Spanning en veerkracht De opgave van de transities en transformaties in 2015
VOORWOORD �������������������������������������������������������������������������������������
2015 is het jaar van grote veranderingen in het sociale domein. Met de transities krijgen gemeenten de verantwoordelijkheden voor ondersteuning, zorg en participatie van burgers, voor zowel jong als oud. Ongetwijfeld hebt u de afgelopen maanden hard gewerkt om de nieuwe taken die op u af komen, zo goed mogelijk in de steigers te zetten. Niemand wil immers dat er mensen tussen wal en schip vallen. De kans is groot dat u en uw collega’s vanaf nu volop aan de slag gaan met het vernieuwen en verbeteren van de dienstverlening. De idee achter de transities is dat het beter en ook goedkoper kan. Kernwoorden als ‘direct en dichtbij’, ‘maatwerk’ en ‘eigen kracht’, drukken dit uit. Dit vraagt om een transformatie. De essentie hiervan is dat er wordt gewerkt vanuit wat (kwetsbare) mensen kunnen, willen én wat ze nodig hebben. Maar ligt de bal daarbij niet te veel alleen bij hen en hun sociale netwerk? Zijn zij de enigen die veerkracht moeten ontwikkelen, of geldt dat evenzo voor professionals, beleidsmakers en bestuurders? In het essay Spanning en veerkracht schetst Movisie de dilemma’s. Volgens Movisie ligt de kans in het organiseren van veerkracht. Dat kan door vanzelfsprekendheden los te laten, door te experimenteren en te reflecteren, door professionals de ruimte te geven, door ontschot te werken en daarin samen op te trekken in de driehoek burgers, professionals en beleidsmakers. Het essay Spanning en veerkracht is geschreven door journalist Malou van Hintum aan de hand van interviews met Hilde van Xanten, Marjet van Houten en Lou Repetur, alle drie werkzaam bij Movisie en expert in het sociale domein. Graag willen we de volgende mensen bedanken voor een inkijk in hun eigen praktijk en hun open blik op de transformatie: Eelco de Gooijer, cliënt en blogger op broedplaatsz.nl, Sylvia Ligterink, maatschappelijk werkster in Arnhem, en Rob Meijer, gemeenteambtenaar in Nieuwkoop en projectleider 3D. Onder de titel Spanning en veerkracht zullen wij in 2015 de vernieuwing in ondersteuning en zorg volgen. Welke veranderingen van werkwijzen en cultuur zijn nodig om de transities tot een succes te maken? Wilt u meer weten over hoe u de transities in de praktijk kunt vormgeven? Op www.movisie.nl vindt u tools, producten en materialen die daar bij kunnen helpen. Wij wensen u veel inspiratie en veerkracht toe om - voor én met elkaar - betere ondersteuning en zorg te organiseren! Marijke Steenbergen CEO/Raad van Bestuur Movisie 2
Spanning en veerkracht Het wordt een spannend jaar, 2015. Het eerste jaar waarin de transities en transformaties hun beslag krijgen. Wat gaat dat betekenen voor burgers, beleidsmakers en professionals in het veld? Een andere manier van werken moet ervoor zorgen dat ondanks minder middelen, zorg en ondersteuning kwalitatief beter worden. Maar hoe ziet die andere manier eruit? Wat vraagt dat van alle betrokkenen? Is iedereen daar wel goed op voorbereid en toegerust? En zo nee, wat is daarvoor nodig en hoeveel ruimte gunnen we elkaar om te experimenteren en te leren?
D
e transities zijn niet meer dan decentralisaties: het rijk hevelt taken over naar de gemeenten en verkleint al doende het budget onder het motto ‘dichterbij is goedkoper’. Want dichterbij betekent kortere lijnen, minder
bureaucratie, meer inzicht en overzicht, en dus een grotere kans om problemen te voorkomen – en al die ‘opbrengsten’ worden alvast ingeboekt als besparingen. Daarbij wordt er ook nogal wat verwacht van mensen zelf: kwetsbare mensen, hun vrienden, de buurt waarin ze wonen, hun familie. Investeren in de ‘civil society’
Wie
hoort dan ook nadrukkelijk bij het takenpakket van de professionals die in sociale wijkteams en in jeugd- en gezinsteams de buurt in trekken om te kijken wat mensen nodig hebben, wie of wat daarbij kan helpen, en hoe.
decentraliseert, kan niet anders
De transities gaan dus gepaard met cultuur- en werkveranderingen: transformaties. Zonder transformaties geen succesvolle transities. Die transformaties moeten op alle niveaus plaatsvinden: van rijk tot gemeente, van buurt tot burger, en bij alle professionals die een rol vervullen in dit proces – of ze nou achter een bureau in een kantoortuin werken, of dagelijks met hun voeten in de klei
dan vanzelfsprekendheden loslaten en ruimte creëren
staan. De spanning waarmee de transities gepaard gaan, vereist veerkracht bij alle betrokkenen. Ze moeten allemaal op zoek naar nieuwe vormen, rollen en woorden om de big bang van de decentralisaties in goede banen te leiden.
Laat vanzelfsprekendheden los Transformeren is dus een opdracht voor iedereen. Maar hoe doe je dat? Het is niet gemakkelijk om een andere bril op te zetten, en het is al helemaal niet gemakkelijk om regels af te schaffen en risico’s te nemen. Als er iets is waar Nederlanders slecht in zijn, is het wel het aanvaarden van risico’s. We timmeren liever alles dicht met regels en protocollen. Dat geeft de geruststellende indruk
voor een nieuwe aanpak
dat over alle mogelijke uitglijders is nagedacht, en de illusie dat ze daarmee ook worden voorkomen. Blijkt dat niet het geval, dan maken we gewoon nóg meer regels om onze goede wil te tonen en onze angst te beteugelen. Als dat al werkte – de klachten over bureaucratisering klinken immers ook steeds luider – dan werkt dat in de transformatie van verzorgingsstaat naar participerende burger in elk geval niet meer. Wie decentraliseert, kan niet anders dan het touw laten vieren, vanzelfsprekendheden loslaten en ruimte creëren voor een nieuwe aanpak, nieuwe ideeën, nieuwe oplossingen. ‘Op maat werken’ betekent na het beantwoorden van de ‘wat en waarom’-vraag ruimte geven aan verschillende invullingen van het ‘hoe’. Maar hoe doe je dat? Wat vraagt dat van de burger, de professional en de gemeente? En hoe kunnen wij als kennisinstituut daaraan een bijdrage leveren met onze kennis?
Leren en reflecteren Om te beginnen is er ontspanning in plaats van kramp nodig. Wie wat wil veranderen, moet iets kunnen uitproberen. En hoe goed daar ook over is nagedacht, de 3
» praktijk kan toch nog voor onaangename verrassingen zorgen. De eerste voorwaarde voor een succesvolle transformatie is daarom: besef dat fouten maken erbij hoort. Fouten zijn onderdeel van een leerproces dat is gericht op vernieuwing, geen signaal om met iemand af te rekenen. Met afrekenen schiet je niets op; dan sluit je de mogelijkheid af om te experimenteren, te ontdekken. Het is daarom beter iemands reflexieve vermogens te versterken, om zo verbeteringen tot stand te brengen. Aan dit leren en reflecteren gaat nog een voorwaarde vooraf. Deze tweede voorwaarde is: vertrouwen. Om te beginnen van de rijksoverheid in de lokale overheid. Concreet betekent dat: minder regels, meer ruimte. De lokale overheden moeten op hun beurt vertrouwen geven aan de professionals in het veld. De beroepseer is onder invloed van verwoede regelmakers verworden tot beroepszeer, en dat is nou net wat we niet moeten hebben. Professionals op hun beurt moeten burgers de ruimte geven, en hen niet benaderen met het idee ‘wij weten wel hoe het moet’. De motor van vertrouwen is oprechte nieuwsgierigheid naar en betrokkenheid bij elkaar. Wat vind je, wat voel je, wat wil je? Vertrouwen kun je niet met regels afdwingen. Vertrouwen bouw je op door relaties met elkaar aan te gaan. Door van een digitaal dossier een mens van vlees en bloed te maken. De derde voorwaarde voor succesvol veranderen en reflecteren, is gebruik maken van goede, professionele kennis over deze processen. Gelukkig is er bij een kennisinstituut als Movisie al veel bruikbare kennis beschikbaar, en wordt er ook voortdurend nieuwe kennis ontwikkeld.
Meer ruimte voor professionals Essentieel in de transformatie is eigen zeggenschap van burgers, eigen verantwoordelijkheid, eigen regie en veerkracht. ‘Eigen kracht’ heet dat, een begrip dat te pas en te onpas opduikt in het gesprek over transitie en transformatie,
Standaard-
en waaraan het misverstand kleeft dat ‘eigen kracht’ minder hulp of ondersteu-
oplossingen
hulp, maar zeggenschap over welke hulp gewenst en nodig is, en welke niet. En
ning impliceert. Maar zo is het niet. Meer zeggenschap betekent niet minder dat is wat anders. Dat neemt niet weg dat door de bezuinigingen waarmee de decentralisaties gepaard gaan, veel gemeenten op de eerste plaats ‘het plaatje
passen niet in
kloppend’ willen krijgen. Het belangrijkste risico dat ze niet willen nemen, is
een samenleving
Tegelijk is een van de belangrijkste vernieuwingen die ze zouden moeten
dat van budgetoverschrijding. Dat is begrijpelijk. doorvoeren, professionals meer sturingsmogelijkheden geven; ook financieel. Wie gaan de wijkbudgetten beheren? Welke afspraken worden daarover ge-
waarin zowat alles ‘op maat’ is behalve de zorg en hulp die
maakt? Wat is bij elke hulpvragende burger de verhouding tussen rechtmatigheid (welke regels en protocollen zijn van toepassing), doelmatigheid (wat is de beste oplossing voor het minste geld) en eigen kracht (wat kan iemand zelf)? En hoe zorg je voor de professionalisering van de beroepskracht?
Nuttige en nodige oplossingen Een andere vraag is, of hulpverleners in staat zijn de reflex te onderdrukken om onmiddellijk zelf de problemen op te lossen die ze zien. Want als ze dat doen, eigenen ze zich iemands problemen toe. Mede dankzij deze hulpverlenersreflex zijn de problemen van mensen de afgelopen jaren geïnstitutionaliseerd, en zijn
iemand krijgt
mensen zich daarnaar gaan gedragen. Ze gingen kiezen uit de oplossingen die voor hun problemen waren bedacht, in plaats van zelf bedenken wat voor hen nuttig en nodig was. Dat was voor beide partijen best gemakkelijk: de professional wist wat hij moest doen, en de burger wist wat hij kon vragen. De verzorgingsstaat voorzag vervolgens in één van de standaardoplossingen. Die manier van werken werd niet alleen te duur, ze paste ook niet in een samen5
INTERVIEW �������������������������������������������������������������������������������������
Sylvia Ligterink maatschappelijk werkster in Arnhem * ‘Tot nu toe werkte ik samen met andere
delen dat we allemaal in een volstrekt
manier spannend. Maar we gaan wel
maatschappelijk werkers. In het nieuwe
nieuwe situatie stappen. We hebben
een chaotische tijd tegemoet. Niet alleen
wijkteam zitten mensen met verschil-
natuurlijk wel tijd nodig om elkaar te
omdat wij als team goed met elkaar
lende soorten expertise. Dat vind ik een
leren kennen, vertrouwen te krijgen in
moeten leren werken, maar ook omdat
mooie mogelijkheid om van elkaar te
elkaar, een veilige sfeer te creëren waarin
de inwoners helemaal niet gewend zijn
leren. Ik heb eerder in multidisciplinaire
je elkaar vragen kunt voorleggen en mag
om hun “eigen kracht” in te zetten. Ze
teams gewerkt waar bijvoorbeeld ook
aanspreken op fouten.
zijn gewend om een vraag te stellen, en
een schoolarts en een orthopedagoog
van een hulpverlener te horen wat ze
aan deelnamen. Dat heb ik altijd heel
Elk wijkteam in Arnhem heeft een andere
moeten doen. Nu moeten de mensen zelf
leuk gevonden, het is een verrijking van je
samenstelling, afhankelijk van de exper-
gaan meedenken, en dat is voor hen een
werkveld.
tise die in een bepaald werkgebied nodig
flinke omslag. Ik verwacht dan ook veel
is. Het kan dus best dat mensen over een
weerstand.
Wat me zorgen baart, zijn de heel kwets-
halfjaar switchen van werkplek, omdat
bare mensen en de zorgmijders. Zij weten
hun expertise beter past in een ander
Ik heb zelf een cliënt die al meer dan
nog niet hoe ze de verandering naar meer
gebied.
twintig jaar heel veel zorg en hulp krijgt,
eigen regie en verantwoordelijkheid moe-
die kan niet zomaar zelf iets gaan rege-
ten oppakken. Het is de bedoeling dat
De gemeente denkt dat de wijkteams alle
len. Die hobbel is veel te groot, die moet
inwoners een website kunnen raadple-
problemen kunnen aanpakken, maar dat
je nemen met veel kleine stapjes. Sommi-
gen om te zien waar ze met hun vragen
is niet zo. Gelukkig kunnen we gebruik
ge mensen hebben een erg klein netwerk,
terecht kunnen. Daarnaast is er een tele-
maken van de tweede lijn als onze
dat bestaat uit twee of drie mensen. Dat
foonnummer dat ze kunnen bellen. Maar
expertise tekort schiet. Wat in de nieuwe
wat groter maken, lukt ze vaak niet in
of dat voor iedereen voldoende is?
situatie wel fijn is, is dat ik de casusregis-
hun eentje. Wij zullen daarom sommige
Wijkteams hebben vanaf 1 januari een
seur blijf. Vroeger verdween iemand in
mensen bij de hand moeten nemen op
specifiek werkgebied. Dat betekent dat
de tweede lijn. Je hoorde er niets meer
weg naar meer zelfstandigheid. We heb-
we casussen die daar niet binnen vallen,
over, en vaak werd ook niet de noodzaak
ben hulp nodig van vrijwilligers om die
hebben moeten afronden of overdragen
gevoeld om ons te informeren. Dat kan
noodzakelijke kleine stapjes met iemand
aan andere wijkteams. Dat is een hele
nu niet meer, en dat vind ik een grote
te kunnen zetten. Maar uiteindelijk zullen
grote, stadsbrede operatie die niet vlek-
verbetering. Dat verandert de onderlinge
mensen die meer zelf kunnen en doen,
keloos kán verlopen. Daar komt bij dat er
verhoudingen en geeft ons de kans om
dat als winst beschouwen. Bovendien zijn
ook collega’s gestopt zijn, deels als gevolg
mee te kijken, waardoor we extra kennis
oplossingen beter als mensen ze zelf heb-
van de bezuinigingen. Er blijven wel
kunnen opdoen.
ben bedacht.’
maar verder gaat de organisatie van de
Er komt meer werk en verantwoordelijk-
* Deze tekst is uitgesproken op
hulp op de schop. Wie worden daarvan
heid op ons af, dat vind ik op een leuke
raadslieden en schuldhulpverleners actief, persoonlijke titel.
de dupe? Intussen moeten de teams zichzelf gaan uitvinden. Dat gaat minstens een halfjaar
WAT VERWACHT U VAN MOVISIE?
duren. Op dit moment (eind december 2014) heeft mijn team elkaar drie keer ontmoet, in steeds wisselende samenstellingen. Ik zie veel enthousiasme bij mijn teamleden. We hebben allemaal andere achtergronden en gewoonten, maar we 6
‘Ik verwacht van medewerkers van Movisie dat ze het hele proces volgen en begeleiden waar nodig. Dat ze workshops en congressen organiseren, zowel voor professionals als voor vrijwilligers, om de nieuwe werkwijze te stimuleren en te ontwikkelen.’
» leving waarin zowat alles ‘op maat’ is behalve de zorg en hulp die iemand krijgt. De eerste vraag aan iemand die hulp wil, moet daarom zijn: ‘Wat is er met u aan de hand?’ De keukentafelvraag. Daarbij is het belangrijk om die vraag niet op te knippen en te verdelen over elk van de drie ‘kolommen’ van de decentralisatie: werk, zorg en jeugd, maar om naar een integraal antwoord te zoeken. Dat is de vierde voorwaarde om van de transformatie een succes te maken. Want de drie ‘kolommen’ in het beleid, zijn geen drie kolommen in iemands leven. De vorming van sociale wijkteams is een poging om de hulp aan mensen te integreren. De kunst is om binnen of tussen die teams geen nieuwe schotten te maken; zoals het wijkteam deed dat iemand doorstuurde naar het jeugd- en gezinsteam, waar ze haar verhaal weer opnieuw kon doen. Ontschot werken en de burger centraal stellen kun je op papier zetten, maar het ook in de praktijk uitvoeren vraagt om meer dan mooie woorden. Daarvoor is een cultuuromslag nodig die niet eentwee-drie is gemaakt; we zijn immers gewend om elk probleem in zijn eigen hokje te stoppen. Dat is lekker overzichtelijk. Protocolletje eroverheen en klaar is Kees.
Zelfstandigheid en zelfregie Voor de professionals zijn twee vragen belangrijk: welke mensen helpen we wel en welke niet, en hoe zorgen we ervoor dat mensen competenter worden in het zelf organiseren van oplossingen. Dat wiel hoeven ze niet zelf uit te vinden. Er zijn allerlei tools en trainingen die daarbij kunnen helpen. Het is bovendien belangrijk om niet alles tegelijk op te willen lossen voor mensen, maar te vragen wat voor hen het belangrijkst is en daarmee te beginnen. Zo bevestig je de zelfregie en de zelfstandigheid van mensen: zij zijn als eerste aan zet om te vertellen wat er in hun leven moet gebeuren. Misschien kunnen ze dat niet in hun eentje realiseren, maar dat is een andere kwestie – een kwestie trouwens die raakt aan een belangrijk onderdeel van de transformatie: de ondersteuning van een sociaal netwerk. Want dat
Mensen zijn
mensen het niet alleen af kunnen, wil niet zeggen dat professionals onmiddellijk in het gat moeten springen dat tussen vraag en antwoord ligt. Waarom niet? Omdat een individu op de eerste plaats een burger is. Verantwoordelijk voor
verantwoordelijk voor hun
zijn eigen besognes, maar niet in zijn eentje. Mensen maken onderdeel uit van sociale verbanden, en die zijn er niet voor niets. ‘Vriendschap, liefde, broederschap, het zijn geen loze kreten. We benne op de wereld om mekaar om mekaar, te hellepe niewaar’, zong het cafépubliek in ‘´t Schaep met de 5 pooten’ in 1969. Sindsdien is het allemaal zelfontplooiing, emancipatie en autonomie dat
eigen besognes, maar niet in
de klok slaat, en dat is mooi. We hoeven niet terug naar de tijd waarin mensen klem zaten in verzuilde normen en waarden, en op straffe van sociale uitsluiting niet konden leven op hun eigen, zelfverkozen manier. Maar de afgelopen decennia hebben óók laten zien dat ‘de B.V. Nederland’, een maatschappij waarin burgers zijn gereduceerd tot calculerende consumen-
hun eentje
ten, een misvatting is. Niet alleen heeft ze nooit bestaan, het is mogelijk noch wenselijk om een samenleving als een bedrijf te runnen. Sociale verbanden zijn geen nutmaximaliserende instrumenten of afrekenrelaties.
Twee vliegen in één klap Nee, buren willen hun buren niet onder de douche zetten, en dat willen die buren zelf ook niet. Maar een boodschap doen, de vuilniszak buiten zetten, helpen bij financiën of bij huiswerk, een oogje in het zeil houden, al die kleine dingen willen veel mensen best doen voor elkaar. Soms gebeurt er zelfs een klein wonder, en worden twee problemen in één klap opgelost. Zoals de autistische jongen die wel op kamers wil, maar dat helemaal in zijn eentje 7
INTERVIEW
���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
Rob Meijer gemeenteambtenaar in Nieuwkoop, projectleider van de decentralisaties van zorg, werk en jeugd ‘Voor de toegang tot voorzieningen blij-
Die kanteling naar het stimuleren van
te combineren en verbindingen te leggen
ven drie verschillende loketten bestaan.
zelfredzaamheid maken we al een tijdje.
met het bestaande welzijns- en sportaan-
Mensen weten die ingangen nu goed te
Zo voeren we al twee jaar uitgebreide
bod in onze gemeente.
vinden, dus dat houden we zo. Die drie
gesprekken om te kijken welke mogelijk-
Bij de aanbesteding zijn vooraf afspra-
verschillende loketten hebben we aan de
heden mensen zelf hebben, bijvoorbeeld
ken gemaakt over gewenste resultaten
‘achterkant’ met elkaar verbonden. Als
als het gaat om huishoudelijke hulp.
en budget. Daarbinnen vult “Tom in de
bijvoorbeeld via het Centrum voor Jeugd
Daardoor hoeven we volgend jaar niet
buurt” de sociale participatie in. Zo pro-
en Gezin (CJG) duidelijk wordt dat een
te bezuinigen op deze post, want de
beren we met minder middelen toch een
gezin schulden heeft, geven we integrale
huidige uitgaven komen overeen met
acceptabel niveau van maatschappelijke
hulp. Want we willen niet dat mensen
het budget dat hiervoor beschikbaar is.
voorzieningen aan te bieden.
van het ene naar het andere loket worden
Mensen zien vaak wel in dat het redelijk
gestuurd.
is te vragen wat ze zelf nog kunnen. Ze
Nieuwkoop kon als pilotgemeente in de
zeggen bijvoorbeeld: “We krijgen nu
regio Holland Rijnland in 2014 een ambu-
Ons uitgangspunt is dat zorg direct en
acht uur hulp in de week, maar zes uur is
lant Jeugd- en Gezinsteam (JGT) opzet-
dichtbij moet zijn: in de buurt. Dat is niet
ook voldoende”. Het beleid is zeker niet
ten. Een zelfsturend team dat bestaat uit
per se goedkoper. Het is goed mogelijk
schraal, en de inwoners klagen er niet
gedreven professionals die van ons als
dat inwoners een groter beroep op zorg
over. We hebben het afgelopen jaar maar
gemeente de ruimte hebben gekregen.
gaan doen, juist omdat die dichter bij
één bezwaarschrift gehad.
Daar worden hulpverleners enthousiast
huis wordt georganiseerd. We willen
van. Het JGT is onderdeel van CJG. Het
mede daarom een cultuuromslag realise-
Met het team “Tom in de buurt”, een
CJG biedt dus zowel jeugdgezondheids-
ren, en uitdragen dat mensen in eerste
coalitie van acht verschillende zorg-
zorg als jeugdhulp aan.
instantie zelf verantwoordelijk zijn voor
instellingen, hebben we een dekkend
In het JGT zitten onder meer maatschap-
zichzelf, hun gezin en de mensen om hen
ondersteuningsaanbod beschikbaar voor
pelijk werkers, psychologen, en deskundi-
heen. Dat betekent niet dat we proble-
alle nieuwe activiteiten die per
gen op het gebied van licht verstandelijke
men willen afschuiven, maar wel dat we
1 januari onder de Wmo vallen. Onder dit
beperkingen. Het team is onder meer
zelfstandigheid stimuleren. Mensen willen
aanbod vallen algemene voorzieningen
aanwezig op scholen en gezondheids-
ook het liefst zelfstandig zijn, maar ze
zoals dagopvang voor ouderen, maar
centra, en huisartsen en scholen heb-
hikken tegen veranderingen aan. Dat is
ook individuele begeleiding voor cliënten
ben hun eigen contactpersoon binnen
begrijpelijk, want het is vaak onduidelijk
met een licht verstandelijke beperking.
het JGT. Zo is het mogelijk persoonlijke
welke gevolgen alle veranderingen die nu
We verwachten dat “Tom in de buurt”
afspraken te maken, bijvoorbeeld rond
plaatsvinden voor hen hebben.
innoveert door bijvoorbeeld doelgroepen
terugkoppeling over een doorverwijzing. De JGT-leden hebben het mandaat om
WAT VERWACHT U VAN MOVISIE?
onmiddellijk een specialist zoals een psychiater in te schakelen. We willen niet
‘Movisie kan de komende jaren een belangrijke bijdrage leveren aan het delen van kennis en het bijdragen aan innovaties in het sociaal domein. Ik denk dan bijvoorbeeld aan belangrijke transitievraagstukken zoals de ontkokering van de zorg; het initiëren van samenwerkingsafspraken tussen ketenpartners; en de beweging van grootschalige regionale specialistische, aanbodgerichte zorg naar kleinschalige generalistische vraaggerichte zorg op wijkniveau.’
aanmodderen met lichte zorg als een zwaardere interventie nodig is. Ons motto is: licht als het kan, zwaar als het moet. Tegelijk hopen we het beroep op lichte zorg te verminderen door ondersteuning vanuit de omgeving. Denk dan bijvoorbeeld aan een rustige huiswerkplek voor een kind uit een druk gezin.
8
»
���������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
een beetje eng vindt. En de bijna blinde oudere dame die het nog goed redt thuis, maar af en toe wel wat hulp kan gebruiken. En wat toezicht ook, vinden haar kinderen. De jongen is bij de mevrouw op zolder terechtgekomen; tot ieders tevredenheid. Zo mooi gaat het in de praktijk natuurlijk vaak niet. Veel mantelzorgers zijn overbelast, meestal omdat ze er in hun eentje voor staan en adem tekort komen. Door de bezuinigingen waarmee de decentralisaties gepaard gaan, wordt hun toch al overladen bordje nog veel voller. Dat hun bordje vaak al bijna
Waar ik me wel grote zorgen over maak,
overliep, laat wel zien dat de oude arrangementen ook niet voldeden. Of het
zijn de financiën. Wat jeugd betreft, krijgen
anders en beter kan, zal de toekomst moeten uitwijzen. Daarbij kan het helpen
we een extra korting van 20 procent als de
als hulpverleners naast hun cliënten gaan staan en samen met hen bedenken
huidige plannen voor het objectieve verdeel-
wat ze willen en kunnen. Uitvinden hoe die zelfregie werkt, is vaak zowel voor
model doorgaan. Het Rijk beslist daar begin
de cliënt als voor de professional tamelijk nieuw. Movisie’s gedocumenteerde
2015 over. Dat zou betekenen dat we desas-
praktijkvoorbeelden kunnen hen daarbij op weg helpen. Daarbij zijn mensen
treus moeten gaan snijden in de zorg, iets
meer geholpen met de beste vragen – ‘welke mogelijkheden en oplossingen ziet
wat tot grote problemen kan leiden. Over
u zelf, en wat hebt u daarvoor nodig?’ – dan met de beste bedoelingen.
verbeteringen hoef je het dan al helemaal niet meer te hebben Een andere zorg is de
De beste versie van jezelf
nieuwe groep Wajongers. Nog afgezien van
Er wordt veel gedaan met de beste bedoelingen. Door hulpverleners die iemand
de vraag of er voor hen wel banen zijn, zijn
precies kunnen vertellen wat het beste voor hem is. Door beleidsmakers die
de middelen die we hebben voor arbeids-
allerlei speciale voorzieningen hebben bedacht op het vlak van dagbesteding
participatie en reïntegratie zeer beperkt.
of beschut werk. Goed bedoeld, maar verworden tot een inflexibel stramien dat niet gericht is op ontwikkeling, maar dat mensen op hun plek houdt.
Alles bij elkaar zie ik 2015 met vertrouwen
Kwetsbare mensen, mensen met een handicap, worden op de eerste plaats
tegemoet. Natuurlijk zullen we tegen pro-
bekeken als mensen die iets niet kunnen. Ze zijn have nots geworden voor wie
blemen aanlopen die we moeten oplossen.
de maatschappij nauwelijks plek heeft; behalve dan aan de randen, waar ze
Maar onze uitgangspositie is goed.’
met lotgenoten in de sociale werkplaats of op de dagbesteding steeds hetzelfde
9
» rondje draaien. Hoe langer dat duurt, hoe groter hun schrik wordt als er iets verandert. Ontzeg mensen lang genoeg hun eigen verantwoordelijkheid door ze die uit handen te nemen, en je oogst wat je zaait: afhankelijkheid en angst. Afhankelijkheid van voorzieningen die onder druk staan, soms zelfs verdwijnen, en die vaak niet eens passend zijn. Angst om mee te doen in een maatschappij waarin ze niet welkom zijn, met hun ‘vlekje’ of ‘rugzakje’. Alsof ze niet meer te bieden hebben dan problemen en ongemak. Wie de participatiesamenleving serieus neemt, spreekt alle mensen aan op hun mogelijkheden, op hun veerkracht, op de kwaliteiten die ze wél hebben en de dingen die ze wél kunnen. Die stigmatiseert niet, sluit niet buiten, maar includeert. De participatiesamenleving is pas geslaagd als ze een echt inclusieve samenleving is; en die kan ze worden als mensen elkaar als volwaardige subjecten zien met hun eigen wensen, mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Als mensen die, met gebruik en behoud van hun veerkracht, de beste versie van zichzelf kunnen en willen worden.
Caleidoscopisch en voortdurend in beweging
Transformatie is een voortdurende oefening in veerkracht. Afbreken van oude structuren en regels, opbouwen van nieuwe arrangementen en mogelijkheden
Dat is allemaal nogal wat. Want, zoals het cliché wil, de werkelijkheid is weerbarstig, en dat is-ie ook. Gemeenten, bedrijven, hulpverleners en de burgers die we voor het gemak ‘cliënten’ zullen noemen – de mensen die zorg, hulp en ondersteuning nodig hebben om zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven – zitten vaak nog vast in regels en richtlijnen. Dat geeft houvast, maar de andere kant daarvan is top-down-denken en inflexibiliteit. Die – oude – cultuur en werkwijzen staan haaks op wat van burgers wordt verlangd: zelfbeschikking, zelfregie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. De nieuwe cultuur vraagt om ruimte en vertrouwen, om denken vanuit burgers, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn rapport ‘Vertrouwen in burgers’ stelt. Daar ligt een faciliterende taak voor de gemeenten, maar ook voor de professionals. Zij moeten dealen met de spanning tussen de oude cultuur waarin ze wortelen, en de nieuwe werkwijze die ze zich eigen moeten maken. Daarin kunnen ze slagen door ruimte te maken in hun hoofd en in hun handelen, en een manier van werken te ontwikkelen die mensen stimuleert om te participeren. Dat betekent: op maat werken, recht doen aan individuele behoeften en mogelijkheden, luisteren, steunen en goede vragen stellen. Wie mensen vraagt wat ze nodig hebben, hoe ze dat willen regelen, wat ze zelf kunnen en waarvoor ze compensatie nodig hebben, wie hen, kortom, aanspreekt op hun ‘eigen kracht’, moet zijn standaardaanpak inruilen voor casuïstiek. Het is een caleidoscopische wereld waar hij in kijkt, een wereld met een voortdurend veranderend blikveld. Een wereld die, dus, nooit af is; transformatie is nooit klaar en dat kan ook niet. Want het is geen doel, maar een proces. Of, beter gezegd misschien: het is een voortdurende oefening in veerkracht. Afbreken – van oude structuren, regels en benaderingen – en opbouwen: van nieuwe arrangementen, mogelijkheden en bejegeningen.
Er is voor veel mensen wat te winnen De herstelbeweging in de ggz laat zien hoe dat zou kunnen. Hoe de kwetsbaarheid van mensen hun kracht kan worden, omdat ze die als deskundigheid kunnen inzetten. Hoe mensen een volwaardige plek opeisen, omdat ze niet hun aandoening zijn, maar die hebben. Ze willen meedoen, ze kunnen meedoen in een omgeving die flexibel is en niet vasthoudt aan oude modellen en starre gewoonten. Tot nu toe is het normaal om als samenleving aan mensen die niet 11
INTERVIEW �������������������������������������������������������������������������������������
Eelco de Gooijer cliënt, blogt op broedplaatsz.nl ‘De veranderingen in de zorg vind ik een
Een ander probleem vind ik de druk op
nu de omslag maken naar “ik heb iets,
goede zaak, want de zorg kan efficiënter
het sociale netwerk. Ik heb zelf een heel
wat heb ik nodig”. Maar dat kost wel tijd.
en goedkoper. Het probleem is, dat ze
klein en kwetsbaar netwerk. Een vriendin
De overgang van niets zelf doen naar zelf
gekoppeld zijn aan bezuinigingen. Het
die zelf veel problemen heeft, en mijn
verantwoordelijkheid nemen, moet niet
was beter geweest als er eerst twee jaar
moeder. Zij kunnen niet meer doen dan
alleen geleidelijk zijn, er is ook een vang-
de tijd was genomen om mensen mee
ze nu al doen. Mantelzorgers zijn vaak
net nodig. Zodat je op een hulpverlener
te nemen in dat proces. Nu denken veel
mensen die zelf ook iets mankeren, of
kunt terugvallen als iets je niet lukt, of
mensen: “Minder geld, dat kan niet goed
mensen die voor verschillende anderen
eens een keer niet lukt. Zo’n vangnet zou
gaan”. Terwijl ik denk dat er heel veel
mantelzorger zijn. Er zit niet zo veel rek
een hoop onzekerheid en angst bij men-
kansen liggen. Want het is goed dat
in. Wat kleine taken betreft is er wel
sen weghalen, zeker bij mensen met een
cliënten meer eigen regie en verantwoor-
meer mogelijk. Een boodschap doen voor
psychische stoornis, die vaak afwisselend
delijkheid krijgen, en dat er een einde
iemand, een schilderijtje ophangen, een
slechte en goede perioden kennen. Maar
komt aan de hospitalisering van mensen.
keer koffie met iemand drinken. Dan
weten de generalisten in wijkteams zulke
gaat het om incidentele dingetjes. Maar
dingen wel? Weten ze hoe ze moeten
Ik heb moeten vechten om dingen zelf te
structurele ondersteuning is wat anders.
omgaan met mensen met een gebruiks-
mogen doen. Papieren invullen, afspraken
Die kun je niet verplicht stellen. Ikzelf wil
aanwijzing? Ik denk het niet.
maken met de gemeente. Hulpverleners
best een keer een boodschap doen voor
deden dat liever zelf. Dat gaat sneller. En
iemand als dat zo uitkomt. Maar als dat
Ik zou het daarom goed vinden als de
ze zeiden: “Wat als er iets mis gaat?” Tja,
altijd en op vaste tijden moet, dan haak
verschillende cliëntenbewegingen zich
daar leer ik dan van. Vallen is niet erg,
ik af. Die verplichting wil ik niet. Elkaar
gaan presenteren als expertisecentra voor
als ik maar weer leer opstaan. Maar dat
meer helpen kan, maar dan moet er een
wijkteams, en gaan meedenken over de
leerproces kostte te veel tijd. Nu wordt
professional als achtervang zijn. Anders
minst slechte vorm waarin de zorg met
de stap overgeslagen om dingen zelf te
wordt de mantelzorger de voorziening.
deze snelheid en met deze bezuinigin-
leren doen. Het was beter geweest als
Dat werkt niet.
gen vorm kan krijgen. Ook is belangrijk
daar eerst in was geïnvesteerd. Want
dat gemeenten begrijpen dat een licht
probeer maar eens alles zelf te moeten
Wat ik positief vind, is dat hulpverleners
zorggebruik niet duidt op een lichte
en te kunnen als je al meer dan twintig
gaan kijken vanuit iemands mogelijkhe-
problematiek. Ik gebruik zelf alleen zorg
jaar professionele zorg en hulp krijgt, en
den. Mensen zijn gewend om te denken
die ik écht nodig heb, dat gaat maar om
het bent afgeleerd zelf te bedenken wat
“ik heb iets, dus ik krijg iets”. Voor een
een paar uur per week. Maar als ik die
goed voor je is. Voor veel mensen is die
probleem werd een voorziening inge-
zou moeten missen, zou ik echt niet meer
plotselinge overgang veel te groot. En bij
kocht. Hulpverleners en cliënten moeten
kunnen functioneren.’
sommigen kun je wel willen dat ze hun “eigen kracht” gebruiken, maar zit die ontwikkeling er niet meer in. Dan ga je trekken aan een dood paard. De verwachtingen moeten daarom niet te hoog gespannen zijn. Niet iedereen
WAT VERWACHT U VAN MOVISIE?
kan straks veertig uur per week werken, wat wel de bedoeling lijkt. Voor sommige mensen is koffie zetten voor bejaarden ook een nuttige dagbesteding. Als zij onder druk dingen moeten doen die ze niet kunnen, krijgen ze een terugval. Daar schiet niemand iets mee op. 12
‘Ik verwacht van Movisie dat het de veranderingen in de zorg op de agenda houdt. Dat het over de juiste kennis beschikt en dat medewerkers die kennis weten te vinden als ze die (nog) niet hebben. En dat ze daarbij ook gebruikmaken van de kennis en ervaringen van patiënten, cliënten en mantelzorgers.’
» in een keurslijf passen, op straffe van marginalisering of zelfs buitensluiting te vragen zich daar wel in te persen. De toekomst vraagt om een radicaal omgekeerde manier van denken: een samenleving die niet in staat is om mensen die graag willen meedoen een volwaardige plek te geven, moet bij zichzelf te rade gaan. Waar schiet ze tekort? Wat kan anders? Welke alternatieven zijn er? Transformeren vraagt op de eerste plaats iets van omgeving en maatschappij: luisteren, mensen serieus nemen, mogelijkheden creëren, durven proberen en durven falen. Mensen niet in de steek laten. Niet met een kluitje in het riet sturen. Bureaucratische rompslomp en onduidelijkheid wegnemen. Maar ook, op een heel praktisch en basaal niveau: als professional niet de boel willen overnemen. Lichtdementerenden kunnen best koffie zetten en vinden dat vaak nog leuk ook: zo kunnen ze van een cliënt, een vrijwilliger worden. Een inloophuis of ontmoetingsplek waar dementerenden, hun mantelzorgers en vrijwilligers bij elkaar komen – zoals bijvoorbeeld bij het Odensehuis in Amsterdam gebeurt, waar wordt gelezen, gezongen en aan Tai Chi gedaan – laat in de praktijk zien dat iedereen op zijn eigen manier mee kan doen. Als dat zulke kwetsbare mensen lukt, is er bij veel meer groepen wat ‘te halen’, beter gezegd: is er voor veel meer mensen wat te winnen.
Zelfredzaamheid en samenredzaamheid De gemeenten spelen daarin een belangrijke rol, want zij zijn het die voorzieningen inkopen. Zij kunnen dat op de ouderwetse manier blijven doen, voor elk van de drie kolommen – jeugd, zorg en werk – of, volgens de transformatiegedachte, inzetten op de integratie daarvan. Zo is er in Apeldoorn één plek voor ontmoeting en dagbesteding samen, iets wat de deelnemers de mogelijkheid geeft andere rollen te
Laat mensen hun eigen keuzen
vervullen en mogelijkheden te verkennen. Op die plek zelf, maar ook daarbuiten: in de buurt, in de wijk. Zodat ze ertoe doen, gezien worden, respect krijgen. Die nieuwe rollen en mogelijkheden kunnen een positief effect hebben op de kwaliteit van hun netwerk, waardoor professionals mogelijk een stapje terug kunnen zetten; en hun ‘cliënten’ een stapje vooruit op weg naar zelfredzaam-
maken, en ze gaan nieuwe
heid en samenredzaamheid. Zoals bijvoorbeeld in Villa Bedreivigheid in Doetinchem gebeurt, waar dak- en thuislozen en verslaafden werken aan persoonlijk herstel en economische zelfstandigheid. De Villa huisvest een meubelmakerij, een drukkerij, een fietsboodschappendienst, een wasserette en een sociaal café, en biedt mogelijkheden voor een opleiding in de horeca of dienstverlening. Het
verbindingen aan met elkaar
initiatief hiervoor komt niet van de gemeente, en ook niet van hulpverleners, maar van de participanten zelf – die zich nadrukkelijk geen ‘cliënten’ noemen. Ze zijn mensen die hun eigen keuzen maken op grond van hun eigen ontwikkelingsmogelijkheden. Zo doende breken ze oude hokjes af, en gaan ze nieuwe verbindingen aan met elkaar en de maatschappij.
en met de maatschappij
Nieuwe doelgroepen en dwarsverbanden Het anders organiseren van geldstromen en opnieuw onder de loep nemen van doelgroepen zou sowieso een aandachtspunt voor gemeenten moeten zijn. Zo kunnen ze voorkomen dat ze uit gewoonte oude doelgroepen blijven bedienen en de bezuinigingen neerleggen bij de nieuwe die met de drie decentralisaties naar de gemeenten zijn gekomen. Terwijl die nieuwe groepen de meeste beperkingen hebben. Dat de Wmo, Participatiewet en Jeugdwet met forse bezuinigingen gepaard gaan – in totaal bijna vier miljard euro – moet niet automatisch betekenen dat de nieuwkomers in de gemeente die bezuinigingslast ook volledig moeten dragen. Er is minder te verdelen, maar wees er scherp op wie er aan het langste eind trekt. Degene met verworven rechten? Met de grootste mond? Met het beste 13
Marjet van Houten, senior adviseur Participatie ‘In de jeugdzorg is iemand een cliënt, in de Participatiewet een werkloze, en in de Wmo een gewone burger. Dat zijn drie heel verschillende definities, terwijl het in al die gevallen gaat om hetzelfde: participeren, meedoen op een zo normaal mogelijke manier. We moeten verbindingen maken tussen die verschillende domeinen. Dat is een wezenlijke cultuurverandering: inzien dat er geen sprake is van drie afzonderlijke kolommen, maar van een samenhangend geheel’
Lou Repetur, senior adviseur Transformatie jeugd ‘Voor ambtenaren is het belangrijk om te praten met de mensen die de gevolgen ondervinden van hun beleid. Omdat ze dan voelen waarom ze het doen, voor wie ze het doen, en met wie ze het moeten doen. We hebben nu de kans om het fundamentele verschil te maken: om te zorgen voor ontschotting, de cliënt centraal te stellen, en ons met z’n allen in een verbetersystematiek te plaatsen zodat we afgerekend worden op het feit dat we leren van fouten en niet op het feit dat we, onvermijdelijk, fouten maken’
Hilde van Xanten, senior adviseur Sociale zorg ‘In het algemeen gaan we vrij top-down met cliënten om. We hebben vaak casusbespreking zonder de cliënt erbij en beslissen dan wat er gaat gebeuren. Je maakt een veel betere slag als je samen met de cliënt aan tafel zit en met elkaar kijkt welke alternatieven er zijn en in welk tempo die uitgevoerd kunnen worden. Cliënten kunnen heel goed zelf zeggen welke problemen ze als eerste willen oplossen, en welke later. Wij willen alles tegelijk oplossen voor mensen, en dat is precies wat we moeten loslaten’
» verhaal? Die het aardigst is? Of die de zorg en ondersteuning het hardst nodig heeft? Daar komt bij dat, juist omdat de gemeenten het hele sociale domein onder hun hoede krijgen, ze dwarsverbanden kunnen leggen en voorzieningen kunnen integreren. ‘Eigen kracht’ mag geen schaamlap worden om mensen benodigde zorg en ondersteuning te onthouden, en zo bezuinigingsdoelstellingen te halen.
Keukentafeldilemma De professionals op hun beurt worstelen hier ook mee. Zij zitten onder druk van de bezuinigingen met een ongelofelijk ingewikkelde boodschap aan de inmiddels roemruchte keukentafel: vertrouwen proberen te winnen, maar ook inventariseren of iemands netwerk professionele ondersteuning (deels) kan ondervangen. En zo kan het gebeuren dat sommige ouderenbonden op hun websites advies geven over wat je wel, en wat je vooral beter niet kunt zeggen tijdens een keukentafelgesprek. Wie zijn ziel en zaligheid blootlegt, moet misschien wel inleveren wat hij graag wil behouden. Andersom doen kwetsbare mensen zich vaak stoerder voor dan ze zijn, omdat ze zich schamen voor hun kwetsbaarheid, die ze als zwakte zien. Hoe kun je goed blijven kijken naar je cliënt? Hoe voorkom je dat ‘moeilijke mensen’ minder aandacht krijgen, want tijd = geld? En, omgekeerd, hoe voorkom je dat hulpverleners zich en masse storten op een multiprobleem-gezin terwijl dat helemaal niet nodig is? Door alert en kritisch te zijn, en elkaar lastige vragen te durven stellen. Dat vraagt om onderlinge veiligheid en vertrouwen; dingen die je niet kunt afdwingen, maar die in de loop van de tijd moeten groeien. Misschien zijn over een half jaar alle keukentafelgesprekken gevoerd en de bezuinigingen gehaald. Maar is er dan ook echt goed gekeken naar wat mensen
Nieuwe rollen en mogelijkheden
nodig hebben? Om die vraag met ‘ja’ te kunnen beantwoorden, zullen de behoeften en mogelijkheden van mensen het uitgangspunt moeten zijn en blijven. Daarbij gaat het niet alleen om individuele cliënten, maar ook om hun sociale netwerk; om de mensen om hen heen. Dat kan als consequentie hebben dat organisaties hun eigen belang opzij moeten zetten voor een langetermijnper-
vergroten de kans op zelfredzaamheid en samen-
spectief waarin niet hún overleven, maar een kwalitatief beter leven voor hun cliënten voorop staat. Niet structuren met hun producten moeten voorop staan, maar mensen met hun mogelijkheden en ambities.
Een lerende organisatie Iederéén moet dus transformeren, een andere cultuur en manier van werken ontwikkelen. Ook wij als kennisinstituut. Ook wij moeten, net zoals alle andere deelnemers aan dit proces, een lerende organisatie worden waarvan de kennis blijft groeien en waarvoor het werk nooit af is. Voor Movisie betekent de transformatie dat wij ons nadrukkelijker - via
redzaamheid
gemeenten en organisaties - gaan richten op het versterken van de participatiemogelijkheden van alle burgers. Dat zullen we onder meer doen door onze werkprogramma’s samen te ontwikkelen met de gemeenten, de VNG en de koepels en organisaties uit het werkveld. Daarbij staat de gedachte ‘wat betekent dit voor mensen’ steeds centraal. We moeten onder ogen zien dat oplossingen die vandaag voldoen, morgen misschien onbruikbaar zijn. Omdat we in een maatschappij leven die niet stilstaat, en waarin ook de verlangens en behoeften van kwetsbare mensen steeds veranderen omdat hun leven dat doet. Die verlangens en behoeften moeten leidend zijn voor de manier waarop we ons inspannen hun leven draaglijk en, hopelijk ook, een beetje aangenaam te maken. Als we samen op zoek gaan naar samen-weten, zou dat moeten lukken.
« 15
Het wordt een spannend jaar, 2015. Het eerste jaar waarin de transities en transformaties hun beslag krijgen. Wat gaat dat betekenen voor burgers, beleidsmakers en professionals in het veld? Een andere manier van werken moet ervoor zorgen dat ondanks minder middelen, zorg en ondersteuning kwalitatief beter worden. Maar hoe ziet die andere manier eruit? Wat vraagt dat van alle betrokkenen? Is iedereen daar wel goed op voorbereid en toegerust? En zo nee, wat is daarvoor nodig en hoeveel ruimte gunnen we elkaar om te experimenteren en te leren? In het essay Spanning en veerkracht schetst Movisie de dilemma’s. Volgens Movisie ligt de kans in het organiseren van veerkracht. Dat kan door vanzelfsprekendheden los te laten, door te experimenteren en te reflecteren, door professionals de ruimte te geven, door ontschot te werken en daarin samen op te trekken in de driehoek burgers, professionals en beleidsmakers.
Movisie * Postbus 19129 * 3501 DC Utrecht * T 030 789 20 00 * www.movisie.nl * info@movisie.nl
Š Movisie januari 2015. Tekst: Malou van Hintum, www.malouvanhintum.nl. Fotografie: Sijmen Hendriks. Ontwerp: suggestie & illusie. ISBN: 9789088691133. Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het ministerie van VWS.