Eindejaarsbeurs-deel2_5eprf

Page 1

Setjes

– door Thomas Verbogt

Op het postkantoor zijn postzegels te koop waarop Donald Duck is afgebeeld, in een setje met daarin ook drie, uiteraard vrolijke Donald Duck- kaarten. Die wil ik natuurlijk. Ik bestel er vijf, maar tref het niet, want ik sta voor de balie waarachter de mevrouw zit die op het postkantoor is gaan werken omdat ze mensen haat. “Vijf”, herhaalt ze woedend. Ik knik. Ze zegt dat ze er maar drie heeft en roept dan naar een man die twee balies verder zit: „Hérman! Kun je wat Donald Ducks gaan halen. Deze meneer wil er vijf!” Het is druk en warm in het postkantoor. Achter mij staan zeker twintig wachtenden. Ik veroorzaak oponthoud. Meneer wenst vijf Donald Duck- setjes. Toen ik een paar weken terug postzegels kocht en zei dat ik niet die wilde hebben waarop rookworsten staan, riep ze: :„Hérman! Deze meneer wil geen rookworsten, heb jij nog Bea’s?” Het was toen ook druk. Ik keek niet om, er werd over gepraat, over mij, over rookworsten. De man die Hérman heet, staat moeizaam op. Het is aan hem te zien dat het leven hem veel verdriet doet. Hij zoekt naar een sleutel en slaat hard op de zakken in zijn kleding. „Dáár Hérman, dáár!”, roept de vrouw. Ze wijst naar een plastic bakje. Met de sleutel loopt Hérman naar de deur in de hoek. Donald Duck, Donald Duck”, zegt hij. Hij spreekt de naam van de eend uit alsof het een vloek is. Als hij de sleutel in het slot steekt zegt hij weer „ Donald Duck.” En dan: „En nu maar hopen dat hij wakker is.” Hij kijkt me dwingend aan. De grap is voor mij bestemd. Ik moet niet lachen, maar doe het toch. De vrouw tegenover me lacht niet. Ze zucht fel. Achter mij lacht ook niemand. Bron: De Gelderlander, vrijdag 26 juni 2009

Help, de postzegel verzuipt!! Met deze verwijzing naar een titel van een bekend boek wil ik een poging wagen om eens een andere kijk te geven op (een deel van) de problemen waar de filatelie mee worstelt. Ik zou willen aanbevelen om eerst het artikel van Thomas Verbogt te lezen (hierboven) om een goed idee te krijgen waar ik op doel. Als je je oor goed te luister legt bij zowel verzamelaars als handelaren hoor je de meest uiteenlopende verhalen en verklaringen waarom het zo “slecht” gaat met de filatelie. Er is geen nieuwe aanwas, concurrentie van internet, beurzen lopen terug, er is nauwelijks meer aan nieuwe zegels te komen; zomaar een greep uit een veelvoud van opmerkingen. Ik heb uiteraard niet de illusie dat ik de wijsheid in pacht heb en dat er een “simpele” oplossing zou zijn voor al deze problemen. Wel zou de invalshoek die ik gebruik mede kunnen leiden tot een verbetering van de situatie.

postzegels die toen nog volop gefrankeerd werden en dus makkelijk verkrijgbaar waren. Dit verschijnsel doet zich helaas in veel landen voor en niet alleen in ons eigen landje. Het is mijn stellige overtuiging dat het feit dat de gelegenheidszegels van een land niet of nauwelijks meer ‘te krijgen zijn’ veel verzamelaars er toe doet besluiten om te stoppen met het verzamelen van een land of zelfs helemaal. Ik maak dat in de dagelijkse praktijk als postzegelhandelaar steeds vaker mee. Een en ander is al jaren volop gaande en raakt de filatelie in al zijn aspecten en met gevoel voor dramatiek zou je het zelfs de bijl aan de wortel van de filatelie kunnen noemen. Immers; de verzamelaar die stopt koopt geen zegels meer, heeft geen abonnementen, koopt geen albums en catalogi, bezoekt geen clubavonden meer, bezoekt geen veilingen en beurzen en ga zo maar door.

Van oudsher kennen we grofweg gezegd 2 soorten postzegels: de langlopende en de gelegenheidsuitgiften (deze laatsten worden ook vaak groot-formaat genoemd). In de eerste categorie vallen de Beatrixzegels, de cijferzegels maar ook de energiezegels. Deze worden praktisch allemaal uitgegeven in de vorm van boekjes en rollen en zijn daarnaast ook zelfklevend. Het gebruiksgemak staat hierbij voorop en de hoeveelheid zegels die hiervan worden uitgegeven is nog steeds enorm hoog. Alhoewel het niet mijn bedoeling is om het over het ontwerp te hebben kun je snel vaststellen dat deze uitgaven zeer eenvoudig zijn en niet bepaald een schoonheidsprijs verdienen. En er gaat ook geen enkele wervende werking van uit voor de filatelie.

De vraag die dan tenslotte rijst is of er zoiets als een ‘oplossing’ is voor het hierboven geschetste? Die is er naar mijn mening wel degelijk en tamelijk simpel en snel te verwezenlijken. Uiteraard is deze niet alomvattend maar zou het de neerwaartse spiraal kunnen doorbreken. Allereerst zouden de langlopende zegels zoals hierboven beschreven moeten worden afgeschaft. Jaren geleden waren deze noodzakelijk o.a. als een soort buffervoorraad maar dat is anno 2009 niet meer nodig. De behoefte aan postzegels zou dan kunnen worden opgevangen door uitsluitend gelegenheidszegels die dan, vanwege het gebruiksgemak, voortaan als zelfklevende zegels in boekjes, rollen enz. kunnen worden uitgegeven. Daarbij valt te denken aan bv. maandelijkse uitgiften met aansprekende thema’s en daarvan zijn er meer dan genoeg te bedenken.

Maar het eigenlijke probleem ligt bij de andere categorie, de gelegenheidszegels. Deze worden (gelukkig) nog steeds uitgegeven en zijn voor ons filatelisten de zegels waar het eigenlijk om draait. Ze worden bijna allemaal uitgegeven als niet-zelfklevende zegels in allerlei velletjes al dan niet met tabs etc. Maar waar het aan schort is de verkrijgbaarheid. Nu de meeste postkantoren gesloten zijn en postzegels bijna uitsluitend te verkrijgen zijn in agentschappen en supermarkten blijkt dat op veel verkooppunten de gelegenheidszegels niet meer verkocht worden of hooguit in kleine hoeveelheden worden aangeleverd. Er zijn zelfs verhalen bekend dat de pakjes gelegenheidszegels niet eens geopend worden (en dus verkocht) maar in zijn geheel weer geretourneerd worden.

De voordelen zijn talrijk en om het in modern jargon te verwoorden is er sprake van een onvervalste “win-win-situatie”: • voor de verzamelaar en handelaar omdat de uitgiften van Nederland weer normaal te verkrijgen zijn en wat nog belangrijker is, ook gebruikt worden, • voor TNT-post omdat de postzegel weer een prominente plaats krijgt op een poststuk zoals dat eigenlijk zou moeten en zoiets zal ongetwijfeld meer interesse opleveren voor postzegels en het verzamelen daarvan, • voor zakelijke klanten van TNT-post omdat reclame via de post verspreid een veel hogere attentiewaarde heeft en dat is voor alle partijen interessant.

Als je daar goed over nadenkt zijn de consequenties voor de filatelie enorm: • zowel handelaren als verzamelaars hebben de grootste moeite om aan de (gelegenheids-)zegels van ons eigen land te komen laat staan om daar een stock van op te zetten. • ook niet-verzamelaars komen via (gefrankeerde) post nauwelijks meer in aanraking met de gelegenheidsuitgiften en zullen daardoor waarschijnlijk zelfs nooit op de gedachte komen om postzegels te gaan sparen. De meeste filatelisten van nu zijn ooit in hun jeugd gefascineerd geraakt door de mooie

Ik hoop met dit artikel te kunnen aantonen dat de patstelling en het defaitisme binnen de filatelie best doorbroken kunnen worden en dat dat helemaal niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Vaak bieden andere invalshoeken al voldoende zicht op een mogelijke oplossing en het zou voor de verzamelaars en hun talloze verenigingen en bonden evenals voor de handel en TNT-post een uitdaging moeten zijn om het probleem te tackelen. En hoe luidt de nieuwe leus ook alweer van TNTpost? Jan van Haarlem, Nijmegen

Stand: 41

Verzamelen leeft in het Noorden! Jarenlang bezocht ik als verzamelaar van wereldmunten vele verzamelbeurzen door heel Nederland. Wonende in het Noorden van het land moest je voor de grotere evenementen al snel vele kilometers reizen. Vroeger waren er wel grote verzamelbeurzen o.a. in Groningen (veemarkthal), Leeuwarden (Frieslandhal) en Emmen (De Giraf). In de loop van de jaren zijn de beurzen in die plaatsen kleinschaliger geworden of zelf helemaal verdwenen. Bij het gebrek aan dergelijke evenementen werd het initiatief genomen om een nieuw evenement voor muntenverzamelaars op te zetten. Zo ging in 2001 in Haren de Noordelijke Muntmanifestatie van start. Getuige de belangstelling van zowel bezoekers als standhouders bleek dit als snel een schot in de roos te zijn. Om aan de vraag te kunnen voldoen werd in 2004 de switch naar een grotere locatie in Assen gemaakt. De naam werd gewijzigd in Muntmanifestatie, omdat dit evenement van een eerst regionale beurs inmiddels was uitgegroeid tot een evenement met landelijke uitstraling. Het concept waarbij de deelnemerslijst bestaat uit een mix van beroepshandelaren, verzamelaars als ook verenigingen, is nog steeds van toepassing. Met de komst van vele buitenlandse deelnemers is de Muntmanifestatie inmiddels de grootste internationale muntenbeurs van Nederland geworden. De uit de hand gelopen hobby heeft er toe geleid dat sinds 2008 onder de naam WB Evenementen ook andere verzamelbeurzen worden georganiseerd. Dit betreft allen ééndaagse beurzen.

Gezien de belangstelling voor deze algemene beurzen als ook bij postzegelmanifestatie NOORD met 1000 bezoekers tijdens de eerste editie in februari, kan niet anders geconcludeerd worden, dat het verzamelen ook in het Noorden leeft en dat grotere verzamelevenementen er bestaansrecht hebben. Uit eigen ervaring weet ik inmiddels dat je bij het organiseren van evenementen altijd te maken krijgt met onverwachte situaties. Zo is het bijna standaard dat wanneer het deelnemersveld eindelijk compleet is, er in de laatste dagen toch weer wijzigingen zullen komen. Het is dan altijd even “stressen” en kost veel energie. Maar wanneer daarna de publieke belangstelling groot is, geeft het veel voldoening en weet je waar je het allemaal voor doet. Het is indrukwekkend om te zien hoe “De Eindejaarsbeurs” zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. Daarbij heeft de verhuizing van Apeldoorn naar Barneveld heel goed uitgepakt en is dit evenement tot een geweldige happening geworden waar veel verzamelaars jaarlijks naar uit kijken. Iedere organisatie doet het op “zijn eigen manier” en wanneer dat goed werkt, vooral niet veranderen ! Wens Pamela en Evert dan ook toe, dat zij op deze wijze nog vele jaren door zullen gaan en voor het hele team, van harte proficiat met dit jubileum. Wouter Beerekamp 9


Stand: 55-56

Stand: 129

Stand: 51-52

Stand: 73

Stand: 57-58

Stand: 49-50

10

Stand: 46-47


100(en) Manieren om Kennismaken met LACA Stand: Engeland en Gebieden te 149 verzamelen Vraag de ruim 450 leden van Studiegroep Britannia wat zij verzamelen, en er komen minstens 450 verschillende manieren op tafel, om een collectie postzegels, postwaardestukken of postgeschiedenis van Engeland of de Engelse koloniën op te zetten.

Zo zijn er de zegelverzamelaars, de manier van verzamelen waarmee het voor vrijwel elke filatelist begonnen is; zij kregen voor hun zesde verjaardag een pincet, een vergrootglas, een zak plakkertjes en een pakketje met 100 Bloemen en gingen in een schriftje aan de slag. Op enig moment kregen ze meer en meer zegels en werd er serieus afgeweekt en gesorteerd, en door een nog niet door de wetenschap verklaarde speling van de genen ontstonden er voorkeuren voor landen of motieven. Onze verzamelaars kozen toen een land, of een groep eilanden dat hun bijzonder aansprak, en dat land was Engeland, of een deel van de helft van de wereld dat Engeland ooit bezat of bezette. De volgende stap was soms een verdere beperking, in gebied of in tijdvak: zo wordt er bv. verzameld per regerend vorst. Er wordt verzameld per zegel-ontwerper (bijvoorbeeld Arnold Machin die het huidige engelse koninginnekopje ontwierp laat sinds 1967 de harten van vele verzamelaars sneller kloppen door de paar duizend te onderscheiden zegels die met zijn ontwerp zijn verschenen ; er wordt verzameld per groep van zegels (Victoriaans Engeland kende bijvoorbeeld een opeenvolging van

periodes waarin steeds nieuwe dr uktechnieken werden toegepast); er wordt verzameld per serie of zelfs per zegel (de zegels van Engeland en Gebieden kunnen tot in vaak zeer groot detail worden verzameld). We spraken hiervoor van de zeer diverse niveaus waarop onze leden hun postzegels verzamelen ; en ze gebruiken daarbij hun catalogi op “hoofdnummers” , of een slag dieper, gevolgd door nog verder gespecialiseerde literatuur ; en al deze generalisten en aankomend specialisten (in andermans ogen) vinden met hun eigen voorkeuren een plaats in onze vereniging. Een andere groep verzamelaars werd ooit gegrepen door de schoonheid van het postwaardestuk. Zij zijn de liefhebbers van de voorgefrankeerde blanco of aangetekende enveloppen en krantenomslagen, de briefkaarten, de postbladen en luchtpostbla- den, de voorgefrankeerde telegraafformulieren, antwoordkaarten en inentingsbewijzen. En oh ja, van de voorgefrankeerde bewijzen van terpostbezorging. Ook dit uitgebreide verzamelgebied kan weer van hoofdnummer tot in diep detail worden verzameld, en al hun verzamelaars vinden bij ons een gewaardeerde plaats. En dan zijn er de mannen en vrouwen die een sterke voorkeur hebben voor de postgeschiedenis. Zij verzamelen veelal poststuk-

De Latin American Collectors Association (LACA) viert dit jaar haar 45e verjaardag. Sedert 1964 heeft onze vereniging zich gericht op het samenbrengen van postzegelverzamelaars met speciale interesse voor een of meerdere van de Latijns Amerikaanse landen. In een tijd waar veel verenigingen te kampen hebben met een terugloop van leden, weet LACA, mede dankzij haar gekozen beleid, zich niet alleen te hand-haven maar zelfs te groeien! Onze hobby, en het daarbij behorende verenigingsleven toont telkens weer haar meerwaarde. Uitwisselen van kennis, kopen, verkopen en ruilen. U zult zich afvragen: waarom heeft LACA wel succes en andere verenigingen misschien niet? Hoe behoud je de leden en hoe slaag je erin nieuwe, vaak jongere leden te werven?

Simpelweg komt het er in het kort op neer dat wij het principe van de Cirkel van Deming toepassen. De genoemde Cirkel kent een viertal processtappen die continu worden herhaald. “Plan, Do, Check, Innovate”. Oftewel: Verzin iets, Voer het uit, Analyseer het resultaat en Verbeter. Ook de leden worden bij ons gestimuleerd om initiatieven te ontplooien. Deze samenwerking heeft geleid tot een groot aantal vernieuwingen: • Onze halfjaarlijkse veilingen met telkens circa 250 zeer goed geprijsde en voor-elk-wat-wils kavels. • Ons verenigingsorgaan Corre(i)o. Met tal van luchtige, informatieve en wetenswaardige artikelen.

ken, en bekijken die naar de tarieven die belast worden, de routes die het stuk over land en/of water aflegde, en de afstempelingen en notities die het stuk onderweg meekreeg. Op onze grote verenigingsveilingen zijn zij degenen die vooraan staan als de kavels met enveloppen en kaarten aan bod komen, maar ook houden zij de ogen open voor dat ene zegeltje met een herkenbaar deel van dat ene speciale stempel erop. Maar veelal wordt er van alles een beetje verzameld, zoals gebruikte zegels van King

• De internationalisering van LACA die zich wenst te profileren als een mondiale studiegroep voor Latijns Amerika-verzamelaars, zorgt voor diverse internationale contacten. • Digitaal en interactief. Onze drietalige, volledig interactieve website, biedt onze leden o.a. de mogelijkheid om schriftelijk te bieden op onze veilingen.

Dit is maar een kleine greep uit de innovaties. En… het succes laat zich vertalen in het mogen inschrijven van 30 nieuwe leden in de afgelopen 2 jaar! Inclusief een enthousiaste jongedame. Bent U geïnteresseerd geraakt en wilt U vrijblijvend kennismaken met onze vereniging? Graag! Wij zijn met onze promotiestand ieder jaar aanwezig op de sfeervolle Eindejaarsbeurs in Barneveld en op de Filateliebeurs in Loosdrecht. Wilt u niet zo lang wachten? Op www.laca.nl vindt u alle data en tijden van onze bijeenkomsten. Kom eens vrijblijvend binnenstappen om u te oriënteren of eenvoudigweg de sfeer te proeven. LACA is ingeschreven bij de KNBF onder de naam ‘De Kring’.Wilt u nog meer informatie of simpelweg een vraag stellen? Neem contact op met ondergetekende via het e-mailadres. Jan de Ruiter voorzitter LACA jan@laca.nl

George VI in de Afrikaanse Gebieden plus de hoekletters van plaat 88 op zegel 43 van Engeland plus speciale gelegenheidsafstempelingen van Nieuw Zeelandse rijdende postkantoren, en zo. Kortom, er zijn duizenden manieren om Engeland en Gebieden te verzamelen. En voor wie dat in verenigingsverband wil doen is er dus Studiegroep Britannia. Wilt u meer weten, we staan daarvoor met een stand op deze Eindejaarbeurs en Hollandfila (hulde voor de mogelijkheid die de organisatie ons verenigingen al jarenlang geeft), dus kom eens langs om verder kennis te maken (en/of kijk op www.sgbritannia.nl of bel 070-3860232). See you! en op deze beurs vooral veel verzamelplezier toegewenst.

Stand: 140

11


Plattegrond

Standhouders Standhouders filatelie Land Locatie Aix Phila Shop D 6-7 Alberts, Pzh. 67 Alderkamp, J.D. 98 Armin Pithan, Pzh. D 96 Aust, Wolf-Dieter, Pzh. D 64 Berg, Pzh Joke van den 55-56 Bert Brinkman Filatelie 72 Besten, J. den 84-85 Blerk, Mr. E.L. van 97 Bogaard, A. v.d. Pzh. 92 Bos, Munten en Pzh. 139 Bouw, H. 83 Bredenhof Filatelie, Pzh 44-45 Breebaart Filatelie D 90-91 Britannia, Studiegroep 140 Classic Europe Philately 25 Collect4all. 157 Contactgroep Frankrijk 143 Deursen, J.van, Stamps 73 Drievliet, Pzh. 63 DNS Stamps 26-27 Dongen, P.A. van 155 Duitsland, Fil. ver. 142 Esch, P. van 32 Faber, D. 48 Filateliebeurs Loosdrecht 119 Folkerts, R. 156 Fila Francis 77-78 Fransen, J.A. 99 Friesland, Pzv 33 Gabriël, Filatelistenverening 148 Geertzen Philatelie 65-66 Haarlem, Pzh J. van 79-80 HCC- Computerclub 30 Heiduck, Thomas R. D 159 Herrema, S. 41 Hertog, Karel den Pzh. 86 12

Standhouders filatelie Land Heuvel, Jos van de B Heuvel, Pzh M. van Hillebrand Filatelie jr Pzh Hilster, J. Hordijk, A. Howell Holding BV Huisman, H. Interphila, Pzh. Jacobs, R. L. Jeugdhoek Jopke, Stefan D Kees Jhon B Kers. J. Klein, B. Klemaphil Koopjescorner LACA Leeninga, A.S. Limbustamps B Lingen, Pzh R. van Lohmer, Peter D Maaskant, Pzh de Marigny Philatélie FR Marzstamps Mast, van de Pzh. Motief online N.I.P., Israel Fil. Ver. Nisja vof, Pzh Oost Europa Philatelie Organisatiestand Peelland Philatelie Pender, W. de Peters, Patrick B Pietersma Filatelie Po & Po poststukken ver. Pzg- en Muntencentrale Emmen

Locatie 10-11 100-101 106-108 146 162 157 151 150 160 TZ 6 104-105 158 152 110-111 4-5 149 12 46-47 42-43 112-113 102-103 39-40 153 53-54 68 141 51-52 32 1 31 23 46-47 57-58 144 116-118

Standhouders filatelie Land Locatie Postzegelhandel 1840 71 Postzegelhoes H. Mans 93-94 Postzegel online 68 Poveia Assen Pzv 114-115 Rossem, Filatelie Dirk van B 49-50 Sam Stamps GB 95 Schilden, T. van der 24 Schmidt, H. 161 Schooming, Pzh 87 Smit, J.P. 109 Smits Philatelie 61-62 Snoek, M. 13 Taxaties 2 Tietz, Holger Versandhaus D 35-36 Tjallinks, T. 120 Vansteenkisten, L. Pzh B 37-38 Veen, W. van 154 Vergossen Fil. Ruud, Pzh. 74-76 Verkoopbemiddeling 3 Vincennes Philatélie FR 81-82 Vion, Eric B 59-60 Vliet, Pzh W. van 69-70 Voorschotense Pzh 28-29 Wever, J.W. 88-89 Wiemo, Pzh 8-9 Wilco WWFStamps 23 Worldcointrader 19-20 Zondervan, Pzh. 34 Zuid Afrika Fil. Ver. 147 Zwanenburg, F. 25

Onder voorbehoud van wijzigingen. Definitieve lijst met uitgebreide assortimentsomschrijving is te vinden op onze website medio oktober: www.eindejaarsbeurs.nl

Standhouders numismatiek Bredenhof Filatelie, . Pzh. & Mh Borculo, L. van Bos, Munten en Pzh. Brumunt Daalen, W.A. van Ducaat Emmen Postzegel en Muntencentrale Euving, J. Fokkema, B. Hansmunt Holleman munten Jansen, M. Kooi, A. Kooistra, A. Kronen 4 numismatiek Limbustamps Muntenkopen.nl Muntkoerier Poveia Assen Reekers Spoelder, A. Squirrel, The Worldcointrader Zonnemunten

Land Locatie

Standhouders ansichtkaarten Boonstra, J. Dantuma, J. Fokkema, A. Het vergeet mij nietje Het verzamelpunt Kordes Tjallinks, T.

Land Locatie

44-45

B

B

135 139 16-17 128 130 116-118 131 126 21-22 133 19-20 137 138 134 46-47 145 Hal 114-115 129 132 18 19-20 136

121-122 123 125 124 14-15 127 120


13


27 eeuwen muntgeschiedenis – van stater tot euro Geld speelt een belangrijke rol in onze maatschappij. We ontvangen en geven het weer uit. Een samenleving zonder munten en biljetten zou er heel anders uitzien. Een munt is een gemakkelijk instrument om onderling de levering van goederen en of diensten te verrekenen. Wanneer munten tentoongesteld worden komen bezoekers steeds met dezelfde vragen. Veel gestelde vragen zijn: wanneer zijn munten ingevoerd, hoe zagen deze munten eruit, wat was de waarde van deze munten en wat is zoal op munten afgebeeld. Er is al heel wat over geld en munten geschreven. Je zou er gemakkelijk een grote bibliotheek mee kunnen vullen. Als daar dan ook nog het economische aspect bijkomt, heb je al een aardig gebouw nodig om dit onder te brengen. U zult begrijpen dat in deze tentoonstelling slechts enkele bijzondere momenten uit de omvangrijke muntgeschiedenis kunnen worden belicht. Op basis van onze huidige kennis weten we dat in Europa in Lydië, West Turkije omstreeks 650 v.Chr. voor het eerst klompjes electrum (een natuurlijke legering van goud en zilver) van een merkteken werden voorzien, de “stater”. De ontvanger wist dus precies wat hij ontving als hij dit klompje metaal ruilde voor zijn producten.

Gouden stater van koning Croesus van Lydië. Leeuw valt stier aan

Voor de invoering van de munten was men op ruilhandel aangewezen. Zelfs na de invoering van gemunt geld heeft het nog zeker tot de 16e eeuw geduurd alvorens de ruilhandel geheel verdween. De eerste mensen waren nomaden en trokken rond op jacht naar dieren. Het menu werd aangevuld met andere eetbare producten zoals vruchten en planten. Langzamerhand gingen de mensen zich op een vaste plaats met de landbouw bezighouden. Uit deze gemeenschappen ontstonden boerengemeenschappen. Voor het bewerken van het land waren gereedschappen nodig. Iemand uit de groep begon deze te maken in ruil voor eten en drinken. Toen hij meer voorwer-

pen maakte dan de groep nodig had, werd getracht deze met andere nederzettingen te ruilen. Zolang deze iets te ruilen hadden wat van pas kwam was er geen probleem. Die ontstonden op het moment dat de aanbieder geen genoegen meer nam met het aanbod van de ‘koper’. Een product dat door iedereen werd gewaardeerd waren gouden sieraden. Ook hieraan zat een maakloon verbonden. Bij klompjes electrum was dat niet het geval. Nadeel was dat de ontvanger van de klompjes deze eerst moest controleren of het wel goud was en als dat het geval was, hoeveel het klompje wel woog. Hierin kwam verandering toen men de gevonden klompjes op een bepaald gewicht ging brengen en deze van een keurteken voorzag. Omdat de samenstelling van deze klompjes nogal uiteen liep ging men ertoe over het electrum te scheiden in goud en zilver en uit de afzonderlijke metalen munten te vervaardigen. De eerste grote veroveraar, Alexander de Grote uit Macedonië, gebruikte de schatten die hij onderweg tijdens zijn veldtocht veroverde om er ter plaatsen munten van te laten slaan om hiermee zijn leger te betalen. Onderweg kon men bij de plaatselijke bevolking hiermee ook de nodige proviand aanschaffen.

Zilveren tetra drachme van Athene omstreeks 480 voor Christus

Op dit soort munten die wij als antieke Griekse munten betitelen, komen slechts beperkte teksten over hun herkomst voor. De afbeeldingen die we op dit soort munten tegenkomen verwijzen naar hun herkomst. De uil naar Athene, een wijnkruik naar Andros op Kreta en een gevleugeld paard naar Korinthe. Er kwam een nieuwe wereldmacht op het toneel die wij als de Romeinen kennen. Zij verfijnden de aanmaak van de munten. Deze aanmaak werd vanuit een centraal punt aangestuurd. Omdat zilver en goud een behoorlijke waarde vertegenwoordigt werden voor de kleine aankopen munten van onedel metaal ingevoerd. Door het gebruik van verschillende metalen en formaten werd een serie munten ontwikkeld waarmee alle betalingen, van klein tot groot, konden worden verricht. Net als nu het geval is. Een andere vernieuwing was het afbeelden van de regerende keizer wiens naam ook in het omschrift wordt vermeld. Aan de hand van deze teksten (omschriften) laat zich een munt gemakkelijk determineren. Aan de hand van bepaalde titels die aan een keizer verleend werden is het mogelijk deze zelf aan een bepaald jaartal (volgens onze kalender) toe te wijzen.

Sestertius van keizer Nero (54-68 n.Chr.)

In 491 ontstaat er een scheiding in het Romeinse Rijk dat in een westelijk en een oostelijk deel uiteenvalt. Het Oostelijk deel, met Constantinopel als hoofdstad, is bekend onder de naam Byzantium. Het westelijk deel wordt tijdens de Grote Volksverhuizing door tal van volkeren van buiten de oude Romeinse rijksgrens onder de voet gelopen en valt in vele kleine rijkjes uiteen.

Het enige onafhankelijke maandblad in de Nederlandse taal voor verzamelaars van munten, papiergeld en penningen. Een uitgebreide staf van redacteuren met elk hun eigen specialiteit staat garant voor een optimale informatie aan de verzamelaar. Elke maand een uitgebreid overzicht van de veilingen, beurzen, tentoonstellingen en andere numismatische evenementen in Nederland en België. Vaste rubrieken • Nederland (alles uitgegeven in, voor en met betrekking tot Nederland) • nieuwe munten en bankbiljetten • euronieuws • moderne penningkunst • nieuws van de numismatische kringen in Nederland en België, enz.

Gouden solidus op naam van keizer Leo VI (886-912)

De middeleeuwen zijn begonnen. Onder de Merovingen en Karolingen vindt er een samensmelting van vele kleine rijkjes plaats. Zo ontstaat het rijk van Karel de Grote. Zijn voornaamste muntsoort is de zilveren penning die in tal van plaatsen in zijn rijk wordt gemunt. Ook in Dorestad, nabij het huidige Wijk bij Duurstede in de provincie Utrecht werden zilveren penningen vervaardigd. Deze munten werden op hun beurt door de Friezen gekopieerd.

Zilveren denarius of penning omstreeks 800 na Christus

Een dergelijk groot rijk besturen is een bijna onmogelijke taak en langzamerhand beginnen de lokaal aangestelde toezichthouders zich steeds onafhankelijker op te stellen. De periode van de lokale penning is aangebroken. Elke vorst slaat zijn eigen penning, die onderling sterk verschillen in gewicht en gehalte en de voorstelling die hierop voorkomt. In overeenkomsten werd dan ook vastgelegd in welke soort penning moest worden betaald, bijvoorbeeld Keulse of Gelderse penningen. Vanuit Italië en vooral in de handelssteden Florence en Venetië begint de opmars van de gouden gulden die vooral gebruikt wordt door de kooplui voor hun handelscontacten met het Nabije Oosten. Op de voorzijde van deze munt staat een afbeelding van Johannes de Doper. Op de keerzijde is een lelie, afkomstig uit het wapen van Florence (= lelie), afgebeeld. Deze munt wordt spoedig florenus genoemd, in de Nederlandse florijn. Ook onze aanduiding voor een bedrag in guldens (fl) is hiervan afgeleid. Deze muntsoort wordt ook door diverse vorsten in de Nederlanden geslagen.

Goudgulden van Florence omstreeks 1252

Tot 1266 worden betalingen in penningen en goudguldens verricht. In dat jaar wordt in Frankrijk een zwaardere zilveren munt ingevoerd met een koopkracht van 12 zilveren penningen. De “groot” doet zijn intrede. Ook in de Nederlanden wordt deze muntsoort spoedig op tal van plaatsen door lokale heren geslagen.

Verder interessante en wetenswaardige artikelen over vele aspecten van het verzamelen van munten, papiergeld en penningen uit binnen- en buitenland. Verschijnt 11x per jaar.

Op verzoek sturen wij u zonder verplichtingen graag een gratis proefnummer toe!

Bezoek onze website www.muntkoerier.com

14

Omni-Trading b.v. – Postbus 1044 – 7301 BG Apeldoorn Tel. 055-5216629 – Fax 055-5223963 e-mail info@muntkoerier.com

Zilveren groot van graaf Jan II (1299-1304) van Holland, geslagen te Dordrecht

Vanaf 1370 wordt weer goud tot grote gouden munten verwerkt. Het zijn de Graven van Vlaanderen die als eerste verschillende gouden munten – zoals het Gouden Schild – in omloop brengen. Deze munten worden vooral gebruikt voor de aankoop van goederen in handelscentra. Dat wil zeggen steden die lid zijn van de Hanze.


Ook wordt op grote schaal zilver tot munten verwerkt. Na een lange periode waarin met één of enkele muntensoorten betalingen konden worden verricht, ontstaat er nu weer een muntreeks met munten in oplopende waarde. Zo kennen wij munten van hele, halve, kwart, achtste en zestiende groot en stuiver.

De waarde van de gestempelde daalder werd verhoogd van 35 naar 40 stuivers. Het verschil moest de brenger van de munten bijbetalen. Op deze wijze werden de nodig fondsen binnengehaald. Het was de bedoeling dat het een renteloze lening aan de staat zou zijn, van terugbetaling is echter nooit iets gekomen.

In het midden van de 15e eeuw worden door verbeterde mijnbouwtechnieken in vooral Saksen grote hoeveelheden zilver gevonden die zich relatief gemakkelijk lieten winnen. Men begon toen, om de kosten te beperken, grote zilveren munten te slaan. Provincie Utrecht, leeuwendaalder 1656

Oostenrijk, Stephan van Schlick (1487-1526), zilveren taler 1525

De eerste die dergelijke grote zilveren munten in omloop brachten waren de graven van Schlick in het Joachimsdal. De zware munt met een gewicht van 29.13 gram werd in 1518 voor het eerst geslagen en kreeg al spoedig de naam Joachimstaler. Dit werd later afgekort tot taler. De benaming daalder en dollar zijn beide hiervan afgeleid. Ook in de Nederlanden werden door diverse vorsten en steden vanaf circa 1530 grote zilveren munten in omloop gebracht. Rond 1546 doen nieuwe zilveren en gouden munten hun intrede. Deze munt met daarop het portret van Karel V (1506-1555) wordt Karolusgulden genoemd en was onderverdeeld in 20 stuivers. Met het in omloop brengen van deze munten kwam er weer een gelijkend portret van de vorst op het in omloop zijnde geld. Dit rekensysteem hield het tot 2001 vol, toen de gulden voor de euro plaats maakte.

In 1575 gaan de Staten van Holland ertoe over eigen geld in omloop te brengen. Een serie koperen munten ter waarde van een penning, duit en oord en de zilveren Leeuwendaalder met een waarde van 32 stuivers. Deze munt bevatte echter slechts 29 stuiver zilver zodat op deze wijze opnieuw geld voor de opstand binnenkwam. Ook andere provincies gingen geld slaan dat tegen een hogere koers werd uitgegeven. In 1579 met de oprichting van de Unie van Utrecht, de bakermat van het huidige Nederland kregen de provincies het recht hun eigen geld te slaan. Er werden diverse muntsoorten gekozen die in alle munthuizen gemaakt konden worden met een nauwkeurige omschrijving van het gewicht, het gehalte en de voorstelling die er op moest voorkomen. In 1606 werden deze richtlijnen aangepast. Naast de gouden dukaat was dit de 3 gulden en haar onderdelen (zoals een twee guldenstuk, een halve drie guldenstuk, een 1 gulden stuk, een halve gulden of 10 stuiverstuk) de dubbele en enkele stuiver in zilver en de duit in koper. Deze serie bleef tot 1815 met lichte wijzigingen in productie. Daarnaast gaven diverse provincies en steden tussen 1579 en 1815 op gezette tijden eigen munttypen uit.

HAARLEM, belegerd door de Spanjaarden (11 december 1572 13 juli 1573), AR velddaalder van 32 stuiver, emissie 21 december 1572

Het kwam tot een gewapende strijd waarbij de provincies Holland en Zeeland de harde kern vormden. De Nederlanden vielen op dat moment uiteen in twee delen: de onafhankelijke Republiek in het noorden en de Zuidelijke Nederlanden die tot aan de afscheiding in 1830 onder vreemd gezag zouden blijven. Verschillende steden werden belegerd en tijdens de belegering werden op verschillende plaatsen noodmunten vervaardigd om de in de stad aanwezige troepen voor hun werk te betalen. Om de opstand tegen Spanje te kunnen blijven financieren werden op last van de Staten van Holland en Zeeland de in omloop zijnde munten van een speciale instempeling voorzien.

In 1840 wordt besloten de aanmaak van de 3 guldenstukken te stoppen en deze door een munt van 2 1/2 gulden, de rijksdaalder te vervangen. Onder Willem II worden de volgende munten geslagen: 1 /2 en 1 cent in koper. 5, 10, 25 cent, 1/2, 1 en 2 1/2 gulden in zilver, 5, 10 en 20 gulden in goud. Op de munten van 5, 10 en 25 cent staat nu ook het portret van de koning afgebeeld. Onder koning Willem III wordt de muntserie in 1877 uitgebreid met een bronzen muntstuk met een waarde van 2 1/2 cent. Ook de halve cent en de cent worden vanaf 1877 in brons in plaats van koper aangemaakt. Tijdens de lange regeringsperiode van Koningin Wilhelmina (1892-1948) zijn vijf verschillende portretten van de vorstin op munten afgebeeld. Allereerst het portret met ‘Hangend Haar’(1892-1897) gevolgd door het ‘Kroningsportret’(1898-1909). Dan volgen munten die voorzien zijn van het portret ‘Hermelijnen Mantel’ (1910/1925). In 1912 werd na een lange onderbreking weer een gouden vijfje geslagen. Koningin Wilhelmina, 1 gulden 1892 ‘Hangend Haar’’

In 1922 verschijnt op de zilveren guldens een nieuw portret van Wilhelmina ontworpen door J.C. Wienecke. Dit portret (vierde of oude type) werd in Nederland tot en met 1941 op munten gebruikt. Op gouden munten tot en met 1933. Tijdens de regering van koningin Wilhelmina wordt in 1907 het zilveren stuivertje, dat vanwege zijn kleine formaat niet geliefd was bij de bevolking, ingeruild door een dikke ronde cupro-nikkelen stuiver. Ook deze munten bleken niet geliefd. In 1909 werd de aanmaak gestaakt en vanaf 1913 tot en met 1943 vervangen door een vierkante stuiver. Duitse bezetting, zinken oorlogscent 1941

Karel V(1506-1555), zilveren Karolus gulden z.j. geslagen te Nijmegen

Tijdens de regering van Karel V werden diverse delen van Nederland - die eerst een eigen vorst hadden zoals de graven van Holland, de Hertogen van Gelderland – onderdeel van zijn rijk. Nadat zijn zoon, Philips II koning van Spanje en vorst over de Nederlanden, de troon had bestegen kwamen er problemen. De Spaanse bemoeienissen werden hier niet in dank aangenomen. Vooral de speciale belasting, de zogenoemde ‘’Tiende Penning’’ viel verkeerd. Toen ook een deel van de bevolking overging naar de ‘nieuwe leer’ stuurde Spanje een leger om orde op zaken te stellen. Het ontstaan van de Tachtigjarige Oorlog.

koning Willem I afgebeeld. Hiervoor werd een beroep gedaan op de Franse graveur Michaut. Op de gouden munten staat hetzelfde portret, alleen kijkt de koning naar de andere zijde om verwisseling met de zilveren munten te voorkomen.

Provincie Holland, 3 guldenstuk 1681 geslagen te Dordrecht

Later werd de serie aangevuld met de gouden rijder (waarde 14 gulden), de zilveren rijder of dukaton en de zilveren dukaat. Deze laatste had een waarde van 50 stuiver behalve in Zeeland. Daar was deze munt 52 stuiver waard. Na de nederlaag van Napoleon bij Waterloo kwamen de Europese vorsten in Wenen bijeen en werd een nieuwe kaart van Europa getekend. Aan de toentertijd in Engeland woonachtig stadhouder Willem V werd de titel van koning verleend over het gebied dat het huidige Nederland en België omvatte. Ook kreeg hij op persoonlijke titel het Groothertogdom Luxemburg toegewezen. Na zijn aantreden heeft koning Willem I zich ingezet voor de invoering van een eigen Nederlandse munt, de gulden onderverdeeld in 20 stuiver, elke stuiver onder verdeeld in 5 cent. Vanaf 1818 is men in Utrecht begonnen met de aanmaak van de nieuwe munten.

Koning Willem I, 3 guldenstuk 1820 Utrecht

Deze serie bestond uit munten van ½ en 1 cent in koper, een 5, 10, 25 cent, een ½, 1 en 3 gulden munt in zilver, een 5 en een 10 gulden in goud. Op het koper geld kwam aan de ene zijde een strakke letter W en op de andere zijde het nieuwe Rijkswapen te staan. Op de voorzijde van de zilveren munten kwam een sierlijke letter W te staan. Op de zilveren halve, hele en drie gulden werd het portret van

Na de inval van de Duitsers in mei 1940 werden in Utrecht tot en met begin 1941 nog munten met een Wilhelmina portret geslagen. Vanaf eind 1941 werd een begin gemaakt om alle in omloop zijnde munten in te trekken en te vervangen door zinken munten. Deze serie bestaat uit een 1, 2 1/2, 5, 10 en 25 cent. Er werden geen halve centen meer gemaakt. Tot aan de productie van de euromunten was de cent uit 1942, met een oplage van 241.200.000 stuks, de munt met de hoogste oplage in Nederland. Tijdens de oorlog werden door de Nederlandse regering ´in ballingschap’ in Amerika munten besteld voor Curaçao, Nederlands Indië en Nederland. Het portret (vierde type) dat hierop is afgebeeld is overgenomen van de Nederlandse munten uit de periode 1922/1941. Het zilver dat voor de aanmaak van de munten nodig was, werd van de Amerikaanse overheid geleend. Na de bevrijding moest het worden teruggeven. Toen het zuidelijk deel van Nederland bevrijd was, is een klein deel van de in Amerika geslagen munten in omloop gebracht. Deze werden echter snel opgepot waarop de uitgifte werd gestaakt. Na de bevrijding werd besloten tot een complete geldsanering. Door de wegens de oorlogsomstandigheden opgelopen zilverprijs, bleek het niet meer mogelijk om zilver voor de aanmaak van kleingeld te gebruiken. Er werd een commissie benoemd die voor een nieuwe reeks Nederlandse munten moest zorgdragen. Naast het zoeken naar andere metalen moest ook het portret van Koningin Wilhelmina worden aangepast. Door professor L.O. Wenckebach werd een nieuwe afbeelding van Koningin Wilhelmina voor de nieuwe munten ontworpen. Deze was in 1948 gereed. In dat

Koningin Wilhelmina, 5 cent 1948

jaar kon bij ´s Rijks Munt te Utrecht de aanmaak van de nieuwe bronzen centen en stuivers, nikkelen dubbeltjes en kwartjes beginnen. Kort daarop liet koningin Wilhelmina weten de regering aan dochter, Prinses Juliana over te dragen.

Koningin Juliana, zilveren rijksdaalder 1960

Dat betekende voor ’s Rijks Munt dat men opnieuw kon beginnen met het maken van een nieuw portret voor de Nederlandse munten. Hiervoor werd opnieuw een beroep gedaan op professor Wenckebach. Het stempelmateriaal kwam in 1950 gereed. Bij de Munt kon vanwege de geldsanering echter de productie van de nieuwe munten niet worden stilgelegd. Er zijn in 1949 wel munten geslagen, hiervoor gebruikte men stempels met het portret van Koningin Wilhelmina en het jaartal 1948. Deze vier munten werden dan ook in enorme aantallen vervaardigd. In de vijftiger jaren zijn bijna alle munten - die in Amerika waren vervaardigd (10 en 25 cent en 1 gulden munten). In 1970 is het portret van Koningin Wilhelmina nogmaals gebruikt. Ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van de Bevrijding van Nederland werd toen een zilveren tientje in omloop gebracht met aan de ene zijde het portret van Koningin Wilhelmina uit 1948 en aan de andere zijde het portret van Koningin Juliana.

Zilver tientje 1970, 25 jaar Bevrijding

Tot 1980 zou dit plaatje de Nederlandse munten sieren. In 1980 deed Koningin Juliana afstand van de troon en moest voor Koningin Beatrix een nieuw portret voor de munten worden ontworpen. Ter gelegenheid van de abdicatie verscheen er een bijzondere gulden en rijksdaalder. Op een zijde staan koningin Juliana en Prinses Beatrix afgebeeld. Op de andere zijde vinden we het bekende Julianaportret.

Portret Koningin Beatrix ontworpen door Bruno Ninaber van Eijben

Winnaar van de wedstrijd voor het nieuwe muntportret werd de ontwerper Bruno Ninaber van Eijben. Van 1982 tot en met 2001 sierde zijn Beatrixportret onze gulden munten. Tussen 1980 en 2001 zijn er voor verzamelaars diverse 10 en 50 gulden munten uitgegeven. Hierop staat steeds een ander portret van Koningin Beatrix afgebeeld.

Euromunten ontworpen door Bruno Ninaber van Eijben

Met de komst van de euro werd in elk land een afzonderlijke wedstrijd georganiseerd voor de nationale zijde. Voor Nederland koos men opnieuw voor een ontwerp van Ninaber van Eijben. Dat op de 1 en 2 euromunt is gelijk aan dat van onze oude guldenmunten. Op de andere munten is een licht gewijzigd (nu compleet portret) van Koningin Beatrix te vinden. Rob de Vries

15


Stand: 65-66

Stand: 31 Stand: 136

Stand: 135

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.