32 minute read

Gerjanne

Next Article
Neline

Neline

Moedereend

Ze stonden bij de kluisjes. Jongens: leren jasjes, brede schouders en stoppels. Met een stuk of zes waren ze. De levenslust sprankelde me tegemoet, hun baardin-de-keel-stemmen vulden het gangpad. Ze duwden elkaar, duwden elkaar terug en weer heen en weer terug, een soort spel van stoeien en vechten was het, een soort joviaal worstelen - al noemen zij het zelf ”matten” of ”knokken”. En daar was ik. Ja. Ik was er ook. Juf van 36, klein en dun, met vlecht en zachte stem. En ik wist het wel. Ze mogen niet bij de kluisjes staan. En ze mogen al helemaal niet knokken of matten. Dus ik moest optreden. Ik was tenslotte aan het surveilleren. Daarom liep ik hier, met mijn handen losjes op mijn rug, als was ik de bewaker van een bankkluis. Maar ik had een probleem. Ik durfde niet. Ik durfde gewoon niet. Ik durfde de knokkende jongens niet uit elkaar te halen. Ik durfde ze niet naar buiten te bonjouren. Ik bedoel: zes van die bouwjongens en ik. Dat is net zoiets als een kleuter die een bouvier moet africhten. Maar goed, mijn calvinistische opvoeding leerde mij dat ik mijn geld te allen tijde eerlijk en hardwerkend moet verdienen, dus ten diepste had ik geen keus. Ik moest optreden. Dus daar ging ik, zo krachtig mogelijk, mijn kin omhoog en mijn ogen op allervriendelijkst. ”Zeg heren”, begon ik, maar niemand keek ook maar op, en ik dacht: zo voelt een vlieg zich dus. ”Héren”, zei ik wat heftiger, en ik was verbaasd over mijn eigen volume. En zij ook, want ze keken me aan, alle zes de stoppels, als bomen stonden ze daar, hun ogen gebogen in de mijne. Nu moet ik de leiding pakken, wist ik, nu had ik hun aandacht, en net toen ik iets briljants probeerde te zeggen, zei een van hen: ”Hé, mevrouw Van Lagen! U gaf mij Nederlands in de eerste!” Bart! Het was Bart! Zijn ogen waren olijk, en opeens voelde ik me zijn moeder en ik dacht: je bent nog een kind. Je bent een jaar of 16, maar je bent nog een kind. Al pratend wandelden we naar buiten en ik voelde me één moment een moedereend met zes kuikens. Bart zou timmerman worden, zei hij. Net als zijn vader. En toen ging de bel. De pauze was een reünie. Een reünie van twee minuten. En ik had genoten.

GERJANNE, MOEDER VAN VIJF, 14 JAAR DOCENTE NEDERLANDS OP HET VMBO, VINDT NIETS ZO FIJN ALS HET UITLEGGEN VAN WERKWOORDSPELLING, HEEFT VIER HOBBY’S: SCHRIJVEN, LEZEN, LEZEN EN LEZEN.

Jona (39)

Lezen: Jona 3 Jona maakt een herstart. God geeft Zijn knecht een nieuwe kans om zijn gehoorzaamheid te bewijzen. Hij heeft hem gered van de dood. Maar God laat Jona niet gaan. Opnieuw klinkt Zijn bevel: ”Ga naar Ninevé!”

Jona ligt op het droge, uitgespuwd door de vis. God heeft hem weer op de juiste route gezet, de weg naar Ninevé. Voor de tweede maal klinkt Gods bevel: „Ga naar Ninevé!” Wat een verschil met de eerste keer! Toen stond Jona op, daalde af, scheepte in en vluchtte weg over zee. Nu ligt het grote water driegend achter hem. Hij heeft ervaren dat vluchten over zee geen zin heeft. Zijn God heeft de zee geschapen en heerst over de wateren. Met de zee achter zijn rug trekt Jona het land op, op weg naar Ninevé. Behalve de veranderde situatie is er nog een belangrijk verschil. Gods bevel nu klinkt anders dan toen. Het eerste deel is nog identiek: „Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar!” Maar in het eerste bevel motiveert God waarom Jona tegen Ninevé moet prediken: „Want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht.” Nu beveelt Hij te prediken „de prediking die Ik tot u spreek!” Vanwaar deze wijziging? Wordt de stad zich al enigszins bewust van haar boosheid? Over een voorzichtige inkeer van Ninevé lezen we niets. Nee, ook voor deze tweede wijziging ligt de reden in de tussenliggende periode. Nu Jona’s ongeloof is opengelegd, staat de zonde van Ninevé in een ander licht. Van de inwoners zegt God straks dat ze het verschil tussen hun linker- en hun rechterhand niet kunnen zien, zó geestelijk blind zijn ze. Jona is niet blind. Straks roept een boze Jona: „Ik weet wie U bent!” (4:2) Nu, als God aan iemand die Hem kent genade bewezen heeft, zou dat geen gevolgen hebben voor een heidense stad die weggezonken in het duister ligt en waar God een van zijn profeten naartoe stuurt?! Nota bene: God stuurt Jona, hét toonbeeld van Gods onverdiende genade!

Misschien valt uw leven ook in twee perioden uiteen: een tijd vóór en nu de tijd na…. Welke gevolgen heeft dit gekregen voor uw beeld van de Heere en uw omgang met Hem?

Jona (40)

Lezen: Hebreeën 5:1-10 God stuurt zijn beste dominee naar Ninevé. De man die door een diepe weg Gods onbegrijpelijke barmhartigheid heeft ondervonden. Als er een is die ervaren heeft dat Gods genade stoelt op Gods recht, dan Jona wel.

Jona moet preken „de prediking die God tot hem spreekt.” Oppervlakkig bezien staat hier dat Jona moet preken wat God hem opdraagt. Wat de inhoud van die prediking zal zijn, is nog onbekend. Wel is het adres hetzelfde gebleven. Maar nu lezen we te oppervlakkig. Wat staat er exact? „De prediking die IK tot u spreek!” Inderdaad verwacht God van Jona gehoorzaamheid. Maar Wie is Jona’s God? In de achterliggende weken heeft God Zich op een heerlijke wijze geopenbaard. Juist is de diepte van de donkere zee trof Jona de schatten van Gods genade aan. De ”Ik” in het eerste bevel is Dezelfde als de ”Ik” in het tweede bevel, maar toch is God nu onvergelijkbaar anders. Toen Jona deze voor hem tot dan toe onbekende kant van God ontdekte, jubelde hij het uit: „Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE mijn God. Het heil is des HEEREN” (2:6 en 9). Deze God beveelt Jona te prediken wat Hij tot hem spreekt. Dat belooft wat! Wat we hier op kleinschalig niveau zien gebeuren, is een afspiegeling van het verschil tussen Gods heilshandelen voor en na Jezus’ komst op aarde. Tussen Gods eerste en Zijn tweede bevel aan Jona, ligt Jona’s omkomen in het water en Gods redding uit de dood. Deze Godsopenbaring heeft grote gevolgen voor Jona’s prediking. Zo maken Christus’ kruisiging en opstanding een nog groter verschil. Vóór Jezus’ kruisiging klonk vanaf Genesis 3 de boodschap van Gods opzoekende zondaarsliefde. Na kruis en opstanding is Gods Evangelie ingrijpend veranderd. Vandaag openbaart Jona’s God Zich op een wijze aan u en mij die Jona God nooit heeft kunnen leren kennen. God komt tot ons in Zijn Zoon, Die ons Zijn doorboorde handen voorhoudt en ons zó Gods vriendschap aanbiedt.

Ter overdenking: „Milde handen, vriend’lijk’ ogen, zijn bij U van eeuwigheid.” (Psalm 25:3 berijmd)

Ds. C.P. de Boer is christelijk gereformeerd predikant te Sliedrecht en docent aan het HHS te Amsterdam

TROUWJURK

Dit nummer van Terdege staat weer vol met adviezen en tips voor trouwlustigen. Voor velen is er vanwege coronamaatregelen in de achterliggende tijd een domper gekomen op dit alles. Het was in veel gevallen heel wat soberder dan men zich had voorgesteld. In ieder geval was er geen ruimte voor een uitbundig feest. In veel gevallen is dat zo erg niet. Moeder zei vroeger weleens: „’s Middags ligt men op de knieën en ’s avonds is het voetjes van de vloer.” Zij doelde daarmee op uitgelaten trouwfeesten met overvloedige drank en dans die volgden op een kerkdienst waarin de bruid en bruidegom werd gezegd dat hun ”beginsel” zou zijn in de naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Ik heb niet de indruk dat dit onder onze lezers het geval is. Echter, wanneer de vraag aan de bruid gesteld wordt dat ze in alle „zedigheid en eerbaarheid zonder wereldse pracht en praal zou wandelen, opdat zij anderen een goed voorbeeld der zedigheid moogt geven”, lijkt het me toe dat deze betekenisvolle woorden niet altijd begrepen worden. Onlangs las ik over gebeurtenissen uit het leven van de gereformeerde predikant Bohlmeijer. Zijn zoon Ernst tekende die op uit vaders en moeders mond in het boekje ”De dominee en zijn mevrouw” . Ik las een herinnering aan de tijd dat Bohlmeijer in Wilnis predikant was, van 1954 tot 1958. Zijn vrouw, die met iedereen in het dorp wilde meeleven in rouw en trouw, vertelde: „De hervormden en gereformeerden trokken in Wilnis joviaal met elkaar op. Behalve op zondag. Dan liepen de hervormden aan de ene kant van de straat en de gereformeerden aan de andere kant. Men keek elkaar niet aan en groette elkaar niet. Op een keer kwam ik bij een streng gezin van de bondsgemeente. Ik wilde de ouders en de dochter feliciteren, want zij ging trouwen. De dochter had een zwart mantelpakje aan, waarvan de rok tot net onder de knieën kwam. De vader ging dit veel te ver. Hij had zich de hele dag reeds opgewonden. Toen de vrouw van de dominee binnenkwam, kon hij zich niet meer inhouden. Hij zei: „Aaltje, Aaltje, vannacht kun je weduwe wezen...” Op de huwelijksdag felicteerde hij zijn dochter met: „Memento mori” (gedenk te sterven).” Toegegeven, dit was wel een heel rigoureus optreden van de vader en naar onze begrippen meedogenloos en onterecht. Het zou gezien de outfit van menig bruidje anno 2021 niet ongepast zijn om inderdaad te reageren zoals de ontstemde vader uit Wilnis. Het lijkt soms alsof de bruid er niet is voor de bruidegom alleen, maar voor Jan en alleman. Me dunkt dat de bruidegom hier mede schuldig aan is. We mogen veronderstellen dat daarover gesproken wordt door het aanstaande bruidspaar. Wijlen ds. G. Boer schreef een hoofdstuk over de verloving in het boek ”De zin van het leven” . Hij schrijft ook het volgende, hetwelk op vele trouwjaponnen van toepassing is: „Hoe vermaant ons de Heilige Schrift: wordt deze wereld niet gelijkvormig, noch in taal, noch in gebaar, noch in levenshouding, noch in kleding enzovoort, maar word vernieuwd door de Geest. Laten onze meisjes en vrouwen toch bedenken, dat zij door haar kleding eerbaar zijn (…) er is een kleding in de mode die meer prikkelend werkt dan de naaktheid (…) ’t Is heus zo mooi niet, dat wij gekleed moeten gaan! Dat herinnert ons aan onze zonde in het paradijs. Nu is de kleding om te bedekken, niet om te ontdekken of om bewonderd te worden.” De trouwjurk hoeft geen rouwkleed te zijn. Gods Woord vergelijkt het nieuwe Jeruzalem met een bruid die voor haar man versierd is. Haar man, en niet alleman! Ds. M. van Kooten, Elspeet

God openbaarde Zijn wil niet in losse teksten, maar in complete geschriften. Daarom bepreekte dr. R. van Kooten de jaren door bij voorkeur complete Bijbelboeken of -gedeelten. „Zo leren we naar mijn mening de inhoud van de Bijbel het best kennen. Het voorkomt ook dat je eigen voorkeuren gaan overheersen.” De ambtelijke bediening in zijn laatste gemeente, de hersteld hervormde gemeente van Apeldoorn, sloot de emeritus predikant af met het bepreken van Paulus’ brief aan de Galaten. De vrucht van de studie daarvoor verscheen onlangs in de vorm van een lijvig boek, dat het midden houdt tussen een commentaar en een stichtelijk werk.

WAAROM KOOS U VOOR DEZE VORM? „Een predikant is in de eerste plaats dienaar van het Woord. Dat moet hij zorgvuldig bestuderen. De preek moet ontvouwing van de tekst zijn en de toepassing moet uit déze tekst komen. Alleen dan kun je zeggen: „Alzo spreekt de Heere.” Anders is het: Rein, Kees of Piet vindt… Hun mening kan grosso modo Bijbels zijn, maar het gaat dan niet meer om wat de Heere de gemeente wil leren door déze tekst. Behalve de Bijbel heb je als predikant je gemeente te bestuderen. Je moet je mensen kennen, om de toepassing te laten landen en te weten wat je prediking uitwerkt. Daarom vind ik het lastig om pastoraat te bedrijven los van de prediking, en omgekeerd. Dat zie je terug in mijn boeken. Ik lees ook voor mezelf bij voorkeur boeken die een goede uitleg bieden en tegelijk zijn aangelegd op mijn hart en de dagelijkse levenspraktijk. Dr. Martyn Lloyd-Jones is daarin voor mij een voorbeeld.”

WAT IS VOOR U DE BOODSCHAP VAN DE GALATENBRIEF IN ÉÉN ZIN? „Gods genade in Christus en niets van de mens erbij. Daarin heeft dit Bijbelboek zowel vrijzinnige als middenorthodoxe en rechtzinnige mensen iets te zeggen. De Galatenbrief laat zien hoe strikt Paulus denkt en handelt als het eenzijdige van Gods genadewerk openlijk of bedekt wordt ondergraven. Dan weerstaat hij niet alleen de judaïstische predikers, maar ook Petrus. Dat doet hij zelfs in het openbaar, omdat Petrus ook in het openbaar zondigde door onder druk van de judaïsten niet langer de maaltijd te gebruiken met christenen uit de heidenen. Wij zijn al tevreden als iemand het goed bedoelt. Dat gold ongetwijfeld voor Petrus ook. Hij kon steekhoudende argumenten aanvoeren voor zijn gedrag. Maar Paulus onderkende dat Petrus met zijn handelwijze in Antiochië terugviel in wettisch denken. Als je écht bekeerd bent, laat je je besnijden. Die opvatting kent zowel reformatorische als evangelische varianten. Als je écht bekeerd bent, draag je zwarte kleding. Als je écht bekeerd bent, spreek je in tongen.”

U NOEMDE DE PREKENSERIE OVER GALATEN UW GEESTELIJKE TESTAMENT VOOR UW LAATSTE GEMEENTE. „Ja, omdat de kern van de Bijbelse boodschap in deze brief zo kernachtig wordt weergegeven. Paulus verkondigt de weg van boven naar beneden. Het heil komt enkel en alleen

„Vandaag wordt er geen algemene waarheid erkend”

van God. Wij werken graag van beneden naar boven. Dat past bij ons verdorven denken, het zuurdeeg dat in onze genen zit, zelfs na ontvangen genade. Je ziet dat vooral rond de viering van het heilig avondmaal. Als de dienst van voorbereiding wordt aangekondigd, slaat bij menigeen de schrik toe. Er zijn mensen die de ene keer wel aangaan, de andere keer niet, afhankelijk van hoe ze geestelijk gesteld zijn. Ben ik het wel waardig? Die vraag kan ook op het sterfbed grote strijd geven. Het probleem zit in het kijken naar binnen in plaats van het zien op Christus.”

ER ZIJN NOGAL WAT COMMENTAREN OP DE BRIEF AAN DE GALATEN UITGEBRACHT. WAT VOEGT UW BOEK TOE? „Ik heb niet het gevoel dat het uniek is. Het is wel vers, ontstaan in deze tijd. Ik begin altijd met het bestuderen van de grondtekst. Dat wat ik daarin vind, controleer ik

aan de hand van commentaren. Waardevolle gedachten van andere auteurs heb ik meegenomen. Degenen die ik elke keer met verwachting raadpleegde, waren Calvijn, Van Bruggen, MacArthur en Dunn.”

EN LUTHERS UITLEG VAN DE GALATENBRIEF? „Ik vind het heerlijk om boeken van Luther te lezen, omdat hij zo midden in het leven staat. Ook in zijn uitleg van de Bijbel. Het bezwaar daarvan is dat hij weleens tekort doet aan de feitelijke inhoud van de tekst. Vandaar mijn voorkeur voor Calvijn op dit punt. Hij heeft, net als Luther, veel meegemaakt, maar was van meet af aan meer de Schriftgeleerde.”

ZIJN DE FRONTEN SINDS DE REFORMATIE VERANDERD? „In essentie zijn ze gelijk gebleven. Het zit in de mens om aan religie te doen en de goden gunstig te stemmen. Wij vormen op die regel geen uitzondering. Het gunstig willen stemmen van God kan op allerlei manieren, van orthodox tot evangelisch. Een belangrijk verschil tussen toen en nu is dat er vandaag geen algemene waarheid meer wordt erkend. Bepalend is het gevoel. Daarom is het zo belangrijk dat bij het uiteenzetten van de leer wordt benadrukt en door de hoorders wordt ervaren dat het daarin gaat om het léven. Dat is bij Paulus heel duidelijk. Voor hem zijn leer en leven één. In al zijn brieven begint hij met wat God heeft gezegd en gedaan. Daaruit trekt hij vervolgens conclusies voor het leven. Niet als iets wat wíj nu moeten gaan doen, maar als het vanzelfsprekende gevolg van de genade die in ons doorwerkt. Dankzij de Heilige Geest, Die gemeenschap met Christus bewerkt en het verlangen wekt om Hem te volgen en Zijn beeld gelijkvormig te worden. In een wandel in vrijheid. In het moderne denken is dat elkaar vrijlaten en jezelf kunnen zijn. Dat maakt het des te belangrijker om goed uit te leggen wat Paulus met vrijheid bedoelt.”

HOE VERHOUDT DE WET ZICH IN PAULUS’ BRIEVEN TOT HET EVANGELIE? „Hij spreekt negatief over de wet als die wordt gezien als heilsweg. Dan is er sprake van een ander evangelie. Tegelijk onderstreept hij op allerlei plaatsen de blijvende geldigheid van de Tien Geboden voor Jood en heiden. Dat is niet vreemd, want die geboden vatten samen wat God begeert. De band met God door de vereniging met Christus leidt tot datzelfde verlangen. „Och, of wij Uw geboôn volbrachten.” Dan is het geen moeten maar mogen, en verwonder je je erover dat je bijvoorbeeld de minste kunt zijn. Niet als gevolg van je eigen inspanning, maar als vrucht van Gods genade. Het aangrijpende van deze tijd is dat de mens zichzelf tot wet is geworden. Die tijdgeest wordt niet tegengehouden door kerkmuren en -ramen. Er zijn vandaag veel gelovigen zonder waarachtige bekering. Dat kán niet, daarover mag geen onduidelijkheid bestaan. Als we Christus wel willen hebben tot vergeving van onze zonden, maar niet tot vernieuwing van ons leven, scheuren we Hem uiteen. Tegelijk bestaat het gevaar dat we door aan de andere kant van het schip te gaan hangen, weer in het wetticisme belanden. Het luistert heel nauw.”

U BESTEEDT OOK AANDACHT AAN HET VERSCHIL TUSSEN GELOVIGEN ONDER DE WET, VOOR CHRISTUS, EN DIE NA ZIJN KOMST. IS ER EEN WEZENLIJK ONDERSCHEID? „Niet naar het wezen van de genade, wel in mate en nieuwe bedeling. De gelovigen onder de wet verkeerden in de kinderfase. Vanaf de wetgeving op de Sinaï stond het Joodse volk onder voogden en verzorgers. Als ik als kind te laat thuis kwam, kreeg ik straf. Daarom fietste ik met kloppend hart naar huis als het me weer eens overkwam. Het is goed dat ik hierdoor heb geleerd om op tijd te zijn, maar de kramp is weg. Nu probeer ik me aan de tijd te houden vanuit liefde voor mijn vrouw. Dat is leven in de vrijheid, zoals Paulus het noemt. Vanuit Christus, Die de wet heeft vervuld. Niet in de zin van afgeschaft, maar tot zijn eigenlijke doel gebracht. Opdat ook wij die wet uit liefde zouden betrachten.”

”GALATEN. DE SCHERPSTE BRIEF”, DOOR DR. R. VAN KOOTEN; UITG. DE BANIER, APELDOORN; 512 BLZ.; € 24,95

Jenthe Jenthe (42) is met haar man Maarten (45) en hun kinderen Jos (15), Laura (13), Lindy (10) en Heidy (9) verhuisd naar de bergen op de grens tussen Oostenrijk en Slovenië, waar het gezin gastenverblijven heeft ingericht in een eeuwenoude boerderij.

Snakten we in Nederland ’s winters naar een paar dagen sneeuw, hier zijn de toppen rondom ons in de herfst al wit. Ik geniet er uitbundig van tijdens een rit naar de school van de kinderen. Eenmaal thuis ben ik iets minder opgetogen over de naderende kou. Onze Stube stoken we behaaglijk warm, maar de rest van het huis blijft vooralsnog ijzig. Maarten verdiept zich in een beter verwarmingssysteem, maar vreest dat de levering daarvan nog even op zich laat wachten. Als het erg lang duurt, staan we straks weer met een jas aan en een muts op te koken, bedenk ik, huiverend herinneringen aan de afgelopen winter ophalend. Ik loop net naar buiten om de houtmand te vullen, als ik tot mijn schrik een politieauto zie aankomen. In een l its ga ik na waar iedereen moet zijn op dit moment. Maarten is naar z’n werk, de kinderen zitten op school. Wat is er gebeurd? De honden gaan vreselijk tekeer, blijkbaar vinden zij die uniformen en de petten verdacht. Ik moet moeite doen om zowel de beide dieren als in mij oplaaiende paniek onder controle te houden. Gelukkig blijken de agenten niet vanwege ons gezin te komen. Ze zijn op zoek naar een oude man die uit een verpleeghuis is verdwenen. Even denk ik na. Nee, ik heb geen oude man gezien. „Wat naar”, zeg ik. „En dat in deze tijd van het jaar. Het vriest ’s nachts al.” Een van de mannen knikt richting de appartementen. „Heeft u nog gasten?” Ik schud mijn hoofd, maar dan schiet me iets te binnen. „De deuren zijn bij ons eigenlijk nooit op slot. Iedereen kan erin. U mag wel even kijken...?” Voor de tweede keer binnen enkele minuten bonkt mijn hart in m’n keel. Met ingehouden adem loop ik achter de agenten aan de appartementen door. Het idee dat er in een van de bedden zomaar een vreemde man kan liggen, doet een rilling over mijn rug gaan. In alle ruimten blijkt het echter even leeg en stil. Onverrichter zake vertrekt de ”Polizei”, grommend nagekeken door Beer, die nog steeds geen goed gevoel heeft bij dit bezoek. Als ik die avond even naar het appartementenhuis loop omdat ik van buiten zie dat er een lamp is blijven branden, gaat hij met me mee. En plotseling slaat de hond opnieuw fanatiek aan. „Stil maar, Beer”, probeer ik hem te kalmeren. „Die agenten zijn allang weg, jongen.” Ik open het appartement waar ik licht zag en reik naar de schakelaar naast de deurpost om het uit te doen. Dan slaak ik een kreet. In de stoel bij het raam zit een oude man. Hij ziet er verkleumd uit, en schrikt minstens zo erg van mij als ik van hem. Beer springt op hem af en begint aan zijn broekspijp te snuffelen. „Sorry”, zegt de man. En opeens glimlacht hij ontwapenend. „Ik wilde u niet laten schrikken. We hebben hier kerstfeest gevierd, maar de kinderen zijn allemaal vertrokken. Nu ben ik alleen. Gaat u zitten, mijn vrouw zal zo wel komen.” Het is eind oktober, wil ik zeggen. En er zijn hier geen kinderen geweest. En uw vrouw... Maar ik zeg niks. Ik loop naar hem toe en pak zijn hand. IJskoud! „Loopt u tot die tijd anders even met mij mee”, stel ik voor. „Dan drinken we samen wat.” Verrast kijkt hij me aan. Dan staat hij moeizaam op. Terwijl Maarten de politie belt, geniet ik samen met de oude zwerver van warme chocolademelk in de warme Stube. „Ik ben blij dat u zie!” zeg ik. Hij knikt. „Ik ook!”

Volgende keer: Loodgieter gezocht

JEANNETTE WILBRINK-DONKERSTEEG tekst:

In het toilet van de onopvallende woning aan de doorgaande dorpsweg hangt een plaat met foto’s en de tekst: „Thuis is de plek waar de liefde woont.” Voor Karin (33) is dat geen vanzelfsprekendheid. Jarenlang voelde ze zich een gevangene in haar eigen woning. Door haar man. In het begin van de verkeringstijd was Aart een gentleman. Tegen de tijd dat ze gingen trouwen, ontstonden er steeds vaker discussies. „Alles moest luxer en duurder en hij kon zijn ouders moeilijk loslaten. Na de trouwdag kwam zijn ware aard pas echt boven. Zijn wil was wet. Hij wilde dat ik zo veel mogelijk thuis bleef, vernederde me op allerlei manieren en verbood het contact met vriendinnen. Als er mensen op bezoek waren, leek het tussen ons koek en ei, maar na hun vertrek kreeg ik de volle laag. De buitenwereld kent hem niet zoals hij in werkelijkheid is.” Ook haar moeder, bij wie ze soms uithuilde, had aanvankelijk niet echt in de gaten wat er aan de hand was. Haar reformatorische huisarts doorzag dat wel. „Toen het huiselijk geweld toenam, adviseerde hij me om weg te gaan. Voor de veiligheid van mezelf en de twee kinderen die we hadden gekregen. Ik aarzelde omdat er geen sprake was van overspel, naar mijn overtuiging van destijds de enige geoorloofde reden om uit elkaar te gaan. Bovendien zijn de kinderen altijd de dupe.”

THERAPIE De ontdekking van filmpjes van seks tussen mannen op de telefoon van haar man sterkte haar in het vermoeden dat Aart mogelijk homoseksueel was. Toen ze twee jaar geleden in de gaten kreeg dat hij zijn oudste zoontje misbruikte, was de maat vol. „Eerder was ik na heftig geweld op een zondag al een nacht weggeweest. Daarna heb ik voor het eerst contact opgenomen met een ouderling. Die adviseerde me in huwelijkstherapie te gaan. Dat heb ik gedaan, maar die hulpverlener had geen oog voor de werkelijke situatie en Aart werkte niet mee. Na zo’n therapeutisch gesprek was hij nog agressiever dan anders. De situatie werd steeds onveiliger. Er stond een vluchttas klaar bij de buren, voor het geval het uit de hand zou lopen. Ook de politie was op de hoogte van de situatie.” Nadat ze de huisarts had geïnformeerd over het misbruik, belandde ze voor haar gevoel in een achtbaan. „Ik mocht niet terug naar huis, dus we zijn naar een particulier blijf-van-mijn-lijfhuis gebracht. De kinderen dachten dat het een vakantiewoning was, ik leefde continu met de angst dat Aart zou ontdekken waar we zaten. Intussen had

ik gesprekken met Veilig Thuis, de hulpverlening, school en de politie. Het is heel heftig om aangifte te doen tegen je eigen man wegens huiselijk geweld en een zedendelict.”

CENSUUR Met ondersteuning van Slachtofferhulp en een advocaat van onvermogen, voor mensen zonder financiële middelen, vroeg ze echtscheiding aan. De kerkenraad zette haar vanwege die stap onder censuur. „Het seksueel misbruik werd door Aart ontkend, huiselijk geweld hoorde volgens de kerkenraad bij de tegenspoed in het huwelijk en voor pornoverslaving kon je therapie krijgen. Die boodschap viel me rauw op m’n dak. Bidden durfde ik niet meer, omdat ik me ook tegenover de Heere voelde falen door het verbreken van mijn gegeven jawoord.” Bij de predikant van de gemeente waartoe ze nu behoort, in een buurdorp, vond ze een luisterend oor. „Die wees me erop dat niet ik maar Aart het huwelijk had gebroken, door mishandeling en seksueel misbruik. Het vreemde was dat de kerkenraad van mijn vorige gemeente het bewijs van lidmaatschap toestuurde zonder een aantekening over tucht daarop. Daardoor kon ik in de nieuwe gemeente met een schone lei beginnen.” De aangiften tegen Aart werden geseponeerd door onvoldoende bewijs. „Zedendelicten bij jonge kinderen zijn moeilijk te bewijzen en bij de aangifte voor huiselijk geweld is door de strafrechter maar naar één datum gekeken: de zondag waarop ik uit huis ben gevlucht. Terwijl het geweld

„ER STOND EEN VLUCHTTAS KLAAR”

een periode van jaren omvatte.” Het openbaar ministerie ging met haar instemming tegen de uitspraak in beroep. „Niet omdat ik mijn gelijk wil halen, maar voor de veiligheid van de kinderen. Als ze naar hun vader gaan, gebeurt dat nu met iemand van jeugdzorg erbij. Ik wil voorkomen dat dit toezicht wegvalt. De oudste is nog steeds bang voor hem en voelt zich schuldig omdat hij het geheim dat er tussen hen was, heeft verklapt. Ik zie hoe hij worstelt met een loyaliteitsconflict. Het blijft zijn vader.”

VRAAGTEKENS Ook voor Agaat (55), moeder van vijf kinderen, was de veiligheid van haar kroost een belangrijke reden om van Johan te scheiden. Ze leerde hem kennen door een groep vrienden die geregeld met elkaar op stap gingen. „Ik vond hem wel leuk en hij was een goeie verschijning. Na die eerste ontmoeting kregen we verkering. Hij vertelde me dat hij kort daarvoor een verloving had verbroken. Toen ik hoorde hoe de relatie was, begreep ik dat wel. Nu heb ik mijn vraagtekens bij dat verhaal.” Na anderhalf jaar traden ze in het huwelijk. „Het viel me op dat hij soms wat apart gedrag had, maar als je van iemand houdt, accepteer je dat.

Ieder heeft zijn eigenaardigheden. Hij had een nogal kort lontje en was bijna elke avond weg, voor klusjes her en der. Voor een ambachtsman niet zo vreemd.” Het gezin breidde in de loop der jaren uit. Johan ging zich steeds asocialer en agressiever gedragen. „Hij had ook zijn aardige kanten. Zo vond hij het heel leuk om op zaterdag mijn zwager te helpen op de boerderij. De relatie met mijn ouders was goed totdat ze hem een keer aanspraken op zijn omgang met het andere geslacht. Vaak zat hij openlijk met andere vrouwen te flirten.” Zelf werd ze in toenemende mate door hem mishandeld, fysiek en emotioneel. „Ik zag er niet goed uit, ik kon niks en ik was niks. Op alle mogelijke manieren probeerde hij me te kleineren. Je zelfbeeld zakt dan tot nul. De kinderen mishandelde hij vooral emotioneel. Aan zijn ogen zagen we al wanneer het weer mis zou gaan. In zijn agressiviteit ging hij heel ver. Soms werd ik letterlijk het bed uit getrapt, dan sliep ik de rest van de nacht op de bank. Aan het eind had hij meerdere keren per week zo’n uitbarsting van woede.” Ze trok zich op aan de waardering die ze kreeg voor haar vrijwilligerswerk buitenshuis en creatieve workshops die ze gaf met een zus. „We kregen enorm positieve reacties. Dat maakte Johan dan weer jaloers. Hij kon het niet hebben als ik aandacht kreeg.” In de zomer van 2009 zette hij haar midden in de nacht op straat. „Met geld dat ik had achtergehouden en een tasje met wat kleding en toiletartikelen ben ik naar een Van der Valkhotel gereden. Daar arriveerde ik in mijn nachtkleding. Dan voel je je zó’n sloeber. De volgende dag heb ik de kinderen opgehaald en ben ik met hen naar een schuiladres gegaan. Daar zijn we zes weken gebleven.”

THERAPIE De door haar aangevraagde scheiding werd het jaar daarop geëffectueerd. „De huwelijkstherapie die we hadden gevolgd, zwaar tegen Johans zin, had geen enkel resultaat gehad. Aan hem lag het niet, dus hij had er niks te zoeken. Ook voor de kinderen ging het niet meer. Toen ik hem liet weten dat ik een scheiding ging aanvragen, reageerde hij alsof hij er niets van begreep. Terwijl de hele familie zich bedreigd voelde door zijn gedrag. Alleen voor de politie was hij beducht, want hij had al een strafblad.” Het boerderijtje dat ze hadden gekocht en opgeknapt, werd na de scheiding noodgedwongen verkocht. Zijn bedrijf liet Johan uit tactische overwegingen failliet verklaren. Agaat vond met hulp van haar familie een andere woning. Haar ex-man vertrok naar het westen van het land en huwde enkele jaren terug zijn nieuwe liefde, met wie hij al geruime tijd samenwoonde. Op aanraden van de kinderen en familieleden ging Agaat in therapie bij stichting De Vluchtheuvel. „Eerst leek het me overbodig, maar ik kreeg een

„AAN ZIJN OGEN ZAGEN WE HET AL”

ervaren hulpverlener die de situatie goed doorzag en met waardevolle adviezen kwam.” Aan een vaste omgangsregeling met de kinderen had Johan geen behoefte. Afspraken over de tijden van halen en brengen legde hij naast zich neer. „Als hij ze niet op tijd terugbracht, was ik in paniek, want ik achtte hem tot alles in staat. Inmiddels heeft geen van de kinderen nog contact met hem. De hoop op erkenning van gemaakte fouten is vervlogen.”

LEVENSLANG Alimentatie betaalt haar voormalige echtgenoot pas sinds enkele jaren, onder hoge druk. „Hij doet er nu alles aan om me op kosten te jagen, door rechtszaak na rechtszaak. Van mijn aandeel in de opbrengst van het verkochte huis heb ik tot vandaag geen euro gezien.” Door haar familie en enkele schoonzussen voelde ze zich de jaren door gesteund. De verhouding met de kinderen is soms complex. „Ieder beleeft zo’n vechtscheiding op z’n eigen manier. Ze hebben allemaal een trauma opgelopen, verschillende kinderen hebben daarvoor EMDR-therapie gehad.” Net voor de zomervakantie stortte ze in. „Toen Johan nog thuis woonde, wist ik welke reacties ik van hem kon verwachten. Nu leef ik voortdurend met de spanning wat hij mogelijk gaat doen: met mij, de kinderen, mijn familie. Met z’n allen hebben we levenslang. We kunnen daar gelukkig wel met elkaar over praten. Bij mezelf merk ik dat de herinnering aan de lichamelijke mishandeling afneemt, maar de pijn door de psychische mishandeling niet.”

HERBELEVINGEN Karin hield aan haar huwelijk een posttraumatische stressstoornis over. „Ik heb vaak nachtmerries en overdag angstaanvallen en herbelevingen. Mijn zelfvertrouwen was helemaal weg, het vertrouwen in de meeste andere mensen ook. De hele dag ben ik op mijn hoede. Pas stond ik bij een verkeerslicht en zag ik in de auto naast me ineens mijn ex. Dan raak ik helemaal in paniek en kost het dagen om weer enigszins tot rust te komen.” Als meisje voelde ze zich vaak al onzeker. „Op de lagere school ben ik regelmatig geplaagd. Mijn zelfbeeld is veel positiever geworden tijdens mijn jaren op het Hoornbeeck College. Daar hoorde ik er echt bij. Door de psychische onderdrukking in mijn huwelijk is het weer verzwakt. Familieleden zagen me, in hun eigen woorden, van een vrolijke spontane meid veranderen in een dood vogeltje. Voor het werk in en om het huis stond ik helemaal alleen. Hoogzwanger snoeide ik de heg en maaide ik het gras. Dat is nu een geluk. Ik hoefde er niet aan te wennen om alles in m’n eentje te doen.” Het boek ”Narcistisch misbruik in de liefde” was voor haar een oogopener. „Ik herkende alles wat ik daarin las. Een maatschappelijk werker opperde dat Aart waarschijnlijk een narcist is. Tot dan kende ik die term niet.” Haar schoonfamilie, die aanvankelijk begrip voor haar had, koos na de scheiding partij voor eigen bloed. „Van mijn eigen familie krijg ik gelukkig veel steun. Ook van andere kanten is er gezorgd, door enveloppen met geld in de brievenbus, kleding voor de kinderen en dit huisje, dicht bij mijn ouders.”

RUGZAK De relatie met de kinderen, die al goed was, werd nog hechter. „We zijn helemaal op elkaar aangewezen. De oudste loopt net als ik bij een hulpverlener. Eerst heeft hij speltherapie gehad, nu krijgt hij traumaverwerkende therapie.” De therapeute adviseerde haar te verhuizen naar het buurdorp waar ze kerkt. „Hier kent iedereen me en in zo’n dorp wordt veel gepraat. Ik merk dat sommige mensen me negeren, misschien omdat ze niet weten hoe ze met de situatie moeten omgaan. Er zijn er ook die me de scheiding kwalijk nemen. Dat pleit voor verhuizen, maar mijn grote angst is dat Aart me blijft achtervolgen. En ik moet er weer een netwerk zien op te bouwen, terwijl ik al zo veel aan mijn hoofd heb. Het is een doorgaand rouwproces.” Ze ziet zichzelf niet snel nog een keer trouwen. „Zeg nooit ”nooit”, maar het zal tijd kosten eer ik een man weer durf te vertrouwen. En kan ik het iemand aandoen? Zowel ik als de kinderen hebben een behoorlijke rugzak. Het vraagt nogal wat om daarmee om te gaan.” Door de therapie voelt ze zich wel gestaag sterker worden. „Ik merk dat ik ongevoeliger word voor het oordeel van mensen. Ook in mijn geloofsleven is meer rust gekomen. Ik heb geleerd in afhankelijkheid van de Heere

te leven. Misschien waren al die toestanden daarvoor wel nodig.”

LOTGENOTEN Om haar ervaringen te kunnen delen, sloot Agaat zich aan bij een lotgenotengroep onder leiding van hulpverleenster Annelies Bos, zelf ook gescheiden. „Er is een vriendengroep uit ontstaan die veel voor me betekent. Ook de contacten met oude vrienden zijn goed gebleven, maar iemand die niet is gescheiden, kan zich moeilijk een voorstelling maken van mijn omstandigheden. Al zit je niet meer in de directe invloedsfeer van een extreme narcist, hij blijft op een bepaalde manier wel je leven beheersen. Zelfs nu hij al jaren een andere vrouw heeft, geeft niets Johan meer voldoening dan mij het leven onmogelijk te maken.” Ze heeft de indruk dat de gereformeerde gezindte relatief veel vechtscheidingen kent. „Omdat de problemen vaak lang onder een deksel worden gehouden. Als het er uiteindelijk door de druk toch af schiet, is elke bereidheid tot overleg verdwenen.” Aanvankelijk worstelde ze met de vraag of ze wel had mogen scheiden. Nu is ze ervan overtuigd dat ze die stap eerder had moeten zetten. „Zo zien de kinderen het ook. Elke keer hoopte ik op verandering, maar als je man je gaat mishandelen, stopt het niet meer. Het wordt alleen maar erger. Ik was mijn leven niet zeker.” Net na de scheiding zat ze niet te wachten op medelijden. „Het enige wat ik wilde, was sterk zijn. Richting mijn kinderen, de naaste omgeving, vrienden. Nu durf ik meer mijn kwetsbaarheid te tonen. De kinderen en de familie zijn heel zorgzaam voor me, dat hoor je vaak genoeg anders. En ik kan alles kwijt voor God in het gebed. Ik zou niet weten hoe ik zonder geloof staande was gebleven en ook nu overeind zou blijven, want zo’n huwelijksverleden blijft je belemmeren. In alles wat je doet.” TER BESCHERMING VAN DE PRIVACY IS GEBRUIKGEMAAKT VAN FICTIEVE NAMEN. OOK STAAN DE PERSONEN OP DE FOTO’S NIET IN RELATIE TOT HET ONDERWERP. VOLGENDE KEER DEEL 3: KIND VAN GESCHEIDEN OUDERS.

Gevecht zonder winnaars

Bij circa 10 tot 15 procent van alle scheidingen is er sprake van een zogeheten vechtscheiding. De strijd wordt meestal via rechtbank uitgevochten. De kinderen dienen als pressiemiddel in de onderhandelingen en lopen daardoor extra schade op. Per saldo kent elke vechtscheiding uitsluitend verliezers. Op basis van het rapport van het Expertteam Ouderverstoting bepaalde demissionair minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) dit jaar dat er een ”specialist contactverlies” moet komen, om ouderverstoting bij een vechtscheiding tegen te gaan. Het team, onder leiding van familierechter Cees van Leuven, voerde in opdracht van Dekker onderzoek uit naar ouderverstoting, waarbij een van de ouders na de scheiding het contact met het kind verliest. Een van de oorzaken is volgens het rapport het langs elkaar heen werken van professionals in de jeugdzorg. „Er moet veel meer regie komen aan het begin van een complexe scheiding”, oordeelde Van Leuven. Het expertteam pleitte ook voor het instellen van speciale scheidingsadviesteams voor complexe scheidingen. Die moeten onderzoek doen naar de oorzaak, hulp bieden en zo nodig de politie inschakelen als een ouder zich niet aan de omgangsregeling houdt.

This article is from: