15 minute read

Rookverspreiding en gedrag

Rookverspreiding in woongebouwen is een groeiend probleem. Relatief kleine branden zorgen voor een relatief grote hoeveelheid rook en rookverspreiding door een deel van het gebouw. De gevolgen zijn dat bewoners letterlijk vast zitten in het gebouw en de brandweer genoodzaakt is om het volledige gebouw te ontruimen. In situaties met kwetsbare bewoners is er sprake van een verhoogd risico om slachtoffer te worden van brand (en rook).

Tijdens praktijkonderzoek (experimenten) onderzocht de Nederlandse Brandweeracademie, onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), wat het effect van rookverspreiding is op de vlucht- en overlevingsmogelijkheden en hoe de verspreiding kan worden beperkt. Daarnaast doet de Brandweeracademie onderzoek naar gedragsbeïnvloeding bij ouderen. In dit artikel worden de resultaten van beide onderzoeken met betrekking tot ouderen samengevoegd.

Advertisement

1 Brandweeracademie, 2015c 2 Kerber, 2010

Andere branden

De Brandweeracademie deed al eerder praktijkonderzoek naar brandontwikkeling en overleefbaarheid in woningen in Nederland1. Hierbij werd gezien dat branden zich in het voorwerp snel ontwikkelen, maar ook snel gesmoord worden door een gebrek aan zuurstof. Ook Underwriter Laboratories komt vanuit praktijkonderzoek naar de invloed van moderne inrichting in woningen tot die conclusie2 . Daarnaast concluderen ze dat deze branden ook meer rook produceren. Moderne inrichting (synthetisch materiaal) produceert in zuurstofrijke omgeving twee tot acht keer meer CO en negen tot vijftien keer meer roet per gram verbrande brandstof dan traditionele inrichting (natuurlijke materialen). In zuurstofarme omgeving wordt dit effect versterkt.

Deze andere branden en de toename van rookproductie leidt ook tot een toename van rookverspreiding in woongebouwen zo blijkt uit

onderzoek naar reddingen bij brand3 , fatale woningbranden4 en trends om van te leren5. Veelal blijft de brand beperkt tot het voorwerp van ontstaan of de ruimte van ontstaan. De rook daarentegen verspreidt zich over meerdere verdiepingen nog voordat de brandweer ter plaatse is. Rookverspreiding buiten de brandruimte naar andere delen van een gebouw is daardoor een belangrijke oorzaak van slachtoffers (doden en gewonden) bij brand in woongebouwen.

Ouderen

Het risico om slachtoffer te worden van een woningbrand verschilt per leeftijdsgroep of risicogroep. Ouderen vormen een duidelijke risicogroep6. Hoewel ouderen een relatief kleine kans hebben op een brand in hun woning, hebben zij wel een relatief grote kans om als gevolg van een woningbrand te overlijden. Uit verschillende studies blijkt dat ouderen (65 jaar en ouder) vaker overlijden ten gevolge van brand ten opzichte van jongere personen (2,7 keer vaker dan de gemiddelde inwoner van Nederland). Onderzoek van de Brandweeracademie laat zien dat bijna de helft7 van de slachtoffers van fatale woningbranden 61 jaar of ouder is. En binnen deze groep is een op de drie slachtoffers 80 jaar of ouder. Verder blijken senioren zes keer zo vaak gewond te raken door brand dan de gemiddelde inwoner van Nederland, en deze verwondingen zijn ernstiger én huidverbrandingen helen minder goed doordat de senioren een dunnere huid hebben.

Stoken en koken zijn de belangrijkste brandoorzaken bij ouderen tussen de 60 en 80 jaar. Bij ouderen boven de 80 jaar is koken de belangrijkste oorzaak8. De meest voorkomende brandoorzaak bij fatale woningbranden is roken. In veel gevallen (ongeveer de helft) is sprake van brand in matrassen of gestoffeerd meubilair, met een snelle brandontwikkeling en hevige rookontwikkeling tot gevolg. Roken als brandoorzaak van een woningbrand komt in slechts vijf procent van de gevallen voor9, maar leidt in combinatie met brand in een matras of gestoffeerd meubilair wel vaak tot ernstig letsel10 .

Ouderen blijken ook vaker moeite te hebben met het ontdekken van een brand en het vluchten in geval van brand. Deze kwetsbaarheid voor brand komt door de beperkte zelfredzaamheid (fysieke en mentale beperkingen) bij brand. Het lijkt er dus op dat de mate van zelfredzaamheid – en niet zozeer de leeftijd – van personen een belangrijke rol speelt in de vlucht- en overlevingsmogelijkheden.

Voorspeld wordt dat de groep 65 plussers binnen de bevolking de komende jaren zal toenemen. In het bijzonder is er een sterke toename van het aandeel 80-plussers onder de groep 65 plussers (dubbele vergrijzing). Daarnaast zorgen wetsveranderingen er voor dat senioren steeds langer zelfstandig blijven wonen, ook als er sprake is van verminderde zelfredzaamheid. Volgens prognoses van de Brandweeracademie zou het aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van woningbrand bij de doelgroep senioren die zelfstandig wonen in 2030 dan ook met ongeveer 65% gaan toenemen ten opzichte van het gemiddeld aantal dodelijke slachtoffers over de periode 2008 t/m 2013 (een stijging van gemiddeld 9 senioren-slachtoffers per jaar).

Onderzoek naar rookverspreiding

De benodigde tijd voor vluchten is door de verminderde zelfredzaamheid van bewoners (ouderen) in woongebouwen toegenomen. Terwijl de trend van andere branden en meer rookverspreiding er toe leidt dat de beschikbare tijd om te vluchten en overleven bij brand in woongebouwen is afgenomen. Er is sprake van een onwenselijke tegengestelde beweging. In brandsituatie is het noodzakelijk dat de beschikbare tijd voor vluchten en overleven groter is dan de benodigde tijd voor vluchten en overleven. Om de rookverspreiding en daarbij de mogelijkheid tot vluchten en overleven (beschikbare tijd) in woongebouwen in kaart te brengen, heeft de Brandweeracademie 19 praktijkexperimenten uitgevoerd in een leegstaand woongebouw. In deze

3 Brandweeracademie, 2020b 4 Brandweeracademie, 2018a 5 Brandweeracademie & Brandweer Nederland, 2017, 2019 6 Brandweeracademie, 2019a; Instituut Fysieke Veiligheid & Nederlandse Brandwonden Stichting, 2016 7 In 2020 zelf meer dan 50% procent 8 Brandweer Rotterdam-Rijnmond, 2019 9 Brandweer Rotterdam-Rijnmond, 2019 10 Brandweeracademie, 2018a

ACTUEEL BRANDWEREND AFDICHTEN (NIET) VOOR IEDEREEN WEGGELEGD

Elektriciteit- en sanitaire leidingen, die door een brand compartimentswand of vloer toegepast worden, dienen correct afgedicht te worden. Toch is het niet altijd even duidelijk welke wet of regelgeving er van toepassing is en hoe u deze correct dient uit te voeren. Het is bijgevolg een must om u goed te laten informeren voor aanvang van uw werkzaamheden. Voor een persoonlijke en op maat geleverde oplossing is het daarom aangewezen contact op te nemen bij een erkend fabrikant (leden PFPA). Soudal, lid van PFPA, is één van deze fabrikanten waar u terecht kan voor een persoonlijke oplossing met bijhorend advies voor het correct brandwerend afdichten. Door een uitbreiding van haar brandwerend assortiment is Soudal meer dan ooit in staat u bij te staan in het brandwerend afdichten van elektriciteit- en sanitaire leidingen.

Beelden praktijkexperimenten: rookverspreiding naar de gang vlak voor en na het openen van de deur van de brandruimte.

experimenten is naast het in kaart brengen van de beschikbare tijd ook gekeken naar het hoe rookverspreiding kan worden beperkt.

(on)zichtbare rookverspreiding Uit de experimenten blijkt dat een brand in slechts een deel van één bank in één ruimte al tot risicovolle situaties kan leiden in een fors deel van een woongebouw. Zowel horizontale als verticale rookverspreiding via diverse routes treedt op. Daarnaast blijkt dat zichtbare rook (met name roet) en onzichtbare rook (rookgassen) zich soms verschillend verspreiden. Hierdoor kan er sprake zijn van rookverspreiding over een groot gebied, maar is dit niet altijd zichtbaar.

Vlucht- en overlevingsmogelijkheden Dezelfde bank zorgt als binnen 4 tot 7 minuten voor een fatale situatie op een paar meter van de brandhaard in de brandruimte. Vrijwel direct na het openen van de deur van de woning naar de gang vult de gang zich binnen enkele seconden met rook en is vluchten (minimaal zicht) niet of nauwelijks meer mogelijk. Voor ouderen (kwetsbare groep) is er in de gang door de hoge concentratie verstikkende gassen in zeer korte tijd zelfs sprake van een levensbedreigende en fatale situatie. Personen in andere woningen aan dezelfde gang zitten ‘vast’ in hun woning. Doordat rook via de gang de andere woningen binnendringt door bijvoorbeeld kieren en naden kan er voor ouderen na verloop van tijd zelfs een fatale situatie in deze andere woningen ontstaan.

Maatregelen Om de rookverspreiding te beperken en de vlucht- en overlevingsmogelijkheden te vergroten zijn er een aantal experimenten met maatregelen uitgevoerd. Een inventaris van organisch materiaal in plaats van synthetisch materiaal, het sluiten van de deur van de woning, een mobiel watermistsysteem en rookwerende scheidingen zijn getest. In vergelijking tot het basisscenario zonder deze maatregelen levert het toepassen van organisch materiaal de grootste verbetering op. Echter wat opvalt is dat deze maatregelen individueel vooral een verbetering opleveren voor algemene groepen en maar weinig tot niets voor ouderen (kwetsbare en zeer kwetsbare groepen). De experimenten tonen aan dat er grote verschillen zijn in vluchtmogelijkheden en overleefbaarheid tussen groepen met een verhoogde kwetsbaarheid (ouderen) en groepen zonder een verhoogde kwetsbaarheid (de gemiddelde populatie). Bij kwetsbare groepen, zoals ouderen, kunnen de vluchtmogelijkheden en overleefbaarheid alleen verhoogd worden door een combinatie van bron- en effectmaatregelen.

De bronmaatregel organisch materiaal, of mobiele watermist in combinatie met het sluiten van de deur als effectmaatregel zijn effectief. Dit laat vooral zien hoe snel rook voor ouderen een probleem is, oftewel hoeveel schadelijke rook de bron (in dit geval een bank) produceert. Omdat de bron al zo snel en zoveel schadelijke rook produceert zijn effectmaatregelen zoals het tegenhouden van de rook onvoldoende.

(niet) vluchten

De experimenten van de Brandweeracademie hebben aangetoond hoe snel rook zich kan verspreiden door een woongebouw en wat voor effect dit kan hebben op de ontvluchting van bewoners van dat woongebouw. Uit de experimenten is gebleken dat het opengaan van de toegangsdeur van de brandende woning leidt tot veel rookverspreiding naar de gang, met aansluitend zichtbare en niet-zichtbare rookverspreiding naar de andere woningen. Als ouderen in overige woningen aan dezelfde gang de deur open maken, kan er een fatale situatie ontstaan door de rook die de woning via de gang binnenkomt. Aan de andere kant is het blijven zitten in een woning geen garantie dat op een later tijdstip veilig vluchten nog mogelijk is. De experimenten geven dan ook geen sluitend advies over de omstandigheden voor het in de woning blijven gedurende het incident.

Wat bewoners het beste kunnen doen in geval van brand is zeer situatieafhankelijk. Bij brand in de eigen woning is het advies om de woning zo snel mogelijk te verlaten, indien dit veilig kan. Wanneer dit niet het geval is, is het advies om op het balkon te gaan staan of, wanneer er geen balkon is, om zo ver mogelijk bij de bron van de brand weg te blijven en binnendeuren gesloten te houden. Wanneer de brand in een andere woning is, is het advies om wel of niet te vluchten afhankelijk van de situatie op de gang. Belangrijk is dat bewoners, zodra zij besloten hebben om in de woning te blijven en niet te vluchten, de deur zoveel mogelijk gesloten houden (bij elke keer dat de deur geopend wordt kan er meer rook de woning binnenkomen). Op die manier blijft de rook zoveel mogelijk buiten de betreffende woning en kan zo lang mogelijk een veilige situatie behouden worden.

Onderzoek naar brandveilig gedrag bij ouderen

Het onderzoek naar rookverspreiding was vrij technisch van opzet en richtte zich niet specifiek op het gedrag van mensen bij brand. Uit het voorgaande blijkt het belang van (gewenst) gedrag bij brand, niet alleen voor de eigen veiligheid maar ook voor de effectiviteit van maatregelen en daarmee de veiligheid van andere bewoners.

Beelden praktijkexperimenten: rookverspreiding naar omliggende woningen waarbij de ene deur dicht is (W1.24) en de ander geopend (W1.25).

Huidige situatie Alhoewel ouderen een belangrijke risicogroep voor woningbranden vormen, is brandveiligheid bij ouderen een relatief nieuw aandachtspunt in de brandpreventieeducatie. Interventies vinden wel plaats maar zijn niet altijd gebaseerd op uitgebreid onderzoek naar de onderliggende factoren die risicogedrag veroorzaken; een uitgebreide behoefteanalyse ontbreekt. Die behoefteanalyse is echter nodig om gepersonaliseerde en op maat gemaakte interventies te kunnen ontwikkelen en zo brandveilig gedrag bij ouderen te bevorderen. De afgelopen twee jaar heeft de Brandweeracademie, als onderdeel van een promotieonderzoek naar gedragsbeïnvloeding bij ouderen, deze behoefteanalyse uitgevoerd door middel van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek onder ouderen.

Kennis van brandoorzaken

In samenwerking met de Algemene Nederlands Bond voor Ouderen (ANBO) is onderzoek uitgevoerd om perspectieven van zelfstandig wonende ouderen ten opzichte van brandveiligheid vast te stellen. Ruim 4000 zelfstandig wonende ouderen zijn bevraagd (via interviews of een enquête) over hun kennis over brandveiligheid, hun huidige brand(on)veilige gedrag en onderwerpen als verantwoordelijkheid voor brandveiligheid en vertrouwen in partijen die informatie over brandveiligheid delen.

Uit dit onderzoek is gebleken dat ouderen beperkte kennis hebben van brandoorzaken. De resultaten laten zien dat deelnemers geen gedetailleerde kennis hebben over gedrag dat een brand zou kunnen veroorzaken. Hun kennis is vaak beperkt tot bronnen waar een brand kan ontstaan (het fornuis of de meterkast) of momenten waarop

Dé referentie inzake passieve brandbeveiliging

Brandwerende en brandvertragende schilderwerken

Brandwerende compartimentering

Brandwerend afdichten van doorvoeren

Brandwerende bescherming van structuren

REI Projects is dé referentie inzake passieve brandbeveiliging. REI Projects werkt zowel voor openbare besturen, kmo’s als particulieren en dit zowel bij nieuwbouw- als renovatieprojecten.

brand kan ontstaan (tijdens het koken).

Kennis van vluchtroutes

Uit het onderzoek van de Brandweeracademie is gebleken dat ouderen een lage risicoperceptie hebben ten opzichte van brand in de eigen woning. Ook voelen zij zichzelf goed in staat om te kunnen handelen en/of vluchten in geval van brand. Bij dit laatste onderwerp is het echter wel de vraag hoe realistisch de gedachten van de bevraagde ouderen zijn. Zo gaven meerdere mensen aan dat zij via het balkon, of zelfs de regenpijp, zouden vluchten in geval van brand. Het gevoel dat zij uitten was dat je, in geval van brand, zo snel mogelijk het gebouw waarin je je bevindt moet verlaten. Uit het onderzoek naar rookverspreiding weten we inmiddels dat dit niet altijd verstandig is. De vraag is nu hoe je bewoners hiervan kunt overtuigen.

Houd er rekening mee dat, wanneer in voorlichtingen gesproken wordt over situaties waarin het beter is om in de woning te blijven en niet te vluchten, het van belang is om te realiseren hoe kwetsbaar en onnatuurlijk mensen zich kunnen voelen bij dit principe. In theorie kan het blijven zitten in de woning waar geen brand is, een betere optie zijn dan vluchten via een met rook gevulde gang. In de praktijk blijkt echter dat een kleine hoeveelheid rook in de woning al kan leiden tot de dringende wens om te vluchten – ook al kunnen de overlevingsmogelijkheden ondanks deze kleine hoeveelheid rook alsnog goed zijn. In dergelijke situaties kan een bewoner besluiten om bijvoorbeeld de toegangsdeur van de woning te openen, waarna de omstandigheden snel verslechteren. Het is dan ook verstandig om deze ervaren kwetsbaarheid en het contraintuïtieve karakter hiervan te benoemen in voorlichtingen. Daarnaast is het belangrijk om aan mensen uit te leggen waarom het in sommige gevallen juist wél veilig is om in de woning te blijven wachten totdat er hulp komt.

Voorspellers van gedrag

Om mensen te kunnen overtuigen van hoe je de kans op brand kunt verkleinen en/of hoe te handelen in geval van brand, is het belangrijk om inzicht te krijgen in factoren (psychologische gedragsdeterminanten) die het gedrag van mensen voorspellen. De Brandweeracademie heeft deze factoren in kaart gebracht door, bij de reeds eerder genoemde groep van ruim 4000 ouderen, te onderzoeken welke factoren van invloed zijn op het vertonen van brandveilig gedrag. In een vragenlijst zijn vijf veelvoorkomende oorzaken van brand dusdanig bevraagd dat, per gedraging, inzicht verkregen kan worden in waarom ouderen dit gedrag wel of niet vertonen. Wat blijkt is dat er bij ouderen drie belangrijke voorspellers van gedrag naar voren komen: attitude, zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen. Bij attitude gaat het om het belangrijk en/of nuttig vinden van het voorgeschreven gedrag; iemand zal pas maatregelen gaan treffen om de brandveiligheid in de woning te verhogen als diegene daar zelf het belang en het nut van inziet. Zelfeffectiviteit gaat over het in staat voelen om te kunnen handelen zoals voorgeschreven. Een voorbeeld: als iemand geadviseerd wordt om een rookmelder maandelijks te testen, maar diegene heeft het gevoel niet bij de rookmelder te kunnen, dan zal diegene dat gedrag waarschijnlijk niet gaan vertonen. Bij uitkomstverwachtingen gaat het erom dat mensen geloven dat het preventieve gedrag een effectieve manier is om het risico op woningbranden te verminderen. Een voorbeeld: wanneer het gewenste gedrag is dat mensen geen stekkerdozen aan elkaar koppelen, moeten mensen het gevoel hebben dat het niet koppelen van stekkerdozen kan bijdragen aan het voorkomen van brand.

Van kennisdelen naar gedrag beïnvloeden

Op dit moment wordt op verschillende manieren ingezet op het promoten van brandveilig gedrag. Zo worden er presentaties gegeven, folders verspreid of activiteiten georganiseerd waar de brandweer bij aansluit om informatie te geven over brandveiligheid (bijvoorbeeld een bingo). Wat opvalt is dat in deze voorlichtingen het delen van kennis centraal staat. Door middel van statistieken over het aantal woningbranden, filmpjes over brandontwikkeling of het delen van kennis over brandoorzaken wordt ingezet op het aanmoedigen van brandveilig gedrag. Door middel van argumenten proberen we de doelgroep te overtuigen van het feit dat bepaalde handelingen brandveilig zijn en hopen we dat mensen dit thuis zullen toepassen.

Vanuit de gedragswetenschappen is bekend dat het delen van kennis kan leiden tot bewustwording, maar dat we ons voor gedragsverandering vaak ook op andere voorspellers van gedrag moeten richten. Deze voorspellers van gedrag dienen gebruikt te worden als middel voor kennisoverdracht. Het advies voor voorlichting aan ouderen is dan ook om de focus te leggen op attitude, zelfeffectiviteit en uitkomstverwachtingen en vanuit daar kennis over te dragen.

Voor de toekomst zou het dan ook zeer waardevol zijn om voorlichtingen breder in te steken dan het delen van kennis. Neem de tijd om te achterhalen welke factoren van invloed zijn op het gedrag van de doelgroep en neem dat mee in de voorlichting die je geeft.

Lieuwe de Witte en Margo Karemaker (Beiden zijn werkzaam bij de Brandweeracademie in Nederland)

This article is from: