Eeuwige rust in het aanschouwen van God Onze Heere Jezus Christus zal dan de heerschappij overdragen aan God de Vader, Die noch van Hem noch van de Heilige Geest te scheiden is.
20
Dat zal Hij doen, wanneer Hij de gelovigen zal brengen tot het aanschouwen van God, waar Hij het einde zal zijn van al hun goede werken.
21
Daar zal ook een eeuwig durende rust zijn en een vreugde die nooit van ons weggenomen zal worden.
22
23
Dit bedoelt Hij te zeggen in wat Hij aan Zijn discipelen zei: ‘Ik zal u weer terugzien en uw hart zal zich verheugen en niemand zal die vreugde bij u kunnen wegnemen.’ (De Trinitate, 1.10.20)
24
Waarom God ons hier op aarde geen ware rust schenkt God wilde immers niet dat er elders voor ons ware vrede zou zijn, behalve in dat hemelse en heerlijke Vaderland.
25
Want als Hij ook hier op aarde rust zou geven aan ons, dan zou het niet meer aantrekkelijk zijn om terug te keren. (Sermo 346/B, 1)
26
Gebed tot God: Precatio ad Deum Almachtige God, U bent de Schepper van het heelal. Schenk mij allereerst dat ik op een goede manier tot U bid!
27
Daarna dat ik me zo jegens U opstel, dat U mij wilt verhoren. En ten slotte zo, dat U mij wilt bevrijden van al mijn zonden.
28
Almachtige God, door Wie alles bestaat, wat door zichzelf niet zou kunnen bestaan, alleen slechts ernaar streeft om te bestaan.
29
Almachtige God, U bent het Die zelfs dat wat elkaar naar het leven staat niet loslaat om verloren te gaan.
30
Almachtige God, U bent het Die de wereld geschapen heeft uit het niets. Die wereld die door ieders ogen als zeer schoon wordt aangemerkt.
31
Almachtige God, U bent het Die het kwade niet doet en ervoor zorgt dat het niet van kwaad tot erger gaat.
32
Almachtige God, U bent het Die aan weinigen laat zien dat het kwade geen bestaansrecht heeft. Aan diegenen namelijk, die hun toevlucht nemen tot dat wat werkelijk bestaat.
33
Almachtige God, U bent het door Wie het heelal, zelfs met haar duistere deel, volledig gemaakt is.
34
Almachtige God, door Uw toedoen is er tot het uiterste van dit heelal geen enkele wanklank, aangezien het mindere met het betere harmonieert.
35
Beminnenswaardige God, U bent het Die door alles wat kan beminnen bewust of onbewust bemind wordt.
36
37