8 minute read

Interprofessioneel opleiden

Next Article
KNOV in actie

KNOV in actie

Jong TEKST VRHL CONTENT EN CREATIE geleerd…

‘ BETERE SAMENWERKINGEN DANKZIJ INTERPROFESSIONEEL OPLEIDEN’

Ze weten elkaar in het werkende leven beter te vinden, hebben meer respect voor elkaars discipline en hebben meer begrip voor elkaars denkwijze. Het zijn de meest gehoorde argumenten voor het organiseren van een puzzel die ‘interprofessioneel opleiden’ heet. Want het ís nogal een organisatie, om studenten van verschillende opleidingen op hetzelfde moment vrij te maken en lokalen beschikbaar te hebben. Het loont de moeite; studenten zijn enthousiast en leren elkaar beter kennen.

Universiteit, Antwerpen

IPSIG staat voor ‘Interprofessioneel Samenwerken in de Gezondheidszorg’. Jaarlijks doen meer dan duizend studenten uit het laatste jaar van de opleidingen Geneeskunde, Fysiotherapie, Farmacie, Ergotherapie, Verpleegkunde, Sociaal Werk, Voeding en Diëtetiek, Orthopedagogie, Logopedie en Audiologie, Psychologisch Consulent en Vroedkunde mee aan de IPSIG-week. Deze bestaat uit interactieve sessies waarbij kennis wordt gemaakt met elkaar en elkaars rol, een zorgplan rond een casus wordt gemaakt en aandacht is voor ethisch handelen, communicatie en reflectie op de eigen competenties. ‘De succesfactor van deze module is dat zowel universitaire opleidingen als opleidingen van hogescholen met elkaar samenwerken’, vertelt Giannoula Tsakitzidis. Zij ontwikkelde de IPSIG-module samen met een interprofessioneel team. ‘Maar er ontstaat ook samenwerking tussen Belgische, Nederlandse en anderstalige studenten. Die cultuurverschillen komen zorgverleners vaak tegen; mooi als met dit internationale aspect al in de opleiding kennis is gemaakt.’ Het zijn veel uiteenlopende opleidingen, dan kan een casus nooit voor iedereen helemaal van toepassing zijn. ‘Dat is ook niet erg’, zegt Giannoula. ‘Bij een casus rondom een hersenbloeding zal een vroedvrouw in opleiding inhoudelijk misschien niets concreets kunnen doen, maar ze kan wel meedenken. Zij levert een bijdrage door de manier waarop zij gewend is zich aan te passen aan de behoeften van een zwangere vrouw. Zij neemt de ziekte niet als uitgangspunt, maar de patiënt. Terwijl een arts in opleiding kennis heeft en uitgaat van ziekte X waar behandeling Y bij past. Van die verschillende perspectieven en mogelijkheden willen wij onze studenten bewust maken in deze week. Zij leren beroepsspecifieke kennis te over stijgen en samen te kijken naar de patiënt.’

‘BELANGRIJKE DOELEN ZIJN RESPECT VOOR ELKAAR EN EEN KIJKJE IN ELKAARS KEUKEN’

De IPSIG-week wordt al achttien jaar georganiseerd. ‘Elk jaar is het vechten om de logistieke uitdagingen te overwinnen’, vertelt Giannoula. ‘Want wij reserveren in deze week honderd docenten, zestig lokalen en hebben ook restaurants en parkeergelegenheid nodig. We hebben geleerd dat elke drie tot vijf jaar verantwoordelijke teams voor een groot deel vernieuwd zijn, met soms ook nieuwe decanen en/of nieuwe opleidingshoofden. Om steeds iedereen mee te krijgen en betrokken te houden, organiseren we iedere drie jaar een ‘VIPSIG’, met de ‘very important people’ uit de betrokken teams. Tot nu toe werkt dat!’

AP Hogeschool, Antwerpen

In Antwerpen vindt nog een interprofessioneel project plaats. Hier neemt een groep studenten Verloskunde – van verschillende Vlaamse academies – zes tot twaalf weken een moeder-kindafdeling van een ziekenhuis over. Ze leren hier dus ‘in het echt’ met elkaar samen te werken. Eveline Mestdagh van AP Hogeschool vertelt: ‘Hier gaat een heel voorbereidingsproces aan vooraf. Studenten leren met de systemen te werken en leren de protocollen en regels van het ziekenhuis kennen. Dan gaan ze aan de slag. De dienstdoende verloskundigen zijn wel aanwezig, maar alleen als observator.’ Een hele praktische vorm van opleiden dus, waar de studenten volgens Eveline veel van leren. ‘In deze periode zien we studenten enorm groeien. Ze leren om zelfstandig een arts te bellen en te briefen, een hele dienst uit te bouwen, multidisciplinair overleg te organiseren en om zelf beslissingen te nemen.’ Het is een behoorlijke investering voor zowel opleiding als ziekenhuis. ‘Maar het levert ook veel op’, zegt Eveline. ‘Veel van de studenten die hebben deelgenomen, blijven werken in het ziekenhuis waar ze het project hebben gevolgd; ze zijn immers al ingewerkt. Van sommige studenten zien we dat ze – nu ze écht zelfstandig moeten werken en niet langer achterover kunnen leunen – nog niet de competenties bezitten om zelfstandig aan het werk te gaan. Voor hen leidt dit project tot nieuwe leerdoelen.’

Academie Verloskunde, Amsterdam

In de IPE-Unit (IPE staat voor Interprofessionele Educatie) zorgt een team – bestaande uit een student Verloskunde, een beginnend verpleegkundige, een coassistent Kindergeneeskunde en een coassistent Gynaecologie – voor vier kraamvrouwen. Claartje Hart is stagecoördinator bij Academie Verloskunde Amsterdam en vertelt: ‘Elke student heeft z’n eigen persoonlijke leerdoelen. Tegelijkertijd leren de studenten veel van elkaar. Coassistenten leren meer vanuit de patiënt en haar baby te denken, in plaats vanuit beleid. En verloskundigen krijgen meer vertrouwen in wat zij al kunnen en weten.’

‘GROTE KANS DAT ZE STRAKS OOK MET ELKAAR MOETEN SAMENWERKEN, FIJN ALS ZE NU AL KENNISMAKEN’

’s Ochtends krijgen de studenten de vier kraamvrouwen overgedragen. Voor deze vrouwen werken zij een beleid uit aan de hand van theorie. ’s Middags bespreken ze hun bevindingen met elkaar. Daar is een begeleider bij, die kritische vragen stelt. Claartje: ‘Belangrijke doelen zijn respect voor elkaar en een kijkje in elkaars keuken. Vooroordelen zie je verminderen, omdat ze elkaar echt spreken en met elkaar samenwerken. Er ontstaat veel bewondering voor elkaar en studenten ontdekken waarvoor zij andere specialismes kunnen inschakelen; wat hun kwaliteiten zijn. Een leuk inzicht dat we steeds zien: coassistenten zijn vaak erg onder de indruk van wat verloskundigen in opleiding al weten.’

Academie Verloskunde, Maastricht

In Maastricht worden diverse activiteiten georganiseerd samen met de opleidingen Kraamverzorgende, Geneeskunde en Gynaecologie. De interprofessionele activiteit met de arts-assistenten is de tweedaagse cursus ‘Begeleiding en fysiologie van de baring’. De drie opleidingen Verloskunde ontwikkelden deze cursus samen met opleiders van arts-assistenten Gynaecologie. Vanuit de AVM is Ina Bastiaans betrokken bij deze cursus. Zij vertelt: ‘De eerste dag staan de ontwikkelingen in de verloskunde, baringshoudingen en shared decision making centraal. We gaan in op cijfers en trends, zoals: hoeveel vrouwen bevallen thuis en hoeveel vrouwen bevallen met een inleiding of sectio. Samen proberen we de achtergronden te verklaren en verschillende perspectieven te doorgronden.’ ‘Later die dag gaan we vooral praktisch aan de gang met baringshoudingen en gespreksvoering op basis van shared decision making. Het uitgangspunt is een goede en respectvolle sfeer, waar we vooral vanuit nieuwsgierigheid vragen aan elkaar stellen. Deelnemers komen achter hun overeenkomsten en verschillen, en ontdekken dat het doel voor iedereen gelijk is. Namelijk de beste uitkomsten voor moeder en kind.’ Om het begrip voor elkaars perspectief te versterken lopen de deelnemers – los van de twee cursusdagen – een dag mee op elkaars werkplek. Ook werken ze in subgroepjes aan een presentatie over een onderwerp dat gerelateerd is aan de fysiologie, vertellen vertegenwoordigers van de KNOV en de NVOG over integrale samenwerkingen en reflecteren deelnemers op hun handelen naar aanleiding van de inzichten die de eerste dag heeft opgeleverd. Ina: ‘Het doel is niet om het met elkaar eens te zijn, maar om bewust te worden van de perspectieven die er zijn en van wat die perspectieven bij je oproepen. Die bewustwording en de verdieping op het gebied van de fysiologie vormen een basis voor wederzijds respect en begrip en bevorderen een toekomstbestendige samenwerking.’

Academie Verloskunde, Groningen

In Groningen wordt binnen diverse modules de integrale samenwerking al vroeg aangeleerd. Een mooi voorbeeld is de studieochtend rond zwangere vrouwen in een kwetsbare situatie. Relinde van der Stouwe vertelt: ‘In Groningen hebben we een samenwerking rondom kwetsbare gezinnen tussen onder andere JGZ, kraamzorg, verloskunde en de gemeentelijke Wij-teams*. Daarvoor is aandacht tijdens deze studieochtend. Zo leren verloskundigen, kraamverzorgenden en verpleegkundigen in opleiding en studenten Social Work al voordat zij aan het werk gaan hoe het hier is ingericht en wat hun rol binnen die samenwerking is. Na de introductie gaan de studenten in groepjes uiteen, waarbij studenten van verschillende disciplines bij elkaar worden gezet. Aan de hand van een casus over een kwetsbare zwangere maken zij met elkaar een zorgplan. Hierna oefenen we een warme overdracht van kraamverzorgende en verloskundige naar JGZ-verpleeg kundige of maatschappelijk werker.’ Een nieuwe uitdaging ondervindt Relinde bij de module ‘Reproductieve Gezondheidszorg’; een module voor de tweedejaarsstudenten Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Studenten Verlos- en Verpleegkunde sluiten aan op een van de opdrachten, waarbij een multidisciplinair overleg wordt voorbereid en gevoerd. ‘Het is een ontzettend mooi project, maar praktisch lastig uitvoerbaar omdat alle drie de opleidingen een eigen studieschema hebben.’ Toch wordt alles op alles gezet om het te realiseren. ‘Studenten vinden deze vorm van onderwijs heel nuttig. Zo zie ik het ook; ze komen al vroeg in aanraking met professies waar zij later ook veel mee te maken kunnen hebben. Als zij nu al leren hoe zij hun eigen rol in dergelijke samenwerkingen kunnen vormgeven, hebben zij een grote voorsprong.’

* Wij Groningen adviseert en ondersteunt mensen in de gemeente Groningen om zelf grip te krijgen/houden op hun leven. Het verzorgt de indicaties voor de Wmo en Jeugdwet.

Verloskunde Academie, Rotterdam

Verloskundigen in opleiding van het derde jaar hebben al heel veel kennis. Daarom zijn zij degenen die lesgeven tijdens de lesdag over fysiologische baringen in Rotterdam. Deze vaardigheidsles wordt gevolgd door coassistenten Geneeskunde die bijna aan hun coschap Gynaecologie beginnen. Corrie Lodewikus is docent Verloskunde in Rotterdam: ‘Onze studenten merken tijdens deze dag dat ze al veel van de fysiologie afweten; veel meer dan de studenten Geneeskunde, die zijn immers breder opgeleid.’ En ander mooi interprofessioneel initiatief in Rotterdam zijn de twee onderwijsdagen die onlangs werden georganiseerd. Deze opleidingsdagen werden gevolgd door gynaecologen in opleiding en verloskundigen in opleiding. ‘We hebben hen twee keer een casus gezamenlijk laten bespreken. Een voorbeeld van zo’n casus is meconiumhoudend vruchtwater; wanneer beslis je dat het te laat is om naar het ziekenhuis te gaan? Welke afwegingen maak je? Hoewel gynaecologen in opleiding het iets spannender vinden om een dergelijke situatie in de eerste lijn te laten dan de verloskundigen in opleiding, merken ze vooral dat hun overeenkomsten groter zijn dan de verschillen. Een mooie eyeopener.’ Corrie merkt dat de drempel om elkaar op te zoeken verlaagd wordt. ‘Een student vertelde mij eens dat ze het best spannend vond om te overleggen met de tweede lijn, maar dat dit door deze onderwijsdagen was veranderd. Onbekend maakt onbemind, maar juist in die samenwerking moeten we elkaar zien te vinden. Bovendien is de kans groot dat de studenten van vandaag ook écht elkaar samenwerkingspartners worden. Hoe mooi is het dan, dat zij elkaar al hebben leren kennen?’

‘SAMEN PROBEREN WE ACHTERGRONDEN TE VERKLAREN EN PERSPECTIEVEN TE DOORGRONDEN’

This article is from: