MEREL EN MUS
DE BIBLIOTHEEK
TEKST: ELIANE DE BLESER ILLUSTRATIES: BETTY REYNIERS
2012-2013
www.anderewoorden.be www.facebook.com/merelenmus CC-licentie van toepassing: Creative Commons License
Merel en Mus ontdekken een deel van de wereld en kijken rond. Mus stelt de hele tijd vragen, Merel antwoordt, of niet.
Eliane De Bleser uit Londerzeel schreef de teksten, meestal in dialoogvorm. Zij zocht verschillende tekenaars om de teksten te laten begeleiden door tekeningen van telkens andere merels en mussen. De vogels kregen geen vaste vorm, zijn afwisselend groot, klein, of nemen zelfs een menselijke gedaante aan. De tekenaars: Ria Vanwalleghem (Schilde) Peter-Paul Rauwerda (Amsterdam) Olivia Van Slagmolen (Rumst) Leen Verlinden (Londerzeel) Bob Torfs (Antwerpen) Manu Bruynseraede (Antwerpen en Leuven) An Wauters (Keerbergen) Frow Steeman (Gent) Betty Reyniers (Londerzeel) Reinhart Van Praet (Londerzeel) Kathleen Serneels (Londerzeel) Kathleen De Maeyer (Kapelle op den Bos) Eva Vanderstappen (Londerzeel) SAGE (Schiedam) Bram Brioen (Londerzeel) Leen Van Durme (Londerzeel) Een zestal medewerkers van Dagcentrum Thuis in Ganshoren (Project binnen het project met een afzonderlijke Merel en Mus - tentoonstelling van het werk van de mensen van het Dagcentrum, in oktober 2013, in Ganshoren)
Tentoonstelling van tekst en tekeningen in de bibliotheek van Londerzeel, van 18 februari tot 13 april 2013.
145. “Merel, waar vind ik dikke boeken?” “Waarom Mus?” “Omdat onze schaduwen nu veel langer zijn dan gisterenmiddag. Ik wil weten hoe dat komt.” “Tja Mus, ik denk dat je dan naar een bibliotheek moet.” “Wat is een bibliotheek, Merel?” “Een bibliotheek is een verzameling van boeken, Mus.” “O. Bestaan er zo veel boeken dan, Merel?” “O ja hoor Mus, erg veel.” “Hoe veel Merel? Dertig?” “Maar nee Merel, veel en veel meer, misschien wel een miljoen?”
146. “Merel?” “Ja, Mus?” “En zijn dat allemaal dikke boeken?” “Nee Mus, er zijn ook dunne boeken.” “En grote en kleine, Merel?” “Ja Mus, en grote en kleine.” “En voor vogels, Merel?” “Mus, ik denk niet dat er boeken voor vogels bestaan.” (Mus zwijgt en denkt) “O. Dat is jammer, Merel.” “Vind je, Mus?” “Ja, Merel.”
147. “Maar Merel, hoe moet ik dan lezen, als er geen boeken voor vogels bestaan?” “Tja Mus, je kunt toch in de mensenboeken lezen?” “Ha ja Merel, dat is waar. En waar vind ik die boeken weer?” “In bibliotheken, Mus.” “Ja en waar vind ik bibliotheken?” “Dat weet ik niet, Mus. Die moet je zelf zoeken.” “Waar moet ik zoeken, Merel?” “Mus! Met je vervelende vragen altijd! Hoe moet ik dat weten?” “Oké oké Merel, ik zoek zelf wel.” “Ja Mus, en laat me even met rust, ik ben moe!”
148. “Merel! Merel!” (Merel wordt wakker) “Ja Mus?” “Ik heb een bibliotheek gevonden!” “O ja Mus, waar?” “Nee ik weet het nog niet, maar een Mensmeneer zal ze me morgen tonen!” “Heb je dan weer met een mens gepraat, Mus?” “O ja Merel, en de Mensmeneer was erg vriendelijk!” “En waar is die bibliotheek dan, Mus?” “Aan de rand van de stad, Merel.” “En vlieg je daar dan alleen naartoe?” “Ja hoor Merel, de meneer heeft gezegd dat hij aan de voorlaatste boom op me zal wachten.” “Goed, Mus, ik ben benieuwd!” “Ja Merel, ik ook!”
149. “Hatsjie!” “Gezondheid Mus!” “Hatsjie! Dankjewel Merel! Maar nu ben ik ziek en kan ik niet naar de bibliotheek!” “Oei Mus, wat nu?” “Tja Merel, dat weet ik niet. Ik heb een afspraak met die Mensmeneer! Die wacht op mij!” “Tja Mus, dat is vervelend. Kan ik je helpen?” “Ja Merel, wil jij naar de voorlaatste boom vliegen en tegen de Mensmeneer zeggen dat ik vandaag niet kom? Misschien morgen? Misschien overmorgen?” “Oké Mus, ik zal dat voor je doen.” “Dankjewel Merel, dat is erg lief.” “Graag gedaan hoor Mus, tot straks, rust maar goed!” “Oké Merel!”
150. “En, Merel?” “Ja Mus, de meneer zei dat het goed was. Hij komt overmorgen terug.” “Goed Merel. Fijn. Nu ga ik nog wat slapen en rusten hoor Merel.” “Ja Mus. Kom, ik zal je toedekken, dan heb je het lekker warm!” “O Merel, je bent erg lief vandaag!” “Ja Mus, ik wil dat je snel geneest!”
151. “En Mus, voel je je beter?” “Ja hoor Merel, dank je, ik ben genezen denk ik!” “Ha dat is goed.” “En vandaag is het de grote dag!” “Wat bedoel je, Mus?” “Het is bibliotheekdag vandaag hé Merel! Ik vlieg straks naar de voorlaatste boom en dan vlieg ik naast die Mensmeneer naar de bibliotheek aan de rand van de stad!” “O ja Mus, ik was het bijna vergeten!” “Zal ik een valies meenemen, Merel?” “Een valies, Mus? Waarom?” “Om boeken in te steken, Merel!” “O. Tja. Nee Mus, dat zou ik niet doen.” “O waarom niet, Merel?” “Omdat boeken veel te zwaar zijn voor jou!” “Maar Merel!” “Tja, Mus. Ga toch eerst gewoon eens kijken, en dan kun je morgen toch nog terug om boeken op te halen?” “Goed idee, Merel. Tot later!” “Tot later Mus, veel plezier in de bibliotheek!”
152. “En Mus? Hoe was het?” “O Merel! Wat een avontuur!” “Heb je de bibliotheek gevonden, Mus?” “Ja hoor Merel, het is een grote bibliotheek, met veel miljoen boeken!” “Dikke en dunne boeken Mus?” “Ja Merel, en grote en kleine!” “En kon je ze meebrengen, Mus?” “Nee Merel, zelfs de dunne prentenboeken wegen te zwaar!” “Oei, wat nu Mus?” “Het is niet erg, Merel, ik kan de boeken in de bibliotheek inkijken, dan hoef ik ze niet mee te brengen!” “O, dat is goed.” “Ja hé Merel! Morgen ga ik terug!”
153. “Merel, Merel, ik heb zo’n dikke boeken gezien vandaag!” “Hoe dik dan Mus?” “Zo dik als een dikke boom, Merel!” “Oei Mus, en kon je daar dan in lezen of kijken?” “O nee Merel, dat kon niet, dat was een speciaal boek en het lag achter glas, niemand kon er aan.” “En waarom was dat boek zo speciaal Mus?” “Dat weet ik niet Merel! Ik denk dat het een oud boek was. Het lag open op een bladzijde met erg mooie letters, in veel kleuren!” “Dat lijkt me een heel speciaal boek hé Mus!” “Ja Merel!” “Ga je morgen terug, Mus?” “Jawel Merel, ik wil een boek over schaduw vinden!” “O ja Mus, dat was ik bijna vergeten!” “Maar ik niet hoor Merel!”
154. “Hoe was het vandaag Mus?” “Goed Merel! Erg goed!” “Heb je het schaduwboek gezien, Mus?” “Nee Merel, maar wel een boek over mussen en merels!” “Mussen en Merels, Mus? Stonden wij daar dan in?” “Ja Merel! Wij zelf en ons bos!” “Dat is wel erg speciaal Mus! Was het een mooi boek?” “Ja Merel, erg mooi!” “Ik heb zin om eens mee te vliegen, Mus!” “Ja Merel, dat zou fijn zijn! Morgen misschien?” “Ja goed hoor Mus, morgen vlieg ik mee naar de bibliotheek! En dan kijk ik ook eens naar dat boek!”
155. “Ben je klaar Merel?” “Nee Mus, ik ga niet mee, nu is het mijn beurt om ziek te zijn, vlieg maar alleen!” “Maar dat is zo jammer Merel! Zal ik bij je blijven?” “Nee dank je Mus! Hatsjie! Ik heb een dikke sjaal en een goed nest! Geniet maar van je boeken! Ik zal rusten vandaag!” “Oké, dag Merel!” “Dag Mus!”
156. “Merel?” (Merel wordt wakker) “Ben je nog ziek Merel?” “Och het gaat wel, Mus. Hoe was je boekendag vandaag?” “O erg fijn, Merel! Ik vond het schaduwboek!” “En Mus! Wat heb je geleerd?” “Wel, dat de schaduwen schommelen volgens het licht en volgens de stand van de zon op de aarde! En dat er soms helemaal geen schaduw is! Maar het boek was erg dik, Merel, en veel te moeilijk voor mij! Ik zal nog veel moeten leren!” “Ja Mus, maar je hebt tijd!” “Juist Merel! En morgen kan ik terug!” “Ja Mus. En volgende week en volgend jaar!”
Merel en Mus Š2012-2013