Redactioneel
Via de transities naar de participatiesamenleving? Het is al weer even geleden maar de dreun klinkt nog na. Op 17 september, Prinsjesdag, las Koning WillemAlexander zijn eerste troonrede voor met de inmiddels bekende zinsnede dat de ‘de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving’. Een steen in de vijver zo bleek, die de discussie over de rol van de overheid in het sociale domein nieuw leven inblies. Het lijkt erop dat over de rol van de overheid twee opvattingen om voorrang strijden. Een ervan vindt dat ook de middengroepen van overheidsvoorzieningen moeten kunnen profiteren. De ‘hardwerkende Nederlanders’ zijn het immers die het belastinggeld leveren dat deze voorzieningen in stand houdt. Wanneer zij niet (mee)profiteren verdwijnt het draagvlak en zullen de middengroepen steeds minder bereid zijn om de belastingen en premies op te brengen. De andere opvatting is dat de overheid kleiner moet, met niet uniform voor iedereen hetzelfde aanbod, maar vooral op lokaal niveau alleen nog voorzieningen voor mensen die niets en niemand hebben om op terug te vallen. Op datzelfde lokale niveau kunnen dan tal van initiatieven tot ontwikkeling komen die de participatiesamenleving dichterbij zullen brengen. Het is deze opvatting die aan de basis ligt voor de megaoperatie in het sociale domein die op dit moment plaatsvindt: de decentralisaties van werk, zorg en jeugd naar de gemeenten. Nog niet eerder in de naoorlogse geschiedenis vond er zo’n grote overheveling plaats. Een soort deltawerken in het sociale domein, uit te voeren bij hoog water. Elders in dit nummer is de rubriek Spectrum aan dit onderwerp gewijd. Het zijn eigenlijk twee operaties in e´e´n: overdragen en bezuinigen. Ee´n operatie zou wellicht nog relatief eenvoudig zijn uit te voeren. Bij alleen bezuinigen zeggen we: ‘goed, het zijn andere tijden, allemaal een tandje minder’. En bij alleen decentralisatie: ‘we dragen over, maar het totaalbedrag voor de instellingen die de zorg moeten leveren, blijft hetzelfde’. Maar nu bestaat de noodzaak om naast de decentralisatie ook te bezuinigen, met het op zich goede argument dat men op lokaal niveau zaken beter kan inschatten en men daardoor misschien ook goedkoper uit is. Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) heeft evenwel becijferd dat er voor alle gemeenten tezamen een gat zal ontstaan van 6 miljard euro in 2017.1 En anders dan de Rijksoverheid moeten gemeenten met een sluitende begroting werken. De hele operatie is met veel onzekerheden omgeven. Eerst ging de persoonlijke verzorging wel naar de gemeenten, nu is dat niet meer het geval. Reden voor de VNG om een dag na Prinsjesdag het overleg met het Rijk over de zorgtransitie
voorlopig op te schorten. Kortom, er wordt nog heel wat afgekibbeld voordat de transities een feit zijn. Ondertussen gaan de werkzaamheden gewoon door zo schrijft Adelbert Aveskamp in Spectrum. Maar hoe moet het nu met de gaten die er vallen? In de participatiemaatschappij, zoals het kabinet deze voor ogen heeft, vullen we die zelf. Overigens zetten de gemeenten deze stap al veel eerder. Al in 2008 introduceerden zij de term ‘de kanteling’. Een gekantelde manier van werken is een nieuwe benadering van gemeenten e´n van burgers. Gemeenten spreken met burgers over wat ze nodig hebben. Maar vooral ook over wat ze zelf kunnen doen en waar ze hun netwerk voor kunnen vragen. Gemeenten stappen af van de standaard voorzieningenlijst. De regie over het eigen leven en zelfredzaamheid staan voorop. En in de nieuwste plannen gaat het nog verder. Ouderen, zieken en gehandicapten kunnen vanaf 2015 worden geconfronteerd met het dringende verzoek van hun gemeente om in ruil voor zorg vrijwilligerswerk te verrichten. Als zij niet met behulp van hun netwerk of met eigen geld voldoende hulp kunnen organiseren, krijgen zij hulp van de gemeenten. De gemeenten krijgen dan de ruimte van het kabinet om ouderen, zieken en gehandicapten op indringende wijze voor te houden dat zij in ruil voor de zorg die ze ontvangen best iets terug mogen doen voor de samenleving. Dit blijkt uit een concept voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, zoals beschreven in de Volkskrant van 3 oktober 2013. De Volkskrant kreeg inzage in het voorstel van staatssecretaris Van Rijn na een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur. Twee opvattingen dus over de rol van burgers en overheid. De ene opvatting zegt dat overheidsvoorzieningen voor iedereen beschikbaar moeten blijven. Zowel voor de middeninkomens die immers meebetalen, als voor degenen die steun nodig hebben om volwaardig aan de samenleving mee te doen. De andere opvatting is dat de overheid kleiner moet, met niet voor iedereen hetzelfde aanbod, maar vooral op lokaal niveau alleen nog voorzieningen voor mensen die niets en niemand hebben om op terug te vallen. Op datzelfde lokale niveau kunnen dan tal van initiatieven tot ontwikkeling komen die de participatiesamenleving dichterbij zullen brengen. De grote onbekende in deze discussie is wat de burgers hier zelf van vinden. Zijn ze voor of tegen de decentralisatie? Willen ze een kleine overheid of een overheid voor iedereen? Uit onderzoek is ons niet bekend welke opvattingen burgers hier precies over hebben. Het zou goed zijn als we daar meer zicht op krijgen. En het zou ook goed zijn als burgers hier echt een keuze in krijgen. Dat lukt ook, met de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 in
tsg jaargang 91 / 2013 nummer 8 redactioneel - pagina 449 / www.tsg.bsl.nl
aantocht. Straks zal in elke gemeente de afdeling Zorg tot de grootste afdelingen behoren en met een groot budget aan het werk gaan. Het is dan niet meer dan logisch om de nadere invulling hiervan in de verkiezingen aan de burger voor te leggen. Zodat die burger uiteindelijk zelf kan kiezen welk soort overheid hij of zij op lokaal niveau wil hebben. Het kunnen maken van die keuze op 19 maart 2014 behoort tot de meest fundamentele vormen van participatie die we in deze samenleving hebben.
Literatu u r 1. Allers MA, Steiner B, Hoeben C, Geertsema JB. Gemeenten in perspectief. Groningen: Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden, 2013.
Sjoerd Kooiker, Nancy Hoeymans
tsg jaargang 91 / 2013 nummer 8 redactioneel - pagina 450 / www.tsg.bsl.nl