Energymag 5 nl

Page 1

energymag the energy manager magazine

Tweemaandelijks nieuwsmagazine | Nederlandstalige uitgave | maart - april 2007 | nr 5 | www.energymag.be

6,50 â‚Ź

MARKET Interview Belpex Een stijgende vraag drukt de prijzen!

MANAGEMENT Quick Scan one2five Meet uw maturiteit in energiebeheer!

DOSSIER HEALTHCARE Energieprestaties Naar een duurzame economie.

Energieproductie Een model van kostenreductie.

Sustainable Energy Masterplan Een richtplan duurzame energie voor Gasthuisberg.

Energieprestaties van gebouwen Warmtekrachtkoppeling verbetert de prestaties.

EFFICIENCY Relighting Leasinvest, Bopro en Federal Mogul slaan een nieuwe weg in.

Ons Dak Stille revolutie in de sociale huisvesting.

TECHNOLOGY Metering Nieuw, de draadloze submeter!

EPB Naar een passiefstandaard voor de tertiaire sector?

Heat pumps Een gaswarmtepomp met een rendement van 144% en meer!

COVER STORY

Klimaatverandering, Al Gore waarschuwt Afgiftekantoor: Brussel X

De kortetermijnvisie van de zakenwereld is ook een deel van het probleem.

01 cover N5 nl.indd 1

20/03/07 21:02:28


04 Honeywell nl.indd 1

23/07/08 11:00:47


energymag the energy manager magazine

Tweemaandelijks nieuwsmagazine

| Nederlandstalige uitgave

| maart - april 2007 | nr 5 www.energymag.be | 6,50 1

MARKET Interview Belpex

Een stijgende vraag drukt

de prijzen!

MANAGEMENT Quick Scan one2five

meet uw maturiteit in energiebeheer!

DOSSIER HEALTHCARE Energie prestaties

Naar een duurzame economie

Energymag, the energy manager magazine

Energieproductie

Een model van kostenreductie.

Sustainable Energy Masterplan

Een richtplan duurzame energie voor Gasthuisberg.

Energieprestaties van gebouwen

Warmtekrachtkoppeling verbetert de prestaties.

EFFICIENCY Relighting Leasinvest, Bopro en Federal Mogul slaan een nieuwe weg in.

Ons Dak Stille revolutie in de sociale

huisvesting.

TECHNOLOGY Metering Nieuw, de draadloze submeter!

EPB

Naar een passiefstandaard voor de tertiaire sector?

Heat pumps Een gaswarmtepomp met een rendement van 144% en meer!

COVER STORY

évooraf

Klimaatverandering, Al Gore waarschuwt De kortetermijnvisie van de zakenwereld is ook een deel van het probleem. Afgiftekantoor: Brussel X

In Site pvba J. Coosemansstraat 107 B-1030 BRUSSEL Tel: +32 (0)2 737 91 19 Fax: +32 (0)2 735 30 97 Zaakvoerder: Jean-François MARCHAND

REDACTIE Energymag Coosemansstraat 107 1030 Brussel E-mail: redaction@energymag.be Tel: +32 (0)2 737.91.19 Fax: +32 (0)2 735 30 97

Hoofdredacteur: Jean-François MARCHAND (jfmarchand@ energymag.be) Redactiesecretaris: Jean HINS (jhins@energymag.be) Journalisten en medewerkers: Jean CECH, Ismaël DAOUD, Koen MORTELMANS, Alfons VANBERGEN, Koen VERVREMD, Johan DEBIÈRE, François VILLERS, Peter VANSINA, Laurent van STEENSTEL, Jimmy KETS.

Mag ik hem zaterdag komen installeren? Een kennis vertelde de volgende anecdote. De Facility Manager van een niet nader te noemen groot gebouw ergens in Brussel, zat met de handen in het haar omdat hij geen enkele installateur vond die een zonneboiler wou instal-

Stuur uw perscommuniqués naar redaction@energymag.be

leren. Na lang zoeken, toen de man al de wanhoop nabij was, vond hij er een

PRODUCTIE

die het wel wou doen, maar hij kon alleen op zaterdag, want, ziet u, hij deed

Verantwoordelijke: Jean HINS (jhins@energymag.be) Lay-out: Florence DEMOLIN (fdemolin@energymag.be) Fotogravure: Lithotec Drukker: Kliemo

dat in nevenberoep. Chauffagisten kom je bij wijze van spreken op iedere straathoek tegen, maar een goede integrator van hernieuwbare technologie

RECLAMEREGIE

vinden, dat is een ander paar mouwen. Het punt is ook dat de energieprestatie

Verantwoordelijke: Jean-François MARCHAND (jfmarchand@ energymag.be) Tel: +32 (0)2 737.91.19 Fax: +32 (0)2 735 30 97

van een gebouw een complexe in nevelen gehulde materie is. Welke strategie

ABONNEMENTEN (1 jaar = 6 nummers)

concept van passiefbouw, een positieve of een lage-energiegebouw. En wie

Contactpersoon: Jean HINS (abonnements@energymag.be) Een abonnement kan op elk ogenblik starten. Geef uw naam en adres op aan de dienst abonnementen of download ons abonnementsformulier op www.energymag.be/abonnement. html. Abonnementen in België: 33 € Abonnementen in het buitenland: 58 € (EU) Betaling per overschrijving op nr. 310-1223352-74 Om u te abonneren, een adreswijziging door te geven of elk probleem in verband met het abonnement abonnements@energymag.be Tel +32 (0)2 737 91 11 Fax +32 (0)2 735 30 97

toepassen voor mijn gebouw? Niet makkelijk als je moet kiezen tussen het

kent het verschil tussen Rationeel Energie Gebruik en Energieprestaties voor gebouwen? Veel bouwmeesters en eigenaren weten niet meer van welk hout pijlen te maken. Daarbij komt nog dat de wetgeving van gewest tot gewest verschilt en niet op hetzelfde ritme evolueert, wat de verwarring alleen maar groter maakt. Kortom, er is tegelijkertijd teveel en te weinig informatie over een onderwerp dat zo complex is. Daarom probeert ons magazine u wegwijs

Verspreiding per abonnement en doelgerichte mailing.

te maken in de jungle van best practices en dienstverleners. In oktober komt

10.000 ex - een Nederlandstalige uitgave + een Franstalige uitgave.

ook ons ‘energybook’ uit, een 200 pagina’s tellende gids met als thema de

Er bestaat ook een Franstalige uitgave. Gelieve ons te verwittigen als u liever de Franstalige editie ontvangt.

energie-efficiëntie van industriële en tertiaire gebouwen. Samen met de beste specialisten in deze materie proberen we hier in deze bladzijden een synthese

Verantwoordelijke uitgever: Jean-François MARCHAND, Coosemansstraat 107, B-1030 BRUSSEL Foto cover: Al Gore Foto: Jimmy Kets.

te maken van zaken die er echt toe doen: de wetgeving, de best practices, speerpunttechnologieën en marktspelers. Een tool waarin u hopelijk het antwoord vindt op de vele vragen die dit thema oproept.

lishing communication & pub

in s it e

Alle teksten zijn auteursrechterlijk beschermd. Alle advertenties vallen onder de verantwoordelijkheid van de auteurs ervan. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of gepubliceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm, magnetische dragers, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever.

Jean-François Marchand nr5 energymag | 3

03 Edito N5 nl.indd 3

21/03/07 15:31:55



> DOSSIER HEALTHCARE NAAR EEN DUURZAME ECONOMIE

Eind vorig jaar namen meer dan 600 belangstellenden deel aan een studiedag over energiebesparing in ziekenhuizen en zorginstellingen. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen.

INHOUD MARKET

EFFICIENCY

6 UITGELICHT

33 LOGISTICS

Al Gore: onze politieke wil is een hernieuwbare bron. Klimaat: het scenario van het minste kwaad.

Relighting: Leasinvest, Bopro en Federal Mogul slaan een nieuwe weg in. 36 SOCIAL HOUSING

9 INTERVIEW

Ons Dak: stille revolutie in de sociale huisvesting.

Belpex: een stijgende vraag drukt de prijzen!

TECHNOLOGY

11 ACTOREN

38 HEAT PUMPS

12 NEWS

Robur: een gaswarmtepomp met een rendement van 144% en meer!

14 TRENDS

40 METERING

16 FOCUS

Nieuw, de draadloze submeter!

Mijngas: een schat onder onze voeten?

42 BUILDING

MANAGEMENT

EPB: naar een passiefstandaard voor de tertiaire sector?

18 INDUSTRIE

46 SOLAR

Quick Scan one2five: meet uw maturiteit in energiebeheer!

> 18 Energy management: drie sterren voor Alpro’s maturiteit

> 33 Federal Mogul: relighten met z’n drieën

Fotovoltaïsche energie: veel nieuws onder de zon. RENEWABLE 48 GREEN ELECTRICITY

22 DOSSIER HEALTHCARE > Energieprestaties: naar een duurzame economie. > Energieproductie: een model van kostenreductie. > Sustainable Energy Masterplan: een richtplan duurzame energie voor Gasthuisberg. > Energieprestaties van gebouwen: warmtekrachtkoppeling verbetert de prestaties.

Electrabel: teveel groene certificaten voor Awirs? 51 AGENDA

> 42 De passiefstandaard, een optie voor de tertiaire sector?

> 48 Teveel groene certificaten voor Awirs?

nr5 energymag | 5

05 Sommaire N5 nl.indd 5

20/03/07 21:15:05


MARKET | COVER STORY

Al Gore © L. van Steensel

Onze politieke wil is een hernieuwbare bron Deze subtiele woordspeling was voor het eerst te horen in februari in Montréal en dook weer op in Luxemburg tijdens een persconferentie die gehouden werd op initiatief van Dexia-BIL. Sommige mensen zagen in deze woorden een oproep tot vernieuwing van een politieke klasse die de realiteit van de klimaatwijzigingen siberisch koud laat. Anderen zagen hierin een teken dat het goed gaat met de democratie omdat zij zichzelf ter discussie durft te stellen. conferentie Repères van Dexia-BIL (Luxemburg). Hij presenteerde er zijn slide Show aan een clubje captains of industry. Op 5 maart jl deed hij zijn verhaal nog eens over voor de persmensen tijdens een persconferentie in een ongedwongen sfeer

We willen weten of het de toekomstige president van de Verenigde Staten is die daar voor ons staat en vragen naar wat zijn politiek programma zou zijn ten aanzien van de klimaatwijziging. Al Gore, voormalig vicepresident van de Verenigde Staten, schiet in de lach. Neen, zegt hij, hij is niet van plan om mee te doen aan de presidentsverkiezingen van 2008. Hij vindt zijn rol als pleitbezorger voor het klimaat nuttiger. We zullen zien!

Eerst Nobel dan president? Sommige politieke observatoren stellen dat zijn nominatie voor de Nobelprijs van de vrede een mooie troostprijs is voor iemand die ooit “de toekomstige president van de Verenigde Staten” was. Volgens de pronostieken is de kans groot dat Gore in november de Zweedse trofee binnenhaalt. Zweden is immers één van de Europese landen waar het milieu hoog aangeschreven staat. En van de Nobelprijs naar het Witte Huis, is maar een kleine stap volgens diezelfde observatoren. Maar of dit een goede zaak zou zijn? Als je naar

hem luistert, ongetwijfeld. Op uitnodiging van Dexia is Al Gore naar Luxemburg gekomen om nog maar eens een hartverwarmend pleidooi te houden voor het milieu. Daarnaast legt hij de vinger op de zere plekken in het verslag van het IPCC, de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering (zie kader). De klimaatverandering is een realiteit, “die zal doorzetten en waarvan de ampleur zal afhangen van de inspanningen die geleverd zullen worden op het vlak van emissiereductie”. Het is niet alleen vanwege het klimaat dat we de uitstoot van broeikasgassen aan banden moeten leggen, aldus Gore. Het zuurder worden van de oceanen door de CO2-uitstoot is een andere zorgwekkende ontwikkeling. We kunnen misschien wel leven met de kostprijs van een klimaatverandering, maar niet met die van een onherroepelijke vernietiging van het maritiem ecosysteem. Hij hamert er nog eens op dat er op planetaire schaal een massale reductie van de emissie van broeikasgassen nodig is. Zonder de Verenigde Staten is dit echter onmogelijk.

30% of meer? Op dit ogenblik staat Europa op kop. In februari hebben de Europese ministers van Leefmilieu een akkoord bereikt over een intra-Europees “post-Kyoto” dat mikt op een vermindering van “minstens 20%” tegen 2020. Er zou zelfs kunnen worden geprobeerd om 30% te halen als er een akkoord komt op internationaal niveau, preciseert men in de EU. Deze uitspraak krijgt een hele bijzondere betekenis als men weet dat de onderhandelingen over een nieuw post-Kyoto akkoord zullen starten tijdens de volgende klimaatconferentie van de VN in december in Bali en zullen worden afgerond in 2009. Ondertussen zal een nieuwe Amerikaanse president aan de onderhandelingstafel zitten. Of dit Al Gore zal zijn? Dat zal de toekomst moeten uitwijzen. We verwachten in ieder geval een groot engagement voor een postKyoto op wereldschaal, met inbegrip van de grote geïndustrialiseerde landen, zoals China en India. Iets waar sommige industriëlen bevreesd voor zijn. Daarom houden die een B-plan achter de hand, “voor

6 | energymag nr 5

6-13 Market nl.indd 6

20/03/07 23:26:21


Klimaat

Het scenario van het minste kwaad het geval dat de post-Kyoto vereisten nog verstrengd zouden worden”. Het is maar te hopen dat het om een steekhoudend plan gaat: er worden nu al strengere maatregelen aangekondigd!

De green factory Op hetzelfde ogenblik, tijdens een persconferentie te Frankfurt begin maart, besteeg Joergen Ole Haselestad, President van Siemens Industrial Solutions and Services, zijn stokpaardje. Hij had het over de drie grote uitdagingen van de industrie in de wereld: energie, de concurrentie om water en het leefmilieu. Het een kan namelijk niet zonder het ander worden gezien. Meer water vergt meer energie waardoor er nog meer druk op het milieu komt. We moeten vaststellen dat op één jaar tijd de toon is veranderd. Tussen de persconferentie van 2006 en die van dit jaar is de kern van het discours van de wereldleider inzake energie en industriele automatisering verschoven van Digital Factory naar Green Factory! Een fabriek die energie produceert en verbruikt op een zo milieuvriendelijke wijze als mogelijk. Ze zien er een formidabel potentieel ontwikkelingsvermogen in, maar er zijn ook tekenen van zorg. Op de vraag: “Is de Europese industrie goed voorbereid op de toekomst?” is het antwoord: “De veranderingen zullen diepgaand zijn en wij moeten onze levensstijl aanpassen”. Met andere woorden: niet iedereen zal de kaap ronden. De uitdagingen die ons wachten, zijn niet “Business as usual”. Meteen worden ook toekomstige delokaliseringen aangekondigd naar energievriendelijkere oorden. “Energie-intensieve bedrijven zullen de wijk nemen naar landen die hen de beste energiemix kunnen bieden tegen de meest concurrerende prijs”.

Kernenergie als wapen? Dat werpt een heel ander licht op de kwestie van de trekkingsrechten van de elektriciteitsintensieve bedrijven, verenigd onder het label Blue Sky. Door te investeren in een kerncentrale als tegenpres-

De internationale goeroes van het IPCC, de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering, lieten er op de jongste top in Parijs eind januari geen spatje twijfel over bestaan: de menselijke impact op de opwarming van de aarde valt niet te ontkennen. Voor de volgende eeuwen komt het er dus op aan op wereldvlak het minst slechte scenario “te verdienen”. Onvermijdelijk zal dat scenario zo zijn weerslag hebben op het aanzien van de aarde en van de menselijke activiteit... Wie de voorbije dozijn jaren onder de loep neemt, kan er niet omheen: op één jaar na staan ze stuk voor stuk in de top van de warmste jaren sinds het begin van de klimatologische metingen in 1850. In het licht van deze verontrustende statistieken, is het besluit van het vierde IPCCrapport dan ook glashelder: de opwarming van het klimaat is een wetenschappelijk feit.

90% zeker De deskundigen die op de jongste IPCC-klimaattop in Parijs de koppen bijeenstaken, wonden er geen doekjes om. De gestage opwarming van de gemiddelde temperatuur op aarde sinds halfweg vorige eeuw is ‘hoogstwaarschijnlijk’ vooral het gevolg van de hogere uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteit. In het vorige rapport, opgesteld in 2001, raamde dezelfde groep die waarschijnlijkheid nog op 66%. Nu wordt dat 90%. Uit het onderzoek van de UNO-experts blijkt dat de huidige concentratie aan CO2, het belangrijkste broeikasgas, de pre-industriële waarden in de dampkring ver overstijgt. Nooit eerder was de jaarlijkse toename van CO2-concentratie zo groot, als de afgelopen tien jaar. Tussen 1960 en 2005 bedroeg de gemiddelde concentratie 1,4 ppm (parts per million). Als we enkel het voorbije decennium in aanmerking nemen, wordt dat al 1,9 ppm. In 2005 was de CO2-concentratie in de dampkring al opgelopen tot 379 ppm. Uit onderzoek van de ijskernen blijkt dat, tijdens de voorbije 650.000 jaren, de natuurlijke concentraties steeds rond 180 en 300 ppm bleven hangen.

Jacht op fossiele brandstof Deze concentratiewaarden, die vooral een gevolg zijn van het gebruik van fossiele brandstof, hebben een rechtstreeks effect op de temperatuurschommelingen. Volgens de besluiten die in Parijs op de congrestafel kwamen zou, als gevolg van de menselijke activiteit, de temperatuur nog vòòr het eind van deze eeuw 1,8°C tot 4°C stijgen tegenover de periode 1980-1999. De rampzalige gevolgen laten zich raden: de zeespiegels stijgen, de Groenlandse ijskappen smelten, het aantal tropische cyclonen zal aanzienlijk

toenemen en, globaal bekeken, zullen wijzigingen optreden in de structuur van de temperaturen in beide halfronden en van de winden, wat gevolgen heeft voor de stormtrajecten. Op sommige plaatsen zal de stijging van temperatuur en zeespiegelniveau ernstigere gevolgen hebben dan elders, zo blijkt uit de scenario’s die het IPCC uittekende. Het minst erge scenario gaat ervan uit dat de wereldbevolking halfweg deze eeuw begint af te nemen en dat de wereldeconomie die zich meer en meer op informatie en diensten toespitst én de diverse pijlers van duurzame ontwikkeling ter harte neemt. De temperatuurstijging zou in dat geval in de loop van deze eeuw ‘beperkt’ blijven tot 1,1°C à 2,9°C (gemiddeld dus met 1,8°C) en het peil van de oceanen zou 18 tot 38 cm hoger klimmen.

Worst case Aan het andere uiteinde van het spectrum bevindt zich het slechtst denkbare scenario. Dit gaat uit van een pijlsnelle economische groei en, eveneens, een demografische daling vanaf 2050, maar ook van een kleiner wordende kloof tussen de ontwikkelingsniveaus van de diverse werelddelen en van een continu intensief gebruik van fossiele brandstof. In dat geval dient rekening gehouden met een temperatuurstijging van 2,4°C à 6,4°C (gemiddeld 4°C) en een zeeniveau dat voor het einde van de eeuw liefst 59 cm hoger komt te liggen. Indien men, uiteraard hypothetisch, datzelfde scenario zou hanteren maar met een volledige stop op het gebruik van fossiele brandstof (!) zou de maximale temperatuurstijging toch al kunnen beperkt worden tot 3,8°C (gemiddeld tot 2,4°C) en de stijging van het oceanenpeil tot 20 à 45 cm. In het geval van een mix van diverse energietypes, bedraagt de gemiddelde temperatuurstijging 2,8°C en deze van het zeespiegelniveau 21 tot 48 cm. Om deze cijfers even in, weliswaar realistische, doembeelden om te zetten: als het zeeniveau 40 cm stijgt, betekent dit dat 200 miljoen mensen hun woonplaats verliezen. Voor wie er nog aan twijfelde: het Kyotoprotocol is slechts het tipje van de, langzaam smeltende, ijsberg... François Villers

nr 5 energymag | 7

6-13 Market nl.indd 7

20/03/07 23:26:56


tatie voor een trekkingsrecht tegen een concurrerende prijs, kiest men ook voor de lage CO2-kost van kernenergie, dat indirect amper CO2 produceert en direct al helemaal niet. Een troef die kan tellen in het post-Kyoto tijdperk. Op de Europese Raad van begin maart die gewijd was aan klimaat en energie, brak het grote nucleaire Frankrijk een lans voor deze “niet of laag koolstofhoudende” energiebron. De inzet: de versoepeling van de Europese verplichtingen inzake hernieuwbare energie, waarvoor de nieuwe doelstelling is vastgelegd op 20% tegen 2020. Maar ook om de pro-nucleaire landen te voorzien van een CO2-voordeel, dat hun nationale belangen kan dienen in de klimaatkwestie. In dat debat kan ons land amper de 6% hernieuwbare energie behalen, vereist voor 2010 en moet het tegen dan eigen keuzen vastleggen, onder meer over het al dan niet verdergaan met kernenergie. De standpunten van Suez en Electrabel zijn bekend. EDF blijft niet achter. De grootste nucleaire producent ter wereld bevestigt zijn ambities in België. Ook de elektriciteitsintensieve bedrijven lijken hun keuze te hebben gemaakt.

Minder emissie leidt tot winst Kernenergie is echter slechts een stukje van de oplossing. Het echte probleem is dat we de uitstoot alleen kunnen terugdringen als we de energie-intensiteit terugschroeven. Zo zijn we terug bij ons fameuze B-plan. Tijdens de slideshows haalde Al Gore niet alleen fel uit naar de politici die hij een gebrek aan visie verwijt. “De kortetermijnvisie die heerst in de zakenwereld is ook een deel van het probleem”, zegt hij. “Het zijn niet alleen de regeringen die de grote beleidsbeslissingen moeten nemen. Ook de zakenwereld moet bij investeringsprojecten rekening houden met de klimaatveranderingen”. Er zijn er die niet wachten om hun B-plan te activeren. Tijdens de conferentie van Parijs over de klimaatveranderingen begin februari haalde het WWF het voorbeeld aan van de twaalf multinationals* die zich geëngageerd hebben met het Programme Climate Savers. Geëngageerd waartoe? Tot de reductie van hun respectievelijke uitstoot met 10 miljoen ton per jaar tegen 2010. Het WWF merkt op dat het volstaat dat 1300 grote ondernemingen toetre-

den tot deze beweging opdat de huidige Kyoto-doelstellingen zouden worden gehaald. En er werd benadrukt dat de vermindering van de uitstoot geen rem is op de groei van de ondernemingen. Integendeel. “Onze deelname aan het Programme Climate Savers heeft het ons mogelijk gemaakt om al zeer snel een probleem aan te pakken dat enorme gevolgen heeft voor de zakenwereld en voor de hele samenleving”, vertelt Sarah Severn, Directrice van de Corporate Responsibility Horizons van Nike, één van de twaalf deelnemende multinationals. «Voor de nieuwe verplichtingen waren enorme innovaties nodig, daar zijn wij nu wel achter gekomen, maar dit was beslist geen hinderpaal voor onze groei». Dit ligt helemaal in de lijn van wat de voormalige vicepresident eerder al zei: de oplossingen om klimaatveranderingen te counteren zijn geen rem, wel een bron van welvaart. p Jean-François Marchand

* Lafarge, Nike, Sony, Catalyst, The Collins Companies, Novo Nordisk, Xanterra, Sagawa, IBM, Polaroid, Tetra Pak, Johnson & Johnson.

AMEC SPIE Belgium wordt SPIE Belgium Gesterkt door onze prestaties in het verleden en vertrouwend op de sterkte van onze teams, wordt SPIE opnieuw onafhankelijk en meer dan ooit SPIE. SPIE is gespecialiseerd in de domeinen van elektrische en mechanische engineering, aircotechniek, energietechniek, communicatienetwerken en transportinfrastructuur. SPIE zorgt voor de uitrusting van onze dagelijkse leefomgeving en via het ontwerpen, het uitvoeren, de exploitatie en het onderhoud van hun installaties verlenen we de nodige assistentie aan al wie deze wereld verder ontwikkelt, zoals overheden en ondernemingen. Met de steun van onze nieuwe aandeelhouder wil SPIE doorgaan met haar ontwikkeling en zich iedere dag opnieuw inspannen zodat we met elkaar van gedachten kunnen wisselen, kunnen communiceren, en iedereen zich in alle veiligheid kan verplaatsen, leven en doeltreffend werken. SPIE, een gezamenlijke ambitie!

Voor nadere informatie: www.spie.be

6-13 Market nl.indd 8

20/03/07 23:27:00


INTERVIEW | MARKET

Belpex

Een stijgende vraag drukt de prijzen! De Belgische elektriciteitsbeurs Belpex werd op 21 november vorig jaar opgestart en kent een groot succes. Een gesprek met Chief Executive Officer Catherine Vandeborre. Wat maakt van Belpex een buitenbeentje ten opzichte van de Franse en Nederlandse elektriciteitsbeurzen? De Franse beurs Powernext en het Nederlandse APX zijn landelijke energiebeurzen. Zij bieden de mogelijkheid om elektriciteit in te kopen en te verkopen telkens voor levering de dag nadien op het nationale net. Voor Belpex werd al van het begin een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een aantal buitenlandse beurzen waarmee België al banden had op het vlak van elektriciteit, namelijk Powernext en APX. Op die manier krijgen onze deelnemers een energieaanbod dat niet alleen uit België komt, maar ook uit Frankrijk en Nederland. Dat wordt marktkoppeling genoemd. Welke voordelen moet de marktkoppeling opleveren? In de eerste plaats hebben de Belgische deelnemers meer keuze. Orders van kopers en verkopers worden niet alleen op de Belgische beurs geplaatst, maar ook op Powernext en APX. Het tweede voordeel is de betere prijsconvergentie tussen de drie landen. Doordat het aanbod voor de handel uitgebreid wordt, geraken de prijzen in de drie landen beter op elkaar afgestemd. Sinds het begin van het jaar blijven de gemiddelde elektriciteitsprijzen op Belpex schommelen rond 30€ per MWh, met een verschil naar boven van 22 centiemen in vergelijking met Frankrijk en van 1€ ten opzichte van Nederland. Vóór de marktkoppeling bedroegen de prijsafwijkingen tussen Frankrijk en België bijvoorbeeld meer dan 10 à 20%, dus 3 à 6 € tegenover 22 centiemen nu.

Meer volume staat dus gelijk met een prijsdaling? Meer volume betekent meer liquide middelen, meer concurrentie tussen de spelers met een impact op de prijs, uiteraard. Was de spectaculaire start van Belpex een verrassing? Waaraan is dat succes te danken? Een echte verrassing was het niet. Er was immers veel vraag vanuit de markt naar zo’n elektriciteitsbeurs. Vooral vanwege nieuwkomers die graag anoniem willen blijven. Begrijpelijk ook. Als u nieuw op de markt bent, kan het wel eens interessant zijn om geen signalen over uw positie te geven. Dan wilt u allicht anoniem kunnen handelen op de beurs. Het tweede element dat heeft bijgedragen tot het succes is de uitbreiding van het aanbod dat dankzij de marktkoppeling niet beperkt blijft tot een louter landelijke beurs. Als we naar de handel van de drie eerste maanden kijken zien we een sterke trend naar prijsdaling en convergentie tussen de drie beurzen. Bevestigt u die trend en zal die zich nog verder doorzetten? Het is altijd moeilijk om voorspellingen te doen. Het is duidelijk dat de prijsconvergentie afhangt van de fysieke capaciteit om de stroom van het ene land naar het andere te brengen. De netwerkbeheerders doen veel moeite om die fysieke capaciteit op te trekken en de beschikbaarheid voor de marktspelers nog te verhogen. Het ziet er dus naar uit dat de prijsconvergentie zich zeker zal voortzetten en in de toekomst zelfs zal toenemen. Wat de prijsdaling betreft, die

© L. van Steensel

wordt door tal van factoren beïnvloed maar het is alvast een goede zaak dat er nu meer concurrentie is dankzij een beter aanbod uit het buitenland. Welke operatoren zijn actief op Belpex? Komen er daar in de toekomst nog bij? Op dit ogenblik hebben wij 22 actieve deelnemers. Dat zijn elektriciteitsproducenten, leveranciers of traders. We verwachten in de toekomst nieuwe deelnemers met hetzelfde profiel evenals elektriciteitsintensieve grootverbruikers die er alle belang bij zullen hebben om zich rechtstreeks bij deze ‘groothandel’ in elektriciteit te komen bevoorraden. Waarom dan? Voor deze grootverbruikers is Belpex een interessant alternatief waarmee ze hun behoeften op korte termijn kunnen dekken. Deze behoeften stemmen meestal overeen met 10% van hun elektriciteitsverbruik. In plaats van die behoeften te dekken met bilaterale contracten op lange termijn, kunnen ze er belang bij hebben om zich dagelijks te komen bevoorraden op de beurs. Welke zijn de volgende etappes in de ontwikkeling van Belpex? We werken aan een uitbreiding van het marktkoppelingsmechanisme met de Noordse landen. Het meest interessante is hier dat het productiepanel van de Noordse landen voor een groot deel bestaat uit hydraulische elektriciteit dat een andere impact op de prijszetting heeft. Traditioneel fluctueren de prijzen minder in landen waar hydraulische energie een groot aandeel van het aanbod uitmaakt. Een tweede mogelijkheid waar we aan denken, is de uitbreiding van het productenaanbod. We zijn momenteel bezig om een georganiseerde markt te implementeren, een beurs waar op zeer korte termijn energie kan worden ingekocht en verkocht, op één à twee uur tijd.

Energymag op radio BFM! Catherine Vandenborre was laatst onze gast in een aflevering van Energymags nieuwe programma

“Le magazine de l’énergie” op de Franstalige radiozender

l Iedere derde donderdag van de maand, om 7.48 u hoort u onze special guest op: 101.4 ECharleroi 101.9 E Waver-LLN 104.9 EBergen 106.7 ELuik 107.1 ENamen 107.6 EBrussel

Sinds 1994 is BFM de enige Franstalige radionieuwszender voor de zakelijke markt, met aandacht voor alles wat in het financiële, culturele, of politieke veld speelt.

www.bfm.be nr 5 energymag | 9

6-13 Market nl.indd 9

20/03/07 23:27:04


www.mccann.be

VIP-ingang. Business radio 100% info.

“De genodigde van BFM”. Een minister, een topmanager, een persoonlijkheid uit de actualiteit, live op uw radio. Van maandag tot vrijdag, om 8u20 en om 17u40.

Charleroi 101.4

1800_M_297x210_VIP_NL 1

Waver/LLN 101.9

Bergen 104.9

Luik 106.7

Namen 107.1

Brussel 107.6

3/12/07 10:44:19 AM


ACTOREN | MARKET

WKK-project van Lanxess & Electrabel

© Lanxess

In het domein van warmtekrachtkoppeling vinden industriële spelers en elektriciteitsmaatschappijen mekaar steeds vaker in nieuwe allianties. Zo gaan Lanxess Rubber en Electrabel samen 60 miljoen € investeren in een warmtekrachtcentrale met een elektrisch vermogen van 55 MW voor de site te Zwijndrecht. Electrabel brengt op die manier haar totale WKKcapaciteit in België op 980 MW. Zowat de helft van de opgewekte stroom is bestemd voor LANXESS Rubber, de rest gaat naar de afnemers van Electrabel. Deze centrale, met een voorzien rendement van ongeveer 89%, levert een besparing op van ongeveer 400 GWh aardgas per jaar. Er zal dan ongeveer 80.000 ton minder CO2 uitgestoten worden dan nu. Voor Lanxess is dit een ideale oplossing: het zou immers dure aanpassingen vergen om de huidige oude stoomketels te moderniseren. Paul Van Damme, gedelegeerd bestuurder van LANXESS Rubber NV: ‘Doordat we dit project uitvoeren met een minimum aan eigen investeringen kunnen de vrijgekomen middelen verder aangewend worden voor onze kernactiviteit: de productie van butylrubber.’

EXMAR HEEFT PLANNEN MET LNG De Belgische gastankerrederij Exmar wil nog vòòr eind 2008 rechtstreeks aardgas in het Belgische gasnet injecteren, via speciale LNG-hervergassingsschepen. Daartoe wil het lospunten bouwen voor de kust van Zeebrugge en ten noorden van de Zandvlietsluis, aan de monding van de Antwerpse haven. Met de investering is minstens 60 miljoen € gemoeid. Daarbovenop komt nog de kost van de pijplijn naar het Fluxys-gasnetwerk. Exmar wordt zo een te duchten concurrent voor Suez-dochter Distrigas op de Belgische aardgasmarkt. Met een vloot van 52 schepen is het bedrijf immers geen kleine garnaal, maar één van de grootste onafhankelijke gasrederijen. Exmar genereert nu nog 70% van de omzet uit LPGactiviteit, maar wordt door de uitbreiding van de vloot van hervergassingsschepen - 7 stuks, waarvan 2 in bestelling - stilaan één van de grootste LNG-transporteurs op de markt. Verwacht wordt dat dit vloeibaar aardgas (liquified natural gas) in de toekomst steeds meer aftrek zal vinden. Teken aan de wand: Sofina, de spilholding van de familie Boël, investeerde eind januari nog 50 miljoen € in Exmar via een converteerbare obligatielening.

AIR ENERGY NAAR DE BEURS Air Energy bereidt een beursgang voor op Alternext, dit is een segment van Euronext Brussel voor kleine en middelgrote ondernemingen. De Waverse producent van groene stroom hoopt aldus 15 miljoen € op te halen om haar verdere groei te financieren. Het bedrijf beheert nu reeds 19 windmolens en wil, middels investeringen in België en in nog andere Europese landen, tegen 2012 het park op 200 MW brengen.

KOOLSTOFFONDS VOOR EDF

VITO Uw innovatiepartner

Les VITO voert in opdracht van chiffres kmo's, du grote bedrijven en mois overheid onderzoek uit in de domeinen leefmilieu, energie en materialen.

Koolstoffondsen hebben de wind in de zeilen. EDF lanceert nu op zijn beurt zijn eigen koolfonds. De Franse elektriciteitsgigant hoopt zo de CO2-emissievergunningen van de verschillende eenheden binnen de groep optimaal te kunnen beheren. Met een aankooppotentieel van bijna 300 miljoen € is dit fonds meteen een van de topspelers. Het beheer ervan werd toevertrouwd aan EDF Trading, een volle dochter van de EDF groep. EDF Trading zal de aankoopcontracten voor koolstofkredieten opstellen en ook de onderhandelingen voeren. Zij beheert nu reeds wereldwijd meer dan 30 CDM’s (Clean Development Mechanisms).

IZEN SOLAR SYSTEMS HEET NU SUNTECHNICS Contact: Tel + 32 14 33 55 53 Fax + 32 14 33 55 99 vito@vito.be

www.vito.be

Het vorig jaar overgenomen Izen Solar Systems is volledig opgegaan in Sun Technics. Voortaan presenteert het bedrijf zich ook onder de naam van de Duitse moederonderneming. SunTechnics is ‘s werelds vijfde grootste speler op de markt van hernieuwbare ener-

giesystemen (zonnepanelen en zonneboilers, windenergie, warmtepompen...) De Belgische afdeling wil haar groei verderzetten en hoopt haar omzet eind 2007 te verdrievoudigen. Recent werd een imposante realisatie opgeleverd. Het gaat hier om de grootste thermische zonne-installatie in België (350 m2) op het dak van het gemeentelijk zwembad te Beveren.

VIESSMANN EN DE BIOMASSAVERWARMING De Viessmann-groep, toonaangevend producent van verwarmingstechnieken, heeft de Oostenrijkse firma Mawera Holzfeuerungsanlagen GmbH overgenomen. Mawera is één van de grote specialisten inzake biomassaketels en -verwarmingscentrales (pellets, houtzaagsel, resthout en afvalhout). Het assortiment van Mawera bestaat uit totaaloplossingen, van warmtegenerators tot systemen voor brandstofpreparatie, voeding, bevoorrading en opslag. Het bedrijf legt zich ook toe op purificatie van rookgassen. De overname loopt parallel aan bijkomende investeringen in de Viessmann-vestiging in het Franse Faulquemont. Bedoeling is om er tegen medio 2007 de productiecapaciteit voor zonnecollectoren te verdubbelen. Bovendien voorspelt de Groep Viessmann een stijging van de mondiale omzet met 15%.

ONHEUSE PRIJSAFSPRAKEN OP DUITSE BEURS? Het Duitse energiekartel staat in het beklaagdenbankje. De reden? De vier grote leveranciers Eon, RWE, Vattenfall en EnBW zouden gebruik hebben gemaakt van hun monopoliemarktpositie om gezamenlijk de prijzen te verhogen. Een anonieme bron openbaarde een reeks transacties in die zin, verricht op de Duitse elektriciteitsbeurs EEX tussen 1 maart 2005 en 12 december 2006. Uit de documenten, gepubliceerd door het weekblad Der Spiegel, blijkt verder dat RWE in 2006 de grootste aankoper van elektriciteit was met zo’n 28 % marktaandeel, terwijl de onderneming toch kampt met overproductie. Wie hoopte dat de oprichting van Belpex - de nieuwe Belgische elektriciteitsbeurs - bij ons tot een prijsdaling zou leiden, maakt zich na dit bericht allicht eerder zorgen...

FEDERALE REGERING KIEST VOOR KFW Na onderhandelingen met drie gespecialiseerde fondsen, kiest de federale regering uiteindelijk voor het koolstoffonds KFW Bankengruppe (Carbon Fund) voor de aankoop van emissiekredieten voor broeikasgassen. Dit aankoopcontract moet het Belgische tekort compenseren, veroorzaakt door de versnipperde verplichtingen tussen de gewesten, inzake emissierecht van broeikasgassen. Het gaat om een investering van 25 miljoen €. Het blijft wachten op een gespecialiseerd fonds van bij ons...

nr 5 energymag | 11

6-13 Market nl.indd 11

20/03/07 23:27:20


kort [ FOCUS ] [ WINDENERGIE ]

Producenten kunnen niet volgen Ze geven het vooralsnog slechts schoorvoetend toe, maar het is een publiek geheim dat de leveringstermijnen voor nieuwe windturbines steeds langer worden. De boom van de windenergie, waarvan de capaciteit enkel in 2006 al met 19% toenam, is van die aard dat de belangrijkste producenten de vraag nauwelijks kunnen bijbenen. De woordvoerder van het Deense Vestas, één van de toonaangevende producenten in de sector, windt er geen doekjes om: ‘Er gaapt een kloof tussen de vraag en de industriële productiecapaciteit en het zal nog enige jaren dure, om die kloof te dichten. Men mag dus geen mirakels verwachten.’ De voornaamste bevoorradingsproblemen hebben niet zozeer te maken met essentiële onderdelen als masten of rotorbladen dan wel met de turbines en andere technische componenten. Sinds geruime tijd wordt dan ook druk gezet op toeleveringsbedrijven om extra investeringen te doen in productiecapaciteit, om zo het hoofd te kunnen bieden aan de talloze nieuwe windenergieprojecten in Europa en daarbuiten. [ VRACHTVERVOER ]

CO2-controle Gezien de statistieken rond CO2-uitstoot konden we het al zien aankomen: ook de CO2 die wordt uitgestoten tijdens het wereldwijde vrachtvervoer staat nu meer en meer ter discussie. Om die reden stemde de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties onlangs een nieuwe technische wet, met mondiaal bereik. Volgens deze wet moeten vrachtwagens en bussen uitgerust worden met een elektronisch controlesysteem dat permanent de CO2-uitstoot meet en elke onregelmatigheid signaleert via het dashboard. De geregistreerde gegevens blijven bewaard en kunnen evenzeer gelezen worden door de bestuurder als door het onderhoudspersoneel van het voertuig of de technische keuringsinstanties. In diezelfde geest stelden de NGO Carbonfund (www.Carbonfund.org) en het Carnegie Mellon University’s Green Design Institute onlangs nog hun nieuwe gezamenlijke systeem voor - Carbonfree(tm) Shipping - voor de berekening van de CO2-uitstoot tijdens vrachtvervoer. Deze innovatie moet de transportsector in staat stellen de ‘CO2-balans’ van iedere vracht te ramen en de precieze hoeveelheid grijze energie te meten die de vervoerde goederen zullen vergen.

Stroomvampieren achter de schermen De energieagentschappen luiden de alarmbel: de uitrustingen die de diverse informatietechnologieën ondersteunen, zouden de energiefactuur wel eens naar ongekende hoogten kunnen jagen. Achter de schermen wordt er energie geslokt dat het niet mooi meer is...

Neem nu de gegevenscentra en servers. Berekend per vierkante meter, zou het energieverbruik van een servercentrale tien keer hoger liggen dan dat van een hele kantoorverdieping! Dat het verbruik daar de pan uitswingt, komt vooral doordat de machines overgedimensioneerd zijn en ook doordat een leger aan uitrustingen en features wordt ingezet om gebruikers een constante dienstverlening te garanderen: stroomtoevoer, noodservers, beveiligingssystemen, klimatisering... Overigens voorzieningen die, in het slechtste geval, maar een paar uren per jaar draaien. De informatica op zich, zou hooguit 20 à 25% van het totale verbruik voor haar rekening nemen. Meetcampagnes hebben bovendien aangetoond dat stand-bysystemen waarbij rekening is gehouden met de verplichte parameters, veruit in de minderheid zijn. Ook de internetverbindingen met hoog debiet leveren een flinke bijdrage aan de verkwisting al was het maar omdat veel mensen hun computer nu de godganse dag aan laten staan: voor datatransmissie, online tv of VoIP-telefonie enzoverder en zo voort. Bijgevolg blijven tal van voorzieningen continu ingeschakeld en dus ook modems, speakers, printers en scanners... De verwachting is dan ook dat totale hoeveelheid energie die nodig is voor een ADSL-verbinding tegen 2010 zal verzes-of verachtvoudigen.

Verdubbeld verbruik in 5 jaar tijd Een internationale studie, uitgevoerd in opdracht van de sector(1), toont aan dat het totale stroomverbruik van alle internetuitrustingen ongeveer

is verdubbeld in de periode tussen 2000 en 2005. Dit verbruik zou nu 0,8% van het wereldtotaal vertegenwoordigen. Zelfs bij de eigenlijke pc’s loopt het verbruik soms de spuigaten uit. Dit komt dan vooral omdat de computeronderdelen veel te groot zijn voor het gebruik dat ervan gemaakt wordt. Gelukkig beginnen laptopfabrikanten de laatste tijd moeite te doen om de energie-efficiëntie van portables te verbeteren, in de hoop zo de levensduur van de batterijen te verlengen. Niet voor niets hebben Google en Intel onderzoek verricht naar laagspanningstechnologie (12 volt). Als deze technologie op honderd miljoen computers wordt toegepast, zou op drie jaar tijd maar liefst 40 TWh bespaard kunnen worden, zo blijkt! Ook de beeldschermtechnologie staat in de beklaagdenbank. De LCD- of plasmaschermen worden namelijk steeds groter (een toename van gemiddeld 19%, alleen al over 2006) en dus verbruiken ze meer energie. De inspanningen die al 15 jaar lang geleverd worden om de energie-efficiëntie te verbeteren, worden door de actuele trend weer tenietgedaan.

Grootste kostenpost in de huishoudens Kortom: het Internationaal Energieagentschap (IEA) geeft aan dat de elektronische apparatuur en haar stand-byfuncties één van de grootste slokoppen zijn in het huishoudelijk energieverbruik. Onze apparaten verbruiken nu al meer dan de traditionele ‘koude’ post en bijna evenveel als onze elektrische verwarming. De energiebesparingen van het Energy Star-programma (naar het gelijknamig, van oorsprong Amerikaanse, energie-efficiëntielabel, nvdr) gaan zo weer teloor. Dit programma, dat onlangs met vijf jaar werd verlengd is erop gericht om de komende drie jaar binnen de Europese Unie een stroombesparing van 30 TWh te realiseren op het gebruik van kantooruitrustingen... (1)

“Estimating Total Power Consumption by Servers in the U.S. and the World” - http://www.koomey.com

12 | energymag nr 5

6-13 Market nl.indd 12

20/03/07 23:27:31


NAP-2: van de ezel en de steen Nadat de Europese markt van de CO2-emissiehandelsregelingen (ETS, Emission Trading Scheme) begin 2006 instortte, zwoeren de Europese overheden de dure eed dat ze zich geen tweede keer aan dezelfde steen zouden stoten. Voor de tweede allocatieronde NAP-2 (2008-2012) zou er heel wat minder gealloceerd worden dan in NAP-1. U herinnert zich vast hoe de waarde van de onderhandelbare quota in drie werd gedeeld tussen 24 april en 3 mei 2006. Sinds november van dat jaar speelt de bevoegde Europese commissaris het hard: hij startte een disciplinaire procedure tegen al wie zijn plan nog niet had ingediend waarna hij en bloc alle ingeleverde plannen verwierp. In de meeste gevallen bleken de Europese lidstaten namelijk zichzelf, eens te meer, te hoge quota te hebben toegekend. De Commissie sommeerde om alles fors naar beneden toe te herzien. Voor Litouwen moest het quotum zelfs met 47% (!) omlaag. Voor ons land gaf de Commissie in januari laatstleden uiteindelijk haar fiat voor de tweede herziene en gecorrigeerde versie van NAP-2, zij het onder voorwaarden. In plaats van de gevraagde 63,3 miljoen kreeg België ‘slechts’ 58,5 miljoen toegewezen, en daar zullen we het dus mee moeten doen. Boze blikken ook voor die landen die teveel gebruik hadden gemaakt van JI (Joint Implementation) of CDM’s (Clean Development Mechanism) in de ijdele hoop om daarmee het verschil te maken. 10% is het maximum, meer mag niet van Europa. Bovendien is er nog de markt van de koolstofkredieten die, gezien de uitzonderlijk zachte winter, voor de periode 2006-2008 eerder van lange adem lijkt te worden. Experts verwachten dat de waarde ervan nog voor het jaareinde tot nul zou worden herleid.

De jacht op stroomvampieren is open In het kader van zijn ‘Vampire Slayer Act’ wil Lloyd Levine, lid van het Californische parlement een verbod op stroomvampieren, dit zijn elektronische apparaten die stroom verbruiken als ze uitstaan. Ook de klassieke gloeilampen moeten eraan geloven en baan ruimen voor compacte, energiezuinige tl-buizen. Klassieke gloeilampen, die nog steeds het leeuwendeel van de verkochte verlichting uitmaken, berusten immers op een technologie die sedert een eeuw weinig evolutie heeft geboekt en die uiteindelijk slechts 5% van de verbruikte energie in licht omzet. Als het aan Levine ligt, wordt dergelijke lamp van overheidswege uitgerangeerd. Blijkbaar is de grootste betrokken industriële speler, lampengigant Philips, het idee niet eens ongenegen. Tijdens het jongste Europese forum over energiebesparing te Brussel, drong het Nederlandse concern er bij de hele sector zelfs op aan de productie van deze lampen, die 20 keer meer verbruiken dan andere types, te laten uitdoven. De werkgroep Energie en Klimaat van de FRDO (Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling), voorgezeten door klimatoloog Jean-Pascal Van Ypersele, formuleerde onlangs nog een aanbeveling in die zin voor de federale overheden. De werkgroep herinnert eraan dat verlichting tekent voor 18,3% van het huishoudelijk energieverbruik en dat huishoudelijke verlichting met 21,5 lm/W (lumen per Watt) net het zwakste rendement levert van alle sectoren samen.

6-13 Market nl.indd 13

20/03/07 23:27:48


MARKET | TRENDS

Overview for January-February 2007. Outlook for Q2 (2007) PETROLE Evolutie van de oliemarkten In het vierde kwartaal van 2006 voerden de OPEC -leden nieuwe maatregelen door om de prijsdaling van de olie af te remmen. Op 1 februari werd de productie teruggeschroefd met 1,7 miljoen barrel. Nieuwe prijsdalingen duwden de olie naar zijn laagste peil sinds mei 2005: onder de

52$ per barrel in Londen. Door het zachte weer van begin dit jaar in het noordoosten van de Verenigde Staten moest er minder verwarmd worden en dit zorgde voor een neerwaartse druk op de prijzen. Grotere voorraden en een kleinere vraag speelden eveneens een rol in de prijsdalingen. De eerste tekenen van een stijging deden zich voor door de koudere weersverwachting in de Verenigde Staten. De beslissing van Iran om zijn nucleair programma voor de verrijking van uranium niet te stoppen, zorgde voor spanning op de markt. Vandaag is de prijs gestegen tot boven 60$ per barrel en de olieproducerende OPEC -landen zouden hun productie ongewijzigd laten tot de vergadering van 15 maart. Vooruitzichten voor de oliemarkten De tekenen van vertraging van de Amerikaanse economie zouden de vraag naar olie moeten doen afnemen in het derde trimester van 2007.

Crude oil spot prices, June2006 – March2007

Crude oil spot prices, Jan 2007 – March 2007

GAZ Evolutie van de gasmarkten De gasprijzen hebben hun neergaande evolutie verdergezet in 2007 dankzij de globaal zachte temperaturen in Europa. De contracten op de spotmarkt en de overeenkomsten voor één jaar haalden de laagste prijzen. Het Britse aardgas is goedkoper geworden door de lagere olieprijzen ($52) en ook omdat de voorraad groot genoeg en voldoende gediversifieerd bleek om aan elke piekvraag te voldoen. Sinds eind februari zijn de Britse gasprijzen zich aan het herstellen ten gevolge van de technische angst inzake gasinvoer en de lagere temperaturen in het Verenigd Koninkrijk.

om voldoende te kunnen ontwikkelen en de vorming van aardgaskartels met een wereldwijde invloed mogelijk te maken. Wel is er een andere bedreiging voor Europa: namelijk die van leveranciers die hun krachten bundelen om meer vat te krijgen op de prijzen.

Vooruitzichten voor de gasmarkten De aardgasmarkt is niet echt een globale markt, zoals die van de ruwe olie. De handel in LNG is nog niet rijp genoeg om de disparate Zeebrugge gas prices, June2006 – March2007: streekmarkten te verbinden. De globale LNG-markt heeft tijd nodig one month ahead, one year ahead

Zeebrugge gas prices, Jan 2007 – March 2007: one month, one year ahead

ELECTRICITE Evolutie van de elektriciteitsmarkten Sinds het begin van de zachte temperaturen zijn de Europese energiemarkten à la baisse. De prijzen op de spotmarkt hebben laagterecords ge-

Belgian electricity prices, June2006 – March2007 one year ahead

vestigd. De elektriciteitsprijzen zijn gezakt met hetzelfde ritme als die voor aardgas en CO2. Ook de aanzienlijke productie uit windkracht en de grote beschikbaarheid van productiecapaciteiten op basis van waterkracht in de Noordse landen hebben hierin een rol gespeeld. Door de heropleving van de inkoopintenties op de kolenmarkten is de baisse stopgezet en werd de trend omgekeerd. In de laatste week van februari hebben enkele koudefronten in Engeland de aardgasprijzen en bijgevolg ook de elektriciteitsprijzen gestimuleerd.

Vooruitzichten voor de elektriciteitsmarkten De stijgende prijzen van de koolstofrechten in fase II zouden de prijzen voor de elektriciteitscontracten voor 2008 en 2009 onder spanBelgian Electricity prices, Jan 2007 – March 2007 ning moeten houden, tot de Europese Unie de toewijzingsplannen van Fase II goedgekeurd heeft. one year ahead

CARBONE Evolutie van de koolstofmarkt De prijzen van de koolstofrechten in 2007 zijn gezakt tot 1€/ton omdat de Europese Unie teveel toewijzingen deed in de eerste fase van het Europees systeem voor de handel in emissierechten (2005-2007+). De Europese prijzen van de koolstofrechten voor 2008 daalden mee met de gasprijzen tot hun laagste niveau, maar ze stijgen nu opnieuw, als gevolg van de ferme beslissingen van de EU voor fase II.

2012). De CER’s zullen een belangrijke rol spelen in deze tweede fase en zullen een alternatief zijn voor de emissievergunningen die door de Europese regeringen gedistribueerd worden.

Vooruitzichten voor de koolstofmarkt De prijzen voor de koolstofrechten voor 2008-2009 zullen waarschijnlijk omhoog gaan als de EU vasthoudt aan haar harde lijn inzake de doelstellingen voor het verminderen van de emissie in fase II (2008Carbon prices, June2006 – March2007

14 | energymag nr 5

14 GFE nl.indd 14

Deze bijdrage kwam tot stand met de medewerking van GfE Energy Management.

Carbon prices, Jan 2007 – March 2007

ENERGY MANAGEMENT

21/03/07 16:56:18


2007 the Building Energy Performance Guide

Renoveren 3 Bouwen 3 Beheren

De eerste gids voor energie-efficiëntie en duurzame ontwikkeling van industriële en tertiaire gebouwen.

3 Alles over de wetgeving 3 Uitleg over de best practices 3 Een zestigtal technische fiches 3 De adressen van alle actoren

Opdrachtgevers, bouwheren, bouwdirecties, voorschrijvers, bouwprofessionals > annual: ontdek de actoren en deskundigen op het terrein van duurzaam bouwen. > technische fiches: begrijp en evalueer de meest performante oplossingen. Verschijnt in oktober 2007

Reserveer vandaag nog uw bedrijfsprofiel of uw advertentie 15 PUB Energybook nl.indd 15

Info: +32 2 737 91 11 info@energybook.be www.energybook.be

20/03/07 21:18:15


MARKET | FOCUS

Mijngas

Een schat onder onze voeten? De oude koolmijnsites, her en der verspreid op het Europese grondgebied, herbergen in hun onderaardse gangen een nog praktisch ongebruikt energiepotentieel: mijngas. Zit er toekomst in de uitbating van deze eerder kwalijk gereputeerde energiebron? In het Henegouwse Tertre en in Frankrijk denkt men van wel... Mijngas is het monster van Loch Ness van de Borinage. Net als de Schotse legende duikt dit thema geregeld op waarna discussies losbarsten over dit gas, dat voor 97% uit methaan bestaat en onder de aardkorst sluimert, gevangen in de voormalige steenkoolbeddingen waar tot de tweede helft van vorige eeuw flink wat bedrijvigheid was. Het grote publiek kent dit giftige en explosieve goedje vooral van alle verhalen over kompels die daaraan overleden zijn in de intussen gesloten mijnen. Nog slechts een handvol mensen herinnert zich hoe in de jaren ‘50 nagenoeg een miljard kubieke meter van datzelfde mijngas via desorptie werd gewonnen om vervolgens te worden gevaloriseerd in de lokale industrieën. De exploitatie van mijngas waarmee diverse industriele sites van energie werden voorzien, werd met wisselend succes voortgezet tot begin jaren ’90. Zoals dat zo vaak gaat, werd het proces toen stopgezet omdat de uitbatingskosten van deze grondstof niet meer te rechtvaardigen waren wegens de energieprijzen.

Come back ‘van het mijngas’ Kort na de millenniumwissel en met een energiecrisis aan de horizon, maakte het mijngas of ‘le grisou’ zoals onze Franstalige landsgenoten zeggen, een opgemerkte terugkeer. In het

kader van PIMENT, een projectreeks energiebeheer die enkele jaren geleden werd gelanceerd door toenmalig Waals energieminister José Daras (Ecolo), werd een project rond mijngasexploitatie voorgelegd eerst aan het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en dan aan de Waalse regering. Het concept in grote lijnen: de door de lokale industrie geproduceerde CO2, waarover heftig wordt gemarchandeerd op niveau van de nationale allocatieplannen voor emissiequota (NAP), wordt gebruikt om het methaangas uit de steenkoolbeddingen te verdrijven en bovengronds op te vangen en te valoriseren. Twee vliegen in één klap dus. De koolstofdioxide, toch de hoofdbeklaagde van het Kyoto-protocol, wordt geïnjecteerd en door de hoge adsorptiegraad van de steenkoollagen gefixeerd. Het vrijgekomen methaan wordt verdreven en biedt bovengronds een aantrekkelijk alternatief voor diverse operatoren (industrie, energieproducenten...) die nu in hoge mate afhankelijk zijn van die alsmaar duurder wordende fossiele brandstoffen. Kers op de taart: projectleider Marc Mostade, destijds onafhankelijk consultant, denkt er onder meer aan om methaan ook in te zetten bij de ammoniakproductie, een bedrijfstak waar dat gas een belangrijke schakel is en waar bovendien aanzienlijke hoeveelheden CO2 worden uitgestoten. Een perfecte cirkel, zou je denken. De toenmalige Waalse overheid vond echter van niet en keilde het idee richting prullenmand. Nochtans is het precies dit procédé dat vandaag wordt uitgetest in Tertre. Kemira, Fins producent van meststoffen op basis van sulfaat en ammoniaknitraat, neemt in zijn eentje jaarlijks zowat 15 miljoen GigaJoule voor zijn rekening. Dit is maar liefst 2 à 3% van het nationale gasverbruik! Een gegeven dat in de huidige situatie toch tot nadenken stemt. Recent kondigde Kemira aan dat het laat onderzoeken

of de beschreven techniek kan gehanteerd worden voor de exploitatie van mijngas. Het kabinet van André Antoine, Waals minister voor Energie, Verkeer en Huisvesting voor het CdH, reageert sceptisch. Gevreesd wordt dat de kosten de pan uit zullen swingen, maar men is desalniettemin wel benieuwd...

Een niet hernieuwbare ‘grondstof’ Wat er ook van zij, de Waalse overheden denken er niet aan om groene certificaten te geven voor de valorisatie van mijngas, dat volgens sommigen een gewoon biogas is. Waarom? Wel, de steenkool die dit gas oplevert blijft immers een niet-hernieuwbare energiebron. Waals Energieminister Antoine werd hierover half februari nog geïnterpelleerd door de Waalse provinciegedeputeerde Véronique Cornet van de liberale fractie MR. Zij wees op de bevredigende resultaten van de mijngasexploitatie in enkele buurlanden. Zo zou Duitsland “door gebruik te maken van 31 vroegere mijnsites op jaarbasis 800.000 MW elektrische energie opwekken”. In de Franse stad Freyming-Merlebach “werd de steenkoolketel vervangen door een ketel die met mijngas wordt gevoed en waarmee 3.000 gezinnen van warm water en verwarming worden voorzien”. Een WKKkrachttoer van Veolia Energie (Dalkia), toch een meer dan behoorlijke referentie(1)! Het antwoord van de energieminister luidde als volgt: “Hoewel ik positief sta tegenover de exploitatie van mijngas, ben ik niet bereid de exploitatie en het gebruik van dit gas kunstmatig te ondersteunen met groene certificaten. (...). Technisch gezien is mijngas immers geen hernieuwbare energie. Het is een fossiele brandstof die wordt geproduceerd door de natuurlijke omzetting van steenkool in gas. Het is een grondstof die ligt opgeslagen in de ondergrond van miljoenen jaren geleden gevormde steenkoollagen en het is dus

16 | energymag nr 5

16-17 Market Grisou nl.indd 16

19/03/07 9:51:40


gèèn grondstof die continu wordt aangemaakt.” Over de economische kant van het verhaal zei Antoine: “Mijngasexploitatie is een industriële activiteit als een andere. Al ben ik de opstart van deze tak genegen, ik ben niet van plan deze activiteit te ondersteunen door de industrie en de huishoudens een hogere bijdrage aan te rekenen voor groene stroom. Dan zou de koopkracht van de gezinnen afnemen en bovendien zouden sommige stroomintensieve bedrijven in de problemen komen. De werkgelegenheid zal er zo niet op vooruitgaan...”

Dan maar naar Limburg Nochtans toonde de Australische onderneming European Gas Limited (EGL, http://www.europeangas.com), specialist in petroleum- en mijnboring, interesse voor onze oude mijnsites en de nog onontgonnen steenkoollagen. De Walen reageerden echter vrij koeltjes. De reden: een te grote onzekerheid op velerlei fronten: zowel administratief (concessies, aansprakelijkheid aangaande eventuele mijnschade, verzekeringen...), technisch (complexiteit van de ondergrond) als financieel (rentabiliteit). De Australiërs hebben dan maar hun zinnen gezet op de Limburgse mijnen. De Vlaamse overheid speelde de zwarte piet door aan het VITO, Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek. Heel wat experts zijn evenwel van mening dat de exploitatie in de Kempen technisch complexer zal zijn dan in de Borinage. Sommigen, zoals Jacques Léopold Bougard, vinden bovendien dat het Waalse potentieel groter is en absoluut dient benut te worden, met of zonder groen certificaat. Een goed gestoffeerde studie die Marc Mostade enkele jaren geleden voorlegde aan het EFRO, lijkt deze stelling te bevestigen. In deze studie was sprake van een ruim 125 km2 lange delfstoflaag, met een geschatte mijngasconcentratie van 100 miljoen m3 per km2. Dat de exploitatie van mijngas

© Foto FTPH - C. Carpentier

geen fictie is, weze duidelijk. Tal van landen over de hele wereld waaronder Groot-Brittannië, Nederland, de Verenigde Staten, Australië, India, Polen en Rusland, hebben zich al over de kwestie gebogen.

Volg de piste Dichter bij huis, bij onze Franse zuiderburen, heeft dezelfde Australische firma intussen enkele veelbelovende resultaten weten te boeken. EGL raamt de Franse delfstoflagen op ongeveer 100 miljard kubieke meter, waarvan het leeuwendeel gelegen is in Lotharingen en in mindere mate rond SaintEtienne en Marseille. Nu reeds werden twee prospectiesites eruit gepikt in de Moezelstreek met het oog op een eerste exploratie i.s.m. Charbonnages de France. Er wordt een investering van dik 45 miljoen euro voorzien voor dit project, dat de extractie beoogt van 25 miljard m3 methaan. Ook Jean-Pierre Tshibangu, hoofd van het departement Mijnbouwkundige Ingenieurs aan de Universiteit van Bergen, erkent het

energiepotentieel van het mijngas: “Met de huidige kennis kunnen we al uitgaan van de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden methaangas in de Henegouwse steenkoolbekkens. Exploratieboringen zullen echter moeten uitwijzen in welke mate dat gas exploiteerbaar is, maar met de actuele boortechnieken is dat geen probleem. Het gaat erom om op de juiste plek te boren en ook daar zie ik geen been in. We weten vrij veel over de verschillende exploitatiezones, we kennen de capaciteit van de gasopslag, de dikte van de ondergrondse aders, hun omvang... Ik meen dat we over voldoende gegevens beschikken voor een vruchtbaar onderzoek.” Nu gas een strategische factor is geworden en iedereen staat te roepen dat we niet nòg afhankelijker mogen worden van energie, is het onbegrijpelijk dat er zo weinig animo voor het mijngasproject is. ‘t Is maar te hopen dat het initiatief van Kemira alle neuzen in de goede richting krijgt... p Jean Cech (1)

www.veolia-es.be

nr 5 energymag | 17

16-17 Market Grisou nl.indd 17

19/03/07 9:51:43


MANAGEMENT | INDUSTRY

Quick Scan one2five

Meet uw maturiteit in energiebeheer! Als u denkt dat uw bedrijf blijk geeft van maturiteit op het vlak van Energy Management, zult u straks wel een toontje lager zingen. In België halen slechts weinig industriële sites meer dan 2 op een schaal van 1 tot 5. En dan nu het goede nieuws: er valt heel wat energie (en CO2) te besparen. Zonder veel moeite. We leggen het u uit!

Is uw energiebeheer wel van kwaliteit? Scoort u wat maturiteitsniveau van uw beheer betreft even goed als uw concurrenten? Weet u zeker dat er niet méér te halen valt uit uw besparingspotentieel en kostenreductieplan? Op een snelle manier en op continue basis? Daar kunt u op één enkele voormiddag makkelijk achter komen, met de quick scan one2five van Siemens Industrie & Services. Meet de maturiteit Iedereen kent het belang van benchmarking. Met dat analytisch hulpmiddel kan een producent zijn

rendement vergelijken met dat van andere, gelijkaardige fabrieken in dezelfde branche, aan de hand van parameters zoals energieverbruik, energiekost en de gebruikte productietechnologie. Wat de one2five-methode zo apart maakt, is dat niet de verbruiksniveaus worden gemeten, wel het maturiteitsniveau in energiebeheer. Waarom nu de maturiteit? Wel, gewoon omdat energieprestaties niet alleen een kwestie zijn van technische, maar ook van financiële en organisatorische factoren. Dat moet u zo zien. Je kunt nog zo’n goede machine hebben, als de chauffeur

Er wordt continu gezocht naar verbeteringen - Best Practices *

De vijf maturiteitsniveaus

**

De maatregelen voor energiebesparing zijn geïdentificeerd

***

De maatregelen zijn uitgevoerd

****

Er is een energiebeheer ingevoerd

*****

Het energiebeheer is geïntegreerd in de globale werking van de onderneming

Door gebruik te maken van de one2five-methode is een Duitse kartonfabriek op 20 maanden tijd gestegen van maturiteitsniveau 0,5 tot 4,2. Er werd jaarlijks al 150.000 Ð bespaard voor een investering van minder dan 10.000 Ð. Er werden bovendien een reeks duidelijk omschreven, technisch en economisch haalbare en concrete maatregelen geïdentificeerd voor een besparing van meer dan een miljoen euro. 18 | energymag nr 5

18-21 MANAG SiemensAlpro nl.indd18 18

daar niet mee uit de voeten kan, of als er geen procedures zijn om er het beste rendement uit te halen, zullen de prestaties ondermaats zijn. “Het maturiteitsniveau hangt samen met vier factoren”, legt Dirk Den Haese, sales manager Industrial Services (Siemens) uit. “Bewustwording, competentie, de implementatiegraad van de maatregelen en de globale capaciteit van de onderneming. Het maturiteitsniveau kan op objectieve wijze worden gemeten. Het is namelijk makkelijk te vergelijken met het niveau van uw collega’s. Maturiteit is immers een generieke competentie, en geen verbruiksniveau zoals kWh/ eenheden, om maar wat te noemen. Het systeem is bovendien eenvoudig en makkelijk door iedereen in het bedrijf te begrijpen omdat er gewerkt wordt met een puntenschaal van 1 tot 5 (nvdr: zie kaderstuk)”. Door de methode regelmatig toe te passen, kan de geboekte vooruitgang op vlak van maturiteit objectief worden gemeten”. Iedereen matuur Ook bijzonder aan one2five is dat het maturiteitsniveau al op een uur of twee gemeten is. “De methode bestaat uit een vragenlijst met binaire antwoorden (ja/neen) gebaseerd op een computerprogramma dat het energiebeheer van het bedrijf tegen het licht houdt en aftoetst op 22 factoren gegroepeerd in 10 categorieën”, vertelt Dirk Den Haese. Deze categorieën, zoals u straks zult zien, (zie tabel) bestrijken alle bedrijfsprocessen, met daarbij ook de organisatie. “Dat gaat van bewustwording tot techni333

20/03/07 22:53:36


INDUSTRY | MANAGEMENT

Casestudy

Alpro wint ieder jaar een nieuwe ster! In februari 2005 startte Alpro met één ster en dit jaar maakt het bedrijf zich op voor zijn derde ster. Volgende target: de besparingen materialiseren. Het parcours in detail. “Drie jaar geleden was er geen aandacht voor energie in het bedrijf”, vertelt Frank Meire, Divisional Safety, Environment & Energy Manager van de Wevelgemse fabriek van Alpro. “Door de omzetgroei (nvdr: verdubbeld op 4 jaar tijd) en de klimaatveranderingen, zijn we daar anders over gaan denken. De explosie van de energiekosten heeft ook bijgedragen tot de belangstelling voor energie. In februari 2005 werd dus de One2Five Quick Scan uitgevoerd”. Het resultaat? Een ster! “We zijn ons bewust geworden van het feit dat we geen georganiseerd energiebeleid hadden, terwijl daar toch genoeg potentieel voor aanwezig was. We hebben dan in twee etappes gewerkt: eerst bestudeerden we de energie-efficiëntie van de bestaande installaties om ze te optimaliseren en vervolgens gingen we verder kijken”. Een toporganisatie De bewustwording heeft Alpro ertoe aangezet de organisatie in de diepte te herbekijken en van energiebeheer een speerpunt te maken. Aan het hoofd van de organisatie staat het Energy Steering Commitee, dat de verschillende uitvoerende niveaus van het bedrijf omvat. “Tot en met de marketing”, legt Frank Meire uit. Het energiebeheer werd bij het departement S&E gevoegd, dat rechtstreeks rapporteert aan het comité. De nadruk ligt op twee niveaus: technisch en organisatorisch. Voor het technische traject zorgt een Divisional Energy Manager. Die moet de bestaande installaties onderzoe-

ken en optimaliseren, zowel op niveau van de processen als qua efficiëntie om de prestatiecriteria te bereiken die tijdens de onderzoeksfasen werden © L. van Steensel vastgelegd. Hij rapporteert aan het departement S&E (Safety&Environment). Hij werkt nauw samen met de ingenieurs en de productiemanagers. Voor het organisatorisch gedeelte neemt de plaatselijke S&E-coördinator het van hem over. Zijn voornaamste taak is het voltallige personeel van de site sensibiliseren voor de doelstellingen van het bedrijf. Energy Potential Scan Om de energie-efficiëntie van zijn installaties te verbeteren, heeft Alpro een beroep gedaan op Siemens. “Wij hebben de Energy Potential Scan uitgevoerd en werkten samen met Siemens als projectcoördinator”. Er werden diverse maatregelen geïdentificeerd, in het bijzonder in verband met het basisproces voor de productie van sojasap en de pasteurisatie/sterilisatie. “Dat zijn de twee grootste verbruiksposten”, legt Frank Meire uit. Samen vertegenwoordigen ze bijna 90% van het gasverbruik en 66% van het elektriciteitsverbruik. “Wij voerden een hele rits maatregelen in, eerst en vooral de optimalisering van de ketels, de warmteherwinning op de gecondenseerde stoom, isolatie, .... We grepen ook in op het optimale gedrag van de installaties, bijvoor-

beeld met aanbevelingen om het aantal ongepaste starts te beperken. We focusten onze aandacht op de energieslurpers, maar de rest zoals de verlichting, verwarming of klimaatregeling van de kantoren is ook belangrijk. Alle niveaus werden gescreend. Het doel was om tot afgepaste verbruiksposten te komen “, bevestigt Frank Meire. In de marge van deze maatregelen onderzoekt het bedrijf ook andere wegen voor verbetering. Zoals de installatie van een WKK-eenheid, waarschijnlijk een gasturbine. “Maar eerst moeten we nog het probleem van het verbruiksprofiel zien op te lossen en we moeten onze mogelijke productiepartners nog evalueren”. Het bedrijf onderzoekt verder de plaatsing van een windmolen op de site, maar dat ligt wat moeilijk in Wevelgem omwille van de nabijheid van de luchthaven. Daarom wordt gekeken of er als derde investeerder aan een windmolensysteem kan worden deelgenomen. “Tot slot produceren we biogas en groene elektriciteit ter plaatse door het afvalwater te herwerken. De valorisatie van een secondaire flux afkomstig van de productie van sojasap vergroot het volume geproduceerd biogas met 40 %”.

Een biobedrijf De Belgische onderneming Alpro, die 27 jaar geleden werd opgericht, is Europees marktleider in het segment van levensmiddelen op basis van soja. Dat heeft het bedrijf mede te danken aan de groei van producten met biolabel. In 2005 kreeg het bedrijf de Belgische Milieu Prijs. Vandaag heeft Alpro wereldwijd vier fabrieken, waarvan de belangrijkste gevestigd is in Wevelgem, Oost-Vlaanderen. De omzet bedraagt 270 miljoen Ð voor 700 werknemers. Alpro is aangesloten bij het Benchmark Convenant, voornamelijk vanwege een eenheid voor stoomproductie van meer dan 20MW. nr 5 energymag | 19

18-21 MANAG SiemensAlpro nl.indd19 19

20/03/07 22:53:37


MANAGEMENT | INDUSTRY

Bemas & Energymag workshop De one2Five methode was het thema van een seminarie dat in november afgelopen jaar georganiseerd werd door EMAB (Energy Manager Association of Belgium). Was u er niet bij? Niet getreurd. Wij zetten een nieuwe sessie op touw samen met BEMAS (Belgian Maintenance Association), een van de drie EMABstichters, naar aanleiding van de beurs Easy Fairs Maintenance. Deze beurs vindt plaats op 28 en 29 maart a.s. (zie rubriek Agenda).

333

Een visie op duurzame ontwikkeling Dankzij al die maatregelen heeft Alpro duidelijke resultaten geboekt. Ze hebben het over een theoretische besparing van 750.000 € op één jaar. Zoals gezegd, veel zal afhangen van de operationele haalbaarheid van een WKK-eenheid. Op het vlak van de emissie van broeikasgassen is het bedrijf op de juiste weg en dat is een goede zaak. “Toch moeten we in de toekomst komen tot een daling van meer dan 18% om zeker te zijn dat we de periode 2008-2012 goed doorkomen”. Dat er winst kon worden gemaakt is ook de verdienste van Siemens, dat voor support zorgde. Een reactie van Frank Taelman, Energy Manager bij Siemens, na 11 maanden bij Alpro te hebben doorgebracht: “de goede resultaten zijn ook toe te schrijven aan de voortreffelijke en hechte samenwerking met de Alpro-teams”. Jaarlijks gaat iedereen nog eens door de One2Five Quick Scan om de resultaten te correleren. “In 2005 had-

den we één ster. In 2006 waren dit er twee. Dit jaar implementeren we een systeem voor metingen en monitoring, onder meer om te voldoen van de vereisten voor het benchmark convenant. Dit moet ons logischerwijze een derde ster opleveren”. Sinds drie jaar denkt Alpro ook na over de manier waarop de producten milieuvriendelijker kunnen worden gemaakt. “Dat project wordt beheerd door het team Energy & Water dat een toekomstvisie wil formaliseren voor het bedrijf. Wij zijn nu de evolutie van alle belangrijke factoren aan het onderzoeken, zoals de groei van China, de evolutie van de olieprijzen, de reglementering op de broeikasgassen, de technologische ontwikkelingen. We willen een toekomst- en investeringsstrategie uitzetten om toekomstige ontwikkelingen met een gerust hart tegemoet te kunnen zien. Doel is om de beste te zijn op het vlak van energie-efficiëntie. En concurrerend op alle vlakken, ook op dat van hernieuwbare energie”.

ENERGY STEERING COMMITEE

S&E DEPARTMENT

ENGINEERING

ENERGY MANAGEMENT

TECHNICAL

Site / production projet manager /engineering

BEHAVIOURAL/ORGANIZATIONAL

Divisional energy manager

Local S&E contact / coordinator

sche kennis, over human resources, het financieel beleid, de aankopen, de uitrustingen, enzovoort en zo verder”. Een ander belangrijk punt: de hele bedrijfstop wordt bij de scan betrokken “tot het management board toe”, aldus Dirk Den Haese. De vragen zijn eenvoudig en direct. Een voorbeeld in de categorie Operaties: “Zijn er gedragsprocedures op schrift gezet voor belangrijke afnemers?” “Dit soort vragen is beslist niet onbeduidend”, legt Dirk Den Haese uit. “Het onderliggende doel is kijken of het bedrijf in kwestie de Best practices blijft vernieuwen”. Zo is er het geval van een kartonfabriek waar op een productielijn ‘ ochtends en ‘s namiddags verbruiksverschillen werden gemeten van 20%. Wat bleek? De machine was door beide ploegen anders afgesteld. De meest performante afstelling is de regel geworden”. Van maturiteit tot potentieel Aan het einde van de gespreksfase worden de resultaten gebenchmarkt met internationale cijfers van meer dan 1.600 industriële bedrijven uit alle sectoren. “Op die manier kan het bedrijf binnen de eigen sector worden gesitueerd ten opzichte van vergelijkbare fabrieken en dit op elk analyseniveau”. De beoordeling wordt uitgedrukt in cijfers van 1 tot 5, dit is de fameuze maturiteitsindex. Het interessante aan dit benchmarksysteem is dat dit niveau een indicatie is voor mogelijke besparingsratio’s. Anders gezegd: met dit systeem krijgt u een idee van het energiebesparingspotentieel en van de mogelijke CO2-reducties. “Het

20 | energymag nr 5

18-21 MANAG SiemensAlpro nl.indd20 20

20/03/07 22:53:48


INDUSTRY | MANAGEMENT

De 22 maturiteitscriteria ACHIEVEMENT Ç Energy cost performance Ç Auditing progress

betreft een economisch realistisch potentieel dat haalbaar is tegen de beste kostprijs”, benadrukt Dirk Den Haese. “Bovendien is de correlatie tussen het besparingspotentieel en het maturiteitsniveau statistisch zeer hoog. Dit wordt bevestigd door de resultaten die we behalen met onze klanten als zij de tweede faze van de Energy Potential Scan doorlopen. In deze fase ligt de focus op de gedetailleerde berekening van de besparingsmaatregelen”. De benchmark is geen statisch iets, maar wordt gevoed door iedere nieuwkomer die meedoet. Dit versterkt nog het voorspelbare karakter ervan. Kers op de taart is dat het analyseverslag de positie van de gebruiker bepaalt op grond van 22 maturiteitscriteria. Zo krijgt men meer zicht op zijn sterke kanten en die punten die voor verbetering vatbaar zijn.. Het verslag bevat tevens basisaanbevelingen om de processen te verbeteren. Die kunnen dan worden gebruikt om een ontwerpplan op te stellen. “Aan het einde van de analyse wordt een lijst met vijf prioritaire acties opgesteld, zodat het bedrijf de stap kan zetten naar een grotere maturiteit”. Naar kwalitatief energiebeheer “Iedereen heeft het over Energy Management”, zegt Dirk Den Haese. “Maar zo gemakkelijk is dit niet te realiseren. In grote fabrieken is de druk tussen de functionele directies groot. De productie moet produceren, het onderhoud moet de continuïteit van de activiteiten verzekeren en de Energy Manager moet het energieverbruik en de afgeleide kosten

PLANT & EQUIPMENT

MONITORING & FEEDBACK

Ç Efficiency of existing plant design Ç Equipment replacement strategy Ç Innovation and Technology

Ç Monitoring Ç Reporting, feedback, … Ç Dynamic documentation

FINANCIAL MANAGEMENT Ç Capital investment Ç Operating budgets

MANAGEMENT Ç Demonstrated corporate commitment

PURCHASING

OPERATION

Ç Supply management Ç Quality and reliability Ç Optimization

KNOWLEDGE Ç Understanding of performance and opportunities

Ç Operating procedure Ç Maintenance procedure

PLANNING Ç Targets, performance indicators (KPl) and motivation ÇPlans

HUMAN RESSOURCES Ç Accountabilities Ç Awareness and training Ç Resourcing

De one2five-analyse classificeert 10 sectoren, opgedeeld in 22 prestatiecriteria. Energy Management wordt gepresenteerd als een complex geheel waarvan de interactieniveaus opgedeeld zijn in gemeenschappelijke subgehelen. De analyse is dus zowel van technische als van organisatorische aard.

(CO2) verminderen. Vaak werken die afdelingen niet in dezelfde richting. De weerstand tegen verandering is bovendien groot”. Gevolg: “overal zijn er elementen die contraproductief zijn en het reële besparingspotentieel wordt zelden geëxploiteerd. Met de methode one2five kan snel worden vastgesteld waar en waarmee moet worden begonnen. Men kan dat dan verdedigen bij het board management en zijn argumenten onderbouwen met duidelijke financiële doelen”. Het dient ook als basis voor het opstellen van een programma voor Demand Side Energy Management (DSEM). “Zo gauw men weet wat het besparingspotentieel en de prioritaire acties zijn, kan het bedrijf zich naar een meer gedetailleerde analyse oriënteren”. Dit is de zogenaamde Energy Potential Scan. “Het gaat hier om een diepgravende spectrumbrede analyse van elk procédé en van de wijze waarop energie wordt opgewekt en verbruikt”. Hierbij ligt de nadruk op

het geheel van energietypen: elektriciteit, gas, stoom, perslucht en water. “De projecten worden beschreven volgens de DMAIC-methodologie van 6-Sigma. Die geeft ons de mogelijkheid om een lijst op te stellen van projecten die economisch haalbaar zijn met beproefde technieken en de impact ervan te berekenen in termen van investeringen, besparingen en terugverdientijd. Dit geeft ons al een basis van waaruit we de klant ondersteuning kunnen geven bij de planning, de uitvoering en de controle van de maatregelen die nodig zijn. De klant kan echter ook beslissen om de maatregelen zelf door te voeren, of hij kan een beroep doen op zijn gewone of contractuele leverancier. De werkwijze laat alle mogelijkheden open en is transparant”, zegt Dirk Den Haese. Met inbegrip van performance contracting. Siemens biedt immers ook deze formule met resultaatsgarantie aan. p Jean-François Marchand nr 5 energymag | 21

18-21 MANAG SiemensAlpro nl.indd21 21

20/03/07 22:53:52


DOSSIER | HEALTHCARE

Naar een duurzame economie

Eind vorig jaar namen meer dan 600 belangstellenden deel aan een studiedag over energiebesparing in ziekenhuizen en zorginstellingen. Het gebeuren vond plaats in het Centrum voor Duurzaam Bouwen (CeDuBo), op de vroegere steenkoolmijnsite van Heusden-Zolder. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen. 22 | energymag nr 5

22-31 Dossier N5 nl.indd 22

21/03/07 17:11:46


HEALTHCARE | DOSSIER

Berthold Simons, directeur van CeDuBo, behandelde het thema van de energiecertificatie vanuit het standpunt van de Europese richtlijn 2002/91/EC. Die verplicht de EU-lidstaten om tegen 2009 een energiecertificaat voor gebouwen in te voeren. Dit certificaat zal onder meer gedetailleerd aantonen wat het energieverbruik en de energiekost zijn binnen een gebouw. Met een dergelijk certificaat, dat tien jaar lang (of tot de volgende verbouwing) geldig blijft, zal bij aankoop, verhuur of leasing de energetische kwaliteit van een gebouw bepaald worden. Die heeft op haar beurt een impact op de marktwaarde. De bedoeling van het certificaat is uiteraard dat eigenaars en gebruikers de nodige maatregelen nemen om het energieverbruik aan banden te leggen, het heeft geen dwingend karakter. Ook voor ziekenhuizen In Vlaanderen kreeg de ‘energieprestatieregelgeving’ begin 2006 kracht van wet, getemperd door een overgangsregeling. In 2008 zal het energieprestatiecertificaat verplicht zijn voor alle publieke gebouwen. Sinds 2007 moeten openbare gebouwen een overzicht van hun gebruik bijhouden. Ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen vallen onder de regelgeving voor publieke gebouwen. Brussel en Wallonië zullen vermoedelijk de grote lijnen van de Vlaamse wetgeving overnemen. De precieze richtlijnen over de toekenning van de certificaten voor openbare gebouwen en de praktische uitwerking ervan zijn nog niet allemaal vastgelegd. Bovendien moeten er nog voldoende bevoegde auditeurs opgeleid en erkend worden. Berthold Simons vermoedt dat men bij de audits benchmarks zal hanteren, op basis van een gemiddelde van vergelijk-

bare gebouwen, om een gebouw in een bepaalde categorie te certificeren. De certificering zal ook rekening houden met atypische delen van een gebouw. Anders zou een instelling met zwembad of met een therapie waarbij veel warm water wordt verbruikt altijd veel slechter scoren dan een gebouw zonder zulke uitrusting.

(WKK) neemt daarbij de belangrijkste plaats in. Een tendens die tijdens de exposés door de sprekers werd bevestigd. Sébastien Farinotti (Vanparijs-Maes) berekende dat het installeren van warmtekrachtkoppeling (WKK) zinvol kan zijn voor een instelling indien haar energiebehoefte voor een half jaar minstens 300 kW bedraagt. Jean-Pierre Van Wingen (E. Van Wingen) merkte op de investering in een WKK-installatie van 1 MWe ongeveer 400.000 euro kost. “Maar de onderhoudskosten in de volgende tien jaar zullen nog eens 400.000 euro kosten.” Belangrijk in het financiële plaatje is volgens hem de terugverdientijd van de investering. “Sinds 2005 is de vraag naar WKK sterk gestegen. Dit heeft te maken met de subsidiemaatregelen van de overheid en met de toekenning van verhandelbare groenestroomcertificaten.” Daarover straks meer in ons dossier.

Cogeneratie aan de spits Dit hele energiecertificatiegebeuren wordt ondersteund door diverse gewestelijke, nationale en Europese initiatieven. Zo voerde het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf (WTCB) in 2005 een enquête uit bij 273 Belgische instellingen met meer dan 85 bedden. Iets meer dan een derde ervan vond de tijd om te antwoorden. Een meerderheid van die respondenten gaf aan de Europese richtlijn te kennen en een interne energieverantwoordelijke te hebben aangesteld. Slechts een handvol van hen beschikte al over de nodige software om een energieboekhouding te kunnen voeren. Zowat een derde maakt gebruik van energie uit duurzame bronnen. Warmtekrachtkoppeling

Uit een studie die in 2005 door het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf (WTCB) in 2005 werd doorgevoerd blijkt dat de meeste zorginstellingen (68%) die aan de enquête hebben deelgenomen, op de hoogte waren van de energieprestatierichtlijn voor gebouwen, maar nog niet de nodige software in huis hadden om een energieboekhouding te kunnen voeren. Ruim 60% van de ondervraagde instellingen had wel een energieverantwoordelijke in dienst.

Energie uit de bodem Een andere technologie begint nu een plek op te eisen in de energiemix voor ziekenhuizen en andere zorginstellingen met een grote

p ja

p neen 100

75

29

50

56 25

63

Kent u de richtlijn?

36

Heeft u een energieverantwoordelijke?

85 7

Heeft u software voor energieboekhouding?

nr 5 energymag | 23

22-31 Dossier N5 nl.indd 23

21/03/07 17:12:05


DOSSIER | HEALTHCARE

333

warmte- en koudevraag: de opslag van geothermische energie of aardwarmte. Hans Hoes (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, VITO) brak een lans voor het gebruik van de bodem als opslagplaats voor warmte en koude. Hij overliep de verschillende mogelijke systemen. “De keuze daarvan is grotendeels afhankelijk van de plaatselijke ondergrond. Is er naast de instelling een grote oppervlakte beschikbaar? Of kan men (nagenoeg) alleen de ruimte onder het gebouwencomplex benutten? Is er grondwater aanwezig? Moet

Klinaziekenhuis KWO levert een energiebesparing van 85% op! Het Klinaziekenhuis in Brasschaat was een van de eersten in België die voor KWO gekozen heeft in combinatie met omkeerbare warmtepompten. VITO heeft in opdracht van de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) van de Vlaamse Gemeenschap een evaluatie van dit project uitgevoerd. Dit zijn daaruit de resultaten: v Over de ganse periode was er een totale koelvraag van 1789 MWh en een totale warmtevraag (van het ventilatiesysteem) van 2841 MWh voor het gebouw; v In totaal werd 78 % van de koelvraag en 19 % van de warmtevraag gedekt door het KWO-systeem; v Toepassing van KWO gaf een totale jaarlijkse reductie van het primair energieverbruik met 3930 GJ (voor totale koeling van het ziekenhuis én verwarming van ventilatielucht); v Vertaald naar de CO2-uitstoot betekent dit een reductie met 207 ton per jaar; v Globaal betekent dit een besparing van 85 % op het primair energieverbruik voor luchtbehandeling en 63 % op CO2emissie; v Op het totale energieplaatje voor verwarming en koeling van het ganse ziekenhuis betekent dit een primaire energiebesparing van 44 % en een CO2-reductie van 37 %; v Deze innovatieve installatie (koude-warmteopslag + omkeerbare warmtepompen) levert warmte aan een globale SPF van 5,5 (verwarming) en een globale KF van 14,8 (koeling) voor de energievoorziening van het luchtbehandelingsysteem.

men funderingspalen slaan? Die kunnen eventueel ook een rol spelen in het systeem.” Voor ondergrondse energieopslag zijn er drie systemen op de commerciële markt beschikbaar: ATES (KWO of koudewarmteopslag), BTES (BEO of boorgat-energieopslag) en CTES (REO of restruimte-energieopslag). REO is in België nog nooit gebruikt. Dit systeem maakt gebruik van natuurlijke of kunstmatige ondergrondse holtes. Natuurlijke holtes zijn hier erg zeldzaam en het gebruik van bijvoorbeeld mijngangen is niet vanzelfsprekend. KWO “KWO is een open systeem dat gebruikt maakt van grondwater als energietransportmiddel. KWO is interessant voor projecten met een belangrijke koudevraag, maar kan alleen toegepast worden op plaatsen met een geschikte watervoerende laag. Die laag mag ook niet te diep in de ondergrond liggen.” Het VITO introduceerde deze techniek in 1995 in Vlaanderen. Ze wordt nu als volledig marktrijp beschouwd. Er zijn al een tiental projecten in werking of in uitvoering, onder meer in ziekenhuizen, maar ook in kantoren, tuinbouw, ... Om KWO te realiseren boort men in een watervoerende laag twee of meer putten, op een onderlinge afstand van 100 tot 150 meter. De diepte van de bronnen bedraagt doorgaans 50 tot 150 meter. In de zomer wordt, wanneer er vraag naar koeling is, koud grondwater (12°C) uit één van de putten opgepompt. Een warmtewisselaar onttrekt de warmte aan het opgepompte water en geeft ze op haar beurt af aan de gebouwen. Het opgewarmde grondwater wordt in een tweede put, de ‘warme bron’, geïnjecteerd. In de winter, wanneer er behoefte aan warmte is, wordt het

opgeslagen warme grondwater weer opgepompt. Via dezelfde warmtewisselaar wordt de warmte afgegeven aan het watercircuit in het gebouw zodat het bijvoorbeeld kan gebruikt worden als voorverwarming van de ventilatielucht. Het grondwater koelt door deze afgifte van warmte af en wordt weer in de tweede put, de ‘koude bron’, geïnjecteerd. Hier blijft het opgeslagen tot er in de volgende zomer weer behoefte aan koeling is. Het onttrokken grondwater wordt steeds weer geïnjecteerd, zodat er geen grondwater wordt verbruikt. Een KWO-systeem kan dus zowel de opgeslagen koude als de opgeslagen warmte valoriseren. Het hoofddoel is wel koeling, want dit levert het grootst economische nut op door de besparing op het elektriciteitsverbruik. Alternatief Een alternatief voor KWO voor jaarrond koeling is koudeopslag/recirculatie. Het verschil is dat bij koudeopslag/recirculatie het grondwater het hele jaar door in één richting stroomt. Deze variant bestaat uit één onttrekkings- en één infiltratiebron. In de zomer, wanneer er behoefte is aan koeling, wordt het al van nature koude grondwater onttrokken uit de onttrekkingsbron en na opwarming met een verhoogde temperatuur in de infiltratiebron geïnjecteerd. “Indien we dit proces jaar in jaar uit volhouden, gaan we de ondergrond thermisch verontreinigen. Na enige tijd zou de koude onttrekkingsbron opwarmen. Om dit te voorkomen koelt men in de winter de bodem af tot onder de natuurlijke bodemtemperatuur. Hiervoor wordt grondwater, door een koeltoren, een droge koeler, een luchtbehandelingskast of met oppervlaktewater afgekoeld en in de infiltratiebron geïnjecteerd.

24 | energymag nr 5

22-31 Dossier N5 nl.indd 24

21/03/07 17:12:22


HEALTHCARE | DOSSIER

Borehole Thermal Energy Storage (BTES)

Aquifer Thermal Energy Storage (ATES)

7_h 9edZ_j_edd_d] Ikcc[h L[dj_bWj_ed

>[Wj_d] 9_hYk_j >[Wj

>[Wj Fkcf KWO bij Klinaziekenhuis Vier jaar geleden liet het Klinaziekenhuis in Brasschaat een KWOsysteem installeren. Het VITO coordineerde dit project. KWO vult daar nu 78% van de totale behoefte aan koude in en een warmtepomp de overige 22%. Dit leidde tot een energiebesparing van liefst 76% op de koeling. Van de warmtevraag vulde KWO 19% in en zorgde een warmtepomp voor de overige 81%. Dit leidde tot een energiebesparing van 69% op de verwarming. De uitstoot van CO2 ligt hier 63% lager dan anders het geval zou zijn, wijzen de cijfers van de voorbije drie jaar uit. “In de KWO is 750.000 euro geïnvesteerd, 300.000 euro meer dan voor een klassieke installatie nodig is,” aldus Hans Hoes. “Maar het levert wel een jaarlijkse besparing van 35.000 euro op. De terugverdientijd bedraagt hier ongeveer 8,5 jaar”. Zorginstellingen komen helaas niet in aanmerking voor de Vlaamse ecologiesteun voor ondernemingen. Maar er bestaan wel andere subsidies. Met een optimale toepassing van de bestaande subsidies vanuit verschillende kanalen kan de terugverdientijd gereduceerd worden tot twee jaar. Kortom, een interessante denkpiste en niet alleen voor Vlaanderen. BEO “Energieopslag is voor iedereen beschikbaar. Combinaties met warmtepompen werken het meest efficiënt. Het beste is om eerst de mogelijkheden van KWO te bekijken. Dat is zeker het geval in de Kempen, waar de situatie dank zij de zandbodem economisch erg gunstig is. In de rest van Vlaanderen zijn er meer kleibodems of doen zich plaatselijk grote verschillen voor. Waar KWO niet ideaal is kan

9ebZ

>[Wj ;nY^Wd][h

>[Wj ;nY^Wd][h

Ikcc[h

>[Wj YWhh_[h beWZ 8eh[^eb[i

M_dj[h

MWhc M[bb

7gk_\[h

9ebZ m[bb

Geothermische opslag, dé oplossing voor ziekenhuizen De opslag van aardwarmte is een van de onderdelen van een geïntegreerde energie-oplossing die haar plek heeft in de energiemix van ziekenhuizen en zorginstellingen. Het concept maakt gebruik van het geothermische opslagpotentieel van de onderlagen om een gebouw te verwarmen of te koelen, ofwel met behulp van een warmtepomp (al dan niet omkeerbaar), ofwel rechtstreeks. Hier het werkingsprincipe van een ATESsysteem (KWO of koude-warmteopslag) waarbij aquifers of watervoerende zandlagen (ATES) als tijdelijke opslagplaats dienen voor warmte of koude, en BTEX (BEO of boorgat-energieopslag). BEO een alternatief bieden,” legt Johan Desmedt (VITO) uit. “BEO kan overal in Vlaanderen gebruikt worden. Dit is de voornaamste troef van deze techniek.” BEO is een gesloten hydraulisch systeem. Het werkt met verticale warmtewisselaars en heeft geen grondwater nodig. Het kan in alle mogelijke sedimenten worden toegepast. De warmtewisselaars zijn kunststofbuizen die als een lus, verticaal, in een 20 tot 150 meter diep boorgat worden ingebracht. Door meerdere wisselaars op korte afstand (2 tot 5 meter) van elkaar aan te brengen, wordt een zeker opslagvolume gecreëerd. De bereikbare rendementen (50 tot 80%) van het systeem zijn afhankelijk van het type van ondergrond, de grootte en het temperatuurniveau van de opslag. De opslagcapaciteit is nagenoeg onbeperkt. Een ander voordeel tegenover KWO betreft het gebruik voor opslag van hoge temperatuurswarmte. Hans Hoes: “In theorie kan ook KWO hiervoor gebruikt worden, maar de praktijk leert dat er dan problemen optreden, met mogelijk bronverstopping tot gevolg.”

Wanneer een BEO-veld gekoppeld wordt aan een warmtepomp, die tijdens het stookseizoen warmte onttrekt aan de bodem, zal de ondergrond geleidelijk afkoelen, met een minimumtemperatuur op het einde van het stookseizoen. Mits een goede dimensionering kan dit systeem zonder koelmachine tijdens periodes met koudevraag de bodemkoelte benutten. De warmtepomp wordt wel best omkeerbaar uitgevoerd om grote pieken in de koudevraag tijdens langere warme periodes op te vangen. Dit systeem levert een dubbele energiewinst op. Enerzijds levert de ‘natural cooling’ een belangrijke besparing op de energiefactuur op, anderzijds wordt de bodem weer opgewarmd voor het volgende stookseizoen.

Hans Hoes, Vito: “Geothermische opslag is vandaag een beproefde technologie waarmee men het energieverbruik voor de warmte- en koudeproductie op een consequente manier kan verlagen in ziekenhuizen en zorginstellingen”.

nr 5 energymag | 25

22-31 Dossier N5 nl.indd 25

21/03/07 17:12:24


DOSSIER | HEALTHCARE

333

De Nieuwe Notelaer De komende twee jaar bouwt het OCMW van Beveren-Waas een nieuw rusthuis, De Nieuwe Notelaer. De keuze viel er op BEO. Op onderlinge afstanden van ongeveer vijf meter, worden vijftig verticale boringen uitgevoerd, elk tot op een diepte van 150 meter. Dat is goed voor een totale buislengte van 30.000 m (50x150x4), want de buizen worden als dubbele U-lussen ingebracht. Het opslaggebied heeft een bovenoppervlakte van 700 m2, goed voor een opslagvolume van 105.000 m3. Door de buizen

zal een mengsel van water en glycol stromen. De maximumtemperatuur zal schommelen tussen 14 en 18 graden, de minimumtemperatuur tussen 0 en 5 °C. De Nieuwe Notelaer te Beveren wordt daarmee het eerste OCMWrusthuis dat de bodem als thermos gebruikt om warmte en koude op te slaan. In zijn haalbaarheidsstudie maakte het VITO een vergelijking tussen een warmtepomp met BEO en een klassieke verwarmingsketel met een koelmachine. Daaruit bleek dat, voor hetzelfde comfort

voor de bewoners van het rusthuis, er een duidelijk verschil is in energieverbruik en CO2-uitstoot tussen beide systemen: het gebruik van de duurzame energietechniek zal een jaarlijkse besparing van net geen 20.000 euro (34%) opleveren en een reductie van de CO2-emissie van 67 ton/jaar (26%). “Gecombineerd met de andere energie-efficiënte maatregelen komen we zelfs op een totale energiebesparing van 70%,” aldus Johan Desmedt. Net als bij Klina wordt de terugverdientijd op 8,5 jaar geraamd. Momenteel zijn de

Energieproductie

Een model van kostenreductie Veel ziekenhuizen zijn vandaag de dag uitgerust met een installatie voor warmtekrachtkoppeling of zelfs met trigeneratie. De oplossing heeft haar efficiëntie bewezen op het vlak van kostenreductie en daling van de CO2uitstoot. De vraag is: hoe weet je zeker dat de installatie op een kosteneffectieve manier wordt bestuurd? In Nederland hebben ze een innoverend antwoord op deze vraag gevonden. Bovendien vermindert de energiefactuur daarmee nog eens met 10%!

In 1998 rust ziekenhuis Atrium (Heerlen - Nederland) zich uit met een ultramoderne trigeneratie-installatie voor de opwekking van eigen energie met stoom, warmte, koude en elektriciteit. Ondanks dit zeer performant hulpmiddel, bleven de kosten voor gas- en elektriciteitsbevoorrading elk jaar aanzienlijk stijgen. De oorzaak daarvan zijn de fluctuerende gas- en elektriciteitsprijzen die al lang niet meer de situatie weergeven zoals die was aan het begin van de investering. Een andere oorzaak is de stijgende vraag die zelf ook fluctueert. Dit zette André Dumont, Facility Manager van het ziekenhuis, aan het denken. Hoe de installatie kosteneffectiever gebruiken? Welk deel van de stroom zelf stroom opwekken en wat afnemen van het net? Hoe heelhuids laveren tussen de uiterst volatiele gas- en elektriciteitsprijzen? De exploitatie optimaliseren Om op die vragen een antwoord te

krijgen, doet het ziekenhuis Atrium een beroep op de expertise van Honeywell. Doel: de productiekost van de energie optimaliseren, zonder het comfortniveau op te geven en zonder zware investeringen. Er werden twee oplossingen uitgewerkt. De eerste bestond erin om een gascondensator te installeren aan de uitgang van de ketel om de warmte van de gassen te recupereren en opnieuw in de productiekring voor warm water in te brengen. Zo wordt al 100.000 m3 gas bespaard op een historisch verbruik van 1,6 miljoen m3. Deze klassieke oplossing werd al eerder gedetailleerd besproken in ons dossier gewijd aan het beheer van stoomnetten (zie energymag nr.3). De tweede, nieuwere oplossing daarentegen, steunt op een gesofisticeerd computermodel dat een optimale exploitatie van de installatie verzekert in schijven van 48 uur. Vroeger was het voorbehouden voor krachtige toepassingen omwille van de ontwikkelingskost,

26 | energymag nr 5

22-31 Dossier N5 nl.indd 26

21/03/07 17:12:37


HEALTHCARE | DOSSIER

proefboringen en metingen van de thermische bodemkarakteristieken volop bezig. De meetresultaten zullen bepalend zijn voor het uiteindelijke ontwerp van de installlatie. De energiepassieve paradox “Vanaf het begin was het ontwerp erop gericht om het energieverbruik en de CO2-uitstoot zo laag mogelijk te houden,” vertelt Luc Maes, die onlangs de zetel van OCMW-voorzitter inruilde voor die van schepen van energie. “Ook klassieke maatregelen zoals extra isolatie, supe-

risolerende beglazing, zonneboiler, warmterecuperatie van ventilatielucht zijn erin opgenomen. Dat reduceert de energiebehoeften voor verwarming en koeling al aanzienlijk. Zonder die ingrepen zou het effect van de BEO-installatie nog sterker zijn. De paradox is dat het voor een gebouw dat al zuinig is eigenlijk duurder is om nog verder te bezuinigen dan in een klassiek gebouw, omdat dezelfde investering minder energiebesparing oplevert.” Tijdens de winter onttrekt een

warmtepomp warmte aan de bodem en geeft ze die met een hoog rendement af aan het rusthuis. Per eenheid elektrische energie die nodig is om de warmtepomp aan te drijven worden er 5 eenheden warmte geproduceerd. Dit rendement ligt aanzienlijk hoger dan dat van een klassieke verwarmingsketel. Bovendien wordt er, door het onttrekken van de warmte uit de bodem, ondergronds koude opgebouwd. Die koude kan in de zomer, zonder tussenkomst van een klassieke koelmachine, direct aan het

In ziekenhuis Atrium (Heerlen - Nederland) optimaliseert een computermodel de besturing van de installaties voor de energieproductie (trigeneratie) van uur tot uur, rekening houdend met de fluctuerende vraag, met gas- en elektriciteitsprijzen en met de weersomstandigheden. Het gevolg is een daling van 10% van de bevoorradingskosten van gas en elektriciteit. Stoom • Koud Warm • Elektriciteit

Elektriciteit • Gas

maar tegenwoordig wordt dit type model democratischer (zie energymag nr.4). In de praktijk haalt een computermodel dagelijks de weersvooruitzichten voor de komende 48u van internet. Deze gegevens worden dan gecombineerd met die uit het verleden van het gebouw om de volgende twee dagen zo goed mogelijk te voldoen aan de energievraag. Dan zijn er hulpmiddelen, gebaseerd op statistische modellen, die de verwachte vraag afstemmen op de kosten van de gas- en elektriciteitslevering gedurende dezelfde periode. Via het beheersysteem van het gebouw worden de gegevens vervolgens doorgegeven aan de controller die de beste productieprogramma’s uitvoert en de globale bevoorradingskost uur na uur optimaliseert. 10% minder Bij het begin van de overeenkomst garandeerde Honeywell een energiebesparing van 75.000 € per jaar voor

Energiecentrum

Energieleveranciers

Aanbevolen productieconfiguratie

-

ruit svoo Weer ten zich

Meteorologische dienst op internet

Prognose van de vraag

Optimale toewijzing energiebronnen

een investering van 400.000 €. De besparingen gerealiseerd in 2004 en 2005 bedroegen 90.000 € en 160.000 €. In het totaal verminderde de energiefactuur van het ziekenhuis dus met 10%. Deze oplossing was niet enkel financieel aantrekkelijk, maar de klant was op die manier bovendien altijd verzekerd van een productie tegen de beste kostprijs, ongeacht de toekomstige evolutie van zijn vraag en de prijsvoorwaarden op de gas-

metingen

Honeywell EBI Building Management System

en elektriciteitsmarkten. Dit was precies waar André Dumont op uit was. “De gekozen oplossing geeft me een goed inzicht in de verschillende facetten van mijn productie-installatie. Daarmee krijg ik een compleet beeld met alle informatie die ik nodig heb om de beste beslissingen te nemen en zo snel mogelijk door te voeren. Omdat we nu nog sneller op wisselende marktomstandigheden kunnen inspelen, zijn we productiever” nr 5 energymag | 27

22-31 Dossier N5 nl.indd 27

21/03/07 17:12:38


DOSSIER | HEALTHCARE

Sustainable Energy Masterplan

Een richtplan duurzame energie voor Gasthuisberg Tegen 2020 zullen de installaties van het universitair ziekenhuis Gasthuisberg verdrievoudigd zijn: van 250.000 tot 750.000 m2! De strategische keuzen waar ze vandaag voor staan, zullen de efficiëntie van morgen bepalen. Keuzen waarbij energie en betrouwbare bevoorrading kernbegrippen zijn. Het richtplan duurzame energie dat het ziekenhuis heeft

aangeno-

men, moet op 15 jaar tijd 10 miljoen € winst opleveren.

De onzekere energiemarkt en de steeds strengere milieuvereisten maken dat grote industriële en tertiaire energieverbruikers naar mogelijkheden zoeken om hun kosten en hun kwetsbaarheid op lange termijn te beperken. De vraag is alleen: welke betrouwbare, milieuconforme energiemix kan de ontwikkeling van de onderneming de komende 10 à 15 jaar ondersteunen? En dan nog tegen de beste kostprijs? Voor deze denkoefening rond duurzaamheid kreeg het universitair ziekenhuis van de KUL hulp van Tractebel Engineering. Drie keer zo groot Het universitair ziekenhuis van de KUL in Leuven is klaar voor ingrijpende renovatie- en uitbreidingswerken op de site van Gasthuisberg. Tegen 2020 zal de totale omvang verdrievoudigd zijn van 250.000 m2 tot 750.000 m2. Naast het eigenlijke ziekenhuis, bevinden zich op de 50 hectare grote campus leslokalen en lokalen voor Onderzoek & Ontwikkeling (O&O). Op termijn zullen ook diverse stadsfuncties worden geïntegreerd. Met andere woorden:

Scenario’s voor optimalisering op lange termijn Vergelijking van de scenario’s Kostprijs (capex + opex) Betrouwbaarheid Flexibiliteit Operabiliteit

1A (BAU) + ++ ++++ ++++

1B + + ++ +++

2 +++ ++++ ++++ +++

3 ++++ +++(+) ++++ +

Bij een energieaudit ligt de focus op een operationele ingreep, terwijl het Sustainable Energy Masterplan mikt op een strategische benadering. Het doel is niet om zomaar wat energie te besparen met maatregelen op korte termijn. Bij een strategische aanpak is het de bedoeling om opties te vergelijken waarna men fundamentele keuzen kan maken voor de energiebevoorrading van de site voor de komende decennia. Op die manier kunnen er aanbevelingen worden gedaan voor investeringen op korte en middellange termijn.

het gaat hier om vergaande ingrepen. De energiebevoorrading van de site zal dus complex zijn. Binnen die context heeft Tractebel Engineering een strategische aanpak ontwikkeld voor de energiebehoeften van het ziekenhuis, het “Sustainable Energy Masterplan” (SEM). Waarover gaat het? Een richtplan op middellange termijn (5 à 15 jaar) dat alle energieen nutsinfrastructuren op een globale en geïntegreerde wijze aanpakt. Het plan brengt de diverse energiebehoeften (elektriciteit, warmte, koude en stoom) van de site in kaart voor de komende 5, 10 en 15 jaar. Aan de hand daarvan worden scenario’s ontwikkeld rond de energiemix waarmee voldaan kan worden aan de huidige en toekomstige behoeften van het ziekenhuis. Clean power scenario’s Aan de basis van deze scenario’s ligt “Clean Power” van Tractebel. Het gaat hier om een simulatietool waarmee de energiebevoorradingssituatie voor een bepaalde site kan worden geoptimaliseerd. “Alle innoverende technische mogelijkheden worden in beschouwing genomen, ongeacht of het nu om hernieuwing of energieopwekking op de site gaat, gecentraliseerde of gedecentraliseerde productie, het gebruik van hernieuwbare energie of van de marktmechanismen (groene energie, kredieten CO2-emissie, ...). Alles gebeurt in overleg met de technische teams en het management van het ziekenhuis”, aldus Robert Berdal, Product Manager Energy & Environment (Tractebel Engineering). De di-

28 | energymag nr 5

22-31 Dossier N5 nl.indd 28

21/03/07 17:12:41


HEALTHCARE | DOSSIER

333

gebouw geleverd worden. Op dat ogenblik draait alleen de circulatiepomp. De warmtepomp verbruikt dan geen energie.

verse “geoptimaliseerde” scenario’s worden dan tegen elkaar afgewogen en vergeleken met het scenario “Business as Usual”. Deze simulaties houden niet enkel rekening met de investeringskosten, exploitatiekosten en emissiekosten, zaken dus die men op lange termijn wil minimaliseren. Er wordt ook gekeken naar de betrouwbaarheid van de energietoevoer, wat toch een sleutelelement is in een ziekenhuisomgeving, de flexibiliteit van het systeem en de compliancy met de milieuwetgeving. Op die basis kan de ziekenhuisdirectie een sleutelscenario kiezen dat het best voldoet aan al deze vereisten. Zo kan met kennis van zaken worden overgegaan tot fundamentele investeringen op korte en middellange termijn. Volgens Tractebel zal de analyse voor Gasthuisberg en het daaraan gekoppelde plan de 15 komende jaren een besparing van 10 miljoen € moeten opleveren. Deze methode werd eigenlijk speciaal voor Gasthuisberg ontwikkeld, maar Tractebel Engineering biedt deze dienst nu ook aan andere grootverbruikers aan die op zoek zijn naar globale en geïntegreerde oplossingen inzake energie en utiliteiten. p Jean-François Marchand

Politieke besluitvorming “We hebben niet gekozen voor een volledig passiefhuisconcept, omdat dan altijd de kans bestaat dat je in de winter enkele dagen tevreden moet zijn met een temperatuur van 17-18 graden,” vertelt Luc Maes. “Dat is geen goede aanpak voor collectieve woningen, zeker niet voor bejaardenverblijven. Want deze groep is erg kwetsbaar. Ik vond vooral het zuinige koelen belangrijk, zeker in het kader van de globale opwarming en de groeiende nood aan koeling tijdens de zomer. Dat we in die periodes de binnentemperatuur met twee à drie graden kunnen verlagen is een uitstekende zaak.” Voor ze zelf hun definitieve keuze maakten bezochten de Beverense OCMWbestuurders enkele projecten in Duitsland, waaronder een appartementencomplex in Frankfurt en een rusthuis in Mönchengladbach. “We kozen voor een combinatie van alle zuinige technieken, met inbegrip van het gebruik van regenwater in het sanitair. Maar om de politieke beslissing voor BEO erdoor te drukken heb ik toch moeten knokken. Onbekend maakt onbemind. Er kwamen heel wat vragen over de betrouwbaarheid van de technische installaties en over de terugverdientijd. Die hangt natuurlijk volledig af van de evolutie van de energieprijs. Maar volgens mij moeten we naast de economische ook de maatschappelijke rendabiliteit voor ogen houden. En de overheid moet daarin een voorbeeldrol spelen. Kortom, het was nodig om twee, drie jaar lang op dezelfde spijkers te blijven hameren om dit project erdoor te krijgen.” p Koen Mortelmans

nr 5 energymag | 29

22-31 Dossier N5 nl.indd 29

21/03/07 17:12:42


DOSSIER | HEALTHCARE

Energieprestaties van gebouwen

Warmtekrachtkoppeling verbetert de prestaties De impact van warmtekrachtkoppeling op de energieprestatie-index van een gebouw, het fameuze E-peil, is niet mis! In ons voorbeeld –een rusthuis met 209 bedden in Anderlecht– bedraagt de winst 21 punten op een oorspronkelijke E-index van 107! Wat is het belang van warmtekrachtkoppeling in de tertiaire sector? Profiteren van een grote of terugkerende warmtebehoefte om zelf een deel te produceren van de elektriciteit die men verbruikt. Een warmtekrachtkoppelingsinstallatie produceert op efficiënte wijze tegelijkertijd warmte én

elektriciteit. De stroom die niet meer van het net wordt afgenomen, wordt bovendien opgewekt met een beter rendement dan een klassieke elektriciteitscentrale dat doet. Daarom worden steunmechanismen bij de productie van dit soort stroom aangeboden, waaronder een systeem van groene

Een dubbele impact! De installatie van een kwalitatieve WKK-eenheid in ons referentievoorbeeld (een rusthuis van 209 bedden) kan 21 punten winst opleveren op de oorspronkelijke E-index van 107! In dit voorbeeld bedraagt de interne rentabiliteit van de investering 22%. Warmtekrachtkoppeling levert niet alleen heel wat besparingen op, ook de energieprestatie-index van het gebouw gaat er flink op vooruit. Verbruik primaire energie voor warmtekrachtkoppeling MWh/jaar

2.115

middelgr. elektr. centrale (40%)

Verbruik primaire energie na warmtekrachtkoppeling MWh/jaar

202 846

ELEKTRICITEIT

middelgr. elektr. centrale (40%)

doorverkoop

644 cogen. aardgas 150 kWé 230kWth

1.525 3.600

aardgas ketel (85%)

3.060

339

2.900

WARMTE 1.535

= 5.175

505

aardgas ketel (85%)

besparing 1.115 MWh/jaar aardgas (19,5%) New performance: E =

4.600 = 86 in plaats van 107… 5.355

1.806

= 4.600

STEG centrale (55%)

-610

certificaten (in Wallonië en Brussel) en WKK-certificaten (in Vlaanderen). Deze aanpak kan rendabel zijn, maar de vraag die WKK-kandidaten bezighoudt, is of zo’n installatie ook een impact heeft op de index van energieprestatie van de gebouwen. Dit is een cruciale vraag. Artikel 5 van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen bepaalt immers dat de technische, milieutechnische en economische haalbaarheid van alternatieve systemen zoals WKK in aanmerking moeten worden genomen als het om nieuwbouw gaat. De impact van zo’n systeem is niet gering, zoals blijkt uit ons voorbeeld: rusthuis Van Hellemont (209 bedden) te Anderlecht. Op zijn Vlaams Omdat er nog geen berekeningsmethode bestaat om de energieprestatie van een bestaand rusthuis te becijferen, gaan we uit van een fictieve waarde voor het niveau van energieprestatie. Let wel, we willen hier alleen maar aantonen dat WKK een interessante bijdrage kan leveren aan de energieprestaties. Het is dus niet de bedoeling dat we tot op de komma precies de absolute waarde gaan berekenen van de prestatie die het rusthuis in ons voorbeeld moet bereiken. In 2005 verbruikte rusthuis Van Hellemont (Anderlecht) 3.600 MWh COW

30 | energymag nr 5

22-31 Dossier N5 nl.indd 30

21/03/07 17:12:51


HEALTHCARE | DOSSIER

Hoe ver staat het met de omzetting van de EPB-richtlijn?

aardgas en 846 MWh stroom. Volgens de Vlaamse methode is prestatiepeil E gelijk aan de verhouding tussen het specifiek energieverbruik van het gebouw in kwestie en het referentie-energieverbruik voor een zelfde performant gebouw. Het energieverbruik wordt uitgedrukt in primaire energie (energie beschikbaar in de natuur voor elke verwerking). Vlaanderen heeft dus conversiefactoren vastgelegd. Deze bedragen 1 voor het verbruik van fossiele brandstoffen, 2.5 voor het elektriciteitsverbruik (dit komt overeen met een elektrisch rendement van 40% voor een centrale) en 1.8 voor elektriciteit opgewekt door warmtekrachtkoppeling (dit stemt overeen met een elektrisch rendement van 55% voor een centrale). Op die manier berekend komen we uit op een specifiek verbruik van 5.715 MWh primaire energie voor dit rusthuis. Voor het referentieverbruik gaan we ervan uit dat een “performant” rusthuis het brandstof- en stroomverbruik met 10% omlaag zou hebben gekregen. Dit is echter niet meer dan een werkhypothese. Het referentie-energieverbruik is dan gelijk aan 5.355 MWh primaire energie. De ratio of prestatiecoëfficiënt E is dus gelijk aan 107. 3.600 x 1 + 846 x 2,5 5.715 E= = = 107 3.240 x 1 + 846 x 2,5 5.355

21 punten winst Volgens het haalbaarheidsonderzoek van een warmtekrachtkoppeling gerealiseerd in 2006 door de Facilitator Warmtekrachtkoppeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor dit rusthuis, bestaat de interessantste oplossing in de plaatsing van een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op aardgas van 150 kWe en 230 kWth. Deze performante technologie zal jaarlijks 1.525 MWh warmte en 644 MWh elektriciteit produceren die zelf zouden worden verbruikt en 339 MWh elektriciteit die aan de meest biedende zou worden doorverkocht. Het verbruik van aardgas zal slechts 2.900 MWh COW bedragen. Dat stemt dus overeen met een globaal rendement van 86.5%! Het specifiek verbruik van dit rusthuis zal, na installatie van deze WKK-eenheid op aardgas, dan 4.600 MWh bedragen. Dit levert een energiebesparing van 19.5% op. Dat totaal, gedeeld door het referentieverbruik van een performant rusthuis (5.355 MWh), geeft een prestatiecoëfficiënt E, gelijk aan 86. Een aanzienlijke verbetering dus: een kwalitatieve warmtekrachtkoppeling van 150 kWe en 230 kWth levert een winst op van 21 punten op de oorspronkelijke E-index van 107!

De Europese Richtlijn betreffende de Energieprestatie van Gebouwen (EPB) omvat 4 luiken: v De uitwerking van een berekeningsmethode voor de energieprestatie van gebouwen; v Het opleggen van minimale vereisten terzake voor nieuwe gebouwen en voor bestaande gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2 die een ingrijpende renovatie ondergaan; v Het verstrekken van een energieprestatiecertificaat door de eigenaar aan de toekomstige koper of de huurder zodat die een idee heeft van de energieprestatie van het gebouw; v Verplichte keuring van c.v.- ketels en airconditioningsystemen. Deze richtlijn had vóór 4 januari 2006 moeten worden omgezet in Belgisch recht. Omdat energie een gewestelijke bevoegdheid is, hangt de omzetting ervan in een decreet of ordonnantie af van de regering van elk gewest. Vlaanderen staat daarmee iets verder en voorziet in een decreet van 7 mei 2004 in een reglement dat sinds 1 januari 2006 van toepassing is voor nieuwe gebouwen. Voor woonhuizen geldt de berekeningsmethode EPW (Energie prestatie berekening voor woongebouwen) en voor kantoorgebouwen en scholen is er de EPU (Energie berekening voor kantoren en scholen). Voor de andere typen nieuwe en bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, is er enige vertraging, maar de Vlaamse regering werkt momenteel aan een ontwerpdecreet (meer op www.energiesparen.be). In het Waals Gewest werd na een 3de lezing op 22 december 2006 een voorontwerp van decreet aangenomen dat een aanpassing beoogt van de CWATUP (Code wallon pour l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine). De berekeningsmethode, die waarschijnlijk geïnspireerd zal zijn op het Vlaamse model, ligt nog niet vast. De CWATUP zal voortaan CWATUPE worden genoemd, waarbij de letter E staat voor “Energie”. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de regering na een 2de lezing een ontwerp van ordonnantie goedgekeurd. Het Parlement moet alleen nog zijn goedkeuring geven, wat nog in de loop van 2007 zal gebeuren, waarna de regeling Energieprestatie voor Gebouwen (nieuwe of ingrijpende renovatie) tegen 2008 van kracht wordt. Voor bestaande gebouwen moet worden gewacht tot 2009.

p Ismaël Daoud

nr 5 energymag | 31

22-31 Dossier N5 nl.indd 31

21/03/07 17:12:52


ADV MAINT_210x297

1/31/07

14:24

Page 1

ANTWERP EXPO

28 & 29 maart 2007

MAINTENANCE

ng ni /03 pe 28 do p on o Av 20u t to

easyFairs®

Efficiënt onderhoud verhoogt uw rendement! De onderhoudsbeurs voor oplossingen in: • Industrieel onderhoud • Onderhoud van elektromechanische & hydraulische installaties & machines • Onderhoud, engineering & consulting van productie-installaties • Maintenance contracting • Asset management • Energiemanagement • Meet-, controle- en diagnoseapparatuur • Tools en uitrusting • Oliën en vetten • Oppervlaktebehandeling en anticorrosie • Industriële reiniging • Veiligheid en milieupreventie • Softwaretoepassingen Bekijk de deelnemerslijst op easyFairs.com/MAINTENANCE-BE

ALS ALLE VAKBEURZEN ZO GEMAKKELIJK ZOUDEN ZIJN!

Main media partner

Partner learnShops™

Mediapartner

Vraag online uw gratis toegangsbadge aan:

easyFairs.com/MAINTENANCE-BE Organisatie: easyFairs SA/NV – Jan Van Rijswijcklaan, 191 – B-2020 Antwerpen – België

Tel: +32 (0)3 260 81 40 Fax: +32 (0)3 237 87 71


LOGISTICS | EFFICIENCY

Federal Mogul

© L. van Steensel

Relighten met z’n drieën

Leasinvest, Bopro en Federal Mogul slaan een nieuwe weg in. Eigenaar, huurder en gebouwenbeheerder werken samen aan een efficiënter energieverbruik. Door goed en verstandig te relighten kon niet alleen het stroomverbruik met 60% verminderd worden, ook werd het pand opgewaardeerd. Een samenwerking dus die achteraf profijtelijk bleek te zijn voor de drie partijen. Een lichtend voorbeeld! Ja die nieuwe aanpak, het is me wat. Hoe vaak hoor je niet zeggen dat energie-efficiëntie nutteloos is in een gehuurd gebouw? Het probleem is: wie betaalt wat om de energie-efficiëntie van het gebouw te verbeteren? De huurder is natuurlijk wel te vinden voor een energieperformant gebouw - hij betaalt tenslotte de energiefactuur - maar voert dat idee gauw af omdat hij niet wil dat zijn huur verhoogt. De eigenaar ziet echter het belang niet in van een “overinvestering” als hij zijn investering niet

kan rentabiliseren. Beiden konden zo lange tijd tegen elkaar op discussiëren, zonder resultaat. Konden, want nu hebben ze geen excuus meer! Klachten over de verlichting Aan de grondslag van de samenwerking lag een “klassieke” situatie van hernieuwing van de huurceel. Federal Mogul, gevestigd in Aartselaar in een 15-jarige opslagplaats van 30.000 m2 die eigendom is van Leasinvest, wil de huurceel voor negen jaar hernieuwen en gelijk ook de installaties aanpakken,

want die zijn intussen aan een opknapbeurt toe. Op de klachtenlijst staat ook de verlichting. Deze laat qua ontwerp te wensen over en er zijn aanpassingen nodig. De verlichtingsuitrusting bestaat uit niet minder dan zes typen toestellen die afkomstig zijn van verschillende leveranciers. De 1.673 armaturen bevatten 1.954 T8-lampen van 58W, uitgerust met conventionele voorschakelapparatuur. Slechts een deel daarvan is voorzien van een reflector. Een installatie dus die niet bepaald zuinig is, en zeker niet omdat het licht in nr 5 energymag | 33

33-35 EFFI FederalMogul nl.indd 33

19/03/07 16:22:07


EFFICIENCY | LOGISTICS Hoge gangen: Vóór

Lage gangen: Vóór

Na

12 lampen van 58W per gang, 58 Lux.

10 lampen van 35W per gang, 110 Lux

de opslagplaats bijna 6.500 uur per jaar brandt. Bovendien zijn de verlichtingsniveaus (lux) niet performant, hoewel de armaturen dicht tegen elkaar staan. De verlichting is ook niet uniform omdat de armaturen niet alleen op de verkeerde plaatsen zijn aangebracht (boven de rekken in plaats van boven de gangen) maar ook omdat de toestellen niet homogeen zijn. Er is nog een ander probleem: de verlichting in één van de hallen van de opslagplaats voldoet niet aan de veiligheidsnormen.

22 lampen van 58W per gang, 44 Lux

Kortom, een situatie zoals je wel vaker ziet: als de activiteiten van het gebouw worden uitgebreid, worden er snel wat lampen bijgevoegd. Dit is alles behalve een geïntegreerd en coherent concept dat geschikt is voor de activiteiten van Federal Mogul. Eigenaar Leasinvest kent de klachten en heeft een budget opzij gezet om de installatie op het gewenste niveau te brengen. Blijft dat er tussen het vervangen van de bestaande armaturen en een complete relighting een verschil in investering bestaat

Bereken uw uitgespaarde energiekost! Om de rentabiliteit te evalueren van een investering in energie-efficiëntie en om verschillende investeringsscenario’s te vergelijken, berekenen de analytici bovenop de return on investment de “Cost of Conserved energy” of de kost van bespaarde energie (CCE/KBE). Die wordt uitgedrukt in ¤/kWh of ¤/GJ en stemt overeen met de kostprijs van een kWh of Gigajoule, uitgespaard door de investering die eraan is toegeschreven. Het belang van die meting is dat ze de directe vergelijking mogelijk maakt van de investeringskost met die van de energielevering. Als uw elektriciteitslevering 5 eurocent per kWh bedraagt, en de bespaarde energiekost 2 eurocent, wil dat zeggen dat de investering u 60% kan doen besparen op uw energiekosten. Kortom, de CCE is een indicatie van de rendabiliteit van de investering. In de praktijk is het zo dat hoe lager de CCE is, hoe rendabeler de investering is. De procedure om de CCE te berekenen, impliceert dat de totale kost van de investering of de overinvestering, met inbegrip van de verwervingskosten, gebruikskosten en onderhoudskosten op jaarbasis moeten worden berekend en dat het dan moet worden gedeeld door het aantal KWH dat erdoor wordt bespaard. De formule wordt hieronder gedetailleerd weergegeven. Toegepast op het voorbeeld van Federal Mogul, en op basis van een overinvestering van 124.000¤ voor een volledige relighting, bedraagt de CCE 0,002 ¤/kWh. Rekening houdend met de huidige kostprijs van de elektriciteit van 0,054 ¤/kWh, heeft de bijkomende investering een besparing van 96% mogelijk gemaakt van de kost voor elektriciteitsverbruik die normaal door de onderneming zou zijn betaald indien er niet werd geïnvesteerd. Rendabeler kan niet! Merk op dat Bopro drie varianten “leveranciers” heeft onderzocht. Met gelijke technische installatie leverde de gekozen oplossing - in dit geval Philips -, de beste prestaties inzake vermindering van de globale kosten en dus terugverdientijd (33% tegen 31% en 20% bij de concurrenten), ondanks het feit dat het in termen van investering de minst concurrerende was. Waaruit nog maar eens blijkt dat voor een relighting, net als voor andere zaken, een gedetailleerd vooronderzoek van het project en het laten concurreren van de leveranciers absoluut noodzakelijk is. CCE (¤/kWh) =

Jaarlijkse kost van de investering (¤/jaar)/ jaarlijks gespaarde energiehoeveelheid (kWh/jaar)

CCE (¤/kWh) =

INV op jaarbasis + CAM&E (¤/jaar)/jaarlijks gespaarde energiehoeveelheid (kWh/jaar)

INV op jaarbasis=

de annuïteit van de investering die normaal wordt berekend met de formule (r x INV) / 1-(1+r)-n- waarbij r het actualiseringspercentage is (5% in het geval van Federal Mogul) en n de duur van de investering (in dit geval 15 jaar).

CAM&O =

Bijkomende kost voor Maintenance & Onderhoud ten gevolge van de investering.

Na

16 lampen van 35W per gang, 135 Lux.

dat moeilijk te rechtvaardigen is. Voor de eigenaar althans want die profiteert niet van de financiële winst die de energiebesparing en de besparing op de onderhoudskosten opleveren. Winst voor drie Op initiatief van Bopro, beheerder van het gebouw, wordt een studie besteld over de optimalisering van de verlichting. Reeds bij de eerste schets komen de eerste voordelen aan het licht: minstens 50% minder stroomverbruik en heel wat minder onderhoudskosten. Deze investering blijkt dus zeer rendabel, de terugverdientijd is nog geen 5 jaar. Blijft dat nog een haalbare financieringsformule moet worden gevonden. Precies daar komt Bopro om de hoek kijken. De vastgoeddienstverlener speelt de rol van interface tussen eigenaar en huurder. Als scheidsrechter heeft hij een objectieve kijk op de inkomsten en de kosten van de operatie. In de praktijk wordt de investering door de twee partijen ten laste genomen. De eigenaar vertrouwt het armaturenbudget toe aan Bopro, en de huurder neemt de bijkomende investering voor zijn rekening. Het resultaat is dat iedereen erbij wint. De eigenaar die de bijkomende investering niet moet ophoesten, ziet zijn gebouw in waarde stijgen. De huurder krijgt een betere verlichting en ziet zijn elektriciteitskosten drastisch verminderen. De gebouwenbeheerder etaleert zijn meerwaarde als geïntegreerd dienstverlener. Tussen haakjes, Bopro stelde zijn partners nog een andere formule voor, namelijk een waarbij Bopro zorgt voor de financiering en de partners op zouden draaien voor de vaste onderhoudskosten. De besparing gereali-

34 | energymag nr 5

33-35 EFFI FederalMogul nl.indd 34

19/03/07 16:23:12


LOGISTICS | EFFICIENCY seerd op deze post zou dan dienen om de investering te ďŹ nancieren. Naar een package Het succes is zo groot dat Bopro heeft besloten om een package op de markt te brengen met dit soort tripartite prestaties. Het aanbod omvat de studie, de ďŹ nanciering en het beheer van de investeringen voor energiebesparing in gebouwen die te huur worden aangeboden. Het aanbod zal ook de prestatie- en resultaatsverbintenissen omvatten. “In dit type contracten is de kwaliteit van de relatie erg belangrijkâ€?, stelt Philip Borremans, Directeur van Bopro. “Onze rol als geĂŻntegreerde dienstverlener kan de belangen en verantwoordelijkheden van de partijen neutraliseren en garanderen dat geen enkele zal worden geschaadâ€?. Bopro biedt zijn diensten ook aan andere marktactoren aan die interesse hebben voor de formule.

Relighting in cijfers (bron: consultant en relighting - Leuven) Bestaande situatie Aantal armaturen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.673 Aantal lampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.954 Type lampen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . T8 - 58W/840/33 Type voorschakelapparatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Magnetisch (KVSA) Verlichtingsniveaus hoge gangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 lux Verlichtingsniveaus lage gangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 lux Geïnstalleerd vermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148.504 kW Verbruikt vermogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .961.128 kWh/jaar Energiebesparing Energiekost . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52.220,90 ¤/jaar FinanciÍle winst Totaal elektriciteitsverbruik van de site . . . . . . . . . . . 1.993.574 kWh/jaar Totale energiebesparing

Relighting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.379 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.379 . . . . . . . . . . . . . . T5 - 35W/830 . . . . . . . . . Elektronisch (EVSA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110 lux . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 lux . . . . . . . . . . . . . . . . 60.280 kW . . . . . . . . . . 393.005 kWh/jaar 59,11% . . . . . . . . . . . 21.353,13 ¤/jaar 30.867,77 ¤/jaar . . . . . . . . . 1.434.238 kWh/jaar 28,06%

Met een energiefactuur die bijna 60% minder bedraagt voor de verlichting, is de relighting operatie rendabel te noemen voor Federal Mogul (bijna 31.000 ¤ besparingen per jaar). Het bedrijf profiteert bovendien van een veel betere verlichtingskwaliteit die conform de huidige normen is.

p Jean-François Marchand

8F SFBMJTF ZPVS SFBM FTUBUF PCKFDUJWFT

*/5&(3"5&% 3&"- &45"5& 4&37*$&4 3FBM &TUBUF $POTVMUBODZ Â… 1SPKFDU .BOBHFNFOU Â… 2VBOUJUZ 4VSWFZ 4BGFUZ $PPSEJOBUJPO Â… 1SPQFSUZ .BOBHFNFOU Â… 'BDJMJUZ .BOBHFNFOU Â… 1PSUGPMJP .BOBHFNFOU

;BOEWPPSUTUSBBU $ #& .&$)&-&/ 5FM JOGP!CPQSP CF Â… XXX CPQSP CF

nr 5 energymag | 35

33-35 EFFI FederalMogul nl.indd 35

19/03/07 16:23:30


EFFICIENCY | SOCIAL HOUSING

Ons Dak

Stille revolutie in de sociale huisvesting Terwijl Rationeel Energiebeheer bij nieuwbouw een evidentie geworden is, stelt de kwestie soms torenhoge problemen in de sociale huisvesting. Huisvestingsmaatschappij Ons Dak uit het Limburgse Maaseik koos voor een compromisoplossing. De maatschappij verruilde de huisbrandolie voor gas en verving de oude verwarmingsinstallaties door condenserende verwarmingsketels. Uit technologisch oogpunt weinig schokkends, maar deze investering verdient niettemin onze aandacht: ze is immers goedkoop, ecologisch zeer verdienstelijk en allicht rendabel

© Ons Dak

Een condenserende verwarmingsketel biedt niet alleen het voordeel dat de warmte van de bij de primaire verbranding vrijgekomen stoom gerecupereerd wordt, maar de algemene werking blijkt ook stabiel en de installatie vraagt weinig onderhoud. Deze voordelen hebben allicht ook meegespeeld in het advies dat studiebureau Heedfeld formuleerde op verzoek van de huisvestingsmaatschappij. De kwestie kwam bovenop de gekende problematiek van de ondergrondse mazouttanks waarvan de nestors intussen toch al zo’n 30 jaar meegaan en allicht niet meer zouden voldoen aan de wetgeving in het kader van het Premaz-project (Preventie Mazout). In 2000-2001 achtte Ons Dak de tijd rijp voor enige renovatie en, na onderzoek door het bureau, koos de maatschappij voor condenserende verwarmingsketels met gas. Renovatieplan De vervanging van de diverse - individuele en collectieve - verwarmingssystemen door de nieuwe

condensatieketels op gas, verliep in drie stadia. In een eerste fase, die eind 2001 werd afgerond, werden reeds 157 sociale wooneenheden met zulke ketels uitgerust. In mei 2005 kwamen er 146 woningen bij en afgelopen maand werd de operatie afgerond met de plaatsing van een nieuwe lichting condensketels in 71 woningen. Nieuwbouw wordt door Ons Dak systematisch daarmee uitgerust. Sinds 2003 werden er zo 216 extra woningen van zulke ketels voorzien en er staan er nog eens 105 op de wachtlijst voor deze ingreep. Sinds februari worden al deze woningen bevoorraad met aardgas. Twee grote sociale flatgebouwen vormen de uitzondering op de regel: deze worden nog met stookolie verwarmd. Bij de jongste cijferbalans, die werd opgesteld kort voor onze ontmoeting met de verantwoordelijken van Ons Dak, beheerde de sociale huisvestingsmaatschappij dus 1.677 woningen, waarvan 590 (of 35%) reeds met condenserende gasketels worden verwarmd. Voor een huurprijs die rond het marktgemiddelde ligt krijgen huurders van Ons Dak dus huisvesting met een aanvaardbaar niveau van energie-efficiëntie en een dito milieubalans. Alle woningen worden

immers verwarmd met gas en zijn voorzien van een omgevingsthermostaat evenals dubbele beglazing. Iets minder dan de helft van het woningenpark zal uitgerust worden met condensketels. En het rendement? Het grote publiek wil wel eens de wenkbrauwen fronsen bij het concept van de condenserende verwarmingsketel, gezien in de commerciele argumenten pro melding wordt gemaakt van rendementen hoger dan 100%. Paul De Groote, technisch directeur bij verwarmingsfabrikant Vaillant, zet de puntjes op de i: ‘Bij de verwarmingsinstallaties van de vorige generatie kon het warmteverlies op zo’n 11% geschat worden. De berekeningsbasis werd kunstmatig naar 100% getild, maar beliep eigenlijk maximum 89%. Bij condensatieketels is die berekening nergens voor nodig, in die zin dat ze de warmte uit de rookgassen recupereren. De rookgassen worden afgekoeld tot onder hun dauwpunt, zodat de warmte uit de stoom nuttig wordt gebruikt, zonder gevaar voor corrosie. Dit betekent dat de hoeveelheid stoom (1,5 kg) die zich vormt per 1 m3 gas een energierecuperatie toelaat

36 | energymag nr 5

36-37 EFFI OnsDak nl.indd 36

19/03/07 11:43:19


SOCIAL HOUSING | EFFICIENCY verschil: waar particulieren fiscaal beloond worden voor de investering in een condenserende ketel, genieten sociale huisvestingsmaatschappijen terzake niet van hetzelfde voordeel. Ze moeten het dus uitsluitend hebben van het hogere rendement van deze installaties.

Tevreden huurders Gemiddeld vertegenwoordigt de switch van stookolie naar gas een investering van 2.000 € bruto per woning. Deze som omvat uiteraard de eigenlijke ketel, maar ook kleppen en leidingen, de aansluitingskost op het aardgasnet en de plaatsing van de ventouse. Het genoemde budget ligt nog zo’n 500 € lager voor woningen waar gas door gas werd vervangen. Anders dan bij veel andere sociale huisvestingsmaatschappijen, blijken de meeste huurders bij Ons Dak wèl ingenomen met de overstap. Verantwoordelijke Koen Van den Bruel: ‘Veel van onze huurders zijn jonge gezinnen. Die hebben vaak toch net iets hogere verwachtingen wat comfort betreft. Ze snappen dat die veranderingen in hun voordeel zijn.’ Het prijsaspect kreeg, vanzelfsprekend, bijzondere aandacht in het lastenboek van de huisvestingsmaatschappij, maar daarbij werd niet beknibbeld op kwaliteit. Dit leidde hen naar het productaanbod van Vaillant. Als specialist in muurcondensatieketels heeft de Duitse onderneming een grotere productiecapaciteit en kan ze dus merkelijk lagere prijzen hanteren dan haar concurrenten. Voor sociale huurders is dit uiteraard mooi meegenomen.

p Johan Debière

Geen fiscaal voordeel Bij veel andere sociale huisvestingsmaatschappijen ziet het plaatje er heel anders uit, klinkt het bij Ons Dak. ‘Weet u dat er sociale woningen zijn, in Vlaanderen en in Brussel, waar nog met hout- of kolenkachels wordt gestookt? Vaak is dit het geval bij oudere huurders. Die mensen nemen daar ook vrede mee, omdat ze soms maar 80€ huur moeten betalen. Het niveau van de sociale huisvesting is dus lang niet overal voorbeeldig.’ Nog even wijzen op een belangrijk

© Vaillant

van ongeveer 10%, dus meer dan het warmteverlies van de ketel.’ Slotsom: de fabrikanten van condensatieketels kunnen met recht en reden een rendement van meer dan 100% adverteren. Traditionele ketels halen in het allerbeste geval 90 à 95%.

Energiereglementering: hoever staat de sociale woning? In het zuidelijke landsgedeelte is de sociale huisvesting er eerder beroerd aan toe, zowel uit kwantitatief als kwalitatief oogpunt. In de eerste plaats is er een nijpend tekort aan sociale woningen. Bestaande woningen laten bovendien te wensen over en zijn niet meteen geschikt voor energiebesparende maatregelen. Een kleine greep uit de euvels: overgedimensioneerde en slecht onderhouden collectieve verwarmingsinstallaties, gebrekkige isolatie, enkele beglazing... Deze achterstand is deels te verklaren door de ouderdom van het woningbestand in Wallonië: 49% van de bestaande panden dateren van vòòr 1946. Aan Vlaamse zijde geldt dit slechts voor 27% van de woningen. Nochtans telt ook ons gewest de nodige zwarte plekken. Zoals ook de technisch verantwoordelijke van Ons Dak bevestigt, wordt de kwaliteit van de sociale huisvesting vaak afgeremd door de financiële beperktheid van haar bewoners: zij deinzen immers terug voor moderniseringen - efficiëntere verwarming, isolatie van muren en spleten... - uit vrees dat de huur gaat stijgen. Zoals hoger vermeld, lijkt Ons Dak in dat opzicht een heuglijke uitzondering. Door de nakende invoering van de Europese EPB-richtlijn in de drie gewesten zal in de sector weliswaar een en ander veranderen. Niettemin geven experts aan, dat de weg lang en moeilijk zal zijn gezien de algemene toestand van de sociale huisvesting. Pro memorie: de EPB-richtlijn legt nieuwe minimumcriteria vast inzake (berekeningsmethodes voor) de energieprestaties van gebouwen. De richtlijn geldt evenzeer voor nieuwbouw als voor ingrijpende renovaties. Zij bepaalt onder andere dat gebouwen moeten voldoen aan een energiecertificatie en dat verwarmings- en klimaatregelingssystemen geregeld moeten gekeurd worden. Aanvankelijk had de richtlijn reeds moeten ingaan op 1 januari... 2006. Maar in het licht van de vaak nog gebrekkige voorzieningen in de 25 lidstaten, mogen landen die zonodig een overgangsperiode van 3 jaar inbouwen. http://www.buildingsplatform.eu/epbd_publication/doc/P00_Overall_context_p2368.pdf nr 5 energymag | 37

36-37 EFFI OnsDak nl.indd 37

19/03/07 11:43:29


TECHNOLOGY | HEAT PUMP

Robur

Een gaswarmtepomp met een rendement van 144% en meer! De energietroeven van een elektrische warmtepomp kenden we al, maar het veel recentere principe van de gaswarmtepomp is minder bekend. Een gesprek met Wim Van Haute, gedelegeerd bestuurder van Climatec Service NV, dat dit unieke product in België aan de man wil brengen.

In 2003 ontwikkelt het Italiaanse bedrijf Robur de eerste warmtepomp met gasabsorptie. Sindsdien kent dit systeem een stijgend succes, dankzij het rendement dat werkelijk buitengewoon is als we vergelijken met de top van wat in dat domein allemaal te vinden is (condensatieketels, traditionele warmtepompen...). De grootste charme van dit soort pomp is uiteraard dat hij in twee richtingen werkt. Als het ‘s zomers te heet is, voert het systeem de overtollige warmte die in het gebouw wordt geaccumuleerd af naar buiten. ‘s Winters of tijdens een koelere periode gebeurt net het omgekeerde: het beetje warmte dat buiten kan worden gevonden wordt in het gebouw gebracht. Een rendement buiten categorie De gewone, luchtgekoelde, versie (warmtepomp GAHP-A) haalt een gemiddeld jaarlijks rendement van 144% en verwarmt water tot 60°C. De absorptiepomp heeft daarentegen een verwarmingscapaciteit van

26 kW (-20°C/60°C) en kan makkelijk een stookolieketel in een klassieke woning vervangen. Als de installatie in cascade gemonteerd en ook op deze configuratie afgeregeld wordt, kan men daarmee zelfs aan bijna alle warmtevragen in kleine en grote handelsgebouwen voldoen. Zowel de luchtgekoelde als watergekoelde versies van de Robur gaswarmtepomp zijn installeerbaar als omkeerbare eenheden. Normaal produceren de pompen warm water (tot 60°C), maar door de cyclus om te keren, kunnen ze ook koud water leveren (tot 3°C). Flexibiliteit Het andere grote voordeel van het systeem is dat het niet langer uitmaakt hoe gebouwen geconfigureerd zijn: de installatie kan evengoed op 10 meter als op 100 meter van het gebouw worden gerealiseerd, of het nu om een eengezinswoning gaat of om een landschapskantoor. Er is geen schoorsteen nodig, zelfs geen tank. Het stads-

Hoe werkt een warmtepomp? Een warmtepomp brengt (door te pompen) warmte van een tamelijk lage temperatuur op een hogere temperatuur, zodat die kan worden aangewend om een gebouw te verwarmen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het principe dat elk gas tijdens het pompen (compressie) wordt verhit (fietspomp effect: onderaan verwarmt de pomp). Om dit procédé te kunnen gebruiken, is een mechanische compressor nodig (voor de motorwarmtepomp) of een overeenstemmend procédé met thermische aandrijving (voor de absorptiewarmtepomp). Met een goede warmtepomp kan met weinig beginenergie (elektriciteit of aardgas) een maximale omgevingswarmte worden verkregen. De omgevingswarmte kan afkomstig zijn van verschillende bronnen. De meest verspreide warmtepompen zijn water/lucht-modellen die de omgevingswarmte uit de buitenlucht halen. Er bestaan echter ook water/water warmtepompen die de warmte uit het grondwater halen. Tot slot zijn er zoutwater/water warmtepompen, die warmte aan de grond onttrekken middels aardcollectors of aardwarmtesondes. Warmtepompen worden gebruikt om gebouwen te verwarmen, sanitair warm water te bereiden en industriële warmte te produceren voor diverse procédés. Omkeerbare versies keren dat systeem om en produceren ook koude voor klimatiseringsdoeleinden. 38 | energymag nr 5

38-39 TECHNO Pompe nl.indd 38

19/03/07 14:21:00


HEAT PUMP | TECHNOLOGY

Drie modellen, drie toepassingen GAHP-A - lucht/water warmtepomp met absorptie Voor hoogrendementsverwarming Productie van warm water tot 60°C met een rendement tot 144%, en een besparing tot 40% ten opzichte van de beste gasketels. Vermogen: 35 kW

gas arriveert bij de eenheid die zich buiten bevindt, zodat de gebruiker niet bang hoeft te zijn voor ontploffingsgevaar of CO-vergiftiging. Voor grotere installaties (kantoorgebouwen, hotels...) worden diverse eenheden in cascade geschakeld. Om de behoeften te dekken bij extreme weersomstandigheden kan een gasbrander met een rendement van 90%, wat toch heel correct is, aan het systeem worden gekoppeld om in de bijkomende warmtebehoefte te voorzien. Op plaatsen die nog niet aangesloten zijn op stadsgas, kan de installatie gevoed worden door LPG. “Het rendement ligt dan wel een heel stuk lager, maar blijft niettemin interessant vergeleken met wat de beste uitrustingen presteren”, stelt Wim Van Haute. Premies in zicht In België ligt het systeem momenteel nog ter studie bij Eandis. Er wordt onder meer bekeken of er subsidies kunnen worden gegeven aan particulieren en bedrijven die zo’n pomp willen plaatsen. Wim Van Haute: “Logischerwijze zou men premies van minstens 1.500 € moeten toekennen, zoals voor elektrische warmtepompen”. De gedelegeerd bestuurder van Athmos denkt zelfs aan een plafond van 2.500 of zelfs 2.600 €, omdat het rendement van deze technologie tot de allerhoogste behoort. We hebben hier immers een rendement van 144% terwijl de beste condensatieketels amper 120% halen. p Johan Debière

Meer hierover: www.athmoss.be, www.robur.com

Voordelen: v Hoog energierendement: tot 144%. v Lager elektriciteitsverbruik (een verbruik van 2,5W per geproduceerde 1kW). v Zeer energie-efficiënt, zelfs bij extreme buitentemperaturen (rendement hoger dan 100% bij -20°C). v Geen plaatsverlies binnen (ontworpen om buiten het gebouw te worden geplaatst). v Vermogen moduleerbaar volgens het aantal modules. v Milieuvriendelijk (geen HCFK’s of HFK’s).

Toepassingen: v Elk verwarmingssysteem op water dat werkt met lage watertemperaturen, zoals ventilatorluchtkoelers, vloerverwarming... (winkelcentra, industrie...). v Elk systeem dat warm water nodig heeft tot 65°C. v Elke installatie die gedurende lange tijd moet verwarmen (industrie, productieketen, winkelcentra, hotels, ziekenhuizen...). v Als aanvulling op nieuwe of bestaande installaties om het gemiddeld rendement van de verwarmingssystemen te verhogen.

GAHP-W - water/water absorptiewarmtepomp Voor de productie van warm en koud water Produceert gelijktijdig warm water (tot 65°C) voor verwarmingsdoeleinden en ijswater (tot -5°C) voor koeling. Deze geothermische eenheid recupereert warmte van hernieuwbare bronnen (ondergronds meer, rivier, grondwater) met een hoge prestatie tot 150%. Er is ook een aarde/water-versie (GAHPWLB). Vermogen: 38.8 KW warmte 18.4 KW koeling (35 kW en 16,9 kW voor de versie grond/water) Voordelen: v Hoog energierendement: tot 247%. v Lager elektriciteitsverbruik door de gastoevoer (0,54 kW voor 38,8 kW thermisch vermogen of 18,4 kW koelvermogen). v Vermindering met bijna 50% van de omvang én de kosten van het geothermisch systeem, ten opzichte van een elektrische warmtepomp. v Vermogen moduleerbaar volgens het aantal modules. v Milieuvriendelijk (geen HCFK’s of HFK’s). v Lage stikstofoxide-uitstoot (NOx).

Toepassingen: v Ideaal voor installaties die gelijktijdig warmte en koude vergen (productiemachines, hotels, fitnesscentra, zwembaden of thermencomplexen). v Als er een hernieuwbare energiebron voorhanden is (ondergronds meer, rivier, grondwater, aardwarmtesondes).

GAHP-AR - omkeerbare water/lucht absorptiewarmtepomp ‘s Winters verwarming, ‘s zomers airco Produceert afwisselend warm water tot 60°C voor verwarming en koud water tot 3°C voor airconditioning met een efficiëntie van 140% in de warme modus en van 68% in de koelmodus. Vermogen: 35 kW warmte en 16,9 kW koude Voordelen: v Hoog energierendement: tot 140% in de verwarmingsstand en 68% in de stand airco. v Lager elektriciteitsverbruik dankzij de gastoevoer (0,9 kW voor 35,3 kW thermisch vermogen of 16,9 kW koelvermogen). v Hoge energie-efficiëntie in de verwarmingsstand, zelfs bij extreme buitentemperaturen (rendement groter dan 100% bij -20°C). v Omkeerbaarheid van de productie van warm water of ijswater op de absorptiemodule. v Vermogen moduleerbaar volgens het aantal modules. v Milieuvriendelijk (geen HCFK’s of HFK’s). v Lage stikstofoxide-uitstoot (NOx).

Toepassingen: v Als één enkele energiebron zowel warmte als koude moet kunnen produceren. v Als er een intensieve warmtevraag is en de noodzaak om te koelen in de zomer (winkelcentra, hotels, ziekenhuizen, enz.). v Om verbruikspieken van stroom ‘s zomers te beperken.

nr 5 energymag | 39

38-39 TECHNO Pompe nl.indd 39

19/03/07 14:21:13


TECHNOLOGY | METERING

Submeters

De draad kwijt! Een submeter voor het elektriciteitsverbruik is een goed hulpmiddel om de kosten beter onder controle te houden. Maar bedrade oplossingen zijn nog altijd zeer duur en moeilijk te installeren. Het Zwitserse LEM komt nu met het ei van Columbus: de eerste draadloze submeter. Een innoverende technologie die tijd en geld spaart.

© LEM

Zowel in de industrie als in de dienstensector is de tijd dat men genoegen nam met één energiemeter voor de hele organisatie, stilaan voorbij. Het komt er nu op aan om de energiekosten te drukken en de factuur laag te houden. De beste manier om dit te bewerkstelligen is om het verbruik gefragmenteerd op te meten, zodat snel en op de juiste punten kan worden ingegrepen. De oplossing: op diverse plaatsen een systeem voor lokale energietelling installeren waarmee men dan het stroomverbruik kan monitoren. De voordelen van zo’n systeem zijn legio: E u ziet direct hoeveel energie een bepaalde afdeling of activiteit van het bedrijf verbruikt, ook al zijn die verspreid in het gebouw of op de site; E hier heeft u een argument om de grootste energieverslinders te sensibiliseren; E u kan het rendement van de afzonderlijke uitrustingen en sys-

temen bepalen; E u kan prestatiegebreken in processen en uitrustingen traceren; E u ontdekt mogelijkheden om het energierendement te verbeteren; E als u een project invoert om het rendement te verbeteren krijgt u een beeld van het energieverbruik voor en na; E u kunt uw elektriciteitsfacturen checken (hierover meer in een volgend nummer) De beperkingen van draad Siteverantwoordelijken en energiebeheerders weten goed hoe interessant submeters zijn maar de grootste struikelblokken om dit systeem in te voeren waren tot op heden de kosten voor materiaal, installatie en exploitatie. Tot voor kort waren zulke meters immers enkel in bekabelde uitvoering te krijgen. Bovendien gaat het hier om een heel bewerkelijke, lastige oplossing, zeker in

systemen waar een groot aantal meetpunten nodig zijn. Zuinige submeters met impulsuitgang worden wel vaak gebruikt, maar die moeten worden gekoppeld aan een impuls/bus omvormer (vaak RS485) om een distributienet te vormen. Dergelijke omvormers hebben gewoonlijk vier ingangen, waardoor het geheel nog meer aan flexibiliteit inboet. Daar bovenop komen nog de kosten en het ongemak van de installatie en de bedrading voor het aflezen van de resultaten op afstand. Bovendien is het ondoenbaar om alle submeters handmatig af te lezen, tenzij in kleine systemen. De gemakkelijkste manier om het verbruik zo nauwgezet mogelijk te kunnen monitoren, is om de submeters zo dicht mogelijk bij de plek van het eindverbruik te zetten. Als je dan met kabels moet gaan werken, wordt het allemaal wel erg ingewikkeld. Het installeren zelf is dan zeer tijdrovend, wat de kosten nog opjaagt en voor heel wat hinder zorgt voor de gebruikers van het gebouw of van de site die in deze chaos maar voort moeten zien te werken. Kortom, aan het systeem zitten niet alleen prettige kanten, er zijn ook heel wat praktische en financiële bezwaren aan verbonden. Maar de firma LEM komt nu dus met dé oplossing: een assortiment makkelijk te installeren draadloze submeters. De Wi-LEM (Wireless Local Energy Meter voor draadloze energietelling) maakt gebruik van een radiofrequentie, en het installeren van submeters op een site gaat daarmee veel sneller en is fors goedkoper ook.

40 | energymag nr 5

40-41 TECHNO lem nl.indd 40

19/03/07 14:34:43


METERING | TECHNOLOGY

is in de behuizing ingebouwd en de radiotransmissie gaat dwars door de wanden van de kast heen. De EMN’s berekenen alle parameters met een programmeerbare interval van 5 tot 30 minuten en sturen de resultaten door op een ISM-band van 2,4 GHz. De Mesh Gate (MG) is het tweede belangrijkste onderdeel van het platform. Het is een alleenstaande gateway die het draadloze netwerk beheert. Hij doet dat op een voor de gebruiker volledig transparante wijze. Hij zorgt voor de transmissie van de gegevens tussen de submeters en de PC via een seriële poort (RS-232 of RS-485) en gebruikt daarbij het MODBUS RTU-protocol. De Mesh Gate kan maximaal 240 meters beheren en de radiocommunicatie gebeurt volgens de 802.15.4 norm, gebaseerd op de ZigBee-standaard welke zijn robuustheid al heeft bewezen in industriële en tertiaire omgevingen. De Mesh Node (MN) is het laatste element van het platform. Hij werkt als een repeater en vergroot de reikwijdte van het netwerk. De MN kan zonder extra configuratie of programmering aan het netwerk worden toegevoegd. De communi-

catieafstand tussen een EMN en een MG is meestal beperkt tot 25 meter ‘in het zicht’. Het voordeel van zo’n MN is dat de Wi-LEM dan breder kan worden toegepast, ongeacht de topologie van de omgeving wat lang niet altijd mogelijk is met punt-totpunt-netwerken. Omdat het aantal MN’s niet beperkt is, kunnen ze in de mesh-configuratie worden ingebracht voor nog meer flexibiliteit en robuustheid. Geoptimaliseerde kosten De oplossing van LEM, een open stroomomvormer en een submeter combineren en daar een systeem voor draadloze communicatie aan koppelen optimaliseert de kosten voor materiaal en installatie. Met een Wi-LEM kan zodoende een nog grotere ROI worden verkregen dan dit type projecten normaal oplevert, met name in bestaande gebouwen. Reken op zo’n 320 € voor een EMNmeter (geen meerkost in vergelijking met een klassieke meter), 200 € voor een Mesh Node (versterker) en 750 € voor de Mesh Gate (gateway). p Alfons Vanbergen

Hoe compliant is uw systeem? Door de lage plaatsingskost van draadloze oplossingen, zoals die van LEM, zullen veel bedrijven straks ook voor een systeem van submeters kiezen, om zich te conformeren aan de regels inzake energiebesparingen. De nieuwe wetten, die vaak de vorm hebben van Europese richtlijnen, verplichten bedrijven te weten hoe de energie die ze verbruiken, over hun diverse activiteiten gespreid is. Met name de Europese Richtlijn 2006/32/EC, ondertekend in april 2006, betracht duidelijk “het ontwikkelen van een duurzame markt van diensten en van energie-efficiëntie”. In het kader van deze richtlijn bestaan meerdere initiatieven om energieleveranciers ertoe aan te sporen hun klanten zuiniger te helpen zijn, alleen al door hun verbruik zichtbaarder te maken en door advies te verstrekken. “Grotere zichtbaarheid” is hierbij waarschijnlijk het sleutelelement, in die zin dat de verbruiker op zijn verantwoordelijkheden gewezen wordt waardoor hij zich hopelijk anders zal gaan gedragen. De beste manier daarvoor is het verbruik meten en tonen. Dit is precies wat submetering doet.

© LEM

Draadloos submeten De Wi-LEM bestaat uit verschillende componenten (zie Afb.1). Het platform zelf omvat diverse elementen: Energy Meter Node (EMN), Mesh Gate (MG) en Mesh Node (MN). De Energy Meter Node (EMN) meet de diverse elektriciteitsparameters (kWh, kVarh...) op. De EMN verschaft veel meer informatie dan een gewone submeter omdat onder andere de actieve en reactieve energie (zie tabel 1), de maximumstroom en minimumspanning opgemeten worden. Hij wordt geleverd met een voorbekabelde split core stroomopnemer, wat niet alleen de kosten drukt maar ook voor installatiegemak zorgt. De ijking gebeurt in de fabriek, zodat de nauwkeurigheid van het geheel van de set gegarandeerd is. De EMN’s zijn beschikbaar voor spanningen van 120 en 240 Vca en zijn geconfigureerd voor een nominale stroom van 5 tot 100 A. Hun precisie is IEC 62053 gecertificeerd, klasse 1 voor de actieve energie en klasse 3 voor de reactieve energie. Ze kunnen in eender welke elektriciteitskast worden ingezet om het stroomverbruik te meten want de antenne

nr 5 energymag | 41

40-41 TECHNO lem nl.indd 41

19/03/07 14:34:48


TECHNOLOGY | BUILDING

Energieprestaties voor gebouwen

© A2M

Naar een passiefstandaard voor de tertiaire sector?

De eerste gevolgen van de Europese EPB-richtlijn laten zich voelen. Voortaan moet bij nieuwbouw of ingrijpende renovatie immers voldaan worden aan de minimumcriteria –E-peil– voor energieprestaties. De professionals van de bouw integreren stilaan de nodige principes en procedures om in elk van de drie Gewesten aan de criteria te kunnen voldoen. Maar zou het niet beter zijn om meteen de sprong te maken naar passiefbouw of zelfs positieve energie?

Allicht luidt 2007 een nieuw tijdperk in voor de bouw. Nu ook de gewesten de laatste hand aan het leggen zijn aan wetteksten die de EPB-richtlijnen moeten implementeren, beschikken de actoren op het terrein eindelijk over de essentiële technische info om toekomstige bouwprojecten af te stemmen op de nieuwe energiecriteria. De Vlaamse tekst staat inmiddels op poten. De definitieve tekst van de Brusselse ordonnantie werd in tweede lezing aangenomen op 21 december ll en de Waalse regering behandelde half februari het voorontwerp van decreet in vierde lezing. Vast staat dat, sinds de richtlijn aan de horizon verscheen, klaarkijkende professionals de krachtlijnen van de nieuwe wetsbepalingen en de toekomstige aandachtspunten reeds ter harte hebben genomen: strengere eisen inzake thermische isolatie, genormeerd zonaanbod (intern en extern), evaluatie en opvolging van de voorzieningen inzake verwarming, ventilatie, verlichting... De laatste teksten moeten vooral de vraagtekens van het hoe invullen: de modaliteiten van de beoordeling op het fameuze ‘E-peil’ en de details van

de nieuwe procedures (EPB-verklaring, controle, certificatie...) die tussen nu en 2009 in voege zullen treden. De algemene eerste indruk, op louter technisch vlak dan en de administratieve aspecten even terzijde gelaten, is: het is allemaal best te doen. Zachte hand Onze overheden zijn immers, gelukkig, ook geen kamikazepiloten. Het is duidelijk dat ze tot elke prijs willen voorkomen dat de immobiliënsector zich onverhoeds voor onoplosbare problemen geplaatst zou zien. De invulling van de berekeningsmodus voor peil E100 is duidelijk met zachte hand gebeurd. De achterliggende gedachte daarbij is: gezien de lange weg die we op dit vlak hebben afgelegd, zijn draconische maatregelen beslist geen goed idee. Hoewel deze initiatieven in de ogen van onze buurlanden maar kleuterstapjes zijn, kunnen ze bij ons in een eerste fase toch al doorgaan voor een significante vooruitgang, meent Jean-Marie Hauglustaine, bouwkundig ingenieur en adjunct-docent aan de Luikse universiteit Ulg. Zijn departement Architectuur, Geologie, Milieu en Bouwkunde begeleidde de Waalse

42 | energymag nr 5

42-45 TECHNO Passif nl.indd 42

19/03/07 11:16:19


BUILDING | TECHNOLOGY

sionals er zich met de Franse slag vanaf gaan maken, denkende dat de EPBbocht makkelijk te nemen is mits een wijzinkje hier en een ingreepje daar in plannen en lastenboek. Vanuit dit oogpunt bekeken is het makkelijk haalbare E-peil in het kader van de EPB-richtlijn, niet bepaald een uitnodiging om alles grondig te gaan herbekijken. Men dient enkel de globale energiebalans (gebouwschil + systemen) in de gaten te houden; voorheen beperkte zich dat zelfs tot de thermische isolatie van de gebouwschil.

De marsrichting Het weze overduidelijk: deze makke visie heerst niet overal. In tal van landen is de bouwsector in hoge mate begaan met de problematiek. Gelukkig begint de mentaliteit ook bij ons te veranderen. Het recente rapport van het IPCC, de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering, laat daar geen twijfel over bestaan. De meeste regeringen zijn het eens dat primaire energiebesparing in de bouw thans een prioriteit met stip is binnen het nationale ener-

CIT-Blaton zet de toon Als we het goed hebben, wordt de maatschappelijke zetel van CIT-Blaton in Schaarbeek, één van de allereerste staaltjes van tertiaire passiefbouw in het Brussels Gewest. Het renovatieproject is intussen bijna rond. Gezien CIT-Blaton zelf een bouwonderneming is en zowel eigenaar als gebruiker van het pand is, valt de lezer hiervan allicht niet achterover. En toch. Deze ingrijpende renovatie is niet uit de lucht komen vallen en de keuze voor de passiefstandaard bij de uitbreiding van het hoofdgebouw was oorspronkelijk niet meer dan een optie van enkele pennentrekken in het initiële voorstel. Het eerste passieve kantoorgebouw van het Gewest is het resultaat van intense samenwerking tussen het architectenbureau A2M, dat van laagenergiebouw en passieve constructies haar stokpaardje heeft gemaakt, en de gespecialiseerde consultant Arcadis International (12.000 werknemers, wereldwijd). De alliantie kan gerust model staan als voorafspiegeling van de toekomstige architect-ingenieur-relatie binnen een EPB-aanpak. Een constante synergie tussen enerzijds de architect die zich toespitst op positionering van het gebouw, buitenschil en design, en anderzijds het engineersbureau dat hem, middels een thermodynamisch coderingsprogramma, vanaf de eerste schets bijstaat om de brug te slaan tussen het voorgestelde plan en comfort en temperatuur in de mantel. Het model geeft het verbruik aan in functie van de gekozen oplossingen en er kan nog een dialoog volgen omtrent verdere ordeningen om het project weer binnen de premissen van het EPB-kader te brengen. Resultaat van dit alles voor het Blatongebouw: topisolatie met 34 cm rotswol in de dakbedekking, 28 cm in de gevel en 11 cm in de bodems; driedubbele beglazing U= 0,80 W/m2.K; luchtdichtheid van de gevel met een 10 keer hogere waarde dan bij een klassiek bouwwerk en een optimaal klimaatcomfort, dat wordt gegarandeerd door loutere ventilatie (er is geen enkele radiator)... Bovendien wordt deze passiefbouw gerealiseerd met een extra bouwkost van amper 10% tegenover een klassieke renovatie. Een haalbaarheidsstudie toont aan dat, gezien het energieverbruik 5 tot 10% lager zal liggen dan het Brusselse gemiddelde, de investering in maximum 10 jaar kan worden afgeschreven.

© A2M

regering bij het opstellen van de nieuwe teksten. “Laat ons eerlijk zijn: het prestatiepeil dat nu gevraagd wordt, voor wat gebouwschil en verwarming betreft, ligt amper boven de gebruikelijke norm voor tertiaire gebouwen. Wat er gevraagd wordt, is feitelijk niet veel meer dan wat een zorgvuldige en energiebewuste projectdrager nu al meeneemt in al zijn reflecties tijdens de conceptfase van nieuwbouw.” Hauglustaine licht even toe: “Om de eisen te bepalen, hebben de Vlaamse overheden eerst een onderzoek laten uitvoeren op basis van een steekproef van 200 gebouwen (waarvan 50 uit de tertiaire sector) die het afgelopen decennium in Vlaanderen zijn neergezet. Deze constructies werden getest en de normeisen - thermische isolatie, verwarmingssystemen, enzoverder en zo voort werden herberekend door alles te herleiden naar peil K45. Op basis daarvan werd peil E100 bepaald waarna de coëfficiënten werden geparametreerd, en wel op die manier dat 90% van de gebouwen goed zou zitten. Er zijn dus gebouwen die, als zodanig, al ruim voldoen aan peil E100, zonder dat er in de concept- en bouwfase specifiek naar energie-efficiëntie is toegewerkt.” Om de branche een signaal af te geven dat er als puntje bij paaltje komt niets onredelijks van hen wordt verwacht inzake primaire energiebesparing, scheiden de overheden aan de lopende band studies af. Hiermee wordt aangetoond dat er nog flink op energie te besparen is in de vastgoedsector (doorgaans meer dan 30%) en zonder noemenswaardige meerkost. Sprekende voorbeelden vindt u in bijgevoegde studie van de KUL of in deze van studiebureau 3E, eerder gepubliceerd in ons eerste nummer (pag. 21). Natuurlijk is de kans groot dat profes-

nr 5 energymag | 43

42-45 TECHNO Passif nl.indd 43

19/03/07 11:16:23


TECHNOLOGY | BUILDING

Passivhaus: de referentie Het in oorsprong Duitse concept van het passiefhuis is intussen al overgewaaid naar Oostenrijk, Zwitserland en zelfs België(1). Passiefbouw wil nieuwe constructies neerzetten die aan volgende criteria beantwoorden: v Maximaal verbruik verwarming en SWW (sanitair warm water): 15 kWh/ m2/jaar (gekochte eindenergie) v Totaal verbruik primaire energie lager dan 120 kWh/ m2/jaar (som van alle gebruiksposten: verwarming + SWW + ventilatie + elektrische voorzieningen) v Maximale luchtdichtheid (waarde n50) a rato van 0,6 h-l volume/uur De technieken zijn uiteraard in volle ontwikkeling en er komen steeds meer nieuwe bij. Doorgaans vertalen deze criteria zich in een voortreffelijke isolatie van de buitenschil, vensters met driedubbele beglazing, dubbele flux-ventilatie met warmterecuperatie, passieve zonnewinsten en energiezuinige uitrustingen

giebeleid. De daad wordt ook bij het woord gevoegd. Voor de toekomst wordt de lat immers hoger gelegd, op het niveau van passiefbouw (zie kaderstuk) en zelfs positieve energie, een systeem waarbij meer energie wordt gegenereerd dan verbruikt. Duitsland neemt in deze materie duidelijk het voortouw. Via een reeks decreten wist de Duitse overheid het jaarlijkse energieverbruik van haar gebouwen gestaag te verlagen van 400 kWh/m2 in 1970 naar de huidige norm 170 kWh/m2 . Het jongste decreet in de rij, EnEV2004, legt zelfs 80kWh/m2 op als nieuwe maatstaf. Passieve gebouwen of nulenergie zijn dus, vooral gezien het kostenplaatje, nog niet meteen aan de orde als standaard, maar over de aangegeven marsrichting bestaat geen spatje twijfel. Vast staat dat de druk op de ketel nog zal verhogen. Een parallelle ontwikkeling tekent zich af in de automobielsector, waar de Europese norm voor CO2-uitstoot omlaag moet naar 130 gr. Nu heeft de hefboom “gebouwen” (goed voor 40% van de CO2-uitstoot in Europa) nog dat voordeel op de hefboom “transport” (30% van datzelfde geheel) dat de doelstelling “zeer lage uitstoot” technisch vandaag reeds binnen bereik is, zonder grote structurele veranderingen. Niet zonder reden voorspellen Duitse experts dan ook dat de passiefhuis-standaard de norm zal worden binnen een termijn van maximum 20 jaar. En met die mening staan ze duidelijk niet alleen... Een waslijst initiatieven Een kleine greep uit de nationale programma’s, stuk voor stuk succesnummers, spreekt al boekdelen: in Duitsland het ‘Passivhaus’ - met

zowat 5000 bouwprojecten een referentie voor het hele continent - en de nulenergiegebouwen; in de Verenigde Staten het project Building America en het label LEED (Leadership in Energy and Environmental Design); PREBAT en de HQE-certificatie in Frankrijk; in Zwitserland ‘Minergie’, goed voor een maximaal verbruik van 42 kWh/m2 op jaarbasis; het ‘Haus der Zukunft’ in Oostenrijk en, dichter bij huis, de Nederlandse projecten ‘Kompass’ en ‘EOS’ (Energie Onderzoek Subsidie)... Idem voor de gretigheid waarmee grote industriële spelers (zie kaderstuk) zich in het gewoel gooien: individueel of in groepsverband. Zo is er de groep onder leiding van Schneider Electric die zich toelegt op energiebeheer in gebouwen of, op nog grotere schaal, de Fondation Bâtiment et Energie in Frankrijk: een gezamenlijk project van tenoren als Arcelor-Mital, EDF, GDF en Lafarge. Zowat iedere Europese regio zet trouwens de tanden in een pilootproject. In grote lijnen gaat het erom aan te tonen dat niet enkel de technische kant nu geheel op punt staat, dat de meerkost blijft dalen (in Duitsland wordt de passiefstandaard reeds haalbaar met amper 5 à 15% extra kost!) en dat, uiteraard nog versterkt door de vlucht van de brandstofprijzen, de PBT’s (pay-back time) in vrije val zijn. Natuurlijk betaalt de sector nog enig leergeld, om het met de woorden van een Frans verantwoordelijke te zeggen. Niettemin zijn vandaag alle voorwaarden vervuld om een eind verder te gaan dan de opgelegde norm. Zelfs de bouw met positieve energie lijkt het louter experimentele stadium stilaan ontgroeid. Het is zeker niet uitgesloten dat binnen afzienbare termijn

begrippen als grijze energie (energie die wordt afgenomen voor de productie van materiaal of uitrusting of om deze ter plaatse op de werf te krijgen) of de verplaatsingen van de gebruikers (territoriale planificatie) een plaats toegewezen krijgen in de criteria voor energieprestaties. Het is dus niet zeker of de doelstelling E100 over enkele jaren synoniem zal zijn met de beste koop inzake tertiaire bouw. Vergelijk het met het wagenpark van een onderneming: het instapmodel van een wagengamma hoeft niet perse de beste keuze te zijn voor de fleet manager... Globale redenering Immers, één van de meest wezenlijke verworvenheden van de EPB-richtlijn bestaat erin dat de ontwerpers van een gebouw thans vanuit een globale redenering moeten vertrekken. Van een ‘steensgewijze’ aanpak waarbij technologische, conceptgebonden en wetenschappelijke aspecten in hokjes zijn ondergebracht, naar een globalere visie waarin het gebouw als een geheel wordt gezien. Zoals Yves Farge, hoofd van het Franse programma PREBAT, onlangs aangaf, is het van kapitaal belang het gebouw in zijn systeemdimensie te benaderen en is ‘het beste van de som zelden gelijk aan het beste van het geheel der delen’ (isolatie, ventilatie, dichtheid, zomer-en wintercomfort, verwarming, verlichting...). Met andere woorden: het heeft geen zin verschillende energiebesparende maatregelen samen te brengen in één bouwproject, als u geen rekening houdt met hun interacties. Tevens is meer aandacht nodig voor twee zaken waar men tot dusver niet lang bij stilstond: ventilatie en

44 | energymag nr 5

42-45 TECHNO Passif nl.indd 44

19/03/07 11:16:29


BUILDING | TECHNOLOGY

Wat zegt de expert? Passiefbouw: doenbaarder dan je denkt!

de goede afregeling van daarvan. ‘Tot het jaar 2000, weten specialisten, werd geen rekening gehouden met het verlies door luchtverversing bij tertiaire gebouwen. Vandaag weten we dat dit verlies begrepen ligt tussen 30% van de verwarmingsnoden voor landschapskantoren en 80% voor lokalen die door hun hoge bezettingsgraad veel nood hebben aan luchtverversing: vergaderzalen, klaslokalen... De geringste fouten in concept, of verkeerd gebruik kunnen de verwachte prestaties al negatief beïnvloeden. Het is echt een kwestie van onberispelijke afregeling en van het juiste product op de juiste plaats in te zetten. (...) Architecten en studiebureaus moeten de eersten zijn om deze dimensie te integreren. Ontwerpers en bouwers moeten absoluut op één en dezelfde lijn zitten”. Of zoals expert Hauglustaine het verwoordt: “Het gaat erom het beste compromis te vinden tussen alle parameters”. Het is dus zaak om de optimale synthese van beschikbare technische middelen te verzoenen met de basisgegevens: budget, lokalisering, gebruik, beheer of onderhoud. Waar nodig, dient ook rekening gehouden met de doorverkoopwaarde (of verhuurwaarde) van het goed: de voortaan verplichte certificatie zal hierop immers ook haar weerslag hebben. Vooral indien, zoals te verwachten is, de wettelijke normen nog zullen verstrengen. Reden genoeg dus om de reflectie in de conceptfase beslist niet te beperken tot die fameuze E100. Zeker met de overwegingen in het achterhoofd dat men voor eenzelfde bedrag of lichte meerprijs zijn milieubewustzijn en eigentijdsheid kan etaleren.

In tegenstelling tot wat de gangbare opinie heet te zijn, is passiefbouw in de tertiaire bouw eigenlijk veel voordeliger dan in de residentiële bouw. Hoe groter het gebouw, hoe interessanter de financiële kant van het verhaal. Middels doorgedreven isolatie, driedubbele beglazing en warmtewisselaars –kortom: door koude en warmte te produceren met lucht– kan u makkelijk een rits technologische voorzieningen uitsparen welke in gewone gebouwen worden ingezet om temperatuurverschillen aan te pakken: dubbele huid, airco, ventiloconvectoren, koude plafonds en andere gadgets. Door de bank genomen zijn dit peperdure snufjes, waarvoor veel met buitenlandse onderaannemers moet worden gewerkt. Om de 5 à 6 jaar zult u op een of ander element moeten ingrijpen terwijl een degelijke isolatie decennialang geen krimp zal geven. Passiefbouw is dan ook niet de ingewikkelde hypertechnologische calvarietocht, waarvoor het vaak wordt versleten. De mantel van een gebouw isoleren kan iedereen. Een fundering leggen met minutieuze aandacht voor warmtebruggen en lekken is òòk geen kernfysica en grote groepen wisselaars –zo zal ook uw verwarmingsspecialist om de hoek bevestigen– bestaan al zo’n 15 jaar. Sterker nog: op de keper beschouwd grijpt passiefbouw net terug naar de roots van het traditionele bouwambt. Wanneer wij bouwpromotoren meenemen naar een passiefbouwproject, is de reactie slag om slinger dezelfde: “Is het dàt maar?” REG-technieken zoals zonnepanelen, groendaken of fotovoltaïca zijn slechts de kers op de taart. Wees gerust, passiefbouw concentreert zich vooral op de taart! Enkele evoluties om zeker in de gaten te houden, komen uit Duitsland: de opmars van methodes voor controle op de werf én voor predimensionering, berekeningssystemen die vanaf de eerste schetsen het toekomstig energieverbruik reeds met hoge mate van zekerheid aangeven en deze ook garanderen. De drie pijlers van EPB-berekening zijn dezelfde als die van passiefbouw: isolatie, luchtdichtheid en ventilatie met warmteterugwinning. Afhankelijk van de focus op deze elementen, belandt u in de categorie van de passiefbouw, de laagenergiebouw of het bewuste peil E100. U kan zich laten leiden door het EPB-programma, dat u gratis kan downloaden www.energiesparen.be. Sebastian Moreno-Vacca, architect, bvba A2M, Bestuurder Maison Passive (tegenhanger Passiefhuis-Platform vzw)

Of dat men, met het oog op de komende jaren, beter ‘gewapend’ kan zijn tegen prijsschommelingen op de energiemarkt én op termijn betere verhuur- of doorverkoopvoorwaarden kan bedingen. De sector moet dus het roer omgooien. Maar of ze daar rijp voor zijn? Dat valt nog maar te bezien. Op dit ogenblik is de immobiliënsector duidelijk nog aan het aftasten: ze voelen er niets voor om als proeflaboratorium te dienen voor technische concepten die het experimentele stadium nog niet ontgroeid zijn. Met name de brandveiligheid in steeds luchtdichtere lokalen, is een heikel punt. Jean-Marie Hauglustaine koppelt hier volgende bedenking aan: “Het voorontwerp is op dit ogenblik de meest riskante etappe voor wie belast is met een

bouwproject. In dat stadium is men namelijk helemaal niet zeker dat de klant het contract zal tekenen. Bij de geringste twijfel kan de klant alles op de helling zetten. Nu is dat ook het moment waarop de belangrijkste elementen van het project worden vastgelegd, en dus ook de voorzieningen inzake energieprestatie. Het is van kapitaal belang dat de projectleider dan voor de dag kan komen met steekhoudende argumenten en makkelijk te hanteren middelen waarmee hij zijn voorstellen kracht kan bijzetten, wil hij de bouwheer overtuigen van de noodzaak van energieprestaties. Anders zal hij tegen een muur van onbegrip oplopen. “ Wait and see. p Jean Cech (1)

www.passiefhuisplatform.be.

nr 5 energymag | 45

42-45 TECHNO Passif nl.indd 45

19/03/07 11:16:30


TECHNOLOGY | SOLAR

Fotovoltaïsche energie

Veel nieuws onder de zon Er gaat geen week voorbij of een nieuwe toepassing, industrieel initiatief of onderzoekspiste ziet het licht in de sector van de fotovoltaïca. De markt boekt nu al ruim 5 jaar een vooruitgang van 30% op jaarbasis en geeft nog altijd blijk van een onverminderde dynamiek.

Al weten we dat ze louter theoretisch zijn, toch nog een keer de cijfers. Van de 1,76 105 Terra Watt vermogen die de aarde krijgt van de zon, zouden er momenteel al 600 TW (1TW = 1012 W) benut worden terwijl we er op dit ogenblik ‘slechts’ zo’n 3,6 TW nodig hebben. Dit is bijna peanuts vergeleken met het enorme potentieel dat ons letterlijk boven het hoofd hangt. Het spreekt voor zich dat we nog veel en veel verder kunnen gaan. De drukke bedrijvigheid in de onderzoekscentra, vooral in Japan, Europa en de VS, bewijst dat de

researchers daar volop mee bezig zijn. Alle projecten die thans in de steigers staan hebben een tweeledig doel: het rendement van de zonnecellen zoveel mogelijk omhoog en de productiekost omlaag halen. Wat het kostenplaatje betreft, zag het er goed uit tot halfweg dit decennium. Toen bleek er een acute schaarste te zijn ontstaan aan gezuiverd silicium. Van deze grondstof worden niet alleen fotovoltaïsche cellen gemaakt, maar ook de halfgeleiderindustrie maakt daar in ruime mate gebruik van. Gezui-

verd silicium is vereist voor 99% van de huidige productie aan PV-modules en is bovendien goed voor zowat 42% van de marge van de sector. Aan de steil dalende trend van de prijzen van die modules in de detailhandel is dus wereldwijd abrupt een einde gekomen. De curve begint zich moeizaam te stabiliseren en de verwachting is dat fotovoltaïsche modules de komende jaren weer goedkoper worden. Lagere kosten Tijdens een van de laatste bijeenkomsten van Edora (de federatie voor producenten van elektriciteit uit hernieuwbare energie voor Wallonië en Brussel, nvdr) deed Jean Hervé Lecat van het Luikse Ruimtecentrum CSL zijn duit in het zakje. De PV-branche wekt de indruk veel minder rendabel te zijn dan de concurrerende sector van fossiele of hernieuwbare energieën, zegt Lecat, maar die grote achterstand hangt feitelijk samen met de kostenstructuur. Je hebt daar natuurlijk een aantal klassieke sleutelelementen in, zoals investeringen, maintenance en aanlevering van primaire energie maar het probleem is dat er geen rekening met fiscale ontwikkelingen gehouden wordt, met name op het vlak van CO2uitstoot. Bevoorradingsrisico’s, toch een belangrijk punt, worden al evenmin meegenomen. Een argument dat de komende jaren ongetwijfeld nog aan kracht zal winnen. Wat er ook van zij, we hebben thans te maken met twee nieuwe trends die er in niet onaanzienlijke mate voor zullen zorgen dat de PV-modules goedkoper zullen worden en dit ook zullen blijven. Tegenwoordig bestaat er namelijk niet alleen een goedkoper type silicium, maar ook moet daar minder van worden gebruikt. Wat ook meespeelt is dat de zuiverheid van het silicium minder belangrijk blijkt te zijn voor de aanmaak van fotovoltaïsche cellen, dan in de halfgeleiderin-

46 | energymag nr 5

46-47 TECHNO Solar nl.indd 46

19/03/07 11:36:33


dustrie, en deze troef wil de industrie meer gaan uitspelen. Kiezen voor een minimaal vereiste zuiveringsgraad en afgepaste productie-eenheden is een perfect haalbare kaart om de kosten te drukken. Deze piste wordt momenteel afgetast met programma’s als Photosil in Frankrijk, Elkem in Noorwegen en Dow Corning met de fotovoltaïsche cel 1101 SoG Silicon. Anderzijds staan we technologisch zo ver dat er minder silicium nodig is voor de productie van cellen. Wetenschappers van BP Solar en van het Duitse Fraunhofer Instituut hebben inmiddels in joint-ventureverband op basis van een ‘wafer’ van 140 microns (ter vergelijking: het huidig gemiddelde bedraagt 220 microns) een cel ontwikkeld met een efficiëntie van 20%. Daarmee is er maar 6 g/W silicium nodig, in plaats van het nu gangbare gemiddelde van 11 g/W. Tweede generatie: thin film Dat brengt ons bij de tweede generatie. In tegenstelling tot de monokristallijne silicium PV-cellen, wordt bij dit type cel op het substraat nog slechts de ‘efficiënte’ hoeveelheid, amper enkele microns, lichtgevoelig materiaal aangebracht, die nodig is om de meeste zonnestraling te absorberen. Zulke dunnefilm zonnecellen kunnen een besparing van 7 tot 11% opleveren, dat ligt eraan wat voor materiaal er is gebruikt: kristallijn of amorf silicium, koper-indium diselenide (CIS) of cadmium-telluride (CdTe). Ook deze medaille heeft echter een keerzijde. Cadmium is milieubelastend, het productieproces complex en grootschalig, het rendement bijgevolg te laag. De industrie blijft niettemin hoopvol en maakt zich sterk dat de vraag naar gezuiverd silicium nog zal verviervoudigen vòòr 2010 zodat men competitief kan blijven. Maar het sop is de kool waard. De souplesse van het substraat geeft de modules immers een interessante plas-

© Centre Spacial de Liège

SOLAR | TECHNOLOGY

ticiteit welke heel wat perspectieven biedt, onder meer in de bouw. Een andere aantrekkelijke denkpiste om met minder silicium rond te kunnen komen is de zogeheten concentratie. Hierbij vervangt men bijvoorbeeld één cel op twee door een reflectorensysteem, een methode die wordt uitgetest door het Luikse ruimtevaaartcentrum. Een andere mogelijkheid is een mix van lichtconcentratieprincipes om zo het celrendement te vergroten. Deze optie zou recordrendementen van om en bij 40% kunnen opleveren. Nieuwe materialen & multijuncties Intussen zien we al een derde generatie zonnecellen aan de horizon verschijnen waarvoor geen dure silicium meer nodig is. Een huzarenstukje waarin nieuwe materialen, polymeren om precies te zijn, en productieprocessen op nanoniveau de hoofdrol spelen. De grote troeven zijn de vrij lage fabricagekost én de flexibiliteit van de cel. Deze generatie zou wel eens een revolutie kunnen betekenen voor de sector. Alle snelle doorbraken ten spijt, blijven de rendementen echter nog steken op ongeveer 5% tot 10% voor de kleurstofzonnecellen type Graetzel (zo genoemd naar hun Zwitserse uitvinder, nvdr). Verder rust de hoop van de sector op de multijunctiecellen met hoog rende-

ment. Dit is een uitermate complexe en kostelijke technologie die voorlopig enkel wordt benut in de ruimtevaart. Hier worden zelfs rendementen van 40% en meer gehaald. De absolute top, voorlopig althans. Behalve research, zou ook een reorganisatie binnen de PV-industrie in niet geringe mate kunnen bijdragen tot lagere prijzen. De sector zou verschillende exponenten en operatoren moeten samenbrengen: R&D, fabrikanten van grondstoffen (Si) en uitrustingen (wafers, cellen, modules), verdelers, integratoren en installateurs van systemen. Als de industriële spelers zich ontpoppen tot generalisten kan iedereen meeprofiteren van de marges die op al die verschillende niveaus afzonderlijk gerealiseerd worden. Doelstelling: tussen nu en 2030 de detailprijs van de opgewekte PV-stroom op hetzelfde niveau brengen als die van klassieke elektriciteit. Meer weten? Ga naar www.solarbuzz.com p Jean Cech

nr 5 energymag | 47

46-47 TECHNO Solar nl.indd 47

19/03/07 11:36:37


RENEWABLE | GREEN ELECTRICITY

Electrabel

Teveel groene certificaten voor Awirs? Schoon, maar een energievreter: de “100 % biomassa” eenheid 4 van de elektriciteitscentrale van Awirs blijft een geval apart.

Eenheid 4 van de elektriciteitscentrale van Awirs in het Luikse (Flémalle) werkt al 25 jaar op verpulverde kolen. In 2005 was de conversie tot “100 % biomassa” van eenheid 4 een wereldpremière! Nooit eerder waagde men zich daar aan een conversie met dergelijk vermogen (80 MWe). Economisch was dit slechts mogelijk dankzij de toekenning van groene certificaten door het Waals Gewest. Voortaan wordt het manna op grond van andere criteria verstrekt om nieuwe investeringen in Wallonië te bevorderen en niet zozeer om bestaande centrales om te bouwen. Omdat Electrabel nu van deze inbreng verstoken is, ziet het af van de conversie van de andere eenheden van Awirs. Onder impuls van de gewestregeringen die het Kyoto-protocol aanvaard hebben, zijn de elektriciteitsproducenten nu verplicht hun uitstoot van broeikasgassen, waaronder CO2, drastisch te verminderen. Binnen de groep Suez investeert Electrabel in biomassa, windenergie en waterkracht. Aan-

gekondigd doel: van 5.050 MWe geïnstalleerd vermogen in hernieuwbare energie eind 2005 komen tot 6.300 MWe in 2009. Daarmee zou 18 % van zijn productiepark kunnen worden gevoed, tegenover 15% vroeger. Rentabiliteit verzekerd door de groene certificaten Om eenheid 4 van Awirs te converteren tot biomassa en te voeden met houtpellets moest Electrabel de transportband die de kolen toevoerde aanpassen, een hamermolen toevoegen om de pellets om te vormen tot houtstof en het houtcircuit afstemmen op de strengere veiligheidsvereisten. De rest van de installatie werd tel quel behouden. Zo zou het bedrijf binnen drie weken terug kunnen vallen op een kolencentrale –die twee à drie keer goedkoper is dan houtpellets– mocht de context ongunstig worden. De totale reconversie naar biomassa is enkel rendabel dankzij de groene certificaten van het Waals Gewest. Voor de 180.000 ton CO2-uitstoot in de atmosfeer

Delhaize België 100% groen met Electrabel Begin januari is Delhaize België volledig overgeschakeld op groene stroom door in te schrijven op AlpEnergie, het aanbod van hernieuwbare energie van Electrabel. Zowel de supermarkten Delhaize als de City Delhaize winkels, de magazijnen en centrale diensten worden voortaan voor 100% voorzien van gecertificeerde hernieuwbare elektriciteit. “Overstappen op hernieuwbare energie is een grote stap voorwaarts. Het is het resultaat van jarenlange inspanningen om het energieverbruik te doen dalen. In 2005 waren al onze winkels City Delhaize reeds overgeschakeld op groene energie. Dankzij Electrabel AlpEnergie kunnen we nu het ganse bedrijf laten draaien op hernieuwbare energie”, benadrukt Philippe-Henri Heymans, Architect, Design and Maintenance Director Delhaize België. De elektriciteit wordt opgewekt door de 19 waterkrachtcentrales van de Compagnie Nationale du Rhône (dochter van Electrabel), in de Franse Alpen. Een certificaat van het onafhankelijke bureau TÜV geeft Delhaize de garantie dat het echt om hernieuwbare energie gaat. “De bevoorrading met hernieuwbare energie kost Delhaize meer. Voor ons is het essentieel om de garantie te hebben dat dit geld wel degelijk is geïnvesteerd in nieuwe milieuvriendelijke initiatieven, die het gebruik van hernieuwbare energie op grote schaal mogelijk maken in ons land. Electrabel heeft zich daar formeel toe geëngageerd”, legt Philippe-Henri Heymans uit.

die jaarlijks wordt vermeden en voor de 562 100 MWh geproduceerde groene elektriciteit (1,8 % van de productie in Wallonië), krijgt Electrabel zo’n 350.000 groene certificaten, wat overeenstemt met een gemiddeld bedrag van 30 miljoen €. En het moet nu lukken dat de 350.000 ton pellets die op jaarbasis nodig zijn voor de werking van de centrale nu ook ongeveer... 30 miljoen € kosten! Elektriciteit produceren met “gratis” brandstof, voorwaar een goede zaak... De financiële balans is dus buitengewoon positief voor Electrabel. Jacques Malengreaux, verantwoordelijke externe betrekkingen: “Bovendien zijn we erg tevreden over de werking van de centrale, ook al kenden we in het begin enkele technische moeilijkheden met de hamermolen, de filters en de verbranding, zodat we hogere eisen moesten stellen aan de kwaliteit van de geleverde houtpellets”. Het hout dat de centrale voedt, wordt ingevoerd uit Canada, Zuid-Afrika, Polen en Rusland. Het draagt het label FSC (Forest Steward Council). Dit is een garantie voor duurzaam bosbeheer. Als er geen label is controleert SGS (Société Générale de Surveillance), ‘s werelds grootste inspectiebedrijf, de oorsprong van het hout ter plaatse en traceert het de volledige bevoorradingslijn. De aanvoer per boot is bovendien heel wat minder vervuilend dan transport per vrachtwagen van Belgisch hout dat trouwens grotendeels is voorbehouden voor de papierfabrikanten. Warmtekrachtkoppeling, veel efficiënter Toch is “de brandstof hout niet onbeperkt, ondanks het feit dat het hernieuwbaar is. Het moet met beleid worden gebruikt”, verwittigt Michel Huart, algemeen secretaris van de promotievereniging voor hernieuw-

48 | energymag nr 5

48-50 RENW Awirs nl.indd 48

19/03/07 12:20:13


GREEN ELECTRICITY | RENEWABLE

Awirs 4: de cijfers van een 100% biomassa centrale Gemiddeld elektrisch rendement ............................34 % Gemiddeld elektrisch vermogen .............................80,3 MWe Maximaal elektrisch vermogen met pellets .............115 MWe Werkingsduur .........................................................7.000 uur/jaar Productie groene elektriciteit ................................562.100 MWhe/jaar Verbruik van pellets ...............................................350.097 ton/jaar In gebruikname.......................................................augustus 2005 Temperatuur en dampdruk ......................................510°C bij 145 bar Vervuilende emissies (mg/Nm3 à 6% O2): Stof

SOx (zwaveloxide)

NOx (stikstofdioxide en monoxide) Huidige uitstoot ..................... 19 .......................30...................... 120 Limieten voor 1/1/2008........... 350 .....................1.700 ................. 1.100 Limieten na 1/1/2008 .............. 100 .....................1.200 ................. 600 CO2 besparing ........................ 179.422 ton/jaar

© Tractebel

bare energie APERe. “Eenheid 4 van Awirs zet slechts 34% van de energie in het hout om in nuttige energie (elektriciteit). De rest gaat onherroepelijk verloren in de vorm van warmte met te lage temperatuur”, zegt hij, “terwijl WKK-eenheden meer dan 84% van de energie van datzelfde hout omzetten in nuttige energie (elektriciteit + warmte)”. De warmte geproduceerd door warmtekrachtkoppeling valoriseren, impliceert het downsizen van de centrales tot enkele MWe om in overeenstemming te zijn met de thermische behoeften van de gebruikers (industrie of warmteverdeelnet). De Waalse regering heeft dat goed begrepen. Zij heeft besloten om enkel groene certificaten te geven voor de eerste twintig MWe van nieuwe elektriciteitscentrales op biomassa. “Om te voldoen aan de vereisten van de groene certificaten, overwogen we aanvankelijk de conversie naar biomassa van andere eenheden van de site van Awirs en eventueel Amercoeur. De beslissing van de regering heeft er ons echter toe gebracht af te zien van elk project in die zin”, zegt de woordvoerder van Electrabel met spijt. “De winst van de groene certificaten zal niet langer volstaan om de meerkost van de houtpellets ten aanzien van kolen te compenseren en de investeringen van deze conversie af te schrijven. Om interessant te blijven, zou het plafond tot 20 MWe moeten worden opgetrokken tot minstens 50 MWe. Dat is het technisch minimum. We gaan in ieder geval verder met de ontwikkeling van windmolenparken en warmtekrachtcentrales in België. Bovendien blijven we investeren in andere Europese landen”. De producent is wel verplicht om groene filières te ontwikkelen in Wallonië, want bij de quota van de groene certificaten, opgelegd door het Gewest, wordt immers geen

nr 5 energymag | 49

48-50 RENW Awirs nl.indd 49

19/03/07 12:20:15


RENEWABLE | GREEN ELECTRICITY

Š Tractebel

rekening gehouden met investeringen in het buitenland. Andere strijd, andere reactie: “Het mechanisme van de groene certiďŹ caten moet ook nieuwe producenten van groene elektriciteit op de Waalse markt aantrekken, reageert de vertegenwoordiger van APERe, Michel Huart. Als de quota van de groene certiďŹ caten enkel behaald zouden worden door conversie van de klassieke centrales van de legendarische operator, zou het doel niet bereikt zijn. Nieu-

we bedrijven moeten de mogelijkheid krijgen om te investeren in WKK-eenheden op hout. Dat is mogelijk met die beperking tot 20 MWe zoals de huidige regering voorstelt. De ontwikkeling van WKK-eenheden op hout zal onze CO2uitstoot nog meer verminderen en geeft de markt simultaan de mogelijkheid zich te diversiďŹ ĂŤrenâ€?. Warmtekrachtkoppeling verbruikt minder energie en is nog minder vervuilend dan een conversie tot biomassa, zodat de rijkdommen van onze planeet beter worden bewaard. De expansie past echter in een langere termijn. Maar wat kiezen? De beste technieken met een resultaat op middellange

Electrabel: binnenkort 18% groene productie! Op een totale productiecapaciteit van 29.100 MW haalt Electrabel bijna 4.700 MW uit hernieuwbare energie. Een dikke 15% dus. Dat maakt van het elektriciteitsbedrijf ĂŠĂŠn van de beste leerlingen in de klas van grote Europese elektriciteitsproducenten. Een minpuntje echter: het leeuwendeel van de groene productie van Electrabel is afkomstig van waterkrachtcentrales en biomassa, en wordt niet altijd in uiterst performante milieutechnische conďŹ guraties opgewekt. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de centrale van Awirs, een kolen/biomassa centrale met laag rendement vergeleken met de andere biomassa productiewijzen. Blijft dat het elektriciteitsbedrijf, dat de productiecapaciteit tegen 2009 wil opdrijven tot 35.000 MW, het aandeel van de hernieuwbare energie op 18% wil brengen binnen datzelfde tijdsbestek. Een inspanning die toegejuicht mag worden.

termijn aanmoedigen? Of de voorkeur geven aan een snelle conversie van bestaande middelen? Beide opties zijn immers even urgent. De Waalse regering heeft de knoop doorgehakt. BelgiĂŤ is een netto invoerder van elektriciteit en bovendien zijn er al veel WKK-projecten in WalloniĂŤ. In het kielzog van die projecten heeft de Waalse overheid ervoor gekozen om de opkomst van microeenheden voor elektriciteitsproductie te vergemakkelijken: micro-cogeneratie maar ook fotovoltaĂŻsche technieken, kleine waterkracht,... Oplossingen die toekomst hebben. p IsmaĂŤl Daoud

7WdZ[[b ^[hd_[kmXWh[ fheZkYj_[ (+$+'."+ CM .*

*$+,,"+ CM ',

9edl[dj_ed[b[ [b[ajh_Y_j[_j >[hd_[kmXWh[ [b[ajh_Y_j[_j

Ifh[_Z_d] lWd ^[hd_[kmXWh[ Xhedd[d )$./* CM .+ *.& CM '' '/("+ CM * MWj[hahWY^j 8_ecWiiW M_dZ[d[h]_[

FheZkYj_[YWfWY_j[_j Ifh[_Z_d] lWd fheZkYj_[bWdZ[d *$.'. CM ',",

'.$(+( CM ,("-

)$-'& CM .'"(

($((+ CM -"-

))+ CM -")

'$,-, CM +"- '$,+* CM +"- (/, CM '

',* CM )", ',& CM )", '(/ CM (".

',* CM &",

,."+ CM '"+

8[d[bkn <hWdah_`a ?jWb_† >ed]Wh_`[ Feb[d :k_jibWdZ Fehjk]Wb

<hWdah_`a 8[b]_† Fehjk]Wb Feb[d ?jWb_† D[Z[hbWdZ

50 | energymag nr 5

48-50 RENW Awirs nl.indd 50

19/03/07 12:20:31


AGENDA

Fair & Exhibitions APRIL u05/04, Brussel Studiedag De verwarmingsinstallaties en de normalisatie van de akoestiek www.atic.be

u12/04, Brussel studiedag Hernieuwbare energie in de stad www.ibgebim.be

u16 - 23/04, Kortrijk Opleiding Wintercursus Het gebouw: thermische isolatie en luchtdichtheid, ventilatie www.wtcb.be

u18/04, Antwerpen Opleiding Gevorderden cursus industriële koeltechniek

u 2-4/04, Beja, Alentejo (P) European Meeting Point, Energy and Development 2007

u 1-3/05, Birmingham, (UK) Nemex www.nemex-energy.co.uk

energyanddevelopment-2007.net

u 13-14/04, Bregenz, (D) 11e Conférence Internationale maison passive

u 7-10/05, Milan, (I) EWEC - European Wind Energy Conference & Exhibition www.ewea.org

www.passivhaus-institut.de

u 16-20/04, Hanovre (D) Cetex Hannover

u 7-11/05, Berlin (D) 15th European Biomass Conference and Exhibition

www.messe.de

www.conference-biomass.com

u 17-21/04, Vicence, (I) Solarexpo

u8- 10/05, Brussels Cogen Europe’s Annual Conference

www.solarexpo.com

www.cogen.org

u 18-19/04, Rotterdam (NL) EasyFairs Industrie & Milieu

u24/05, Anderlecht Energik-Congres

www.easyfairs.com

www.energik.be

u4-6/06, Gent International Conference on Renewable Resources and Biorefineries www.rrbconference.com

u11-12/06, Antwerpen Eurelectric: Annual convention & conference www.eurelectric.org

u13-14/06 London (UK) Nuclear Industry Forum www.marketforce.eu

u25-26/06, London (UK) Water 2007 www.marketforce.eu

u 19-22/04, Orléans (F) Salon Bois Energie

u 19-20/09, Bruxelles EasyFairs ECL: the meeting place for the electrician! www.easyfairs.com

www.boisenergie.com

www.vik.be

u18/04, Gent Opleiding Rationeel energieverbruik www.stichtingbedrijfsmanagement. be

u10/05, Nazareth Opleiding Energiekosten

WORKSHOPS EMAB ENERGY MANAGERS ASSOCIATION OF BELGIUM

u19/04, Geel Studiedag Is investeren in energie-efficiëntië rendabel?

u22/05, Antwerpen Opleiding Fugitieve emissies

u 18/4, Elewijt - Zemst Goedkoper energie aankopen in een jonge vrijgemaakte markt u 23/5, Elewijt - Zemst 10 technische (onderhouds-)maatregelen en hun energie-impact u 26/9, Luik De financiële, aansluittechnische en juridische aspecten van eigen opwekking van energie u 14/11/2007 Start van het energieprestatiecertificaat voor gebouwen u 12/12/2007 Benchmarken in Energie (welke zijn er, wat kan je er van leren, ...)

www.khk.be/energie

www.sgs.be

Meer info op www.bemas.be

u20/04, Heusden Zolder Studiedag Restauratie, onderhoud en beheer van gebouwen

u22/05, Heusden Zolder Studiedag Beheer van gebouwen

www.arion-milieuadvies.be

u19/04, Brussel Studiedag Cleaner fleet best practices www.vito.be/evenementen

u20/05, Heusden Zolder Studiedag Vlaanderen bouwt met advies www.cedubo.be

www.cedubo.be

EASY FAIRS MAINTENANCE 2007 ANTWERPEXPO

www.cedubo.be

u24/04, Geel Studiedag Studiedag i.s.m. Groenlicht Vlaanderen

u22/05, Leuven Studiedag Duurzaam watergebruik in de industrie www.tnav.be

www.energik.be

JUNI u26/04, Gent Studiedag Mogelijkheden van Pure Plantaardige Olie www.innovatiecentra.be

u08-15/06, Gent Opleiding Energiebeheer www.esher.be

u08/05, Mechelen Opleiding WORKSHOP KETEL- en KOELWATER (labo-analyses)

u14/06, Leuven Studiedag HVAC concepten en energie: welke evolutie? Welke middelen werden op punt gesteld door de verschillende regio’s in België?

www.hach-lange.be

www.atic.be

MEI

Maintenance is een cruciaal element om zo energie-efficiënt mogelijk te kunnen werken. De nieuwe ordewoorden zijn nu immers ‘besparen’ en ‘energieprestaties.’ Daarom is het ons een groot genoegen u uit te nodigen voor de EasyFairs Maintenance 2007 beurs, die op 28 en 29 maart a.s. zal plaatsvinden. Meer dan 170 exposanten staan daar voor u klaar en twee dagen lang kunt u deelnemen aan tal van LearnShops. Wat u vooral niet mag missen, is de learnShop Energie Management van 28 maart, waarvan hieronder het programma. Learnshops Energie Management Woensdag 28 maart 18:30 Onderhoud van een stoomnet: hoe de energetische effi ciëntie en de stoomproductie verhogen? Spreker: Patricia Provot - Armstrong International (taal: NL-FR) 19:15 Hoe de maturiteit in energiebeheer van uw bedrijf bepalen en zo het besparingspotentieel voorspellen? Spreker: Dirk Den Haese - Siemens Industrie (taal: NL) 20:00 Het besturen van een cogeneratie en hoe het optimum bereiken? Spreker: Bart Blommaert - CES (taal: NL-FR) nr5 energymag | 51

51 Agenda nl.indd 51

20/03/07 23:44:27


Energie innovatief aanpakken in harmonie met het milieu Innovatie is onze business!

We willen een wereld vol licht en energie, maar ook een schone en gezonde wereld. EfficiĂŤnte energieoplossingen maken dit mogelijk doordat ze CO2-emissies reduceren en natuurlijke rijkdommen vrijwaren. We investeren heel wat energie in het bereiken van een harmonieus evenwicht - voor u, voor het milieu en voor de toekomst van ieder van ons. www.siemens.be/energie


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.