 9
Naam: ………………………………………………………………………………………. Klas: ……….
Nr: …..
Luistertoets (met giscorrectie MC 3 opties- 0.5; MC 2 opties: -1 )
Noem uw kind geen Kevin 1 In welk land werd dit onderzoek uitgevoerd? A B
België Engeland
C
Duitsland
2 Welke associatie wordt met de naam Kevin in verband gebracht? A allochtoon B lage sociale afkomst C hooligan 3 Wanneer was de naam Kevin populair in Vlaanderen? A jaren 50-60 B jaren 70-80 C jaren 90 4 Voor meisjes zijn er ook Kevinnamen. Welke naam is geen Kevinnaam? A Britney B Cindy C Elien 5 Waar wordt de naam Kevin niet mee geassocieerd? A middenklasse B populaire cultuur C kansarmoede 6 Welk voorbeeld van Kevins in onze cultuur werd niet gegeven? A Boerke Kevin B We need to talk about Kevin C Kevin Janssens 7 De geïnterviewde professor is zelf een illustratie van de associaties die mensen met de naam Kevin meekrijgen. A Waar B Niet waar 8 De interviewster Ruth Joos ondervindt ook vooroordelen omtrent haar voornaam. A Waar B Niet waar 9 Welke uitdrukking wordt gebruikt om het belang van naamgeving te onderstrepen? A what’s in a name B nomen est omen C er wordt geen uitdrukking gebruikt 10. Welke meisjesnaam roept in Duitsland vooroordelen op? A Chantal B Britney C Kimberley
Vaardigheden 10
Naam:
Klas
Nr
/3
Welke drie prentjes staan niet op de juiste plaats: __________________________________________________
1
4
2
3
5
6
8
9
Vaardigheden 11
7
10
Terry Jones: De ridder Kijk- en luisteroefening Wat zijn de idealen van de ridder die we in de ‘boeken’ (literatuur) ontmoeten? Som er 2 op. ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Waar komt de term ‘hoofsheid’ in het Engels etymologisch vandaan? (chiyvalry)? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke doelen (‘idealen’) worden er door de ridder in het echte leven nagestreefd? doel 1_________________________________________________________________________ doel 2_________________________________________________________________________ doel 3_________________________________________________________________________ Welke oplossing werd er gevonden voor de nogal gewelddadige inborst van de ridders? door de kerk: __________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ door de koning b.v. Edward III)_________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Welke functie had het wapenschild (blazoen) in de ridderwereld? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ En wat moeten we geloven van de hoofse code dat ridders voor de zwakken in de maatschappij opkwamen? Illustreer je antwoord met een voorbeeld uit de uitzending. (2 pt) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Vaardigheden 12
Luistervaardigheid: leren noteren met een tschema
Vaardigheden 13
Spreek- en leesvaardigheid: klasdiscussie Stap 1: Doe de test van De Standaard en noteer hier je score op 15: ________________
Stap 2: Analyseer je resultaat. Goed, gemiddeld of slecht? In alle domeinen of slechts in enkele (economie, politiek, geschiedenis, â&#x20AC;Ś)? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Stap 3: Lees de columns, interviews en opinieartikels die verschenen naar aanleiding van dit onderzoek. Elk lid van je groepje leest een ander artikel. Stap 4: Je vertelt binnen je groepje wat er in jouw artikel stond. Je bent voorbereid om vragen van je medeleerlingen te kunnen beantwoorden. Stap 5: Iedereen is nu voorbereid om aan een zinvolle discussie over dit probleem deel te nemen. Let the games start!
Vaardigheden 14
A
B Vaardigheden 15
C
Vaardigheden 16
D
Vaardigheden 17
E
Vaardigheden 18
Het gedocumenteerd opstel Stap 1: OLC (2 lessen) Je gaat op zoek naar een stelling die je wil verdedigen. Een aantal platgetreden paden vermijden we (euthanasie, doodstraf, …). Zie ook de powerpoint op de ELO! Schrijfdoel: overtuigen (persuasief) Je moet je lezer willen overtuigen van jouw gelijk. Denk daarom goed na hoe je de stelling gaat formuleren. Dat is een belangrijke fase! Bijvoorbeeld: niet: “Verboden middelen in de wielersport” / Wel: “Doping maakt de wielersport kapot” of “Doping is onvermijdelijk in de wielersport omdat wedstrijden zoals de Tour de France bovenmenselijke krachten vergen” Lengte: Je tekst is 1200 woorden lang in de huisstijl (Arial, 12 pt, 1.5 interlinie) Publiek: Je artikel zal verschijnen in een populaire krant, genre ‘Het Laatste Nieuws’ of ‘Gazet van Antwerpen’. Dit heeft gevolgen voor een aantal dingen, bijvoorbeeld voor de woordkeuze (vermijd jargon, leg moeilijke begrippen uit, …)
Stap 2: Je schrijft je tekst rond je zelf gekozen stelling. Je gebruikt hiervoor als hoofdstructuur de ‘betoogstructuur’. Dit is een vorm die perfect bij het persuasieve schrijfdoel past.
Je standpunt (dit zal je inleiding zijn)
Je argumenten (dit zal het grootste deel van je midden zijn)
De tegenargumenten (die je probeert ongeldig te maken!) (Dit zal een kleiner onderdeel van je midden zijn)
Je conclusie (dit is je slot waarin je de stelling herhaalt en je belangrijkste argument nog eens aanhaalt)
Binnen deze hoofdstructuur zijn er nog andere structuren die je kunnen helpen. Wanneer je bijvoorbeeld een argument met onderzoeksgegevens wil staven, dan kan je dat onderzoek kort weergeven aan de hand van de onderzoeksstructuur:
Wat werd er onderzocht?
Volgens welke methode?
Wat waren de resultaten?
Wat waren de conclusies?
Vaardigheden 19
Stap 3: Op zoek gaan naar een pakkende titel en inleiding Een goede titel is goud waard! Besteed daar voldoende tijd aan. Een voorbeeld om aan te duiden wat een goede titel is: - de suffe titel : Orgaantransplantatie - de redelijke titel: Zorgen nieuwe organen voor een langer leven? - de uitdagende titel: Zijn jouw hersens ook 100.000 euro waard? Het is goed om hier wat extra oefening aan te besteden want dit blijkt een klassiek probleem te zijn en dat is jammer.
Titels en inleidingen De belangrijkste taak van een schrijver is ervoor zorgen dat de lezer de tekst léést en doorgaat met lezen. Het is dus van groot belang de aandacht van de lezer te trekken en deze vast te houden door de tekst toegankelijk te maken. Hoe kun je dat doen? a. Titel De titel is de eerste aandachttrekker. Een leuke, opvallende, mysterieuze titel doet al heel wat. Een - best korte - titel moet de inhoud (het onderwerp), of de stelling (het centrale thema) weergeven. Het weekblad Humo is gekend voor zijn originele en grappige titels. Dat heeft zeker heel wat te maken met zijn hoofdredacteur Guy Mortier die ook in de serie ‘Alles kan Beter’ en vroeger in het radioprogramma ‘De taalstrijd’ zijn kunsten kon tonen. Een kennismaking met deze nobele kunst.
Seks in de jaren ‘90: stijf van de schrik.
De naakte waarheid over naturisme (van onze man in de schaamstreek)
Gruwelijke kettingbotsing zorgt voor : file américain
Sprinkhanenplagen: mag niet van de dierenbescherming.
Urologencongres opgeluisterd door blaaskapel.
Garagehouders kiezen voor big band.
Bij te korte pijpen dreigt … Kruistocht (artikel over de kruistochten in de middeleeuwen)
Incestdader seropositief: “Je kunt je eigen kinderen niet meer vertrouwen!”
(diefstal op de Boekenbeurs) Literatuur: mooi meegenomen
Impotentie teruggedrongen? Een fluitje van een cent.
Safe sex ...Als u maar zorgt dat de kluisdeur niet dichtklapt.
Kuurne heeft een nieuw feministisch cafetaria: Binnen zonder ballen.
b. Inleiding Lees de volgende inleiding Op een koude wintermiddag liep Fumiko Kimusa kalm de woelige Stille Oceaan in. Ze had haar zoontje van vier en haar zes maanden oude dochtertje bij zich. Ze wou zichzelf en haar Vaardigheden 20
kinderen het leven ontnemen nadat ze ontdekt had dat haar man haar jarenlang had bedrogen met een andere vrouw. De kinderen verdronken, maar Fumiko zelf werd gered en veroordeeld voor moord. Voor ons, westerlingen,lijkt de manier van doen van Fumiko niet bepaald normaal. Voor Japanners echter, die al eeuwen vertrouwd zijn met ‘seppuko’ (rituele zelfmoord) in gevallen van gekrenkte eer, komt de daad van Fumiko niet abnormaal over. Wat is dan ‘normaal’? De term ‘normaal’ ...
Waarover zou de tekst gaan waarvan bovenstaand fragment de inleiding is? ______________________________________________________________________________ Waarom zou de schrijver de tekst met deze anekdote beginnen? ______________________________________________________________________________ Kan je zelf andere manieren bedenken om een tekst over zo’n onderwerp te beginnen? ______________________________________________________________________________ Functies van inleidingen 1.
thema en belangrijkste onderdelen aanduiden zodat de lezer de tekst die volgt gemakkelijk kan volgen;
2.
aandacht trekken van de lezer en overbrengen op het onderwerp;
3.
de toon zetten van de tekst (ernstig, spottend, amuserend, …).
In welke toon staat de inleiding hierboven? Kies uit de onderstaande mogelijkheden: ernstig wetenschappelijk, humoristisch, spottend, dramatiserend, relativerend, overdrijvend, ... Soorten aandachtstrekkers
het onderwerp, de hoofdzaak meteen vermelden
een vraag
een citaat, spreekwoord of gezegde
een definitie van een begrip dat met het onderwerp te maken heeft
een anekdote
twee parallelle opgebouwde zinnen
historische informatie
een woordspeling (letterlijk/figuurlijk)
figuurlijke taal (vergelijking, metafoor, metonymie)
statistische gegevens
een serie feiten, beweringen
Vaardigheden 21
Welke aandachtstrekker(s) werd(en) er in onderstaande inleidingen gebruikt? a. Zal je fitter worden in een zaal? Een staat van fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, die meer is dan alleen maar de afwezigheid van ziekte of handicap. Dat is de zeer ernstige definitie die de Wereldgezondheidsorganisatie geeft voor het begrip gezondheid. Sinds een tiental jaar geven wij ons rekenschap van het uitermate groot belang van lichaamsbeweging voor ons algemeen welzijn. Wie in goede conditie verkeert, of fit is, zoals dat tegenwoordig gezegd wordt – zal emotioneel en geestelijk ook evenwichtiger zijn. Wie regelmatig aan sport doet, denkt helderder en wordt evenwichtiger omdat hij of zij de stress die het lichaam belaagt, kan afreageren. Obstakels zijn dan makkelijker te overwinnen of te omzeilen. Sommige vormen van depressie worden trouwens behandeld met een uitgekiend bewegingsprogramma. ___________________________________________________________________________ b. Mode Kleding en juwelen zijn zo oud als de mens zelf. Al bij geraamten uit de oertijd worden vaak resten van opsmuk gevonden: aaneengeregen slakkenhuisjes, kleurige stenen, schelpen en sieraden uit beenderen vervaardigd. Resten van kledingstukken zijn veel zeldzamer. De vergankelijkheid van de gebruikte materialen is hier de oorzaak van. ___________________________________________________________________________ c. Wijn Van alle vruchten van de landbouw heeft de druif het het verst geschopt: er worden er in de wereld gemiddeld 50 miljoen ton per jaar van gekweekt en de wijn die ervan gemaakt wordt (350 miljoen hl.) haalt in sommige gevallen prijzen als die van vloeibaar goud. In het zog van de monniken en legers, over rivieren, zeeën en, meer recent, per spoor, is wijn de hele geschiedenis lang vervoerd naar gebieden waar het voor de druivenstok te koud is en waar wijn met een aureool van exotische zeldzaamheid op tafel komt. Ongehinderd door de crisis gaat de invoer van wijn in België nog altijd in stijgende lijn: 2.28 miljoen hl. In 1983.En van alle niet-wijnproducerende landen, is de consumptie per hoofd van de bevolking met haast 21 liter in België het hoogst. ___________________________________________________________________________ d. Tieners en trends Over smaak en kleur moet men niet discussiëren. Met dit oude – en wijze – gezegde ga je beslist akkoord als het over kleding gaat: wat de ene mooi vindt, is voor een andere weer lelijk, en wat tieners leuk vinden is voor volwassenen vaak volstrekt ontoelaatbaar. Toch zijn er een aantal mensen die dezelfde ideeën hebben inzake hun kleren, want hoe verklaar je anders het fenomeen mode? Of gaat het hier toch om een groep mensen die zich laten inpakken door vernuftige reclame? Top nam overal eens een kijkje en vroeg jullie mening hierover. ___________________________________________________________________________ e. Transplantatie Hoe zit het in de wereld van de orgaantransplantaties? Wat kan er en wat niet? Wat mag er en wat niet? Vragen voor professor Ben Van Camp en Dokter Jaak Sennesael. De ene is diensthoofd van de afdeling bloedziekten van de VUB in Jette, de andere is er adjunct-kliniekhoofd van de dienst nierziekten. Allebei hebben ze dagelijks met orgaanoverplantingen te maken. ___________________________________________________________________________ f. Dossier huwelijksbureaus De weg naar het moeras van de huwelijksbureaus betreedt men op eigen risico,zoals de geduchte Kyberpas, want alles speelt zich af in een juridisch vacuüm. Alles kan en mag: in deze twilight zone gelden wet noch decreet. Niemand kan u garanderen dat de zachtgemoduleerde heer achter het bureau geen bankroet verklaarde sokkenverkoper is, annex ijsroomventer in de zomer, en helemaal niet geïnteresseerd in het geluk van de Gesch. Wed. en Ongeh. De vraag is dus: hoe vind je in deze mesthoop het handvol eerlijke koppelaars? Zelfs TestAankoop durft er niet aan te beginnen: “Alleen een grootscheeps onderzoek, waarbij honderden Test-Aankopers gedurende jaren worden ingezet, zou de relatiemarkt in kaart kunnen brengen”, schrijft het consumentenblad zuchtend. ___________________________________________________________________________ Vaardigheden 22
g. Paloma Picasso Weken na Pablo Picasso’s begrafenis in april 1973 stopte voor het hek van Vauvenargues, zijn kasteel in het zuiden van Frankrijk, een zwarte limousine met zijn erfgenamen. Zijn dochter Paloma,toen 24 jaar oud, zat in de wagen. Sedert Picasso’s tweede huwelijk bijna tien jaar eerder, waren zij en haar broer Claude van hun vader vervreemd. Roque had hun zelfs verboden de begrafenis bij te wonen. Maar ze wilden Picasso absoluut een laatste groet brengen en hij lag begraven op het domein. Paulo, hun halfbroer,had vooraf gebeld om toegang te krijgen. Nu stonden ze voor het hek en weigderde de bewaker hen binnen te laten. ___________________________________________________________________________ h. En ze leefden lang en gelukkig Waarom leven mensen nu langer dan vroeger? Volgens een Amerikaanse onderzoeker ligt dat niet in de eerste plaats aan de vooruitgang van de geneeskunde of aan een betere voeding. De sleutel tot een lang en gelukkig leven zou het moderne gezin zijn: een gezin waarin iedereen met de ander meeleeft en meevoelt. Kinderen die in een evenwichtig gezin opgroeien waar ze steeds liefdevolle aandacht krijgen, worden slimmer en veerkrachtiger. Ze groeien beter, hebben meer weerstand tegen ziekte en blijken ook langer te leven. ___________________________________________________________________________
Stap 4 Correct citeren en je bibliografie opmaken Als je uit een bron citeert (letterlijk of via parafrase) moet je dat ook duidelijk maken door in een voetnoot te refereren aan het artikel waaruit het citaat afkomstig is. Hoe je dat doet lees je in het document dat op de ELO staat. Daarnaast heb je een aantal artikels verzameld rond je stelling. Je gaat nu 5 zo divers mogelijke artikels ook afdrukken en samen met een correct opgemaakte bibliografie bij je opstel steken. Zo’n bibliografische notatie verschilt naargelang de bron (krantenartikel, tijdschriftartikel, internetartikel enz) Op de ELO vind je een document met meer uitleg en voorbeelden. Gebruik het!
Vaardigheden 23
Vaardigheden 24
Vaardigheden 25
Vaardigheden 26
Vragen bij de tekst 1. Voorbereiding inhoudelijke analyse a. Woordenschat: essay: ________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ volksverheffing: _______________________________________________________________ Koning Kijkcijfer:______________________________________________________________ meerwaardezoeker: ____________________________________________________________ verzuchting: __________________________________________________________________ literator: ______________________________________________________________________ een gevoelige zenuw raken: _____________________________________________________ propaganda: __________________________________________________________________ fulmineren: ___________________________________________________________________ vermaledijd: __________________________________________________________________ marktgedreven: _______________________________________________________________ humaniseringsmedium: ________________________________________________________ visionair: _____________________________________________________________________ kijkpijp: ______________________________________________________________________ verknechten: __________________________________________________________________ marktwerking: ________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ hunkeren: ____________________________________________________________________ getormenteerd: ________________________________________________________________ sciĂŤntisme: ____________________________________________________________________
Vaardigheden 27
b. Cultureel referentiekader: Marc Coenen: _________________________________________________________________ Wie schrijft die blijft: ___________________________________________________________ neoliberalisme: ________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Jeroen Brouwers: ______________________________________________________________ Vaclav Havel: _________________________________________________________________ Ken Saro_Wiwa: _______________________________________________________________ Solzjenitsyn: __________________________________________________________________ Madame Bovary: ______________________________________________________________ Anna Karenina: _______________________________________________________________ Joke Schauvliege:______________________________________________________________ 2de wet van de thermodynamica:________________________________________________ ______________________________________________________________________________ On the origin of species: ________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Hamlet:_______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Macbeth:______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ JosĂŠ Saramago:________________________________________________________________
2. Inhoudelijke analyse Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen vinkenzetters en schrijvers volgens Ceulaers? ______________________________________________________________________________ Vaardigheden 28
______________________________________________________________________________ Welke bedenking maakt de auteur bij de doelstelling(en) van het nieuwe boekenprogramma (of boekenprograma’s tout court)? ______________________________________________________________________________ Welk misverstand heerst er bij de makers van het boekenprogramma en Marc Reugebrink? ______________________________________________________________________________ Welke verschillende kwaliteiten en eigenschappen hebben fictie en non-fictie volgens Ceulaers? ficitie: ________________________________________________________________________ non-fictie: _____________________________________________________________________ Welke parallelle zinsconstructie gebruikt hij om dat in een aforisme samen te vatten? ______________________________________________________________________________ Wat wordt bedoeld met ‘the two cultures’ in de toespraak van C.P. Snow? ______________________________________________________________________________ Kan je de illustratie bij het essay hiermee in verband brengen? ______________________________________________________________________________ Lees het volgende krantenartikel over politierechter Peter D’Hondt.
Lezen of rijbewijs inleveren De gevangenissen zitten vol, laten we de boosdoeners naar de bibliotheek sturen. Een vonnis van de Dendermondse politierechter Peter D'Hondt gaat aardig in die richting. Vrijdag veroordeelde hij een dertigjarige ingenieur uit Grembergen. De man werd in juli 2011 betrapt terwijl hij tegen hoge snelheid rondjes draaide op een rotonde. D'Hondt legde hem een boete van 2.750 euro op en een rijverbod van drie jaar met probatie-uitstel. Dat houdt in dat de betrokkene zijn rijbewijs mag houden, als hij zich aan enkele voorwaarden houdt. Hij moet onder meer een cursus over verkeersagressie volgen en twintig uur in een revalidatiecentrum voor verkeersslachtoffers helpen. Opvallender is dat hij ook het boek ‘Tonio' moet lezen, een turf van 632 bladzijden, waarin de Nederlandse auteur A.F.Th. van der Heijden schrijft over de dood van zijn zoon, die omkwam bij een verkeersongeval. En het is DVaardigheden 29
Hondt menens: de probatiecommissie zal nagaan of de betrokkene het boek heeft gelezen. D'Hondt staat bekend als een verwoed lezer. Nog meer naam heeft hij als strenge rechter, die vaak hard is voor verkeersovertreders en al verschillende veelbesproken uitspraken heeft gedaan. Hij stelt geregeld de selectieve verontwaardiging bij de Belgen aan de kaak. Die noemen het overdreven als iemand een boete krijgt voor het negeren van een rood licht, maar spreken schande als iemand die een dierbare heeft doodgereden, niet zwaar genoeg wordt gestraft. Waar het D'Hondt om te doen is: dat het boek zoveel indruk maakt dat de bestuurder zijn rijgedrag aanpast en nooit nog stommiteiten achter het stuur uithaalt. Haalt het niets uit, dan is de les simpel: doe dan maar weer harde repressie. Veel weerklank Het vonnis krijgt veel weerklank, zeker in Van der Heijdens thuisland Nederland. Op Twitter regent het (veelal positieve) reacties genre ‘goed zo, rechter', ‘D'Hondt is een held' of ‘kunst als lering.' Anderen vinden het idee (of het boek) maar niets. Of verwijten de rechter mediageilheid. Criminoloog Brice De Ruyver (UGent) weigert D'Hondt af te vallen. ‘Wat hij doet, is onorthodox, maar als het de bedoeling was dat de straf ontradend werkt, dan keur ik ze niet a priori af. Een rijverbod is een vervelende straf, maar nadien blijft er weinig van hangen. Mogelijk brengt het lezen van dit aangrijpende boek meer teweeg.' Daar komt bij dat het vonnis veel mediaaandacht krijgt. ‘Je mag er zeker van zijn dat dit bij de gestrafte harder aankomt. Het is als een publieke veroordeling,' aldus De Ruyver. ‘D'hondt dient een eerbaar doel', voegt de criminoloog eraan toe. ‘Hij streeft naar een meer verkeersveilige samenleving en vindt daarvoor veel steun in de maatschappij. Vergeet niet dat in alle veiligheidsstudies verkeer bovenaan staat als grote bekommernis bij de mensen.' Volgens De Ruyver is het de eerste keer dat het lezen van een boek opduikt in een vonnis. Uit: De Standaard, 30 januari 2012.
Hoe zou Joel De Ceulaer dit opmerkelijke vonnis beoordelen? ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Vaardigheden 30
Luisteroefening: aanloop tot de â&#x20AC;&#x2DC;Gouden Eeuwâ&#x20AC;&#x2122; (Hollandse 17de eeuw) Je krijgt voor deze luisteroefening een grof stramien van de inhoud van deze documentaire. Je gebruikt het om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen. Deel I: Bezeten van boeken (veranderingen in de 16de eeuw) Leeshonger (Luther, Lieven de Zomere, Mainz, Gutenberg) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Jagen op teksten (Petrarca, Boccaccio, Cicero, ad fontes) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Ik wijk voor niemand (Erasmus, Luther, Wittenberg) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ De geest uit de fles (Seneca, Plautus, Terentius, Horatius, Vergilius, Janus Secundus, Landjuweel) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Vaardigheden 31
Luisteroefening: De wellust van uw mond Je krijgt voor deze luisteroefening een grof stramien van de inhoud van deze documentaire. Je gebruikt het om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen. De minnaar als dwaas (Hooft, liefde als ziekte) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Aangename raadsels (gevecht tegen de zintuigen, emblemata, onderdelen, dubbele betekenissen, Cats) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Microkosmos, Macrokosmos (samenhang, Huygens, Hofwyck, metaforen) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Beter kijken (wetenschap, Descartes, van Leeuwenhoek, Christiaan Huygens) ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________ Dichters: Welke dichters zag je hier de revue passeren? ______________________________________________________________________________ Vaardigheden 32
Leesportfolio Leesdossier 1
Leesdossier 2