1 minute read
Wat zijn voedingsvezels?
from VOEDINGSVEZELS
by Dr. Rath
Met de term „voedingsvezels“ worden alle onverteerbare voedselbestanddelen bedoeld. Meestal zijn voedingsvezels van plantaardige oorsprong, vooral te vinden in volkoren graanproducten, peulvruchten, fruit, groenten, noten en zaden.
Voedingsvezels die via de voeding worden opgenomen, komen onverteerd via de dunne darm in de dikke darm aan. Hier worden ze ofwel door de bacteriën van het darmmicrobioom1 afgebroken en als energiebron en/of bouwstof gebruikt, of onverteerd uitgescheiden.
De meeste voedingsvezels bestaan hoofdzakelijk uit verschillende enkelvoudige koolhydraten, die door middel van speciale verbindingen aan elkaar gekoppeld zijn. Aangezien het menselijk lichaam geen enzymen bevat die deze verbindingen kunnen verbreken, zijn voedingsvezels voor de mens onverteerbaar.
Tot de groep voedingsvezels behoort een groot aantal, tot nu toe niet volledig be- kende, verschillende complexe structuren. De belangrijkste, meest voorkomende zijn:
Cellulose: een voedingsvezel die in bijna alle planten voorkomt, bij voorkeur in de celwanden van groenten en fruit. Het is een vezel die bijna niet oplosbaar is in water, en die een hoog waterbindend vermogen bezit.
Hemicellulose: complexe verbindingen, vaak samen met cellulose in de celwanden van planten te vinden, vooral in de graansoorten tarwe en rogge.
Pectine: oplosbare voedingsvezels, vooral aanwezig in de celwanden van de zaden en de schil van groenten en fruit.
Plantaardige gom: complexe, wateroplosbare, meervoudige verbindingen, die zich binnenin de plantencellen bevinden.
Plantaardige gom heeft een hoog waterbindend vermogen.
Slijmstof: voedingsvezels, vooral aanwezig in het endosperm van de zaden (het voedingsstofrijke deel van de cel). De meest bekende slijmstof is guarpitmeel, dat van de zaden van de guarboon afkomstig is.
Opslagkoolhydraten: voedingsvezels die ook te vinden zijn in het endosperm van de zaden.
Resistent zetmeel: voedingsvezels die zich binnen in de cellen van zaden bevinden. Het komt in de meeste graansoorten voor, maar ook in bonen, erwten en gekookte aardappelen.
Lignine: een bestanddeel van plantencelwanden, dat niet oplosbaar is in water en bijvoorbeeld in tarwezemelen voorkomt. Lignine is een uitzondering in de groep van voedingsvezels, omdat het geen koolhydraat is.
Twee andere soorten voedingsvezels die vaak genoemd worden in verband met de gezondheid van de mens zijn: bètaglucanen en psyllium.
Bèta-glucanen: natuurlijke meervoudige verbindingen, die qua structuur vergelijkbaar zijn met cellulose. Ze behoren tot de oplosbare vezels, voornamelijk aanwezig in de buitenste lagen van graankorrels en in grotere hoeveelheden in haver en gerst.
Psyllium: voedingsvezel verkregen uit de zaden en zaadhuiden van weegbree planten, en voornamelijk gewonnen van de oorspronkelijk Indische plantensoort Plantago ovata.
Naast de genoemde voedingsvezelsoorten, bevinden zich in de plantencelwand talrijke andere stoffen, die het menselijk lichaam niet kan verteren en daarom ook tot de voedingsvezels gerekend worden.
1 ook wel darmflora genoemd, en is het totaalvanallemicro-organismenindedarm