Eenentwintig brieven aan Betsy
Brief 1 Olney, 8 september 1779
Mijn geliefde kind, Ik was blij met je brief. We dachten net aan je, want het lijkt na je vertrek lange tijd geleden dat we van je gehoord hebben. Als je een brief van mij wilt krijgen, moet je schrijven. Het lijkt mij goed om jou steeds ĂŠĂŠn brief te sturen in antwoord op jouw brief. Richard is twee weken geleden gestorven. Binnen een week heb ik hem en drie anderen begraven. Afgelopen zondag heb ik een rouwpreek gehouden voor Richard. De tekst was Genesis 49:19, Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in het einde. Dat korte vers verwoordt zijn geschiedenis en ik hoop ook de jouwe. Het eerste deel zal zeker voor jou gelden, als je in leven bent. Veel vijanden, zonden, 13
angsten, zorgen en moeiten zullen je benauwen en bij tijden bijna overwinnen. Ja, ze zouden je zeker overwinnen als je hen in eigen kracht moest bestrijden. Als je de Heere Jezus niet zou zoeken en liefhebben, zou je daaronder bezwijken. Die gedachte kan ik echter niet verdragen. Je moet, ja, je zult Hem zeker liefhebben. Je hoort veel over Zijn schoonheid en goedheid. Geloof het, want het is waar. Maar datgene wat over Hem gezegd wordt, is slechts weinig van wat van Hem gezegd zou moeten worden. Smeek Hem daarom of Hij Zichzelf en Zijn liefde aan je hart wil openbaren. Dan zou je Hem waarlijk liefhebben. Alle mensen zouden Hem liefhebben als ze Hem recht zouden kennen. Welnu, als je de Heere Jezus liefhebt, zul je uiteindelijk zeker de overwinning behalen. Dan zul je de kroon des levens ontvangen en al het geluk dat in het tweede en derde hoofdstuk van Openbaring wordt beloofd aan hen die overwinnen. Mijn lieve kind, bid tot Hem en wees nooit tevreden v贸贸r je voelt dat je verlangen en liefde naar Hem uitgaan. Niets minder vind ik genoeg voor jou. Ik hoop dat je mij en mama bij het opgroeien met de meeste liefde, genegenheid en aandacht zult bejegenen. Ik hoop ook dat je beseft dat dit je plicht is. Maar je moet vooral de Heere dienen en Hem dankbaar zijn. Anders zou ik toch over je wenen. 14
Wij hebben je lief en we zouden veel willen doen om dat te tonen, maar we zouden voor jou niet de kruisdood kunnen en durven sterven. Die liefde kon Hij alleen betonen. Bedenk welke dank je de Heere daarvoor moet bewijzen. De Heere niet liefhebben, is de snoodste goddeloosheid en de diepste ellende.
Weet dat ik de jouwe ben
15