![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104016-fb2c26365f3a59c2c0fa1e02e37d1f33/v1/d3596fccdb5090958d86fc2290ae1760.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
1 minute read
De-vier-C’s
b. Wat ging minder goed?
c. Wat moet de volgende keer anders?
Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent.
Na de instructie volgens het PPD-principe gaan de sporters aan de slag. Zelf loop je rond om de sporters of gasten individueel te begeleiden. Hierbij hanteer je de vier C's: 1. C onstateren: je ziet wat er fout gaat. 2. C orrigeren: je geeft een tip of aanwijzingen zodat het beter kan gaan. 3. C ontroleren: je controleert of het nu beter gaat. 4. C omplimenteren: je geeft een compliment (een top) als het goed gaat.
Vergeet de vierde ‘C’ niet. Met een positieve benadering creëer je een positieve sfeer.
Tips!
• De derde C, het controleren, wordt nog wel eens vergeten. Je corrigeert wel, maar loopt weer door om de anderen te begeleiden of verder te gaan met een volgende oefening. • Ook wordt vaak vergeten te benoemen wat goed gaat. Wanneer het goed gaat, kun je van stap 1 ‘constateren' meteen overstappen naar stap 4 ‘complimenteren'.
Opdracht 9 De vier C’s
Filmpje -De vier C’s
Lees de volgende vraag en bekijk het filmpje. Houd pen en papier bij de hand. Bij een individuele instructie gebruiken we de vier C’s. Bekijk of alle vier C’s worden uitgevoerd. Vertel bij elke C hoe de medewerker sport en recreatie dat doet.
Opdracht 10 Positieve benadering
Studenten formuleren eigen antwoorden waaruit blijkt dat ze inzicht in de‘positieve benadering’ hebben. Als extra ‘check’ kun je de antwoorden met een klasgenoot laten bespreken. De bespreking kan uiteraard ook klassikaal. a. Geef in eigen woorden aan wat je onder een positieve benadering verstaat.
b. Waarom is een positieve benadering belangrijk?