11 minute read

Arien

Next Article
Uit de pastorie

Uit de pastorie

TOPVERKOPER

Tweedehandsspullen aanschaffen gaat me prima af. Ik struin een site af, bied de vraagprijs en heb het artikel in een mum van tijd voordelig in huis. De bonus: ik vind mezelf een uitstekend rentmeester. Maar iets verkopen, dat is andere koek. Misschien ligt het aan mij, maar niemand lijkt interesse te hebben voor mijn spullen. Duizenden mensen jagen dagelijks op de digitale marktplaats naar koopjes, maar stuk voor stuk surfen ze mijn kraampje voorbij. Terwijl ik toch prachtige hebbedingetjes en onmisbare snuisterijen in de aanbieding heb. Een zilverkleurige spiegellijst, een verstelbare telefoonhouder en A-merk dakdragers bijvoorbeeld. Ik gooi de spulletjes in de uitverkoop zodra mijn vrouw van haar halfjaarlijkse schoonmaakwoede is bekomen. Zo nu en dan vindt ze het nodig om de zolder wat bewoonbaarder te maken, vooral omdat haar wasrek ook ergens wil staan. En in het kader van duurzaamheid en krenterigheid voel ik weinig aandrang om de opbrengst van haar opruimlust bij het restafval te gooien. De kringloopwinkel is me te ver rijden. Daar hebben ze bovendien al zooi genoeg, lijkt me. Dus marktplaats.nl is de oplossing, denk ik. Maar dat valt tegen. Een prachtige ovale spiegel, schijnbaar zo van een paleismuur gevallen, wordt slechts elf keer bekeken. Andere unieke aanbiedingen kunnen op nog minder belangstelling rekenen. Het lijkt wel alsof niemand rommel wil hebben. Mijn hoop vestig ik dus op de dakdragers van een topmerk. De nieuwprijs van die dingen is 140 euro, de restwaarde volgens andere marktplaatsers riant. De website adviseert minstens 40 euro te vragen, dus ik plaats ’m voor de stuntprijs van 37,50. Bieden vanaf 30 euro. Na een paar dagen biedt iemand drie tientjes. Ik veer op uit m’n stoel als ik het bericht van de potentiële koper waarneem. Zou ik dan toch een succesvolle verkoper kunnen worden? Ik probeer zo’n glad janus te imiteren en bedank de koper van harte voor zijn bod. Gevolgd door de wellicht wat minder commerciële vraag: „Ik had gehoopt er 37,50 voor te vangen, is dat ook een optie?” Maar nee, „30” stuurt ‘Tim’ een paar dagen later terug. „Deal”, antwoordt de zakenman in mij. We spreken een ophaaltijd af en ik geef Tim mijn adres. Hij komt nooit opdagen.

ARIEN VAN GINKEL

JOURNALIST BIJ HET REFORMATORISCH DAGBLAD

„Ik hoorde de vogels weer fluiten, zag dat de zon scheen en dat de weilanden er mooi bij lagen. Ik dacht : wat is de schepping eigenlijk mooi. Vanaf dat moment ben ik opgebloeid”

Soms gaat het thuis gewoon niet meer. Niet omdat ouders niet welwillend of liefdevol zijn. Niet omdat een kind een hekel aan zijn ouders heeft. Maar simpelweg omdat het botst. Dat is in een notendop ook de ervaring van Jantine. Gesprekken thuis mondden steevast uit in ruzie. Met de regels van haar ouders kon ze niet uit de voeten. Ze voelde zich qua intelligentie minderwaardig ten op zichte van de andere huisgenoten, ook al zeiden haar ouders dat dit niet zo was. Ze wilde discussiëren over standpunten, maar voelde daar weinig ruimte voor. De situatie loopt in haar tienertijd verder uit de hand. „Op den duur ging het niet meer. Ik liep steeds vaker weg van huis. Op zondagen bleef ik soms de hele dag weg. Mijn telefoon nam ik dan niet mee. Nu snap ik niet waarom ik dat deed, maar toen was het de beste oplossing die ik kon vinden.” Ze voelt dat haar gedrag moeilijk gevonden wordt, wat de zaak niet ten goede komt. „Nu weet ik dat er twee nodig zijn om ruzie te maken. Maar toen zag ik het zo dat de schuld, ook door de hulpverlening, volledig bij mij werd gelegd. Ik was agressief, zou ADHD hebben en gedragsproblemen.” Op een gegeven moment besluit Jantine de zomermaanden in een tent in de tuin door te brengen. Even weg, maar dichtbij genoeg om thuis de hulp te krijgen die ze als tiener nog steeds nodig heeft. Jantine: „Dat bleek goed te werken.” Omdat deze constructie in de wintermaanden onhoudbaar is, gaat de hulpverlening voor haar op zoek naar een gastgezin voor een aantal dagen per week. „Dat leek de enige oplossing. Ik zou ook tijdelijk ondergebracht kunnen worden in een instelling, maar dat wilde ik natuurlijk niet.” Wat blijkt: er is een gezin voor haar. Eentje, om precies te zijn. In heel Zeeland. „Bizar toch? Ik had aangegeven dat ik het liefst een plek wilde waar geen andere kinderen zijn om niet te hoeven wedijveren met hen. Maar zo’n plek was er niet.”

VOGELS Al bij de eerste ontmoeting blijkt het prima te klikken tussen Jantine en het gastgezin, de familie Aar noudse uit Goes. Ze besluit per direct dat ze doordeweeks bij dit gezin wil blijven. Een goede beslissing, zo blijkt. „Ik weet nog dat ik de eerste avond met mijn pleegzusjes op de bank zat. We deden een spelletje op onze telefoons. En we hebben zo gelachen, de tranen rolden over mijn wangen.” Wel mist ze haar maatje, de hond die ze voor haar zestiende verjaardag kreeg. „Als ik boos was, ging ik vaak met hem lopen. Hij voelde me ongelooflijk aan. Als ik emotioneel werd, ook al was het zonder geluid, dan kwam hij naast me lopen en drukte hij zijn kop tegen me aan.” Het verblijf in het nieuwe gezin is goed voor haar. „Ik weet nog dat ik hier twee weken woonde en dat ik door de polder fietste. Ik hoorde de vogels weer fluiten, zag dat de zon scheen en dat de weilanden er mooi bij lagen. Ik dacht: wat is de schepping eigenlijk mooi. Dat had ik al lang niet beseft. Ik had zo’n zware depressie dat ik niets meer om me heen zag en niets voelde. Maar vanaf dat moment begon ik weer op te bloeien. Ook geestelijk. Ik had me afgevraagd: Waar is God, waarom helpt Hij me niet en verhoort Hij mijn gebeden niet? Toen ik die schoonheid om me heen zag,

besefte ik dat Hij er toch was.” Beetje bij beetje komt ze ook tot het inzicht dat er altijd van haar gehouden is, ondanks de gecompliceerde relatie die ze met haar ouders had. „Ik ging zien dat ze regels stelden en de confrontatie met me aangingen omdat ze van me hielden. Dat kon ik niet zien toen ik thuis was. Toen twijfelde ik daaraan.” Wel wordt steeds duidelijker dat het een goed besluit is geweest om bij een ander gezin te gaan wonen. De weekenden die Jantine thuis doorbrengt, verlopen onverminderd slecht. De ruzies blijven. Na een weekend thuis heeft Jantine tijd nodig om weer te kalmeren. Daarna schiet ze weer in de stress vanwege het volgende naderende weekend. „Dat werkte niet, vond de hulpverlening. Ze zouden een ander gezin voor me proberen te vinden. Maar dat wilden mijn pleegouders niet. En dus mocht ik het weekend ook blijven. Ook al was het huis dan eigenlijk al helemaal vol omdat hun oudere, studerende kinderen dan ook thuiskwamen. Ze zeiden: Als je het niet erg vindt om soms op een matras te slapen, dan is het goed. Natuurlijk vond ik dat niet erg. Vanaf die tijd werd mijn gastgezin mijn pleeggezin.” De zomer na de verhuizing gaat Jantine met haar eigen familie mee naar Canada. Dat stond al langer gepland, omdat daar familie woont. „Dit was een fijne tijd met elkaar, maar heeft wel duidelijk gemaakt dat terug naar huis gaan, geen optie was.” Het verschil in woonsituatie tussen haar ouderlijk huis en het pleeggezin zit ’m in de mate van vrijheid die ze krijgt, denkt Jantine. „Thuis ben ik de oudste. Voor mijn gevoel werd ik er klein gehouden. Hier ben ik de middelste en zeiden ze tegen me: Je bent 17, kijk maar hoe je iets aan wilt pakken en als je hulp nodig hebt, kom je maar naar ons toe.”

GEZELLIG Nu, drie jaar later, is de relatie met haar ouders stukken verbeterd. „We hebben een enorm leuk contact. Ze komen hier ook op visite, en dan lachen we met elkaar. Ruzie hebben we al maanden niet meer gehad. Als we een verschil van mening hebben, dan accepteren we dat van elkaar. Dat komt doordat ik nu volwassen ben geworden. Ik ga één of twee keer per week langs voor een kopje koffie. Zo gaat het prima.” Kwam ze er voorheen soms met tegenzin elke week een uurtje op bezoek, nu blijft ze eerder te lang plakken bij haar familie. „Want we houden wel van elkaar. We kunnen alleen niet meer samen in één huis

wonen.” Ook haar ouders hebben vrede met de huidige situatie gekregen. „Ze zien dat het nu beter met mij gaat. Thuis ging op een gegeven moment alle energie alleen nog maar naar mij, terwijl ik niet het enige kind in het gezin ben.” Ook de relatie met haar pleegouders heeft zich verdiept. Waar ze hen aan het begin aansprak met oom Jos en tante Nelian is het nu papa en mama geworden. „Het floepte er een keer uit. Iedereen sprak hen zo aan, dus ik ging vanzelf meedoen. Daarna heb ik gevraagd of het mocht.” Met een glimlach: „Mijn zusje zei pas op een verjaardag: Als jij nu ”mama” roept, kijken er twee om.”” Ze kan zich niet meer voorstellen dat ze drie jaar geleden zo diep zat, zegt ze. Als ze de dagboekstukjes terugleest die ze in die tijd schreef, verwondert ze zich over de duisternis waarin ze leefde. „Dat had ik zelf niet eens meer door.” Ze heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt, beseft ze. Van een gesloten tiener is ze een open boek geworden. „Als je het verschil kon zien met hoe ik drie jaar geleden was en wie ik nu ben, dan weet je dat er veel is veranderd.”

RIJBEWIJS Een plek hebben om thuis te komen. Boos mogen zijn. Je gewaardeerd voelen. Het zijn stuk voor stuk onmisbare dingen, heeft ze gemerkt. Ze heeft zich daardoor verder kunnen ontwikkelen. „Toen ik hier kwam zei ik tegen iedereen: Ik kan niks. Maar ik heb de afgelopen drie jaar ontdekt dat ik niet zo dom ben als ik dacht. Ik kan best een Rubik’s kubus oplossen als ik mijn best doe. En ik kan best mijn rijbewijs halen en een vervolgopleiding niveau 4 doen.” Toen ze een paar weken in huis woonde bij de familie Aarnoudse verloofde een pleegzusje zich. De volgende dag had ze dienst als verzorgende bij het bejaardentehuis Rehoboth waar ze werkte. „Normaal zou ik dan nooit naar het verlovingsfeest gaan, anders zou ik de volgende ochtend te moe zijn om te werken. Maar mijn pleegouders zeiden: Tuurlijk ga je naar het feest. Je pleegzusje verlooft zich maar één keer. Ik heb het gedaan. En de volgende dag, op mijn werk, ontdekte ik: ik kan het. Ik ben niet te moe. En ik heb dat ontdekt omdat ik hier zelf mijn grenzen mag ontdekken.” Ze dacht dat ze ooit onder aan de ladder zou eindigen, maar draait nu bereikbaarheidsdiensten in het bejaardentehuis, waarbij ze verantwoordelijk is voor eventuele calamiteiten die zich voordoen. „Dat had ik drie jaar geleden nooit kunnen geloven.” En dat is nog niet alles: ze is bezig met een opleiding tot verpleegkundige. „Terwijl ik toen ik thuis woonde niveau 3 maar net aankon. Hoe dat komt? Als je denkt dat je iets niet kunt, lukt het je ook niet. Terwijl het motto van mijn pleeggezin is: als je het wilt, kun je het.” Met de familie Aarnoudse heeft ze er eigenlijk een tweede familie bij gekregen. „Mijn pleegzusjes zijn net echte zusjes. Met een van hen ben ik dikke vriendinnen geworden. Soms kruipen we ’s avonds even bij elkaar in bed om ons verhaal bij elkaar kwijt te kunnen. Dat heb ik nooit eerder gehad, zo’n goede vriendschap. Ik had wel vriendinnen, maar die contacten waren niet heel diepgaand.” Haar positie als pleegkind is echter bijna ten einde. Over een paar weken verhuist Jantine naar een appartement in Goes om daar op zichzelf te gaan wonen. „Zo maak ik weer ruimte voor een ander kind dat bij de familie Aarnoudse terechtkan. Er is een groot tekort aan pleeggezinnen en ik gun iedereen de ervaring die ik heb gehad.” Het is ook tijd om aan een nieuw hoofdstuk van haar leven te beginnen, denkt ze. „Dankzij de afgelopen drie jaar kan ik vrij stabiel verder. Ik wil graag uit huis. Ik weet dat ik deze stap aankan.” Trots: „Niet iedereen koopt op zijn 19e een appartement.” De ervaringen die maakten dat ze in een pleeggezin kwam, zitten haar niet meer dwars. Dat heeft ze verwerkt, zegt ze. Haar ouders ook. Die zijn alleen maar blij voor haar. „Toen we vanmiddag mijn appartement gingen bezichtigen, zeiden ze nog tegen me dat ze trots op me waren omdat ik het zover had geschopt.” Als ze ooit de kans krijgt, hoopt ze daarom zelf een kind dat hulp nodig heeft ook de liefde te kunnen geven die zij heeft ontvangen. „Ik zou zeker open willen staan voor pleegzorg. Al ligt dat nog ver in de toekomst. En ik hoop ook dat lezers zich door mijn verhaal realiseren dat het heel mooi kan zijn om pleeggezin te worden. Al is het maar voor een dag per week.”

„Er is een groot tekort aan pleegg ezinnen en ik gun iedereen de ervaring die ik heb g ehad”

This article is from: