BU R O
S A N T
E N
CO
LANDSCHAPSARCHITECTUUR
+
FA B R I C a ti o n s .
GROENE HART ONTWERPEND ONDERZOEK NAAR EEN ADAPTIEF EN GEDIFFERENTIEERD L A N D S C H A P M E T D E B O D E M A L S CO N D I T I E , H E T WAT E R S Y S T E E M A L S I N S T R U M E N T E N H E T L A N D G E B R U I K A L S R E S U LTA N T E juni 2019
COLOFON
B U RO S A N T E N C O Binckhorstlaan 36 | Unit M3.55 2516 BE Den Haag +31 (0)70 3463786 buro@santenco.nl
FABRICations.
I N H O U D S O P G AV E
Tussen de Bogen 18
ontwerpend onderzoek Groene Hart
1013 JB Amsterdam +31 (0)20 5289484 info@fabrications.nl
INLEIDING
5
MOTIVATIE VOOR TRANSFORMATIE
11
NAAR EEN VANUIT BODEM BEREDENEERDE AANPAK
21
3491 LANDBOUWBEDRIJVEN IN ‘HUN’ LANDSCHAP
29
SCENARIO’S LANDGEBRUIK
43
TOENEMENDE WATERVRAAG
57
LANDSCHAPSVORMENDE BOUWSTENEN
61
EEN WENKEND TOEKOMSTPERSPECTIEF
73
PROJECTLEIDER / LANDSCHAPSARCHITECT: Paul Plambeck paul@santenco.nl +31 (0)70 346 37 86
ONDERZOEKS- EN ONTWERPTEAM: Paul Plambeck
|
Projectleider / Landschapsarchitect / Onderzoeker - Buro Sant en Co
Rens Wijnakker
|
Landschapsarchitect / Onderzoeker - FABRICations.
Nina de Munnik
|
Landschapsarchitect i.o. / Onderzoeker - Buro Sant en Co
Jie Yang
|
Landschapsontwerper - Buro Sant en Co
Marianne LaFontaine
|
Landschapsarchitect / Onderzoeker - FABRICations.
Joanna Krolak
|
Landschapsontwerper - Buro Sant en Co
OPRACHTGEVERS: Harm Veenenbosch
|
Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Zuid-Holland
Paul Roncken
|
Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht
Steven Slabbers
|
Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Noord-Holland
EXPERTS: Deltares
|
Gilles Erkens, Huite Bootsma
Veenweide Innovatiecentrum
|
Erik Janssen
Wageningen Economic Research
|
Theo Vogelzang, Henri Prins, Bert Smit
CONCLUSIE
74
WAT ZEGGEN DE EXPERTS
74
BIJLAGE 1 - verantwoording economische resultaten
78
Waternet | Edwin ter Hennepe Waterschap Rijnland
|
Dolf Kern
BRONNEN
IN SAMENWERKING MET: Ministerie van Binnenlandse Zaken
|
Charles Aangenendt
Provincie Utrecht
|
Michiel van Dongen, Pim Kimenai
Provincie Zuid-Holland
|
Joke Schalk, Caroline Ammerlaan
Provincie Noord-Holland
|
Michiel Veldkamp
Stuurgroep Groene Hart
|
Patricia Braaksma, Marlies Ferringa
83
Copyright 2019 BURO SANT EN CO Landschapsarchitectuur + FABRICations. Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Plambeck, P. en Wijnakker, R. (2019), Ontwerpend Onderzoek Groene Hart, Den Haag: Buro Sant en Co Landschapsarchitectuur + Fabrications.
2
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
3
SCENARIOSTUDIE NAAR BODEM(DALING) EN WATERHUISHOUDING OM DE CONSEQUENTIES, KNELPUNTEN EN KANSEN IN BEELD TE BRENGEN VOOR EEN TOEKOMSTIG LANDGEBRUIK IN HET GROENE HART
INLEIDING ontwerpend onderzoek Groene Hart
Het Groene Hart behoeft weinig introductie. De technische kennis, organisatiekracht en wilskracht hebben de mensheid door de eeuwen heen geholpen natuurlijke processen te stoppen en onder controle te krijgen. De veranderingen die het landschap heeft ondergaan is het gevolg van menselijke exploitatie met als resultaat gronden met een hoge agrarische waarde. Bijproduct hier van is een uniek verkavelingspatroon van lange en smalle kavels, een palet van sloten en plassen, een open weide, veel kleine diversiteit, waaraan te zien is dat het landschap handgemaakt is, een rijke biodiversiteit en een infrastructuur van kades, kunstwerken, bruggen en molens, die tekenend zijn voor de complexe waterhuishouding van het landschap. Hiermee is een uniek cultuurlandschap ontstaan dat door zijn historische karakter van waarde is gebleken voor de samenleving. Het is een rijke identiteit, een onuitputtelijke bron voor onze culturele ontplooiing en een economisch en toeristisch ‘unique selling point’ (Ministerie van OCW, 2015, p.32). De huidige cultuur van het polderlandschap komt echter in toenemende mate onder druk te staan. Te wijzen valt onder meer op de toenemende bomdaling, verzilting en verdroging door klimaatverandering. In lijn met de historie waarbij cultuur de ontwikkelingen in de natuur volgt, ligt het voor de hand om het polderlandschap aan die ontwikkelingen aan te passen. Anno 2019 is er echter een groot spanningsveld ontstaan tussen het behouden van het als historisch waardevol er varen polderlandschap als productielandschap en het geven een een eventueel nieuwe betekenis aan dit polderlandschap. In het voorjaar van 2017 is door de stuugroep Groene Hart het Perspectief Groene Hart 2040 gepresenteerd. Hierin is aan de hand van vier ambities op hoofdlijnen geformuleerd hoe de toekomst van dit landschap er uit kan zien. Bodemdaling is één van deze thema’s, waardoor dit definitief op de bestuurlijke agenda kwam te staan. In de zoektocht naar concretisering van de ambitie om bodemdaling te vertragen adviseerde het College van Rijksadviseurs om een ontwerpend onderzoek naar dit thema uit te voeren. Dit is ter harte genomen door de Provinciaal Adviseurs Ruimtelijke Kwaliteit (PARK’s) van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland. Dit heeft geresulteerd in een viertal studies, waar van de overkoepelende studie hier voor u ligt, met een focus op bodem, water en landgebruik in het Groene Hart als geheel. Momenteel bepaalt de vorm van landgebruik welk waterbeheer er nodig is. Door te onderzoeken wat er gebeurt in het Groene Hart als een vorm van waterbeheer, die de huidige bodemdaling en bijbehorende CO2-emissie vermindert of stopt, leidend is en het landgebruik hierop volgt ontstaat een nieuw en rijk perspectief voor het Groene Hart. De weg hiernaar toe levert uitdagingen op omdat er weinig transformatieruimte aanwezig is binnen het huidig landbouwkundig systeem. Met een benadering op bedrijfsniveau levert deze studie een wenkend toekomstperspectief op met zowel een bedrijfseconomische potentie als grote kansen voor een impuls van de ruimtelijke kwaliteit van het Groene Hart. De resultaten van dit onderzoek zijn input geweest voor een drietal studies op regionaal schaalniveau. Met de uitkomsten van de vier studies is een breed palet aan inzichten ontstaan die handvatten bieden om uit de ‘lock-in’ te komen waar het Groene Hart nu in vast lijkt te zitten.
4
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
5
projectgebied ontwerpend onderzoek
H E T G RO E N E H A RT
Het Groene Hart als ‘Hollandse laagvlakte’ met een open en weids karakter is een uniek Nationaal Landschap met een gelaagde en iconische cultuurhistorische waarde die ingeklemd ligt tussen de steden Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Utrecht: de Randstad.
AMSTERDAM
Naardermeer
Haarlemmermeer
Vinkeveense plassen
Polder Mijdrecht Loosdrechtse plassen
A
Nieuwkoopse plassen
WOERDEN
st
er
da
m
Ri
jn
ka
na
al
UTRECHT
DEN HAAG Reeuwijkse plassen
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
ALPHEN AD. RIJN
m
GOUDA
Krimpenerwaard
ROT TERDAM H Maas
l ol
an
d
h sc
e
I
s Js
el
Le
k
Alblasserwaard
Beneden Merwede
ROT T E R DA M 5 1 09 1 ’ N - 4 04 3 ’ O
N
G O R I N C H E M 5 1 08 3 ’ N - 4 09 7 ’ O
meter 0
6
5000
10000
15000
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
7
POLDERLANDSCHAP: EEN GELAAGD E N DY N A M I S C H F E N O M E E N
veenontginningen: ontstaan slagenlandschap cultivering t.b.v. landbouw
vorming van dikke veenpakketten door stagnante situatie
vorming strandwallen
bron: Vos, P. & S. de Vries (2013) - bewerking SantenCo + Fabrications.
reproductie van mens en natuur
continue ontwatering
sedimentatie van zeeklei
dichte duinrand
5500 VOOR CHRISTUS
1500 VOOR CHRISTUS
1500 NA CHRISTUS
2000 NA CHRISTUS
Het iconische Groene Hart is het resultaat van een eeuwenlang
Tot enkele honderden jaren geleden lag het veengebied hoger
Ook na de transformatie waarin weide dominant werd, bleef het
De ontginning van het veen betekende ook een ommekeer in
proces waarbij de mens het landschap stukje bij beetje, meer en
dan de zeespiegel, waardoor water onder vrij ver val afgevoerd
gebied transformeren. Van bloemrijke hooi- en graslanden met
de geologische ontwikkeling van het gebied: van een groeiend
meer heeft geconsolideerd. In het holoceen was west-Nederland
kon worden richting de zee en diep genoeg ontwaterd kon
een (zeer) hoge waterstand transformeerde de weidegebieden
landschap, met kilometers brede mosveenkoepels van een aantal
vergelijkbaar met de waddenzee: een gebied met langerekte
worden ten behoeve van veenontginning en akkerbouw.
door de inzet van technische innovaties tot een intensiever
meter hoog, tot een dalend landschap waaraan de samenleving
strandwallen met hierachter een gebied waar sedimentatie en in
Kenmerkend waren naast de winning van veen de teelt van
productielandschap met minder soortenrijk grasland.
zich steeds heeft aan moeten passen. Het landschap van het
een stagnante situatie moerasvorming plaatsvond. Hier groeide
tarwe, hennep en vlasteelt. Pas toen het gebied lager kwam
Slootranden met riet verdwenen ten behoeve van grotere
Groene Hart is daarmee een gelaagd en dynamisch fenomeen.
het veen waarop nu gegraasd wordt en wat eeuwenlang onze
te liggen en te nat werd voor akkerbouw transformeerde het
percelen in de landbouw. Ook de klei-op-veengebieden, langs
Het beeld, van grazende koeien in de wei, structuren met
belangrijkste energiebron was in de vorm van turf.
akkergebied langzaam naar het weidegebied zoals we het nu
de rivieren en veenstroompjes, die geschikt waren voor andere
knotwilgen en hier en daar een boerderij die het gebied nu
kennen.
vormen van landbouw transformeerden grotendeels tot weiland
kenmerkt, is altijd onderhevig geweest aan veranderingen. Door
om in de behoefte aan schaalvergroting van de melkveehouderij
de voortdurende bodemdaling zal het landschap -linksom of
te kunnen voorzien.
rechtsom- blijven transformeren.
ontginning door graven van sloten +2
turfwinning aanleg van dijken
+1
BODEMDALING DOOR ONTGINNING,
molen bemaling
OX I DAT I E E N Z E T T I N G
zeespiegelstijging
0
Bodemdaling ontstaat door een aantal factoren, namelijk door geologische processen (het kantelen van de aardplaat
maaiveld (NAP)
-1
waar Nederland zich op bevindt), door inklinking van klei, door oxidatie van het veen als gevolg van ontwatering, en
mechanische bemaling
door zetting als gevolg van belasting van de bodem door
-2
gebouwen en infrastructuur. Deze studie richt zich vooral op de laatste twee genoemde factoren: oxidatie en zetting,
maaivelddaling
-3 1000
1200
1400
1600
1800
omdat deze sterk samenhangen met het water(peil)beheer en
2000
het landgebruik in het Groene Hart. Bovendien heeft oxidatie van het veen het sterkste effect op de huidige CO2-emissie.
in jaren
Daling door oxidatie Daling endoor afgraving oxidatie en afgraving
bron: Deltares (2009) - bewerking SantenCo + Fabrications.
Daling door zetting Daling door zetting
door droogleggingdoor (mechanische drooglegging drainage) (mechanische drainage) door druk infra- endoor bebouwing druk infra- en bebouwing
8
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
9
HET POLDERLANDSCHAP ALS ICOON LIJD AAN EEN SCHIJNBARE ONVERANDERLIJKHEID
M OT I VAT I E V O O R E E N T R A N S F O R M AT I E probleemstelling
Het Groene Hart is altijd aan veranderingen onderhevig geweest. Verschillende vormen van landgebruik hebben elkaar om klimatologische en/of economische redenen opgevolgd. Een voorbeeld hier van is de transformatie van akkerbouw naar veeteelt in de vijftiende eeuw. Het verbouwen van graan op de veengronden was niet meer rendabel, omdat het door een bodemdaling van het landschap te nat werd. De akkerbouw verdween grotendeels en veeteeelt werd geintroduceerd. Hieruit kunnen we concluderen dat op het moment dat de akkerbouw niet meer op een rendabele wijze kon voortbestaan, men op zoek ging naar een nieuwe primaire functie van het landschap. Anno 2019 breekt men zich opnieuw het hoofd over het behoud en de functie van het landschap. De actuele problematiek van bodemdaling heeft een grote impact op het schaalniveau van de landbouw, vanouds de belangrijkste producent van het polderlandschap. Natuurlijke processen, zoals de zeespiegelstijging en bodemdaling als gevolg van ontginning en ontwatering van het landschap, zijn van grote invloed op de ruimtelijke expressie van het polderlandschap. Er wordt steeds meer bekend over de consequenties van deze bodemdaling. Wanneer we niks doen, verdwijnt het veen door oxidatie en verandert de bodemsamenstelling. Ook komt west-Nederland uiteindelijk zo laag te liggen dat steeds meer zout water via de rivieren of de bodem het gebied binnendringt. De grote vraag is hoe en welke vormen van ‘rendabel’ landgebruik te combineren zijn met bijvoorbeeld de hogere waterpeilen die nodig zullen zijn om de bodemdaling te remmen of te stoppen. De directe kosten door bodemdaling nemen eveens flink toe, als gevolg van funderingsproblemen, versnelde afschrijving van infrastructuur en duurdere waterbeheersmaatregelen. Ook op kortere termijn staan we voor grote uitdagingen. In het licht van het klimaatakkoord van Parijs is de significante uitstoot van CO2, lachgas en methaan door de oxidatie van het veen in de schijnwerpers komen te staan. Bovengenoemde aspecten tonen de impact van bodemdaling op zowel klimatologisch, economisch als maatschappelijk vlak. Kortom, de huidige instandhouding van het landschap lijkt te leiden tot een ondhoudbare situatie die om een transformatie hier van vraag. Het remmen en/of stoppen van bodemdaling door zetting en oxidatie heeft grote consequenties voor het watersysteem en de mogelijke vormen van landgebruik. Dit vormt dan ook een grote ruimtelijke ontwerpopgave.
10
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
11
De bodemdaling manifesteert zich het sterkst in gebieden waar het veenpakket het dikst is, waar wegzijging van grondwater richting droogmakerijen plaatsvindt en waar de samenstelling van het veen vooral uit mosveen bestaat. Deze drie factoren komen samen in een brede band die van het westen van de Alblasserwaard richting het noorden loopt, langs de grote droogmakerijen tot aan de Vinkeveense plassen.
prognose 2050
BODEMDALING AMSTERDAM
WOERDEN
UTRECHT
DEN HAAG
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
ALPHEN AD. RIJN
bron: Bodemdaling 2016-2050, Klimaateffectatlas - bewerking SantenCo + Fabrications.
GOUDA
ROT TERDAM
ROT T E R DA M 5 1 09 1 ’ N - 4 04 3 ’ O
N
meter 0
5000
10000
G O R I N C H E M 5 1 08 3 ’ N - 4 09 7 ’ O 3-10 cm 10-20 cm 20-40 cm
40-60 cm >60 cm
15000
bron: Planbureau voor de Leefomgeving
12
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
13
kosten voor woningeigenaars
CO2 CO2eq broeikasgasemissies door veenoxidatie
infrastructuur en nutsvoorzieningen
16 MILJARD EURO
CH4
waterinfrastructuur en beheer
5 MILJARD EURO
1 MILJARD EURO
wegverzakkingen €8200 / ha
CO2
funderingen en scheuren
CH4
€2200 / ha
€5800 / ha
van CO2 sink ...
... naar CO2 uitstoter
verzakking riolering
leidingbreuken
onderhoud keringen €1100 / ha
extra bemalen
€50 / ha
€50 / ha
6
W
ARD
E AT
RBE
P
HEER
KE K OS
INFR
AS
TR
TE
PR
N
UC
1.4 MEGATON CO2
FUND
22 MILJARD
EN
ERI
NG
UR
Groene Hart
11 MTON CO2eq
T KO S
TU
EN
€
LJ MI
E AT
IM
tot 2030: -1 MTON
IV
KL
A K KO O R D A AT
€16 MI LJA RD UBLIE
CUMULATIEVE KOSTEN gevolgen bodemdaling
MAXIMALE EMISSIE NL afspraak klimaatwet 2050
bron: Planbureau voor de Leefomgeving (2016)
totale uitstoot veenweide NL bron: Planbureau voor de Leefomgeving (2016)
4.2 MEGATON CO2
DA L E N D E B O D E M , TO E N E M E N D E E M I S S I E VA N B RO E I K A S G A S S E N
DALENDE BODEM, S T I J G E N D E KO S T E N
stijgende klimaatlast door bodemdaling
cumulatieve kosten zijn voornamelijk privaat
De CO2 uitstoot door oxidatie van het veen bedraagt 4,2 megaton per jaar. Het Groene
De directe kosten als gevolg van bodemdaling lopen voor Nederland tot 2050 op tot
Hart neemt hier van 1,4 megaton voor haar rekening. Op dit moment wordt op landelijk
22 miljard euro. Ter vergelijking: voor schadeherstel als gevolg van de gaswinning in
niveau een totaal van circa 200 megaton per jaar aan CO2 uitgestoten. Dit moet in 2050
Groningen is 18 miljard gereser veerd. Veruit het grootste deel van de kosten zit in
gereduceerd zijn naar een totaal van 11 megaton. Wanneer er niets aan de CO2 uitstoot
funderingsherstel van woningen. In het Groene Hart is dit een uitdaging, omdat -in
vanuit de veengebieden wordt gedaan, vormt dit in 2050 dus bijna de helft van ons ‘CO2
tegenstelling tot organisch gegroeide steden- in de bebouwingslinten gebouwen van veel
emissiebudget’. Het verminderen van de uitstoot uit de veengebieden wordt daarmee een
verschillende leeftijden, en dus verschillende funderingstypen, door elkaar heen staan.
relevante opgave. In het voorlopige klimaatakkoord, waarin de afspraken zijn vastgelegd
Een generieke aanpak is daarom lastig. De kosten door verzakkingen in weginfrastructuur
die tot 2030 een vermindering van 49% van de CO2 uitstoot moeten waarborgen, is
en leidingbreuken, door deze verzakkingen, lopen op tot 5 miljard euro. De extra kosten
afgesproken de totale CO2 uitstoot door veenemissies met 1 megaton te verminderen. Om
voor waterbeheer -waar in Nederland al ontzettend veel geld in wordt geinvesteerd- is
aan de uiteindelijk ambities van het Parijs akkoord in 2050 te voldoen, zullen er dus nog
met 1 miljard euro relatief beperkt.
flinke maatregelen getroffen moeten worden om de CO2 uitstoot te verminderen.
14
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
15
bodemdegradatie door droogte
waterverontreiniging door droogte
schadekosten door droogte
noodzakelijk om polders door te spoelen toename aan verzakkingen
natuurschade
opbarsting van zoute kwel nutrientrijk water komt in het boezemsysteem
CO2
versnelde bodemdaling
WAT
E RV R A A G
TU
IN
UR
E
B
W
RV
N AT T E N AT U
AG
schade aan gewasopbrengst
UW
TE
AG RA
VRA
versnelde CO2/eq emissie
O
R A AG P T E RV OL DE WA
A
WAT E R
VEENWEID
zoutindringing
RS IER
RIV
IJ
ER
K MA
E
EID
G
OO DR
W EEN
V
TO E N E M E N D E Z O E T WAT E RV R A AG
+ 20%
TOT 2 0 5 0
bron: Deltares (2018) en Van Duinen, G., Fritz, C ., Couwenberg, J. (n.d.)
TO E N E M E N D E D RO O G T E , S T I J G E N D E B O D E M DA L I N G , TO E N A M E I N Z O E T WAT E RV R A A G
b i j o n g ew i j z i g d beleid
prognose 20% bij ongewijzigd beleid tot 2050 Door toenemende perioden van droogte neemt de water vraag in het
gewasopbrengst en neemt verzilting in de droogmakerijen toe. Ieder
Groene Hart bij ongewijzigd beleid tot 2050 met 20% toe. Tegelijkertijd
gebied heeft dus haar eigen combinatie van uitdagingen met betrekking
is de water voorziening minder stabiel: De Rijn transformeert van een
tot de toenemende droogte. De grootste water vragers in het Groene
gletsjer- naar een regengevoede rivier, wat resulteert in meer dynamiek
Hart zijn de diepe droogmakerijen, de natte natuurgebieden en de
in de aan- en afvoer. Op dit moment wordt water ingelaten op diverse
tuinbouw bij Boskoop. Maatregelen om bodemdaling te verminderen
punten in het Groene Hart. Wanneer er vaker droogte is, zullen een
resulteren in een nog sterker toenemende water vraag. Overigens is
aantal van deze inlaatpunten -en dan voornamelijk het grote inlaatpunt
wateroverlast een thema dat in het Groene Hart een relevante factor is.
bij Gouda- regelmatig te zout zijn om water in te laten. Dit is het gevolg
Omdat er momenteel tal van programma’s lopen hoe hiermee om te gaan,
van oprukkend zeewater in de rivieren wanneer er een beperkte aanvoer
ligt dit buiten de scope van deze studie
is. De toenemende droogte heeft in veengebieden een versterkend effect op bodemdaling omdat het waterpeil dan verder uitzakt. Daarnaast heeft het, voornamelijk op de rivierkleigebieden, negatieve gevolgen voor de
16
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
17
bodemdaling, verzilting, droogte
GEDIFFERENTIEERDE P RO B L E M AT I E K
Overzichtskaart van de aan droogte gerelateerde problematiek in het Groene Hart, zoals bodemdaling, verzilting en verlies van gewasopbrengsten. Elk gebied heeft haar eigen combinatie van uitdagingen met betrekking tot de toenemende droogte en de hieraan gerelateerde afnemende zoetwater toevoer vanuit de oostflank en zoutwaterintrusie vanuit de zee.
€
bodemdaling
?
Verzilting
bron: Bodemdaling 2016-2050, Klimaateffectatlas - bewerking SantenCo + Fabrications. 40-60 cm >60 cm
verzilting
Z O ET W
AT bron: Essink, G.H., Baaren, E.S., & Louw, P.G. (2010) - bewerking SantenCo + Fabrications.
?
verzilting van 20% - 50% in 2050 verzilting van 50% - 100% in 2050 Legend drought map grondwaterniveau v e r zuitgezakt i l t itotn 40cm g van 100% in 2050 grondwaterniveau uitgezakt tot 20cm < 20 % voorspeld opbrengstverlies veroorzaakt door droogte in 2050
R A A G +20%
?
CO2
ut
n d rd e
i
wa
rm Ve
Bodemdaling
Zo
droogteschade - uitzakking grondwater
€
V ER
e
3-10 cm 10-20 cm 20-40 cm
te
rin
watert o
evo er
tru
sie
?
€
CO2
Droogte
bron: Wagenningen Environmental Research (2018) - bewerking SantenCo + Fabrications. prognose >20% opbrengstverlies door droogte in 2050 uitzakking grondwater tot 20 cm. uitzakking grondwater tot 40 cm.
N meter 0
18
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
5000
10000
15000
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
19
BODEM (DALING)
N A A R E E N VA N U I T B O D E M B E R E D E N E E R D E A A N PA K LAND GEBRUIK WATER (BEHEER)
paradigmaverschuiving: bodem als conditie , water als instrument en landgebruik als resultante
Een toenemende schaalvergroting in de landbouw heeft geleid tot een monofunctioneel landgebruik, waarbij 75% van de percelen in gebruik is als weideland voor de melkveehouderij, en een hiermee samenhangend waterpeilbeheer (peil volgt functie) met veelal een vrij generieke drooglegging van tussen de 30 en 60 centimeter. Dit monofunctioneel landgebruik, het daarmee samenhangend generiek waterpeilbeheer en de mate van bodemdaling die aan deze drooglegging gerelateerd is staat in schril contrast tot de grote diversiteit die van nature aanwezig is in de bodem. Een nadere beschouwing van de bodem leert ons dat wanneer deze als basis wordt genomen en bezien wordt in het licht van de huidige problematiek er een veel grotere diversiteit in waterpeilbeheer en daarmee in landgebruik zal ontstaan. Het Groene Hart is grofweg onder te verdelen in een vijftal hoofdklassen qua bodemtypen. Er is een duidelijke correlatie te onderkennen tussen de bodemtype en de verschillende problemen, zoals bodemdaling, verzilting en droogte. Veen en veen met een kleidek kampen met een sterke bodemdaling met een bijbehorende CO2 uitstoot en in een mindere mate met verzilting. In klei-op-veengebieden en rivierkleigebieden speelt dit minder, terwijl hier verlies in gewasopbrengst door droogte een rol speelt. De oude zeeklei in de droogmakerijen, behalve als er nog een veenlaag aanwezig is, daalt niet meer en hier speelt verzilting als gevolg van klimaatverandering een grote rol. Het huidige peilbeheer volgt de functie van het gebied, met alle gevolgen van dien. Wat is er mogelijk als we het andersom bekijken? Als we beginnen met -per bodemtype- te onderzoeken wat het beste peilbeheer is om bodemdaling, CO2 uitstoot, verzilting en droogte tegen te gaan en ver volgens te kijken welke vormen van landgebruik hierbij mogelijk zijn. Waterpeilbeheer wordt op deze manier de belangrijkste sturende factor binnen de ruimtelijke ontwikkeling van het Groene Hart. Het resultaat? Een divers en toekomstbestendig landschap!
20
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
21
geomorfologische oorsprong
Het Groene Hart kenmerkt zich door de aanwezigheid van een vijftal hoofdtypen qua bodemklassen. De bodem is een resultante van de geomorfologische processen die eeuwenlang het toneel hebben bepaald binnen de vorming van het landschap. De bodem als conditie is een gegeven op basis waar van onze culturele identiteit is ontstaan. Anno 2019 is, mede door onze technische wilskracht en innovatie van de afgelopen eeuwen, de correlatie tussen bodem en landgebruik echter minder sterk leesbaar.
GEDIFFERENTIEERDE BODEMOPBOUW AMSTERDAM
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
ALPHEN AD. RIJN
UTRECHT
WOERDEN
DEN HAAG
GOUDA
ROT TERDAM
veengronden
N meter 0
22
5000
10000
15000
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
meerveen aarveen madeveen v l i e r- e n v l i e t v e e n koopveen
moerige gronden weideveen waardveen bovenland petgaten
op zand op zavel of klei
zeekleigronden liedeerd kalkarme drechtvaag leek-woudeerd tochteerd poldervaag
rivierkleigronden liedeerd drechtvaag leek-woudeerd poldervaag ooivaag zware rivierklei
zandgronden enkeerd kalkloze kalkhoudende podzol
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
overige gronden overslag warmoezerij
23
balans bodemdaling, CO2-emissie en waterpeil
O P T I M A A L WAT E R P E I L Het reduceren van de CO2 uitstoot, het stoppen van bodemdaling en de water vraag hangen sterk met elkaar samen, maar niet één op één. Met andere woorden: een hoger waterpeil betekent niet persé dat er minder broeikasgassen uitgestoten worden. Dit komt omdat er moerasgasvorming plaatsvindt bij een te hoge waterstand; hoewel de emissie van CO2 afneemt, nemen de emissies van lachgas en methaan toe bij een hoger peil. Hoeveel wordt momenteel onderzocht, maar op basis van eerdere studies is bekend dat een peil van -20 centimeter voor nu wordt gezien als een optimaal waterpeil in relatie tot een maximale reductie van de CO2equivalent.
Randvoorwaarden landgebruik In mate van behoefte: weinig > veel
LAND GEBRU I K
zoetwatervraag waterkwaliteit gevoeligheid voor peilfluctuatie
WATERPEI L vast peil
C onsequent ies problemat iek
flexibel peil
In mate van aanwezigheid: weinig > veel
bron: Van Duinen, G., Fritz, C., Couwenberg, J. (n.d.) - bewerking SantenCo + Fabrications.
bodemdaling
C O R R E L AT I E B O D E M T Y P E E N P RO B L E M AT I E K
CO 2 - e m i s s i e
GROND SLAG veen
CH4-emissie
klei
Er is een duidelijke correlatie te onderkennen tussen de bodemtype en de verschillende
verzilting
zand
problemen, zoals bodemdaling, verzilting en droogte. Veen en veen met een kleidek kampen
moerig materiaal
met een sterke bodemdaling met een bijbehorende CO2 uitstoot en in een mindere mate
droogte
met verzilting. In klei-op-veengebieden en rivierkleigebieden speelt dit minder, terwijl hier verlies in gewasopbrengst door droogte een rol speelt. De oude zeeklei in de droogmakerijen, behalve als er nog een veenlaag aanwezig is, daalt niet meer en hier speelt verzilting en droogteschade als gevolg van klimaatverandering een grote rol.
TO E L I C H T I N G M E T H O D I E K P RO F I E L E N bodem als conditie, watersysteem als instrument en landgebruik als resultante Hoe hoger de waterstand en hoe stabieler dit peil moet zijn; hoe
Balans
groter de water vraag is om dit peil in stand te houden. Bij keuzes
Op zoek naar een hoge reductie van de problematiek met productieve
voor peilbeheer moet dus een afweging gemaakt worden tussen de
landgebruiksvormen als resultante. Hierdoor ontstaat een scala aan
uitstoot van CO2 equivalenten -waarbij de emissies het laagst zijn bij
nieuwe landgebruiksvormen die geënt zijn op een diversiteit aan
ca. 20 centimeter ontwatering- of zelfs het vastleggen van CO2 met
waterpeilen: van natte teelten en moerasbossen tot natuurinclusieve
de ontwikkeling van biomassa in een nieuwe veenvorming -waarbij
landbouw en boomgaarden.
veengroei altijd een positief effect heeft op de CO2 opname ten opzichte van de uitstoot van moerasgassen-, het remmen of stoppen
Stop en groei
van bodemdaling, de water vraag en de robuustheid van de vorm van
Een maximale reductie van de problematiek waar van met name
landgebruik om met peilfluctuaties om te kunnen gaan.
bodemdaling en CO2-emissie voor de veengebieden en verzilting in de droogmakerijen. Opslag van CO2 wordt voorzien door de groei van
Deze onderlinge balans die is onderzocht verhoudt zich tot de behoefte
veenmos, voornamelijk op de plekken waar de groei van veenmos in
om tot een economisch rendabel landbouwkundigsysteem te komen.
theorie mogelijk zal zijn.
Op basis van deze indicatoren is voor ieder bodemtype gekeken wat de mogelijkheden en effecten zijn bij:
Het overzicht laat zien dat op basis van deze benadering per bodemtype een breed spectrum aan landgebruiksvormen, met
24
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
Faciliteren
bijbehorende randvoorwaarden als water vraag, waterkwaliteit en
Een reductie van de problematiek met het zoveel mogelijk faciliteren
gevoeligheid voor peilfluctuatie, ontstaat. De vormen van peilbeheer in
van het bestaand landgebruik. Met druk- of onderwaterdrainage
de diverse bodemtypen hebben consequenties op de indicatoren van
wordt een stabieler waterpeil gerealiseerd. Gebieden die door de
bodemdaling, uitstoot van broeikasgassen, droogte en verzilting. Het
peilverhoging te nat worden krijgen een meer natuurinclusieve
overzicht biedt input voor een afwegingskader waarmee gestuurd wordt
landbouw. In sommige delen is er vanuit waterbeheer geen aanleiding
op een reductie van de problematiek met een vorm van landgebruik als
om te transformeren.
resultante.
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
25
PUUR VEEN
VEEN OP ZAND
G r o n d s o o r t o p g e b o u w d u i t g e h u m i fi c e e rd p l a n t a a rd i g m a t e r i a a l
E e rd v e e n g r o n d e n ( z a n d i g v e e n ) M a d e v e e n g ro n d e n ( e u ro t ro o f ( b r o e k ) v e e n o p z a n d R a u w v e e n g r o n d e n ( m e t m i n e ra a l z a n d d e k ) M e e r v e e n g ro n d e n ( v e e n o p z a n d ) met een humusrijke bovenlaag. Voornamelijk koopveen- en aardveengronO r i g i n e : b ro e k - e n z e g g e v Veengronden een
VEEN OP ZAND
Vlietveen & vlierveen Onger ijpte bodem zonder of met max 2 0 c m m i n e ra l e bZandig o v e n l a a gveen of veen op een zanddek. Voornamelijk eerdveen-, N i e t a f g e g ra v e n , o n t w a t e rd h o o g v e e n . madeveen-, en meerveengronden met een basis D e e l s o n b e g a a n b a a r ( w a t e r r i j rauwveenk) O r i g i n e : v e e n m o svan v e e nbroek- en zeggeveen
V E E N M E T M O E R I G E L A AG
V E E N M E T M O E R I G E L A AG
VEEN MET KLEIDEK < 40 cm
E e rd v e e n g r o n d e n ( m o e r i g e b o v e n l a a g m a x 5 0 c m ) Ko o p v e e n g ro n d e n Aar veengronden O r i g i n e : b o s - , r i e t - e n ze g g e v e e n
Rauwveengronden (met zavel/kleidek 20-40cm) We i d e v e e n g ro n d e n ( m i n e ra l e b o v e n l a a g ) Wa a rd e v e e n g r o n d e n ( zo n d e r m i n e ra l e b o v e n l a a g ) Origine: bos- of veenmosveen
VEEN MET KLEIDEK < 40cm
Veengronden met een kleidek van minder dan 40cm. Voornamelijk rauwveen-, weideveen- en waardeveengronden met een origine van bos- of veenmosveen
den met een basis van bos-, riet- en zeggeveen
KLEI OP VEEN Veengronden met een kleidek van 40-80cm. Voornamelijk vaag- en eerdgronden met een origine van rietzegge- of bosveen.
KLEI OP VEEN (KLEIDEK 40-80 cm)
KLEI
H u m u s r i j ke b o v e n l a a g H y d r o k l e i g ro n d e n , d r e c h t v a a g g r o n d e n , h y d r o e e r d g r o n d e n , l i e d e e rd g r o n d e n O r i g i n e : r i e t ze g g e - o f b o s v e e n
M o e r i g e g ro n d e n o p k l e i ( h y d ro e e r d g r o n d e n , p l a s e e r d g r o n d e n ) K l e i / z a v e l g r o n d e n ( p o l d e r v a a g g r o n d e n , h y d r o k l e i g r o n d e n ( n e s v a a g g r o n d e n , l e e ke e r d g r o n d e n ) , h y d r o e e r d g r o n d e n ( w o u d e e r d g r o n d e n , t o c h t e e r d g r o n d e n ) , xe r o v a a g g ro n d e n ( o o i v a a g g r o n d e n )
ZA ND
KLEI
IN STROMENKleiL A Nen D SCHA P IN D ROOGMA KERIJEN zavelgronden; voornamelijk vaagen eerdgronden
I N S T RO M E N L A N D S C H A P
ZAND Zandgronden, voet van de Utrechtse Heuvelrug
I N D RO O G M A K E R I J E N
FAC I L I T E R E N
Adaptatie: aanpassing op huidig systeem (landgebruik) “peil volgt functie”
+ o n d er w at erd r ai n age o p -0 . 4 0 c m + onde rwa te rdra ina g e op -0.50cm + ond erw a t erd ra ina g e op -0.40c + ondmerw a t erd ra ina g e op -0.40c m + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c + ondmerw a t erd ra ina g e op -0.50c m
+ ond erw + ond a t erd erw ra ina a t erd g e ra opina-0.40c g e opm- 0 .4 0 cm + on de+rwate on de +rdrain rwate on de rwate age rdrain oprdrain age - 0 .4op 0age cm - 0 .4 op0 cm - 0 .4 0 cm
+ ond erw + ond a t erd erw ra ina a t erd g e ra opina-0.50c g e opm-0.50c m + ond erw + ond a t erd +erw ond raa ina terw erd g era a top ina erd-0.50c gra e ina op gm -0.50c e op -0.50c m m
+ diepe drainage + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c m + + ond ond erw erw aa tt erd erd ra ra ina ina gg ee op op -0.50c -0.50c + ondm merw + ond a t erd erw ra aina t erd g e ra opina-0.50c g e opm-0.50c m
+ ond erw + ond a t erd erw ra ina a t erd g e ra opina-0.50c g e opm-0.50c m + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c m
+ ond erw a t erd ra ina g e op -0.40c m + -0.40c + ond ond erw erw aa tt erd erd ra ra ina ina gg ee op op -0.40c + ondm merw + ond a t erd erw ra aina t erd g e ra opina-0.40c g e opm-0.40c m
+ ond erw + ond a t erd erw ra ina a t erd g e ra opina-0.40c g e opm- 0 .4 0 cm + ond erw a t erd ra ina g e op - 0 .4 0 cm + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c m
+ ond + ond erw erw a t erd a t erd ra ina ra ina g e gop e op -0.50c -0.50c mm + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c m
+ on + on de de rwate rwate rdrain rdrain ageage opop - 0 .4 - 00.4cm 0 cm + on de rwate rdrain age op - 0 .4 0 cm
+ ond erw a t erd ra ina g e op -0.40c + ondmerw a t erd ra ina g e op -0.40c m
BALANS
Balans tussen economie, bedrijven, bodemdaling e n b ro e i k a s g a s e m i s s i e s e n / o f v e r z i l t i n g
+ ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c + ondmerw a t erd ra ina g e op -0.50c m
b ij kleid ek 2 0 -2 5 c m
bb ij ij kleid kleid ek ek 22 00 -2 -2 55 cc m m
b ij kleid ek 2 0 -2 5 c m
S TO P
+ on de rwate rdrain age op - 0 .4 0 cm + ond erw a t erd ra ina g e op -0.50c m
b ij kleid ek 2 0 -2 5 c m
b ij kleid ek 5 cbek mij kleid ek b2ij0 -2 kleid 2 0 -2 5 c m 2 0 -2 5 c m
b ij kleid ek 2 0 -2 5 c m
b ij kleid ek 2 5 -3 5 c m
b ij kleid ek 2 5 -3 5 c m
bb ij ij kleid kleid ek ek 22 55 -3 -3 55 cc m m
b ij kleid ek 5 cbek mij kleid ek b2ij5 -3 kleid 2 5 -3 5 c m 2 5 -3 5 c m
b ij kleid ek 2 5 -3 5 c m
b ij kleid ek 2 5 -3 5 c m
b ij kleidbek ij kleid ek 2 0 -2 5 c m 2 0 -2 5 c m b ij kleid ek 3 5 -4 0 c m
bb ij ij kleid kleid ek ek 33 55 -4 -4 00 cc m m
b ij kleid ek 3 5 -4 0 c m b ij kleidbek ij kleid ek 2 0 -2 5 cbm 2ij0 -2 5 c ek m kleid 2 0 -2 5 c m b ij kleid ek 3 5 -4 0 c m b ij kleidbek ij kleid ek 3 5 -4 0 c m 3 5 -4 0 c m
b ij kleid ijk l kleid b i jbek e i d e kek 2 5 -3 5 2c0m 2-52-3 cm 5 5c m
b ij kleidbek ij kleid ek 2 5 -3 5 cbm 2ij5 -3 5 c ek m kleid 2 5 -3 5 c m
b ij kleid b ijekkleid b ijek kleid ek 2 0 -2 5 c2m 0 -2 5 2c0m-2 5 cbmi j k l e i d e k b ij kleidek ei dek 2 5 - bi 3 5j kl cm 3 5 -4 0 cm 35-40 cm b ij bkleid ij kleid ek ek 2 0b-2 2ij05-2 c5mc ek m kleid 2 0 -2 5 c m b ij kleidek bi j kl ei dek 3 5 -4 0 cm 35-40 cm bi j kl ei dek 35-40 cm b ij kleid ek 2 0 -2 5 c m
b ij kleid ek 3 5 -4 0 c m
b ij kleid ek 3 5 -4 0 c m
bi j kl eibi dek j kl eibidek j kl ei dek 25-35 cm 25-35 25-35 cm cm
bi j biklj eikldek ei dek 25-35 25-35 cm bi j klcm ei dek 25-35 cm
bij kleidek 35-40 cm
+ di epe dr ai nage
+ di epe dr ai nage
+ on de rwate rdrain age op - 0 .4 0 cm
bi j kl ei dek 20-25 cm
bi j kl ei dek 25-35 cm
bi j kl ei dek bi j biklj eikldek ei dek25-35 cm 35-40 35-40 cm bi j klcm ei dek 35-40 cm
bi j kl ei dek 35-40 cm
+ zo etw ater i nj ecti e
+ zo etw ater i nj ecti e
+ di epe dr ai nage + di epe +drdiaiepe nagedr ai nage
+ + zo zo etw etw ater ater ii nj nj ecti ecti ee
+ zo etw ater i nj ecti e + zo etw+ater zo etw i nj ecti atere i nj ecti e
+ di epe dr ai nage
+ di epe dr ai nage
+ zo etw ater i nj ecti e
+ zo etw ater i nj ecti e
bi j kl ei dek 35-40 cm
+ di epe +drdi aiepe nagedr ai nage
+ zoetwater injectie
+ zo etw+ater zo etw i nj ecti atere i nj ecti e + di epe+ dr di ai epe nage + di drepe ai nage dr ai nage
+ + di di epe epe dr dr ai ai nage nage
bi j kl eibi dek j kl eibidek j kl ei dek 35-40 cm 35-40 35-40 cm cm
Stop op bodemdaling leidend: “functie volgt peil” Mitigatie: verander ing van huidige systeem voor maximale reductie van bodemdaling en broeikasgas emissies en/of verzilting
Optimaliseren van het huidig landbouwkundig systeem leidt tot een reductie van bodemdaling, broeikasgassen en verzilting (“peil volgt functie”) Optimale balans tussen een maximale reductie van bodemdaling, broeikasgasemissies en/of verzilting en een breed spectrum van landgebruiksvormen Volledige stop op bodemdaling, broeikasgasemissies en/of verzilting (“functie volgt peil”)
FACILITEREN BALANS
HUIDIG LANDGEBRUIK
H U I D I G E S I T U AT I E
Grondsoort opgebouwd uit gehumificeerd plantaardig materiaal. Voornamelijk vlietveen en vlierveen met een basis van veenmosveen.
S TO P E N G RO E I
PUUR VEEN
+ di epe +drdi aiepe nagedr ai nage + di epe dr ai nage
+ zo etw+ater zo etw i nj ecti atere i nj ecti e + zo etw ater i nj ecti e
+ di + epe di epe dr ai drnage ai nage + di epe dr ai nage
+ di epe dr ai nage
L E G E N DA
L E G E N DA
L E G ELN EDA G E N DA
Bodemsoort
Bodemsoort
Bodem Bo s odoe rmt s o o r t
veen L LE EG GE EN N DA DA klei
veen L E G E N DA L E G ELN E DA G k l eEiN DA
vGe E e nN DA veen L E G ELN EDA L E kGl eEi N DA klei Bodem Bo s odzoea rm ntds ozoa rntd Bodemsoort v eoeenr i gvmeom eenar ti ge r m m i aaatl e r i a a l veen klei klei klei Wa t e rWa p ezti lae nr pd ezi la n d zand geai olm vma os te rpivm s et arpti gee ri m li aaatl e r i a a l moerig materiaal f l e x i b ef l e px ei bi le l p e i l Wa t e rWa p e ti le r p e i l Wa t e r p e i l C o n s eCqouvneasnsettqi epuvseeainspl ttro i pe bse li elp m roabt li e m k atiek vast peil f l e x i b ef lle px iebi le l p e i l I n m a t eI nv amna at ea nvwa en zai gahnewi de :z i g h e i d : weinig > w evi enei gl > v ef el el x i b e l p e i l
B o d e m s ozoa rntd z a rntd B Bo od d ee m m ss o oo ort Bodem B os od o em r ts o o r t vmeoeenr i g m a t e r i a a l moerig materiaal vv ee ee nn veen veen L E G E N DA L E G E N DA klei kk ll ee ii klei klei Wa r pseoziola rntd Wa r pseoziola rntd B o dteem B o dteem zand zand zand o e r i ge i m vm l ateriaal vm l ateriaal vaeooseeetnrrpii gge i m vmaeoseetnrpi m m m ateriaal g omear itge rm i aaatle r i a a l fkl leexi i b e l p e i l fkl leexi i b e l p e i l Wa t e r p e i l Wa Wa tt ee rr pp eezii lla n d Wa t e Wa r p ezti lea nr pd e i l C o n s e q uvm e n t i e s lp ro bC l eomnastei qe ukvm eans tt i pe se i lp ro blematiek v aaoss ett rppi gee ii m l ateriaal v aos et rpivgeai sm l t apt ee ri li a a l flexibel peil I n m a t e v afnl eaxa inbwee lz i p g heei ild :I n m a t e v a n a a n w e z i g h e i d : p iebi el l p e i l w e i n i g > v ef el el x i b e l p e i l w e i n i g > v ef el el x i b felle x Wa t e r p e i l Wa t e r p e i l b o d e m d aCl ionngs e q u e n t ibeos dpe ro m dbal lei m n ga t i e k C ll eeom Co o nn ss ee qq uuveeanns tt ii pee sse i lpp ro ro bbC mnaastteCii qeeoukkvneasnsettqi peuseeinlptro i e bs l pe ro m abtlieem k atiek In mate van aanwezigheid: f l e x i b e l p e i l II nn m w ii p gg-hheeeeim iildd ::iIwsnesim n i g > v e e l m aa tt ee vv aafnnl eaaxaa innbC weeeOlzz 2 a t e I n v a m n a t a e a n v w a n e z a i g a h n e w i e d z : i g h ie C O 2 - e m i s s i eei d : w w ee ii nn ii gg > > vv ee ee ll
mibedobsadl lepei nm gadbtalilei m nk ga t i e k C o n s eCqounesnetqibeuosednpetro ro C o n s e q u e n t i e s p ro b l e m a t i e k I n m a t eI nv amna at ea nvwa ne zai gahnewi de z: i g h e i d : weinig > en eiaglt e> vC vaenO e la2a-neC Iwnevim wmeOzi s2 i gs-hieeem i d :i s s i e weinig > veel
weinig w > evi ne ei gl > v e e l
bodemdaling m ddbaaC nnineggastei qe uk e n t iC m beoH m dobadilsleisnm em ilslleiisom ebm i egad tailei nkg C o n s e q u e n t ibbCeooH s dd4pee-ro s d4pe-ro
b o d e mbdoadlei nmgd a l i n g d ai sl isni eg C H 4 - ebCmoHids4es-m ieem
I n m a t e v a n a a n w e z i g h e i d :I n m a t e v a n a a n C w eOz 2 i g-heem i d :i s s i e C C Or 2 2z i-- leet m m weinig > veel v eO i niiwgssessiiineei g > v e e l C v eOr 2z i- letCm iO nig2s s- ieem i s s i e
bodemdaling C H C H4 4o g-- eet m m d ro e ii ss ss ii ee
C O 2 - eCmOi s2s- ieem i s s i e v e r z i l tC vienOrg2z i- let m i nigs s i e
bC oHd4e-m d ai sl isni eg em C H 4o g- etCm d ro eHi 4s s- ieem i s s i e
C H 4 - eCmHi s4s- ieem i s s i e H 4o g- et m d ro o g tC dero e issie
CO2-emissie C v eOr 2z i- let m i nigs s i e vv ee rr zz ii ll tt ii nn gg v e r z i l tvienrgz i l t i n g R a n d vo o r w a a r d e n l aRnadngdevo b ro u irkw a a r d e n l a n d g e b r u i k CH4-emissie C H 4o g- et m d ro e issie In mate van behd f t eo f t eo:g tdero o g t e do ero ro o:gg tt ee I n m a t e v a n b e h do ero weinig > veel
v e r z i l tvienrgz i l t i n g verzilting R a n d vo R aonrdwvo a aorrdwe ana lradnedng el abnrdugi ke b r u i k d ro o g tdero o g t e I n m a t eI nv amna bt ee hvoaenf tbee: h d o ero f t eo:g t e
weinig > veel
weinig > w evi enei gl > v e e l
vzo e rezt iwl tai nt egr v r a a g v e rezt iwl tai nt egr v ra a g R a n d vo o r w a azo rden landgebruik R bbRrrao uuniirdkkwvo R aa nn d d vo vo o o rr w w aa aa rr d d ee nn ll aaRnnad dnggdeevo a aorrdweana rl adnedng el abnrdugi ke b r u i k I n m a t e v a n b e h o ero fte: do ero dw In mate van behw af tteoe:gr tkew a l i t e i t a toegr tkew a l i t e i t In mate van behoefte: w w ee ii nn ii gg > > vv ee ee ll
arltadeenretdvwnrgaaeltaabengrrdvura R a n d vo R aonrdwvo a azo orrdewet w anazo gi keabgr u i k R a n d vo o r w a a r d e n l a n d g e b r u i k I n m a t eI nv amna bt ee hvoaenf tbee: h o e f t e : af tateel:irtkew i ta l i t e i t weinig > w en eiaglt e> vw vaenae tlbee rhkw I nevim o ew weinig > veel
Iwne imn iagt eI>nvvamenea ltbee hvoaenf tbee: h o e f t e : weinig w > evi ne ei gl > v e e l
zo e t w a t e r v ra a g zo g r p e i lzo w aialgtatehinret dw vi ra g redveeoett w enlaai lgttaeehRnrreadvvinrrdgaadevaavo uveocet w tenulzo dgaetvaebogrrovuriakpaegi l f l u c t u a t i e R a n d vo o r w a azo bogroo u irkw a agfrel d
zo e t w zo a t e rt vwra a taegr v ra a g g e v o e lzo gi eg vheoet w ei dlai gtvehoreovirra d pvaeogiol frl upcet iul faltui ce t u a t i e
In mate van behoefte: In mate van behw o eaf ttee: r k w a l i t e i t w w aa tt ee rr kk w w waa ell iii ttneei gii tt> v e e l w a t e r kwwa at el irtkewi ta l i t e i t weinig > veel
w a t e r kwwa at el irtkewi ta l i t e i t waterkwaliteit
zo e t w a t e r v r a a g zo g e veot w e lai gt ehrevi ra d vaog o r p e i l f l u c t u a t i e gg ee vv oo ee ll ii gg hh ee ii dd vv oo oo rr pp ee ii llgffell uuv occ tteuulgiaaegttvhiioeeei dl i gvhoeoi rd pveoiol frl upcetiul fal tuicet u a t i e waterkwaliteit
g e v o e lgi eg vhoeei dl i gvhoeoird pveoiol frl upcet iul fal tui cet u a t i e gevoeligheid voor peilfluctuatie
waterkwaliteit
+ zo etw + ater zo etw +i njzo ater ecti etw ei nj ater ectiienj ecti e
+ zo + etw zo etw ater ater i nj iecti nj ecti e e + zo etw ater i nj ecti + di e epe dr ai nage
+ zo etw ater i nj ecti e
+ zo etw ater i nj ecti e
L ELG E LE NENDA EG G DA LEENGDA E N DA eBm ort dst oe m o rsto o r t B oBdoedm soosdooeBorm
L ELG EG EN EN DA DA n vEeN e nDA veen v evLeeEenG k l e i k l e i Bk o s osookrolterit lBedoi edme m Bodemsoort z az an ndd z a vnedvzeeanennd m o eGr m iEg oN elDA rvm aiegtoeeenm rri iagat elmr iaataelr i a a l LE km moerig m ake itl eeir i a a l klei z aznadn d B o d e m s ozoarntd Wa t eWa r p et Wa iel r pteei rl pmeomi el orei gr i gm amtae trei ar iaal a l v eoeenr i g m a t e r i a a l Wa t e r p e i l v a s t vpaesi lt vm paesitl p e i l vast peil klei f l e x i b f e l e l x p i Wa Wa t etreprepi el fbeillei llx ipbeeill p e i l f l eWa x i bt e lr ppeeziiall n d v avsat s pt epi le i l maoset rpi ge im ateriaal C o n sCe o q un C es enoqtniueseesnfqlptuefviro exl eisnbxbtieplibelero spl bealppiltro e ka t i e k em leei eim l kbal teim fhnwleeeaibdxza:ilingbewhem l ip:gtheieieildk: C oI nnms aetIqen uvmaeanIntneatamivneaawnst eazpvai ganro e izda Wa t e r p e i l w e i n i g w>e i vnei gw e le>i nvi eg e>l v e e l I n m a t e v aC no a anonsnweseqezuiqgeu hneetindi e:t ise sp ro C p ro b l be lme m a tai et ike k weinig > veeC l o nbs o beaonsddttaeilpbem i neos diglpaero lmi ndbgal el i m n ga t i e k e dq euvm I n Im n amt ea tvea nv aana an awnewz ei gzhi ge hi de:i d : f l e x i b e l p e i l w ew gnbia>got ev> elne ld Iinneiim a aanlwi n e zgi g h e i d : deveevam w e i n iC gO > 2v e-C elm O 2i sC -seO im e2i -ses m i ei s s i e b obdoedme dmadl ai nl ign g m dbal el i m n ga t i e k C o nCsOe 2 q u- eem n ti isbesosi edpero C H 4 -Ce H m 4i sC-seH im e4i -ses m i ei s s i e Ce2Oz-i2eg -hmee im I n m a t e v a n a aCnO w i ds :si si es i e CO2-emissie weinig > veel CvHe r4z-ievl tm issie ei nr zgvi let irnzgi l t i n g bCo4Hd-4e -me im dsasi sli iesni ge CH CH4-emissie v de ro r zoi lgdttiro en go dg ro teogte v eCvreO zri2zl t-iilentm ignigs s i e verzilting
d ro o g t e
H ogdlg4eaoet-ngbenetdrm elugaieisnkbsdireguei bk r u i k R a n dRvo a nodrRvo w a naod arrvo w d eaonarrwlddaaero nCadndrro d ro o g t e I n m a tIen vma anItneb em vhaaonteefbtveeah: no ebf et eh:o e f t e : w e i n i g w>e i vnei gw e le>i nvi eg e>l v e e l v e r z i l t i n g
R a n d vo oRraw a adrvo doeronwr aw l aaarnaddredgnee nbl arlnuadni gkdegberburi uk i k Rnadnvo
wvrara taenardvg ra R a n dzo voe towzo rawteaetarzo deteteaw nrgvalra g eabgr u i k
I n m a t e v a Inn bIm neahmtoeaetvfetaenv:abne bh eo hedof tero ef:t o e :g t e w e i n i g > v eweelw gn ia>gt ev>evevaelne lb e h o e f t e : Iinneiim
a t e rwkawt aewlrikat ew t eiatrlki tweai tl i t e i t w e i n iw zgo e> tvwe eal tzo e rzo evtra ewtaawtgae trev rrav ra a ga g R a n d vo o r w a azo r deet w n altaenrdv graeabgr u i k g e v o eglei gv ho ge eil divgohveeol iodgrhvpeoei odi lrfvlpoueoc irtlufplauetci eltful ua ct iteu a t i e l eti atfetetreeki: trwkawl ai tlei ti te i t I n mw a tae tvearnkbwewhaaow waterkwaliteit weinig > veel dev oi alvofoglru o prc etpui leafilltufi lceut cutautai et i e g e v o e l i gghezo egveiodeveotlvwiegolahiogteerhirdepvi ra
gevoeligheid voor peilfluctuatie
waterkwaliteit
g e v o e l i g h e i d v o o r p e i lgfel uv oc teul iagthi e i d v o o r p e i l f l u c t u a t i e
gevoeligheid voor peilfluctuatie
BURO SANT EN CO + FABRICations.
26
O n t w e r p e n d O n d e r z o e k G r o e n e H a26r t
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
B27 URO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
27
3491 LANDBOUWBEDRIJVEN IN ‘HUN’ LANDSCHAP landgebruik in het Groene Hart
Het Groene Hart is met de aanwezigheid van 3491 landbouwbedrijven voor circa 65% in agrarisch gebruik, waarbij het areaal aan weideland van 75% de boventoon voert en akkerbouw relatief minder vaak voorkomt. Hierin ligt een duidelijke relatie met de grondsoort veen als meest voorkomend in het Groene Hart. Van de 3491 landbouwbedrijven zijn er 1695 melkveebedrijven. Een percentage van circa 50% die ten aanzien van het landelijk gemiddelde van 30% een beduidend stuk hoger ligt. Ondanks het feit dat ten opzichte van tien jaar geleden een derde van de oorspronkelijke landbouwbedrijven is gestopt en het aantal arbeidskrachten sterker afneemt dan het landelijk gemiddelde is er sprake van een sterke toename van de agrarische grondprijs en een groeiende omzet van de landbouw. Kortom, het agrarisch gebruik in het Groene Hart hangt anno 2019 op economisch vlak samen met een succesvol en winstgevend landbouwkundig systeem. Het succes van het landbouwkundig systeem hangt echter nauw samen met een maatschappij waarin de hang naar welvaart, goedkoop en veel oorzaak is geweest van een aanzienlijke schaalvergroting en intensivering van de landbouw met alle gevolgen van dien. Door een groeiende onbalans tussen kostprijs en melkprijs is voor een optimaal landgebruik waar een goede opbrengst en bijna jaarronde toegankelijkheid van het land centraal staat een diepontwatering van de veenbodem nodig. Zoals genoemd leidt de ‘extreme’ drooglegging tot bodemdaling, de daaraan gerelateerde emissie van CO2, schade aan huizen en infrastructuur en investeringen vanuit het waterschap om het Groene Hart leefbaar te houden. In het licht van deze scenariostudie, waarin de vraag centraal staat op welke wijze het Groene Hart getransformeerd kan worden naar een evenwichtig en adaptief landschap wat zijn actualiteit in de toekomst zal hebben, staat de sector voor een fundamentele verduurzamingsopgave van het huidige gangbare bedrijfssyteem om in de toekomst een rendabel landgebruik te hebben en te kunnen behouden. In een samenwerking met Wageningen Economic Research en het Veenweide Innovatie Centrum zijn op basis van de methodiek ‘bodem als conditie, watersysteem als instrument en landgebruik als resultante’ specifiek per grondslag landgebruiksvormen geformuleerd. In het algemeen zal er een actieve vernatting plaatsvinden in het Groene Hart die leidt tot andere en meer gedifferentieerde bedrijfssystemen in de landbouw. De ontwikkelde exemplarische bedrijfsmodellen zijn in bedrijfseconomische zijn kansrijk gebleken. Zie bijlage 1 voor een specifieke en nadere toelichting van Wageningen Economic Research op de geformuleerde exemplarische bedrijfsmodellen.
28
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
29
Van het totaal aantal landbouwbedrijven in het Groene Hart is circa 50% een melkveebedrijf. Het Groene Hart heeft een aantal zichtbare concentraties van â&#x20AC;&#x2DC;intensieveâ&#x20AC;&#x2122; melkveehouderij. De concentraties van melkveebedrijven hangt hier samen met de aanwezigheid van een veenbodem, waar weideland de meest voorkomende landgebruiksvorm is. De hoge concentratie aan melkveebedrijven leidt in het Groene Hart tot een homogeen landgebruik van weideland (75%) en een vrij eenduidige drooglegging ten behoeve van een optimaal landgebruik.
(intensieve) melkveehouderijsector
homogeen landgebruik
I N T E N S I E F E N H O O G WA A R D I G P RO D U C T I E L A N D S C H A P
weideland weideland in agrarisch natuurbeheer grasland in natuurbeheer
natuur bos bouwland
kassen
55
50
45
40 X 1.000
ontwikkeling agrarische grondprijzen
60
35
Groene Hart Nederland 2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
bron: Wageningen University Research en Kadaster (2018) - bewerking SantenCo + Fabrications.
Ontwikkeling agrarische grondprijs 2012-2017 (Kadaster)
vrij eenduidige drooglegging
bron: Dair y NL (2015) - bewerking SantenCo + Fabrications.
Groene Hart Nederland
bron: Deltares (2019) <0 cm. 0-30 cm. 30-60 cm.
60-90 cm. 90-120 cm. 120-150 cm.
>150 cm.
meter 0
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
30
bron: Deltares (2019)
gemiddelde grootvee eenheid (gve) per hectare
N
5000
10000
0.6 - 0.8 0.8 - 1.0 1.0 - 1.2
1.2 - 1.4 1.4 - 1.6 melkfabriek
15000
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
31
kwalitatieve benadering
E F F E C T E N O P I N D I C ATO R E N Consequenties problematiek
Randvoorwaarden landgebruik
in mate van aanwezigheid: weinig > veel
in mate van behoefte: weinig > veel
Bodemdaling
Zoetwater vraag
CO2-emissie (uit veen)
Waterkwaliteit
CO2-emissie (totaal)
Gevoeligheid voor peilfluctuatie
CH4-emissie (uit veen) CH4-emissie (totaal) Verzilting Gevoeligheid voor droogte
ïs
ma
horticultuur boomgaard akkerbouw
ZAND KLEI IN STRO KLEI IN DR MENLA OG N KLEI OP VEO EN (KMAKERDSCH VEEN MET K L LEID EIDEKIJEN AP VEEN EK < 40 40 -80 cm cm )
sie
en
int ve j
eri
ud
ho
ee
lkv
me atuur
moerasn
HUIDIG LANDGEBRUIK “intensief en monofunctioneel productielandschap”
68 %
J M E L K V EE H O U D E RI
Het Groene Hart is met de aanwezigheid van 3491 landbouwbedrijven
heeft een diepontwatering c.q. drooglegging tot gevolg die direct
voor circa 65% in agrarisch gebruik. Een toenemende schaalvergroting
de oorzaak is van de bodemdaling. Een duidelijke correlatie tussen
in de landbouw heeft geleid tot een monofunctioneel landgebruik,
het monofunctioneel en intensief landgebruik en de toenemende
waarbij 75% van de percelen in gebruik is als weideland voor de
klimaatverandering en de problematiek van bodemdaling, verzilting en
melkveehouderij, en een hiermee samenhangend waterpeilbeheer (peil
droogte is daarmee aanwezig.
volgt functie) met veelal een vrij generieke drooglegging van tussen de 30 en 60 centimeter.
Landgebruiksvormen moerasnatuur intensieve melkveehouderij natuurgebied mais
boomgaard akkerbouw horticultuur
SCENARIO ORIGINEEL
Het monofunctioneel en intensief landgebruik en het daarmee samenhangend vrijwel generiek waterpeilbeheer hangt samen met de groeiende onbalans tussen de kostprijs en de melkprijs, die samenhangt met een maatschappij met de hang naar welvaart, goedkoop en een hoge consumptie. De intensivering van de landbouw
32
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
33
import van 2.100 kg. krachtvoer
DISBALANS TUSSEN KO S T P R I J S E N M E L K P R I J S
500 kg. snijmais van eigen bedrijf
oorzaak- gevolgrelatie intensivering landbouw versus bodemdaling zetmeel als voedingsstof
8200 kg.
=
+
MAATSCHAPPIJ OPSTAL EN PACHT
DROGE STOF per gve
import van 1.200 kg. overig voer
ARBEID EN ENERGIE
LAAGSTE MELKPRIJS
eiwit als voedingsstof
GEWASSEN EN VOER
4.600 kg. grasproducten van eigen bedrijf
INTENSIVERING LANDBOUW
= 6
2
0.3
0.3
DIEPE
VEESTAPEL
DROOGLEGGING
750 TON
MEST OVERSCHOT
9.000 LITER
€ 450.000
5 hectare snijmais 60 hectare weideland
N ERE DI
CULTUURGROND oppervlakte
GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF per arbeidskracht (totaal 1.64 fte)
De groeiende onbalans tussen de kostprijs en de melkprijs, die samenhangt met een maatschappij met de hang naar welvaart, goedkoop en een hoge consumptie, leidt tot een
.000 OPBRENGSTE 513 N
€1 3.0
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
39.000
65 HECTARE
BODEMDALING
1.0 LITER MELK
KOS TEN
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
PER HECTARE
1.0 LITER MELK
gemiddeld per melkkoe per jaar
125 koeien & 67 jongvee
E HOEV ELHEID DE
1.9 gve
=
MELKPRIJS
MELK
+/- € 15.000 kostenpost
GEMID DE L
GROEIENDE ONBALANS TUSSEN KOSTPRIJS EN MELKPRIJS
KOSTPRIJS
verdere schaalvergroting en intensivering van de landbouw. Dit heeft een diepontwatering c.q. drooglegging tot gevolg die direct de oorzaak is van de bodemdaling. Veelal houdt de maatschappij de boer hier voor verantwoordelijk, terwijl het de maatschappij is die een hang heeft naar de laagste melkprijs. Wie is er nu eigenlijk verantwoordelijk voor de intensivering van de landbouw en de daaraan gerelateerde bodemdaling, de boer of toch de maatschappij? Een complex vraagstuk die buiten de scope van deze studie valt, maar in een samenhang met een continu wijzigend (mest)beleid een hoge mate van relevantie heeft om de daadwerkelijke transitie van het landbouwkundig systeem in gang te zetten.
ONTSNAPPEN UIT HET LANDBOUWKUNDIG ‘LOCK-IN’ EFFECT toekomstperspectief duurzaam landgebruik
BREDE RANGE + +
GANGBAAR MELKVEEBEDRIJF I N H E T G RO E N E H A RT schaalvergroting, intensief en hoogproductief
+
+ +
+
+ + +
+ +
+
SELECTIE +
+ +
+
+
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ +
+
+
+ +
+ +
+
+ +
+ + + + + +
+
+
+
+ + + +
+ +
+
afgelopen jaren tot 2030. Hierbij staat een verdere schaalvergroting en intensivering centraal. Dit hangt direct samen met een stijgende import van voedermiddelen van buiten het bedrijf en een hogere afzet van mest, die niet op het eigen bedrijf kan worden geplaatst, en zal worden afgevoerd. Onder andere deze posten drukken de opbrengsten van het bedrijf die voornamelijk komen uit de melkproductie en in een kleinere mate uit overige landbouwproducten, betaalrechten en vergoedingen voor natuurbeheer.
34
+
+ +
+ + + + + + + +
+
+
+
+ +
+
+
+
+
+ + + + + + + + + + + + + + + +
2019
Het bedrijfsmodel toont de ontwikkelingsrichting die het huidig gemiddeld gangbaar melkveebedrijf zal doormaken op basis van een continuering van de ontwikkelingslijnen van de
NIEUWE SELECTIE
+
+
+ +
+
LOCK-IN
+
+
+
+ + + +
+
+ +
+ +
+
+
+ + + 2050
Het huidig landbouwkundig systeem bevindt zich in een zogenaamde ‘lock-in’ waarbij alles in dienst staat van- of het huidig landgebruik faciliteerd. Door het formuleren van grondslag gerelateerde landgebruiksvormen en bouwstenen die deze vormen van landgebruik mogelijk maken ontstaat een toekomstperspectief met een nieuwe selectie aan mogelijke bedrijfsvormen. Deze zijn vertaald in exemplarische bedrijfsmodellen, voor zowel de melkveehouderij, de akkerbouw als alternatieven hier voor, waarmee de agrarische sector kan transformeren tot een adaptieve en duurzame sector met een bedrijfseconomische rendabiliteit
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
35
4.600 kg. kroosvaren van eigen bedrijf
1.100 kg. stro van akkerbouwbedrijf (kleigronden)
400 kg. krachtvoer
zetmeel als voedingsstof
6000 kg.
=
eiwit als voedingsstof
9000 kg.
+
DROGE STOF
=
+
DROGE STOF
per gve
per gve
eiwit als voedingsstof
zetmeel als voedingsstof
3.300 kg. graan van akkerbouwbedrijf (kleigronden)
5.600 kg. grasproducten van eigen bedrijf
11.000 LITER
5.000 LITER MELK
MELK
gemiddeld per melkkoe per jaar
per arbeidskracht (totaal 1.64 fte)
€2 3.0
€3 0.0
N ERE DI
GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF
30 hectare kroosvaren
N ERE DI
oppervlakte
PER HECTARE
KOS TEN
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
51.000
65 HECTARE CULTUURGROND oppervlakte
GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF per arbeidskracht (totaal 1.64 fte)
.000 OPBRENGSTE 483 N
CULTUURGROND
niet nodig voor productie veevoer of mestafzet
1.53 gve .000 OPBRENGSTE 338 N
51.000
65 HECTARE
35 hectare overige (natte) teelten
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
€ 400.000
100 koeien & 54 jongvee
GEMID DE L E HOEV ELHEID DE
65 hectare weideland
KOS TEN
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
PER HECTARE
E HOEV ELHEID DE
1.4 gve
€ 253.000
90 koeien & 50 jongvee
GEMID DE L
gemiddeld per melkkoe per jaar
EXEMPLARISCH BEDRIJFSMODEL N AT U U R I N C L U S I E F M E L K V E E B E D R I J F
EXEMPLARISCH BEDRIJFSMODEL CIRCULAIR MELKVEEBEDRIJF
k r i n g l o o p l a n d b o u w, n a t u u r b e h e e r e n re d u c t i e p ro b l e m a t i e k
gesloten kringlopen, intensief en hoge reductie problematiek
Het bedrijfsmodel kenmerkt zich door een vrijwel gesloten voederbalans, waarbij het
Gesloten kringlopen staan centraal in het bedrijfsmodel waar het rantsoen voor de koeien
rantsoen voor de koeien bestaat uit grasproducten, waar geen aan- en afvoer is van
is omgezet van graslandproducten naar kroosvaren aangevuld met geplette tarwe en stro die
meststoffen en de melk wordt afgezet tegen een prijs, die vergelijkbaar is met die van de
afkomstig is van akkerbouwbedrijven op de kleigronden. De koeien staan in een openloopstal
biologische melk. Er is veel ruimte voor natuurbeheer, zoals weidevogelbeheer, wordt er
waardoor de melkproductie toeneemt en de mest vergist kan worden tot een natte fractie
legselbeheer toegepast en ontstaat door de actieve vernatting van het land een reductie
t.b.v. de productie van natte teelten en een digistaat als mestkorrel t.b.v. de akkerbouw.
van bodemdaling en bijbehorende emissie van broeikasgassen. De opbrengsten zijn
De productie van kroosvaren is veel hoger dan die van grasland waardoor ‘slechts’ de helft
mede door de lagere melkproductie lager dan die van het gangbaar bedrijfsmodel terwijl
van de opper vlakte nodig is voor een zelfvoorzienend zijn in de eiwitbehoefte. De overige
de totale kosten door minder betaalde arbeid, voeraankoop en gewaskosten, loonwerk,
opper vlakte kan worden ingezet voor andere landgebruiksvormen die nog geen onderdeel zijn
lagere veekosten en geen mestafzet eveneens lager zijn. Dit resulteert per saldo in een
van het berekende bedrijfseconomisch resultaat.
bedrijfseconomisch positief resultaat. 36
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
37
waterberging en -kwaliteit voedergewassen en grondstoffen ecosysteemdiensten
energieproductie opslag van koolstof
4 hectare graszaad
8 hectare overige gewassen
4 hectare voedergewassen 25 hectare natte teelten
20 hectare zonnepanelen
21 hectare aardappelen 8 hectare uien
65 HECTARE
85 HECTARE
CULTUURGROND
CULTUURGROND
oppervlakte
oppervlakte 15 hectare bieten
20 hectare natuurontwikkeling
25 hectare graan
38
€2 1.0
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
70.000 GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF per arbeidskracht (totaal 1.00 fte)
.000 OPBRENGSTE 415 N
per arbeidskracht (totaal 1.00 fte)
PBR .000 O ENGSTE N 275
62.000
KOS TEN
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF
€ 345.000
KOS TEN
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
€8 5.0
€ 213.000
EXEMPLARISCH BEDRIJFSMODEL G RO E N B L AU W B E D R I J F
GANGBAAR AKKERBOUWBEDRIJF I N H E T G RO E N E H A RT
maatschappelijke diensten en hoge reductie problematiek
hoogproductief op de kleigronden
In dit bedrijfsmodel is geen veestapel meer aanwezig en is het bedrijfseconomisch
Het bedrijfsmodel toont de ontwikkelingsrichting die het huidig gemiddeld gangbaar
resultaat gebaseerd op de landgebruiksvormen van natte teelten, zoals kroosvaren,
akkerbouwbedrijf zal doormaken op basis van een continuering van de ontwikkelingslijnen
lisdodde en olifantgras wel of niet in de combinatie met ‘drijvende’ zonnepanelen en de
van de afgelopen jaren tot 2030. Hierbij is het bouwplan vereenvoudigd ten opzichte
ontwikkeling van natuur in de verschijningsvorm van moerasnatuur en veenmos. Het
van het gemiddelde bouwplan van een huidig akkerbouwbedrijf. De opbrengsten zijn een
bedrijfsmodel is naast de opbrengsten uit de productie van gewassen en energie sterk
resultaat van de productie van akkerbouwproducten en in een kleine mate uit betaalrechten,
afhankelijk van vergoedingen voor maatschappelijke diensten, zoals de hoge reductie van
natuurbeheer en niet-landbouwopbrengsten. Een kanttekening is te plaatsen bij de
bodemdaling, de reductie van CO2 emissie óf zelfs de opslag hier van, waterberging, een
toekomstbestendigheid van het huidig bedrijfsmodel aangezien deze voornamelijk in de
verbeterde waterkwaliteit en natuurontwikkeling. Het bedrijfseconomisch resultaat komt
droogmakerijen gelegen is waar de verzilting van bodem en water toeneemt en de gewassen
mede op basis hier van per saldo hoger uit dan de hier voor getoonde bedrijfsmodellen.
sterk afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van voldoende zoetwater.
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
39
28 hectare aardappelen
28 hectare natuur
29 hectare zonnepanelen
7 hectare uien
85 HECTARE
85 HECTARE
CULTUURGROND
CULTUURGROND
oppervlakte
oppervlakte 17 hectare aardappelen
18 hectare natuur
28 hectare natte teelten e.a.
UBSIDIES EN M IT S AA U 0 TS 0 0
75.000 GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF
00 OPBRENGST 02.0 EN €3
per arbeidskracht (totaal 1.00 fte)
.000 OPBRENGSTE 398 N
81.000
KOS TEN
JKE DIENST PELI EN AP CH
SIDIES EN M SUB AA T I TS U 0 0
GEZINSINKOMEN UIT BEDRIJF
€ 258.000
KOS TEN
€ IJKE DIENSTEN PEL AP CH
€5 5.0
€ 317.000
€1 35 .
15 hectare bieten
per arbeidskracht (totaal 0.60 fte)
EXEMPLARISCH BEDRIJFSMODEL N AT U U R I N C L U S I E F A K K E R B O U W B E D R I J F
EXEMPLARISCH BEDRIJFSMODEL A Q U AT I S C H A K K E R B O U W B E D R I J F
s t ro ke n l a n d b o u w, b i o d i ve r s i t e i t e n a d a p t i e f
waterberging, natte teelten en natuurontwkkeling
Een transformatie van een monotoom en grootschalig perceelsgewijze productie naar een strokenteelt
De droge akkerbouwgewassen worden ver vangen door natte teelten, zoals kroosvaren,
met een diversiteit aan akkerbouwgewassen afgewisseld met een permanente natuurstrook. De
lisdodde, olifantgras en de teelt van zoetwater vis wel of niet in de combinatie met drijvende
biodiversiteit zal floreren, natuurlijke plaagbestrijders zullen zich vestigen en de ziektegevoeligheid
zonnepanelen, en natuurontwikkeling waarbij wordt uitgegaan van een actief peilopzet in
van de gewassen en de kans op uitbreiding hier van wordt minder. Drijfmest wordt ver vangen door
samenhang met de functie als seizoensbuffer t.b.v. de opslag van zoetwater op de gradient
gecomposteerde producten, strorijke mest en/of het digistaat afkomstig van de melkveebedrijven.
van hoog naar laag in de randen van de droogmakerij. Het inkomen van het aquatisch bedrijf
Kunstmest wordt ver vangen door de natte fractie afkomstig uit mestscheiding op boerenerf en in
is vergelijkbaar met die van de andere bedrijfsmodellen van het akkerbouwbedrijf, maar
stedelijk gebied. Het bouwplan is min of meer identiek aan het huidige, maar bevat o.a. ziltresistente
bestaat per saldo voor meer dan 100% uit inkomsten uit maatschappelijke diensten.
rassen. Het bedrijfseconomisch resultaat is positief, rekening houdend met de afhankelijkheid van de opbrengsten uit o.a. de maatschappelijke diensten.
40
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
41
SCENARIO’S LANDGEBRUIK op basis van maatschappelijke trends en te voeren beleid
Op basis van de resultaten uit het bodemspecifiek onderzoek, naar de mate van reductie van de verschillende vraagstukken, het hiermee samenhangend waterpeilbeheer en de mogelijke vormen van landgebruik, in de combinatie met de exemplarische bedrijfsmodellen kan de bandbreedte aan mogelijkheden in beeld worden gebracht. Hier voor zijn drie scenario’s ontwikkeld, die alle drie het uiterste resultaat zijn van een bepaalde maatschappelijke trend of beleidskeuze. Het eerste scenario (Optimalisatie) is gestoeld op de huidige ambities uit het klimaatakkoord tot 2030 in combinatie met de ambitie van minister Schouten (LNV) om de Nederlandse landbouw te transformeren naar een zogenaamde ‘kringlooplandbouw’ waarin nauwelijks nog grondstoffen worden geïmporteerd. Het tweede scenario ((Bio) diversiteit) gaat uit van een sterke marktontwikkeling van natuurinclusieve producten en keteninnovaties die nieuwe teelten mogelijk en rendabel maken. Hierdoor ontstaat een landschap met een grotere diversiteit aan landgebruiksvormen, waarbij veel ruimte is voor biodiversiteit. Het derde scenario (CO2-positief) gaat uit van een reëel CO2 emissierechtensysteem, waarbij het voorkomen van de uitstoot van CO2 equivalenten als wel het vastleggen hier van,een marktwaarde vertegenwoordigd die de (melk)veehouderij grotendeels onrendabel maakt en waarbij waar mogelijk veen weer gaat groeien om zo koolstof vast te leggen. Dit betekent niet dat bedrijvigheid uit het Groene Hart verdwijnt aangezien er een levendige handel in energie en CO2 rechten, biomassateelt en energieopwekking zal ontstaan. Wat kunnen we leren van deze scenario’s? Ten eerste zal de water vraag is in alle gevallen flink hoger zijn dan bij het voortzetten van het huidige peilbeheer. Dit betekent dat hier voor aanvullende maatregelen nodig zijn. Ten tweede zijn de scenario’s die de bodemdaling het meest beperken ook het meest gevoelig voor peilfluctuaties in de wateraanvoer. Het is momenteel onbekend hoe veenmos en natte natuur zich herstellen van langdurige droogte, maar duidelijk is dat een jaar na de droogte van 2018 de schade nog niet hersteld is. De belangrijkste conclusie is wellicht dat in alle gevallen de diversiteit en leesbaarheid van het landschap toeneemt wanneer het bodemtype als uitgangspunt wordt genomen. Het verminderen van bodemdaling en de CO2 uitstoot resulteert daardoor in een meer gedifferentieerd landschap voor haar gebruikers.
42
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
43
kwalitatieve benadering
E F F E C T E N O P I N D I C ATO R E N Consequenties problematiek
Randvoorwaarden landgebruik
in mate van aanwezigheid: weinig > veel
in mate van behoefte: weinig > veel
Rem bodemdaling
Matige zoetwater vraag
Reductie CO2-emissie (uit veen)
Matige waterkwaliteit
Reductie CO2-emissie (totaal)
Matige gevoeligheid voor peilfluctuatie
Reductie CH4-emissie (uit veen) Matige CH4-emissie (totaal) Adaptief met verzilting Matige gevoeligheid droogte
usie
ve m
elkv
eeh
vee nm kro osvee n o wi svar lde en lis do rijst dd e
ie pro ducti e
re n os va kro
energ
dde
lisdo
oud
erij
intensieve melkveeho
olifantsgras
uderij + onderwaterdr
ainage
agroforestry erij
mo
era
sna
si
clu
rin tuu
tuu
eve
ud eho
wilg
ve
lk me
en
UREN ULT ZAND EC KLEI IN STROMENLANDSCH P A TT P VEEN (KLEIDEK 40-80 cm KLEI O ) NA
incl
ry
ber
n cra
tie
uur
32 %
ur horticultuw akkerbou
N VEE
DRO OG MA KL KER EI IJE IN N
K < 40 cm LEIDE EEN K T V ME
erij
c r inje twate + zoe ouw erb
akk
d
KL KLEI IN EI IN DR STRO OO ME GMA Z NLA A ND KERI ND SC JEN HA P
ud veeho gaard boomsieve melk inten
rant
ouw
tole
nat
lan
akkerbouw + diepe drainage
zilt
oi
w ou rd y rb aa tr ke g res ak om fo bo gro a
ho
b akker
m) EK 40-80c KLEID EK < 40 cm ( N VEE KLEID VEEN OP MET I E N L E K VE
na
r
%
snatu
ur
42
moera
M
EL
S C E NKA V R I O O P T I M A L I S AT I E
89
EE
HO
â&#x20AC;&#x153;gesloten kringlopen in de landbouwâ&#x20AC;?
%C
IR C U
L AIRE M E LK V EE
HOU
DE
RIJ
UD
Het voorlopig klimaatakkoord zet volop in op technische
onderwaterdrainage en andere technische oplossingen
E R IJ
oplossingen, zoals onderwater- en drukdrainage, waarmee het
-
bestaande landbouwkundig systeem van het Groene Hart kan
biologische landbouw is volgend op de bestaande marktwerking
worden gehandhaafd. Daarnaast wordt voorgesorteerd op een
en blijft daarmee relatief klein ten aanzien van gangbaar
kringlooplandbouw, waarbij de veestapel kleiner wordt maar niet
-
verdwijnt en vooral lokaal geteelde voedselgewassen worden
lisdodde kroosvaren moerasnatuur grondgebonden melkveehouderij met drainage natuurinclusieve melkveehouderij met drainage hooiland agroforestr y boomgaard
akkerbouw horticultuur veenwinning open water zilt tolerante akkerbouw akkerbouw met zoetwaterinjectie akkerbouw met diepe drainage
SCENARIO FACILITEREN
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
-
Adaptieve landbouw in gebieden die met het oog op
of ongeschikt voor technische oplossingen om bodemdaling en CO2-
bodemdaling of verzilting niet rendabel zijn voor huidige vormen
uitstoot tegen te gaan, waardoor ook in dit scenario veehouderij niet
van veehouderij of akkerbouw.
overal mogelijk blijft.
SCENARIO BALANS
Dit scenario betekent voor het Groene Hart: -
44
Meer lokale gewasproductie t.b.v. veevoer conform voorgesteld beleid kringlooplandbouw
gebruikt. Een aantal gebieden in het Groene Hart zijn echter minder
Landgebruiksvormen
Landbouw wordt grondgebonden. Groei van natuurinclusieve en
Waar mogelijk behoud melkveehouderij, door middel van
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
45
toekomstperspectief droogmakerijen
KARAKTERISTIEKE RINGDIJK
( Z I LT T O L E R A N T I E ) A K K E R B O U W + E N E R G I E P R O D U C T I E
‘BRUISENDE SEIZOENSBUFFERS’
N AT T E T E E L T E N | A Q U A C U L T U U R | R E C R E AT I E I N D E S E I Z O E N S B U F F E R
46
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
I N L A AT V A N W AT E R V A N U I T D E R I N G V A A R T I N D E S E I Z O E N S B U F F E R O P D E G R A D I E N T VA N H O O G N A A R L A A G I N D E D RO O G M A K E R I J
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
47
kwalitatieve benadering
E F F E C T E N O P I N D I C ATO R E N Consequenties problematiek
Randvoorwaarden landgebruik
in mate van aanwezigheid: weinig > veel
in mate van behoefte: weinig > veel
Hoge reductie bodemdaling
Hoge zoetwater vraag
Hoge reductie CO2-emissie (uit veen)
Verhoogde waterkwaliteit
Hoge reductie CO2-emissie (totaal)
Verhoogde gevoeligheid voor peilfluctuatie
Hoge reductie CH4-emissie (uit veen) Reductie CH4-emissie (totaal) Reductie verzilting Afname gevoeligheid droogte
en mo sve en
n
akker
bouw
sieve
inten
erij
houd
vee melk
& dde
en
wilg
era sna tuu r
ur
mo
snatu moera
“gedifferentieerd landschap door keuzevrijheid”
UD
69
%C
Wanneer er stevig gestuurd wordt op een maximale reductie van
E R IJ
O2 V
Landgebruiksvormen energieproductie veenmosveen kroosvaren wilde rijst lisdodde cranberry olifantgras wilgen moerasnatuur
•
bodemdaling, en tegelijkertijd gezocht wordt naar een vitale toekomst
natuurinclusieve melkveehouderij met drainage agroforestr y intensieve melkveehouderij natuurgebied boomgaard akkerbouw horticultuur veenwinning
SCENARIO BALANS
S D AN
A H C
Toename van natuurinclusieve en meer circulaire vormen van melkveehouderij
ASTLEGGEN DE L
van de landbouw in het Groene Hart ontstaat een scenario met -
E P P
N
EL
SCENARIO (BIO)DIVERSITEIT
•
Optimaal waterpeil voor een maximale reductie van de
binnen de kaders van een maximale reductie van CO2-uitstoot - een
totale emissie van CO2-equivalenten (incl. methaan en
bandbreedte aan diverse landgebruiksvormen. Dit biedt een grote
lachgas) resulteert in een actief peilopzet
keuzevrijheid voor individuele ondernemers wat leidt tot een diversiteit
48
ve
vee nm kro osvee n o wi svar lde en lis do rijst dd e
ie pro ducti e
kroosvaren
ard
ge
M
HO
de
nin
ga
o
% EE
sdod
om
lisd
42
KV
KLE KLEI IN SI IN DROO KLEI OP VE TROME GMA ZA EN( NL K N VEEN ME KLEIDEK ANDSERIJE D T KLE N IDEK 40-80 CHAP < 4 cm 0c ) m
wo
bo
uu
nat
t & li
V&
en
e rijs
si
lu rinc
wild
eve
wilg
ve
lk me
lt, P
erij
tee
agroforestry
e nd
olifantsgras
jve dri
erij
c
y
err
b ran
ud eho
VEEN
UREN ULT ZAND EC KLEI IN STROMENLANDSCH P A TT P VEEN (KLEIDEK 40-80 cm KLEI O ) NA
energ
32 %
ur horticultuw akkerbou
ud veeho gaard boomsieve melk inten
K < 40 cm LEIDE EEN K T E V NM VEE
DRO OG MA KL KER EI IJE IN N
•
Veel keuzevrijheid in landgebruiksvormen voor agrarische
aan bedrijfstypen en daarmee een gedifferentieerd landschap.
ondernemers resulteert in een gedifferentieerd landschap
Opvallend is dat juist in dit scenario de diversiteit in grondslag het
met een hoge biodiversiteit
beste beleefbaar wordt.
SCENARIO STOP
Dit scenario betekent voor het Groene Hart: •
Areaal melkveehouderij neemt af ten aanzien van een toename aan de productie van nieuwe natte teelten.
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
49
toekomstperspectief veenweide
W AT E R R E S E R V O I R M E T E C O L O G I S C H E E N R E C R E AT I E V E W A A R D E
A C T I E F P E I L O P Z E T - N AT T E T E E L T E N - E N E R G I E P R O D U C T I E - N AT U U R I N C L U S I E V E V E E H O U D E R I J
‘ WAT E R R E S E RV O I R T I E N D W E G ’
E C O L O G I S C H E O E V E R - H U I D I G E T I E N DW E G
50
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
W AT E R I N L A AT O N D E R V R I J V E R V A L V A N U I T W AT E R R E S E R V O I R I N I N D I V I D U E L E E N / O F H E T C O L L E C T I E F VA N K AV E L S
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
51
kwalitatieve benadering
E F F E C T E N O P I N D I C ATO R E N Consequenties problematiek
Randvoorwaarden landgebruik
in mate van aanwezigheid: weinig > veel
in mate van behoefte: weinig > veel
Stop bodemdaling
Hoge zoetwater vraag
Stop CO2-emissie (uit veen)
Hoge waterkwaliteit
Stop CO2-emissie (totaal)
Hoge gevoeligheid voor peilfluctuatie
Reductie CH4-emissie (uit veen) Hoge reductie CH4-emissie (totaal) Hoge reductie verzilting Sterke afname gevoeligheid droog-
V&
en
de
lt, P
tee
sdod
mo sve
t & li
e nd
en
e rijs
kroosvaren
wild
jve dri
om
nin
wo
bo
ve
VEEN
KLE KLEI IN SI IN DROO KLEI OP VE TROME GMA ZA EN( NL K N VEEN ME KLEIDEK ANDSERIJE D T KLE N IDEK 40-80 CHAP < 4 cm 0c ) m
ga
n
ge
ard
akker
bouw
sieve
inten
erij
houd
vee melk
& dde
en
wilg
o
mo
era sna tuu r
lisd
N
PE
69
%C
O2 V
ASTLEGGEN DE
LAN
C DS
“waar het veen weer groeit” Met de invoering van een CO2-tax, die overeenkomt met de werkelijke
veenmosveen moerasnatuur lisdodde en wilgen intensieve melkveehouderij akkerbouw boomgaard d r i j v e n d e t e e l t , P V- p a n e l e n , ‘ d r i j v e n d e ’ w o n i n g e n wilde rijst en lisdodde
SCENARIO STOP
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
kroosvaren horticultuur veenwinning open water
Dit scenario betekent voor het Groene Hart:
kosten van de uitstoot van CO2, wordt het opslaan van CO2 rendabel en
•
CO2 opslag door groei van veenmos , riet en wilgen
kost het uitstoten er van te veel geld om het huidige landbouwkundige
•
Adaptieve of natuurinclusieve landbouw met optimale balans in
systeem te behouden. Dit resulteert in een actief peilopzet met
CO2 equivalenten
een optimale balans van broeikasgassen, een sterke afname van
•
Vrijwel geen (melk)veehouderij meer
de melkveehouderij (in verband met een sterke methaan-uitstoot),
•
Nieuwe ruimtelijke dimensies van open- en beslotenheid door de
een extreme toename in de productie van nieuwe natte teelten en
Landgebruiksvormen
52
H
AP
SCENARIO CO2-POSITIEF
toename van opgaande gewassen.
akkerbouw, robuuste natuur en veengroei. In de veenkernen wordt ingezet op de groei van veenmos, waardoor bodemdaling stopt en het veen weer groeit. De ontwikkeling van moerasnatuur neemt i.v.m. de methaanuitstoot minder toe dan in het (bio)diversiteitsscenario.
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
53
toekomstperspectief veenweide
G R O E I V A N V E E N M O S | O P S L A G V A N KO O L S T O F
P A L U D I C U L T U R E N I N C O M B I N AT I E M E T E N E R G I E P R O D U C T I E
‘ WA A R H E T V E E N W E E R G RO E I T ’
N I E U W E K A D E - I N L A AT V A N G E Z U I V E R D R E G E N W AT E R
54
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
V L O E I V E L D E N M E T PA L U D I C U LT U R E N
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
55
TO E N E M E N D E WAT E RV R A A G voldoende, moment, plek en kwaliteit
Uit bestaande experimenten en metingen weten we dat om bodemdaling te voorkomen, de water vraag verder toe zal nemen dan de nu al bekende 20% tot 2050. Ook weten we dat de watertoevoer niet altijd stabiel zal zijn. Om west-Nederland toch te kunnen voorzien van voldoende water, moet nagedacht worden over een systeem waarbij water voldoende, op het juiste moment en op de juiste plek aanwezig is met de juiste kwaliteit. Deze puzzel laat weinig te kiezen over : er moet zowel nagedacht worden over een robuuste oostelijke wateraanvoer, als zo veel mogelijk seizoens- en piekberging in het gebied zelf, zodat er in perioden van droogte een appeltje voor de dorst is. Als laatste moet er nagedacht worden over adaptatie: wat kunnen we doen om het gebied vitaal te houden wanneer het peil verder dan wenselijk uitzakt? Op dit moment wordt onderzocht of het mogelijk is de water voorziening voor WestNederland meer naar het oosten toe te schuiven. Het Amsterdam-Rijnkanaal zou daarbij de belangrijkste watertoevoer worden, waarbij vanuit een serie inlaten het Groene Hart (behalve de Alblasserwaard, waar ook de inlaten meer stroomopwaarts komen te liggen) van water wordt voorzien. Hiermee is in de meeste jaren, ook in tijden van droogte, voldoende zoetwater beschikbaar om aan de toenemende water vraag te voldoen. Toch zal het voor komen dat de toevoer van zoetwater te laag is om in de behoefte te voorzien: extreme droogte leidt tot een grotere vraag, terwijl de aanvoer juist lager is. Om de inlaat van gebiedsvreemd water te beperken en om in tijden van grote droogte een buffer te hebben, is het van belang zoveel mogelijk water te bergen in het gebied. In veengebieden zelf kan dit in de bodem, door de aanleg van extra sloten en in buffers. Daarnaast spelen de overgangen van hoog naar laag een rol: hier kan water onder vrij ver val naartoe gebracht worden, om later ingelaten te worden in lager gelegen gebieden. Dit kan bijvoorbeeld op oeverwallen, en op de randen van de droogmakerijen. In gebieden waar de bodem het toelaat kan nagedacht worden over bedrijfsvormen die omkunnen gaan met incidentele droogte om zo water te besparen. Dit speelt vooral in kleigebieden waar droogte geen grote invloed heeft op bodemdaling. Het is daarom verstandig om in de droogmakerijen bijvoorbeeld meer zouttolerante gewassen te telen. Ook kan nagedacht worden over andere natuurtypen, die misschien minder zeldzame soorten herbergen, maar meer bestand zijn tegen peilfluctuaties. Natuur kan op die manier ook ingezet worden als waterbuffer.
56
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
57
zoetwatervoorziening
Er moet voldoende water op het juiste moment, van de juiste kwaliteit op de juiste plek aanwezig zijn. Om dat voor elkaar te krijgen is een breed pakket aan bouwstenen nodig om 1. Een permanente oostelijke watertoevoer te organiseren, 2. Water te bufferen op de overgangen van hoog naar laag, vooral op de oeverwallen en meer water te bufferen in de veenbodem en 3. Zorgen dat de droogmakerijen een lagere water vraag hebben door adaptief peilbeheer en lokale buffering.
S L I M M E R E TO E VO E R MEER BUFFER, MINDER VERBRUIK
Gemaal â&#x20AC;&#x2DC;Aanvoerderâ&#x20AC;&#x2122;
huidige zoetwater aanvoer
Noordergemaal/Vreeswijk
Inlaat Schiedam/Delfshaven
Inlaat Gouda De Koekoek
Inlaten Alblasserwaard
Op dit moment wordt op een groot aantal plekken in het Groene Hart water ingelaten. Op deze manier hebben verschillende gebieden hun eigen zoetwaterbron. Het inlaatpunt bij Gouda laat water in voor een groot deel van Rijnland.
Toename watervraag (+20%)
problematiek bij droogte
Brakke kwel
Zoutwaterintrusie
Verminderde rivierafvoer
Wanneer er minder rivierwatertoevoer is, kan het zeewater oprukken naar het oosten. Hierdoor kunnen een aantal gemalen geen water van voldoende kwaliteit meer inlaten. Terwijl juist bij droogte de verzilting toeneemt, wat vooral een probleem is voor akkergewassen.
N meter 0
58
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
Wa t e r t o e vo e r Bovenstroomse waterinlaat
5000
10000
15000
Wa t e r b u f f e r i n g Buffering in droogmakerij Buffering op oeverwallen Buffering in veengebieden Ve e n o n t w i k k e l i n g
Ve r m i n d e r e n w a t e r v r a a g Droogmakerij houdt eigen broek op Circulaire tuinbouw Steden bufferen waar nodig Zelfvoorzienend watersysteem
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
59
LANDSCHAPSVORMENDE BOUWSTENEN waterhuishoudkundig instrumentaria met gebruik van cultuurhistorische landschapselementen
Tiendwegen, molenweteringen, kades, ringdijken, hoge boezems, weteringen, vaarten; het Groene Hart ligt vol met relicten uit de tijd van de ontginning van het landschap, die op dit moment niet of nauwelijks nog in gebruik zijn. Zoals hier voor beschreven moet worden nagedacht op welke wijze we het Groene Hart kunnen voorzien van voldoende water waarbij water voldoende, op het juiste moment en op de juiste plek aanwezig is met de juiste kwaliteit. Hierbij moet naast een robuuste oostelijke wateraanvoer, zoveel als mogelijk in het gebied zelf water worden vastgehouden in de bodem, in sloten en vaarten en in seizoens- en piekbuffers. De aanwezige cultuurhistorische landschapselementen kunnen worden gebruikt en gerevitaliseerd om water naar de juiste plek toe te transporteren en water op de juiste plek te bufferen. Zo kunnen kades ingezet worden om water naar diepere delen van de polder te brengen, kunnen tiendwegen ingezet worden als lineaire structuren die water vasthouden voor seizoensberging, kunnen hoge boezems en zandwinplassen worden ingezet als seizoens- en piekberging en zijn nieuwe structuren bedacht waarmee de bestaande woningen en infrastructuur beschermd worden voor een verdere schade door bodemdaling. Door de cultuurhistorische landschapselementen als handvatten te zien en op basis hier van landschapsvormende bouwstenen als waterhuishoudkundig instrumentaria te ontwikkelen behoud het Groene Hart haar unieke historische karakater en zijn actualiteit voor de toekomst.
60
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
61
handvatten bij vormgeving toenemende watervraag
C U LT U U R H I S TO R I S C H E LANDSCHAPSELEMENTEN
Overzicht van de in de huidige situatie aanwezige cultuurhistorische landschapselementen in het Groene Hart. De elementen kunnen worden gebruikt en gerevitaliseerd om water naar de juiste plek te transporteren en water op de juiste plek te bufferen en vormen de basis voor de ontwikkelde landschapsvormende bouwstenen.
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
AMSTERDAM
UTRECHT
DEN HAAG
ROT TERDAM
ROT T E R DA M 5 1 09 1 ’ N - 4 04 3 ’ O
N
meter 0
62
5000
10000
15000
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
legenda grens Groene Hart molen bovenlanden plassenlandschap
droogmakerij ringdijk hoofdtocht tocht bebouwing
veenweide boezem vliet hoge boezem bebouwing
stromenlandschap cope verkaveling tiendweg kade
dijk uiterwaarde bebouwing
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
63
LANDSCHAPSVORMENDE BOUWSTENEN A L S WAT E R H U I S H O U D K U N D I G I N S T R U M E N TA R I A faciliteren van nieuwe landgebruiksvormen
berging van water berging van water BERGING IN DE BODEM
R E S E RVO I R O P G R A D I E N T VA N HOOG NAAR LAAG - HOGE BOEZEM
Het bergen van water in de klei-op-veenbodem met de inzet van
Een hoge boezem als piekbuffer voor de berging van water met
drainage. Bij droogte wordt water onder vrij ver val richting de
een natuurontwikkeling als kraamkamer voor de zoetwater vis en
lager gelegen veenweide getransporteerd.
paradijs voor de weide- en water vogel.
berging van water
64
berging van water (NIEUWE) ZANDWINPLASSEN
R E S E RVO I R O P G R A D I E N T VA N H O O G N A A R L A AG - I N D E D RO O G M A K E R I J E N
Gebruik van (nieuwe)zandwinplassen voor de opslag van water.
Reser voir op de randen van de droogmakerijen als
Bijproduct is de winning van zand en veen, versterking van de
seizoensberging van water in de combinatie met de productie van
recreatie en biodiversiteit en energieproductie.
natte teelten en aquacultuur.
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
65
berging van water berging van water S L OT E N V E R B R E D E N E N TO E VO E G E N
VA A RT E N E N TO C H T E N V E R B R E D E N I N D E D RO O G M A K E R I J E N
Huidige sloten verbreden van sloten en bestaande kavels
Vergroten van de waterdruk tegen opbarsting van zoute kwel
versmallen door het toevoegen van nieuwe sloten met een
in de droogmakerijen door bestaande vaarten en tochten te
versterking van de biodiversiteit door het ontwikkelen van
verbreden en te voorzien van ecologische kwaliteiten.
ecologische oevers.
berging van water P I E K B E R G I N G VA N D E B O E Z E M
berging van water R E S E RVO I R L A N G S D E T I E N DW E G O F K A D E
Ruimte voor de boezem door het ontwikkelen van piekberging
Gebruik van de bestaande tiendweg of kade voor het realiseren
waarbij water onder vrij ver val vanuit de boezem kan worden
van een seizoensbuffer als kraamkamer voor de zoetwater vis
ingelaten en in tijden van droogte kan worden ingezet ten
met een hoge ecologische en recreatieve waarde, opgespannen
behoeve van het vernatten van de veenweide.
tussen twee boezems. Inlaat van water onder vrij ver val in veenweide.
66
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
67
transport van water WAT E RV O E R E N D E K A D E
bescherming van bebouwing en infrastructuur met water RO B U U S T E AC H T E RW E T E R I N G
Gebruik van een bestaande kade om water op de juiste plek in
Water voerend circuit ter bescherming van bestaande bebouwing,
het landschap te krijgen. Opgespannen tussen twee boezems
met elk een eigen fundatie en bijbehorend benodigd peil, en
met inlaat van water onder vrij ver val in individuele en/of het
infrastructuur tegen de schade door bodemdaling.
collectief van kavels.
68
transport van water WAT E R Z U I V E R E N D E V L O E I V E L D E N
bescherming van bebouwing en infrastructuur met water DORPSBOEZEM
Waterzuiverende vloeivelden als intermediair tussen de
Robuust en aaneengesloten boezemsysteem met eigen peilvak
door regen gevoede veenmos ontwikkeling en het agrarisch
en gefixeerd waterpeil ter bescherming van bebouwing, met
landgebruik. Vloeivelden voorkomen wegzijging en uitzakking
een eenduidige fundatie, en infrastructuur tegen schade door
van grondwaterpeil en zuiveren regenwater voor gebruik.
bodemdaling.
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
69
huidig landschapsbeeld van het Groene Hart
VA N E E N M O N O F U N C T I O N E E L EN INTENSIEF LANDSCHAP AMSTERDAM
Naardermeer
Haarlemmermeer
Vinkeveense plassen
Polder Mijdrecht Loosdrechtse plassen
A
Nieuwkoopse plassen
WOERDEN
st
er
da
m
Ri
jn
ka
na
al
UTRECHT
DEN HAAG Reeuwijkse plassen
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
ALPHEN AD. RIJN
m
GOUDA
Krimpenerwaard
ROT TERDAM H Maas
l ol
an
d
h sc
e
I
s Js
el
Le
k
Alblasserwaard
Beneden Merwede
ROT T E R DA M 5 1 09 1 ’ N - 4 04 3 ’ O
N
G O R I N C H E M 5 1 08 3 ’ N - 4 09 7 ’ O
meter 0
70
5000
10000
15000
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
71
toekomstperspectief van het Groene Hart in 2050
N A A R E E N G E D I F F E R E N T I E E R D, BIODIVERS EN CO2-POSITIEF LANDSCHAP AMSTERDAM
Naardermeer
Haarlemmermeer
Vinkeveense plassen
Polder Mijdrecht Loosdrechtse plassen
A
Nieuwkoopse plassen
WOERDEN
st
er
da
m
Ri
jn
ka
na
al
UTRECHT
DEN HAAG Reeuwijkse plassen
U T R E C H T 5 2 00 9 ’ N - 5 01 2 ’ O
D E N H A A G 5 2 00 7 ’ N - 4 03 0 ’ O
ALPHEN AD. RIJN
m
GOUDA
Krimpenerwaard
ROT TERDAM H Maas
l ol
an
d
h sc
e
I
s Js
el
Le
k
Alblasserwaard
Beneden Merwede
ROT T E R DA M 5 1 09 1 ’ N - 4 04 3 ’ O
N
G O R I N C H E M 5 1 08 3 ’ N - 4 09 7 ’ O
meter 0
72
5000
10000
15000
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
73
CONCLUSIES
TOENEMENDE WATERVRAAG
ECONOMISCHE HAALBAARHEID TOEKOMSTBESTENDIGE BEDRIJVEN
HOGERE AMBITIE NODIG OM KLAAR TE ZIJN VOOR 2030
kunnen andere vormen van landgebruik ook weer invloed hebben op de
Het hete hangijzer in de omgang met bodemdaling is de toenemende
Op basis van het onderzoek van Wageningen Economic
Met het klimaatakkoord is afgesproken de uitstoot van CO2
uitstoot, bijvoorbeeld wanneer biomassa geoogst en getransporteerd
water vraag. Zonder gewijzigd beleid zal door klimaatverandering de
Research is te concluderen dat vormen van landbouw waarin de
equivalenten die door ontwatering in het veen uitgestoten wordt
moet worden.
water vraag flink toenemen. In alle scenario’s waarin CO2 uitstoot en
landgebruiksvormen die bodemdaling reduceren toegepast zijn, een
tot 2030 met circa 25% te verminderen. Dit lijkt te realiseren met
bodemdaling aangepakt worden, neemt de water vraag nog sterker
levensvatbaar economisch bedrijfsmodel op kunnen leveren. Hierbij
onderwaterdrainage en andere oplossingen die het huidige landgebruik
DE KORREL IS CRUCIAAL
toe. Wateraanvoer, -buffering en adaptatie vormen de uitdaging om
zijn kanttekeningen te maken – zo zijn transformatiekosten niet
faciliteren. Om te voorkomen dat de reductie in uitstoot tot stilstand
Op welk schaalniveau wordt de transformatie ingezet? De
bodemdaling te reduceren.
meegenomen, en is er soms afhankelijkheid van een vergoeding voor
komt in de periode tot 2050 moet er nu al gezocht worden naar
bedrijfsmodellen hangen deels samen met een bepaald waterpeil. Het is
De geformuleerde principes – slimmere aanvoer, beter bergen en
maatschappelijke diensten. Toch zijn de uitkomsten belangrijk, omdat
ambitieuzere alternatieven om zeker te zijn dat tegen 2030 de hele
niet praktisch om ieder bedrijf een eigen waterpeil te geven, waardoor
vraagreductie – waar de bouwstenen op gebaseerd zijn, staan. Wel moet
het aangeeft dat een transformatie op termijn een economisch vitaal en
keten van financiering, productie, oogst en afnemers op poten staat.
een volledige keuzevrijheid voor agrariërs lastig is te bereiken: op een
verder onderzocht worden waar en in welke kwantiteit deze water vraag
levensvatbaar landschap op kan leveren.
Daarom moet er nu al geëxperimenteerd worden met deze nieuwe
gegeven moment zal ‘omgegaan’ moeten worden door de achterblijvers
vormen van landbouw. Dit kan bijvoorbeeld door in gebieden met een
in een bepaald gebied. Een ver volgvraag is de korrelgrootte van de
RUIMTELIJKE KWALITEIT BLIJFT, ER ONTSTAAN KANSEN
specifiek bodemtype waar drainage onvoldoende effect heeft of niet
transformatie: per bedrijf, peilvak, polder of nog groter?
VOOR VERSTERKING
nodig is, nieuwe vormen van landgebruik alvast middels een pilot te
HOGER PEIL IS NIET ALTIJD HET BESTE
De verandering van het landgebruik in het Groene Hart past in de al
testen;
In de discussie over transformatie van het waterbeheer wordt vaak
eeuwen durende trage transformatie van het gebied die samenhangt
gesproken over het zo hoog mogelijk opzetten van het waterpeil om
met ontginning en bodemdaling. De structuren, openheid en het groene
SAMENHANG TUSSEN CO2 UITSTOOT UIT HET VEEN EN
bodemdaling te stoppen en CO2 uitstoot te reduceren. Onder water
karakter blijven grotendeels in tact. Tegelijkertijd ontstaat er meer
UIT DE LANDBOUW
ontstaan echter ook broeikasgassen, methaan en lachgas. Daarom is
leesbaarheid en afwisseling in het landschapsbeeld, waarbij contrasten
In dit ontwerpend onderzoek is niet gekeken naar indirecte
een waterpeil op maaiveld in veel gevallen niet het meest optimaal om
tussen grootschalige veengebieden en kleinschalige oeverwallen
effecten op CO2eq uitstoot door veranderend landgebruik. Toch
de uitstoot van Co2 equivalenten tegen te gaan. Wanneer een hoog
toeneemt. Hierdoor neemt ook de recreatieve aantrekkelijkheid toe.
kan er een stapeleffect optreden, omdat de veehouderij een
peil wordt gecombineerd met de aangroei van veen, levert dit wel een
Het toepassen van de bouwstenen vergroot bovendien de
sterke methaanuitstoot heeft. Meer ruimte voor alternatieven van
positief resultaat op. Omdat de situatie overal anders is, zelfs bij een
kansen voor een fijnmaziger recreatief netwerk. De robuuste
melkveehouderij betekent dus niet alleen minder CO2 uitstoot uit
gelijk bodemtype, is het moeilijk een algemene balans te vinden tussen
achterweteringen kunnen bijvoorbeeld gekoppeld worden aan prettige
de bodem, maar ook minder emissies door de landbouw. Anderzijds
minder CO2 uitstoot en de uitstoot van methaan en lachgas.
langzaamverkeersverbindingen die de hoofdwegen ontlasten.
zich manifesteert – dit bepaalt de benodigde schaal en toepassing van de waterbouwstenen.
WAT Z E G G E N D E E X P E RT S
74
‘Het Ontwerpend onderzoek Groene Hart laat zien dat aanpak van
‘De aanpak van de bodemdaling in het Groene Hart vereist een
‘Een combinatie deskundigen van waterbeheer, bodemdaling, landbouw
“Een logische insteek om bodemdaling en broeikasgasemisssies te
bodemdaling complex is en niet versimpeld kan en mag worden tot
gebiedsgerichte aanpak, waarbij de grondsoort in het gebied centraal
economie, planologen en ontwerpers komt tot oplossingen die anders
reduceren is ‘waterpeil volgt bodemopbouw’. Maar deze insteek heeft
de boel onder water zetten. Er zal verandering in het grondgebruik
staat. Het vereist tevens een palet aan peilstrategieën, variërend van
niet in beeld komen. De combinatie van opgaven en benaderingen heeft
een grote impact op het landschap en het huidig landgebruik door
zijn, soms op het oog subtiel met nog steeds koeien in de wei, soms
onderwaterdrainage tot peilfixatie en/of actieve vernatting. Per gebied
niet tot verstikking geleid maar juist een wenkend perspectief opgeleverd
de melkveehouderij. Want het vigerende principe ‘peil volgt functie’,
ingrijpender. Maar er zijn bijvoorbeeld ook aanpassingen aan het
zal bekeken moeten worden wat de beste combinatie van strategieën
vooral door de gepresenteerde landbouw bedrijfsmodellen.’
is gericht op een ‘optimale’ bedrijfsvoering van de melkveehouderij.
watersysteem nodig, om aan de water vraag die met vernatting gepaard
is. Actieve vernatting leidt tot andere en meer gedifferentieerde
gaat te voldoen. Zowel deze ‘XL-studie’ als de deeluitwerkingen laten
bedrijfssystemen in de landbouw van het Groene Hart. Die modellen zijn
gelukkig zien dat er breed scala aan systeemoplossingen is, die recht doen
in bedrijfseconomische zin zeker kansrijk om verder uit te werken en te
het ontwerpatelier, waarbij is onderzocht welk resultaat haalbaar is met
aan de grote diversiteit binnen de veenweidengebieden.’
implementeren.’
het huidig landgebruik.”
ERIK JANSEN, VEENWEIDE INNOVATIE CENTRUM
THEO VOGELENZANG, WAGENINGEN ECONOMIC RESEARCH
EDWIN TER HENNEPE, WATERNET
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
De ambitie is goed, maar laten we de tijd nemen voor deze grote DOLF KERN, HOOGHEEMRAADSCHAP RIJNLAND
verandering. Ik ben dan ook blij met de andere variant (tussenstap) uit
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
75
Wa g e n i n g e n E c o n o m i c R e s e a rc h B1.
Inleiding
In het rapport worden diverse ontwikkelingsrichtingen besproken. In
Deze bijlage geeft een beknopte verantwoording van de gekozen
het onderzoek is getracht op de volgende vragen antwoord te vinden:
bedrijfssystemen, de aanpak van het onderzoek, de gevolgde methode en economische resultaten.
•
Natuurinclusief bedrijf systeem aanpassing
Circulair bedrijf
Groenblauw bedrijf
Welke duurzame bedrijfssystemen kunnen aan de
maatschappelijke wensen te voldoen?
B2.
Welke landbouwkundige prestaties kunnen per systeem
In onderstaande tabel zijn de verschillende bedrijfssystemen met hun
B4. MELKVEEBEDRIJF
bodemdaling en reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Voor een
globale karakteristieken weergegeven:
Uit het Bedrijven Informatienet (2017) is een dertiental bedrijven
aantal van deze diensten zijn opbrengsten (subsidies) ingerekend. De
geselecteerd, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
totale kosten van het natuurinclusieve bedrijf zijn 197 k€ lager dan van
worden verwacht?
•
Gespecialiseerd melkveebedrijf
het gangbare bedrijf. Kostenbesparingen worden gerealiseerd door
•
Gangbare bedrijfsvoering
minder betaalde arbeid (kleinere veestapel, minder ruwvoerwinning),
•
Gelegen in Zuid-Holland, aangevuld met Noord-Holland en
loonwerk (geen snijmais meer, minder graskuilwinning), voeraankoop
•
worden verwacht?
• •
Bedrijfssystemen
Welke duurzaamheidsresultaten kunnen per systeem Welke economische resultaten kunnen per systeem
worden verwacht? NATUURINCLUSIEF
GANGBAAR
GROEN/BLAUW
CIRCULAIR
MELKVEEHOUDERIJ MOTTO
op de oude voet doorgaan
GEVOLGEN BOER melkproductie / ha mestafzet voeraankoop overige
GEVOLGEN MAATSCHAPPIJ broeikasgassen bodemdaling biodiversiteit landschap verkeersbewegingen waterkwaliteit
melkproductie in samenwerking met de natuur
meer veel veel
halvering geen geen biologisch
continuering continuering achteruitgang aantasting meer geen verandering
minder minder verbetering aantrekkelijker veel minder verbetering
intensieve melkveehouderij gebaseerd op natte teelten
veel hoger geen samen met akkerbouw ingrijpende systeemaanpassing
van melkvee naar natte teelten, natuur en zonneweiden
geen geen geen ingrijpende systeemaanpassing
veel minder geen verbetering grote veranderingen meer onbekend
veel minder geen verbetering grote veranderingen minder onbekend
AKKERBOUW MOTTO
GEVOLGEN BOER intensiteit bodemstructuur bodemgezondheid overige
GEVOLGEN MAATSCHAPPIJ biodiversiteit gewasbescherming landschap verkeersbewegingen waterkwaliteit
B3.
op de oude voet doorgaan
onveranderd geen verbetering geen verbetering sterke punten blijven benutten
biodiversiteit door combinatie van teelt en natuur
van traditionele akkerbouw naar natte teelten, natuur en zonneweiden
minder dan gangbaar geen minder strokenteelt en ziltresistente teelten
n.v.t. n.v.t. n.v.t ingrijpende systeemverandering
Utrecht
(vrijwel alle voer wordt zelf verbouwd), geen mestafzet, lagere overige
•
Geen neventak intensieve veehouderij
veekosten (kleinere veestapel, robuust veeslag, waardoor minder kosten
•
Opper vlakte cultuurgrond: tussen 15 en 150 ha
voor diergezondheid en veeverbetering) en lagere gewaskosten (geen
•
Veebezetting: tussen 0.5 en 3.5 melkkoeien per ha
teelt van snijmais meer). Het gezinsinkomen uit bedrijf komt uit op 84
•
Hoofdgrondsoort: veen
k€, ofwel 51 k€ per oaje. Hierbij past de opmerking dat in de calculaties
•
Maximaal 1.500 euro neveninkomsten per ha.
geen rekening is gehouden met een ander stalsysteem. Bij dit bedrijf
Het gemiddelde van deze 13 bedrijven is beschouwd als een doorsnee
zou een potstal wellicht beter op zijn plaats zijn dan een ligboxenstal.
melkveebedrijf in het Veenweidegebied van het Groene Hart en
De daarbij behorende extra kosten voor afschrijving en voor strooisel
fungeert in dit rapport als case. Het bedrijf produceerde in 2017
zijn niet in de berekening opgenomen.
780.000 kg melk met 95 melkkoeien en had een opper vlakte van 54 ha cultuurgrond.
Ontwikkelingsrichting Circulair In dit scenario is geen sprake meer van grasland. Om de bodemdaling
Ontwikkelingsrichting Gangbaar
een halt toe te roepen wordt het basisrantsoen omgezet van
Het bedrijf continueert de ontwikkelingslijnen van de afgelopen
graslandproducten naar kroosvaren. Voor een evenwichtig rantsoen
jaren: schaalvergroting, intensivering, Een groeiend deel van de
wordt dit geconser veerde product aangevuld met geplette tarwe
voedermiddelen wordt van elders betrokken en de mest, die niet op het
en stro, dat wordt betrokken van akkerbouwers op kleigrond.
eigen bedrijf kan worden geplaats wordt afgevoerd. Het bedrijf groeit
Het vee staat het gehele jaar op stal. Voor de vergelijkbaarheid is
naar 65 ha, waarop een productie wordt gerealiseerd van 1.150.000 kg
uitgegaan van een bedrijf, dat qua omvang ongeveer overeenkomt
melk. De geldopbrengsten komen uit op 513 k€, waar van 413 k€ uit
met het gangbare bedrijf: 65 ha cultuurgrond en 100 melkkoeien. De
melk, 30 k€ uit overige landbouwproducten, 25 k€ uit betaalrechten en
melkproductie per koe is ongeveer 20% hoger dan van het gangbare
vergoeding voor natuurbeheer en 43 k€ uit niet-landbouwopbrengsten.
bedrijf: Omdat de productie van kroosvaren per ha veel hoger is dan
De totale kosten zijn geraamd op 446 k€. Belangrijke posten zijn arbeid
van grasland is slechts ongeveer de helft van de opper vlakte nodig
en loonwerk (45 k€), voeraankopen (137 k€), kosten voor gebouwen en
voor voerproductie; de rest van de grond kan voor andere doeleinden
werktuigen (82 k€), pacht, betaalde rente en overige lasten (79 k€). Na
worden gebruikt. In deze begroting is geen rekening gehouden met
aftrek van de betaalde kosten is het inkomen uit bedrijf 63 k€. Dit wordt
eventuele geldopbrengsten hier van. Voor de teelt van tarwe en stro
verdiend door de ondernemer(s) en eventuele onbetaalde meewerkende
is ongeveer 40 ha nodig. Rekening houdend met een korting op
gezinsleden. Op het bedrijf zijn gemiddeld 1,64 zogenaamd onbetaalde
de melkprijs vanwege het ontbreken van weidegang zijn de totale
arbeidsjaareenheden (ojae) aanwezig, d.i. het aantal onbetaalde
geldopbrengsten van melk 16 k€lager dan op het gangbare bedrijf.
arbeidskrachten, omgerekend naar fulltime basis. Het gezinsinkomen uit
Verder is aangenomen dat voor natte teelten geen betaalrechten uit
bedrijf is 39 k€ per oaje.
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gelden. Aan de andere kant zijn er wel andere maatschappelijke diensten: geen bodemdaling,
geen geen geen geen geen
verbetering verbetering verandering verandering verbetering
verbetering minder gebruik verandering geen verandering verbetering
grote veranderingen vermindering grote veranderingen vermindering onbekend
Aanpak
Ontwikkelingsrichting Natuurinclusief
lagere broeikasgasemissies en mogelijkheid tot waterberging. De
Dit bedrijf kenmerkt zich doordat het rantsoen (vrijwel) alleen bestaat
totale geldopbrengsten zijn 30 k€lager dan op het gangbare bedrijf.
uit grasproducten, er geen aanvoer van meststoffen plaatsvindt
De kostenstructuur wijkt sterk af van dat van het gangbare bedrijf. De
en de melk wordt afgezet tegen een prijs, die vergelijkbaar is met
kosten voor betaalde arbeid en loonwerk zijn 26 k€ hoger in verband
biologische melk. Het bedrijf telt 90 melkkoeien, die gemiddeld 5.000
met oogsten, drogen en conser veren van de kroosvaren en het scheiden
kg per dier produceren. De totale melkproductie wordt met ruim
van de mest. Ook zijn de teeltkosten van kroosvaren hoger dan van gras.
50% teruggebracht, maar de melkprijs is hoger (+10 ct/kg). De totale
Omdat aangenomen is de productie van het voer geheel in loonwerk
opbrengsten van het natuurinclusieve bedrijf zijn 180 k€ lager dan van
plaatsvindt kan sterk bespaard worden op de kosten voor machines en
Vanuit een voorbeeldbedrijf in de huidige situatie zijn verschillende
melkveebedrijf op veengrond en een akkerbouwbedrijf op kleigrond,
het gangbare bedrijf. Op het bedrijf is meer ruimte voor natuurbeheer
werktuigen. Ook de brandstofkosten voor de graslandteelt ver vallen,
ontwikkelingsrichtingen tot 2030 gesimuleerd, waarbij bij iedere
die elk typerend zijn voor de regio.
en het biedt een aantal andere maatschappelijke diensten.
maar daar komen extra energiekosten bij voor het drogen van de
Aangenomen is dat 20 ha (=30% van de opper vlakte cultuurgrond)
kroosvaren en de mestscheiding. De totale kosten komen 50 k€lager
richting de daarbij behorende specifieke kosten en opbrengsten zijn berekend, steeds uitgaande van de daadwerkelijke technische en
In onderstaande tabel zijn de verschillende bedrijfssystemen met
valt onder weidevogelbeheer met een rustperiode van 1 april tot 15
uit dan op het gangbare bedrijf. Het gezinsinkomen uit bedrijf voor
financiële resultaten van de case in het jaar 2017.
hun globale karakteristieken weergegeven. Voor het melkveebedrijf
juni. Daarnaast wordt op de helft van de opper vlakte legselbeheer
het circulaire bedrijf ligt in dezelfde ordegrootte als die van de andere
zijn alle genoemde ontwikkelingsrichtingen gesimuleerd, voor het
toegepast. Het boerenerf is grotendeels groen en biedt boerderijvogels
bedrijfssystemen. Hierin zitten nog onzekerheden: Aan de ene kant
akkerbouwbedrijf ontbreekt het circulaire bedrijf.
gelegenheid voor nestelen. De overige maatschappelijke diensten
zijn geen kosten gerekend voor de overgang van grasland naar natte
bestaan uit verbetering van de waterkwaliteit, vermindering van de
teelt. Ook zouden er wellicht voorzieningen moeten komen om het
Er zijn twee voorbeeldbedrijven geconstrueerd vanuit het Bedrijven Informatienet (BIN, 2017) van Wageningen Economic Research: een
76
doorrekenen naar 2030
Ganbaar bedrijf 2030
gemiddeld bedrijf 2017 (Bedrijven Informatie Net)
B I J L AG E 1 : V E R A N T WO O R D I N G VA N D E E C O N O M I S C H E R E S U LTAT E N
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
77
water voor de natte teelten te scheiden van het opper vlaktewater en/of
minder broeikasgasemissie, waterberging en verbeterde waterkwaliteit.
INKOMEN UIT BEDRIJF
helofytenfilters aan te leggen. Daarnaast is de wet- en regelgeving nog
Onder voorbehoud dat deze maatschappelijke diensten inderdaad
Totaal gezinsinkomen uit bedrijf
niet ingespeeld op deze vorm van landbouw. Anderzijds wordt maar 30
worden vergoed komen de totale geldopbrengsten uit op 275 k€;
Aantal onbetaalde
ha gebruikt voor de voederwinning. Er is geen rekening gehouden met
dit is 238 k€ minder dan onder de gangbare ontwikkelingsrichting.
arbeidsjaareenheden (oaje) 1,64 1,64 1,64 1,00
extra opbrengsten van de resterende 35 ha. Deze opper vlakte kan voor
Daartegenover staat dat ook de kosten veel lager zijn. De teeltkosten
Gezinsinkomen uit bedrijf per oaje
39
51
51
62
verschillende doeleinden worden benut, zoals bijvoorbeeld uitbreiding
zijn gebaseerd op de factsheets die het VIC heeft gepubliceerd.
Waar van uit subsidies/ maatsch. Diensten
13
30
23
85
van het bedrijf tot 200 á 300 melkkoeien, teelt van kroosvaren voor
Daarin zijn ook de loonwerkkosten opgenomen. Om dubbeltellingen
verkoop, teelt van andere natte teelten of verhuur aan bijvoorbeeld
te voorkomen komen die dus niet terug bij de loonwerkkosten. Er
rietsnijders.
is wel rekening gehouden met extra investeringen van 4.000 euro/ ha voor het aanvullende waterbeheer van natte teelten en drijvende
Ontwikkelingsrichting Groen/blauw
zonnepanelen. De bijbehorende financierings-kosten zijn geraamd op
Het veenweidebedrijf stoot in dit scenario al het vee af. De grond wordt
3%. De totale kosten worden geraamd op 213 k€. Natte teelten, verhuur
in gelijke delen benut voor natte teelten, (drijvende) zonnepanelen
voor energieproductie en natuurbeheer vergen veel minder arbeid dan
en natuur. De meegenomen natte teelten zijn riet, veenmos,
graslanden melkvee. Daarom is het aantal onbetaalde arbeidskrachten
kroosvaren, lisdodde en olifantsgras. In de plaats van opbrengsten
teruggebracht naar 1. Het gezinsinkomen uit bedrijf komt per saldo
uit de melkveehouderij komt in dit scenario het grootste deel van
hoger uit dan in de andere scenario’s (62 k€ per oaje), maar hier van is
de opbrengsten uit verhuur van grond voor zonne-energie, uit
85 k€ afkomstig van vergoedingen voor maatschappelijke diensten,
verkoop van producten van de natte teelten en uit vergoedingen voor
waar van het nog de vraag is of deze inderdaad zullen worden
natuurproductie. Er gelden geen betaalrechten meer. De aanvullende
uitbetaald.
maatschappelijke diensten bestaan uit vermindering van bodemdaling,
Kosten en opbrengsten van de verschillende ontwikkelingsrichtingen van case melkveebedrijf (x 1.000 euro)
2017
GANGBAAR
NATUURINCLUSIEF
CIRCULAIR
63
83
62
B5. AKKERBOUWBEDRIJF Uit het Bedrijven Informatienet (2017) is een tiental bedrijven
Hoewel in principe hetzelfde bouwplan wordt toegepast als
geselecteerd, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
voor de gangbare ontwikkelingsrichting zijn er toch aanzienlijke
•
Gespecialiseerd akkerbouwbedrijf
verschillen in de opbrengsten/kostenstructuur. De opbrengsten van
•
Gangbare bedrijfsvoering
akkerbouwproducten zijn 51 k€ lager omdat een deel van het perceel
•
Gelegen in Zuid-Holland, aangevuld met Noord-Holland
wordt ingenomen door de natuurstroken. De kg-opbrengsten van de
•
Geen neventak veehouderij
afzonderlijke gewassen zijn daarentegen 5% hoger. Dit hangt samen
•
Opper vlakte cultuurgrond: tussen 40 en 150 ha
met de positieve effecten van strokenteelt: Lagere ziektedruk en
•
Hoofdgrondsoort: klei
meer licht in het gewas. Aangenomen is dat de voor de natuurstroken
•
Maximaal 1.500 euro neveninkomsten per ha.
een vergoeding wordt verstrekt, die overeenkomt met de huidige
Het gemiddelde van deze 10 bedrijven is beschouwd als een doorsnee
vergoeding voor akkerranden. De overige maatschappelijke diensten
akkerbouwbedrijf in het Zuid-Hollandse droogmakerijen. Het bedrijf
bestaan uit vergoedingen voor verbetering van de waterkwaliteit. De
omvat 75 ha cultuurgrond, waar van 13% pootaardappelen, 17%
totale opbrengsten zijn berekend op 398 k€; dit is 17 k€ lager dan
consumptieaardappelen, 20% suikerbieten, 29% granen, 5% uien en 16%
gangbare bij akkerbouw. De totale kosten van het natuurinclusieve
overige gewassen.
bedrijf zijn 28 k€ lager dan van het gangbare bedrijf. Er is vanuit
GROEN/BLAUW
gegaan dat de kosten voor ziltresistent uitgangsmateriaal hoger
STRUCTUUR
Ontwikkelingsrichting Gangbaar
zijn, evenals de kosten voor arbeid en loonwerk. Een besparing is
Opper vlakte 54 65 65 65 65
Het bedrijf continueert de ontwikkelingslijnen van de afgelopen jaren.
voorzien op de kosten voor gewasbeschermings-middelen. Vooral
Gras 49 60 65
Het voorbeeldbedrijf groeit naar 85 ha. Omwille van de herkenbaarheid
de kosten voor bestrijding van schimmels en insecten kunnen lager
Mais 5 5 0
in de praktijk is het bouwplan voor het toekomstige gangbare
zijn. Een optimaal management van dit systeem zal waarschijnlijk
Kroosvaren (voer) 30
akkerbouwbedrijf iets vereenvoudigd ten opzichte van het gemiddelde
vragen om aanpassingen van de mechanisatie. Vooral een zorgvuldige
Overige natte teelten 35 25
bouwplan van de 10 bedrijven, waarop de case is gebaseerd: 25%
gewasbescherming zal meer aandacht vragen. Een oplossingsrichting
Verhuur voor zonnepanelen 20
consumptieaardappelen, 19% suikerbieten, 35% granen, 10% uien,
is precisielandbouw in combinatie met robotisering. Hier voor zijn geen
Natuur 20
5% voedergewassen en 1% braak- of natuurland. De geldopbrengsten
extra kosten in rekening gebracht. Na aftrek van de betaalde kosten is
Graan (buiten het melkveebedrijf) 40
komen uit op 415 k€, waar van 360 k€ uit akkerbouwproducten, 6 k€
het gezinsinkomen uit bedrijf van het natuurinclusieve bedrijf 81 k€.
uit werk voor derden, 22 k€ uit betaalrechten en natuurbeheer en 27
Daar van komt 55 k€ uit betaalrechten, subsidies en maatschappelijke
VEEBEZETTING
k€ uit niet-landbouwopbrengsten. De totale kosten zijn geraamd op
diensten. Het bedrijf is daarmee erg afhankelijk van overheidsgelden.
Melkkoeien 95 125 90 100
345 k€. Belangrijke posten zijn de directe gewaskosten (105 k€ euro),
Melkproductie per koe 8.250 9.000 5.000 11.000
kosten voor gebouwen en werktuigen (80 k€), pacht, betaalde rente en
Ontwikkelingsrichting Aquatisch
Melkproductie per ha 14.600 17.700 7.000 16.700
overige lasten (85 k€). Na aftrek van de betaalde kosten resteert een
Dit scenario komt in grote lijnen overeen met dat van het groen/
Melkproductie per bedrijf 780.000 1.150.000 450.000 1.100.000
gezinsinkomen uit bedrijf op het gangbare bedrijf ter grootte van 70 k€.
blauwe bedrijf in de Veenweidestreek. De huidige “droge” teelten
op het akkerland worden ver vangen door “natte” teelten, waarbij de
OPBRENGSTEN
Ontwikkelingsrichting Natuurinclusief
grond grotendeels onder water komt te staan. Aangenomen is dat
Landbouwproducten
In dit scenario ondergaat de bedrijfsvoering een aantal grote
de grond wordt gebruikt voor natte teelten, zoals riet, cranberr y,
- Melk 413 215 397
0
aanpassingen
kroosvaren, lisdodde en olifantsgras, voor verhuur aan energiebedrijven
- Omzet en aanwas
13
10
11
0
•
De teelt op perceelniveau wordt ver vangen door teelt in
(drijvende zonnepanelen) en voor natuur. De totale opbrengsten
- Overig landbouw
8
8
0
151
gewasstroken van 6 meter breedte. Om de twee stroken
op het “natte” bedrijf zijn 334 k€, ofwel 81 k€ lager dan die op het
- Werk voor derden
9
9
0
0
afgewisseld met een permanente natuurstrook van 3 meter.
“droge” gangbare bedrijf. De opbrengsten bestaan uit verkoop van
De natuurstrook heeft meerdere functies:
“natte” producten, verhuur van grond voor drijvende zonnepanelen,
Subsidies/vergoedingen - Betaalrechten
22
22
0
0
•
rijpad, zodat de ondergrond van gewasteelt niet wordt verdicht.
vergoedingen voor natuurbeheer en overige maatschappelijke diensten
- Natuurbeheer
3
14
0
30
•
er kan onder nattere omstandigheden worden gewerkt.
(Vermindering bodemdaling, broeikasgasreductie, waterberging en
- Ov. maatsch. Diensten
0
17
37
55
•
de natuurstrook verhoogt de biodiversiteit in grote mate (flora,
verbetering waterkwaliteit). De loonwerkkosten zijn ondergebracht
Overige opbrengsten 43 43 39 39
insecten, spinnen, vluchtstrook voor vogels en zoogdiertjes).
onder de directe gewaskosten. Voor zonnepanelen en natuur is
Totaal opbrengsten
•
herbergen van natuurlijke plaagbestrijders, waardoor minder
weinig mechanisatie nodig, daarom is rekening gehouden met een
luizen- en schadelijke insecten
halvering van de kosten voor werktuigen en machines. Ook is er
KOSTEN
•
Door de strokenteelt minder kans op uitbreiding van plaatselijke
minder energie nodig voor bewaring van producten. De totale kosten
Betaalde arbeid en loonwerk
513
45
338
20
483
71
275
0
schimmelinfecties
zijn 258 k€. Het gezinsinkomen uit bedrijf is lager dan die van de
•
De stroken blijven jaarrond groen.
andere twee ontwikkelingsrichtingen en bestaat voor meer dan 100%
0
•
Teelt van ziltresistente rassen, gecombineerd met de mogelijkheid
uit maatschappelijke diensten. De arbeidsbehoefte in dit systeem
0
0
om door te spoelen vanuit de waterberging
substantieel is kleiner dan op een akkerbouwbedrijf omdat een groot
Directe veekosten - Voeraankoop 137
78
84
12 100
- Mestafzet
15
0
- Overige
31
17
27
0
•
Drijfmest wordt ver vangen door gecomposteerde producten,
deel van de opper vlakte bestaat uit verhuur voor zonnepanelen, wat
Directe gewaskosten
20
9
33
68
strorijke mest en/of mestscheidingsproducten. Eventueel
geen arbeid vergt. Daardoor kan het werk in parttime worden gedaan
Gebouwen/werktuigen
82
82
56
56
producten vanuit de stadsriolering.
door 0,6 oaje. Het inkomen uit bedrijf per oaje ligt daardoor in dezelfde
Energie/brandstoffen
16
14
13
4
•
Kunstmest wordt (deels) ver vangen door natte fractie van
ordegrootte als voor het akkerbouwbedrijf. Het is echter de vraag of de
Pacht/rente/lasten
79
73
78
62
mestscheiding/rioolscheiding
maatschappij de vergoeding voor maatschappelijke diensten inderdaad
Algemene kosten
27
27
23
23
•
Biodiversiteit wordt verder bevorderd door veel groen op het
volledig zal uitbetalen. Bovendien zijn de opbrengsten uit de natte
Totaal betaalde kosten
450
400
213
boerenerf en gelegenheid voor nestelen in en rond de gebouwen
teelten nog erg onzeker, vanwege ongewisse marktperspectieven.
•
Slootranden worden benut voor biodiversiteit
253
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
79
Kosten en opbrengsten van de verschillende ontwikkelingsrichtingen van case akkerbouwbedrijf (x 1.000 euro)
2017
GANGBAAR NATUURINCLUSIEF AQUATISCH
STRUCTUUR Opper vlakte 75 85 85 85 Bouwplan: - Pootaardappelen 13% - Cons.aardappelen 17%
25%
20%
- Suikerbieten 20%
19%
19%
- Granen 29%
35%
33%
B RO N N E N
- Uien 5% 10% 8% - Graszaad 5% 5% - Voedergewassen 3% 5% - Overige gewassen
7%
1%
- Natuur/braak/e.d. 1% 20% 33% - Natte teelten 33% - Verhuur voor zonnepanelen 33%
Bodemdaling 2016-2050, Klimaateffectatlas, http://www.klimaateffectatlas.nl Born, G.J. van den et al. (2016), Dalende bodems, stijgende kosten, Den Haag: PBL Deltares (2009). Verzilting van het Nederlandse grondwatersysteem. Deltares (2018). Huidig en toekomstig opbarstrisico in de provincie Zuid-Holland
OPBRENGSTEN Landbouwproducten - Traditionele akkerbouw 351 303 0 - bijproducten
9 6 0
- Natte teelten + verhuur
0
0
194
- Werk voor derden
6
6
0
Subsidies/vergoedingen - Betaalrechten 21 21 0 - Natuurbeheer
1 32 42
- Ov. maatsch. Diensten
0
4
39
Overige opbrengsten 27 27 27 Totaal opbrengsten
415
398
302
KOSTEN Betaalde arbeid en loonwerk
25
20
0
Directe gewaskosten
105
85
86
Gebouwen/werktuigen
80
80
49
Energie/brandstoffen
24
21
8
Pacht/rente/lasten
85
85
93
Algemene kosten
26
26
22
Totaal betaalde kosten
345
317
258
en Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) Essink, G.H., Baaren, E.S., & Louw, P.G. (2010). Effects of climate change on coastal groundwater systems: A modeling study in the Netherlands. Water Resources Research, 46. Doi: 10.2019/2009wr008719 Gemiddelde Laagste Grondwaterstand, Klimaateffectatlas, http://www.klimaateffectatlas.nl Groot, S., De Graaff, B. (2018) Knelpuntenanalyse zoetwaterregio West-Nederland. Vertrekpunt 2e fase Deltaprogramma Zoetwater. Provincie Zuid-Holland. HKV Lijn in Water. Laagste grondwaterstand - extreem droge zomer, Klimaateffectatlas, http://www. klimaateffectatlas.nl Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (2015), Rijksvisie er fgoed en ruimte: Kiezen voor Karakter. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Nieuwold (2018). NAM: er is 18 miljard euro voor bevingsschade in Groningen. RTL Nieuws, https://www.rtlnieuws.nl/nederland/artikel/3818822/nam-er-18-miljard-euro-voorbevingsschade-groningen
INKOMEN UIT BEDRIJF Totaal gezinsinkomen uit bedrijf
Dair y NL (2015). Poster The Netherlands: Land of Dair y. Dutch dair y supply chain, ZuivelNL
70
81
45
Aantal onbetaalde arbeidsjaareenheden (oaje) 1,00 1,00 0,60 Gezinsinkomen uit bedrijf per oaje
70
81
75
Waar van uit subsidies/ maatsch. Diensten
21
55
135
Pieterse et. al. (2016). Het Groene Hart in Beeld. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2018). Dataset Landschapsatlas. Op 29.1.2019 gedownload van https://ser vices.rce.groenvoorziening.nl/landschapsatlas/wms Van Duinen, G., Fritz, C., Couwenberg, J. (n.d.) Effecten van herstelmaatregelen op vastlegging en emissie van broeikasgassen in de Deurnsche Peel en Mariapeel. Dienst Landelijk Gebied/Provincie Noord-Brabant. Vos, P. & S. de Vries 2013: 2e generatie palaeogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0). Deltares, Utrecht. Op 27.6.2019 gedownload van www.archeologieinnederland.nl Wageningen Environmental Research (2018) Waterwijzer Landbouw. https:// waterwijzerlandbouw.wur.nl/index.html Wageningen University Research (n.d.) Bodemkaart 1:50.000. Op 17.10.2018 gedownload van https://www.pdok.nl/datasets Wageningen University Research en Kadaster (2018). Groene Hart Monitor 2018 Eindrapport. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart. Verantwoording fotobeelden (pag. 4,5,10,11,20,21,42,43,56,57,60 en 61): J. Bosch
80
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart
BURO SANT EN CO landschapsarchitectuur + FABRICations.
81
BURO
SA NT
EN
LANDSCHAPSARCHITECTUUR
+
FA BRIC a ti ons. 82
CO
Ontwerpend Onderzoek Groene Hart