De belangrijkste woorden wanneer je reist!

Page 1

Engels de belangrijkste woorden wanneer je reist!

EF BELGIë


Dé taalgids voor wanneer je naar het buitenland gaat!


Volg onze studenten in het buitenland! ________________________________________

________________________________________ Getuigenissen, info, wedstrijden, livestreams ... Het gebeurt allemaal bij @efbelgie !



Inhoud 1. Basis uitdrukkingen 2. Jezelf verstaanbaar maken 3. Eerste gesprek 4. Reizen 5. Zich oriënteren 6. Vervoer 7. Voeding 8. In de winkel 9. Kleding 10. Accommodatie 11. Beleefdheid 12. Familieleden 13. Datum en uur 14. In geval van nood 15. Essentiële uitdrukkingen 16. Enkele werkwoorden... 17. ... en adjectieven 18. Engelse test 19. Brochure aanvragen



basisuitdrukkingen Begroeting ochtend: Hello / Good morning Hallo! Hi! Begroeting avond: Good evening Alles goed? How are you? Hoe gaat het met jou? How are you doing? Het gaat super goed, dankje. I’m great, thanks Hoe is het? What’s up? Hoe oud ben je? How old are you? Van waar kom je? Where do you from? Hoe heet je? What’s your name? Mijn naam is… / Ik ben (voornaam): My name is…/I’m… Waar woon je? Where do you live? Ja / Nee: Yes / No Ik weet het niet: I don’t know Alsjeblieft: Please Bedankt! Thank you! / Thanks! Tot ziens! Goodbye / Bye! Tot later! See you! Fijne dag nog! Have a nice day!



Jezelf verstaanbaar maken Spreekt u Engels? Nederlands? Do you speak English? Dutch?

Ik begrijp het niet: I don’t understand Kan u dat herhalen alstublieft? Can you repeat that please?

Kan u iets trager spreken? Could you speak more slowly?

Hoe zeg je “...” in het Engels? How do you say “…” in English?

Hoe schrijf je dat? How do you spell it?



Eerste gesprek Ik begrijp het niet: I don’t understand Begrijp je me? Do you understand me? Hoe spreek je deze letter uit? How do you pronounce this letter?

Hoe heet dat? What is this called? Iets trager alsjeblieft: Slower, please Ik spreek niet (goed) Engels: I do not speak English (very well)

Ik spreek (een beetje) Engels: I speak (a little) English Je hebt me verkeerd begrepen: You misunderstood me Kan je dat herhalen alsjeblieft? Can you repeat that, please? (informal)

Hoe zeg je… in het Engels? How do you say … in English? Ik ben Engels aan het leren: I’m learning English Wat betekent...? What does … mean?



Reizen Reis: trip Bagage: luggage Vertrek / aankomst: departure / arrival Identiteitsdocumenten: identity papers / ID papers Vliegticket: plane ticket Instapkaart: boarding pass Waar ga je naartoe? Where are you going? Een auto: a car Rijbewijs: driver’s license



ZICH ORIËNTEREN Kan u mij ... laten zien op de kaart alstublieft? Can you show me … on the map, please?

Waar is de toeristische dienst? Where is the tourism center?

Rechtsaf, linksaf, rechtdoor. On the right, on the left, straight ahead.

Waar kan ik… vinden? Where can I find…?

Ik zoek… I’m looking for …

Waar kan ik tickets kopen? Where can I buy tickets ?



Transport Een bus: a bus Een tram: a tram Een shuttledienst: a shuttle Een lokale trein / een stoptrein: a local train De Londense metro: the tube Een taxi: a cab / a taxi Een station / een stop: a station Een busstop: a bus stop Een metrostation (VS): a subway station Een metrostation (Londen): a tube station Een perron: a platform De (trein)bestuurder / de conducteur: the driver De passagier: the passenger Een biljet: a ticket De prijs van een biljet: a fare Spitsuur: rush hour Daluur: off-peak Vertrek: departure Aankomst: arrival Het loket: the booking office De ticketautomaat: the ticket machine Een zitplaats: a seat



Op het openbaar vervoer Een dagticket alsjeblieft. A day ticket please.

Welke bus kan ik nemen naar de EF school? Which bus should I take to go to the EF school?

Om hoe laat vertrekt de vlucht? At what time does the flight leave?

Waar kan ik mijn tickets kopen? Where should I get my tickets from?



In de luchthaven Is mijn bagage te zwaar? Is my suitcase too heavy?

Is er een probleem met mijn ticket? Is there a problem with my ticket?

Waar is gate 1? Where’s gate 1?

Waar moet ik inchecken? Where should I check in?

Mag ik dit meenemen op het vliegtuig? Het is mijn handbagage. Can I take this on board with me? It’s my carry on.



Voeding Eten: to eat Een restaurant: a restaurant Een ontbijt: a breakfast Een middagmaal: a lunch Een avondmaal: a dinner Een tussendoortje: a snack De menukaart: the menu Een voorgerecht: a starter Een hoofdgerecht: a dish Een nagerecht: a dessert Een groente: a vegetable Een taart: a cake Een kaas: a cheese Een traditioneel gerecht: a traditional dish Proeven: to taste De bediening: the service De ober: the waiter Het dagmenu: dish of the day / today's special



Op restaurant / in de winkel Een tafel voor twee alsjeblieft. A table for two, please.

Zou ik de rekening mogen? Can I have the bill, please?

Hoeveel kost dit? How much is it, please? Ik zou graag… I would like… Ik zou graag deze willen: I’ll take this one Excuseer, waar zijn de toiletten? Excuse-me, I’m looking for the toilets?

Kan ik met de kaart betalen / cash betalen? Can I pay by card / by cash?

We accepteren enkel contant geld. We only accept cash.

Waar kan ik de ticketautomaat vinden? Where can I find an ATM, please?



Kleding De kleding: clothes, clothing De schoenen: the shoes De broek: the pants (US) / trousers (UK) De T-shirt: the T-shirt Het hemd: the shirt De vest: the jacket De rok: the skirt De pull: the sweater Het kleedje: the dress



Accommodatie

Een kamer reserveren: to book a room Inchecken: check in Uitchecken: check out Beschikbare kamers: vacancies Volzet: no vacancies Een eenpersoonskamer: a single room Een tweepersoonskamer: a double room Een tweepersoonskamer met aparte bedden: a twin room

Een driepersoonskamer: a triple room Een suite: a suite Een kamer met halfpension: half board Een shuttledienst tussen de luchthaven en het hotel: shuttle service Administratieve kosten inbegrepen: service charge included

Wifi-toegang: wifi access



Beleefdheid Alstublieft: Please Dankuwel: Thank you Graag gedaan: You’re welcome Met genoegen: With pleasure Excuseer/ pardon: Excuse me Kan ik u helpen? Can I help you? Succes / Veel succes! Good luck! / I wish you luck Niet erg, het is niets: It doesn’t matter Excuseer: Excuse me Ga zitten alstublieft: Please sit down Het spijt me zeer! I am really sorry!



Familieleden Moeder: mother Vader: father Kind: child (singulier), children (pluriel) ou kid(s) Opa / grootvader: grandfather Oma / grootmoeder: grandmother Dochter: daughter Zoon: son Nonkel: uncle Tante: aunt Stiefmoeder / stiefvader: stepmother / stepfather Schoonmoeder / schoonvader: mother-in-law / father-in-law

Echtgenote: wife Echtgenoot: husband Broer: brother Zus: sister



Datum en uur maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag: Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday, Saturday, Sunday

januari: January februari: February maart: March april: April mei: May juni: June juli: July augustus: August september: September oktober: October november: November december: December Hoe laat is het alstublieft? What time is it, please? Een uur: (one) hour Een dag: (one) day Een week: (one) week Een maand: (one) month Een jaar: (one) year Ochtend: morning Namiddag: afternoon Avond: evening Nacht: night Middag: noon, midday Middernacht: midnight



In geval van nood Help: Help! Ik heb je hulp nodig: I need your help Het is een noodgeval: It’s an emergency Ik ben mijn paspoort verloren: I’ve lost my passport Laat mij gerust! Leave me alone! Er is brand: There’s a fire Ik heb dringend medische hulp nodig: I need a doctor urgently

Ik ben ziek: I am sick Medicijn: medicine, drug Waar is de dichtsbijzijnde apotheek? Where is the nearest pharmacy?

Ik ga naar het ziekenhuis I’m going to the hospital Hoofdpijn: headache


Summer is on


Essentiële uitdrukkingen Excuseer? Excuse me? Hartelijk bedankt! Thank you so much! Hoe staat de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar? What’s the currency exchange rate from euros to dollar?

Super, Dankjewel! Perfect, thanks! Ik snap het: Understood Ik ben mijn paspoort verloren op de trein. Wat moet ik doen? I lost my passport in the train. What should I do?

Zijn er openbare toiletten in de buurt? Are there any public toilets nearby?

Excuseer, zou u dat kunnen herhalen alstublieft? Ik begrijp het niet / ik versta het niet. Sorry, could you repeat please? I didn’t get it / I didn’t understand

Het spijt me zeer: I’m terribly sorry Excuseer, mijn Engels is niet zo goed. Zou u iets trager kunnen spreken alstublieft? Sorry, my English is a bit rusty. Can you speak slowly?



Enkele werkwoorden... Zijn: to be Hebben: to have Communiceren: to communicate Reageren / handelen: to act Noteren: to note Meedoen / aansluiten: to join Behoren tot: to belong Dineren / avondeten eten: to eat dinner Missen (iets / iemand): to miss Tewerkstellen: to employ Eisen: to demand Wachten: to wait Kopen: to buy [bought, bought], to purchase Weten: to know [knew, known] Opletten: to be careful, to look out for Reizen: to travel Slapen: to sleep [slept, slept] Doen / maken: to do [did, done], to make [made, made]

Kijken: to watch Haten: to hate Stoppen: to quit



... en adjectieven Nieuw: new Snel: quick, fast Gesloten: closed Open: open Warm: hot, warm Koud: cold Fris: cool, fresh Klein: small, little Groot: big, large, tall Proper: clean Makkelijk: easy Grappig: funny Leuk: nice Beschikbaar: available


Vertrek op gap year of sabbatjaar met ef!


Test je engels niveau in 5 minuten!


Zin om het avontuur van ef te ontdekken?

gratis brochure


ontmoet ons persoonlijk in onze belgische kantoren! en op onze verschillende evenementen

Antwerpen Oudaan 16

Brussel Louizalaan 279


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.