4 minute read
Leven op een kasteel: plantage-eigenaren rentenier in Gendringen
Leven op een kasteel: plantage-eigenaar en rentenier in Gendringen
Joost baron Taets van Amerongen
Advertisement
1800-1900 | Achterhoek Zwanenburgseweg 2, Megchelen
Wie vanuit Paramaribo een blik werpt naar de andere kant van de Surinamerivier kijkt uit over een stuk land dat door een bocht van de rivier aan drie kanten door water wordt omringd. Hier ligt Meerzorg, een gebied waar lange tijd een suikerplantage met dezelfde naam lag. Deze plantage werd eind zeventiende eeuw opgericht door Paul Amsincq. Door vererving zou het aantal plantage-eigenaren gedurende de jaren alsmaar groter worden. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 kregen 64 aandeelhouders een vergoeding. Een van hen woonde in het Gelderse plaatsje Megchelen bij Gendringen.(1)
Adellijke familie Deze aandeelhouder was Joost baron Taets van Amerongen, geboren op 22 februari 1832 in De Bilt in een vooraanstaande adellijke familie.(2) Leden van de familie Taets van Amerongen bekleden hoge functies in het leger en vinden veelal binnen de adel een huwelijkspartner. Zo trouwt Joost in 1855 in Utrecht met de in Amsterdam geboren burgemeestersdochter Hortense Catharina Maria van de Poll (1831-1915).(3) Een voorvader van Joost, Matthijs Straalman (1722-1808), was ook burgemeester van Amsterdam en een van de aandeelhouders van plantage Meerzorg. Via zijn moeder erft Joost daarvan een deel. Als hij hier in 1863 een vergoeding voor krijgt, woont hij met zijn gezin op kasteel Zwanenburg in Megchelen, waar hij tussen 1858 en 1871 verblijft.(4)
Renteniersleven Over Joost is niet veel bekend. Dat hij tijdens zijn leven twee naamgenoten had, maakt het vinden van informatie over hem lastig. Het lijkt erop dat hij tijdens zijn verblijf op kasteel Zwanenburg als rentenier door het leven ging.(5) Een connectie met de slavernij in Suriname is, afgezien van de aandelen, niet te vinden. Ook niet in zijn familie of die van zijn vrouw. Daarnaast is er geen enkele aanwijzing dat Joost ooit in Suriname is geweest. Het lijkt erop dat hij zijn leven vooral op zijn kasteel heeft gespendeerd. Er is wel een connectie met de andere kolonie Nederlands-Indië: vier van zijn acht kinderen zijn hier actief als ambtenaar of tabaksplanter. Dit speelt zich echter lang nadat Joost overleden is af. Kort nadat zijn laatste kind geboren is, verhuizen Joost en Hortense naar een pand in Deventer aan de Onder de Linden. Hier overlijdt Joost na enkele maanden op 30 juli 1871.
Toegewezen namen Het leven en werk op de suikerplantage Meerzorg was zwaar. Dit zware werk eindigde niet in 1863: na de emancipatie blijft de plantage in bedrijf en de 325 vrijgelaten slaafgemaakten moeten nog tien jaar op de plantages blijven werken, onder toezicht van de overheid. Na deze tien jaar nemen Hindoestaanse en Javaanse contractarbeiders het werk over. Hun contractvoorwaarden, leef- en werkomstandigheden doen denken aan de slavernij. De tot slaafgemaakten krijgen in 1863 een familienaam toegewezen. Sommige van deze namen hebben betrekking op de plantage, zoals de namen Amzink (naar de oprichter), Zorg, Meerzorg en Minderzorg. De voornamen van de slaafgemaakten bestonden vaak al en waren ook door de eigenaar toegewezen. In de namenlijst van de plantage staan namen zoals Elisabeth, Jan en Emanuel. Tegelijkertijd komen er ook veel voornamen voor die ouders zelf niet zo snel aan hun kind zouden geven, zoals Chocolaad, Charmantje, Tevreden en Fornothing. Ook namen als Generaal, Korporaal en Luitenant kwamen voor. Dit doet vermoeden dat het de leidinggevenden op de plantages waren die deze namen toewezen en dat de slaafgemaakten ook hier niet zelf over konden beslissen.
De plantage ver weg Een plantage verwijst niet alleen naar een locatie. Meerzorg is niet alleen die plek aan de andere kant van de Surinamerivier. Vóór 1863 was de betekenis van het woord plantage verbonden aan de totale inboedel en de slaafgemaakten werden gezien als onderdeel hiervan.(6) Een van de weinige afbeeldingen van plantage Meerzorg is afkomstig van de plantagehouder Théodore Bray uit 1843. Op de afbeelding zien we dat er bakkeljauw (gedroogde vis) uitgedeeld wordt aan slaafgemaakten. Het geeft een geromantiseerd inkijkje in het leven van slaafgemaakten op de plantage. Voor een aandeelhouder zoals Joost Taets van Amerongen was de vergoeding van 1863 waarschijnlijk het enige moment waarop hij zich bezighield met de slavernij in Suriname. Voor hem lag de plantage ver weg.(7) Dit spoor over ‘gecompenseerden’ is onderdeel van een serie, gemaakt door studenten geschiedenis van de Radboud Universiteit.
Bronnen en verder lezen:
(1) Philip Dikland, de suikerplantage Meerzorg (2002-2004). (2) Het Utrechts Archief, 481, Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902, 555-04, akte 8. (3) De Nederlandse Leeuw, jaargang 27 (1909), p. 261-262; Haags
Gemeentearchief, 0354, Bevolkingsboekhouding, 01.200, Bevolkingsregister Tadeij - Talens. (4) Hij huurde dit kasteel van de familie Van Nispen. De ruïne van het kasteel ligt naast de Zwanenburgseweg 2 in Megchelen. De site van
Rijksmonumenten geeft de meest exacte locatie weer; Beredeneerde index op de Bijdragen en mededeelingen I-XL (1938), p. 215; Arnhemse
Courant, ‘Te Huur’ (21 februari 1871), p. 4. (5) Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, 0167, Gemeentebestuur
Gendringen, 1811-1940, 1352, Bevolkingsregister Gendringen register 9.
Wijk B: Megchelen, p. 2. (6) H.A.M. Everaert, Een zoektocht naar de aard van man-vrouw relaties onder Surinaamse slaven: De suikerplantages Fairfield, Breukelerwaard,
Cannewapido en La Jalousie in de periode voorafgaande aan de emancipatie (1999) p. 25-27 (PDF). (7) Zie hiervoor de borderel vanaf scan 242.
© Björn Spekschoor, CC-BY-NC
KASTEEL ZWANENBURG: VOORGEVEL EN TOREN (1901) | © RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED CC BY 4.0