Inhoudsopgave Voorwoord
6
Verantwoording
8
1. Woordverkondiging F. van Toor 2. Geestelijk leven H. Folmer 3. Catechese M.J. den Haan 4. Apeldoorn C.S.L. Janse 5. Het kerkgebouw E. M. Houtman 6. Diaconie E.W. Karels-Boonzaaijer 7. De zingende gemeente J.C. Karels 8. De verenigingen R. Pasterkamp 9. Zending en evangelisatie E.W. Karels-Boonzaaijer
11 27 53 69 91 129 143 169 187
De meisjesvereniging op pad Bruidsparen sinds 1944 Bejaardentochten en contactdagen sinds 1969 Contactdagen 2011 Kerstfeest in de kerk Nieuwjaarwensen Actiedag 2011 Spelen in de kerk
222 226 236 240 244 246 250 254
Predikanten en ambtsdragers
256
1. Woordverkondiging
Jute en goud
Kerkgeschiedenis Waar moeten we het begin zoeken van de Apeldoornse kerkgeschiedenis? Waar liggen haar wortels? We kunnen de blik richten op de aanloopperiode van de instituering van onze Apeldoornse gereformeerde gemeente: het begin van de 20e eeuw. Maar in Bijbelse taal gesproken ligt de pijl veel verder weg. Eigenlijk ligt het begin in de eeuwigheid. Daar heeft de Heere het uitgedacht dat er dankzij de uitverkiezende genade een kerk zou zijn. In de loop van de tijd is dat verder uitgewerkt. Al in Genesis 3:15 wordt, direct na de val, gesproken van het eenzijdige genadeverbond. De Heere spreekt het goddelijke ‘Ik zal’ uit, en daarmee wordt de heilsgeschiedenis een feit: er zál een kerk zijn. Gods Woord beschrijft dat heel mooi in Daniël 2. Het indrukwekkende standbeeld waarvan Nebukadnezar droomt, wijst op de grote macht van aardse koninkrijken. Maar daar komt een afgehouwen steen, die dat beeld slaat en het vermaalt. Het is het beeld van het Koninkrijk Gods, dat uiteindelijk de gehele aarde zal vervullen. Het welbehagen gaat ‘gelukkiglijk voort.’ Ook de nieuwtestamentische tijd spreekt daarvan, vooral na het zendingsbevel uit Mattheüs 28:19: ‘Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.’ Het Woord wordt verbreid, ver buiten de grenzen van het oude bondsvolk. Uiteindelijk vervult het de hele aarde.
Beeld Er is een beeld waarin de kerkgeschiedenis wordt getekend. Zowel de grote kerkgeschiedenis als de kleine, plaatselijke kerkgeschiedenis. Dat beeld spreekt dan van een lap jutestof. Jute is grauw en hard in zichzelf en vertoont glans noch heerlijkheid. Van deze stof kun je geen sierlijke kleding maken. Het werd vroeger veel gebruikt voor aardappelzakken, balen of matten. 11
Je kunt door die jutestof een gouden draad weven. Die draad valt nauwelijks op in zo’n lap: de kleuren lijken veel op elkaar. Als echter het licht erop valt, gaat het goud glanzen, te midden van die goedkope, doffe, juten stof. Waar jute uiteindelijk vergaat, daar behoudt goud altijd zijn glans en waarde. Een prachtig beeld van de werken Gods: een gouden draad van goddelijk handelen, geweven door het menselijk handelen. Waar het een spreekt van de heerlijkheid van de Heere, van Zijn grote genade, van de mogelijkheid van zalig worden, daar spreekt het andere van alle tekorten en gebreken van zondige mensen. Daarmee is de kerkgeschiedenis getekend. De Heere bouwt Zijn kerk, en maakt daarbij gebruik van zondige mensen. We vinden het terug op elke bladzijde van de kerkgeschiedenisboeken. Daar kunnen we het lezen hoe de Heere doorgaat met Zijn werk, te midden van veel menselijk gewoel. Het Woord moet voort! We zullen het ook tegenkomen in ‘onze’ Apeldoornse kerkgeschiedenis.
In onze streken Het Woord breidde zich uit. Het vervulde na veel strijd en vervolging het Romeinse Rijk. En het ging verder! In de 7e en de 8e eeuw brengen Frankische en Angelsaksische Evangeliepredikers het Evangelie naar onze landen. Wat zou er veel aan te merken zijn op hun wijze van prediken. De zwaarddwang van Karel de Grote doet ons nu de wenkbrauwen fronsen. De ínhoud van de prediking zou ons af en toe doen hoofdschudden. Maar te midden van al dit ‘jute’ komt het goud van Gods Woord toch in onze heidense streken. De boodschap van genade wordt voor het eerst in deze donkere streken vol heidendom gehoord. In de omgeving van Apeldoorn is vooral de naam van Lebuïnus bekend geworden als brenger van het Woord. Hij bouwde onder andere kerken in Wilp en Deventer. Lebuïnus was een Sakser uit Engeland. Waarschijnlijk kwam hij in 768, gezonden door de bisschop van Utrecht, samen met Marchelm naar de streken aan de overkant van de rivier de IJssel. Met behulp van een weduwe Abachilda stichtten zij hun eerste kerkje in het dorpje Wilp, enige kilome12
ters ten zuiden van Deventer. Van toen af trok Marchelm meer naar het noorden, terwijl Lebuïnus in de buurt van Deventer bleef. Twee gezellen uit die tijd kennen wij bij name: Folkert en Davo. De laatste zou zijn naam aan de stad Deventer gegeven hebben. Toen er te Markelo een vergadering van stamhoofden werd gehouden, trokken zij daarnaartoe, ondanks waarschuwingen. Op het moment dat er aan de Germaanse goden werd geofferd, kwamen zij in priesterlijk ornaat en met het kruis en het Evangelieboek in de hand tevoorschijn om de mannen erop te wijzen dat zij in wezen duivelen vereerden en niet de ene ware God. De hele vergadering keerde zich woedend tegen hen en verdreef de beide predikers. Zij schoten er bijna het leven bij in. Het kerkje van Wilp ging in vlammen op en de weinige gelovigen moesten een veilig heenkomen zoeken. Zij mochten nooit meer terugkeren. Maar het Woord was niet te keren.
Lebuinus probeerde al in de achtste eeuw onze streken te kerstenen.
Eeuwen later komt de naam van Geert Groote naar voren, ook al in Deventer. Voor wat betreft Apeldoorn kunnen we geen grote namen noemen. Het was een onbelangrijk dorpje in het Veluwse zandgebied. Maar zou hier, verborgen voor de groten der aarde, tussen al dat jute, het goud van Gods werk níet ‘gelukkiglijk voortgaan’?
De Reformatie De late middeleeuwen brachten langs de boorden van de IJssel veel welvaart. De rijkdom van bloeiende Hanzesteden is nog steeds te bewonderen in de monumenten van Zutphen en Deventer. Geestelijk was het echter een arme tijd. De broeders des gemenen levens wilden het tij wel keren, maar echt verandering kwam er pas na de Reformatie. Het licht kwam terug op de kandelaar; het Woord ging open en de prediking klonk: het Woord ging ‘gelukkiglijk’ voort. Op de Apeldoornse kansel ligt het Woord van God al eeuwenlang opengeslagen. Heel veel ‘dienaars van het goddelijke Woord’ hebben eruit gesproken. De predikantenborden in de Grote Kerk aan de Loolaan getuigen ervan. De sierlijke, handgeschilderde opsomming is een lust voor het oog, maar 13
De predikantenborden in de Grote Kerk aan de Loolaan spreken ook van ‘jute’ en ‘goud’.
spreekt ook van ‘jute’ en ‘goud’. Vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie ontbreken. Vaker was het geluid vrijuit liberaal dan voluit Bijbels. Degenen die behoefte hadden aan een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking kregen veelal stenen voor brood. Deze lieden hoorden wel veel theologische wijsheden en verlichte redeneringen, maar misten de boodschap van genade voor doodwaardige zondaren; ze misten het spreken over een noodzakelijke wedergeboorte en een onberouwelijke bekering. Zij gingen zwerven en bezochten gezelschappen en diensten in dorpen veraf (Ede en Elspeet) of dichterbij. Het gedenkboek van de gereformeerde gemeente van Beekbergen spreekt van gezelschappen in de 19e eeuw bij Evert Testerink in Lieren en bij de weduwe D. Alphers in Beekbergen. Ook het gedenkboek van Terwolde spreekt hiervan: ‘… enkele gezinnen uit Terwolde en Twello kwamen ’s zondags samen om een preek te lezen van één der oude schrijvers.’ In het Apeldoornse gedenkboek uit 1987 wordt verteld van het gezelschap rond 1820 bij Beugel aan de Anklaarseweg. In Beekbergen ontstond een afgescheiden kerk, in Twello oefende onder anderen ds. Elias Fransen. Gaandeweg leidde dit alles tot de instituering van de gereformeerde gemeenten te Beekbergen (1905), Terwolde (1908) en Apeldoorn (1937). De drie reeds uitgegeven gedenkboeken vertellen hier uitgebreid over. 14
Instituering Na verschillende pogingen kwam het uiteindelijk toch tot de instituering van een gereformeerde gemeente te Apeldoorn. Op 9 november 1937 werd op plechtige wijze voor het eerst de Bijbel geopend op de Apeldoornse kansel. Ds. R. Kok bediende het Woord uit Hosea 13:12 en 13, een niet voor de hand liggende tekst: ‘Efraïms ongerechtigheid is samengebonden, zijn zonde is opgelegd. Smarten ener barende vrouw zullen hem aankomen; hij is een onwijs kind; want anders zou hij geen tijd in de kindergeboorte blijven staan.’ Het was een mijlpaal in onze Apeldoornse kerkgeschiedenis. Uit dat opengeslagen Boek der boeken mocht het goud worden opgedolven en uitgereikt aan hongerigen en dorstigen. Van Grol en Van Laar waren de eerste ambtsdragers: menselijke werktuigen, die de Heere vele jaren heeft willen gebruiken in onze gemeente: jute en goud. Na de instituering van onze Apeldoornse gemeente werd het Woord zondag aan zondag gepreekt. Uit de mond van een lezende ouderling of uit de mond van een gastpredikant werd de boodschap van vrije genade gehoord. De dood in Adam en het leven in Christus waren de twee polen waartussen de prediking zich bewoog. Al waren er ook toen verschillen in ligging, toch vond men elkaar híerin. Er waren hongerige hoorders, die het goud van het Evangelie zagen blinken. Zij werden uit Gods Woord en door Gods Geest gespijzigd en gelaafd. Natuurlijk was er ook jute. Op een van
In deze brief aan de Hoge Overheid werd de oprichting van de gereformeerde gemeente te Apeldoorn gemeld.
15
Ouderling H. van Grol.
de ledenvergaderingen kort na de oorlog vraagt H.J. Keurhorst uit Vaassen of de kerkenraad maatregelen wil nemen tegen het slapen in de kerk. De toenmalige voorzitter, H. van Grol, geeft aan ‘het slapen in de kerk niet goed te keuren, maar adviseert ieder zijn buurman, wanneer hij slaapt in de kerk, op vriendelijke wijze wakker te maken.’ Dat er behoefte was aan deze prediking blijkt uit de gestage groei van de gemeente. De ruimte wordt te klein om alle aanwezigen te herbergen. Bij de dienst van 10 augustus 1952, als ds. J. van den Berg in Apeldoorn preekt, zijn er niet voldoende stoelen, zodat diverse personen zich met een staanplaats moeten tevredenstellen. Op de eerstvolgende ledenvergadering wordt dan ook voorgesteld om extra stoelen aan te schaffen. Om de kosten van deze aankoop te besparen stelt ouderling J. van der Steeg enige klapstoelen ter beschikking.
1953 Ouderling A.L. van Laar.
Ouderling J. van der Steeg.
16
Waar het Woord wordt gebracht, zal de duivel zijn uiterste best doen om het te verstoren. Zo is het altijd geweest. Vaak vindt hij in mensen een gewillig instrument. Wat is er veel jute! We zeiden het al: ook de gemeente van Apeldoorn kende aan de vooravond van 1953 liggingsverschillen. Het stond een gezamenlijk optrekken echter niet in de weg. Er was wederzijds respect, hoewel er soms ook harde noten werden gekraakt. Van Grol werd in de kerkenraadsvergadering gevraagd hoe hij aan het heilig avondmaal kon deelnemen, terwijl ‘hij vrijwillig in een verzekering was.’ Van Grol wijst erop dat de synode het op zich wel afkeurt om verzekerd te zijn, maar dat er geen maatregelen zijn afgesproken. Dit punt komt later enkele keren terug op een kerkenraadsvergadering of ledenvergadering. Hoe bestaat het dat er een oude schrijver gelezen wordt op een kansel boven welks dak een bliksemafleider is aangelegd! De ouderlingen Van Laar en Duijzer stellen voor geen ouderlingen of diakenen te kandideren die verzekerd zijn. Weliswaar heeft de synode inderdaad alleen waarschuwend gesproken, maar dat is naar hun mening te laks. Eigenlijk zouden alle verzekerde leden niet langer gehandhaafd mogen worden! Van Grol klaagt in de notulen dat hij ‘door deze dingen lichamelijk gesloopt wordt.’
Anderzijds is er broederlijkheid in de meeste zaken. Als ouderling Van Grol in januari de eerste ledenvergadering van 1953 opent, wijst hij op de zakenman die aan het eind van het jaar zijn balans opmaakt. Hij betrekt het op de geestelijke balans van de gemeente te Apeldoorn. Dan staat het goud voorop, en wijst hij op de noodzaak van geloof en bekering. Tijdens deze zelfde vergadering spreekt hij de scheidende ouderling Van Laar hartelijk toe. Hij merkt op dat ‘deze gemeente aanvankelijk een twistappel was.’ Maar hij kan toevoegen dat ze toch jarenlang schouder aan schouder stonden in het ambt. Later in dit jaar werpen de gebeurtenissen op de generale synode hun schaduwen ook over onze gemeente. Op de ledenvergadering van juni 1953 vraagt De Hollander of het wel verantwoord is om in deze omstandigheden een predikant te beroepen, ‘daar toch de mogelijkheid bestaat dat deze predikant eventueel een andere richting zou kunnen opgaan dan dat wij zouden wensen.’ Daarbij doelt hij op een mogelijk beroep op kandidaat A.F. Honkoop. De voorzitter zegt dat men daarvoor niet bezorgd hoeft te zijn. De kerkelijke strijd houdt de gemoederen wel gaande. Van Laar vraagt om voorlichting op de eerstvolgende ledenvergadering aangaande de besluiten die in Utrecht zijn genomen. Ook vraagt hij om afgevaardigden vanuit Apeldoorn te sturen naar de synodezittingen van 27 en 28 juli. Van Grol stelt voor om dit alles uit te stellen, maar daar wordt geen genoegen mee genomen. Men besluit de predikanten Heerschap en Van Stuijvenberg uit te nodigen voor een ledenvergadering op 23 september. Uiteindelijk komt de zaak pas in januari 1954 ter sprake. Op deze belangrijke ledenvergadering geeft de voorzitter aan dat 1953 kerkelijk gezien een slecht jaar is geweest, gezien de scheuring in veel van onze gemeenten. Hij noemt het een ‘droevig teken, want het betreft hier geen scheiding tussen de schapen en de bokken, doch hier stoten de schapen elkander.’ De voorzitter waarschuwt er ernstig voor het toch niet tot ongeregeldheden in onze gemeente te laten komen, ‘want al zijn er die hier vermaak in hebben, toch is al die onrust bitter.’ Men besluit zijn verdriet naar de classis te verwoorden. Later deelt men dat ook mee aan de synode, en daar blijft het bij. Na 17
enig wederzijds gemopper blijft de gemeente bewaard voor een scheuring.
Ds. Schipaanboord
Ds. G. Schipaanboord.
Het beroepingswerk kwam aanvankelijk niet van de grond. Er wordt geregeld over gesproken, maar toch durft men de stap niet aan. Door de groei van de gemeente gaat men echter steeds meer denken aan een eigen herder en leraar. Vanaf 1945 wordt jaarlijks twee à drie keer beroepen. In de vijftiger jaren is er jaarlijks slechts één beroep. Maar 24 jaar na de instituering neemt kandidaat G. Schipaanboord het beroep naar onze gemeente aan. Hij is geboren op 1 maart 1916 te Leiden. Op 41-jarige leeftijd wordt hij toegelaten tot de Theologische School te Rotterdam. Na in 1961 kandidaat te zijn geworden, neemt hij het beroep van de gemeente Apeldoorn aan. Hij dient onze gemeente als ‘dienaar van het goddelijke Woord’ tot 1969, waarna hij vertrekt naar Rotterdam-Zuid. Hier is deze predi-
De kerkenraad omstreeks 1962. Vlnr. staand: J. Stam, I. van der Maas, A. Schimmel, P. Vogelaar, B.J. van Putten; zittend: J. van der Steeg, H. van Grol, ds. G. Schipaanboord, A.L. van Laar, M.P. van As.
18
kant, die zo’n markante persoonlijkheid was met een zo geheel eigen stijl, heel onverwachts op 9 november 1973 overleden. Hij werd omschreven als een man ‘met een bruisend karakter, spontaan, hartelijk en gul.’ Zijn twaalfjarige prediking stond in het teken van de dood in Adam en het leven in Christus. Tijdens zijn verblijf breidde de gemeente zich sterk uit: van bijna 600 tot bijna 900 personen. Uit een preek van ds. G. Schipaanboord over Zacheüs: De roeping van Zacheüs is een paradox. Dit is met het menselijk verstand nooit klein te krijgen, maar daardoor gaat hij God eeuwig grootmaken. Want in dat roepen blijkt, dat Jezus belangstelling heeft voor Zacheüs. En dat Jezus gemeenschap wil hebben met zo een, die alles heeft verzondigd. Hij bad niet meer, dankte niet meer, ging niet meer naar de synagoge, want heel zijn leven was vergooid. Zijn god was de Mammon. Hoe meer geld, hoe liever. En het volk maar uitpersen. Misschien heeft hij wel twintig jaar zo geleefd. En nu dat onbegrijpelijke, dat Jezus hém roept. Dat Jezus belangstelling heeft voor zo een, die het zo laag heeft laten liggen. Dat Jezus hém beveelt uit die boom te komen. Kohlbrugge zegt: ‘Als een vogel uit de boom geschoten.’ Deze openbaring van de liefde van Christus, is de openbaring van het Evangelie. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. (…) Dacht u dat Zacheüs in die boom was gekropen om te vragen: ‘Heere, bekeer me?’ Daar had hij helemaal geen behoefte aan. Maar Christus handelt naar het welbehagen des Vaders. Wat werd het een wonder voor Zacheüs, dat die wonderlijke Jezus, over Wie hij al zoveel had gehoord, met hem bemoeienis wilde maken. Dat kon die man allemaal niet verwerken. En toen is er weer wat gebeurd. Dan gaat de Heere Jezus wandelen met Zacheüs. In 1975 overlijdt ouderling Van Grol. Hij heeft Ziet u ze gaan? Jezus en Zacheüs, saveel voor de gemeente betekend. 19
men naar Zacheüs’ huis! En daar zijn die monden allemaal opengevallen. Weet u wel, van die godsdienstige mensen. Hun ogen werden groot van verbazing. Ze hebben het allemaal met verbijstering aangezien. Ze zeggen tegen elkaar: ‘Ja hoor, Hij gaat nog mee ook.’ Hoe is het mogelijk: Jezus met Zacheüs op stap, naar zijn huis. Maar aan de vensters van de hemel hebben de heilige engelen met stralend genot neergeblikt. Ze zijn verheugd over een zondaar die door Jezus bekeerd is, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen die de bekering niet van node hebben.
Ds. Kleppe
Ds. J.M. Kleppe.
Er volgt een lange vacante periode: zestien jaar lang blijft de Apeldoornse kansel leeg. Althans, in al die jaren hadden wij geen eigen predikant, maar de prediking van het Woord gaat zondag aan zondag door. Wekelijks wordt er met meer of minder gave gesproken van overvloeiende genade voor geestelijke nieten en nullen. De gemeente breidt zich ook in deze vacante periode gestaag uit, tot boven de 1000 zielen. Er worden in deze periode 55 beroepen uitgebracht. Zes keer staat ds. J.M. Kleppe op tweetal; driemaal wordt hij beroepen. Johannes Maarten Kleppe is geboren op 7 maart 1930 te Rotterdam. In 1971 wordt hij toegelaten tot de volle bediening, waarna hij als kandidaat het beroep aanneemt naar Woerden. Hier staat hij tien jaar, tot 1981. Dan neemt hij het beroep aan naar onze Apeldoornse gemeente, waar hij tot 1 mei 1985 de bazuin van het Evangelie aan de mond zet. Ten slotte heeft hij lange tijd de gemeente Rijssen gediend (1985-2000). Na zijn emeritering gaat hij weer in Apeldoorn wonen, waar hij nog vele malen het Woord bedient. Uit een preek van ds. J.M. Kleppe over Sions heerlijkheid: Jongens en meisjes, wat is het toch zalig om de Heere te mogen dienen en Hem te mogen vrezen. De dienst des Heeren is een liefdedienst. Het is een zalige dienst. Zoekt het toch nooit bij de edelstenen van de wereld. De edelstenen van deze wereld zijn vals. Ze zijn waardeloos. De schittering en flonkering van alle edelstenen van deze wereld houden ons oog gesloten voor
20
onze eigen rampstaat, waar we straks in zullen omkomen. Ze houden ons oog gesloten voor schuld en verlorenheid. Ze houden ons oog gesloten voor de heerlijkheid van Koning Jezus. O, zoek de Heere, terwijl Hij te vinden is en roep Hem toch aan, terwijl Hij nabij is! De Heere buigt nog zo laag in jullie jonge leven! Hij wandelt je nog na, ook tot op dit ogenblik. Dan betuigt Hij het toch: ‘Mijn zoon, geef Mij uw hart.’ Straks zal het nieuwe Jeruzalem volkomen zijn en van de hemel nederdalen. Dan zal de Heere al dat volk, verdrukt, door onweder voortgedreven, ongetroost, binnen leiden in die Godsstad. Dan zullen daar alle moeite en alle strijd voor eeuwig vergeten zijn, en eeuwig getroost zullen Gods kinderen het loflied aanheffen.
Ds. Van der Net Weer volgt een vacante periode, deze keer van zes jaar. Er worden 35 beroepen uitgebracht. Driemaal staat ds. J.S. van der Net op tweetal, tweemaal volgt een beroep. Jan Simon van der Net is geboren op 21 november 1941 te Den Haag. De Heere trekt hem uit de wereld om in Zijn wijngaard te arbeiden. In 1976 neemt hij, na het doorlopen van de Theologische School, als kandidaat het beroep aan naar de gemeente Utrecht, waar hij blijft tot 1982. Vervolgens staat hij in Hendrik-Ido-Ambacht (1982-1985) en Dordrecht (19851991). Op 24 april 1991 is er ledenvergadering in Apeldoorn. Het tweetal bestaat uit ds. J.S. van der Net en ds. C. Harinck. De stemming is spannend: uiteindelijk blijft de teller staan op respectievelijk 59 en 52 stemmen. Er zijn geen blanco stemmen. De beroepsbrief gaat naar Dordrecht en de Heere buigt het hart over naar Apeldoorn. Tot 2001 worden door hem Woord en sacrament bediend. Hierna dient hij de gemeente Houten tot aan zijn emeritaat in 2012.
Ds. J.S. van der Net.
Uit een preek van ds. J.S. van der Net over een der kruiswoorden: Zijn er in ons midden, die staan voor een berg van schuld en van zonden en van alles gedaan hebben om die berg van schuld en zonden te slechten? Maar die geen millimeter verder zijn ge21
komen. Dat die berg van schuld en zonden alleen maar groter is geworden? Die moeten belijden: ‘O Heere, Uw oordeel kan niet anders dan vreselijk wezen. Uw oordeel rust op de allerbeste wetten. Het zijn mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden!’ Zijn er nu hier, die zo onder de schare staan als een mens met enkel zonden en schuld? O, hoor dan wat de Heere Jezus Christus hier bidt! Hij heeft aan het kruis gebeden: ‘Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen.’ Dan komen er toch ogenblikken in het leven van Gods kinderen, dat zij als het ware voor God staan in het dodelijkst tijdsgewricht. Waar alle hoop hun gans ontvalt. Maar als het wonder geopend wordt, dat Christus, met eerbied gesproken, gaat staan tussen de heilige God en die schuldige man of vrouw die ik ben. Daar heeft de Heere Jezus tegen Zijn Vader gezegd: ‘Vader, daar ligt er nu een met zijn vuile klederen. Maar het is er een die Gij Mij in de stilte der eeuwigheid hebt gegeven. Die hoort bij het loon dat Ge Mij hebt toegezegd op Mijn middelaarswerk. Ook voor hem heb Ik alles volbracht.’ O, gemeente, kent u die tussentreding van de Heere Jezus Christus in uw eigen leven? Meisjes en jongens, dat is wat, als Christus gaat staan tussen de heilige God en die schuldige zondaar die ik ben! Dan ziet God geen zonden meer aan in Zijn Jakob en geen overtreding in Zijn Israël. Maar Hij ziet hen aan in die blanke gerechtigheid van Christus. En dan kan die goddelijke vrijspraak klinken op grond van dat middelaarswerk. ‘Mijn boze daân, Gij naamt die gunstig weg.’
2001 Jute en goud, het is al vele malen genoemd. Helaas was in Apeldoorn ook het jute aanwezig. Het Woord gaat wel ‘gelukkiglijk’ voort, maar wat kan het bruisen in de kerkgeschiedenis. Al dat menselijke jute kan het goud schijnbaar verdringen. Landelijke ontwikkelingen en tendensen enerzijds, uitbreiding en instroom anderzijds, zorgen gaandeweg voor steeds grotere liggingsverschillen in onze gemeente. Het gaat helaas gepaard met toenemende spanningen. Deze onderliggende gevoelens komen in 2001 tot een uitbarsting. Aanleiding is het voornemen van een der ouderlingen om een meditatie uit te spreken voor 22
de radio. Als de kerkenraad hiervan afstand neemt en dat met een brief meedeelt aan de gemeente, spreken velen hun scherpe afkeuring uit. Het leidt in de jaren erna tot een ware uittocht. Enkele honderden leden gaan over naar andere kerkgenootschappen. Een veelgenoemd argument is ‘het zich niet meer thuis voelen bij de prediking van de Gereformeerde Gemeenten.’ Het duurt lang voor de rust weerkeert. In de beginperiode van deze onrust neemt ds. Van der Net het beroep aan naar de gemeente van Houten. Gelukkig duurt de vacante periode kort. Er worden slechts vier beroepen uitgebracht. Twee keer wordt de beroepsbrief naar de pastorie in Nunspeet gebracht. De tweede keer, in 2002, neemt ds. Meeuse het beroep aan. De Heere heeft er maar één woord voor nodig. ‘Go’, klinkt het in een Schots kerkje, als ds. Meeuse met vakantie in Schotland is. De vacante periode heeft maar één jaar geduurd.
Ds. C.J. Meeuse Cornelis Jan Meeuse is geboren op 5 oktober 1945. Hij bezoekt na het middelbaar onderwijs de kweekschool de Driestar. Ook studeert hij theologie in Utrecht. In 1978 wordt hij toegelaten tot de Theologische School, waarna hij eerst de gemeente van Rotterdam-Zuid dient, gevolgd door Vlaardingen en Nunspeet. Dan voert in 2002 de weg hem naar Apeldoorn, op dat moment een roerige gemeente. Het waren moeizame jaren; in zijn eigen woorden: ‘en de wind was hun tegen …’ Maar gelukkig was er ook goud. Wat is het rijk als een predikant tijdens de bezoeken mag horen dat de Heere het menselijke slijk wil gebruiken om ogen te openen. Vier jaar dient hij onze gemeente, tot de Heere hem elders roept. De herdersstaf wordt in 2006 weer opgenomen in de gemeente van Goes.
Ds. C.J. Meeuse.
Uit een preek van ds. C.J. Meeuse over ‘Christus’ onderwijs aan bekommerde zondaren’: Laat het onze bekommernis zijn daar te komen. U, die de zaligheid zoekt, die gerechtigheid zoekt die redt van de dood, die de Heere zoekt, laat u door Hem terechtwijzen. Bent u bekommerd om uw ziel en zaligheid? Waarin zoekt u rust? In uw verdiensten of gestalten? U verbijstert en verwart u! Bent u boos 23
dat u niet gerustgesteld wordt? De waarschuwing voor Martha is ook voor u! Er valt niets met het uwe te verdienen. Laat u door Christus de plaats wijzen die Hij Martha wees, waar dat ene nodige verkregen wordt. Het is aan Zijn gezegende, doorboorde voeten. Het is bij Hem alleen en het wordt ontvangen waar Hij ons dient, Die gezegd heeft: ‘Komt herwaarts tot Mij, die vermoeid en belast zijt; en Ik zal u rust geven.’
Leesdiensten In onze afgescheiden kerken heeft de leesdienst altijd een belangrijke plaats ingenomen. Het aantal predikanten is nog steeds beperkt, zodat veelvuldig een ouderling de kansel beklimt. Iedere betrokkene weet hoe het daar kan stormen. Ook weet iedere betrokkene van de waarheid dat de Heere de dorsende os niet muilbandt.
De kerkenraad in 2012. Vlnr. staand: M.J. den Haan, E. van Engelen, M.W. van Winkelen, H.J. Blankenstijn, J. Gerritsen, C. Achterberg, A.C. Kooijman, H. van As, G. Mulder, W.J. van der Schoor, P.W. Wisse, J.A. de Visser, H. van den Noort; zittend: B. Midavaine, H. Folmer, F. van Toor, M.J. Zuidijk, A. Dekker, K. Roos.
24
Ouderling F. van Toor leidt de ledenvergaderingen met vaste hand.
Het is gebruikelijk in Apeldoorn dat alle ouderlingen preeklezen. Dit is echter geen verplichting. De keuze van de leespreek ligt bij de ouderling zelf. Wel heeft hij de plicht evenwichtig te zijn in zijn keuze en het heil van de gemeente op het oog te hebben. Eigen stokpaardjes zijn uit den boze! Het geeft een veelkleurig palet aan preken. De afwisseling is een weerspiegeling van de bandbreedte van onze gemeenten. Samen moeten al deze kleuren werken aan het schilderen van de heerlijkheid Gods in Zijn werk van herschepping. Vanaf 1931 is bijgehouden welke preken in onze gemeente gelezen zijn. Vanaf 1961 wordt ook vermeld welke ouderling las. Ongeveer 35 procent van de leespreken betrof een tekst uit het Oude Testament, 65 procent een tekst uit het Nieuwe Testament. Ook de catechismusprediking krijgt in de vacante perioden haar kerkordelijke plaats. Wel blijkt uit het preekregister dat er tot de komst van ds. Kleppe soms lange perioden zijn zonder catechismuspreken. Na het vertrek van ds. Kleppe wordt eerst gelezen uit de catechismusverklaring van ds. A. Verhagen. Vervolgens wordt de bundel De enige Troost gebruikt. Daarna volgen de catechismusverklaringen van ds. G. van Reenen, van ds. P. Blok en korte tijd de bundel In het Leerhuis. Tijdens het vacante jaar 2001-2002 werd dertig zondagen gelezen uit de catechismusverklaring van ds. Van Haaren. Vanaf 25
Er is genade voor de grootste der zondaren. Deze boodschap mag steeds weer gehoord worden, ook in dit kerkgebouw.
27 augustus 2006 werd de keuze vrijgelaten. Het waren vele instrumenten, maar de muziek was gelijk: de enige troost beide in leven en in sterven. Het goud stond voorop, ook in de catechismusprediking.
Heden Een wonderlijk woordje, omdat het heden steeds verschuift. Inmiddels zijn we het zesde vacante jaar ingegaan. Achterom ziende naar de Apeldoornse kerkgeschiedenis moet er verwondering zijn dat de Heere zo veel bemoeienis heeft willen hebben. Hij heeft Zijn goud ook in Apeldoorn laten blinken. Dwars door alle jute heen heeft die glans getuigd van Zijn werken. Er is genade voor de grootste der zondaren. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren. Kan het rijker? Deze boodschap mag steeds weer gehoord worden. Op de eerste dag van de week in Zijn huis. Tijdens de maandelijkse weekdiensten en op tweede feestdagen. Tijdens de catechisaties en verenigingsavonden. Ook op de huisbezoeken mag dat goud centraal staan. Eenmaal zal het van onze hand geĂŤist worden: Wat heeft u gedaan met het Woord dat Ik u heb gegeven? Mogen we dan wijzen op de noodzaak van het goddelijke goudwerk in ons persoonlijk leven?
26