Verhalen van Burgerkracht uit gebied Wijchen
Burgerkracht….een nieuwe fenomeen? Dit boekje gaat over eigen regie, over zelf- en samenredzaamheid en over burgerkracht in de wijk. Niet nu bedacht en uitgevoerd, nee, het was er altijd al, maar we hebben het nu bewust opgezocht. In de vorm van kleine bloemlezingen van mensen die laten zien dat er meer mogelijk is door hun eigen kracht en de kracht van anderen in te zetten en hierdoor de regie over hun eigen leven (weer) kunnen voeren. In het gebied Wijchen zijn we al enige tijd met elkaar bezig hoe de maatschappelijke ontwikkelingen en de visie van ZZG zorggroep ‘vertrouwen in eigen kunnen’ ook werkelijk inhoud te geven en uit te gaan voeren. We waren erg benieuwd of en hoe dit in de dagelijkse praktijk vorm krijgt. We hebben daarom zowel aan de medewerkers van de locaties de Oogst en Meander, als aan de medewerkers van de thuiszorg, gevraagd verhalen op te gaan halen in de wijk. Het blijkt in de praktijk dat mensen, met soms een klein beetje steun, in staat zijn toch nog veel van wat zij zelf willen en kunnen, te behouden. De verhalen in dit boekje zijn hier een mooi voorbeeld van. Ouder worden betekent ook soms dat de dagelijkse dingen niet helemaal meer vanzelf gaan. Er is dan hulp of ondersteuning nodig, daar is niets mis mee. In de afgelopen jaren hebben we echter gezien dat hulp ook afhankelijk maakt; zaken werden overgenomen die men zelf ook nog zou kunnen. Door deze afhankelijkheid verliest men langzaam de regie op het eigen leven. Uit ervaring weten we dat ook kwetsbare ouderen zich meer gelukkig voelen als ze nog een rol in het dagelijks leven vervullen. Eten koken, boodschappen doen, het huis op orde houden, contact met de kinderen of buren, lid zijn van een club…allemaal zaken die horen bij een gewoon leven. Mensen voelen zich beter als ze zinvol bezig zijn en sociale contacten hebben, dan mensen die dat niet (meer) hebben. Het is daarom belangrijk dat we bij het verlies van functies door bijvoorbeeld ouderdom of ziekte, goed kijken wat iemand nog wel kan. Het is verleidelijk, soms zelfs gemakkelijker, dingen over te nemen, maar daarmee nemen we ook veel dingen van betekenis af. Mensen kunnen meer dan wij als professionals denken, we moeten ze daarmee soms even helpen. Mensen hebben, afhankelijk van hun situatie, altijd nog kracht sommige dingen zelf te doen. Daar waar ze dit niet meer helemaal zelf kunnen, is er vaak nog een kracht in de buurt die mogelijk kan helpen. Wij, als professionals, moeten proberen al deze krachten te verzamelen
en inzetten met als doel dat mensen zolang mogelijk hun eigen leven kunnen voortzetten. We noemen dit tegenwoordig met een mooi nieuw woord ‘burgerkracht’, maar we zouden het ook ‘mensenkracht’ kunnen noemen. Wij hebben er alle vertrouwen in dat er nog veel meer van dit soort mooie verhalen bestaan, maar ook nog gecreëerd gaan worden door de inzet van onze professionals. Wij hebben vertrouwen in het eigen kunnen van onze professionals en we zijn ervan overtuigd dat wij onze visie ook daadwerkelijk kunnen gaan behalen. Dat kan alleen SAMEN, met burgers, samenwerkingspartners en met elkaar! We zien dit boekje dan ook niet als iets eenmaligs om door te lezen en vervolgens op de plank te leggen, maar juist als een ontwikkeldocument, waar we samen aan moeten blijven werken. Dank aan alle professionals voor hun inspanning en waardevolle bijdragen om deze verhalen ook daadwerkelijk op te halen in de praktijk. Wij hopen dat u met het lezen van deze mooie verhalen zult ervaren dat ‘burgerkracht’ heel waardevol is en geïnspireerd en gemotiveerd bent om zelf hierin uw bijdrage te leveren en anderen hiertoe te inspireren. Jessica Bogaerts, zorgregiomanager en John Wittenaar, locatiemanager, beiden werkzaam bij ZZG zorggroep
Betrek toekomstige ouderen bij het ontwikkelen van beleid van nieuwbouw, verbouw en aanpassingen van woningen. Het gaat bij nieuwbouw niet alleen om typen woningen, maar ook om de indeling van de woning, woonomgeving, voorzieningen en bereikbaarheid. uit ‘Wijchen ouderproef’
Samen blijven Zestig jaar zijn ze al getrouwd en nu gaat het niet goed met Jos. Carla, zijn vrouw, maakt zich grote zorgen hoe moet het nu verder. Ze zijn 84 en 85 jaar oud en al zo lang samen. Jos heeft al langer allerlei gezondheidsproblemen; een buikoperatie en een hersenbloeding, maar ze redden het nog. Maar nu is Jos van de trap gevallen en heeft een ruggenwervel gebroken. Hij heeft veel pijn, kan de trap bijna niet meer afkomen en is bang om weer te vallen. Hij kan zichzelf nog wel wassen, aankleden en zelfstandig naar het toilet gaan. Toch besluit Carla hulp in te schakelen, maar met als doel het straks zelf weer te kunnen redden en vooral ook om samen te kunnen blijven. Want ze komen beiden de deur niet meer uit en Carla ligt ‘s nachts wakker van het gepieker. Samen met de wijkverpleegkundige wordt er een plan gemaakt. Jos krijgt fysiotherapie aan huis, met name om te oefenen met het traplopen. De ergotherapeut komt kijken of er nog aanpassingen gedaan kunnen worden die het eventueel vallen kunnen voorkomen. Carla heeft een aantal informatieve gesprekken met de wijkverpleegkundige over hoe ze het samen met Jos het beste kan organiseren. Ze hebben met de buren afgesproken dat ze in geval van acute nood kunnen bellen. Ze vullen daarna samen een lijst in die haar belastbaarheid in kaart brengt. Dat is voor haar heel verhelderend. Ze ziet hierdoor in hoe belangrijk het is dat ze ook haar eigen activiteiten buiten de deur blijft houden. Ze besluit de computercursus die ze al zo lang wil volgen als eerste op te pakken. Dit geeft haar ook weer nieuwe mogelijkheden voor contact met de kinderen en kleinkinderen. Ook Jos heeft weer meer vertrouwen gekregen. Hij weet nu dat, als het even niet meer gaat, ze terug kunnen vallen op de wijkzorg. Hij is hierdoor zelfs al weer een keer met de buurman naar het wijkgebouw geweest om een kaartje te leggen.
Toekomstige ouderen willen niet in een wijk met alleen senioren wonen. Onderlinge verbondenheid, met elkaar samenleven en elkaar kennen is nodig om je thuis te voelen in de buurt. uit ‘Wijchen ouderproef’
Er nog toe doen Mieke Alberts en haar man zijn verhuisd naar een appartement. Ze zijn allebei dik in de zeventig en Mieke is slecht ter been. Het appartement bevalt goed alleen komt Mieke de deur bijna niet meer uit. Ze kent nog niet zoveel mensen in de buurt en zomaar een eindje wandelen zit er niet meer in. Nu is er in Wijchen een panelbijeenkomst voor ouderen georganiseerd door ZZG, met als doel om met elkaar in gesprek te gaan over wat ouderen zelf belangrijk vinden of nodig hebben om hun eigen leefwijze en zelfstandigheid te kunnen behouden. Mieke vindt dit een goede zaak, want al vaak heeft ze zich verbaasd over het feit dat er door maatschappelijke organisaties veel over ouderen wordt gesproken maar nog zo weinig met ouderen. En het lijkt haar ook een mooie gelegenheid om in contact te komen met andere mensen. Tijdens het panelgesprek komen verschillen onderwerpen aan bod. Waaronder participatie, tijdsbesteding en ontmoeting, Mieke vertelt dat ze na de verhuizing nog niet zoveel contacten in de buurt heeft en dat het voor haar niet makkelijk is om er op uit te gaan. Ze zou het liefst wat meer spontane ontmoetingen hebben, even een praatje maken. Ook vertelt ze dat ze coupeuse is geweest en het fijn vindt om naaien herstelwerkzaamheden te doen. Dit zou ze ook wel voor anderen willen doen. Andere deelnemers van het panelgesprek geven aan dat zij soms weleens iets hebben dat vermaakt moet worden en waar ze zelf geen raad mee weten. De verbinding is gelegd‌
Wat wij zouden willen... In de panelgesprekken in de Oogst hebben bewoners met elkaar besproken wat ze belangrijk vinden en op welke manier ze graag sociaal actief willen blijven. Dit heeft zowel tot nieuwe activiteiten geleid, alsmede tot een ander gebruik van het wooncomplex. Vooral door de verkeersruimte (gangen en algemene ruimte tussen de appartementen) meer als leefruimte te gaan gebruiken. Door het creëren van deze spontane ontmoetingsruimten is er meer contact en vanuit dit contact komen soms nieuwe verbindingen tussen mensen onderling tot stand.
Alleenstaande ouderen zijn niet per definitie eenzaam of zielig. Wel is het voor alleenstaanden moeilijker contact te maken en te onderhouden. De mogelijkheden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, gezamenlijke afspraken kunnen maken en iets met elkaar kunnen ondernemen, moeten bij voorkeur laagdrempelig en zonder label worden geboden. uit ‘Wijchen ouderproef’
Bij het scheiden van wonen en zorg en het verschuiven van AWBZ naar Wmo, waarbij het zolang mogelijk thuis blijven wonen centraal staat, is het van groot belang het zelfsturend vermogen van mensen zo lang mogelijk te (blijven) stimuleren, te herstellen en/of in stand te houden. Sociale betrokkenheid op elkaar moet soms gevoed, gestut en gestuurd worden. Door samenwerking tussen betrokken organisaties is meer creativiteit mogelijk en is het eenvoudiger passende initiatieven te ontwikkelen en voorzieningen te realiseren. uit ‘Wijchen ouderproef’
M’n sleutel? Die heb ik altijd bij me! Tonnie de Winter is 80 jaar en woont alleen en met wat ondersteuning van de thuiszorg redt ze het wel. Ze vindt het belangrijk zelfstandig te blijven. Dus zorgt ze goed voor zichzelf, ze kookt iedere dag en omdat ze dichtbij de supermarkt woont heeft ze dagelijks een mooi wandelingetje. Maar die sleutel, dat is soms een probleem. Ze is al een paar keer vergeten hem mee te nemen, met alle gevolgen van dien toen ze bij thuiskomst voor een gesloten deur stond. Ze bedacht als oplossing een extra sleutel in de boodschappentas, totdat ze ook de tas een keer vergat. Maar nu heeft ze een methode bedacht die altijd werkt; iedere ochtend bevestigt ze met een veiligheidsspeld een extra sleutel aan haar kleding.
Samen sterk Ria de Bruin, 86 jaar, woont na het overlijden van haar man alweer 15 jaar alleen, kinderen heeft ze niet. Ze heeft zich altijd goed kunnen redden en heeft nooit behoefte gehad aan een druk sociaal leven. Haar beperkte kennissenkring bestaat grotendeels ook uit mensen op leeftijd die voor bezoek zijn aangewezen op vervoer door derden, hiermee neemt het contact in frequentie verder af. Met de buurvrouw heeft ze een goed contact ook al zien ze elkaar niet wekelijks. Maar de laatste tijd voelt Ria zich niet goed. Ze vergeet dingen snel en weet soms niet meer hoe ze de dagelijkse dingen kan organiseren. Hierdoor eet ze op heel onregelmatige tijden en soms zelfs helemaal niet. Regelmatig valt ze in slaap voor de tv en slaapt dan ‘s nachts op de bank. Dan neemt ze in de ochtend niet meer de moeite zich te wassen of te verkleden. Ze zou het wel willen, maar krijgt het niet meer voor elkaar en dat maakt haar dan verdrietig. Op een dag treft de buurvrouw haar aan op de bank, ze reageert verward en weet niet of het dag of nacht is, overal staat vuile vaat, de planten hebben al lang geen water gehad, de verwarming staat heel hoog en alle lampen branden. De buurvrouw belt de huisarts. Na haar bezoek aan Ria belt de huisarts de specialist ouderengeneeskunde en vraagt een consult om de oorzaak van haar verwardheid te onderzoeken. Zij heeft bij haar eerste onderzoek, behalve een blaasontsteking, geen andere fysieke problemen geconstateerd. Al snel is duidelijk dat Ria beginnende dementie heeft. De zorgtrajectbegeleiding wordt gestart en Ria gaat twee dagen naar de dagbehandeling. Maar dat vindt ze een hele grote stap, weg van huis en de hele dag onder de mensen, zo heeft ze nog nooit eerder geleefd. De buurvrouw geeft aan ook wel wat te willen doen en komt iedere dag even samen met Ria de dagelijkse huishoudelijke klusjes doen en de vrijwilligersorganisatie MEER zet een vaste vrijwilliger in die één middag in de week met Ria gaat wandelen. De thuiszorg komt dagelijks langs. De zorgtrajectbegeleider kijkt hoe het huis fysiek veilig kan worden gemaakt en of het inzetten van ergotherapie en fysiotherapie wenselijk is. De kapster komt aan huis, kortom het is een hele drukte en iedereen doet wat hij kan. Maar voor de buurvrouw wordt het wel eens wat teveel en ze weet ook niet zo goed hoe ze nu moet reageren als Ria zegt dat ze morgen bij haar moeder op bezoek gaat. De vrijwilligster die mee gaat wandelen, weet niet zeker of ze Ria nu juist wel of juist
niet moet overtuigen als ze zegt dat ze niet mee kan wandelen, omdat ze misschien nog wel visite krijgt. De thuiszorgmedewerkers weten niet altijd precies of de buurvrouw nu wel of niet voor de broodmaaltijd heeft gezorgd. Kortom er moet wat gebeuren. De zorgtrajectbegeleider nodigt iedereen uit voor een afstemmingsoverleg en stelt voor als team te gaan samenwerken, met elkaar afspraken vast te leggen en elkaar ook om hulp te vragen als dat nodig is. Zo krijgen de buurvrouw en de vaste vrijwilliger van de zorgtrajectbegeleider meer informatie over omgaan met dementie en schrijft de buurvrouw voor de thuiszorgmedewerkers even op wat ze samen met Ria heeft gedaan. Samen met Ria gaan ze eenmaal in twee maanden met z’n allen om tafel om door te spreken hoe het gaat en wat er nog meer nodig is. De zorgtrajectbegeleider koppelt dit ook terug aan het team van de dagbehandeling. Ria woont nog steeds thuis en is hier blij mee.
Vriendschap Corrie Raafs, 83 jaar, is sinds twee jaar weduwe. Na het overlijden van haar man vond ze het huis te groot en zag ze er steeds meer tegenop om zelf met de auto op pad te gaan, vooral ’s avonds. Ze besloot te verhuizen, dichter bij voorzieningen en een geriefelijke woning. Maar ze mist nog steeds een maatje, iemand waar iets mee kan delen of iets kan ondernemen. Niet zomaar een sociaal contact, maar gebaseerd op gelijkgestemdheid, dezelfde interesses en levensopvattingen. Tijdens een panelgesprek voor en door ouderen maakt ze dit ook kenbaar en ze durft zich daarbij ook kwetsbaar op te stellen door te vertellen dat ze zich eenzaam voelt, niet omdat ze te weinig mensen ziet maar omdat ze een maatje mist. Degene die het gesprek begeleidt herkent het verhaal vanuit een panelgesprek van een aantal weken geleden, ook daar gaf iemand dit aan. Het contact wordt gelegd en daaruit is inmiddels mooie vriendschap ontstaan.
Deelnemers van panelgesprekken geven aan dat zij blij waren dat hun mening is gevraagd. Zij vinden het belangrijk dat hun stem gehoord wordt.
Sterker nog, ze geven aan dat ze niet alleen gehoord willen worden, maar ook meedenken, meepraten, advies geven en waar mogelijk meebeslissen over ontwikkelingen die voor hun toekomst belangrijk zijn. uit ‘Wijchen ouderproef’
Een steuntje in de rug Het ging even niet goed met Kees, longontsteking en misschien ook wel een TIA, maar dat was op dat moment niet meer vast te stellen. Hij was verward en als gevolg daarvan nu ook op dit moment nog volledig afhankelijk van de verzorging door z’n vrouw. Kees is 78 jaar en was tot nu redelijk gezond. Joke, zijn vrouw, is een paar jaar jonger. Maar Kees lijkt niet meer in staat zichzelf te verzorgen, vergeet naar het toilet te gaan en lijkt hierdoor incontinent te zijn. Kees en Joke wonen wat achteraf op een boerderij en hebben geen nabije buren. Hun twee dochters springen bij waar ze kunnen, maar hebben beiden een baan. Joke maakt zich ongerust en is moe van de afgelopen weken. Kunnen ze nog wel samen blijven en wat als zij het niet meer redt? Ze spreekt haar zorg uit bij de huisarts die in verband met het ziek zijn van Kees veel over de vloer komt. Op advies van de huisarts komt de wijkverpleging langs en Joke vertelt over haar zorgen. Besloten wordt samen een plan te maken, waardoor Kees thuis kan blijven, maar ook voorkomen wordt dat Joke te zwaar overbelast raakt. De thuiszorg neemt de lichamelijke verzorging even over, mede om te onderzoeken hoe ze Kees het beste kunnen ondersteunen het zelf weer op te pakken. Ze merken dat met een goede uitleg en een duidelijke instructie Kees een aantal zaken weer zelf op kan pakken. Er worden tijdelijke aanpassingen in de badkamer aangebracht, waaronder een stevige stoel voor de wastafel, die Kees steunen in zijn zelfstandigheid.
Na ieder bezoek wordt ook even met Joke afgestemd hoe het gaat en is er volop afstemming tussen de wijkverpleegkundige en de huisarts. Hierdoor ontstaat er voor Joke en Kees rust en overzicht. Kees gaat met sprongen vooruit. Hij is weer bijna de oude. Joke besluit voorzorgsmaatregelen te nemen voor het geval zich er weer een dergelijke situatie voordoet. Ze koopt een Ipad om hiermee een beeldverbinding te hebben met de zorgorganisatie. Zodat ze dan vroegtijdig kan overleggen en afstemmen en zich niet zoveel zorgen hoeft te maken dan nu wel het geval was.
Vrijwilligerswerk is belangrijk voor de samenleving, maar ook voor mensen die vrijwilligerswerk doen. Het houdt hen vitaal, betrokken en het biedt de mogelijkheid de eigen competenties zo lang mogelijk in te zetten. Ouderen hebben een leven vol ervaring en kennis. Zij zijn actief, nieuwsgierig en willen ook betekenisvolle dingen doen. Zij willen en kunnen ingezet worden. uit ‘Wijchen ouderproef’
Hoe ik heet en wie ik ben Tijdens de panelgesprekken wordt de aanwezigen gevraagd hun naam op een kaartje te schrijven, zodat men elkaar bij naam kan aanspreken. Elke naam geeft aanleiding tot gesprek. Want vaak kennen mensen elkaar wel van gezicht, maar niet van naam, soms zelfs niet als ze elkaars buren zijn. Het blijkt dat je elkaar dan ook minder makkelijk aanspreekt. Nu in de panelgesprekken, gaan mensen met elkaar in gesprek over hun naam. Ze vertellen hoe hun naam wordt geschreven en waar ze vandaan komen. Hierdoor worden de verhalen persoonlijker en geeft het kennen van de naam herkenning en erkenning. Aan de hand van de naam worden familiegeschiedenissen verteld. Men heeft aandacht en belangstelling voor elkaar. Het is de naam die het contact persoonlijk maakt en die soms het belangrijke verschil maakt of elkaar in het voorbijgaan wel of niet aanspreekt.
Voorwaarden voor het benutten Burgerkracht - Evenwichtige en doordachte combinaties van overheid, markt en burgers - Maatschappelijke kernen niet overvragen - Samenwerking tussen burgers en professionals tot stand brengen, niet afschuiven - Actieve burgers ondersteunen, geen burgerkracht opleggen - Ongelijkheid tussen burgers en professionals erkennen en compenseren Bron: Evelien Tonkens
Gildestructuur voor het tot stand brengen van burgerkracht - Lokale organisaties ontstaan van onderop - Geen eigendom, maar gebruiksrecht gemeenschappelijke goederen en diensten - Zelfbestuur, zelf regulerend en zelf-sanctionerend - Democratisch beslissingsproces - Combinatie van economische en sociale doelstellingen - Sociale controle als preventie-instrument - Erkenning door lokale overheden Bron: Tine de Moor