5 minute read

Gecompenseerden en plantage-eigenaren uit Doesburg

Jacob Vereul en Catharina Meijer

1800-1900 | Achterhoek Veerpoortstraat, Doesburg

Advertisement

In 1843, twintig jaar voor de afschaffing van de slavernij, stuurden Amsterdamse aandeelhouders en belanghebbenden van Surinaamse plantages een verzoekschrift aan de minister van Koloniën. In krachtige bewoording maakten ze de Regering duidelijk dat ze zich niet moest bemoeien met ‘het gezag in het beheer der slaven’ dat alleen aan hen zou toekomen.(1) Een nieuw reglement om de leefomstandigheden van slaafgemaakten te verbeteren werd door dit felle verzet vertraagd. Een van de ondertekenaars was Jacob Vereul, die vanaf 1850 tot 1862 in Gelderland woonde. Door deze lobby van slavenhouders werd niet alleen de afschaffing van de slavernij vertraagd, maar zou er voor aandeelhouders ook een compensatie komen. (2) Iets waarvan Jacobs echtgenote Catharina Meijer in 1863 veel profijt zou hebben.

Aandelen in plantage Nieuwzorg Een half jaar voor uitbetaling van de compensatie in 1863 overleed Jacob Vereul en daarmee kwam zijn vrouw Catharina in bezit van de aandelen in de suikerplantage Nieuwzorg aan de Commetewanekreek in Suriname. Zij woonden toen aan de Veerpoortstraat 25 in Doesburg.(3) Het echtpaar was oorspronkelijk afkomstig uit Amsterdam. In 1850 trouwden ze in Gendringen en na een paar jaar (wanneer precies is onduidelijk) vertrokken ze naar Doesburg.(4) Na de uitkering van ongeveer 18.000 gulden compensatiegeld, zou Catharina naar een woning iaa de Utrechtsestraatweg in Amersfoort vertrekken.(5)

Betrokkenheid bij slavernij van de Familie Vereul De verhuizing naar Amersfoort was voor Catharina mogelijk doordat de familie van Jacob Vereul anderhalve eeuw lang slavenhouder was, op de plantages Nieuwzorg en Vriendsbeleid en Ouderzorg. De familie Vereul was een van oorsprong adellijke Franse Hugenotenfamilie uit Rouen. Net als veel hugenoten (Franse calvinisten) eind zeventiende eeuw vluchtte de familie Vereul naar de Republiek om zo te ontkomen aan vervolging in eigen land.(6) Begin achttiende eeuw richtte een van hen, Abraham Vereul, nadat hij vanuit de Republiek naar Suriname vertrokken was, de plantage Vriendsbeleid en Ouderzorg op.

KAART VAN PLANTAGE NIEUWZORG | © UBM: KAARTENZL: 100.21.05 ( KAART ), SURINAMICA, UNIVERSITEIT UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Marronage Abrahams zoon Jean (1719-1750) nam de leiding op de plantage over en onder zijn bewind vond er in 1748 een ‘marronage’ plaats. Dit was een opstand van

HENCK ARRONSTRAAT 12, PARAMARIBO, SURINAME (BISSCHOPSHUIS, HET HUIS VAN DE FAMILIE VEREUL) | © OTTER/WIKIMEDIA COMMONS CC BY SA 4.0

slaafgemaakten die uit de slavernij probeerden te vluchten. De reden hiervoor zou Jeans “kwalijke bejegening” van de slaafgemaakten zijn geweest.(7) Als de ontsnapping lukte, was dit nog geen garantie dat je als gevluchte persoon veilig was. Vaak werd de achtervolging ingezet en als je gepakt werd dan volgde daarop de doodstraf. (8) Of dit bij de marronage van 1748 ook is gebeurd is niet duidelijk. In de gouverneursjournalen wordt wel melding gemaakt van twee “weglopers” van de plantage van Vereul, maar een verdere verwijzing naar het lot van deze gevluchte slaafgemaakten ontbreekt.(9) De plantage Vriendsbeleid en Ouderzorg bleef in het bezit van de Vereuls, maar de laatste erfgenaam bevond zich niet meer in Nederland, maar in Frankrijk.(10)

Familiebezit De erfenis van de Vereuls in de plantage Nieuwzorg kwam via de familie Bennelle. Dit was ook een Franse hugenotenfamilie; onderling onderhielden zij in de Republiek nauwe banden .(11) Dat de familie Vereul weinig hoefde te doen om de aandelen in handen te krijgen, betekent niet dat ze een passieve houding aannamen. Het verzoekschrift aan de minister van Koloniën laat zien dat de familie zich inzette om haar ‘bezit’ te verdedigen.

Leefomstandigheden slaafgemaakten Het nieuwe reglement had als doel de verbetering van de leefomstandigheden van de slaafgemaakten. Het verzoekschrift dat Verheul mede ondertekende, protesteerde daartegen, terwijl de plantage een sterfteoverschot kende doordat de omstandigheden zo slecht waren.(12) De suikerplantage Nieuwzorg aan de Commetewanekreek vormde hierop geen uitzondering. Hoewel het aantal slaafgemaakten tussen 1837 en 1861 steeg van 241 naar 316, kwam dit niet door bevolkingsgroei. Aangezien de trans-Atlantische slavenhandel verboden was, werden er binnen Suriname slaafgemaakten overgeplaatst naar andere plantages. Zo werden er in 1843 enkele slaafgemaakten van plantage Meerzorg afgeschreven en naar Nieuwzorg overgebracht.

Na emancipatie Bij de emancipatie van 1863 werden aan de 316 mensen 29 familienamen toegekend waarmee er ongeveer één naam per elf personen werd gegeven.

(13) Dat lag onder het gemiddeld aantal familienamen per plantage. Dit zou kunnen betekenen dat er op Nieuwzorg veel mensen familie van elkaar waren.(14) De omvang van deze families kon soms wel verschillen. Zo is er van de familienaam Rieskijn in 1863 maar een persoon, terwijl de familienaam Bakboord 27 personen telde.(15) De vrijgelatenen moesten in de periode na 1863 nog tien jaar contractarbeid verrichten, maar dat gold niet voor de plantage Nieuwzorg, waar de productie waarschijnlijk werd stopgezet.(16)

Dit spoor over ‘gecompenseerden’ is onderdeel van een serie, gemaakt door studenten geschiedenis van de Radboud Universiteit.

(1) “Adres van belanghebbenden te Amsterdam aan Zijne Excellentie den

Heere Minister van Kolonien, van den 18 Augustus 1843”, Verzameling van stukken aangaande de Surinaamsche aangelegenheden, thans aanhangig bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal, p. 90-92. (2) M. Esajas, ‘Een Amsterdamse lobby voor ‘herstelbetalingen’ voor plantagehouders’, in: P. Brandon, G. Jones, N. Jouwe en M. van Rossum (red.) De slavernij in Oost en West. Het Amsterdam Onderzoek (Amsterdam 2000) 335-343, aldaar 342. (3) Gelders Archief, Arnhem, 0207, Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen,

Doesburg, folio 355; In de index van het Nationaal Archief van de

Emancipatie 1863 staat dat Catharina Meijer in Doetinchem woonde, maar dit was de vestigingsplaats van haar notaris. (4) Gelders Archief, Arnhem, 0207, Burgerlijke stand Gelderland, dubbelen,

Gendringen, folio 59. Ergens in de tussentijd hebben ze nog even in de gemeente Hummelo en Keppel gewoond. (5) Archief Eemland, Bevolkingsregister, Amersfoort 1860-1915, 000201_1421; Utrechts Archief, 481, Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902, akte nummer 330. (6) Dit gebeurde in 1685 met het intrekken van het Edict van Nantes uit 1598. (7) Zie de link hierboven en Dragtenstein 2002, p. 126. (8) Carel van Hest, Atlas van plantages in Suriname 1667-1930 (Paramaribo 2019), p. 31. (9) Gourverneursjournalen Suriname, 26 maart 1748. (10) Dit was Nicolette Jeane Vereul. (11) De familie Godefroij kwam ook uit Rouen. (12) Alex van Stipriaan, Surinaams contrast: Roofbouw en overleven in een

Caraïbische plantagekolonie, 1750-1863 (1993), p. 316. (13) Commewijnerivier (Suriname Heritage Guide), p. 9. (14) Zie voor een overzicht van de familienamen, Suriname Plantages. (15) Vrijverklaarde slaven, ‘Rieskijn’ ; Vrijverklaarde slaven, ‘Bakboord’. (16) Commewijnerivier (Suriname Heritage Guide).

© Björn Spekschoor, CC-BY-NC

This article is from: