DE ISLAM IN 60 MINUTEN dr. Fahri Demir Geredigeerd door: Ahmed Bulut MSc Vormgeving: Bülent Yiğittop
Derde, volledig herziene druk Publicatienummer: 67 ISBN: 978-90-811540-5-5 Den Haag, 1 januari 2018
Islamitische Stichting Nederland Javastraat 2 2585 AM DEN HAAG Tel: + 31 (0)70 - 3624481 info@diyanet.nl | www.diyanet.nl info@islamenmoslim.org | www.islamenmoslim.org Volg ons op:
Islamenmoslim IslamitischeStichtingNederland
IslamInOranje
Inleiding God heeft boeken en profeten gezonden naar de mensen en hen over goed en kwaad onderwezen. Dit wordt aangeduid met het begrip religie. Onder religie verstaan we het volgende: een systeem van goddelijke regelgeving dat mensen met een gezond verstand, en een vrije wil, het allerbeste, het meest waarachtige en het allermooiste doet bereiken. God heeft deze goddelijke inspiratie gezonden aan de profeten, die het op hun beurt aan de mensen hebben verkondigd. De Islam is één van de religies (en tevens de laatste) die uit deze openbaring (en profeetschap van Muḥammad) is voortgekomen. Volgens de islamitische geloofsleer heeft God – vóór Muḥammad – Mozes, David en Jezus naar de mensen gezonden en via hen de Thora, de Psalmen en het Evangelie geopenbaard. God heeft echter ook de Qurʾān geopenbaard. God, die Mozes, David en Jezus als profeten koos, heeft echter ook de Qurʾān geopenbaard en Muḥammad als Zijn Profeet uitverkoren (vrede zij met hen).
4
Dit alles wordt in de Heilige Qurʾān in hoofdstuk (sūra) al-Baqara als volgt vermeld: ‘Zeg: “Wij geloven in Allah, in hetgeen aan ons is neergezonden en in al hetgeen aan Abraham (Ibrāhīm), Ismaël (Ismāʿīl), Isaak (Isḥāq), Jakob (Yaʿqūb) en aan de stammen [het nageslacht van Yaʿqūb] is neergezonden, en in hetgeen aan Mozes (Mūsā) en aan Jezus(ʿῙsā) is gegeven en in hetgeen door hun Heer aan de profeten is gegeven. Wij maken geen enkel onderscheid tussen [wie dan ook van] hen. En aan Hem zijn wij overgegevenen [als moslims]”.’1 Het woord “Islam” staat voor: overgave aan God, erkenning van de Wil van God, maar ook voor vrede en welzijn. Alle vanaf de profeet Adam door alle profeten verkondigde religies, behoren gezien dit Qurʾān-vers tot de Islam.
1.
Al-Baqara, 2: 136.
5
ALGEMENE INFORMATIE OVER DE ISLAM
Het islamitische geloof Mensen beschikken – anders dan andere schepselen – over verstand en kunnen kiezen. De Qurʾān nodigt alle mensen uit om te geloven in één God en om Hem te aanbidden, omdat Hij alles heeft geschapen: ‘O mensen, dien jullie Heer, Die jullie en degenen vóór jullie heeft geschapen, opdat jullie je wellicht bewust van jullie verantwoordelijkheden [en van jullie plichten jegens Allah] worden.’2 In de Qurʾān wordt de Schepper Allah genoemd. Allah wordt in de Qurʾān als volgt omschreven: ‘Zeg: “Hij, Allah, is de Enige. Allah, de Zelfvoorzienende (al-Ṣamad) [de hele schepping is van Hem afhankelijk, maar Hij is van niets afhankelijk]. Hij heeft niet verwekt, noch is Hij verwekt. Niets of niemand is aan Hem gelijkwaardig”.’3 2
Al-Baqara, 2: 21.
3
Al-Ikhlāṣ, 112: 1-4.
6
Volgens de Qurʾān is geloof in zo’n Schepper noodzakelijk en logisch, immers: niets ontstaat uit zichzelf. Om een voorbeeld te noemen: als we ergens een kunstwerk zien, bestaat er met volle zekerheid ook een kunstenaar die dat object vervaardigd heeft. Dit is een logische redenering. Er zijn mensen, er is een aardbol en een heelal. Daar moet ook een Schepper van zijn. Deze schepper is Allah, de Enige God: ‘In de schepping van de hemelen en de aarde, en in de afwisseling van de nacht en de dag, en in de schepen die op zee varen met hetgeen waarvan mensen profijt hebben, en in het water dat Allah vanuit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde na haar dood doet herleven en waarop Hij verschillende levensvormen heeft verspreid, en in de draaiende bewegingen van de winden, en in de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, daarin bevinden zich tekenen voor een volk dat haar verstand gebruikt.’4 De Qurʾān roept de mensen op te geloven in de volgende zes geloofsartikelen: 1. Geloof in het bestaan én in de éénheid van God; 2. Geloof in Zijn Engelen; 3. Geloof in Zijn Boeken; 4. Geloof in Zijn Profeten; 5. Geloof in het Hiernamaals; 6. Geloof in de Voorbeschikking. Twee Qurʾān-verzen die dit verduidelijken zijn de volgende: ‘De boodschapper gelooft in hetgeen door zijn Heer aan hem is geopenbaard en de gelovigen [eveneens]. Allen geloven in Allah, in Zijn engelen, in Zijn boeken en in Zijn boodschappers [en allen zeggen]: “Wij maken geen onderscheid tussen Zijn boodschappers”, 4
Al-Baqara, 2: 164. 7
en zij zeggen: “Wij horen en gehoorzamen, vergeef ons, onze Heer, en alleen tot U is de terugkeer”.’5 ‘Deugdzaamheid houdt niet in dat jullie je gezichten naar het oosten of het westen wenden. Deugdzaam is [het gedrag van] degene die gelooft in Allah, in de Laatste Dag, in de engelen, in het Boek, in de profeten, en die uit liefde voor Hem zijn bezit weggeeft aan de verwanten, aan de wezen, aan de armen, aan de gestrande reiziger, aan degenen die erom vragen, en aan slaven [om deze vrij te kopen]; en die het gebed (de ṣalāt) verricht en de armenbelasting (de zakāt) betaalt, evenals degenen die hun beloften nakomen wanneer zij deze hebben gedaan, en volhardend zijn in tegenspoed en rampspoed, zelfs in tijden van conflict. Zij zijn degenen die oprecht zijn en zij zijn degenen die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden [jegens Allah].’6 Volgens de Qurʾān geloven de moslims niet alleen in de Qurʾān, maar ook in alle eerder geopenbaarde heilige boeken. De moslims aanvaarden niet alleen Muḥammad als profeet, maar ook alle voorgaande profeten. Al deze profeten zijn door God gezonden en hebben Zijn Boodschap verkondigd, zoals ook blijkt uit het volgende Qurʾān-vers: ‘Hij heeft jou het Boek [de Qurʾān] met de waarheid geopenbaard, ter bevestiging van hetgeen eraan voorafging en Hij heeft eerder al de Thora (Tawrā) en het Evangelie (Injīl) geopenbaard, als leidraad voor de mensheid. En Hij heeft het onderscheid (al-furqān) geopenbaard. Voor hen die de tekenen van Allah verwerpen, is er een strenge bestraffing. Allah is Almachtig, de Heer der Vergelding.’7
5
Al-Baqara, 2: 285.
6
Al-Baqara, 2: 177.
7
Āl ʿImrān, 3: 3-4.
8
De grondslagen van het geloof De kern van de Islam wordt met de volgende formule uitgedrukt: ‘Lā ilāha illallāh, Muḥammad›un Rasūlullāh.’ Oftewel: ‘Er is geen godheid dan Allah, Muḥammad is de Boodschapper van Allah.’ Het eerste deel van deze formule (‘Er is geen godheid dan Allah’) werd ook in alle eerder geopenbaarde religies verkondigd. Het tweede deel (‘Muḥammad is de Boodschapper van Allah’) onderscheidt de Islam van andere religies. Om moslim te worden volstaat inwendige overtuiging van beide delen van deze geloofsformule. Men hoeft dus niet aan aanvullende voorwaarden te voldoen om tot de Islam te treden. Kortom, als iemand: ‘Ik getuig dat er geen godheid is dan Allah en ik getuig dat Muḥammad de dienaar en Boodschapper van Allah is’ zegt, wordt hij moslim. Immers, hij zegt dan impliciet: ‘Ik geloof in God, in Zijn bestaan, in Zijn eenheid. Ik geloof in de profeten die Hij naar de mensen heeft gezonden, vanaf de eerste profeet, Adam, tot aan 9
de laatste profeet, Muḥammad, en ik geloof in de boodschap die zij van God hebben gekregen en verkondigd. Alle door God gezonden profeten en boeken zijn juist en waar.’ De aanvaarding van de Islam kan op twee manieren: •
Beknopte aanvaarding (ijmālī): het algeheel geloven in de zaken die verplicht zijn zonder de details te kennen. Men bekrachtigt dit door de geloofsgetuigenis (shahāda) op te zeggen: ‘Ik getuig dat er geen godheid is dan Allah en ik getuig dat Muḥammad de dienaar en Boodschapper van Allah is.’
•
Gedetailleerde aanvaarding (tafṣīlī): het afzonderlijk geloven in de aparte bouwstenen van het geloof. Deze uitgebreidere wijze van geloven uit zich in het uitspreken van: ‘Ik geloof in Allah, in Zijn engelen, in Zijn profeten, in de Dag des Oordeels, in de Wederopstanding, in de Hemel en Hel en in de Voorbeschikking.’
Aanbidding Zoals in alle eerdere religies wordt ook in de Islam God (in het Arabisch aangeduid met Allah) aanbeden. De Islam schrijft de moslims voor op welke momenten en met welke regelmaat zij de opdracht tot aanbidding dienen te vervullen. De onderdelen hiervan noemen we de vijf zuilen van de Islam. 12
De zuilen van de Islam De Islam kent vijf zuilen: 1. De geloofsgetuigenis (shahāda); 2. Het rituele gebed (ṣalāt); 3. Donatie van armenbelasting (zakāt); 4. De bedevaart (ḥajj); 5. Het vasten tijdens Ramaḍān (ṣawm). 1. De geloofsgetuigenis (shahāda) Het getuigen dat er géén andere Aanbiddenswaardige God is dan Allah en dat profeet Muḥammad de Boodschapper is van Allah. Dit komt tot uitdrukking door het uitspreken van de volgende formule: ‘Ash-hadu an lā ilāha illallāh, wa ash-hadu anna Muḥammadan ʿabduhū wa rasūluh.’ Oftewel: ‘Ik getuig dat er géén godheid is dan Allah en ik getuig dat Muḥammad de dienaar en Boodschapper van Allah is.’ 2. Het rituele gebed (ṣalāt) Het vijfmaal op een dag verrichten van het rituele gebed als dagelijkse wijze van verering en dankbetuiging. Het vrijdaggebed wordt vrijdagsmiddags in gezamenlijkheid verricht. Dit is de wekelijkse eredienst. 3. Donatie van armenbelasting (zakāt) Het jaarlijks afstaan van een gedeelte van iemand zijn vermogen ten behoeve van de armen, indien men in religieuze termen vermogend is. De donatie bedraagt één veertigste deel van het vermogen, oftewel 2,5%. De exacte hoogte is afhankelijk van het soort vermogen.
13
4. De bedevaart (ḥajj) Het éénmaal in het leven verrichten van de pelgrimage naar Makka indien men in religieuze termen vermogend is en geen gezondheidsbeperkingen heeft. 5. Het vasten tijdens Ramaḍān (ṣawm) Het jaarlijkse vasten gedurende de islamitische vastenmaand Ramaḍān.
Waarom aanbidden we Allah? Aanbidding van God is een manier van dank betuigen aan je Schepper. Het is het danken van iemand die – omringd door de gunsten van zijn Heer – zich hiervan bewust is en die dankbaarheid voelt voor de Schenker van die gaven. Zoals men deze dankbetuiging uit door Alḥamdulillāh te zeggen: ‘O God! Ik loof U voor al Uw gunsten.’ Met de uitvoering van sommige daden en handelingen toont men zo zijn dankbaarheid. De dankbetuiging is een godsgeschenk. Er zijn om die reden drie vormen van aanbidding (ʿibāda): aanbidding met het lichaam, aanbidding met vermogen en aanbidding waarin deze twee vormen met elkaar samenvallen. 14
De mens beschikt over de grote gave van een verstandelijk vermogen en onderscheidt zich hiermee van andere schepselen. Men dankt zijn Schepper met zijn geloofsgetuigenis, omdat hij van deze gaven gebruik kan maken. Degene die getuigt van zijn geloof, zegt in feite het volgende: ‘Ik, iemand die kan denken en spreken, getuig, dat wil zeggen: ik bevestig en verklaar, dat er geen godheid is dan God. En ik getuig, dat wil zeggen: ik bevestig en verklaar, dat Muḥammad Zijn dienaar en Boodschapper is.’ Iemand wiens ogen en oren goed functioneren, wiens lichaamsonderdelen intact zijn, kortom iemand die lichamelijk gezond is, dankt God door middel van het vijfmaal dagelijks verrichten van het rituele gebed (ṣalāt), waarbij hij met zijn volledige lichaam een aantal voorgeschreven handelingen uitvoert, waarbij hij uit de Qurʾān reciteert en smeekbedes (duʿāʾ) uitspreekt. Allah vermeldt in de Qurʾān het volgende: ‘Reciteer hetgeen aan jou van het Boek is geopenbaard en verricht het gebed (ṣalāt). Voorwaar, het gebed (ṣalāt) weerhoudt je van onkuisheid en van het verwerpelijke.’8 Met zijn uitspraak ‘Het gebed (ṣalāt) is de pilaar van de religie (dīn)’9 heeft profeet Muḥammad benadrukt dat het gebed een buitengewoon belangrijke vorm van aanbidding is. De armenbelasting (zakāt) is een manier om te danken voor de gave van wat wij (feitelijk in bruikleen) bezitten en houdt in dat degenen die meer bezitten dan wat strikt noodzakelijk is, van hun bezittingen aan de behoeftigen schenken, wat in feite ook het recht is van de armen. 8
Al-ʿAnkabūt, 29: 45.
9
Al-ʿAjlūnī, Kashf al-khafāʾ, vol. 2, blz. 31. 15
De bedevaart (ḥajj) is een aanbiddingsvorm waarin men zowel zijn lichaam als zijn vermogen moet inzetten. Ook met deze aanbidding betuigt men dank aan God voor Zijn gunsten. Wanneer we al deze aanbiddingsvormen samen nemen, krijgen we het volgende resultaat: • Het vijfmaal daagse rituele gebed voedt onze geest; • Het jaarlijkse vasten zuivert onze ziel; • De armenbelasting leert ons niet egoïstisch te zijn. Bovendien betekent het aanbidden van God dat men zich tot Hem wendt en heeft degene die zich tot God wendt dus elke keer zichzelf geïnspecteerd, zijn tekortkomingen opgemerkt, daarvan spijt gehad en zich weer op de juiste weg begeven.
Gedragscode van de moslim (akhlāq) In de Islam wordt veel waarde gehecht aan gedragscode voor gelovigen. Eén van de doelen van religies is het bijbrengen van een na te volgen gedragscode. Alle profeten, vanaf Adam, hebben voortdurend de mensen onderwezen wat goede manieren zijn. Zodoende zijn handelingen zoals hieronder staan opgesomd in alle religies streng verboden, vanwege de schadelijke effecten ervan: • Moord; • Geweld; • Diefstal; • Oneerlijkheid; • Bedrog; • Smaad en laster; • Verkrachting.
16
Daarentegen worden onderstaande handelingen in alle religies geboden: • Het erkennen van de Schepper en Hem aanbidden; • Het eren en gehoorzamen van de ouders; • Goede betrekkingen onderhouden met gezins- en familieleden, buren en andere naasten; • Gastvrij zijn; • Geïsoleerde mensen en armen opzoeken en helpen; • De ouderen respecteren en jongeren liefhebben. Ook de laatste profeet, Muḥammad, heeft met zijn volgende uitspraak op dit feit gewezen: ‘Ik ben enkel gezonden om goede manieren (akhlāq) te vervolmaken.’10 De verkondigingen van alle profeten, waaronder de profeet Muḥammad, bevatten vijf uitgangspunten, die tezamen ook wel maqāṣid al-sharīʿa, wijsheid in de doelstellingen van de wet, worden genoemd. Deze beogen het behoud van: 1. Religie. 2. Leven. 3. Intellect.
4. Nageslacht. 5. Bezit.
Een voorbeeld: het mijden van schadelijke propaganda en verbod op de consumptie van alcohol en bedwelmende middelen komen voort uit het derde uitgangspunt. Als wij kijken naar de leer van de religies en in het bijzonder naar de leer van de Islam, zien wij dat getracht wordt deze doelstellingen te verwezenlijken. 10
Al-ʿAjlūnī, Kashf al-Khafāʾ, vol. 1, blz. 211. 17
De hieronder genoemde basisgeboden en aanbevelingen weerspiegelen in hoge mate de verwezenlijking van de islamitische gedragscode: • Je zult geen godheid dan God (Allah) erkennen, je zult alleen Hem aanbidden; • Je zult je ouders, jouw verwanten, de wezen, de behoeftigen, jouw buren, jouw naasten en een ieder die onderweg gestrand is goed behandelen en goed doen;11 • Je zult degenen die bij jou in dienst zijn goed behandelen; • Je zult je gasten schenken wat hen toekomt; • Je zult verspilling en gierigheid tegengaan, je zult spaarzaamheid in acht nemen; • Je zult je kinderen niet doden uit angst voor armoede; • Je zult je verre houden van ontucht. Ontucht is immers beschamend en lelijk; • Je zult het door God onaantastbaar gemaakte leven niet ontnemen; • Je zult geen bezit van wezen verteren, je zult met het bezit van een wees slechts in diens voordeel handelen; • Je zult het aan jou gegeven woord houden; • Je zult in eerlijkheid afwegen en meten; • Je zult je verre houden van foute veronderstellingen en interpretaties van onderwerpen waar je geen kennis van hebt; • Je zult ervoor waken op te scheppen of je groot voor te doen; • Je zult je continu realiseren dat God dergelijke handelingen verafschuwt.12 11
Al-Nisāʾ, 4: 36.
12
Al-Isrāʾ, 17: 23-40.
18
Deze geboden en aanbevelingen uit de Heilige Qurʾān overlappen deels met de Tien Geboden in de Bijbel. Daarnaast kan het ons helpen enige geboden en aanbevelingen van profeet Muḥammad te benoemen om zo meer grip te krijgen op een aantal islamitische voorschriften: • Als je niet gelooft, kun je het Paradijs niet betreden; als je niet van elkaar houdt, kun je niet geloven; • Koester geen haat naar elkaar, blijft niet kwaad op elkaar, wees niet jaloers op elkaars rijkdom, O dienaren van God, wees elkaars broeder; • De beste onder de mensen is degene die de mensen het meeste tot nut is; • Een moslim is iemand die anderen geen schade toebrengt door zijn handelen of spreken; • Zolang de dienaar zijn broeder tot hulp is, is God Zijn dienaar tot hulp; • God zal degen die in dit wereldse leven de problemen van een gelovige oplost, hem te hulp komen op de Dag des Oordeels; • De gevende hand brengt méér zegen dan de nemende hand; • De sterke en krachtige gelovige is van meer nut dan de zwakke; • God verhoogt de eer van degene die vergeeft, die kwijtscheldt; degene die bescheidenheid toont, wordt door God verheven; • Degene die de ouderen geen respect betoont en de jongeren niet met liefde en barmhartigheid benadert, is niet een van ons; • Degene die zijn hiernamaals omwille van het wereldse leven en zijn wereldse leven omwille van het hiernamaals in de steek laat, behoort niet tot ons; • ‘Naar ik gehoord heb, geringschatten sommigen mijn manier van leven. Sommige dagen vast ik, sommige niet. Een gedeelte van de nacht verricht ik mijn gebeden, een gedeelte slaap ik en rust ik uit. Ik trouw en houd mij met mijn gezin bezig. Dit is voor mij gebruikelijk, degene die zich afkeert tegen mijn 19
uitspraken/handelingen (de sunna), behoort niet tot mij;’13 • Het behaagt God als Zijn dienaar zijn werkzaam heden nauwkeurig uitvoert; • Reinheid hoort tot het geloof. Reinheid is de helft van de religie; • Het vasten van iemand die zich niet afzijdig houdt van leugens en valse daden, heeft geen waarde; • Kennis is het hoogst haalbare; • Neem direct de wijsheid tot je als je die vindt. Kijk niet uit welk omhulsel het komt. Als je de wijsheid hebt gevonden, moet je die aannemen en je eigen maken, zonder naar de bron te kijken.
Islamitische normen en waarden Hieronder benoemen we een aantal normen en waarden waarmee een moslim zich hoort in te laten: • Zorg voor rechtmatige inkomsten waarmee je in je onderhoud voorziet; • Spreek altijd de waarheid, bewandel te allen tijde het pad van het waarachtige (ḥaqq); • Koester respect richting ouderen, liefde richting de jongeren. Ga barmhartig om met alle schepselen, spaar het milieu; 13 20
Uitspraak van profeet Muḥammad; Al-Bukhārī, Nikāḥ, 1.
• Goed doen, het goede met goedheid belonen; • Het kwade vermijden; • Slechtheid niet vergelden, maar vergeven, geen haat koesteren; • Tevreden zijn met je rechten, niet jaloers zijn op het bezit van een ander; • Je hart en hoofd beschermen tegen kwade gevoelens en denkwijzen; • Eraan denkend dat in dit wereldse leven alles vergankelijk is, steeds hoopvol naar het leven kijken, geen pessimist zijn. Weten dat de mogelijkheden die je krijgt aan God te danken zijn, Hem dank betuigen; • Erbarmelijke omstandigheden als een beproeving aanvaarden en geduldig naar een uitweg zoeken; • Leugens, smaad, kwade verdenkingen vermijden; • Belang hechten aan de reiniging van het hart, het lichaam en de omgeving, kortom aan innerlijke en uiterlijke reinheid; • Reinheid als onderdeel van het geloof erkennen; • Je voor het wereldse leven inspannen, alsof je nooit sterft. Je gereed maken voor het Hiernamaals, alsof je morgen sterft; • Elke vorm van fanatisme vermijden: ernaar streven om de beste dienaar van God en de meest verdraag zame mens te worden; • Je niet door grootheidswaanzin of een minderwaar digheidscomplex laten beheersen; • Hypocrisie en elke vorm van vertoon vermijden, je uiterlijk en je innerlijk in harmonie houden, openhartig en betrouwbaar zijn; • Aansporen tot het goede (amr bi al-maʿrūf), alles doen wat in je vermogen ligt om al het goede en het bevallige aan de mensheid te doen toekomen; • Het ontmoedigen van het kwade (nahī ʿan al-munkar), doen wat op je weg komt om de mensheid tegen het kwaad te beschermen. Dit zijn belangrijke ethische waarden die de Islam – net als voorgaande religies – aan de mensheid wil onderwijzen. 21
GEWOONTEN EN TRADITIES
Gewoonten rondom de geboorte Een kind dat ter wereld komt wordt als een zeer belangrijke gast onthaald. Voor deze belangrijke gast worden passende voorbereidingen getroffen. De geboorte wordt met liefde en vreugde benaderd. De moeder die het kind verwacht, verwacht het als iets groots dat God haar in bewaring geeft. Tijdens de geboorte voelt ze zich omgeven door engelen. Zij baart
ISN Rotterdam Mevlana Moskee
met een gesterkte wilskracht. Dit aspect wordt in het volgende gedeelte van de Mawlid (het geboorteverhaal profeet Muḥammad – in dichtvorm, geschreven door Sulayman Çelebi) – als volgt tot leven gebracht: ‘Barstend opende zich de muur klagend, en mij verschenen drie paradijselijke maagden Rondom mij kwamen zij gezeten, en lieten mij de blijde boodschap weten. Sinds de schepping is geen zoon meer geweest zoals jouw zoon.’ Het pasgeboren kind wordt als zeer rein beschouwd. De eerste gebruikelijke taak tegenover het kind, is het kind de algemene oproep tot het gebed (adhān) in het oor te fluisteren en het een mooie naam te geven. Om de geboorte te vieren, worden familie en vrienden getrakteerd door het brengen van een vrijwillig offer. Dit wordt ʿaqīqa, het geboorteoffer, genoemd. Als het kind de leeftijd bereikt dat het kan studeren, draagt men zorg voor diens scholing. Voor het kind is onderwijs dermate belangrijk, dat echtparen gedurende de zwangerschap al moeten nadenken over de onderwijsmogelijkheden, naast alle andere voorbereidingen voor het kind. Daarom zei profeet Muḥammad: ‘Geen enkele ouder kan zijn kind een betere erfenis nalaten dan goede manieren.’14 Volgens de Islam dient men van de spreekwoordelijke wieg tot aan het graf te leren. Er zijn geen leeftijdsgrenzen in het opdoen van kennis. Anders gezegd: er is op elke leeftijd wel iets om te leren, op elke leeftijd kan men kennis tot zich nemen. 14
Al-Tirmidhī, Birr, 33. 23
ISN Utrecht Ulu Moskee
Foto: Anne van Houwelingen
De eerste onderwijsinstelling voor een kind is het gezin. Dit wordt gevolgd door onderwijs op school en ook in latere levensfases dient men zich te richten op het opdoen van nuttige kennis. Voor vrouwen is zwangerschap eveneens een vorm van onderwijs; zwangerschap is immers een moeilijke periode die veel leermomenten kent.
Het huwelijk In de Islam is het huwelijk een belangrijke en heilige ceremonie; huwen geeft iemand de verantwoordelijkheid voor het stichten en onderhouden van een gezin. Daarom is het niet gebruikelijk om te trouwen voordat je klaar bent om die verantwoordelijkheid te dragen. Onze Profeet, Muḥammad, zei eens het volgende: ‘O jongeren! Laat degenen onder jullie die ertoe in staat zijn huwen. Immers, het huwelijk is het beste middel om het oog te beschermen tegen het verbodene en om kuisheid te bewaken…’15 Of, zoals onze voorvaderen al zeiden: ‘eerst het werk, dan het plezier’. Het is raadzaam om te gaan huwen indien je de verantwoordelijkheden voor een gezin kan dragen. Hetzelfde geldt voor het krijgen van kinderen; de keuze dient weloverwogen gemaakt te worden. In de Islam ziet men een kind als een gunst van God. Zoals niet iedereen die een kind wil er daadwerkelijk ook een krijgt, kan men niet altijd voorkomen dat men een kind krijgt. God geeft immers zonen of dochters naar Zijn wens. En aan sommige mensen schenkt Hij helemaal geen kinderen. Hierover vermeldt God het volgende in de Qurʾān:
15 26
Al-Bukhārī, Nikāḥ, 3.
‘Hij (God) schenkt hun zowel mannelijke als vrouwelijke nazaten. En Hij maakt wie Hij wenst onvruchtbaar…’16 De moslim kan bepaalde voorzorgsmaatregelen nemen naar zijn voorkeur. Het is zowel voor degenen die kinderen willen alsook voor degenen die géén kinderen willen geoorloofd om al dan niet te kiezen voor het gebruik van anticonceptiemiddelen. Binnen dit kader zoekt de moslim vroegtijdig antwoord op de volgende vragen: • Zal het kind dat geboren gaat worden liefde- en vreugdevol worden onthaald, of met angst en zorgen? • Zal het een goed leven tegemoet treden en goed onderwijs kunnen genieten? • Is het aannemelijk dat het kind van nut zal zijn voor zijn gezin en - algemener gesteld - voor de mensheid? Het vinden van een antwoord op deze vragen is religieus gezien gepast.
Ceremonies vóór het huwelijk In de Islam zijn er ceremonies die aan het huwelijk voorafgaan. Het huwelijk wordt doorgaans in drie stadia voltrokken: • De huwelijksakte; • De verloving; • De bruiloft. De huwelijksakte bevat de huwelijksbelofte van beide partijen. Verloving versterkt de huwelijksbelofte door het geven van een verlovingsring en geschenken, die meestal een symbolische betekenis hebben. Voor het sluiten van een huwelijk en het overgaan tot verloving, gaat de huwelijkskandidaat om de hand vragen. 16
Al-Shūrā, 42: 50. 27
Als iemand om de hand van de aanstaande bruid gevraagd heeft, kan een ander intussen niet om de hand van de bruid vragen, tot hij antwoord krijgt. Dit is een belangrijke gewoonte die door de Profeet werd benadrukt.
De huwelijkssluiting De huwelijkssluiting (nikāḥ) is een plechtig middel tot verbintenis. De huwelijkssluiting vindt plaats op wens van degenen die huwen. Volgens de Islam kan een volwassene niet gedwongen worden tegen diens of haar wil te huwen. Als dit toch gebeurt, is het huwelijk niet geldig. Moslimgeleerden achtten het, denkend aan de zorg rond en de verdeling van de erfenis, geoorloofd dat ouders van kinderen hun huwelijk regelden. Deze kinderen zijn echter vrij om, als zij volwassen zijn, het door hun ouders geregelde huwelijk al dan niet te accepteren. Dit recht werd aan meisjes en aan jongens in gelijke mate toegekend. Met andere woorden, het huwelijk dat door ouders voor hun kinderen is gearrangeerd, wordt bekrachtigd als de kinderen, eenmaal volwassen, het accepteren en gaat niet door als zij het weigeren. De huwelijkssluiting zoals dat door de Islam wordt voorgeschreven, is een plechtige overeenkomst in overeenstemming met de voorwaarden die men in de huidige beschaving kent, dus door een voorstel, acceptatie van dit voorstel en door de getuigenis van twee daartoe bevoegde getuigen. Hoewel de officiële huwelijkssluiting in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving religieus gezien in bepaalde gevallen toereikend is,17 wordt de voorkeur gegeven aan een afzonderlijke huwelijkssluiting conform religieuze gebruiken, waarbij men herinnert aan goddelijke geboden en aan de normen die de Profeet genoemd heeft. 17 28
Belangrijke voorwaarde voor voltrekking van het huwelijk is wel dat de bruidegom een bruidsschat (mahr) als huwelijkscadeau aan de bruid schenkt.
Hoewel het aanbevolen is om de huwelijkssluiting in de moskee te laten plaatsvinden, is het in de praktijk gebruikelijk om het thuis, in de meeste gevallen bij de bruid, plaats te laten vinden. De huwelijkssluiting wordt besloten met een trouwfeestceremonie.
De bruiloft Een bruiloft is het feest dat volgt op de huwelijkssluiting. Dit is een door onze Profeet aanbevolen festiviteit. Hij adviseerde een volgeling die hem berichtte te zijn getrouwd het volgende: ‘Richt een feestmaal aan, al is het maar met het offeren van een schaap.’18 De Profeet wilde hem dus een huwelijksdis laten organiseren met een feest. Tot slot merken we op dat in diverse Qurʾān-verzen (āyāt) en profetische overleveringen (aḥādīth) gewezen wordt op het verbod op het plegen van ontucht en overspel (zinā).19
De besnijdenis Jongens en mannen worden besneden. Dit wordt khitān genoemd. Ook vanwege een besnijdenis is het gebruikelijk een feest te geven. Men moet zich er echter wel voor hoeden niet een buitengewoon luxueus feest te organiseren, of het nu om een bruiloft gaat of om een besnijdenisfeest. Alles heeft zijn grenzen. De besnijdenis wordt verricht door een medische functionaris, die men besnijder noemt. Het is in overeenstemming met de principes van de Islam om dit door een gespecialiseerde arts te laten doen. Men moet immers niet vergeten: 18
Al-Bukhārī, Buyūʿ, 1.
19
Zie bv. Al-Isrāʾ, 17: 32 en Aḥmad ibn Ḥanbal, V, 257. 29
‘Laat elke klus door de daartoe bevoegde competente specialist uitvoeren; een halve arts ontneemt namelijk andermans leven, een halve geloofsbedienaar ontneemt andermans religie.’20
Het gebedshuis Zoals in elke religie bestaat er ook voor moslims een specifieke aanbiddingsplek, aangeduid met de term moskee, of masjid. Een moslim kan in principe op elke plaats die rein is het rituele gebed (ṣalāt) verrichten. Hij hoeft geen speciale plek aan te houden om te bidden. Als er echter gezamenlijk gebeden wordt, standaard op vrijdag en op religieuze feestdagen, doorgaans ook tijdens de vijfmaal daagse gebeden, bidt men in gezamenlijkheid in de moskee. Om die reden bouwen en onderhouden moslims moskeeën. 20 30
Een befaamd Turks spreekwoord.
Zo heeft profeet Muḥammad, toen hij onderweg tijdens zijn tocht van Makka naar Madīna in het dorpje Qubāʾ bij Medina uitrustte, de eerste moskee in de geschiedenis van de Islam laten bouwen. Op die plaats bevindt zich vandaag nog altijd de Qubāʾ-moskee.
Een tour door de moskee De moskee (masjid) is een gebedshuis waar moslims samenkomen voor het gezamenlijke rituele gebed (ṣalāt). Het rituele gebed verricht men door zich te wenden naar de gebedsrichting (qibla); dit is de Kaʿba. De Kaʿba is het eerste heiligdom op aarde en bevindt zich in de geboorteplaats van de Profeet: Makka. De moskee kent enkele karakteristieke zones. Daarbij is de grote ruimte waar men gezamenlijk bidt, de feitelijke gebedsruimte, de kern van de moskee. Voorin de gebedsruimte bevindt zich een, meestal gedecoreerde, gebedsnis. Deze noemt men miḥrāb. Miḥrāb betekent letterlijk oorlogsgebied of slagveld. Hier vind een strijd met het eigen ego plaats. Als de geloofsgemeenschap gezamenlijk het dagelijks gebed (ṣalāt) verricht, leidt de voorganger (imām) het gebed vanuit de miḥrāb. De biddende gemeenschap stelt zich in rechte gebedsrijen op, achter de imām. Imām staat dus voor voorganger, de voorbeeldige gebedsleider die zich helemaal voorin bevindt. De imām moet iemand zijn die binnen de geloofsgemeenschap het beste op de hoogte is van de regelgeving omrent het gebed en die de Qurʾān – zowel qua recitatie als qua inhoud – het beste kent. Doorgaans is de imām een officieel aangestelde geloofsbedienaar. Hij is bevoegd om alle gebeden in de moskee te leiden. Hij mag ook een deelnemer (al dan niet zijn eventuele vervanger) aanwijzen om het gebed te leiden.
31
De preekstoel Aan de rechterkant van de gebedsnis bevindt zich de preekstoel met treden, minbar genoemd. De redenaar (in de regel de imām) bestijgt tijdens de vrijdag- en feestdagengebeden de minbar om vandaaruit een godsdienstige rede te houden. Deze rede noemt men een preek, of khuṭba.
De preek Het woord khuṭba komt van het zelfstandig naamwoord khiṭāb. Dit betekent zoveel als redevoering in de betekenis van godsdienstige raadgeving en advisering. Ook van hieruit vindt redevoering plaats.
ISN Rotterdam Mevlana Moskee
De kansel Aan de linkerkant van de gebedsnis is een plaats die voor de kanselrede wordt gebruikt. Deze plaats noemt men kursī, letterlijk zetel.
De gebedsomroeperszone Bij de ingang van de gebedsruimte bevindt zich in de regel een aparte zone, meestal aan de rechterkant van de hoofdingang. Deze zone is doorgaans gescheiden door een traliehek en wordt ook wel maḥfil al-muʾadhdhin, gebedsomroepersplaats genoemd. Van hieruit wordt de kleine oproep tot het gezamenlijke gebed, de iqāma, omgeroepen.
ISN Utrecht Ulu Moskee
De algemene oproep tot het gebed Met de algemene oproep tot het gebed, de adhān, wordt de intrede van het verplichte gebed bekendgemaakt. De adhān wordt met een luide stem en op een ritmische wijze omgeroepen. Degene die de adhān en iqāma omroept wordt muʾadhdhin, in het Nederlands omroeper, genoemd. Muʾadhdhin betekent letterlijk hij die de algemene oproep tot het gebed (adhān) omroept. De algemene oproep tot het gebed, de adhān, luidt als volgt: Allāhu Akbar, Allāhu Akbar, Allāhu Akbar, Allāhu Akbar. [God is de Grootste] Ash-hadu an lā ilāha illallāh, Ash-hadu an lā ilāha illallāh. [Ik getuig dat er geen godheid is dan God] 34
Ash-hadu anna Muḥammadan Rasūlullāh, Ash-hadu anna Muḥammadan Rasūlullāh. [Ik getuig dat Muḥammad de Boodschapper van God is] Ḥayya ʿalaṣ-ṣalāh, Ḥayya ʿalaṣ-ṣalāh. [Haast u naar het gebed (ṣalāt)] Ḥayya ʿalal-falāḥ, Ḥayya ʿalal-falāḥ. [Haast u naar de redding] Allāhu Akbar, Allāhu Akbar. [God is de Grootste] Lā ilāha illallāh. [Er is geen godheid dan God] De moskeetoren van waaruit de algemene oproep tot het gebed wordt omgeroepen, wordt minaret genoemd.
De minaret Veel moskeeën beschikken over een minaret, die gebruikt wordt om van daaruit tot het verplichte gebed op te roepen. De minaret is een torenachtige moskeezone die boven de rest van het moskeegebouw uitsteekt. Hij staat meestal aan de achterkant, rechts van de moskee.
De galerij Veel moskeeën beschikken over een hooggelegen balkon. Deze afgelegen galerij noemt men maḥfil voor de vrouwen. Hoewel volgens islamitische regelgeving vrouwen en mannen in dezelfde ruimte het verplichte gebed mogen verrichten – waarbij de vrouwen achter de mannen staan opgesteld – is het echter de gewoonte dat de vrouwen in de moskee in een door een traliehek of gordijn gescheiden achtergedeelte of op de galerij bidden, vaak met een eigen ingang. Deze gewoonte wekt wellicht de indruk dat vrouwen tijdens het bidden onherroepelijk gescheiden moeten 35
zijn van de mannen, zodat mannen en vrouwen elkaar niet kunnen zien. In werkelijkheid is er geen bezwaar dat mannen en vrouwen in dezelfde ruimte bidden, mits de vrouwen achter de mannen staan opgesteld. Vanwege de verschillen in uitvoering van rituele handelingen tussen mannen en vrouwen in de voorwaartse buiging (rukūʿ) en de knieling (sajda) en vanwege rationele en psychologische overwegingen, is het praktischer om in aparte ruimtes te bidden, ook al heeft dit geen religieuze noodzaak.
De wasruimte Tevens bevindt er zich in of rondom de moskee een wasruimte waar men de kleine rituele wassing kan verrichten. Deze rituele wassing wordt ook wel wuḍūʾ genoemd. Dit is het benaming van een speciaal wasritueel voorafgaand aan het gebed (ṣalāt). Iemand die het gebed gaat verrichten, dient zich daarvoor eerst op een speciale manier te reinigen, na een eventueel toiletbezoek. Daarbij wast hij eerst zijn handen, spoelt hij zijn mond, snuift hij water in zijn neus, wast hij zijn gezicht en armen, bestrijkt hij over zijn hoofd en in zijn oren, en wast hij tot slot zijn voeten. 36
De waterfontein De waterfontein, ook wel shādhirwān genoemd, is een overdekt waterbassin dat meestal op de binnenplaats is gelegen, een ronde vorm heeft met daaromheen kranen waar men zich ritueel kan wassen en kan drinken. De waterfontein is veelal gedecoreerd met beeldhouwkunst. Sommige moskeeën beschikken over een dergelijke waterfontein. Anderen hebben een rij kraantjes aan een moskeemuur.
Overige zones in de moskee Sommige moskeeën beschikken over extra gebedsruimtes. Deze worden in gebruik genomen wanneer het extra druk is en daar kunnen laatkomers zich aansluiten. Naast eens wasruimte kunnen moskeeën ook beschikken over een leslokaal, een bibliotheek, een keuken en een kantine. Essentiële ruimtes als een leslokaal, bibliotheek en een ontmoetingsruimte kunnen niet ontbreken in Europese moskeeën. Een moskee dient immers niet alleen als een gebedshuis, maar wordt ook gebruikt voor sociaal-culturele activiteiten. Zo ontmoeten geloofsgenoten elkaar, verwelkomen moskeeën buurtbewoners en organiseren ze allerlei religieuze en culturele festiviteiten en open dagen. Kortom, de moskee heeft een belangrijke sociaal-maatschappelijke functie. In het leslokaal leren kinderen, jongeren en volwassenen over hun religie. De lessen worden doorgaans verzorgd door de voorganger (imām) of door een bevoegde onderwijzer. In de bibliotheek bevinden zich boeken over onder meer de Islam. 37
Het vijfmaal daagse gebed Een moslim die over gezond verstand (ʿaql) beschikt en de puberteit (bulūgh) bereikt is verplicht om vijfmaal daags het rituele gebed (ṣalāt) te verrichten. Deze vijf gebeden verricht men in de volgende voorgeschreven gebedstijdvakken: • Het ochtendgebed (ṣalāt al-fajr) verricht men wan neer de dageraad aanbreekt, tot uiterlijk zonsopkomst. • Het middaggebed (ṣalāt al-ẓuhr) verricht men ná het moment waarop de zon haar hoogste punt bereikt (zawāl) en de zon geleidelijk richting het westen daalt. • Het namiddaggebed (ṣalāt al-ʿaṣr) verricht men wanneer de schaduwen van objecten een omvang krijgen van één- of tweemaal de lengte van de objecten zelf. • Het avondgebed (ṣalāt al-maghrib) verricht men zodra de zon volledig onder is. • Het nachtgebed (ṣalāt al-ʿishāʾ) verricht men zodra de roodkleurige avondschemering (of de witte schemering die erna komt) verdwijnt.
De gebedstijdenkalender Op de in omloop zijnde gebedstijdenkalenders staan de intredetijden van de vijfmaal daagse rituele gebeden vermeld, gespecificeerd per woonplaats. Op deze kalenders worden ook religieuze feestdagen en heilige dagen aangekondigd.
Het vrijdaggebed Vrijdag is een heilige dag voor moslims. Deelname aan het wekelijkse vrijdaggebed (ṣalāt al-jumuʿa) is een plicht voor mannelijke moslims. Dit gebed wordt vrijdags in het gebedstijdvak van het middaggebed (ṣalāt al-ẓuhr) in gezamenlijkheid verricht en vervangt het middaggebed. Het vrijdaggebed wordt voorafgegaan door de vrijdagpreek. Voorafgaand aan deze preek 38
wordt in de moskee een extra oproep tot het gebed (adhān) omgeroepen.
De preek De preek (khuṭba), die voorafgaand aan het vrijdaggebed wordt voorgedragen, is een rede in de vorm van religieuze raadgeving. Deze preek vormt een onlosmakelijk onderdeel van het vrijdaggebed.
Religieuze feestdagen Jaarlijks kent de Islam twee religieuze feestdagen, te weten het ramadanfeest (ʿīd al-fiṭr) en het offerfeest (ʿīd al-aḍḥā). Tijdens deze feestdagen wordt gezamenlijk het feestgebed (ṣalāt al-ʿīd) verricht.
Tegen het eind van de maand Ramaḍān betaalt men de ṣadaqa al-fiṭr. Dit betekent het doneren van een bedrag aan een arme – rechtstreeks, of via bijvoorbeeld een stichting – tegen het eind van de maand Ramaḍān; het voorgeschreven bedrag kan jaarlijks fluctueren en is mede afhankelijk van economische indicatoren als inflatie en koopkracht. Deze gift is een recht van de armen. Men betaalt deze gift voordat het feestgebed wordt verricht. 39
Het ramadanfeest duurt drie dagen en begint op de eerste dag van de maand Shawwāl van de maankalender, de maand na de maand Ramaḍān. Als men op de eerste dag, om wat voor reden dan ook, niet kan deelnemen aan het feestgebed, wordt dit op de tweede dag verricht en als ook dat niet lukt, uiterlijk op de derde dag. Het offerfeest valt samen met het bedevaartseizoen, waarin pelgrims hun bedevaartplicht in Makka vervullen. Tijdens deze feestdagen wordt gezamenlijk het speciale feestgebed (ṣalāt al-ʿīd) verricht in de moskee. Tijdens het offerfeest verrichten de moslims die op bedevaart zijn daar hun rituelen op de voorgeschreven wijze. Moslims offeren tijdens het offerfeest een offerdier. Het offerfeest begint op de tiende dag van de maand Dhū al-Ḥijja van de maankalender. Het duurt vier dagen. De feestgebeden worden ‘s morgens, ongeveer een uur ná zonsopgang, in gezamenlijkheid verricht.
De offerande De offerande, ook wel uḍḥiyya genoemd, wordt verricht door middel van rituele slachting van een offerdier in naam van God. Dieren die een moslim kan offeren zijn: schapen, geiten, runderen, buffels en kamelen. Een schaap en een geit dienen minimaal één jaar oud te zijn. Runderen en buffels dienen minimaal twee jaar oud te zijn en kamelen minimaal vijf jaar oud. Indien een schaap minimaal zes maanden oud is, kan dat ook
40
geslacht worden als het op een schaap van minimaal één jaar oud lijkt. Dit geldt niet voor geiten. Een geit mag pas worden geslacht als zij de leeftijd van één jaar heeft bereikt. Bij aanbiddingsvormen die een financieel karakter dragen, zoals bij armenbelasting (zakāt) en offerande (uḍḥiyya) het geval is, is het geoorloofd een ander hiertoe te volmachtigen. Het is de moslim dus ook toegestaan het offer te laten uitvoeren door een gevolmachtigde. Het wordt echter als een grotere verdienste beschouwd wanneer de offeraar persoonlijk offert. Het aanbidden van God door middel van een offerande stamt af van profeet Abraham. De offerande doet ons hem en zijn offer herinneren. Het herinnert ons eraan dat de mens van het mes werd gered. Profeet Abraham had namelijk beloofd zijn zoon te offeren indien hij een zoon zou krijgen. Enige tijd later kreeg hij zonen. Maar hij was zijn belofte vergeten. In zijn droom zag hij zijn zoon als offerande en hij herinnerde zich zijn belofte. Hij sprak hierover met zijn zoon Ismaël. Om aan zijn belofte te voldoen, kwam hij met zijn zoon overeen dat hij hem zou offeren. Hij werd echter door God weerhouden dat te volbrengen. God gebood hem dat – hoewel hij het beloofd had – hij in plaats van een mens een schaap moest offeren. Het herinnert de mensheid dus aan een grote raadgeving via een parabel over een invloedrijke profeet als Abraham. Vermoedelijk offerden de mensen vóór de tijd van profeet Abraham hun kinderen. Als dat niet zo zou zijn, zou Abraham immers ook niet zo’n gelofte hebben gedaan. God heeft door middel van profeet Abraham en profeet Ismael de mensheid verlost van het mensenoffer. Als God de mensen door middel van een invloedrijke profeet als Abraham er niet voor had beschermd mensen te offeren, zou het mensenoffer waarschijnlijk een traditie zijn gebleven en zou niemand de mensheid hiervan hebben kunnen redden. 41
Het vasten In de Islam is naast het rituele gebed (ṣalāt) ook het vasten tijdens de maand Ramaḍān (ṣawm) een vorm van aanbidding. Het rituele gebed is een aanbidding waarbij men, na de rituele wassing, handelingen met het lichaam uitvoert, zoals het rechtop staan, recitatie van Qurʾān-verzen, voorwaarts buigen, knielen naar de grond en knielend zitten. Het vasten (ṣawm) is echter een aanbiddingsvorm waarbij men vanaf ochtendschemering (imsāk) tot zonsondergang (maghrib) zich verre houdt van eten, drinken, roken en geslachtsgemeenschap. Alle dagen waarop men vast dienen voorafgegaan te zijn door de intentie (niyya) daartoe. Het vasten beslaat één hele maand. Zielszuivering, saamhorigheid en zelfscholing zijn zaken die centraal staan tijdens Ramaḍān.
Het vastengebed Gedurende de maand Ramaḍān verrichten moslims laat in de avond het optionele tarāwīḥ-gebed. Dit is het vastengebed dat anders is dan normale gebeden. Het gezamenlijk (met de lokale geloofsgemeenschap) verrichten van het vastengebed is een overgeleverde wijze van aanbidding. Het vastengebed bestaat uit 20 gebedseenheden (rakaʿāt). Eén gebedseenheid bestaat uit een serie handelingen die men met het lichaam uitvoert. Het vastengebed wordt ná het gebruikelijke nachtgebed (ṣalāt al-ʿishāʾ) verricht. Beide gebeden verricht men bij voorkeur in de moskee (masjid). Vanwege de populariteit van dat gebed heerst er in de avonduren veel drukte in de moskee gedurende de maand Ramaḍān.
De vastenmaaltijd en het vastenontbijt Moslims die vasten, staan ‘s nachts op om te eten en te drinken, omdat dit overdag niet kan en tevens omdat dit als een verdienste en zegen aangemerkt wordt. Dit 42
noemt men suḥūr, het vastenontbijt. Om deze reden is het na middernacht tijdens de Ramaḍān druk bij moslims thuis en soms, onbedoeld, lawaaierig. Moslims dienen erop te letten dat zij hun buren niet storen tijdens het vastengebed en tijdens het vastenontbijt. De omgeving storen is een zonde, die de verdienste van de aanbidding kan doen verminderen.
Tijdigheid van aanbiddingen De tijden waarop het rituele gebed (ṣalāt) verricht dient te worden, hangen samen met de zonnestand en worden op kalenders weergegeven. Het in- en uittreden van de vastenmaand Ramaḍān en de exacte duur ervan worden door de maanstanden bepaald. De bedevaart (ḥajj) en de religieuze feestdagen worden eveneens door de maan bepaald en staan meestal ook op gebedskalenders aangegeven. De feitelijke zon- en maanstanden zijn doorslaggevend in de bepaling van bovengenoemde tijdvakken. Het is echter een geoorloofde methode om deze tijdvakken vooraf nauwkeurig in te schatten aan de hand van technische berekeningen en dit vooraf op gebedskalenders weer te geven. 43
De Profeet heeft het volgende vermeld: ‘Begin met vasten als je de maansikkel ziet; beëindig het vasten als je de maansikkel (nogmaals) ziet.’21 De Profeet heeft deze uitspraak gedaan om het ons makkelijk te maken. Wij weten immers dat hij hiervoor nog iets anders heeft gezegd: ‘Wij zijn een gemeenschap van analfabeten. Wij weten niks over berekeningen. Begin daarom met het vasten als je de maansikkel ziet, beëindig het vasten als je de maansikkel (nogmaals) ziet. Als je de maan niet kunt waarnemen omdat het bewolkt is, start dan niet met vasten, maar wacht dan op de voltooiing van de (voorgaande) maand Shaʿbān (tot 30 dagen).’22 Wanneer men deze woorden van de geliefde Profeet nader bestudeert, bemerkt men dat naast het feit dat het niet noodzakelijk is persoonlijk de maan gezien te hebben, er ook enkel gesproken wordt over het zien van de maan om de bepaling van de start en het einde van deze aanbidding te vergemakkelijken. Het wordt niet als een voorwaarde genoemd. De reden daarvan is ook duidelijk: een analfabetische gemeenschap was niet in staat om deze cruciale momenten vooraf te berekenen. Hieruit volgt dus dat als men kennis heeft van astronomische berekeningen en men als gevolg hiervan de zonne- en maanstanden op voorhand nauwkeurig kan berekenen, men deze berekeningen mag aanhouden. Zo hebben vroege moslims mede om deze reden grote belangstelling getoond voor natuurwetenschappen; zij vertaalden geschriften over bijvoorbeeld Griekse filosofie en wiskunde en bouwden hiermee een schat aan kennis op. Zo zijn de oudste sterrenwachten door moslims gebouwd.
21
Al-Muslim, Ṣiyām, 6.
22
Al-Muslim, Ṣiyām, 6; Al-Muslim, Ṣiyām, 15.
44
De begrafenis De dood is voor elk levend wezen een onontkoombaar verschijnsel. Moslims vervullen bij een sterfgeval hun laatste plicht ten behoeve van de overledene. Die laatste plicht is het bijwonen van de begrafenis en het begraven zelf. Het is een gebruikelijke gewoonte binnen de Islam om degenen die op sterven ligt niet alleen te laten. Men waakt over hem, men reciteert uit de Qurʾān in zijn of haar bijzijn, vertelt over positieve gebeurtenissen en probeert de stervende te troosten. Nadat hij overleden is wordt hij direct, languit op zijn rug uitgestrekt en netjes neergelegd. De mond wordt gesloten met een daarvoor ontworpen lap onder de kin en wordt boven op het hoofd vastgeknoopt. Als eerst begint men dan aan de taak van het wassen en het wikkelen in doeken. Als de overledene niet direct gewassen wordt, wordt hij naar een verkoelde ruimte gebracht. Als hij niet direct naar een verkoelde ruimte kan worden gebracht, wordt hij op de grond, die harder is dan het sterfbed, gelegd. De kleding wordt verwijderd en hij wordt met een schoon laken toegedekt. Als de nodige voorbereidingen zijn getroffen, wordt de overledene gewassen met een ruime hoeveelheid schoon, lauwwarm water en zeep. Nadat het dan met een handdoek is afgedroogd, wordt hij in een schoon lijkkleed, dat kafan wordt genoemd, gewikkeld en in een grafkist geplaatst. Daarna kan het gezamenlijke begrafenisgebed (ṣalāt al-janāza) verricht worden. Dit gebed wordt verricht en daarna wordt het lichaam begraven. Bijzetting vindt plaats in een graf of in een graftombe. 45
Het graf is een speciaal gegraven kuil. Het wordt zo gegraven dat de op zijn rechterzijde uitgestrekte overledene in de richting van de gebedsrichting (qibla) rust. Hoewel nadrukkelijk wordt geadviseerd de begrafenis zo snel mogelijk te laten plaatsvinden, bestaat hier geen vervaldatum voor. De overledene die begraven wordt, wordt voorzichtig op zijn rechterzijde geplaatst, indien mogelijk zonder de grafkist. Nadat er met bijvoorbeeld stenen of hout een afscheiding is gemaakt, wordt het graf gevuld en gedicht met aarde, dat bij het graven naar boven is gehaald. Hoewel het plaatsen van een grafsteen niet noodzakelijk is, is het wel een gewoonte geworden. Er is geen verschil tussen begrafenissen. Elke begrafenis vindt volgens dezelfde ceremonie plaats. Voor een doodgeboren kind is echter geen ceremonie nodig. Het krijgt ook geen naam, wordt in een schoon lijkkleed gewikkeld en begraven.
Het geloof in het Hiernamaals Een moslim gelooft dat het aardse leven van tijdelijke aard is en dat hij na dit aardse leven in het Hiernamaals (Ä khira) terecht zal komen. Daardoor weet hij dat deze wereld een beproeving is, dat hij verantwoording zal moeten afleggen voor al zijn goede en slechte daden die hij gedurende zijn wereldse leven begaan heeft. Hij weet dat in het Hiernamaals de goeden het Paradijs (Janna) en de slechten de Hel (Jahannam) gaan betreden. Dit dient hij in al zijn handelingen op aarde te beseffen. Hij probeert er alles aan te doen niemand slecht te behandelen en voor iedereen goed te zijn. Hij spant zich tijdens dit wereldse leven zo goed mogelijk in om een goede dienaar van God te zijn.
46