9 minute read

Schoonheid

Next Article
Column

Column

Bloemrijk

Sarah van der Maas

„E en goede tijding uit een ver land is als koud water op een vermoeide ziel”, zegt de Spreukenschrijver. En dus zit ik achter mijn bureau, pen in de hand, postzegels naast me. Mijn beste vriendin is zojuist voor een jaar naar de andere kant van de wereld vertrokken, en bij zulke missies horen, mijns inziens, zwierige, dikke brieven vol nieuws van thuis om bij het eenzaam haperend lamplicht te lezen.

Er is één probleem. Ik heb een belabberd handschrift. En beeldig briefpapier. Na een of twee alinea’s is mijn altruïstische flair op kousenvoeten de deur uitgeslopen en heeft zich een doffe frustratie van me meester gemaakt. Waarom lukt het me maar niet om een fatsoenlijk epistel op papier te zetten? Zo een dat je in een kistje bewaart, met dungesleten plooien van het open- en dichtvouwen? Een werkje

beeld Sarah van der Maas

waarvan je kleinkinderen later met ontzag in hun stemmetjes zeggen: „Oooh, een brief!” in plaats van een giechelig: „Hoe oud was je toen je dit maakte, oma?”

Ik geef het eerlijk toe: ik schrijf een hanenpoot. Al op de basisschool zag ik het nut niet van al die krullen en doorhalen, die hopeloos in snelheid achterbleven bij mijn onstuitbare verzinzin. Maar nu heb ik spijt. Hoe deden ze het toch, vraag ik me af, terwijl ik naar de vlinderachtige brieven staar die mijn opa’s, overoma’s en oudooms hebben achtergelaten. Sierlijke pennenstreken, ragfijne uithalen, zinnen als hartslagen: onleesbaar, maar regelmatig. Eén ding troost me: ik ken haast niemand die het nog kan.

We schrijven steeds minder en steeds slechter. Men zegt wel dat de geschiedenis niet cyclisch is, maar ik maak me sterk dat we hard terug op weg naar het spijkerschrift zijn. In 2019 werd ”schrijven met de hand” zelfs toegevoegd aan de Inventaris Immaterieel Erfgoed Ne-

Al op de basisschool zag ik het nut niet van al die krullen en doorhalen

derland. Een beschermde status dus – en dat betekent doorgaans niet veel goeds. De Californische condor is tenslotte ook niet op de rode lijst van het WNF beland omdat het zo’n mooi beestje is…

De waarheid is dat het handschrift dreigt te verdwijnen, en daarmee een wereld waar de huidige mens nauwelijks meer weet van heeft. Daarvoor hoef je alleen maar een oud etiquetteboek open te slaan, waar bijna dertig pagina’s worden gewijd aan de edele kunst van het briefschrijven: van het juiste materiaal („Laat uw schrijfpapier geen boudoirsfeer ademen en waak ook tegen geparfumeerd papier. Bloemrijk gevoerde enveloppen zijn uit den boze.”) tot adressering, stijl en zelfbeheersing toe. Van oudsher gebezigde groeten als ”Lectori salutem” of ”Hoogachtend” worden klakkeloos aan de vergetelheid overgegeven. Met de hand schrijven lijdt aan een serieus imagoprobleem – en dat is, gek genoeg, al een eeuwenoud euvel.

Ons woord ”schrijven” is afgeleid van het oud-Nederlandse ”skri-

beeld Sarah van der Maas

van” – een term die naast ”opschrijven” ook ”straf opleggen” betekent. Als om dit te onderstrepen wordt kinderen al van jongs af aan een natuurlijke antipathie tegen pen en papier aangeleerd in de vorm van strafwerk. Hier komt, alle modernisatie ten spijt, geen toetsenbord aan te pas. Het is een ongeschreven regel: wie blijft, die schrijft.

We leven in een traditie die schrijven met de hand een floers van moeizaamheid en ongemak omhangt. Zelfs de etiquettegids geeft toe dat voor velen „het genoegen, een brief te ontvangen, steeds weer vergald wordt door de gedachte, dat er op moet worden geantwoord.” Maar al heeft het handschrift zijn geschiedenis niet mee – het hoeft niet zijn teloorgang te betekenen. Alles wat we moeten doen, is van schrijven weer een beloning maken. Koop chic papier, een mooie pen, een lekkere bureaustoel. Zet u neer in de schemering of bij knapperend haardvuur. Schrijf aan uw vrouw, een verre neef, de concurrent of desnoods aan uzelf. Scriptori salutem – de schrijver zij heil!

Over de auteur

Sarah van der Maas (1995) studeerde algemene en sociale geschiedenis in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of om de hoek van de straat.

Bij Withoos ontbreekt nooit het avondlicht

Rudy Ligtenberg Geknakte bloemen, een zandloper, kwetsbare vlinders, een lijster in een valstrik. De bosstillevens van de Amersfoortse kunstenaar Mathias Withoos (1627-1703) herinneren de kijker aan de kortstondigheid van het leven. Maar aan de einder gloort hoop op een leven na de dood.

In Museum Flehite heeft gastconservator Albert Boersma een overzichtstentoonstelling samengesteld met werk van Withoos, van diens kinderen én van verre nazaat Hans Withoos (1962). Eerder besteedde het museum aandacht aan een leerling van Withoos, de eveneens uit Amersfoort afkomstige Caspar van Wittel (1653-1736), die vooral in Rome actief was. Nu valt het licht op Withoos zelf.

Boersma verdiept zich al jaren in het leven en het werk van de Amersfoortse kunstenaar. Zijn bevindingen vatte hij samen in ”Ander licht op Withoos”, dat kan dienen als een catalogus bij de tentoonstelling in Museum Flehite. Boersma typeert de gereformeerde kunstenaar als „een gelovig man die een vroom en deugdzaam leven leidde.” In Amersfoort was Withoos een vooraanstaand burger; hij maakte carrière als raadslid, regent van de ”Lieve Vrouwen Cappelle” (het college dat verantwoordelijk was voor het financiële beheer van de Onze Lieve Vrouwenkerk), weesmeester en schepen.

Withoos was volgens Boersma ook zeer belezen en „een goedaardige familieman” die hard werkte en vrijwel nooit te vinden was in een koffie- of wijnhuis. De gedetailleerde schilderijen die hij maakte waren arbeidsintensief en hij had een flink gezin met acht kinderen te onderhouden. Vanwege zijn geloof en uit zorg voor zijn dochters vluchtte Withoos in 1672 naar Hoorn toen de ”Blad met tomaat (Solanum lycopersicum)”, gouache van Alida Withoos. beeld Wageningen

University & Research

rooms-katholieke Fransen Amersfoort dreigden te bezetten. Daar bleef hij tot zijn dood wonen. Withoos stond in zijn tijd bekend als landschapsschilder. Ook in het kolossale ”Gezicht op Amersfoort”, dat hij in 1671 voor het stadsbestuur van Amersfoort maakte, speelt het landschap een belangrijke rol. De kunstenaar verdiende flink aan de klus. Inspiratie voor zijn landschappen haalde Withoos vaak uit de indrukken die hij in Rome had opgedaan, waar hij tussen 1647 en 1652 met een stel kunstbroeders verbleef. Wellicht heeft hij in zijn jonge jaren het tekenboekje van Italiëganger Maarten van Heemskerck in mogen kijken. Italië bleef in ieder geval altijd zichtbaar in zijn werk.

Dat Withoos een gelovig man was, komt vooral tot uitdrukking in zijn stillevens. Zijn boodschap is duidelijk: richt je niet op het kortstondige aardse bestaan, maar op het leven hierna. Daarin was hij niet uniek. In de zeventiende eeuw was ”vanitas” (ijdelheid, vergankelijkheid) een belangrijk thema in de Hollandse schilderkunst, ontleend aan de zegswijze „IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid” uit het Bijbelboek Prediker. Met schedels, gedoofde kaarsen, verwelkte bloemen, zeepbellen, muziekinstrumenten, klokken of omgevallen glazen werden de kortstondigheid, de leegheid en de vergankelijkheid van het aardse leven gesymboliseerd. Memento mori, gedenk te sterven, was de boodschap.

Bosgrondje Wat Withoos bijzonder maakt is dat hij met zijn reisgenoot Otto Marseus van Schrieck in Italië een nieuw genre stillevens ontwikkelde: de bosstillevens of bosgrondjes, in Italië ook wel de sottobosco –onder in het bos– genoemd. Op het eerste gezicht lijken de kunstwerken gewone natuurtaferelen, maar Withoos stopte ze vol met symbolen waarmee hij de kijker een les wilde leren.

Maar dan moet je wel de beeldtaal verstaan die de kunstenaar gebruikte. De zeventiende-eeuwse beschouwer kende de betekenis van de symbolen vaak wel, maar in onze tijd is die vaak lang niet meer zo helder. Boersma heeft daarom een ”Withoos Wiki” samengesteld waarin hij de verborgen boodschappen in Withoos’ schilderijen ontcijfert. „Withoos laat ons de vergankelijkheid van het aardse bestaan zien”, geeft hij aan. „Die symboliek kan worden versterkt door details, bijvoorbeeld een object uit de klassieke oudheid, een zandloper of lelies boven in de compositie.” Je moet soms eerst weten waar je als toeschouwer naar kijkt. Niet ieder dier, elke plant of ieder object verraadt zijn symbolische duiding meteen. „Een oude, afbrokkelende steenmassa lijkt alleen maar een bouwsel in de achtergrond maar dat krijgt een andere dimensie als je weet dat het de basis –stylobaat– is van de triomfzuil van Trajanus uit Rome die door de tand des tijds aan het vervallen is”, aldus Boersma.

De felrode hangende bloemen van de kattenstaart (Amaranthus caudatus) worden volgens Boersma wel gezien als de kostbare druppels bloed die Christus vergoot op Golgotha. „Withoos laat de plant ook vaak in een urn bloeien, of beter gezegd: bloeden.” Bramen en distels staan voor de doornenkroon van Christus.

Lichtroze avondlicht De schilderijen van Withoos zijn overigens niet somber, al zijn de kleuren ooit beslist helderder geweest. Naast een dode boom plaatste hij een levende. En met een subtiel samenspel van licht en donker legde hij als het ware een verbinding tussen hemel en aarde. In de blauwgrijze wolkenlucht is altijd wel het lichtroze avondlicht te zien boven het zuidelijke, vaak heuvelachtige landschap. Daarmee biedt Withoos de kijker ook nu nog perspectief op een leven na dit leven, op een eeuwige toekomst bij God. Dat maakt zijn werk onverminderd actueel.

De tentoonstelling ”Ander licht op Withoos. Drie generaties Withoos” is tot en met 8 mei te zien in Museum Flehite in Amersfoort.

> museumflehite.nl

”Bosgrondje 1”, Hans Withoos,

2021. beeld Hans Withoos

”Melkmeisje haalde melk uit de zee”, Hans Withoos,

2021. beeld Hans Withoos

Navolgers en nazaten

Mathias Withoos had veel navolgers. Zijn bosstillevens waren populair in Zuid-Duitsland en Oostenrijk; kunstenaars als Franz von Purgau en Carl Wilhelm de Hamilton namen het stokje van hem over. Ook vier van zijn kinderen traden in Withoos’ voetsporen: Johannes, Pieter, Alida en Frans. Van hen zijn in Museum Flehite tekeningen (gouaches) van bloemen, fruit, vogels, vlinders en andere insecten te zien. Vaak zijn deze met een zeer fijn penseel geschilderd. De Rotterdamse fotograaf Hans Withoos (1962) is een verre nazaat van Mathias Withoos en laat zich graag door hem inspireren. Vaak gebruikt hij landschappen van Withoos als achtergrond voor zijn foto’s. Toch is het contrast tussen de beide kunstenaars enorm. Matthias Withoos wees op de vergankelijkheid van het leven, Hans Withoos richt de focus voluit op het aardse leven. In de serie ”Withoos meets Withoos. The People” geeft de fotograaf een eigen interpretatie van de schilderkunst van zijn voorvader. De fotograaf combineert stillevens en stadsgezichten van Mathias Withoos met eigentijdse, surrealistische beelden en plaatst op die manier vergankelijkheid in een ander licht. Mathias Withoos schilderde nauwelijks mensfiguren, want daarin lag niet zijn kracht. Hans Withoos voegt nadrukkelijk mensen aan zijn kunst toe, uit alle windstreken van de aarde. Soms zijn ze kwetsbaar, zoals het meisje op ”Fight for freedom” uit 2019. „Ik laat de eigen kracht en schoonheid van mensen zien”, zegt Hans Withoos. Maar ook de natuur heeft zijn aandacht. ”Bosgrondje 1” uit de Bloemen (2021) is een feestelijke explosie van kleuren, het doek zindert van leven. Toch is er ook bij Withoos jr. een waarschuwende vinger. Het leven op aarde wordt bedreigd als we er niet goed voor zorgen. In ”Melkmeisje haalt melk uit de zee” (2021) giet een meisje tegen een decor van Mathias Withoos melk uit in de zee om de aarde als het ware weer te voeden. „We moeten zorgen voor de aarde, in vrede met elkaar leven en er samen iets van maken”, aldus Hans Withoos. „En we moeten het nu doen. Mijn boodschap is: vier het leven!”

This article is from: