Tuinen van de wetenschap Zaden winnen van de Indiase bergplant Nepenthes khasiana en de kweekjes bestuderen. Is dat noodzakelijk? Ga vooral je gang, maar wij betalen daar niet langer voor, zeggen bestuurders. Het bestaansrecht van de tuinen in Nederland en BelgiĂŤ staat op de tocht. Een groot verlies of het einde van een overschatte koloniale hobby?
De rank van een passiebloem krult sierlijk in de Nationale Plantentuin van BelgiĂŤ. In Delft groeit deze Chinese watercypres (Metasequoia glyptostroboides, inzet), een bedreigde, oeroude soort.
Tuinen van de wetenschap Zaden winnen van de Indiase bergplant Nepenthes khasiana en de kweekjes bestuderen. Is dat noodzakelijk? Ga vooral je gang, maar wij betalen daar niet langer voor, zeggen bestuurders. Het bestaansrecht van de tuinen in Nederland en BelgiĂŤ staat op de tocht. Een groot verlies of het einde van een overschatte koloniale hobby?
De rank van een passiebloem krult sierlijk in de Nationale Plantentuin van BelgiĂŤ. In Delft groeit deze Chinese watercypres (Metasequoia glyptostroboides, inzet), een bedreigde, oeroude soort.
In de Hortus botanicus Leiden kijkt Carolus Linnaeus uit over een vijgenboom, Ficus carica, een van de vele soorten die hij een wetenschappelijke naam gaf in zijn boek Species Plantarum.
In de Hortus botanicus Leiden kijkt Carolus Linnaeus uit over een vijgenboom, Ficus carica, een van de vele soorten die hij een wetenschappelijke naam gaf in zijn boek Species Plantarum.
T e k s t: M a a rt j e d e G ru y t e r F o t o gr a f i e : E d w i n G i e s b e r s
D
e Botanische Tuinen Utrecht vieren hun 375-jarig bestaan. Reden voor feest? Uiteraard. Maar de lange bestaansgeschiedenis van de parkachtige wetenschapstuin is geen garantie voor de toekomst. Het universiteitsbestuur moet flink bezuinigen, en dat raakt ook de begroting van de Utrechtse tuin. Op welke manier dat geld moet worden bespaard, is nog onduidelijk, maar in de Utrechtse hortus en in andere tuinen maakt iedereen zich zorgen. Voor botanici is het een doemscenario als unieke planten die in het wild uitsterven en in de tuinen generaties lang zijn gekoesterd, uiteindelijk op de composthoop eindigen. De collectie van de botanische tuinen van de Universiteit Wageningen werd een paar jaar geleden opgedoekt, die van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam wordt afgebouwd. In tijden van economische crisis bezuinigen universiteitsbesturen hun plantenrijken geheel of gedeeltelijk weg. Vanuit financieel oogpunt is zo’n keuze snel gemaakt: de tuinen leveren in wetenschappelijk opzicht relatief weinig op en het onderhoud kost veel geld. En, zou je kunnen argumenteren, alles wat je over planten wilt weten kun je ook op internet vinden, of desnoods in een bibliotheek. Maar wat is de werkelijke waarde van een botanische tuin? En moet die waarde alleen in geld worden uitgedrukt? Paul Keßler, directeur van de Hortus botanicus Leiden, weet het wel. In de glorieuze periode rond 1830 bracht arts en botanicus Philipp Franz von Siebold planten uit Japan mee naar Leiden. Deze hortensia’s, hosta’s en anemonen domineren nog altijd de tuinmarkt. De Nederlandse bloementeelt wortelt letterlijk in plantjes die nog steeds groeien en bloeien in de Leidse tuin, iedereen kan ze gewoon komen bekijken. “Of het nu gaat om de medicinale werking van een Chinees kruid, de oorsprong van de nu favoriete orchidee of de minder sympathieke kant van 132 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
het koloniale verleden: onze planten vertellen stuk voor stuk een fantastisch verhaal”, zegt Keßler. “Ze zijn tot in de nerven economisch, maatschappelijk en cultuurhistorisch relevant.” Gerard van Buiten, de hortulanus van de Botanische Tuinen Utrecht is dezelfde mening toegedaan: “Doodzonde dat rijke plantencollecties vanuit een kortetermijnvisie de nek dreigt te worden omgedraaid”, zegt hij. Van Buiten wijst graag op het belang van zijn tuin bij het opleiden van een nieuwe generatie natuurbeschermers die er onderwijs krijgt over duurzaamheid en ecosystemen – thema’s waarmee de botanische tuinen al honderden jaren bezig zijn. Een voorbeeld daarvan is de (proef) kweek van een ficussoort uit Frans-Guyana in de Utrechtse hortus. Die blijkt zo succesvol dat nu wordt bestudeerd of de soort kan worden gebruikt voor herbebossing in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied. “En er wordt gelukkig steeds meer gebruikgemaakt van de onderzoeksfaciliteiten die we vanuit de tuin bieden aan studenten en docenten”, aldus Van Buiten.
De Botanische Tuinen Utrecht verhuisden vanaf 1963 van de binnenstad naar het 19de-eeuwse Fort Hoofddijk. Het Plantenpaleis (onder), een complex van elf kassen, is een belangrijk onderdeel van de Nationale Plantentuin van België.
Rijke traditie
Universiteitsbestuurders hebben niet altijd oog voor de rijkdom van de botanische tuinen, zegt Bob Ursem, beheerder van de Botanische Tuin Delft en voorzitter van de Nationale Vereniging Botanische Tuinen (NVBT). “Kortzichtig”, meent hij. Ursem ziet parallellen met regeringsplannen om het Museum Boerhaave en het Koninklijk Instituut voor de Tropen te sluiten. “In de VS zouden vier eeuwen oude collecties worden verheven tot nationaal monument. Hier gaan ze in de uitverkoop. Ongelofelijk.” Ongelofelijk voor betrokkenen misschien, maar het gebeurt. Moet de botanische sector zich niet schikken naar de realiteit? Niet volgens Ursem. Hij meent dat er sprake is van een golfbeweging in de waardering van het natuurwetenschappelijk erfgoed. “Zo gaat het altijd in de politiek. Een volgende lichting bewindslieden heeft weer wel oog voor de waarde b otanische tuinen 133
T e k s t: M a a rt j e d e G ru y t e r F o t o gr a f i e : E d w i n G i e s b e r s
D
e Botanische Tuinen Utrecht vieren hun 375-jarig bestaan. Reden voor feest? Uiteraard. Maar de lange bestaansgeschiedenis van de parkachtige wetenschapstuin is geen garantie voor de toekomst. Het universiteitsbestuur moet flink bezuinigen, en dat raakt ook de begroting van de Utrechtse tuin. Op welke manier dat geld moet worden bespaard, is nog onduidelijk, maar in de Utrechtse hortus en in andere tuinen maakt iedereen zich zorgen. Voor botanici is het een doemscenario als unieke planten die in het wild uitsterven en in de tuinen generaties lang zijn gekoesterd, uiteindelijk op de composthoop eindigen. De collectie van de botanische tuinen van de Universiteit Wageningen werd een paar jaar geleden opgedoekt, die van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam wordt afgebouwd. In tijden van economische crisis bezuinigen universiteitsbesturen hun plantenrijken geheel of gedeeltelijk weg. Vanuit financieel oogpunt is zo’n keuze snel gemaakt: de tuinen leveren in wetenschappelijk opzicht relatief weinig op en het onderhoud kost veel geld. En, zou je kunnen argumenteren, alles wat je over planten wilt weten kun je ook op internet vinden, of desnoods in een bibliotheek. Maar wat is de werkelijke waarde van een botanische tuin? En moet die waarde alleen in geld worden uitgedrukt? Paul Keßler, directeur van de Hortus botanicus Leiden, weet het wel. In de glorieuze periode rond 1830 bracht arts en botanicus Philipp Franz von Siebold planten uit Japan mee naar Leiden. Deze hortensia’s, hosta’s en anemonen domineren nog altijd de tuinmarkt. De Nederlandse bloementeelt wortelt letterlijk in plantjes die nog steeds groeien en bloeien in de Leidse tuin, iedereen kan ze gewoon komen bekijken. “Of het nu gaat om de medicinale werking van een Chinees kruid, de oorsprong van de nu favoriete orchidee of de minder sympathieke kant van 132 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
het koloniale verleden: onze planten vertellen stuk voor stuk een fantastisch verhaal”, zegt Keßler. “Ze zijn tot in de nerven economisch, maatschappelijk en cultuurhistorisch relevant.” Gerard van Buiten, de hortulanus van de Botanische Tuinen Utrecht is dezelfde mening toegedaan: “Doodzonde dat rijke plantencollecties vanuit een kortetermijnvisie de nek dreigt te worden omgedraaid”, zegt hij. Van Buiten wijst graag op het belang van zijn tuin bij het opleiden van een nieuwe generatie natuurbeschermers die er onderwijs krijgt over duurzaamheid en ecosystemen – thema’s waarmee de botanische tuinen al honderden jaren bezig zijn. Een voorbeeld daarvan is de (proef) kweek van een ficussoort uit Frans-Guyana in de Utrechtse hortus. Die blijkt zo succesvol dat nu wordt bestudeerd of de soort kan worden gebruikt voor herbebossing in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied. “En er wordt gelukkig steeds meer gebruikgemaakt van de onderzoeksfaciliteiten die we vanuit de tuin bieden aan studenten en docenten”, aldus Van Buiten.
De Botanische Tuinen Utrecht verhuisden vanaf 1963 van de binnenstad naar het 19de-eeuwse Fort Hoofddijk. Het Plantenpaleis (onder), een complex van elf kassen, is een belangrijk onderdeel van de Nationale Plantentuin van België.
Rijke traditie
Universiteitsbestuurders hebben niet altijd oog voor de rijkdom van de botanische tuinen, zegt Bob Ursem, beheerder van de Botanische Tuin Delft en voorzitter van de Nationale Vereniging Botanische Tuinen (NVBT). “Kortzichtig”, meent hij. Ursem ziet parallellen met regeringsplannen om het Museum Boerhaave en het Koninklijk Instituut voor de Tropen te sluiten. “In de VS zouden vier eeuwen oude collecties worden verheven tot nationaal monument. Hier gaan ze in de uitverkoop. Ongelofelijk.” Ongelofelijk voor betrokkenen misschien, maar het gebeurt. Moet de botanische sector zich niet schikken naar de realiteit? Niet volgens Ursem. Hij meent dat er sprake is van een golfbeweging in de waardering van het natuurwetenschappelijk erfgoed. “Zo gaat het altijd in de politiek. Een volgende lichting bewindslieden heeft weer wel oog voor de waarde b otanische tuinen 133
Jos van der Hoek (links), ‘zaadmanager’ van de Hortus Botanicus Amsterdam. Sinds 1804 brengt de tuin jaarlijks een zadenlijst uit, de Index Seminum. De zaden uit de hortus en uit de Nederlandse natuur worden wereldwijd verspreid onder ruim vierhonderd instituten en tuinen. De Botanische Tuin TU Delft verzamelt dop- en doosvruchten (boven) in allerlei vormen en maten.
van plantenkunde en botanisch onderzoek en onderwijs.” Maar in de tussentijd, meent Ursem, blijft het belangrijk om ervoor te waken dat de tuinen worden verkwanseld. “Wij moeten mensen helpen het belang ervan in te zien.”
Exotische verzamelwoede
Botanie of plantenkunde ontstond in de zestiende eeuw toen via diplomatieke missies en handelsverkeer tulpenbollen, zonnebloemen en gewassen als aardappelen en tomaten werden meegebracht uit Amerika en wat toen nog het Verre Oosten werd genoemd. De exotische verzamelwaar bracht de hoofden van de adel op hol, het opkweken ervan werd een geliefde hobby. Al Maartje de Gruyter schreef in maart 2010 voor het Magazine over het succes van de paardenfok in Nederland. Edwin Giesbers fotografeerde paddenstoelen voor het novembernummer van 2013. 134 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
snel werd het bestuderen van zowel exotische als endemische planten een wetenschap, plantkundige werd een beroep. Leiden kreeg in 1590 als eerste een botanische tuin. De Hortus botanicus Leiden vervulde door de eeuwen heen een prominente rol dankzij botanici als Carolus Clusius (1526-1609), Herman Boerhaave (1668-1738) en Philipp Franz von Siebold (1796-1866). In de Clusiustuin van de historische hortus zijn de perken nog steeds ingericht volgens het beplantingsplan uit 1595. De tuin is een publiekstrekker met een onderwijsfunctie. Directeur Paul Keßler zag het bezoekersaantal sinds zijn aantreden in 2007 bijna verdubbelen tot 135.000 betalende bezoekers per jaar. “Wie ons huidige succes 25 jaar geleden had voorspeld, had ik niet geloofd”, zegt Keßler. Zijn voorganger was teleurgesteld dat uitbreiding en vernieuwing zoals in Utrecht niet mogelijk was in Leiden. De Utrechtse botanische
tuin verhuisde vanaf 1964 stapsgewijs uit de historische binnenstad naar het nieuwe universiteitsterrein net buiten het centrum, de Uithof. Daar werd onder meer een voor Nederland unieke rotstuin gerealiseerd. In deze periode bleef de ‘verouderde’ Leidse tuin maar net overeind. Maar de ooit als onpraktisch en kostbaar ervaren ligging in het historische centrum van Leiden is tegenwoordig juist een pluspunt. Het prestigieuze academische karakter van de universiteitsgebouwen pal naast de entree van de tuin geven een uitstraling die past bij een hortus. En de in- en uitlopende studenten zorgen voor dynamiek. Volgens Keßler dankt zijn tuin het huidige succes in grote mate aan het feit dat hij nog steeds onderdeel uitmaakt van de Universiteit. “De vertaalslag van wetenschappelijk onderzoek naar informatie die een breed publiek interesseert, is een kerntaak van botanische
tuinen”, vindt Keßler. “Daar ligt de uitdaging voor praktisch alle 21 botanische tuinen die Nederland telt.” De hortussen in Amsterdam en Utrecht werden naar Leids voorbeeld aangelegd in respectievelijk 1638 en 1639 als ‘hortus medicus’. Apothekers deden er onderzoek naar de medicinale werking van planten. De smaak en de geneeskrachtige werking van vruchten, zaden, wortels en bladeren kwamen steeds beter in beeld. Wat begon als streven naar nieuwe ontdekkingen, kon in de VOC-tijd uitgroeien tot lucratieve handel in specerijen en koffie, thee, rubber, suiker en tabak uit koloniale gebieden. De drie eerste tuinen van Nederland behoren tot de oudste ter wereld. Het waren rijke bronnen van kennis en daarmee samenhangend kapitaal. De Zweedse arts en plantkundige Carl Linnaeus verrichtte eind zeventiende eeuw via het Nederlandse netwerk van plantengekken veel b otanische tuinen 135
Jos van der Hoek (links), ‘zaadmanager’ van de Hortus Botanicus Amsterdam. Sinds 1804 brengt de tuin jaarlijks een zadenlijst uit, de Index Seminum. De zaden uit de hortus en uit de Nederlandse natuur worden wereldwijd verspreid onder ruim vierhonderd instituten en tuinen. De Botanische Tuin TU Delft verzamelt dop- en doosvruchten (boven) in allerlei vormen en maten.
van plantenkunde en botanisch onderzoek en onderwijs.” Maar in de tussentijd, meent Ursem, blijft het belangrijk om ervoor te waken dat de tuinen worden verkwanseld. “Wij moeten mensen helpen het belang ervan in te zien.”
Exotische verzamelwoede
Botanie of plantenkunde ontstond in de zestiende eeuw toen via diplomatieke missies en handelsverkeer tulpenbollen, zonnebloemen en gewassen als aardappelen en tomaten werden meegebracht uit Amerika en wat toen nog het Verre Oosten werd genoemd. De exotische verzamelwaar bracht de hoofden van de adel op hol, het opkweken ervan werd een geliefde hobby. Al Maartje de Gruyter schreef in maart 2010 voor het Magazine over het succes van de paardenfok in Nederland. Edwin Giesbers fotografeerde paddenstoelen voor het novembernummer van 2013. 134 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
snel werd het bestuderen van zowel exotische als endemische planten een wetenschap, plantkundige werd een beroep. Leiden kreeg in 1590 als eerste een botanische tuin. De Hortus botanicus Leiden vervulde door de eeuwen heen een prominente rol dankzij botanici als Carolus Clusius (1526-1609), Herman Boerhaave (1668-1738) en Philipp Franz von Siebold (1796-1866). In de Clusiustuin van de historische hortus zijn de perken nog steeds ingericht volgens het beplantingsplan uit 1595. De tuin is een publiekstrekker met een onderwijsfunctie. Directeur Paul Keßler zag het bezoekersaantal sinds zijn aantreden in 2007 bijna verdubbelen tot 135.000 betalende bezoekers per jaar. “Wie ons huidige succes 25 jaar geleden had voorspeld, had ik niet geloofd”, zegt Keßler. Zijn voorganger was teleurgesteld dat uitbreiding en vernieuwing zoals in Utrecht niet mogelijk was in Leiden. De Utrechtse botanische
tuin verhuisde vanaf 1964 stapsgewijs uit de historische binnenstad naar het nieuwe universiteitsterrein net buiten het centrum, de Uithof. Daar werd onder meer een voor Nederland unieke rotstuin gerealiseerd. In deze periode bleef de ‘verouderde’ Leidse tuin maar net overeind. Maar de ooit als onpraktisch en kostbaar ervaren ligging in het historische centrum van Leiden is tegenwoordig juist een pluspunt. Het prestigieuze academische karakter van de universiteitsgebouwen pal naast de entree van de tuin geven een uitstraling die past bij een hortus. En de in- en uitlopende studenten zorgen voor dynamiek. Volgens Keßler dankt zijn tuin het huidige succes in grote mate aan het feit dat hij nog steeds onderdeel uitmaakt van de Universiteit. “De vertaalslag van wetenschappelijk onderzoek naar informatie die een breed publiek interesseert, is een kerntaak van botanische
tuinen”, vindt Keßler. “Daar ligt de uitdaging voor praktisch alle 21 botanische tuinen die Nederland telt.” De hortussen in Amsterdam en Utrecht werden naar Leids voorbeeld aangelegd in respectievelijk 1638 en 1639 als ‘hortus medicus’. Apothekers deden er onderzoek naar de medicinale werking van planten. De smaak en de geneeskrachtige werking van vruchten, zaden, wortels en bladeren kwamen steeds beter in beeld. Wat begon als streven naar nieuwe ontdekkingen, kon in de VOC-tijd uitgroeien tot lucratieve handel in specerijen en koffie, thee, rubber, suiker en tabak uit koloniale gebieden. De drie eerste tuinen van Nederland behoren tot de oudste ter wereld. Het waren rijke bronnen van kennis en daarmee samenhangend kapitaal. De Zweedse arts en plantkundige Carl Linnaeus verrichtte eind zeventiende eeuw via het Nederlandse netwerk van plantengekken veel b otanische tuinen 135
Duizendpoot (Barydesmus sp).
Cycas chamberlainii
Dianthus carthusianorum
Omphalodes cappadocica
zee-egel (Dermechinus horridus)
Aloe striata
Miltoniopsis (hybride) doornkoraal (Antipatharia)
Lotus (Nelumbo nucifera)
Alle kleuren van de regenboog Vaak zijn planten het spectaculairst als ze in bloei staan en een grote kleurenpracht tentoonspreiden. Maar ook de subtiele kleurschakering van een blad kan bekoren door haar ritmische herhaling. De Nederlandse en Belgische botanische tuinen herbergen samen duizenden, veelal bijzondere soorten. Maar sommige planten op deze pagina vindt u ook in ‘gewone’ tuinen of in de huiskamer.
Trompetbekerplant (Sarracenia sp.)
Alocasia cucullata
Nymphaea (hybride)
Passiebloem
Calathea plowmanii
Pistia sp.
Calathea Majestica
Helonias bullata
Drosera binata
Stapelia gigantea Phytolacca acinosa
ZONNEHOED (Rudbeckia fulgida) Calathea lancifolia
Bulbophyllum sp. Groot blaasjeskruid (Utriclularia vulgaris)
TULP Euphorbia milii
Duizendpoot (Barydesmus sp).
Cycas chamberlainii
Dianthus carthusianorum
Omphalodes cappadocica
zee-egel (Dermechinus horridus)
Aloe striata
Miltoniopsis (hybride) doornkoraal (Antipatharia)
Lotus (Nelumbo nucifera)
Alle kleuren van de regenboog Vaak zijn planten het spectaculairst als ze in bloei staan en een grote kleurenpracht tentoonspreiden. Maar ook de subtiele kleurschakering van een blad kan bekoren door haar ritmische herhaling. De Nederlandse en Belgische botanische tuinen herbergen samen duizenden, veelal bijzondere soorten. Maar sommige planten op deze pagina vindt u ook in ‘gewone’ tuinen of in de huiskamer.
Trompetbekerplant (Sarracenia sp.)
Alocasia cucullata
Nymphaea (hybride)
Passiebloem
Calathea plowmanii
Pistia sp.
Calathea Majestica
Helonias bullata
Drosera binata
Stapelia gigantea Phytolacca acinosa
ZONNEHOED (Rudbeckia fulgida) Calathea lancifolia
Bulbophyllum sp. Groot blaasjeskruid (Utriclularia vulgaris)
TULP Euphorbia milii
De rotstuin van de Botanische Tuinen Utrecht (links) is een van de grootste van Europa. Een bijzonder deel van de rotstuin is het hoogveenmoerasje, waar inheemse planten groeien als rietorchis, zonnedauw en veenpluis. Deze cactussen (boven) – de meeste uit het geslacht Mammillaria – in de Botanische Tuin TU Delft stammen voornamelijk uit Mexico en omliggende landen.
onderzoek en lobbywerk voor de invoering van zijn aanvankelijk allerminst gewaardeerde classificatiesysteem. Verwarmde kassen die ons ’s winters volop paprika's opleveren, vinden hun oorsprong in die tijd. Om de zonminnende planten te laten groeien in een licht, warm en broeierig klimaat zoals ze gewend waren overzee, werd hier in de Lage Landen, vermoedelijk in de Amsterdamse hortus, de eerste verwarmde stookkas ontwikkeld.
Commerciële bezoekerstuin
Dezelfde bezorgdheid waarmee de negentien medewerkers van de Botanische Tuinen Utrecht de toekomst tegemoet zien, hadden hun collega's in Amsterdam al jaren geleden. Het bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) besloot in 1987 de tuin af te stoten onder invloed van de toen heersende economische crisis. Maar die gedwongen verzelfstandiging is achteraf 138 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
misschien wel de redding geworden van de Amsterdamse hortus. Sinds de tuin alle inkomsten zelf moet genereren, heeft een cultuuromslag plaatsgevonden. Gevolg is een succesvol bedrijfsmodel dat voornamelijk draait op eigen inkomsten, aangevuld met gemeentelijke gelden en donaties van een gulle vriendenstichting. Als tegenprestatie kreeg het betalende burgerpubliek een Amsterdamse hortus met een ander karakter – met meer ruimte voor terras en cappuccino, verjaardagspartijtjes en concerten. Herkenbare bloemplanten kregen voorrang boven minder aansprekende groene sprieten, ook al zijn die laatste soms wetenschappelijk interessanter of staan ze op de lijst van uitstervende soorten. “Wij zijn een bezoekerstuin en geen onderzoekstuin”, zegt Reinout Havinga, bioloog en collectiebeheerder in Amsterdam. “Onze tuin moet vooral een fijne plek zijn voor mensen die hier sfeer komen proeven.” Havinga
is de enige wetenschapper in het dertigkoppige medewerkersteam van de hortus, waar de collectie in het teken staat van educatie en expositie. Wie je broodheer is, is bepalend voor je agenda, stelt Havinga nuchter vast. De hortus botanicus als attractiepark met botanie in een ondergeschikte rol: is dat de toekomst van alle plantentuinen in ons land? Zo ver wil Havinga niet gaan, het blijft uiteindelijk wel de tuin zélf die bepaalt welke planten er zijn te zien. “Onze drieklimatenkas is wel wat anders dan een plantsoen vol bloeiende tulpen.”
Toepasbare wetenschap
In de Botanische Tuin TU Delft domineert juist de wetenschappelijke kerntaak. Wel is de afgelopen jaren met tentoonstellingen en een nieuwe winkel en entree geprobeerd de tuin aantrekkelijker te maken voor bezoekers. De hortussen van Delft, Leiden en Utrecht zijn als enige nog verbonden
aan hun universiteit. Directeur Bob Ursem had zelfs grote plannen om met botanisch onderzoekswerk de kosten van zijn Delftse tuin te dekken, onder meer door het aanvragen van patenten die zijn gebaseerd op eigenschappen van levende planten. Dat lukte met zeventien uitvindingen. Een voorbeeld is de ontwikkeling van een beschermende coating die kan worden gebruikt op zonnepanelen of satellieten: de vinding is geïnspireerd door de waslaag op de naalden van een den. Of het afvangen van schadelijk fijnstof. Ursem zag hoe boven duindoornstruwelen natuurlijk voorkomende stofdeeltjes werden afgestoten. Hij bedacht hoe hij dit principe van elektrostatische afstoting kon toepassen bij de ontwikkeling van een ‘fijnstofmagneet’. Maar zijn plan om de opbrengsten uit patenten rechtstreeks te laten terugvloeien naar de tuin, is mislukt. Het onderzoek en het aanvragen van b otanische tuinen 139
De rotstuin van de Botanische Tuinen Utrecht (links) is een van de grootste van Europa. Een bijzonder deel van de rotstuin is het hoogveenmoerasje, waar inheemse planten groeien als rietorchis, zonnedauw en veenpluis. Deze cactussen (boven) – de meeste uit het geslacht Mammillaria – in de Botanische Tuin TU Delft stammen voornamelijk uit Mexico en omliggende landen.
onderzoek en lobbywerk voor de invoering van zijn aanvankelijk allerminst gewaardeerde classificatiesysteem. Verwarmde kassen die ons ’s winters volop paprika's opleveren, vinden hun oorsprong in die tijd. Om de zonminnende planten te laten groeien in een licht, warm en broeierig klimaat zoals ze gewend waren overzee, werd hier in de Lage Landen, vermoedelijk in de Amsterdamse hortus, de eerste verwarmde stookkas ontwikkeld.
Commerciële bezoekerstuin
Dezelfde bezorgdheid waarmee de negentien medewerkers van de Botanische Tuinen Utrecht de toekomst tegemoet zien, hadden hun collega's in Amsterdam al jaren geleden. Het bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) besloot in 1987 de tuin af te stoten onder invloed van de toen heersende economische crisis. Maar die gedwongen verzelfstandiging is achteraf 138 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
misschien wel de redding geworden van de Amsterdamse hortus. Sinds de tuin alle inkomsten zelf moet genereren, heeft een cultuuromslag plaatsgevonden. Gevolg is een succesvol bedrijfsmodel dat voornamelijk draait op eigen inkomsten, aangevuld met gemeentelijke gelden en donaties van een gulle vriendenstichting. Als tegenprestatie kreeg het betalende burgerpubliek een Amsterdamse hortus met een ander karakter – met meer ruimte voor terras en cappuccino, verjaardagspartijtjes en concerten. Herkenbare bloemplanten kregen voorrang boven minder aansprekende groene sprieten, ook al zijn die laatste soms wetenschappelijk interessanter of staan ze op de lijst van uitstervende soorten. “Wij zijn een bezoekerstuin en geen onderzoekstuin”, zegt Reinout Havinga, bioloog en collectiebeheerder in Amsterdam. “Onze tuin moet vooral een fijne plek zijn voor mensen die hier sfeer komen proeven.” Havinga
is de enige wetenschapper in het dertigkoppige medewerkersteam van de hortus, waar de collectie in het teken staat van educatie en expositie. Wie je broodheer is, is bepalend voor je agenda, stelt Havinga nuchter vast. De hortus botanicus als attractiepark met botanie in een ondergeschikte rol: is dat de toekomst van alle plantentuinen in ons land? Zo ver wil Havinga niet gaan, het blijft uiteindelijk wel de tuin zélf die bepaalt welke planten er zijn te zien. “Onze drieklimatenkas is wel wat anders dan een plantsoen vol bloeiende tulpen.”
Toepasbare wetenschap
In de Botanische Tuin TU Delft domineert juist de wetenschappelijke kerntaak. Wel is de afgelopen jaren met tentoonstellingen en een nieuwe winkel en entree geprobeerd de tuin aantrekkelijker te maken voor bezoekers. De hortussen van Delft, Leiden en Utrecht zijn als enige nog verbonden
aan hun universiteit. Directeur Bob Ursem had zelfs grote plannen om met botanisch onderzoekswerk de kosten van zijn Delftse tuin te dekken, onder meer door het aanvragen van patenten die zijn gebaseerd op eigenschappen van levende planten. Dat lukte met zeventien uitvindingen. Een voorbeeld is de ontwikkeling van een beschermende coating die kan worden gebruikt op zonnepanelen of satellieten: de vinding is geïnspireerd door de waslaag op de naalden van een den. Of het afvangen van schadelijk fijnstof. Ursem zag hoe boven duindoornstruwelen natuurlijk voorkomende stofdeeltjes werden afgestoten. Hij bedacht hoe hij dit principe van elektrostatische afstoting kon toepassen bij de ontwikkeling van een ‘fijnstofmagneet’. Maar zijn plan om de opbrengsten uit patenten rechtstreeks te laten terugvloeien naar de tuin, is mislukt. Het onderzoek en het aanvragen van b otanische tuinen 139
De tropische vleugel van de drieklimatenkas van de Hortus Botanicus Amsterdam wordt bevolkt door planten als bromelia’s, tillandsia’s en eikvarens, die vaak ‘epifytisch’ (op andere planten) leven.
De tropische vleugel van de drieklimatenkas van de Hortus Botanicus Amsterdam wordt bevolkt door planten als bromelia’s, tillandsia’s en eikvarens, die vaak ‘epifytisch’ (op andere planten) leven.
De Hortus botanicus Leiden grenst aan de Witte Singel, waarvan de oever is begroeid met mammoetblad (Gunnera manicata), een plant die afkomstig is uit Brazilië. De bladeren kunnen een diameter bereiken van wel twee meter.
een patent zijn tijdrovend en kostbaar. De TU Delft heeft daarin geïnvesteerd en ontvangt nu ook de opbrengsten uit enkele patenten. Indirect heeft Ursems inzet wel degelijk resultaat gehad: de universiteit onderkent het belang van de hortus en blijft het onderhoud en de exploitatie voor 100 procent financieren. In 2012 kreeg de tuin er zelfs twee arbeidsplaatsen bij, waar andere faculteiten moesten inkrimpen. De Delftse tuin is vrijwel de enige ter wereld die economisch rendabel is. Niettemin is Ursem ervan overtuigd dat alle botanische tuinen alleen Online Botanische tuinen kosten te veel geld en leveren wetenschappelijk te weinig op. We kunnen ze dus best missen. Wat vindt u? Discussieer mee op nationalgeographic.nl. 142 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
maar in waarde zullen toenemen. Veel landen verbieden namelijk de uitvoer van zeldzame planten en andere natuurlijke bronnen, waardoor deze niet meer beschikbaar zijn voor onderzoek.
Bronnen van biodiversiteit
Maar toegang tot genetische bronnen is juist belangrijk voor bijvoorbeeld innovatie in plantenveredeling. En die innovatie staat weer aan de basis van voedselzekerheid, een duurzamere landbouw en betere voedingsproducten. “Botanische tuinen zijn en blijven belangrijke bronnen van plantensoorten”, meent Ursem. “Naast de oorspronkelijke omgeving in de natuur uiteraard, maar door massale houtkap in regenwouden sterven soorten in hoog tempo uit. Al
te vaak heeft een botanische tuin dan nog het enige levende exemplaar staan.” Nederlandse botanici werken volop mee aan nieuwe Europese wetgeving die vrij verkeer van plantenmateriaal tussen tuinen onderling moet garanderen. Zoals bij alle natuurwetenschappen ligt ook in de botanie sinds enkele decennia de focus van het onderzoek op de DNA-structuur van planten en bomen. Dit heeft compleet nieuwe verbanden blootgelegd tussen plantenfamilies; nader onderzoek moet nut en waarde van die nieuwe inzichten aantonen. Maar voor het behoud van soorten red je het niet met louter DNA, waarschuwen botanici. Ursem: “Genen kun je niet in een potje stoppen. Om een boomsoort in stand te houden, blijft levend materiaal nodig.” Een Amerikaan die ontdekte dat een koffieplant in de Delftse collectie het enige nog levende exemplaar ter wereld was, kwam meteen invliegen om de bewuste plant te bekijken. De hortus probeert nu zo veel mogelijk zaden te winnen en wereldwijd te verspreiden over botanische tuinen, om het risico van uitsterven van de soort te spreiden. Hetzelfde wordt wereldwijd gedaan met planten die deel uitmaken van ons dagelijks menu, zoals rijst, tarwe, cassave, banaan en aardappel. Door te intensieve en mondiale teelt kunnen ziekten als aardappelmoeheid ontstaan, rassen als de eigenheimer en het bintje zie je daardoor al niet meer in de winkel. Botanische tuinen conserveren de oorspronkelijke planten waarop altijd kan worden teruggegrepen als dat nodig is. Ook dode planten kunnen dienen als nuttig referentiemateriaal voor het determineren, onderzoeken en behouden van soorten. Zorgvuldig gedroogd en geconserveerd plantenmateriaal wordt verzameld in herbaria. Deze aparte botanische collecties maakten vaak deel uit van botanische tuinen of universiteiten. Met de samenvoeging van de herbaria van Utrecht, Wageningen en Leiden met Naturalis Biodiversity Center ontstond het Nationaal Herbarium Nederland, een krachtenbundeling die eveneens werd ingegeven door bezuinigingen. In België is de situatie anders. Daar werd de complete verzameling levende planten en het herbarium in de Nationale Plantentuin
van België in Meise bestempeld tot nationale collectie. Door politieke verwikkelingen waarin ook de taalstrijd een rol speelde, raakte de verantwoordelijkheid voor de tuin en de collectie in het begin van deze eeuw versnipperd tussen de Vlaamse en Waalse regering. Dat werkte ook door in de aanblik van de tuin, die langzaam in verval raakte. Uiteindelijk is er nu een oplossing: vanaf 1 januari van dit jaar valt de tuin geheel onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering.
Visitekaartje van de toekomst
Veel tuinen drijven op een substantiële kring van bezoekers en vrijwilligers. Vaak zijn dit vrouwen van 55 jaar of ouder. Nieuwe aanwas is nodig voor een duurzame toekomst. Hoe krijgen de tuinen dat voor elkaar? Aan ideeën geen gebrek onder hortusmedewerkers: apps voor smartphones, spannende specialisaties binnen collecties en uitbreiding van horecafuncties, feesten en partijen zijn mogelijkheden waaraan wordt gedacht. Om deze plannen ook uitvoerbaar te maken, hebben de tuinen de koppen bij elkaar gestoken. Een gezamenlijk initiatief, ‘Planten voor de Toekomst’, leverde een donatie op van de Nationale Postcode Loterij van twee miljoen euro. Dat bedrag wordt besteed aan nieuwe manieren om in contact te komen met het publiek. Bijvoorbeeld met een app vermomd als loep waarin eindeloos veel informatie over planten zit verstopt – een knipoog naar hét instrument waarmee botanici al eeuwenlang planten determineren. Gaan de botanische tuinen het hiermee ook redden? Gerard van Buiten van de Utrechtse hortus is hoopvol. “Als het aan ons ligt, komen er naast onze wetenschappelijke en publieke taken ook grote tentoonstellingen en een café restaurant dat geschikt is voor zakenlunches, feesten en symposia.” Maar net als zijn collega’s blijft ook Van Buiten wijzen op de verantwoordelijkheid van de overheid: “Het is aan de bestuurders van de stad en de universiteit om deze rol voor eens en voor altijd te onderschrijven en te ondersteunen.” j b otanische tuinen 143
De Hortus botanicus Leiden grenst aan de Witte Singel, waarvan de oever is begroeid met mammoetblad (Gunnera manicata), een plant die afkomstig is uit Brazilië. De bladeren kunnen een diameter bereiken van wel twee meter.
een patent zijn tijdrovend en kostbaar. De TU Delft heeft daarin geïnvesteerd en ontvangt nu ook de opbrengsten uit enkele patenten. Indirect heeft Ursems inzet wel degelijk resultaat gehad: de universiteit onderkent het belang van de hortus en blijft het onderhoud en de exploitatie voor 100 procent financieren. In 2012 kreeg de tuin er zelfs twee arbeidsplaatsen bij, waar andere faculteiten moesten inkrimpen. De Delftse tuin is vrijwel de enige ter wereld die economisch rendabel is. Niettemin is Ursem ervan overtuigd dat alle botanische tuinen alleen Online Botanische tuinen kosten te veel geld en leveren wetenschappelijk te weinig op. We kunnen ze dus best missen. Wat vindt u? Discussieer mee op nationalgeographic.nl. 142 nat ional geo g raphic • februar i 201 4
maar in waarde zullen toenemen. Veel landen verbieden namelijk de uitvoer van zeldzame planten en andere natuurlijke bronnen, waardoor deze niet meer beschikbaar zijn voor onderzoek.
Bronnen van biodiversiteit
Maar toegang tot genetische bronnen is juist belangrijk voor bijvoorbeeld innovatie in plantenveredeling. En die innovatie staat weer aan de basis van voedselzekerheid, een duurzamere landbouw en betere voedingsproducten. “Botanische tuinen zijn en blijven belangrijke bronnen van plantensoorten”, meent Ursem. “Naast de oorspronkelijke omgeving in de natuur uiteraard, maar door massale houtkap in regenwouden sterven soorten in hoog tempo uit. Al
te vaak heeft een botanische tuin dan nog het enige levende exemplaar staan.” Nederlandse botanici werken volop mee aan nieuwe Europese wetgeving die vrij verkeer van plantenmateriaal tussen tuinen onderling moet garanderen. Zoals bij alle natuurwetenschappen ligt ook in de botanie sinds enkele decennia de focus van het onderzoek op de DNA-structuur van planten en bomen. Dit heeft compleet nieuwe verbanden blootgelegd tussen plantenfamilies; nader onderzoek moet nut en waarde van die nieuwe inzichten aantonen. Maar voor het behoud van soorten red je het niet met louter DNA, waarschuwen botanici. Ursem: “Genen kun je niet in een potje stoppen. Om een boomsoort in stand te houden, blijft levend materiaal nodig.” Een Amerikaan die ontdekte dat een koffieplant in de Delftse collectie het enige nog levende exemplaar ter wereld was, kwam meteen invliegen om de bewuste plant te bekijken. De hortus probeert nu zo veel mogelijk zaden te winnen en wereldwijd te verspreiden over botanische tuinen, om het risico van uitsterven van de soort te spreiden. Hetzelfde wordt wereldwijd gedaan met planten die deel uitmaken van ons dagelijks menu, zoals rijst, tarwe, cassave, banaan en aardappel. Door te intensieve en mondiale teelt kunnen ziekten als aardappelmoeheid ontstaan, rassen als de eigenheimer en het bintje zie je daardoor al niet meer in de winkel. Botanische tuinen conserveren de oorspronkelijke planten waarop altijd kan worden teruggegrepen als dat nodig is. Ook dode planten kunnen dienen als nuttig referentiemateriaal voor het determineren, onderzoeken en behouden van soorten. Zorgvuldig gedroogd en geconserveerd plantenmateriaal wordt verzameld in herbaria. Deze aparte botanische collecties maakten vaak deel uit van botanische tuinen of universiteiten. Met de samenvoeging van de herbaria van Utrecht, Wageningen en Leiden met Naturalis Biodiversity Center ontstond het Nationaal Herbarium Nederland, een krachtenbundeling die eveneens werd ingegeven door bezuinigingen. In België is de situatie anders. Daar werd de complete verzameling levende planten en het herbarium in de Nationale Plantentuin
van België in Meise bestempeld tot nationale collectie. Door politieke verwikkelingen waarin ook de taalstrijd een rol speelde, raakte de verantwoordelijkheid voor de tuin en de collectie in het begin van deze eeuw versnipperd tussen de Vlaamse en Waalse regering. Dat werkte ook door in de aanblik van de tuin, die langzaam in verval raakte. Uiteindelijk is er nu een oplossing: vanaf 1 januari van dit jaar valt de tuin geheel onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering.
Visitekaartje van de toekomst
Veel tuinen drijven op een substantiële kring van bezoekers en vrijwilligers. Vaak zijn dit vrouwen van 55 jaar of ouder. Nieuwe aanwas is nodig voor een duurzame toekomst. Hoe krijgen de tuinen dat voor elkaar? Aan ideeën geen gebrek onder hortusmedewerkers: apps voor smartphones, spannende specialisaties binnen collecties en uitbreiding van horecafuncties, feesten en partijen zijn mogelijkheden waaraan wordt gedacht. Om deze plannen ook uitvoerbaar te maken, hebben de tuinen de koppen bij elkaar gestoken. Een gezamenlijk initiatief, ‘Planten voor de Toekomst’, leverde een donatie op van de Nationale Postcode Loterij van twee miljoen euro. Dat bedrag wordt besteed aan nieuwe manieren om in contact te komen met het publiek. Bijvoorbeeld met een app vermomd als loep waarin eindeloos veel informatie over planten zit verstopt – een knipoog naar hét instrument waarmee botanici al eeuwenlang planten determineren. Gaan de botanische tuinen het hiermee ook redden? Gerard van Buiten van de Utrechtse hortus is hoopvol. “Als het aan ons ligt, komen er naast onze wetenschappelijke en publieke taken ook grote tentoonstellingen en een café restaurant dat geschikt is voor zakenlunches, feesten en symposia.” Maar net als zijn collega’s blijft ook Van Buiten wijzen op de verantwoordelijkheid van de overheid: “Het is aan de bestuurders van de stad en de universiteit om deze rol voor eens en voor altijd te onderschrijven en te ondersteunen.” j b otanische tuinen 143