Abstract Master thesis - Publieke ruimte _ diverse samenleving

Page 1


Dit document is een synthese van het gevoerde onderzoek tot het behalen van het masterdiploma Stedenbouw en Ruimtelijke Planning aan de KU Leuven, Faculteit Architectuur, Campus Sint-Lucas Gent.

Elke Dolfen Publieke ruimte voor een Diverse samenleving Casestudy Historisch Molenbeek Onderzoeksthemagroep: Reflective Theory Promotor: Tine Van Herck Copromotor: Pascal De Decker Mentor: Maarten Loopmans


Aanpak

van rondhangende jonge mensen op pleintjes maakt daarom vaak deel uit van werken rond leefbaarheid (Oosterlynck, 2012). Indien één bepaalde groep zich profileert als de redding van de wijk vormt dit een probleem. De diversiteit van de wijk wordt dan genegeerd en alle macht komt in handen van één bepaalde groep (Oosterlynck, 2014). Het negeren van diversiteit in ruimtegebruik kan leiden tot uitsluiting van bepaalde groepen in de publieke ruimte. In het themanummer ‘Kroniek van het De Coninckplein’ in Ruimte en Maatschappij wordt de verdringing van kansarme groepen op het De Coninckplein, als resultaat van het Vlaamse Stadsontwikkelingsbeleid, als exemplarisch voorbeeld beschreven (Devos, 2014) (Loopmans, 2014) (Verstraeten, 2014). Moris haalt in het onderzoek, naar lokale perspectieven over jongeren in de publieke ruimte, aan dat het ontmoeten van jongeren in de Westerse publieke ruimte de laatste twee decennia in toenemende mate wordt geproblematiseerd (Loopmans, Moris, 2015). Dit zijn slechts twee van vele mogelijke voorbeelden die exclusie, als gevolg van negatie van diversiteit aan ruimtegebruik, beschrijven.

Probleemstelling

Methodiek

Vanuit de sociaal-ruimtelijke planning wordt de kritiek dat de diversiteit in ruimtegebruik nogal eens vergeten wordt, door ruimtelijke ontwerpers, naar voor geschoven. De planner neemt zichzelf te vaak als spiegel of ontwerpt voor de grootste gemene deler (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011). Omdat lokale beleidsniveaus steeds meer streven naar een veilig en aantrekkelijk imago, dit om gegoede inwoners aan te trekken, voelen ze zich vaak geroepen om in te grijpen op het ruimtegebruik dat als storend ervaren wordt (Loopmans, Moris, 2015). Ook Oosterlynck wijst er in het artikel ‘Sociale ongelijkheid is de grondstof van segregatie’ op dat beleidsmakers vaak een invulling geven aan de term leefbaarheid die gestoeld is op het blanke middenklassenperspectief. Het voorkomen

Dit onderzoek heeft als doel een antwoord te formuleren op volgende vierdelige vraagstelling: “Is de diversiteit aan ruimtegebruik (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011) (Oosterlynck, 2014) van verschillende groepen gebruikers in de publieke ruimte zichtbaar en indien deze diversiteit zichtbaar is in het stedelijk weefsel, is er dan een correlatie met de fysieke werkelijkheid? Indien er een relatie is met de fysieke werkelijkheid, kunnen fysieke randvoorwaarden dan het ruimtegebruik beïnvloeden? En is het vervolgens mogelijk om aan de hand van deze fysieke randvoorwaarden een ruimtelijke strategie te formuleren voor de publieke ruimte op maat van de bevolking waarbij exclusie vermeden wordt?”

Onderzoeksgroep Het onderzoek kadert binnen de onderzoeksgroep ‘Reflective Theory’. ’Reflective Theory’ focust hoofdzakelijk op inzichten verworven vanuit een theoretisch geladen observatie van deze realiteit. De masterproef is voornamelijk gebaseerd op de verworven inzichten uit de casestudy in Historisch Molenbeek. Aan de hand van deze inzichten wordt het belang van de erkenning van diversiteit aan ruimtegebruik onderzocht (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011) (Oosterlynck, 2014).

Theoretisch kader Het handboek sociaal-ruimtelijke planning geschreven door Leclercq, Loopmans en Newton wordt als kapstok voor de masterproef gehanteerd. Het handboek biedt een overzicht van actuele kennis over de interactie tussen de bebouwde omgeving en sociale processen. Aan de hand van casestudies wordt de noodzaak van sociaalruimtelijke planning geïllustreerd (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011).

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

1


Aan de hand van verworven inzichten uit de praktijk wordt getracht een antwoord te formuleren op bovenstaade onderzoeksvraag. De wijk Historisch Molenbeek wordt, vanwege de hoge bevolkingsdichtheid en diverse bevolkingssamenstelling, gekozen als casestudy. Het onderzoek wordt opgesplitst in vier fasen.

3] In de derde fase wordt er op zoek gegaan naar de relatie tussen de fysieke werkelijkheid en de sociaal-ruimtelijke structurering. De resultaten in deze fase vloeien voort uit het empirisch onderzoek. Ruimtelijke typologieën, gerelateerd aan het gebruik, worden geabstraheerd met als doel om randvoorwaarden te bepalen voor een specifiek gebruik.

1] In de eerste fase wordt onderzocht wie de potentiële gebruikers van de publieke ruimte in Historisch Molenbeek zijn. Door middel van een demografische analyse wordt een beeld geschetst over de huidige bevolkingssamenstelling. Vervolgens wordt, aan de hand van een historische lezing van de sociaalruimtelijke structuur, geanalyseerd hoe het huidig gediversifieerde spectrum van de bevolking in Historisch Molenbeek tot stand is gekomen. De lezing gebeurt volgens de sociale geografische methode die toegepast werd door Loopmans in zijn casesstudy naar het ruimtegebruik in OudBerchem. In de sociale geografie worden ruimtelijke structuren verklaard door de relatie tussen mens en maatschappij (Loopmans, 1999).

4] In de laatste fase wordt een ruimtelijke strategie weergegeven voor de publieke ruimte van Historisch Molenbeek met oog voor het bestaande en het mogelijk ruimtegebruik van verschillende gebruikersgroepen. Als doel wordt de creatie van een evenwichtig aanbod aan ontmoetingsruimten vooropgesteld. Door het aanbod van een evenwichtig spectrum aan diverse pleinen en parken kan exclusie vermeden worden. Om dit te realiseren wordt er voortdurend gebalanceerd tussen diversiteit en eenheid.

2] In de tweede fase wordt door toepassing van een empirisch triangulerende kwalitatieve onderzoeksmethode geanalyseerd hoe het dagelijks handelen van de verschillende gebruikers van de publieke ruimte in Historisch Molenbeek de ruimte structureert en welke spanningen hierbij optreden. De focus van het onderzoek ligt op het gebruik van pleinen en parken. Om vaststellingen te verifiëren worden bij triangulatie verschillende methodieken aan elkaar getoetst. Triangulatie is een cyclisch, toetsend proces waarbij geen hiërarchie plaatsvindt tussen de verschillende methodieken (Leqlercq, Loopmans, Newton, 2011). In dit onderzoek wordt er voortdurend getrianguleerd tussen interviews met sleutelfiguren, gesprekken met gebruikers (zowel toevallige passanten als in de format van een workshop), observaties en bestaand fieldwork.

Figuur 1.  Triangulatie

2

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

»» gebaseerd op: LECLERCQ, E.; LOOPMANS, M.; Newton, C., Plannen voor mensen. Handboek sociaal-ruimtelijke planning (Antwerpen: Garant Uitgevers, 2011).


Onderzoeksfasen (4) 1] Sociaal - ruimtelijke structurering De diversiteit in Historisch Molenbeek is zowel waarneembaar op ruimtelijk als sociaal vlak. Als erfenis van de 19e eeuwse industrialisatie bestaat het stedelijk weefsel uit een mix van diverse handelspaden en kleine woningen (Maurissen, 1980). Door de huidige tendens, die de middenklasse naar Molenbeek wil lokken, zijn ook enkele luxueuzere appartementen en kantoren in het straatbeeld zichtbaar (KLD., 2006). De sociale diversiteit nam onder andere toe tijdens de ‘Golden Sixties’. De Belgische hogere en middenklasse keerden Laag-Molenbeek de rug toe. In de vrijgekomen woningen trokken gastarbeiders van rond het Middellandse zeegebied in. Dit fenomeen vormde het startsein voor de hedendaagse (inter-) multiculturele bevolkingssamenstelling (Wayens, 2009) (Vandencandelaere, 2012). De migratiestroom richting Molenbeek is nog steeds gaande. Zowel Ghanezen, Nigerianen, Roma-Zigeuners als anderen, die zoekend zijn naar enige zekerheid, komen terecht in Laag-Molenbeek (Meert, 2000). Ook de stadsvernieuwingsprojecten, die ongeveer 25 jaar geleden hun aanvang kenden en als doel hebben om de middenklasse aan te trekken, bevorderen de diversiteit. De bevolkingsdichtheid van Historisch Molenbeek (27.013 inw./km2) overschrijdt ruimschoots het drievoud van het gemiddelde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (7.057 inw./km2) (BISA, 2012). 32,02 % van de inwoners heeft een vreemde nationaliteit (BISA, 2012). Het percentage moet echter kritisch benaderd worden. Enkel afgaan op de nationaliteit toont een vertekend beeld van de reële diversiteit. Sinds 1989 vonden heel wat neutralisaties plaats in Brussel. Bovendien houdt men in dit percentage geen rekening met de kinderen die als Belg zijn geboren. Het aandeel inwoners met een vreemde herkomst zal

dus veel hoger liggen (Vandencandelaere, 2012). Historisch Molenbeek heeft de jongste bevolkingssamenstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BISA, 2012). Maar jongeren zijn er lang niet de enige inwoners. Er moet ook rekening gehouden worden met de minderheden, zoals de 65-plussers. Met een aandeel van 7,26% 65-plussers positioneert Historisch Molenbeek zich ruimschoots onder het gemiddelde aandeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (13,5%) (BISA, 2012). De bevolkingssamenstelling van Historisch Molenbeek is enorm divers. Heel wat generaties met een verschillende etnischculturele of economische achtergrond leven er samen in een dichtbevolkte wijk. Figuur 3.  Diversiteit Gebruikers _ Historisch Molenbeek

»» GEMEENTE SINT JANS MOLENBEEK - DIENST MOBILITEIT, ‘Planningsruimte voor de pulbieke ruimte gelegen in de binnenstad. Sint Jans Molenbeek’, http:// www.molenbeek.be/nl/fichiers-nl/MOBILITE%20-%20FEV%202011%20-%20 RAPPORT%20DEF-NL.pdf (datum laatste aanpassing11/2010; laatst geconsulteerd 03/2015).

Figuur 2.  Diversiteit Gebruikers _ Historisch Molenbeek

»» VZW BUURTHUIS BONNEVIE, ‘Buurthuis Bonnevie Maison de qaurtier’, http:// www.bonnevie40.be/ (datum laatste aanpassing 2015; laatst geconsulteerd 12/05/2015).

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

3


2] Empirisch onderzoek naar het gebruik Observaties en gesprekken met lokale experten maakten het mogelijk om vijf grote gebruikersgroepen te definiĂŤren. Deze vertonen elk een specifiek ruimtegebruik. Een groep is niet volledig homogeen samengesteld en bestaat uit diverse subgroepen. Maar om het gebruik te kunnen beschrijven en trianguleren, is een zekere abstractie aan de orde. Een eerste groep is samengesteld uit mannen (>21 jaar), vrouwen (>21 jaar) vormen een tweede groep, jongeren (mannen 15-21 jaar) vormen een derde groep, een vierde groep gebruikers is samengesteld uit meisjes (15-21 jaar) en een laatste groep bestaat uit kinderen (meisjes en jongens <15 jaar). Observaties en gesprekken met lokale experten tonen aan dat herkomst geen invloed heeft op het ruimtegebruik. De sociale klasse daarentegen zou volgens sommige lokale experten wel een belangrijke rol spelen. Hierbij moet opgemerkt worden dat er tijdens de observatie enkel gekeken werd naar vrouwen met of zonder hoofddoek. Wegens beperkte visuele kenmerken was het onmogelijk om de herkomst op een andere manier te traceren. Jammer genoeg was het onmogelijk om via observaties te trianguleren of het gebruik afhangt van de sociale klasse. Het empirisch onderzoek toont aan dat naast de bebouwde ruimte ook het dagelijks handelen van de diverse gebruikers de publieke ruimte structureert. Ieder plein of park is een drager voor een specifiek gebruik en kent een unieke bezettingsgraad. Er bestaat een minimaal verband tussen de tijd en het ruimtegebruik van de diverse gebruikersgroepen. Tijdens de observaties werden minder kinderen waargenomen tijdens de schooluren en na 21 uur werd het straatbeeld gedomineerd door de mannelijke sekse. Afgezien van deze feiten verbleven alle groepen op gelijke momenten op diverse plaatsen.

4

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

Eerder dan verschillen in tijd-ruimtegebruik werden verschillen opgemerkt tussen plaats-ruimtegebruik. De huidige diversiteit aan pleinen en parken komt niet volledig tegemoet aan de behoeften van alle verschillende groepen. Dit zorgt er enerzijds voor dat niet alle groepen zich welkom voelen in de publieke ruimte, anderzijds leidt dit tot conflicten. Jongeren worden vaak verdreven en er zijn niet voldoende pleinen / parken afgestemd op de behoeften van jonge meisjes. Bovendien zijn de aanwezige speelruimtes voor kinderen vaak overbezet waardoor spanningen tussen de gebruikers ontstaan.


Figuur 4.  Schema relatief aandeel verblijvers per groep / bezettingsgraad

0

100

200

300 m

Relatief # kinderen / overige verblijvers / bezettingsgraad Relatief # meisjes / overige verblijvers / bezettingsgraad

Relatief # vrouwen / overige verblijvers / bezettingsgraad

Relatief # jongeren / overige verblijvers / bezettingsgraad

Relatief # mannen / overige verblijvers / bezettingsgraad

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

5


3] Relatie fysieke werkelijkheid Het empirisch onderzoek toont aan dat er een correlatie bestaat tussen het gebruik en de fysieke werkelijkheid. Het gebruik hangt in zekere mate af van de vormgeving van het plein of park en zijn directe omgeving. Bovendien kan door middel van fysieke ingrepen het gebruik gewijzigd worden. Een lokale expert vertelde bijvoorbeeld dat meisjes het Voltaireplein verkiezen omdat dit plein begrensd wordt door woningen (Claus, 2015). Visuele controle kan dus gezien worden als aantrekkingsfactor voor meisjes. Anderzijds blijkt uit het onderzoek dat jongeren plaatsen opzoeken waar een minimale sociale controle heerst. Dit zijn slechts twee voorbeelden van de vele relaties tussen het gebruik en de fysieke werkelijkheid. Nevenstaande geabstraheerde typologieën zijn gerelateerd aan het gebruik. Ze hebben als doel randvoorwaarden te bepalen voor een specifiek gebruik. Er heerst geen geloof dat de het gebruik fundamenteel kan wijzigen door middel van ruimtelijke ingrepen. Wel wordt geïnsinueerd dat er betekenisvol kan gerommeld worden in de marge (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011).

Figuur 5.  Fysieke randvoorwaarden

Dominante verblijvers:

Dominante verblijvers:

Dominante verblijvers:

Dominante verblijvers:

Dominante verblijvers:

Figuur 6.  Voltaireplein

»» Eigen foto, Voltaireplein Molenbeek, 20.04.2015

Kinderen Meisjes Jongeren Vrouwen Mannen Wonen Grootschalige handel / bedrijf Kleinschalige handel /horeca -doelgroep mannen Autovrij plein Autovrij plein, fysiek afgesloten van de straat Speeltuigen Visuele controle Geen, minimale visuele controle Transparante gevels Gesloten gevels Obstructie elementen zichtlijn Wonen / kleinschalige handel en horeca

6

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving


4] Strategie Concept Evenwichtige diversiteit _ De plaats

Balans tussen Diversiteit en Eenheid

Het empirisch onderzoek bevestigd dat, omdat alle lagen van de bevolking zich goed zouden voelen, een superdiverse wijk nood heeft aan een diversiteit van ontmoetingsplaatsen (Oosterlynck, 2014). De diverse ontmoetingsplaatsen moeten in evenwicht zijn met de verschillende (potentiële) gebruikersgroepen. Uit het empirisch onderzoek en uit theoretisch geraadpleegde bronnen blijkt immers dat onevenwicht problemen veroorzaakt (Leclercq, Loopmans, Newton, 2011) (Loopmans, Moris, 2015) (Oosterlynck, 2014). De strategie heeft als doel de diversiteit van het gebruik te bewaren en gaat op zoek naar een evenwichtige verhouding tussen diverse plaatsen afgestemd op de (potentiële) gebruikers.

Om een evenwichtig aanbod aan ontmoetingsruimtes te kunnen voorzien, moet er voortdurend gebalanceerd worden tussen diversiteit en eeheid.

Eenheid _ Netwerk als connector Door een eenzijdige focus op diversiteit ontstaat het risico dat er eilanden gevormd worden. Met behulp van een stedelijk netwerk wordt er op zoek gegaan naar ruimte voor confrontatie tussen de (super) diverse gebruikers. Zoals het metselwerk de samenhang tussen individuele bakstenen garandeert, zo creëert een stedelijk netwerk een relatie tussen plaatsen met een divers gebruik. Gebruikers die al dan niet gedwongen gebruik maken van het netwerk - vanwege de functies langs het netwerk of de ankerplaatsen verbonden door het netwerk - komen er in contact met elkaar. De ontmoetingen die gestimuleerd worden op het netwerk zijn van een ander niveau dan de ontmoetingen op de plaats. Er wordt getracht om passieve ontmoetingen (Gehl, 2011) te stimuleren. “In city streets (…), social activities will generally be more superficial, with the majority being passive contacts- seeing and hearing a great number of unknown people. But even this modest type of activity can be very appealing”(Gehl, 2011:13).

Eenheid _ wijk niveau / iedereen

+ Diversiteit _ plein, park niveau

= Evenwichtige ontmoetingsruimtes

Figuur 7.  Concept

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

7


Potenties Historisch Molenbeek Evenwichtige diversiteit _ De plaats In Historisch Molenbeek zijn heel wat diverse plaatsen aanwezig. Toch voldoet het spectrum niet aan alle behoeften van de verschillende groepen. De onevenwichtige verdeling zorgt er enerzijds voor dat niet alle groepen zich welkom voelen in de publieke ruimte, anderzijds leidt dit tot conflicten. Jongeren worden vaak verdreven en er zijn niet voldoende pleinen / parken afgestemd op de behoeften van jonge meisjes. Bovendien zijn de aanwezige speelruimtes voor kinderen vaak overbezet waardoor spanningen tussen de gebruikers ontstaan.

De pop up“Vindplaatsen”(term Vindplaatsen in Devos, 2014) worden door de jongeren en straathoekwerkers ingericht. Omdat conflicten door verzadiging van bestaande speelruimtes gereduceerd zouden worden, wordt er gezocht naar een onderbezette plaats die aan de hand van fysieke randvoorwaarden getransformeerd kan worden tot een aantrekkelijke plaats voor het kind. Het Fonderie park komt hiervoor in aanmerking. Om de kostprijs van deze ingreep te drukken wordt er nagedacht over alternatieve spelprikkels.

Deze strategie vertrekt vanuit de bestaande diversiteit en gaat op zoek naar potenties om een evenwichtige diversiteit te creëren. Eerst en vooral wordt er gezocht naar potenties die door middel van beperkte extra interventies kunnen bijdragen tot de creatie van evenwichtige diversiteit. Door het opleggen van randvoorwaarden, onder de vorm van een stedenbouwkundige last aan lopende of geplande projecten, kunnen plaatsen gecreëerd worden voor meisjes. De randvoorwaarden hebben als doel visuele controle te stimuleren.

Figuur 8.  Verzadiging speelruimte _ Bonneviepark

»» VZW BUURTHUIS BONNEVIE, ‘Buurthuis Bonnevie Maison de qaurtier’, http:// www.bonnevie40.be/ (datum laatste aanpassing 2015; laatst geconsulteerd 12/05/2015).

Vervolgens wordt er nagedacht over hoe de (re) activatie van onderbezette, niet gebruikte plaatsen kan bijdragen tot de creatie van evenwichtige diversiteit. Uit de randvoorwaarden, die voortvloeien uit het empirisch onderzoek, blijkt dat jongeren plekken opzoeken met minimale visuele controle. Braakliggende terreinen tussen wachtgevels voldoen aan de randvoorwaarden. Bovendien toont het onderzoek aan dat kinderen plaatsen waar het vuil is niet appreciëren (Jes stadslabo, s.d.). Braakliggende terreinen worden vaak als stortplaats gebruikt. In ruil voor de opheffing van leegstandtaks worden de braakliggende terreinen tijdelijk publiek toegeëigend (toegepast in Blankenberge (Van Renterghem,2014)).

8

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

Figuur 9.  Potentie spelprikkels _ Fonderie park »» Eigen foto, Fonderie park Molenbeek, 22.03.2015


Figuur 10.  Sfeerbeeld Vindplaats (term vindplaats in (Devos, 2014))

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

9


Eenheid _ Netwerk als connector

Aanpak

In het huidig stedelijk weefsel van Historisch Molenbeek zijn er assen aanwezig waarop reeds heel wat diverse gebruikers, al dan niet gedwongen, samenkomen. De Gentsesteenweg (concept: lokale oase) is hiervan een voorbeeld. De Gentsesteenweg is één van de kleurrijkste en drukstbezochte winkelassen van Brussel (Meert, 2000). Maar de potentie van de as om passieve contacten tussen diverse gebruikers te stimuleren wordt door de fysieke inrichting bemoeilijkt. Een ander voorbeeld kan aangetoond worden aan de hand van de Sint Mariastraat. Dankzij de metrostop komen op deze plaats diverse gebruikers samen. De as draagt de potentie in zich om te functioneren als een wijkportaal waar ontmoetingen tussen zeer diverse gebruikers, zowel bewoners als bezoekers, gestimuleerd worden. In deze strategie wordt er op zoek gegaan naar een methode om passieve contacten (Gehl, 2011) op de bestaande potentiële assen te stimuleren.

Opdat in de wijk een evenwichtig gediversifieerd spectrum aan ontmoetingsruimtes aanwezig zou zijn, moeten stappen ondernomen worden.

Uit het veldwerk blijkt dat enkele pleinen en parken in Historisch Molenbeek, door de fysieke inrichting van de straten, moeilijk bereikbaar zijn. Naast de functie als confrontatie ruimte tussen de (super) diverse gebruikers draagt het netwerk bij tot het toegankelijker maken van de ankerplaatsen. Figuur 11.  Potententies Assen _ Passieve ontmoetingen 2’ 3’

5’

4’ 5’

2

1 1’ 5

5’ 3 0

10

200m

4

1 - 1’ : Wijkprotaal 2 - 2’ : Commerciële as 3 - 3’ : Groene wandeling 4- 4’ : Lokale oase 5 - 5’ : Kind as

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

Niet alle voorgestelde ingrepen zijn even essentieel (zie figuur 14). Om een eenheid te creëren, met als doel om passieve contacten tussen de diverse gebruikers te stimuleren, is het belangrijk op korte termijn na te denken over stapstenen langsheen het netwerk waar passieve ontmoetingen mogelijk worden. Dit uit zich ruimtelijk in de vorm van Pocket Places. Het inrichtingsprincipe is een eerste stap in het creëren van een eenheid. Het object werkt als kwaliteit verhogende pionier indien grote investeringen op kort termijn onmogelijk zijn. Een Pocket Place is een geprefabriceerde ruimte structurerende strook waarop diverse elementen geint worden. Het vervangt eindeloze ongestructureerde inrichtingen en wordt op strategische plaatsen op parkeerplaatsen geplaatst. In een latere fase wordt er nagedacht over de herinrichting van de assen waarop de meeste, diverse gebruikers samenkomen. Pas later, als er bijvoorbeeld renovatiewerken gepland worden op één van de assen, moet er teruggegrepen worden naar de randvoorwaarden die passieve ontmoetingen stimuleren. Ook de creatie van evenwichtige diversiteit vindt gefaseerd plaats. De creatie van pleinen waar visuele sociale controle heerst (dit om tegemoet te komen aan de behoeften van meisjes) is een proces van lange adem. Maar door de implementatie van vindplaatsen voor jongeren en de introductie van een nieuwe speelruimte kan het evenwicht al grotendeels bereikt worden. Indien de interventies uit de eerste fase (prioriteit essentieel - figuur 14) gerealiseerd worden, wordt de balans tussen eenheid en evenwichtige diversiteit al grotendeels gerealiseerd.


Figuur 12.  Sfeerbeeld Pocket Place - Lokale oase

Figuur 13.  Sfeerbeeld Pocket Place - Kind as

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

11


?

A. Evenwichtige diversiteit

Welkom

A1

Vindplaatsen

A2

Herverdeling densiteit

?

Welkom

B1 _ Bepalen assen netwerk

0

200 m

+

Diversiteit = De plaats

?

Eenheid = Het netwerk

Prioriteiten as

Welkom

Tijdelijk

Essentieel

B1

Parkeerplan B1 _ Bepalen assen netwerk

B2 Pocket places

0

200 m

B. Eenheid

12

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving


Figuur 14.  Strategie - prioriteiten as

A3

Visuele sociale controle

Suggestief

Aanvullend

B5 Randvoorwaarden Groene wandeling

B3 Herinrichting Lokale oase

B4 Herinrichting Wijkportaal

B5 Randvoorwaarden CommerciĂŤle as

B5 Randvoorwaarden Kind as

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

13


Besluit Naast de bebouwde ruimte structureert ook het dagelijks handelen van diverse gebruikers in Historisch Molenbeek de publieke ruimte. Het gebruik van pleinen en parken kan niet gegeneraliseerd worden en er bestaat een correlatie tussen het gebruik en de fysieke werkelijkheid. Het gebruik hangt in zekere mate af van de vormgeving van het plein of park, zijn directe omgeving en de functies langs de rand. Bovendien kunnen fysieke randvoorwaarden het ruimtegebruik beïnvloeden. Toch moet de correlatie tussen het gebruik en de fysieke werkelijkheid kritisch benaderd worden. Er heerst geen geloof dat het gebruik fundamenteel kan wijzigen door ruimtelijke ingrepen. Wel wordt er geïnsinueerd dat er betekenisvol gerommeld kan worden in de marge.

Fysieke eenheid vormt geen garantie opdat alle lagen van de bevolking zich er goed zouden voelen. Wel kan aangenomen worden dat door diverse groepen te ‘dwingen’ om gebruik te maken van eenzelfde netwerk - vanwege de functies langs het netwerk of de ankerplaatsen verbonden door het netwerk - ze in contact zullen komen met elkaar.

Door de toepassing van de fysieke randvoorwaarden is het in theorie mogelijk om een evenwichtig aanbod aan diverse pleinen en parken te creëren waardoor geen enkele groep uitgesloten wordt uit de publieke ruimte. Maar de implementatie van de theorie naar de praktijk moet met een kritisch oog benaderd worden. Om exclusie tegen te gaan is er meer nodig dan ruimtelijke ingrepen. Om uitsluiting te vermijden is het noodzakelijk dat ook beleidsmakers het belang van diversiteit aan plaatsen herkennen (Loopmans, Moris, 2015) (Oosterlynck, 2012). Bovendien zouden fysieke ingrepen, die bijdragen tot creatie van eenheid, op het stedelijk netwerk in theorie ontmoetingen tussen diverse groepen kunnen stimuleren. In de praktijk kan echter niet gegarandeerd worden of fysieke eenheid daadwerkelijk bijdraagt tot de creatie van een mentale eenheid.

Omdat alle groepen van de bevolking zich goed zouden voelen heeft een (super) diverse wijk nood aan een ruim spectrum van ontmoetingsplaatsen. Belangrijk is te onderlijnen dat deze conclusie gebaseerd is op de casestudy Historisch Molenbeek. Er kan dus niet veralgemeend worden dat de noodzaak aan diverse ontmoetingsruimten in iedere wijk aanwezig of even groot is. Gelijkaardig onderzoek zou in meerdere wijken met een verschillende demografische bevolkingssamenstelling moeten plaatsvinden.

14

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

Opdat diverse publieke ruimtes gecreëerd zouden kunnen worden / bewaard blijven, is het belangrijk dat zowel de ruimtelijke planner als de politici oog heeft voor de diversiteit aan ruimtegebruik. Een ontwerp voor de publieke ruimte kan daarom nooit generiek zijn maar moet afgestemd zijn op de lokale gebruikerscontext.


Bibliografie ARCHDAILY, ‘Broadway Housing. Kevin Daly Architects’, http://www.archdaily.com/503233/ broadway-housing-kevin-daly-architects/ (datum laatste aanpassing 09/05/2014; laatst geconsulteerd 09/05/2015). ARTINEERING; URBAN PLATFORM, Duurzaam wijkcontract rond Léopold. Rapport fase 1-2 (Molenbeek: Gemeente van Sint-Jans-Molenbeek Dienst gesubidieerde projecten, 2012). ARTINEERING; URBAN PLATFORM, Wijkcontract “Cinéma Belle-Vue”. Rapport fase 1-2 (Molenbeek: Gemeente van Sint-Jans-Molenbeek Dienst gesubidieerde projecten, 2009). BISA, ‘De wijkmonitoring van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, https://wijkmonitoring. irisnet.be/ (datum laatste aanpassing 2012; laatst geconsulteerd 09/05/2015). BLONDEEL, P., Op afstand gewezen: de toeëigening van de publieke ruimte: strategieën en opvattingen van bewoners in Oud Molenbeek: een kwalitatief onderzoek in een Brusselse volkswijk (Brussel: Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, 1996). BRUSSEL HOOFDSTEDELIJK GEWEST, ‘Duurzame wijkcontracten’, http://www.wijken.irisnet.be/nl/deprogrammas (datum laatste aanpassing s.d.; laatst geconsulteerd 09/05/2015). BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST, ‘Gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling’, http://www.gpdo. be/pdf/GPDO.pdf (datum laatste aanpassing 2013; laatst geconsulteerd 19/05/2015).

CIBG, ‘Sint – Jans – Molenbeek’, www.molenbeek.be (datum laatste aanpassing s.d.; laatst geconsulteerd 09/05/2015). COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPEN MOLENBEEK, ‘Brochure van de projecten van het duurzaam wijkcontract rond leopold 2’, http://www. molenbeek.irisnet.be/fr/fichiers/developpementurbain/brochure-cqd-leopold-dwc-leopold.pdf (datum laatste aanpassing 2013; laatst geconsulteerd 22/05/2015). COOPARCH-R.U., Gemeente Sint-Jans- Molenbeek Gemeentelijk ontwikkelingsplan (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004). COOPARCH-R.U., Gemeente Sint-Jans- Molenbeek Gemeentelijk ontwikkelingsplan. Bijlagen (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004). CORIJN, E.; VLOEBERGHS, E., Brussel! Urban notebooks (Brussel: VUBPRESS, 2009). DEVOS, T., ‘Eerstelijnwerkers en het versmoorde ruimtelijk debat. Casus De Coninckplein Antwerpen’, Ruimte & Maatschappij, 5 (2014) 3, 61-81. Ellen Jacobs, Dienst participatie gemeente Molenbeek, 09/03/2015 (afgenomen interview). Ergens onderweg, opname schoolspektakel (School de Klimpaal Molenbeek, 2014). Eric Van De Velde, Architect en landschapsarchitect - Instituut voor leefmilieu Brussel, 25/02/2015 (afgenomen interview).

BUURTHUIS BONNEVIE, “Compte-rendu: Déjeuner de mamans le vendredi 22 janvier 2011 à l’école SainteUrsule et Vier Winden”, bevraging, 22/01/2011 (niet gepubliceerd).

FESTIVAL KANAL, ‘Festival kanal 2014’, http://www. festivalkanal.be/en/festival-kanal-2014.html (datum laatste aanpassing 2014; laatst geconsulteerd 22/05/2015).

BUURTHUIS BONNEVIE, “Reacties publiek nieuwe speelzone Bonnevie”, bevraging, 07/2011(niet gepubliceerd).

GEHL, J., Life between buildings. Using public space (Londen: Island Press, 2011).

BUURTHUIS BONNEVIE, “Resultaat bevraging publiek over heraanleg sportzone: periode 29/10-27/11/2012 ”, bevraging, 10-11/2012 (niet gepubliceerd).

GEMEENTE SINT-JANS-MOLENBEEK, ‘Wijkcontracten’, http://www.molenbeek.be/nl/la-vie-a-molenbeek-nl/ espace-public/contrats-de-quartiers (datum laatste aanpassing 2013; laatst geconsulteerd 28/02/2015).

BUURTHUIS BONNEVIE, “Samenvatting observaties Bonneviepark”, bevraging, 10/2012 (niet gepubliceerd).

Gwendoline Daems, Opbouwwerkster - buurthuis Bonnevie, Molenbeek, 19/02/2015 (afgenomen interview).

Caroline Claus, Sociologe en stedenbouwkundige - medewerker Jes, Molenbeek, 20/02/2015 (afgenomen interview).

Han De Meulemeester, Coördinator brede school d’broej, Molenbeek, 25/02/2015 (afgenomen interview). JES STADSLABO, ‘Lomap. Capture the neighbourhood’, www.lomap.be (datum laatste aanpassing s.d.; laatst geconsulteerd op 09/05/2015).

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

15


KANAALGIDSEN, ‘Stadsvernieuwingsprojecten langs het Zennekanaal in Brussel’, http:// www.kanaalgidsen.be/downloads/CharBru/ KanaalgidsenInfo_Zennekanaal-Brussel_ stadsvernieuwingsprojecten-kanaal.doc. (datum laatste aanpassing 2012; laatst geconsulteerd 20/05/2015). KLD., ‘GOMB knapt historisch centrum Molenbeek op’, http://www.nieuwsblad.be/cnt/ dmf23012009_059 (datum laatste aanpassing 23/01/2006; laatst geconsulteerd 28/02/2015). LECLERCQ, E.; LOOPMANS, M.; Newton, C., Plannen voor mensen. Handboek sociaal-ruimtelijke planning (Antwerpen: Garant Uitgevers, 2011). LEEFMILIEU BRUSSEL, ‘Infofichesvoorbeeldgebouwen 2013. Zinneke 2 (229) Duurzaam omgaan met energie en water’, http:// app.leefmilieubrussel.be/batex_search/Docs/fs_229_ NL.pdf (datum laatste aanpassing 14/02/2014; laatst geconsulteerd 09/05/2015). Lieven Soete, Gepensioneerd architect - inwoner Molenbeek, 25/02/2015 (afgenomen interview). LOOPMANS, M., ‘Het failliet van het Vlaamse Stadsontwikkelingsbeleid’, Ruimte & Maatschappij, 5 (2014) 3, 1-10. LOOPMANS, M., Ruimtegebruik en structuur van sociale netwerken : een case-study bij drie bevolkingsgroepen in de wijk Oud-Berchem (Antwerpen) (Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, 1999). LOOPMANS, M.; MORIS, M., Jongeren inde publieke ruimte. Onderzoek naar lokale perspectieven (s.l.: s.e., 2015). Loredana Marchi, Directrice vzw Foyer, Molenbeek, 09/03/2015 (afgenomen interview). MAURISSEN, A.W., Bijdrage tot de geschiedenis van Sint-Jans-Molenbeek (Puurs: Baeté, 1980). Medewerker van het buurthuis La Goutte d’Huile, Sociaal assistent, Molenbeek, 20/02/2015 (afgenomen interview). MEERT,H., ‘Het hoger belang van Laag Molenbeek’, in: CORIJN, E.; DE LANNOY, W. (eds.), De kwaliteit van het verschil (Brussel: VUB-press, 2000), 86-100. OOSTERLYNCK, S., ‘Sociale ongelijkheid is de grondstof van segregatie’, Terzake, (2012) 6, 6-9. OOSTERLYNCK, S., ‘Standpunt: ‘Wie maakt de Dampoortwijk van de toekomst?’’, http://www. nieuwsblad.be/cnt/dmf20141124_01392953 (datum laatste aanpassing 24/11/2014; laatst geconsulteerd 09/05/2015).

16

Elke Dolfen | Publieke ruimte _ Diverse samenleving

PTA, Duurzaam wijkcontract ‘Zinneke’. Biografie van een buurt (Molenbeek: Gemeente van Sint-JansMolenbeek Dienst gesubidieerde projecten, 2014). PTA, Duurzaam wijkcontract ‘Zinneke’. Lezing van bestaande studies (Molenbeek: Gemeente van SintJans-Molenbeek Dienst gesubidieerde projecten, 2014). PTA, Duurzaam wijkcontract ‘Zinneke’. Thematische analyse (Molenbeek: Gemeente van Sint-JansMolenbeek Dienst gesubidieerde projecten, 2014). PUISSANT, J., ‘De oude stad, jong gewest’, in: DEJEMEPPE, P.; MOUCHART, C.; PIERSOTTE, C.; RAYNAUD, F.; VAN DE PUTTE, D. (Red.), Brussel (over) 20 jaar (Brussel: Agenschap voor Territoriale Ontwikkelingen, 2009), 13-32. RUTGEERTS, J.,“Reference prices construction 20142015”, les document, Luca Arts, project management, 2014. STAD ANTWERPEN, ‘Uw parkeerplaats dubbel gebruiken’, http://www.ondernemeninantwerpen. be/advies-en-ondersteuning/mobiliteit-enwegenwerken/parkeren-antwerpen (datum laatste aanpassing 2015; laatst geconsulteerd 09/05/2015). STAD GENT DIENST STEDENBOUW EN RUIMTELIJKE PLANNING, ‘IPOD. Richtlijnen openbaar domein 2012’ https://stad.gent/sites/default/files/page/ documents/IPOD_%202.pdf (datum laatste aanpassing 2012; laatst geconsulteerd 09/05/2015). ULB-IGEAT, ‘Gemeentelijke fiches voor de analse van lokale statistieken in Brussels Gewest - Fiche 12: Gemeente Sint-Jans-Molenbeek’, http://www. observatbru.be/documents/graphics/fichescommunales/2010/12_molenbeek_nl.pdf (datum laatste aanpassing 02/2010; laatst geconsulteerd 09/05/2015). VAN DAMME,J., Molenbeek 2018’, http://www. jefvandamme.be/files/Molenbeek_2018.pdf (datum laatste aanpassing 2012; laatst geconsulteerd 21/05/2015). VAN RENTERGHEM, J., ‘Pop-uptuinen tegen leegstand’, http://www.hln.be/regio/nieuwsuit-blankenberge/pop-uptuinen-tegenleegstand-a2013913/ (datum laatste aanpassing 28/08/2014; laatst geconsulteerd, 22/05/2015). VANDENCANDELAERE, H., In Brussel, een reis door de wereld (Bercehem: EPO, 2012). VERSTRAETE, J., ‘’t Plein is van iedereen?’, Ruimte & Maatschappij, 5 (2014) 3, 11-35. WAYENS, B., ‘Territorialiteit en wijken: ontstaan en (re) productie van het stadsmozaïk’, in: DEJEMEPPE, P.; MOUCHART, C.; PIERSOTTE, C.; RAYNAUD, F.; VAN DE PUTTE, D. (Red.), Brussel (over) 20 jaar (Brussel: Agenschap voor Territoriale Ontwikkelingen, 2009), 85-107.


CD Masterproef bundel en Abstract



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.