ZED SPRAK MET
Lieven van Baelen
Lieven van Baelen is een oude bekende voor ZED. Hij viel met zijn allereerste kortfilm, The Thread (2000) in de prijzen op Kortfilmfestival Leuven. Meer dan twintig jaar later is er nu Rookie, zijn langverwachte langspeeldebuut, een straffe film over snelheidsduivels en gemankeerde vaderfiguren. Waarom wou je specifiek dit verhaal naar het scherm brengen? Lieven van Baelen: Ik ben altijd geïnteres-
seerd geweest in motorsport en hing veel op races rond. En ik was op zoek naar een verhaal. Ik zag in dat milieu veel interessante en complexe vader-zoonrelaties. Motorracen is namelijk een heel dure sport, waarbij je altijd iemand achter je moet hebben staan die voor de financiering zorgt. Meestal zijn dat de vaders van de racers. Dat legt een enorme druk op die jonge kerels: zij moeten presteren, want hun vaders steken geld in iets waartoe ze zelf nooit de kans gehad hebben. Die vaders wilden vaak zelf in hun tijd ook racer worden, maar hadden nooit de financiële middelen om goed te kunnen racen. Zij projecteren hun droom op hun zoon. Die dynamiek vind ik heel interessant. Het zegt veel over mannen die hun dromen kwijtspelen en zich er opnieuw aan proberen vast te klampen via hun zoon. Door mijn aanwezigheid en observaties op het racecircuit heb ik me verdiept in dat thema. Matteo Simoni’s personage Nicky is niet specifiek gebaseerd op één persoon, het is eerder een samenraapsel van verschillende figuren. Je ziet nu eenmaal veel Nicky’s rondlopen in het racewereldje. Heb je de film al kunnen tonen aan mensen uit de motorracewereld?
Nog niet, zij zitten allemaal ongeduldig te
wachten (lacht). Nu, het is niet zo dat ik een film wou maken louter voor mensen uit de motorwereld. Die wereld was een arena voor mij, maar ik heb wel geprobeerd er een meer universeel verhaal van te maken. De relatie tussen Nicky, Charlie en Vero was voor mij het belangrijkste. Die motorracewereld is een heel dankbare setting, maar het had net zo goed kunnen plaatsvinden in bijvoorbeeld het kickboks-circuit of bij een andere gevaarlijke sport. Er is ook een onmiskenbaar macho-element aan verbonden.
Ja, die toxische mannelijkheid wou ik er zeker insteken; de vaderfiguur die zichzelf verliest, zijn limieten niet kent. Is dat macho, hoogmoed…? Het ligt allemaal dicht bij elkaar. Er komt ook een zeker egoïsme bij kijken: die racers zetten hun eigen leven op het spel, wat voor hun familie minstens zo stressvol is als voor henzelf. Wanneer je het Isle of Man-parcours wil afrijden terwijl je wéét dat daar elk jaar één of twee doden vallen… dat is een beetje als een soldaat die naar de oorlog gaat. Dat je je eigen leven op het spel zet wanneer je een eenzaat bent, tot daar aan toe, maar vrienden of familie ermee opzadelen is nog wat anders. Een film over de motorwereld hebben we in België natuurlijk nog niet veel gezien.
Nee, en dat vond ik er ook zo interessant aan. Wanneer je daar rondloopt, voelt het allemaal heel filmisch en authentiek aan. Het zijn enorm gepassioneerde mensen. Maar tegelijk zijn ze wat dubbel en complex. Vaak zijn het gewoon
huisvaders die graag racen en daarnaast samen barbecueën, lachen en pintjes drinken. Maar eenmaal op de racetrack, gunnen ze elkaar geen centimeter wanneer ze tegen 200 km per uur een bocht nemen. Ze staan elkaar niet naar het leven, maar het blijft wel een ongelooflijk gevaarlijke sport, zeker wanneer je elkaar begint op te jutten. Hoe pakte je die sportscènes dan aan?
Het was al redelijk snel duidelijk dat je die races niet echt in scène kan zetten. Het mocht niet artificieel aanvoelen voor mij, het moest iets rauw, documentaire-achtig hebben. In veel racefilms voel je veel te hard dat het in scène gezet is. Denk maar aan Rush, daar zie je Formule 1 piloten die eens kalm knikken als ze elkaar voorbij steken (lacht). Dat is pure dramatiek, maar de geloofwaardigheid is dan volledig weg. Die geloofwaardigheid en dat documentaire-gevoel waren voor mij van in het begin sleutelelementen. Hoe zou je de relatie tussen Nicky en Charlie, de rookie in de film, omschrijven?
Het is zo’n beetje de duivel die ze in huis gehaald hebben. Op zich bedoelt Nicky het niet slecht. Hij denkt dat Charlie er beter van kan worden door te racen; dat hij meer zal loskomen, succes zal hebben bij de meisjes. Hij wil hem helpen, maar hij beseft niet dat Charlie niet zoals hij is, het niet in zich heeft. Je ziet het wel vaker in de motorsport: iemand als Marc Márquez was op zijn zestiende al wereldkampioen in de 125cc klasse. Het zijn allemaal gasten die zijn beginnen rijden op hun drie à vier jaar omdat hun papa ook een racer was, en dan op hun vijftiende, zestiende doorbreken. Dat is een rare leeftijd. Ik wou zeker geen film maken die de motorsport in een slecht daglicht wil zetten. Ze zijn allemaal zo gepassioneerd en daar zit absoluut iets mooi in. Maar ik wou toch tegelijk ook de keerzijde van de medaille laten zien. (RV) 5