Aan de achterkant van de Dom zit een jongen. Een man misschien. Hij wil net zijn joint aansteken als hij ons ziet. “Willen jullie hier zitten?” Gelijk staat hij op om plaats te maken. We vragen of we er ook bij mogen zitten. “Natuurlijk. Ik ben net klaar met werken en wilde mijn eerste joint van deze week opsteken.” Het is vrijdagmiddag rond 12.30 uur. Nog voor mijn kont de bank raakt, gaat Danson al van start. Zijn mond blijft in beweging, maar ook de rest van zijn gezicht praat mee. Zodra hij lacht steken zijn witten tanden af tegen zijn zwarte wangen. Zijn roze tong komt een beetje uit zijn mond wanneer hij iets grappig zegt. Zijn ogen schieten kleine vonkjes af. “Ik geef jambe-workshops. Het liefst met kinderen. Kinderen zijn belangrijk. Ik kan spelen. Niet een uur, niet een halve dag, niet tien uur. Nee Hours! (Auhhhwwerrs)” Dan bijt hij in zijn eigen hand en trekt aan het vel met zijn tanden. “Look mijn vingertoppen zijn keihard.” Weer zijn witten tanden. Hij springt op, zingt, danst. Nederlands wordt afgewisseld met Engelse woorden. “Hoe lang ben je al in Nederland?” Krijg ik net tussen zijn woordenstroom. “Drie years.” Zijn dunne benen over elkaar, zijn onderarmen op zijn benen, met in zijn hand de onaangestoken jonkel.”Ik rook niet veel. Maar ik ben vanmiddag vrij! Deze maandag ik rook niet. Dinsdag ik rook niet. Woensdag ik rook niet. Wat ik heb gedronken? Woensdag een glas wijn. Als ik veel zit, I smoke veel. Niet normaal. Maar ik wil connectie. Ik wil leren. Als je werkt met mensen, je oefent veel. Veel praten. Ik heb nu dagbegeleiding. En soms geef een workshops.” Weer sprankelen zijn ogen en dansen zijn handen. Hij praat constant. Het blijft onmogelijk om er een vraag tussen te krijgen. Hij vertelt dat hij gisteren €80,- verdient heeft door op straat te spelen. Van het geld heeft hij een dvd-speler gekocht en een paar dvd'tjes. “Nu kan ik Jackie Chan kijken wanneer ik wil. En de teletubies en K3. Die
heb ik om Nederlands te leren.” Het verhaal gaat in één adem door naar zijn straatleven. “Werk moeilijk moeilijk. NU, toen ik was op straat, lang geleden, ik heb history oelala I tell you. Ik was op straat voor 2 jaar hier in Holland. It was not easy. Winter, snow nul degree. No mamma, no daddy. No food no koffie. Werken, slaap buiten. Ja werken! Ik moest werken bij DHL. Geen plek niks. Nu ik heb flat. Met begeleiding met groep van 5 mensen koken samen. Wonen als familie. Gister ik heb gemaakt Afrikaans. Fish, very nice.” Hij heeft leren koken van zijn moeder. En zo gaat zijn verhaal over in zijn thuisland Kenia. Over zijn moeder die Kikuyu is en zijn vader Maasai. Theatraal laat hij horen hoe de Maasai praten. Er komen rare geluiden uit zijn mond. Dan vertelt hij over zijn vader. “He was a nice dad, but he was beating my mum. In afrika slaan is disipline voor kinderen. Maar hier in Nederland als je kinderen slaat is fout: Put him in blauwe stoel en rustig zeggen sorry voor wat je hebt gedaan. En denk na. Hier in Holland? Perfect!” Zijn vader werd gedood door een leeuw; “In the bush. My daddy was a worrier.” Deze vrolijke man vertelt zoveel ellende. En de tijdlijn lijkt niet helemaal te kloppen, maar hij lacht, hij leert, hij leeft. En hij vertelt zijn geheim. “Alles komt goed. Ik heb verblijf, maar ik heb geen nationaly paspoort. Maar ik heb geen haast. Alles komt goed. Als je denken 'oh ik heb geen paspoort' dan je kan niet slapen, je kan niet eten. Maar als je doet niet fout... Nee? Dan prima!” Dus hij gaat naar 'Inbukingscurcus', hij speelt zijn muziek en hij leert zijn nieuwe woorden. En het woord van vandaag? Inburgeringscursus. Denk aan hamburger en plak er cursus achter. Na drie keer oefenen heeft hij het onder de knie. Imburgercursus. Go Danson!
Utrecht- In een verlaten park zit een man. Midden in de muziektent onder het dak, beschermd tegen de miezer. Hij zit op een houten stoeltje dat nog geen 30 cm hoog is. Een paarse regenjas over de leuning en een albertheijntas op de grond. Zijn baard is wild, zijn bril keurig. Als hij speelt zijn zijn ogen dicht. Hij speelt gitaar. Heel zacht, erg puur. Zodra hij ons opmerkt maakt hij wat foutjes. Dan laat hij zijn gitaar rusten. Hij kijkt ons even kort aan. “Het is openbaar terrein. Iedereen mag lopen waar hij wilt. Dat is prima. Alleen het mooie is dat er nu een bordje staat. Officieel mag hier niemand zijn zonder vergunning. Maar omdat ik een vergunning heb, is in ieder geval de tent leeg. Daar omheen maakt mij niet uit.” “Vindt u het vervelend dat wij er zijn?” “Dat niet. Valt mee. Ik speel maar wat. Ik speel gewoon.” Hij heet Hans. Hij doet zijn ogen weer dicht en speelt verder. Langzaam verdwijnen de fouten en pakken de noten mijn gedachten. Ze worden meegenomen naar een stad waar iedereen buiten leeft en op blote voeten loopt. Hans vertelt dat hij niet veel gereisd heeft, maar zijn accent laat in ieder geval één ander land horen. Ik zet mijn geld op Duitsland. Opeens gaan de ogen weer open:”Dat was 'm?“, vraagt hij. Toch vraag ik hem of hij niet stiekem droomt van een horde publiek. En dan heb ik hem. Hij lacht. Een heel korte maar duidelijke lach. “Ik hoef geen horde.” Giechel. “Kijk ik speel af en toe 's avonds. Dan is het het meest rustig. Tegenover het stadhuis. Daar heb je zo een afgrond. Daar zit ik onder. Omdat ik speel niet versterkt. Dat is akoestisch.” Zijn stem is zacht en het Duitse accent past hem goed. “Dan zijn de winkels dicht. Dus minder mensen. Dan is het etenstijd. Dus nog minder mensen. En als het geen mooi weer is. Een klein beetje regen is ook goed. En dan speel ik daar. En ik heb twee of drie mensen die blijven staan. Die er iets mee kunnen. En voor die mensen speel ik. En verder ja, publiek. Ik hou van publiek, maar ik hou niet van publiek die er niks mee kan. Dus. Wat dat betreft ben ik kieskeurig.” Deze man is verliefd op zijn gitaren. Hij wil niet dat we hem storen, maar hij praat te graag over de ´hemelse klankenkast´ en de muziek. “Ik speel niet om te genieten, ik speel van binnen uit, met mijn gevoel. Ogen dicht. Dat wil zeggen
het is voor mij een behoefte, om emotie vorm te geven. Maar ik ben erachter gekomen, dat is maar één helft. Bij muziek hoort een publiek. En sindsdien speel ik dus ook buiten. In de natuur, in de stad. En mensen zijn overal. Sommigen blijven staan en het is mooi.” “Soms valt het publiek in slaap. Dat is het beste compliment wat je kan hebben. Dus als ik speel, na 5 min, ik heb er 1 speciale, binnen 5 min slaapt ie. Af-en-toe een beetje snurken, ja, dat is ontspanning. Dat is mooi, wat wil je nog meer.” Lacht weer, lang nu. “Vinden jullie het erg als ik gewoon weer...” Hij speelt verder. Kan het zijn dat hij nog ontspannender en poëtischer speelt? Zachtjes zeg ik dat we er weer vandoor gaan. “Ik heb een dochtertje van 9.” Zijn ogen lichten op zodra hij het dochtertje noemt. “Die vindt het leuk als papa weer in de krant staat. Of als er iets is, dat vindt ze fijn. Sturen jullie het artikel op?” Vanwege de liefde naar Nederland, liefde voor de gitaar en veel liefde voor zijn dochter. Magische noten en dichte ogen. We laten hem maar weer alleen. De muziek vindt ons oor nog tot ver voorbij het park. Bedankt Hans.