11 minute read

Verdieping

Next Article
Gezien

Gezien

a het vwo volgde de nu 55-jarige

NKraaij de lerarenopleidingen biologie en natuurkunde. Hij raakte geboeid door onze hersenen en wilde daar meer van weten. Bij het Brain Center Rudolf Magnus van het UMC Utrecht en bij het Amsterdam UMC dook hij jarenlang in de duistere diepten van onze grijze cellen, waarna de neurowetenschapper promoveerde op ‘zijn’ dendrieten, axonen en transmitters. Na uitstapjes naar verschillende Nederlandse universiteiten en hbo’s, waaronder de Christelijke Hogeschool Ede, ging hij als docent biologie en natuurkunde op het Ichthus College in Veenendaal aan de slag, omdat hij het mooi vond om zijn kennis op leerlingen over te dragen. Daarbij maakt hij tot op de dag van vandaag gebruik van de kennis die zijn ‘brainstormperiode’ heet opgeleverd. „Ons hersenen zijn zó bijzonder”, vertelt Kraaij enthousiast. „Ze bevatten zo’n 85 miljard cellen die allemaal contact met elkaar kunnen maken: één groot neuraal netwerk. Elke cel bevat korte en lange uitlopers, dendrieten en axonen, die zich uitstrekken naar de uitlopers van andere cellen. Ze geven boodschappen aan elkaar door, óver de synaptische spleet die hen van elkaar scheidt. Leren is eigenlijk: informatie op zo’n manier sturen dat die zo snel mogelijk de juiste hersendelen bereikt. Hoe beter je je brein traint, hoe sneller dat gaat. Vergelijk het met het bouwen van een brug over een ravijn. De touwtjes over de synaptische spleet veranderen door veelvuldig gebruik langzaam maar zeker in brede bruggen en de bospaadjes door het brein in snelwegen. Dat is de manier waarop we leren, onthouden en gedrag en emoties vormen.”

Limbisch systeem Maar hóé train je je brein dan? Hoe leer je het best? Kraaij: „Je moet weten dat onze hersenen meer zijn dan een opslaggebied voor gegevens. Zo bevatten ze ook een limbisch systeem, dat gevoelens als angst, blijdschap en dankbaarheid creëert. Uit onderzoek blijkt dat je veel beter leert wanneer je positieve emoties ervaart. Wie zegt: „Leren hoet niet leuk of betekenisvol te zijn” heet het absoluut mis.”

De docent pleit dan ook voor lessen die aansluiten bij de interesses van leerlingen. „Wordt er ingespeeld op belangstelling en positieve herinneringen, dan gaan we dopamine, oxytocine en adrenaline afgeven. Die stofen geven je een gevoel van waardering en beloning en laten je in beweging komen; je raakt gemotiveerd.”

Dat laatste levert wel meteen een probleem op, want hoe enthousiast je ook wordt, in het Nederlandse onderwijssysteem moet je –meestal– stil op je plek blijven zitten. „Leerlingen kunnen dan niks met alle stofen die vrijkomen. Het lichaam wordt alert en energiek en wil wat doen, maar mag dat niet. Wie daar niet mee kan omgaan, krijgt vaak onterecht een stickertje opgeplakt: ADD of ADHD.”

Meerdere ingangen Behalve inspelen op belangstelling moet een docent volgens Kraaij meerdere ingangen naar

beeld Dick Kraaij

Het brein bevat 85 miljard cellen met dendrieten en a xonen

het brein benutten: multisensorisch leren. „Hersenen willen horen, zien, voelen, proeven én ruiken. En die laatste vier zintuigen gebruiken we in het onderwijs lang niet altijd. Jammer, want elke ingang voert naar een ander hersengebied, waardoor informatie op meerdere manieren verwerkt en opgeslagen kan worden. Bovendien werkt bij de ene leerling de ene ingang veel beter dan de andere. Luister bij een vak als Engels dus eens naar een favoriet lied. Dat bereikt het auditieve hersengebied, dat dicht bij het gevoelscentrum ligt, waardoor het gemakkelijk emoties oproept.”

„Beloon positief gedrag en processen, al leiden die niet tot het goede antwoord”

Dick Kraaij, docent en neurowetenschapper

Wat kun je met leerstijlen?

an Kaldeway (64) is als associate

Jlector verbonden aan de pabo van de Christelijke Hogeschool Ede. Hij gee er onder meer colleges over didactiek. Het idee dat mensen op verschillende manieren leren hee oude papieren, vertelt hij. „In de 16e eeuw was er al een Spaanse arts die drie intelligenties onderscheidde en rond 1800 spraken onderwijskundigen al over hoofd-, hart- en handenleerlingen. Met name christelijke scholen doen dat overigens nog steeds. Die indeling is dan ook niet achterhaald en sluit mooi aan bij het lie ebben met je hele hart, ziel, verstand en kracht.” Een van de grote namen uit recent onderzoek naar leerstijlen is de Amerikaanse David Kolb. Hij onderscheidt vier typen leerders: doeners, denkers, beschouwers en beslissers. Kaldeway kan zich daar wel in vinden, maar waarschuwt voor simpel hokjesdenken en voor het beperken van een algemene manier van denken tot een stijl van leren in een onderwijssetting. Hij spreekt zelf liever van mindsets of denkvoorkeuren en onderscheidt er vier: kunstzinnig, ambachtelijk, wetenschappelijk en loso sch. Ze komen voort uit scores op twee assen: eentje die loopt van zeer convergent –gericht op één standaardoplossing– naar zeer divergent –gericht op meerdere oplossingen– en eentje die loopt van zeer concreet tot zeer abstract denkend. Kunstzinnige mindsets scoren hoog op divergent en concreet, ambachtelijke hoog op convergent en concreet, wetenschappelijke hoog op convergent en abstract en loso sche hoog op divergent en abstract. Ook nu wil Kaldeway relativeren: „Vaak is de ene dimensie dominanter dan de andere, maar sommige mensen scoren bij beide assen in het midden. Bovendien wil deze indeling niet zeggen dat je niet op een andere manier kunt (leren) denken.”

Muziekbranche Om de vier types concreter te maken gebruikt Kaldeway het voorbeeld van verschillende mensen in de muziekbranche. „Degene met de kunstzinnige mindset is de violist: hij is beeldend ingesteld en houdt van schoonheid. Degene met de ambachtelijke mindset is de vioolbouwer: hij is praktischer en maakt instrumenten die aan technische eisen voldoen. Degene met de wetenschappelijke mindset is de musicoloog: hij verzamelt historische en theoretische informatie. Degene met de loso sche mindset is de muziek losoof: hij denkt na over principes en verbanden in de muziek.” Ondanks alle nuanceringen is het volgens Kaldeway goed om als docent en leerling rekening te houden met denkvoorkeuren. „Als je weet wat jouw mindset is én op welke mindset een opdracht een beroep doet, snap je wanneer je van je voorkeursmanier moet afstappen om tot resultaten te komen. Stel dat je bij een som op een wetenschappelijk manier moet denken –logisch redenerend met oog voor detail– en je hebt zelf een kunstzinnige mindset, dan moet je dus omschakelen naar een ander circuit. Blijf dan niet denken: mijn manier is de beste. Omschakelen is lastig, maar niet onmogelijk en je kunt het trainen.”

Hoe dat werkt? De lector gee twee voorbeelden. „Ik ontmoette ooit een student ergonomie die moeite had met het leren van theoretische begrippen. Ik heb hem aangeraden om eerst lmpjes bij die begrippen te kijken en pas daarna de theorie te bestuderen. Dat werkte. Hij kon nu de gegevens ophangen aan beelden. Ik heb ook

In de derde plaats moeten docenten hun lessen afstemmen op de leerstijlen van hun leerlingen, vindt Kraaij. Hij ziet daarbij doeners, denkers, beslissers en dromers voor zich. „Maak lessen voor al die types betekenisvol. Dat kan op meerdere niveaus. Haal voor leerlingen die iets concreets willen aanraken context de klas in. Dat is het materiële niveau. Nieuwe woorden aanleren? Zoek er voorwerpen bij. Laat leerlingen ernaar kijken en ga daarna in gesprek. Bij dat laatste ben je op het verbale niveau bezig en bedien je de denkers, beslissers en dromers.”

De neurowetenschapper weet bij elk vak wel een voorbeeld van afstemming op leerstijl te bedenken. Plaatsnamen aanleren bij topogra e? „Maak van leerlingen postbezorgers die op meerdere plaatsen pakketjes moeten bezorgen. Wat is de handigste route? Welk pakketje zet je eerst in de laadbak en welk daarna?” Parabolen bij wiskunde? „Eh… stop zaadjes in een bloempot en meet elke week hoeveel centimeter de plantjes groeien. Op een horizontale as zet je de dagen en op de verticale as het aantal groeicentimeters. Stel dan vragen: Kwam er elke dag hetzelfde bij

eens een leerling begeleid die vastliep met het lezen van lastige teksten. Hij las zeer gedetailleerd en ging pas verder met de volgende alinea als hij het deel ervoor helemaal snapte. Ik heb met hem geoefend in globaal lezen om eerst de grote lijn te begrijpen.”

Projectonderwijs Een didactische aanpak waarbij alle mindsets tot hun recht komen is volgens de CHE-docent het zogenoemde projectonderwijs, waarbij er vakoverstijgend gewerkt wordt. „Neem een project waarbij er een maquettedorp wordt gemaakt. Sommige leerlingen zijn heel goed in bouwen, anderen in informatie zoeken en ordenen, weer anderen in het interviewen van personen.”

Veel docenten zullen intuïtief wel weten hoe hun leerlingen in elkaar zitten, schat de lector in. Toch is het volgens hem wel handig dat ze er nog beter van bewust zijn welke mindsets er in hun klassen aanwezig zijn. „Dan kun je nog creatiever op zoek naar oplossingen: meerdere opdrachten ont-

beeldJanKaldeway

werpen die elk bij een andere mindset aansluiten of leerlingen helpen om van mindset te switchen.”

Leerlingen zelf zouden wat hem betre steeds moeten bedenken: wat is mijn mindset en op welke mindset doet deze opdracht een beroep? „Kijk dan of je je favoriete leermanier moet aanpassen. Als dat lastig is, overleg dan met de docent en zeg dat je de opdracht moeilijk vindt en vraag of hij/zij tips hee .”

Ervaren Overigens gaat het switchen van mindset bij de meeste mensen makkelijker naarmate ze ouder worden. Kaldeway: „Ik was op de middelbare school een echte bètajongen. Toch heb ik gekozen voor een pedagogische opleiding. Op de pedagogische academie merkte ik dat mijn manier van leren niet goed paste. Later, op het conservatorium, moest ik het weer anders aanpakken. We kregen de opdracht om tegenstemmen bij een melodie te componeren. Ik probeerde vanuit een wetenschappelijke benadering álle mogelijkheden op een rij te zetten en logisch te denken, maar dat lukte niet: ik moest experimenteren en ervaren.”

Benieuwd welke mindset jij hebt? Kijk op che.nl/lectoraten/ opleiding-leraar-basisonderwijssamen-divers en doe daar de test.

beeld Roel Ottow

of gaat de groei steeds sneller? Is die eindeloos of zit er een grens aan? Gaat het plantje misschien zelfs afnemen in groei?”

Kromme bananen Kraaij snapt dat zulke lessen veel meer tijd en energie kosten dan een lesje uit de methode, „maar ja, ze leveren ook veel meer op!” Hij noemt ter illustratie een les die hij ooit op de Marnix Academie in Utrecht gaf. „In de ene les vertelde ik feitelijk, droog wie de uitvinder van de batterij is. In een andere les legde ik uit waarom bananen krom zijn. Ik toonde een ilm, ik liet leerlingen bananen zien en aanraken en ik vertelde en toonde dat de zware bloemen van een bananenplant naar beneden hangen, maar dat de vruchten later naar de zon groeien. Het jaar erop jaar vroeg ik de klas: „Wie was de uitvinder van de batterij?” Bijna niemand wist het antwoord. Daarna vroeg ik waarom bananen krom zijn. Driekwart herinnerde zich dat.”

Terwijl er in het Nederlandse onderwijssysteem veel aandacht voor prestaties, cijfers en scores is, is dat volgens de docent niet altijd handig met het oog op het leerrendement. „Het limbische systeem, ons gevoelscentrum, ligt dicht bij het kortetermijngeheugen, de hippocampus. Dat betekent onder meer dat je angst creëert als je leerlingen te moeilijke opdrachten geet en productgerichte eisen stelt. Wees daarom meer procesgericht en vraag hóé leerlingen zaken hebben aangepakt. Laat ze in groepjes werken, want zaken aan elkáár uitleggen is minder spannend dan ze aan de docent te moeten vertellen. Geef studenten positieve leerervaringen. Dan bereiken ze een ”growth mindset”, gericht op groei, in plaats van een ”ixed mindset”, gericht op niet falen. Bied behapbare leertaken op niveau, in de zone van naaste ontwikkeling. Beloon positief gedrag en processen, ook al leiden die niet meteen tot het goede antwoord. Laat leerlingen elkaar helpen en niet elkaars concurrent worden.”

Plannen Hoewel veel zaken het best op jonge leetijd geleerd kunnen worden, geldt dat niet voor alles. Het limbisch systeem ontwikkelt zich sneller dan de prefrontale cortex, de dirigent van het brein, waardoor leerlingen in de puberteit soms uit de bocht vliegen, aldus de neurowetenschapper. „Ze kunnen dan gewoon nog niet zo goed plannen en de gevolgen van hun keuzes niet overzien. Check dus of ze huiswerk noteren. Bied structuur en vertel vooraf wat het huiswerk is. Je verwacht van een baby toch ook niet dat hij vóór zijn eerste jaar loopt als je weet dat zijn beenspieren nog niet ontwikkeld zijn?!”

Wat leerlingen zélf kunnen doen om beter te leren? „Probeer antwoord te krijgen op de vraag: wat vind ik leuk, wat past bij mij? Vind manieren van leren die je positieve energie geven. Zoek uit welke leerstijl je hebt: doener, beslisser, denker, dromer. Probeer daar rekening mee te houden als je voor vakken aan het blokken bent. En probeer meerdere zintuigen te gebruiken.”

Geen brieje Ter illustratie gebruikt de Veenendaalse docent het begrip ”elektron”, een negatief geladen deeltje. „Maak er eens een woordweb bij. Bekijk een ilmpje van een stroomschakeling. Lees er een artikel over. Ons brein is geen brieje waarop alle info op één plek staat opgeslagen. Het is een neuraal netwerk met vele takken. Gebruik dan ook meerdere ingangen van het brein om zaken beter te onthouden. Als je de ene ingang bent vergeten, dan kun je de andere nog gebruiken om de puzzel compleet te krijgen.”

„Gebruik meerdere ingangen van het brein om zaken beter te onthouden”

This article is from: