Zoveel onderwerpen die iets met spiritualiteit te maken hebben, zijn onderhevig aan rages. Wie herinnert zich niet de New Agebeweging die nu toch blijkbaar over haar hoogtepunt heen is. Naar mijn aanvoelen, maar ik kan me daarin natuurlijk vergissen, is er nu ontzettend veel belangstelling voor mindfulness. Zelfs in mededelingen van de KNR (Commissie Nederlandse Religieuzen) ontbreekt dit onderwerp niet in de lijst van aangekondigde activiteiten. Een tijdje geleden beluisterde ik enkele cd’s die bekende Vlaamse sprekers aan ’t woord laten over belangrijke onderwerpen. Zo was er de reeks hoorcolleges van Rik Torfs, een bekend kerkjurist en nu ook rector van de katholieke universiteit Leuven, over de geschiedenis van de kerk. Heel interessant was dat hij daarin ook pleit voor een leven vanuit aandacht. Ten tijde van die colleges was de term mindfulness blijkbaar nog niet erg in. Hoe we ook denken over dat verschijnsel, feit is zeker dat we veel te weinig leven vanuit echte aandacht. We leven niet in het hier en nu, maar ons denken is voortdurend aan ’t plannen of aan ’t evalueren over wat we al dan niet goed gedaan hebben. Ik betrap me er dikwijls op dat zelfs eten en afwassen niet meer bewust gebeuren, maar dat ik met mijn hoofd al bij de volgende activiteit ben, of bij het zelfverwijt over wat ik niet goed gedaan heb of wel of niet had moeten zeggen. Hoe ik dan in mijn meditatietijd bezig ben, hoef ik niet meer uit te leggen, veronderstel ik.
In het najaar wordt er door onze congregatie een ICC georganiseerd in Rome over de tekenen van de tijd. In dit nummer besteden we daar nog geen aandacht aan, maar u kunt wel lezen over Vincentius en zijn charisma, over de Zwijsentocht en over hoe in Brazilië feest werd gevierd bij gelegenheid van het verschijnen van een boek dat vertelt hoe zeer in een periode van 50 jaar de vormgeving van het religieuze leven daar veranderd is. Daarnaast levert Brazilië ook nieuws over de Beweging van Barmhartigheid voor de jongeren. Eén van onze zusters uit de Nederlandse provincie kreeg een Koninklijke onderscheiding, en een zuster die onze stichter nog ooit ontmoet heeft, vertelt in dit nummer hoe dat in die lang vervlogen jaren verliep en welke indruk het op haar maakte. U kunt ook op de fotopagina bekijken welke afbeeldingen van de H.Vincentius het haalden om te verschijnen in ons tijdschrift. Verder zal de beeldmeditatie hopelijk velen aanspreken. U ziet het, weer een bonte verscheidenheid van beelden en artikelen waaruit ieder naar eigen interesse kan lezen of kijken en even stilstaan te midden van zoveel andere prikkels die iedere dag op ons afkomen. Dat kan een oefening zijn in mindfulness… Veel leesplezier en hartelijke groeten vanuit ons generalaat in Den Bosch. Zr. Rosa Olaerts, generale overste
De vorige Compassion bood u de gelegenheid om vanuit uw luie stoel de plaatsen uit de Vincentiuspelgrimstocht te bezoeken. Afgelopen najaar werd in het ontmoetingscentrum in Tilburg de Vincentiusleergang georganiseerd, waarin verschillende inleiders hun visie op Vincentius uiteenzetten. Deze cyclus van vijf bijeenkomsten vond eerder plaats in het Vincent de Paulcentrum in Nijmegen. Franneke Hoeks was erbij in Tilburg, en dat inspireerde haar tot het onderzoeken van de spirituele ontwikkeling van deze heilige, waar ze hieronder over schrijft.
Carrièrejager
Wie een biografie van Vincentius leest, kan bijna niet anders dan zich verbazen over de enorme omwenteling die deze man heeft doorgemaakt. Vincent wordt geboren in 1581, een roerige tijd in de Franse geschiedenis. Zijn ouders hadden het niet breed, en Vincent moest als kleine jongen meewerken in hun boerenbedrijf. Vincent blijkt een goede leerling, en zijn ouders zorgen ervoor dat hij de opleiding tot priester kan volgen. Priester worden biedt Vincent de mogelijkheid om te ontsnappen aan de armoede thuis. Op 19-jarige leeftijd wordt Vincent in Châteaul’Évêque priester gewijd. In zijn jonge jaren is er nog weinig te zien van de man die later de voorvechter voor de armen zou worden. Op latere leeftijd kijkt Vincent op zijn leven terug en schrijft dat hij zich in die tijd vaak schaamde voor zijn kreupele en slecht geklede vader. Van respect voor de armen is toen nog weinig te merken. Als we Vincent in de taal van nu zouden moeten karakteriseren, zou het label ‘carrièremaker‘ hem niet misstaan. Vincent werd vooral priester vanwege de gunstige financiële vooruitzichten. Een goede aanstelling als priester kon een behoorlijk inkomen (prebende) opleveren. Vincent probeerde verschillende malen een lucratieve positie te bemachtigen, maar benoemingen gingen keer op keer aan zijn neus voorbij.
In 1608 vestigt Vincent zich in Parijs: ontgoocheld, arm en met behoorlijk wat schulden op zijn naam. Rond 1610 lijkt het leven van Vincent een positieve wending te nemen. Hij wordt aalmoezenier aan het hof van koningin Margaretha van Valois. Ook kreeg Vincent zijn eerste, lang begeerde prebende, namelijk de opbrengst van de abdij van Sint-Léonardde-Chaumes. Vincent, een arme boerenzoon, heeft op zijn dertigste eindelijk het succes waar hij van droomde.
Drie invloeden
Aan het koninklijk hof komt Vincent in contact met Pierre de Bérulle. Deze priester wordt de geestelijke begeleider van de nog jonge Vincent. Via De Bérulle maakt hij kennis met de spirituele vernieuwingsbeweging in Frankrijk. Deze godsdienstvernieuwers stellen God en Jezus centraal en wijzen op het belang van goed opgeleide priesters. Vincent gaat door zijn contact met De Bérulle nadenken over wat het priesterschap voor hemzelf betekent. Voorheen was het vooral een middel om een goed inkomen te verwerven. De Bérulle is ook in praktische zin belangrijk voor Vincent. Hij zorgt ervoor dat Vincent pastoor in Clichy wordt en bezorgt hem later ook de betrekking bij de familie De Gondi. Via De Bérulle maakt Vincent kennis met André Duval, die later zijn spirituele begeleider wordt. André Duval is op zijn beurt weer geïnspireerd door Benoît de Canfeld (Benet of Canfield). Van André Duval leert Vincent dat het er niet om gaat successen te forceren en uit te gaan van wat je zelf wilt. Belangrijk is om de wil van God te leren verstaan. Een derde belangrijke inspiratiebron voor Vincent was Franciscus van Sales. Door hem maakt Vincent zich de gedachte eigen dat heiligheid voor iedereen is weggelegd. Om heilig te worden is het niet nodig om allerlei ingewikkelde en hoogdravende regels te volgen, zoals zijn oude leermeester Pierre de Bérulle voorstond. Wat nodig is, is een nederige en zachtmoedige levenshouding, zoals Franciscus van Sales die beschreef. Vanuit deze drie inspiratiebronnen heeft Vincent elementen overgenomen die we terugzien in zijn latere leven en werk.
Ommekeer
Hoe kan het dat deze man, die zich helemaal lijkt te richten op zijn eigen carrière, uiteindelijk de patroon van de liefdewerken wordt? Het jaar 1617 zorgt voor een ommekeer in het leven van Vincent. Hij werkt op dat moment voor de rijke familie De Gondi. Naast de opleiding en geestelijke zorg voor de familie De Gondi wordt Vincent ook gevraagd om de geestelijke zorg voor de arbeiders op de landerijen van de familie op zich te nemen. Op een nacht wordt Vincent geroepen om een stervende man bij te staan. Vincent schrikt van het feit dat de man nauwelijks weet heeft van wat het geloof inhoudt. De man biecht hem zonden op die hij eerder nooit heeft durven opbiechten. Vincent ziet in hem een ‘arme’ man, die nooit begrip van een priester heeft ontvangen of de liefde van God heeft mogen ervaren. Na afloop van het gesprek vertelt deze man hoe blij hij was dat hij op zijn sterfbed zijn hart kon luchten. Geraakt door deze ervaring preekt Vincent vervolgens over het belang en de waarde van het biechten. Daarop meldt het overgrote deel van zijn parochianen zich aan voor de biecht en kan Vincent het werk nauwelijks aan. Ook in andere plaatsten waar Vincent predikt, melden mensen zich massaal aan voor de biecht. Dit overtuigt Vincent van het belang van goede geestelijke zorg voor de mensen op het platteland. Door deze ervaringen voelt Vincent zich echter steeds minder op zijn gemak in zijn goede baantje bij de familie De Gondi. Hij voelt dat er iets aan hem knaagt en wil zijn priesterschap op een andere manier
vormgeven. Op advies van zijn raadsman De Bérulle wordt Vincent vervolgens pastoor van de vervallen parochie Châtillon-surChalaronne. Eén van de eerste zaken die Vincent daar doet, is de priesters in zijn parochie bij elkaar brengen in een soort van gemeenschap. Op die manier wil hij werken aan de versterking van het priesterschap en kan hij de priesters beter inzetten in het belang van zijn parochianen. De manier waarop Vincent zijn priesters organiseerde in hun werk voor de gewone bevolking zou later uitgroeien tot de Congregatie van de Missie.
In Châtillon wordt Vincent opnieuw geconfronteerd met het harde leven op het platteland. In één van zijn preken vertelt Vincent over een arm gezin in het dorp, om wie niemand zich tot op dat moment bekommerde. Na de viering loopt bijna het hele dorp uit om te gaan helpen. In één van zijn latere conferenties kijkt Vincent hierop terug met de woorden: “Ik ontmoette deze goede dames die in hordes terugkwamen, en God liet me denken: Zouden deze goede dames niet samen aangemoedigd kunnen worden om zichzelf aan God te geven door de
armen en zieken te dienen?” (CCD IX:166) Een simpele gedachte die een enorme impact zou hebben. Deze gebeurtenis spoort Vincent aan om de zorg voor armen en zieken te gaan organiseren. Hij gelooft dat de wil om te helpen er bij de mensen wel is, maar dat het belangrijk is om deze hulp te organiseren.
Hij richt hiertoe de eerste ‘Confréries de la Charité’, een vrouwelijke caritasvereniging, op. Dit is de eerste stap in het organiseren van de zorg voor de armen, waar we Vincent de Paul tot op de dag van vandaag van kennen.
Nieuwe vorm van kloosterleven
Toen Madame De Gondi haar raadsman Vincent vroeg om terug te keren naar Parijs, stemde Vincent toe met de kanttekening dat hij voldoende tijd wilde hebben om zijn pastorale werk voort te kunnen zeggen. In die tijd was Frankrijk herhaaldelijk in oorlog, en
Vincent wist uit eigen ervaring dat de armste burgers het zwaarst getroffen werden door het aanhoudende oorlogsgeweld. Vincent blijkt een buitengewone organisator, die zijn invloed aanwendt om bij de adel en de gegoede burgerij aandacht voor de vaak erbarmelijke situatie van de Franse bevolking te vragen. Zijn verhaal vond weerklank. Samen met Louise de Marillac, weduwe en dochter van een machtige familie, slaagt Vincent erin de vrouwelijke elite van Frankrijk samen te brengen als ‘Dames de Charité’. Deze verenigingen draaien op rijke dames die door Vincent bewogen worden om tijd en vooral geld te steken in hulp aan de minderbedeelden in hun omgeving. Het concrete werk lieten ze vaak over aan hun bedienden. Vincent beseft meer en meer dat hij mensen nodig heeft om het vele werk te kunnen doen. De rijke dames zelf willen hun handen liever niet vuil maken. In 1633 start Vincent samen met Louise de Marillac met de vorming van de eerste liefdezusters, enkele van de door hun rijke meesteressen gestuurde dienstmeisjes, die naderhand zouden uitgroeien tot de Congregatie van de Dochters der Liefde. Hij liet deze ‘dochters’ telkens geloften voor een jaar uitspreken, en deze vrouwen woonden - in tegenstelling tot andere vrouwelijke religieuzen in die tijd - in gewone huizen. Vincentius wilde hiermee voorkomen wat Franciscus van Sales met zijn
Visitatiezusters had meegemaakt, namelijk dat ze door Rome verplicht zouden worden om ook in een slotklooster te gaan wonen. Wat Vincent wilde was iets nieuws: vrouwelijke religieuzen die niet achter kloostermuren woonden, maar gewoon tussen de mensen in. Hij was ervan overtuigd dat in het leven tussen de armen God te vinden was en dat kloostermuren voor afstand zorgden tussen zijn ‘dochters’ en God. “Gij hebt als kloosters de ziekenhuizen, als cel slechts een huurwoning, als kapel de parochiekerk, als kloostergangen de straten van de stad of de zalen van de hospitalen, als clausuur de gehoorzaamheid, als tralies de vreze Gods en als sluier de heilige ingetogenheid.” Met deze opvatting van vrouwelijke religieuzen die tussen de armen leven, legt Vincent de basis voor een totaal nieuwe vorm van kloosterleven voor vrouwen.
Voorvechter van de armen
Als Vincent wordt afgebeeld, is dat vaak als een priester met een paar kinderen op de arm en/of aan de hand. De aandacht voor kinderen is namelijk ook één van de vele dingen die hij oppakte. Hij zag de verwoestende werking van oorlog en armoede en was zich bewust van het feit dat kinderen een kwetsbare groep vormen. In de straten van Parijs werd hij geconfronteerd met verlaten kinderen en vondelingen, en hij ontfermde zich over hen. Misschien was dat wel de grootste kracht
van Vincent: hij was geen groot spiritueel hervormer, maar bleek een inspirerend en uiterst praktisch man. Noden van mensen worden niet opgelost met alleen goede intenties en mooie woorden, er moet ook daadwerkelijk iets aan de situatie gedaan worden. Geestelijk en materieel welzijn komen
tot stand door woord en daad. Voor Vincent was het werken met de armen niet zomaar een maatschappelijk relevante activiteit, maar een heel concrete manier om in de voetsporen van Jezus te treden en de blijde boodschap te verkondigen. Sterker nog: Vincent was ervan overtuigd dat God bij en in de armen te vinden is. “Je verliest er niets bij, Zusters, wanneer je het gebed of de Eucharistie moet verlaten om naar de armen te gaan, want je gaat naar God als je de armen gaat dienen.” De illustraties bij dit artikel zijn details uit Franse stripboeken over Vincentius.
Na het ontstaan van de Beweging van Barmhartigheid in Brazilië is er sinds enkele jaren ook de Jongerenbeweging van Barmhartigheid. Zr. Ursula van de Ven, Nederlandse missionaris in Brazilië, vertelt in dit artikel over deze jongerenbeweging.
Ontstaan van de Beweging
Voor de eerste gedachte aan wat later de Beweging van Barmhartigheid in Brazilië zou worden, moeten we terug naar 1987. In dat jaar begonnen de Zusters van Liefde SCMM in deze provincie te denken aan leken als geassocieerden van de zusters. Het begon allemaal met Ana Elias. Zij was novice geweest bij de zusters, maar moest naar huis terugkeren om voor haar bejaarde ouders te zorgen. Na een tijdje vroeg Ana Elias, die niet meer terug kon komen als religieuze, of ze met de zusters samen mocht bidden. Vervolgens kwam ze iedere maandagmorgen naar het huis van de zusters in Santa Rita om met hen te bidden. Wat later vroeg ze, op Volwassenen delen in een groep
aanraden van haar geestelijke begeleider, of ze particuliere geloften mocht afleggen als leek, en dat wilde ze doen verbonden aan de congregatie. Zo deed ze voor het eerst deze beloften met Pinksteren in 1989. Ieder jaar opnieuw gebeurde dit ritueel, en ook anderen gingen zich ervoor interesseren en wilden dit ook. Zo vormde zich langzamerhand een groep mensen in Santa Rita die zich geassocieerden noemden. Allen voelden zich aangetrokken tot de spiritualiteit en het charisma van de Zusters van Liefde SCMM. Ook in andere plaatsen waar de zusters woonden en werkten, wilden mensen zich verbinden aan het charisma van de Zusters van Liefde. De groep geassocieerden groeide daarmee uit tot een heuse beweging en ging zich de Beweging van Barmhartigheid noemen. Ana Elias wordt beschouwd als de stichteres van de groep geassocieerden, en daarmee ook van de Beweging van Barmhartigheid. De zusters werden niet alleen een steun voor de leden van de beweging; op hun beurt werden de leden ook een steun voor de zusters! Alle leden zijn op een of andere manier met de zusters verbonden, bijvoorbeeld door de basisgemeenschappen,
Een groep of ‘stam’ Braziliaanse jongeren
pastoraal werk, moeder- en kindzorg of werk in de Stichting Dom Hélder Câmara. Bijzonder is dat er vandaag de dag zelfs enkele mensen zijn die het verlangen hebben om zich nog hechter met de zusters te verbinden en nu echt geassocieerd lid van de congregatie willen worden.
Aandacht voor jongeren
De leden van de Beweging van Barmhartigheid bidden voor meer roepingen in onze congregatie, en ze zijn ook altijd betrokken bij de roepingenpromoties. Tot in 2008 geloofden de zusters nog in de roepingenpastoraal met de traditionele bijeenkomsten voor meisjes die interesse hadden in het religieuze leven, maar daarna merkten ze dat de deelname en interesse steeds minder werden. Het verlangen ontstond om de jongeren op een meer directe manier te benaderen. De zusters begonnen na te denken over iets nieuws, iets anders dan tot nu toe de gewoonte was. Binnen de Beweging van Barmhartigheid was er een behoorlijke deelname van jongeren. Zodoende besloten de zusters om zich rechtstreeks te richten tot deze jongeren, met name tot hen die al een flinke tijd meedraaiden. En zo zien we een wending plaatsvinden in de geschiedenis van de roepingenpastoraal. In het tweede semester van 2010 beraadden de zusters van het roepingenteam zich op een actie en begonnen na te denken over een Jongerenbeweging van Barmhartigheid. Ze besloten om de jongeren op te zoeken en naar hun mening te vragen. De eerste stap was een bijeenkomst met jongeren in Varzea Nova om te horen hoe zij dachten over de voorstellen en over hoe volgens hen de
Beweging opgezet zou kunnen worden. Na een lang en goed gesprek was er de hoop dat er iets goeds uit voort zou komen. In hetzelfde jaar besloten de zusters om begeleiding te zoeken, waarna ze een meisje van de Beweging van Barmhartigheid uit Santa Rita uitnodigden om hen te helpen. Daarna begonnen ze na te denken over het doel, de structuur, de methode en natuurlijk een naam voor de Beweging. Die naam werd: Jongerenbeweging van Barmhartigheid; in het Portugees Movimento Jovem da Misericórdia (MJM). Het doel van MJM is het charisma van barmhartigheid onder de jongeren te verspreiden. Het motto zou worden: dienstbaarheid vanuit barmhartigheid.
De jongerenbeweging
De jongerenbeweging MJM wordt gevormd door jongeren uit vier plaatsen waar de Beweging van Barmhartigheid bestaat: Santa Rita, Varzea Nova, Heitel Santiago en Bayeux. In al deze plaatsen wonen
of woonden ook de zusters van onze congregatie. De beweging staat open voor jongeren vanaf vijftien jaar, maar vanaf dertien jaar kunnen jongeren al aspirant-lid worden. In 2012 vond de eerste officiële bijeenkomst plaats, waarin de opzet en
de organisatiestructuur van MJM werden bepaald. De vorming binnen MJM bestaat uit vier onderdelen: spiritualiteit van barmhartigheid, politieke en culturele vorming, actie vanuit de werken van barmhartigheid en roeping. Ieder onderdeel heeft een eigen coördinator om de activiteiten te leiden en te faciliteren.
Voor een goede organisatie en betere communicatie tussen de groepen heeft iedere groep een eigen naam en een contactpersoon. De jongeren bedachten dat iedere groep zich naar een van de twaalf stammen van Israel noemt. Vanaf dat moment werden de verschillende groepen ‘stammen’ genoemd. De stammen komen maandelijks bij elkaar. Om de drie maanden komen alle stammen bijeen, in een grote bijeenkomst van ongeveer 40 leden.
Betekenis voor de jongeren
Een van de leden van MJM vertelt hoe ze de bijeenkomsten ervaart: De Jongerenbeweging van Barmhartigheid
“De Jongerenbeweging van Barmhartigheid is een grote rijkdom geworden in mijn leven. In een van deze bijeenkomsten in juni 2012 was de spiritualiteit het belangrijkste onderwerp. Het ging toen vooral over de biddende bijbellezing, waar we de kans hadden om het gebed te ervaren op een andere manier dan we gewend waren. In deze bijeenkomst leerden we dat de praktijk van het biddend bijbellezen ons brengt tot stilte, bezinning en later tot actie. Een bezinnende lezing, geleid door de Geest, brengt je tot een dialoog met God. Daarom is het goed om zo´n gebed in je leven in te plannen, om het echt te kunnen ervaren. Het was voor mij een heel rijke ervaring, die ik nooit eerder gekend heb in mijn leven en die me dicht bij God brengt.” Het is voor deze jongeren heel belangrijk om deel te nemen aan deze beweging die is opgericht speciaal voor hen en uitsluitend voor hen. Er is ruimte voor bezinning en voor ontmoeting met leeftijdgenoten, met wie ze samen barmhartigheid beleven en van daaruit dienstbaar willen zijn. De zusters, die zelf natuurlijk ook leven met het charisma van barmhartigheid, zien met genoegen hoe de groepen jongeren zich ontwikkelen. De beweging is van de jongeren zelf: een eigen plek waar ze kunnen zoeken naar de zin van het leven en naar hun roeping als christenen en gedoopten.
In het vorige nummer van Compassion kon u meegaan met een fotopelgrimage langs verschillende plekken in Frankrijk uit het leven van Vincent de Paul. De pelgrims, die uit allerlei landen komen om deze tocht vanuit Nederland te maken, gaan echter eerst de Zwijsentocht doen. Dit is een veel eenvoudiger rondgang, die in een dag te volbrengen is, ook al moet men ervoor naar twee landen. In dit artikel kunt u ook deze tocht in woord en beeld maken, vanuit uw eigen luie stoel, waar ook ter wereld.
In oktober 1810, na het voltooien van zijn studies, begon Zwijsen in Sint-Michielsgestel aan zijn priesteropleiding, aan het grootseminarie Herlaer. In 1817 werd Zwijsen in de Romboutskathedraal van Mechelen tot priester gewijd. Heikese kerk
Kerkdriel
Het geboortehuis van Zwijsen, dat nu helaas niet meer bestaat, te Kerkdriel
Als wij de tocht willen maken volgens de chronologie van het leven van Joannes Zwijsen, zouden wij moeten beginnen in Kerkdriel. Hier werd hij op 28 augustus 1794 geboren als zoon van een molenaar. Kerkdriel ligt ten noorden van ’s-Hertogenbosch aan de rivier de Maas. Op Zwijsens elfde verhuisde de familie naar Berlicum, waar de kleine Jan de eerste H. Communie ontving. De plaatselijke pastoor zag wel wat in hem en drong er bij vader Zwijsen op aan om zijn zoon naar school te sturen. Dat werd de Franse kostschool van Reek bij Ravenstein, waar Jan twee jaar bleef. Omdat Jan priester wilde worden, volgde nog de Latijnse school van Uden, en later die van Helmond.
De volgende stop in deze rondgang is Tilburg. Hier werkte Zwijsen eerst als assistent van de pastoor in de wijk ’t Heike. Een jaar later, in 1818, werd hij benoemd tot kapelaan in Schijndel, waar hij tien jaar bleef. Toen werd hij benoemd tot pastoor van Best. In 1832 kwam Zwijsen terug naar Tilburg, waar hij pastoor werd van ’t Heike. Nog datzelfde jaar besloot hij een ‘gesticht van liefdadigheid’ op te richten voor onderwijs aan de arme kinderen van zijn parochie. Met dit doel wilde hij een huis inrichten voor dertien zusters.
Op 23 november 1832 begonnen de eerste drie zusters hun werk vanuit een armoedig huisje. Tegenover de kerk liet Zwijsen een pastorie bouwen. Hoogstraten
In mei 1833 verhuisden de eerste drie ‘zusters’ (toen nog begijnen) met nog drie andere zusters naar een ruimer huis. Op 5 februari 1834 vond in de parochiekerk van ’t Heike de plechtigheid plaats van de eerste gelofteaflegging. Drie maanden later trokken de zusters in het ‘huis met de dertien celletjes’, dat Zwijsen voor hen aan de Oude Dijk had laten bouwen, tegelijk met een nieuwe school voor de zusters. Dat is de volgende halte van de Zwijsentocht. De eerste twee huizen bestaan nu niet meer, maar aan de Oude Dijk vindt men nog altijd het imposante Moederhuis van de congregatie. Zwijsen wilde het graag bij dertien zusters laten, maar na een smeekbede uit Delft gaf de pastoor zich gewonnen. Er zouden gedurende zijn leven niet minder dan 76 kloosters van de Zusters van Liefde gesticht worden. Meersel
Die eerste drie zusters waren naar verluidt begijnen van het Begijnhof te Hoogstraten, zo’n 40 kilometer ten zuiden van Den Bosch, in België. In Compassion 2013/3 staat een artikel over wie deze vrouwen waren en hoe zij de eerste Zusters van Liefde werden. Moederhuis Oude Dijk
Het huis met de 13 celletjes
Tussen de bedrijven door stichtte Zwijsen in 1844 de congregatie van de ‘Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid’. De zusters, die in het moederhuis een weeshuis voor jongens en meisjes waren begonnen, wisten vaak geen raad met de oudere jongens. Hoewel Zwijsen opzag tegen de zorg en last van weer een congregatie oprichten, leek het hem toch dat God dit van hem vroeg. Zwijsen vond drie mannen bereid en zond hen eerst naar de Trappisten te Meersel in België, om daar hun noviciaat te doorlopen. Ondertussen begon Zwijsen in Tilburg aan de bouw van een huis voor de eerste fraters en weesjongens, die er in 1845 introkken. Ook deze congregatie breidde zich snel uit, in Tilburg en daarbuiten. Het klooster in Meersel wordt inmiddels bewoond door kapucijnen, maar er is nog altijd een cel intact gebleven zoals die eruitzag ten tijde van de drie novicen.
Huize Gerra
Zwijsen werd in 1851 apostolisch vicaris (feitelijk bestuurder) van het bisdom Den Bosch. In 1853 werd hij tevens aartsbisschop van Utrecht. Vanuit Huize Gerra bestuurde hij jarenlang de bisdommen Utrecht en Den Bosch, maar bleef ook in de buurt van de zusters en fraters. Hij was aartsbisschop van Utrecht tot 1868 en bestuurde het Bossche bisdom tot zijn overlijden in 1877. In 1879 werd er een monument in de kathedraal opgericht, ter nagedachtenis aan Zwijsen.
Twee jaar eerder, in 1842, werd Zwijsen na tien jaar ijveren in ’t Heike benoemd tot Bisschop van Gerra. ‘Gerra’ was een oud, niet bestaand bisdom; de titel werd gegeven bij zijn aantreden als hulpbisschop van Den Bosch. En tot een nader te bepalen datum zou Zwijsen ook pastoor van ’t Heike blijven. Hij liet in 1853 Huize Gerra bouwen, heel praktisch halverwege langs de weg tussen Tilburg en Den Bosch. In 1863 overleefde Zwijsen een moordaanslag annex diefstal in Huize Gerra. De bijzonderheden kunt u lezen in Compassion 2010/3, waarin een artikel staat over het leven en werk van Zwijsen. Het huis bleef na de natuurlijke dood van Zwijsen, in 1877, jarenlang in handen van religieuzen, maar werd in 2009 aangekocht door een vastgoedbedrijf. St. Janskathedraal
Het monument in de St. Janskathedraal, nu niet meer aanwezig
Het nieuwsblad van Roermond van 15 maart 1879 beschrijft het aldus: “Het gedenkteeken is in gothieken stijl gemaakt naar de teekening van den architect der Kathedraal, den heer L. Hezenmans; de beelden zijn van de hand van den verdienstelijken beeldhouwer v.d. Geld, terwijl de koperen vergulde plaat met het opschrift afkomstig is uit de werkplaats van den heer van Rijswijk te Antwerpen. In het midden staat de H. Joannes Bapt., de patroon van Mgr. Zwijsen, en daaronder zijn wapens; nevens dat beeld staan twee engelen met het wapen van het aartsbisdom van Utrecht en van het bisdom van ‘s Bosch; naast het wapen zijn twee cherubijnen of zinnebeelden, aanduidende het devies van Mgr. mansuete met het kruis en het schaap, fortiter (links) met het zwaard en den leeuw.”
Begraafplaats Orthen Orthen is een buurt van Den Bosch met indertijd een eigen bestuur. In 1858 werd hier een begraafplaats aangelegd. Zwijsen overleed op dinsdag 16 oktober 1877 op 83-jarige leeftijd. Hij werd enkele dagen later begraven in Orthen, na een uitvaart die omschreven wordt als ‘door zijn eenvoud waarlijk groote, juist door stille statigheid des te indrukwekkender’. In eerste instantie was
Zwijsens laatste rustplaats een eenvoudig gemetseld graf tussen de graven van zijn Zusters. Maar in 1882 lieten de zusters een kapel bouwen ter nagedachtenis aan Mgr. Zwijsen. In de crypte daarvan is het lichaam van Zwijsen bijgezet. Tot op de dag van vandaag worden er katholieke hoogwaardigheidsbekleders ter ruste gelegd. Met dank aan Peter van Zoest voor de foto van Meersel.
Onlangs kreeg de redactie een bijzonder verslag toegestuurd door Zr. Lilian Turlings en Lilianne Hecker van het generaal archief. Het betrof tekst uit het Congregatieklokje, een verre voorloper van de Compassion, van mei 1952. Hierin vertelt een hoogbejaarde zuster over de ontmoetingen met Mgr. Zwijsen die plaatsvonden in haar jeugd. Hieronder treft u haar (bewerkte) verhaal aan, voorafgegaan door de inleiding die er in 1952 bij stond, over het leven van deze zuster. Zr. Lilian Turlings en Lilianne Hecker van het archief, Zr. Corneline Wouters en Thessa Ploos van Amstel hebben daarnaast extra informatie opgezocht over de data, personen en plaatsen die Zr. Anastasie noemt.
“Op 18 maart 1952 is de oudste zuster van de Congregatie, die verleden jaar haar diamanten feest vierde, naar de hemel gegaan. Het is Zr. M. Anastasie van Bers, in de leeftijd van 95 jaar. Zij was de enige die onze groote Stichter nog gekend en gesproken heeft. Zuster Anastasie is vele jaren hoofd van de school geweest in het Pensionaat te Oerle. Zij was een puike onderwijzeres en een degelijke opvoedster; in de communiteit een vroolijke medezuster, die haar talenten voor kloosterfeesten wist te gebruiken. Toen zij gepensioneerd werd, bleef zij nog in de school helpen zolang zij kon. Zij had echter de rust wel verdiend en zo ging Zr. Anastasie naar Moergestel, waar zij zich op de grote reis kon voorbereiden. Zij ruste in vrede. Omdat alles wat onze Stichter betreft ons interesseert, heeft onze beminde Moeder, Leonie, toen Algemene Overste, Zuster Anastasie indertijd verzocht enkele bijzonderheden, die zij zich nog van Monseigneur kon herinneren, op te schrijven.” Hier volgt haar verhaal, met enkele achtergronden van de redactie en het generaal archief.
Vroege herinnering
Zr. Anastasie werd als Anna Marie van Bers geboren op 24-01-1857 te ’s-Hertogenbosch, waar zij woonde tot aan haar intrede in 1876. “Monseigneur Zwijsen is wel eens bij ons thuis geweest. Mgr. kwam bij Diepen1, schuin tegenover ons. Hoe het kwam weet ik niet, maar Mgr. kwam even bij ons praten en ging toen weer. Als er van thuis een boodschap gedaan moest worden bij de Bisschop mocht ik dat altijd doen en ik heb Mgr. nog al eens gesproken. Eens was ik bij familie van der Does de Willebois2. Mevrouw van der Does de Willebois-Luyben, zuster van Minister Luyben, was een nicht van Vader. We zaten te praten en toen werd er gebeld. De bediende kwam zeggen: “Mevrouw, ik heb Mgr. in de voorkamer gelaten.” Mevrouw ging de kamer uit om Mgr. naar de huiskamer te geleiden. De zoon, Jozef 3, riep: “Wat vang ik aan, ik moet naar een vergadering. Maar ik weet al wat ik doe!” Hij schoof het raam open om in de tuin te springen. Maar hij bleef aan een spijker hangen. Mgr. kwam net binnen en begreep alles en zei: “Jozef, Jozef, oew broek, oew broek!” Geslaagden van de kweekschool in 1913
1
Waarschijnlijk gaat het om (leden van) de familie Diepen, met vader George, politicus, en zoon Arnold Frans, priester vanaf 1884 en van 1919 tot 1943 bisschop van Den Bosch. 2 Het gaat hier om Jhr. mr. Joannes Maria Benedictus Josephus van der Does de Willebois, directeur van de Maatschappij van Brandverzekering voor het Koninkrijk der Nederlanden, “De Groote Bossche”, en zijn echtgenote Antoinette Cecile Marie Luyben. 3 Zoon Jozef, voluit Petrus Josephus Johannes Sophia Maria van der Does de Willebois, zou later burgemeester van Den Bosch worden.
Het examen
Enkele jaren later was ik kwekeling bij de zusters. Moeder Octavie (Zr. Octavie Dericks, red.) was het hoofd van de kweekschool 4 en Zr. Céline (Latour, red.) en andere zusters gaven les. Mijnheer de Vlam 5 uit Eindhoven kwam ook een paar keer in de week om les te geven. Om nog meer van zijn onderricht te profiteren brachten wij de laatste tijd in Stratum door 6. We studeerden met ons achten voor het examen, twee zusters en zes kwekelingen. Toen het examentijd werd, zei mijnheer de Vlam: “Ze laten geen acht mensen tegelijk door, de helft zal zakken.” Daarom werd beslist dat de helft van ons in Den Bosch examen zou doen en de andere helft in Maastricht. Ik zat in de groep van Maastricht, samen met de twee zusters en de latere Zr. Celine Verluyten.
Wij, de twee kwekelingen, sliepen in Maastricht in één bed en we hebben de hele nacht gelachen. We zeiden: “Wat zal dat geven morgen?” Maar ondanks onze vermoeidheid liep het goed af en ik mocht naar Den Bosch, naar huis. Daar moesten kort daarna de andere vier kwekelingen examen doen. Ook zij slaagden allemaal. Toen allen naar het Hinthamereind 7. Daar kwam Mgr. gewoonlijk na de examens. Maar nu kwam er een boodschap: Compliment van Mgr. en Mgr. is niet al te best en of wij maar bij Mgr. willen komen. Moeder van Den Bosch (vermoedelijk de communiteitsoverste, red.) ging met ons mee. We kregen de zegen met de woorden: “Maar wa hedde gullie goed opgepast. Maar keind, bende gij d’r ook bij? En wie hedde ge veur taal gehad en wat vroeg ie oe? En wa zeide gij toen?”
Een eeuwige professie in 1913
4
In 1852 richtten de zusters het ‘educandaat’ op, om een goede opleiding tot onderwijzeres te waarborgen. Deze kweekschool is bedoeld voor “meisjes met helder verstand en kloosterneiging.” Zr. Octavie is vanaf de oprichting hoofd van de kweekschool geweest. 5 De heer Jan Jozef de Vlam had de leiding van het in 1868 opgerichte oplei- dingshuis in Stratum. Zusters die voor onderwijzeres leerden, werden in Stratum opgeleid; meisjes-kwekelingen bleven in Tilburg onder leiding van Zr. Octavie. In 1881 gaan ook de zusters terug naar Tilburg, waar mijnheer De Vlam leiding krijgt over de kweekschool.
6 Indertijd
was Stratum een boerendorp nabij Eindhoven in het zuiden van Nederland. Pas in 1920 werd Stratum, met een aantal andere dorpen, samen gevoegd met Eindhoven en is sindsdien een stadsdeel. 7 Vermoedelijk bedoelt Zr. Anastasie de communiteit die in 1852 begonnen was in het huidige generalaat, Hinthamerstraat 164. Voordat het Zuid-Willemskanaal in 1825 werd gegraven, heette dat gedeelte van de huidige Hinthamerstraat nog Hinthamereinde. Misschien is die naam in de volksmond nog lang blijven hangen?
Na een poosje kwam de knecht kloppen en zeggen dat alles klaar was. Mgr. ging met ons naar de zaal, die mooi verlicht was. Mgr. ging aan het eind van de tafel zitten. “Moeder”, zei Mgr., “trek de stop er maar af, anders begint er niemand. Ja Moeder, hier geen heilige armoede, de glaasjes goed vol doen.” Na die dag mochten we een paar weken vakantie houden en werden vervolgens op St. Stanislaus gekleed (intrede in de congregatie als postulante op 13-11-1876, red.).
Als novice
Als novice 8 werkte ik ’s morgens in de school en om twee uur moest ik soms voor, in de spreekkamers, helpen. Alles van de spreekkamers moest afgewassen worden. Toen ik wist dat Mgr. in huis was, dacht ik “Wat zou ik het lollig vinden als Mgr. eens kwam.” Toen ik ‘slof, slof’ hoorde, waar ik naar verlangd had, deed ik alsof ik niet begreep dat hij het was. Maar Mgr. bleef bij mij staan en toen moest ik wel opkijken en ik vroeg hem om de zegen. Ik zie de paarse kousen nog voor me. Hij vroeg: “Wie bende gij?” “Zuster Anastasie, Mgr.”, zei ik. Hij zei: “Ja, maar nou weet ik nog niets.” Ik antwoordde: “Marie van Bers, Mgr.”. Toen riep hij uit: “Maar keind, bende gij dat? Wa hedde nen dikke kop gekregen. Ik ken oe nie meer terug. Kom eens mee in de spreekkamer.” Daar mocht ik gaan zitten en Mgr. vroeg me over vaan alles uit. Toen het drie uur sloeg, zei ik: “Ik moet gaan, Mgr.” Hij antwoordde: “Ja, ge denkt an oew snee peperkoek, ’t is immers recreatie vanmiddag. Ik zal thuis laten zeggen dat ge ’t goed maakt.” Met een hoogrode kleur kwam ik in de novicenrefter. Zr. Josepha vroeg: “Waar is u geweest?” “Bij Monseigneur, Moeder Josepha, en ik mocht mee naar …” “Gaat u maar zitten, Zuster.” Maar later mocht ik alles vertellen.” Deze ontmoeting moet hebben plaatsgevonden voor 1877, het sterfjaar van Zwijsen. Drie jaar na diens overlijden was de eeuwige professie van Zr. Anastasie, op 13-06-1880. Zij woonde en werkte achtereenvolgens eerst 13 jaar in het R.K. Binnenziekenhuis te Eindhoven 9, toen 11 jaar in Deventer, daarna kort na elkaar in Zutphen, Oss en Haarlem, vanaf 1906 weer in Deventer gedurende 13 jaar, gevolgd door 14 jaar
Bidprentje van Zr. Anastasie. De hierop genoemde data zijn onjuist.
in Oerle. In WWII woonde ze twee jaar in Helmond, waar ze werkte bij het Schoolhuis 10. Na de oorlog, in september 1945, ging ze voor een jaar terug naar Oerle, waarna ze zich eind 1946 in Moergestel vestigde. Daar overleed ze op 18 maart 1952, op de gezegende leeftijd van 95 jaar.
8
Zr. Anastasie’s tijdelijke professie (waarmee zij novice werd) was op 13-11-1877. Moeder Begga van Haagen was toen algemene overste van de congregatie. 9 Dit ziekenhuis, thans Catharina Ziekenhuis, is ontstaan uit de ziekenzorg die de Zusters van Liefde SCMM in 1843 in Eindhoven opzetten. 10 Het Schoolhuis is in het verre verleden begonnen als school voor handwerk en om kinderen te leren lezen en schrijven. Aanvankelijk was het onderwijs alleen voor arme kinderen, maar later moedigde Zwijsen de zusters aan om ook kinderen van vermogende ouders te onderwijzen, om inkomsten te genereren. Op het terrein stond ook een pesthuisje, waar de ziekenzorg door zusters is opgepakt en waaruit later, in 1902, een ziekenhuis ontstond. Toen Zr. Anastasie er werkte, rond 1943, was het ziekenhuis er dus al.
Op 11 mei 1962 zetten de eerste Zusters van Liefde SCMM voet aan wal in Brazilië. Ter ere van het 50-jarig jubileum van de Braziliaanse zusters schreef Zr. Ursula van de Ven een boek over de geschiedenis van deze provincie. Zij heeft samengewerkt met mede-auteur Ernando Luiz Teixeira de Carvalho, een Braziliaanse priester. Het boek, dat in het Portugees geschreven is, werd op 24 november 2013 in Bayeux gepresenteerd. Hieronder beschrijft Zr. Ursula waarom ze het boek schreef.
Na bijna twee jaar van zoeken in archieven, in verslagen en brieven, van samenwerken en van gesprekken met zusters, en natuurlijk van het schrijven zelf, was het werk nu dan eindelijk klaar. Er lag een boek waarin vijftig jaar beschreven werd van leven en zending als religieuzen in de veranderende wereld van Latijns-Amerika. Maar waarom wilde ik deze geschiedenis graag opschrijven? Allereerst omdat men mij vroeg om dit te doen vanwege het 50-jarig jubileum van de congregatie in Brazilië. Maar voor mij was er nog iets anders. Ik wilde laten zien hoe het religieuze leven en het leven in de kerk veranderden in deze vijftig jaren en vooral in het begin van deze periode. Mensen die na 1960 geboren zijn, kunnen zich de begintijd bijna niet voorstellen, en waarschijnlijk denken velen dat religieuzen altijd zo leefden als wij nu in 2014. En dat was zeker niet het geval. Religieuzen werden geacht in een convent te leven en afgezonderd van de wereld. In mijn boek verhaal ik hoe een van de bisschoppen vanuit Brazilië naar Rome ging om toestemming te vragen voor zusters om in kleine communiteiten te midden van de mensen te gaan wonen. Het doel was om samen iets op te bouwen, een echte christelijke gemeenschap.
Hij kreeg hier toestemming voor en vroeg vervolgens zusters om te gaan wonen in plaatsen waar geen priesters waren en daar als pastores te gaan werken. Onze eigen bisschop, Dom José Maria Pirez, die intussen 94 jaar oud is en het voorwoord voor het boek schreef, steunde deze verandering van harte. Hij vond dat religieuzen een teken van zusterschap moesten zijn te midden van het volk en dat we de grote werken als scholen en ziekenhuizen moesten overdragen aan leken. Vele congregaties, waaronder de onze, hebben aan zijn oproep gehoor gegeven en alles overgedragen. De zusters zijn aan dat nieuwe leven begonnen, te midden van de arme mensen in eenvoudige huisjes, door er te zijn voor hen en met hen. Dit was het begin van de kerkelijke basisgemeenschappen in Brazilië. Onze zusters hebben in de loop der tijd de nood gezien van velen die ze tegenkwamen. In antwoord op deze noden zetten zij zich in voor betere leefomstandigheden, door mee te doen aan stakingen en bewustwordingsprocessen, en zo begonnen de basisgemeenschappen te bloeien.
Dit alles wilde ik laten zien, vooral aan onze jonge zusters, die heel blij zijn met dit boek. Het gaat zeker gebruikt worden bij de vorming in het postulaat en noviciaat. Natuurlijk waren zij erbij op de dag van de presentatie van het boek. De grote sportzaal van de Stichting Dom Hélder Câmara was voor de gelegenheid prachtig versierd, de boeken lagen tentoongesteld, er waren hapjes, drankjes en muziek en de commissie van ontvangst stond klaar voor de 130 gasten. Er kwamen veel mensen uit de plaatsen waar we in het boek over vertellen; het was een blij en dankbaar
weerzien. Na een inleiding door een van de commissieleden kregen vier sprekers het woord: achtereenvolgens Zr. Maria Lijnen van onze provincie, Zr. Maria dos Anjos van de congregatie van de Zusters Franciscanessen van Dillingen, mijn mede-auteur Ernando Teixeira en ikzelf. Daarna was er natuurlijk de verkoop met het signeren van het boek. Veel mensen gingen dankbaar naar huis, waaronder ikzelf. Ik ben vaak gevraagd of het boek vertaald gaat worden. Op dit moment zie ik dat nog niet gebeuren, maar wie weet?
Professie en inkleding
In september 2013 brachten Zrs. Rosa en Mariana een bezoek aan de Filippijnen, waar ze aanwezig waren bij de professie voor het leven van Zr. Josephine Corpuz. Het was een mooi feest, waarbij ook de familie van Zr. Josephine aanwezig was. Nadat ze een jaar postulante is geweest, vond op 24 november 2013 de inkleding plaats van Kardenia Matias in Brazilië. Zo is deze provincie weer een novice rijker. We vragen ieders gebed voor beide jonge zusters.
Rampen
Vanaf september 2013 is de vulkaan de Sinabung in het noorden van Sumatra weer actief. Sindsdien is er elke maand wel een uitbarsting geweest en zijn er zeker zestien slachtoffers gevallen. De Sinabung ligt niet ver van Medan, maar de zusters hebben er geen last van. In november 2013 vond er in de Filippijnen een ramp plaats van een enorme omvang. Hele steden en dorpen in het midden van de Filippijnen werden weggevaagd door de verwoestende tyfoon Haiyan, die duizenden mensenlevens eiste. Onze zusters wonen en werken rondom Manilla. De heftigheid van de tyfoon heeft hen daar niet bereikt. Onze congregatie ondersteunt de getroffenen in het rampgebied.
In dit nummer kunt u zich verbazen over de rijkdom aan beelden en associaties met Vincentius. Voor het volgende nummer vragen wij u om een foto van een teken van deze tijd. Zo kunt u vast in de stemming komen voor de ICC Tekenen van de Tijd, die in september in Rome gehouden wordt. Een teken van de tijd kan een probleem zijn, maar ook een hoopvolle ontwikkeling; een globale kwestie of een lokaal gevolg daarvan. Kijk rond in uw omgeving en probeer iets voor ons vast te leggen. Hoe scherper uw foto, hoe groter de kans dat wij hem plaatsen! Stuur hem naar het generalaat in Den Bosch, per post of liever nog per e-mail. Wij zijn weer heel benieuwd! De redactie
Op 10 juli 2013 ontving Zr. Regine Noor (77 jaar) een Koninklijke Nederlandse onderscheiding uit handen van de burgemeester van Apeldoorn en is nu lid in de Orde van Oranje Nassau. Deze eer werd haar toegekend vanwege haar jarenlange vrijwillige inzet voor de basisschool Eloy te Ugchelen en de RK parochie te Hoenderloo. Hieronder vertelt ze over haar bezigheden. Op maandag ga ik naar Arnhem, waar ik de financiën verzorg van de dertien zusters die in Insula Dei wonen. De zuster die dat ruim 25 jaar doet, is inmiddels 90 jaar en kan wel wat hulp gebruiken. Ik geef de zusters hun maandgeld, betaal de rekeningen en houd de begroting bij. Het reizen van en naar Arnhem gaat gemakkelijk, want de bushalte is hier om de hoek. Op dinsdag en vrijdag ben ik vrij, tenzij ik op school nodig ben, zoals afgelopen tijd met de toetsweek. Ik moet natuurlijk ook mijn huis schoon houden, boodschappen doen en koken. Ik woon alleen in een huurhuis in Apeldoorn. Er zou hier in de jaren 1970 een nieuwe communiteit gestart worden, maar terwijl ik meteen een baan had, kon de rest geen werk vinden. Ik woon wel alleen, maar voel me niet eenzaam. Ik heb hier inmiddels veel contacten, van al die jaren dat ik op school werk. Ik ga vroeg naar de markt, als het nog rustig is, anders kom ik er niet weg, zoveel mensen spreken me aan. Ik hoor er hier gewoon bij. Gelukkig heb ik ook tijd voor contacten met zusters. Zo zit ik in het Overlegorgaan van de Nederlandse provincie. En ik neem deel aan een gespreksgroep met zusters uit Arnhem en omgeving, voorheen onder leiding van pater Hollander. We delen ook lief en leed met elkaar. Zo voel ik me deel van de gemeenschap. Op woensdag en donderdag werk ik op de school. Na mijn pensioen als leerkracht, vijftien jaar geleden, werd ik meteen gevraagd om te komen helpen, in eerste instantie bij de documentatiekast. Nu ben ik remedial teacher: ik werk met een kind of met een klein groepje aan lesstof waar ze moeite mee hebben. Daarnaast neem ik toetsen af en help waar het nodig is. Tja, zo’n leerkracht heeft dertig kinderen, om die allemaal een individuele leestoets af te nemen is natuurlijk niet te doen, dus dan spring ik bij. Ook lezen we
een ochtend per week met 24 hulpouders met kinderen van groep 3 tot en met 5 die nog niet op een goed leesniveau zitten. Van april tot oktober ben ik betrokken bij de RK parochie te Hoenderloo, hier vlakbij. We mogen op zaterdag gebruik maken van de hervormde kerk in het dorpje. Er wonen nu nog enkele katholieke gezinnen in Hoenderloo, maar in de zomer zijn er veel toeristen en die willen graag een dienst. Velen komen hier elk jaar, al jarenlang. Sommige kinderen wilden thuis niet naar de kerk, maar hier wel. Ik werd al in 1970 gevraagd om orgel te spelen bij de doop, en zo is het begonnen. Ik ben er nu ook dirigent en kinderleidster, doe de wekelijkse opbouw van de liturgie en bezoek bejaarden en zieken. Deze parochie is een hechte groep, en we komen ook in de winter een keer samen, anders duurt het zo lang voor we elkaar weer zien. Net als bij de school is het heel leuk om kinderen te zien opgroeien en later hun kinderen ook weer in de klas of in de kerk te hebben. Op zondag ben ik vrij.
Je moet minstens vijftien jaar vrijwilliger zijn om in aanmerking te komen voor een lintje. En je moet voorgedragen worden. De kinderen willen dat ik het lintje steeds draag, die vinden het prachtig, maar dat doe ik natuurlijk niet. Ze waren er allemaal bij, want de plechtigheid was op de school, waar ook zusters, familie en mensen uit Hoenderloo uitgenodigd waren. Het was voor mij echt een grote verrassing en het was een feestelijke dag, maar gelukkig niet al te officieel, met al die kinderen.
Compassion is een periodieke uitgave van het generaal bestuur van de Zusters SCMM en verschijnt in het Nederlands, Engels, Portugees en Bahasa Indonesia, alsmede in gesproken versie in het Nederlands. ISSN 1879-9922
onstituties
Monseigneur Joannes Zwijsen, onze Stichter, bezat het charisma om in het evangelie het blijde nieuws over de barmhartigheid aan te voelen. Hij zag het als een opdracht, om aan die barmhartigheid gestalte te geven, zowel in zijn eigen leven als in dat van de congregatie die hij stichtte. Vertrouwend op de kracht van Gods Geest wist hij op moedige wijze nieuwe wegen in te slaan en hij was bereid de risico’s te nemen, die dit onvermijdelijk met zich meebracht. (Artikel 3 - 4)