# 4 | juni 2006 | christelijke organisatie voor internationale vluchtelingenhulp
Minister Kamp: ‘Wij zijn een ongeduldig volkje’
Zelf leven
Vrouwen in Afghanistan
Zuid-Ethiopië
Een ramp voorkomen
‘Wil ik met deze waarheid leven?’ Het is een hete dag in een vluchtelingenkamp in Ethiopië. De zon staat hoog aan de hemel en brandt ongenadig fel. Voor een waterkraan staan tientallen gele jerrycans te wachten. Keurig opgesteld in een lange rij, klaar om gevuld te worden. Een keer per dag komt er water uit de kraan. Een paar liter per familie. Nauwelijks genoeg om van te leven.
Het tekort aan water is het onderwerp van ons gesprek. In het schemerdonker van de hut praat ik met vijftien mannen over het leven in het kamp. Indringend kijken ze me aan. In hun ogen zie ik het verdriet, maar ook het verlangen naar een beter leven. Het zijn jonge mannen, maar door de oorlog snel oud geworden. Eén van de mannen neemt het woord. Ik schat hem een paar jaar ouder dan mijzelf. “We hebben meer water nodig”, zegt hij, “maar niemand doet er wat aan. We worden vergeten.” Met een wanhopig gebaar heft hij zijn handen en vragend kijkt hij me aan. Ik slik. Wat moet ik zeggen? Kon ik maar zeggen dat ZOA vandaag nog voor meer water kan zorgen. Maar zo eenvoudig gaan dit soort dingen niet. Een gevoel van onmacht overvalt me.
Onrecht Ik las eens ‘De plek wáár je leeft, mag niet bepalen óf je leeft’. Nog steeds ben ik hiervan overtuigd. Maar tijdens dit gesprek word ik geconfronteerd met de realiteit. In veel landen bepaalt de plek wáár je leeft nog altijd óf je leeft. Is dat nu rechtvaardig? Kan ik en wil ik met deze
waarheid en dit onrecht leven? Is dit nu het recht doen aan mijn naaste, waarover de Bijbel zoveel spreekt? Is dit zoals God het bedoelde toen Hij tegen ons zei: ‘‘Laat het recht stromen als water en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek (Amos 5:24)?’’ Nee, dit is onrecht. En ik laat het gebeuren. Ik laat het gebeuren. Ik laat dit onrecht voortbestaan. Terwijl God eenieder van ons opdraagt om recht te doen in deze wereld. Niet enkel uit medelijden of barmhartigheid, maar omdat er sprake is van onrecht in het leven van onze naaste.
Doelen We moeten iets doen aan het onrecht in deze wereld en we kúnnen er ook iets aan doen. Met elkaar kunnen we daadwerkelijk een verschil maken. Zo hebben regeringsleiders samen (millennium)doelen gesteld. Zij willen onder meer dat in 2015 het aantal kinderen dat voor hun 5e verjaardag sterft, met tweederde is verminderd (ten opzichte van 1990). Elk uur sterven 1200 kinderen aan ziektes zoals mazelen, die eenvoudig voorkomen hadden kunnen worden! Daarnaast willen deze regeringsleiders bereiken dat in 2015 de armoede in de wereld is gehalveerd en dat onderwijs voor alle kinderen toegankelijk is.
02 | inhoud | tekst Hagar Prins, fotografie Folkert Rinkema
Kansen ZOA helpt hieraan mee. Bijvoorbeeld door scholen te bouwen in Afghanistan en mannen en vrouwen in dit land gelijke en eerlijke kansen te bieden. Zo wil ZOA bijdragen aan een rechtvaardige wereld en invulling geven aan de Bijbelse opdracht om recht te doen. Lees meer over ons werk in Afghanistan in dit magazine. Ik ben dankbaar dat ik via ZOA kan bijdragen aan een rechtvaardige wereld. U kunt dat ook doen met uw gebed, steun, tijd en kennis. Zo kunnen we met elkaar echt recht doen aan onze naaste. PS. Meer informatie over de millenniumdoelen staat op onze website www.zoa.nl. Lees ook het artikel op pagina 26.
Hagar Prins (24) is marketingmedewerker van ZOA-Vluchtelingenzorg.
Inhoud:
Voorpagina: 08 | Interview Henk Kamp
Deze zomer reizen de Nederlandse militairen af naar Afghanistan. Volgens minister Henk Kamp van Defensie om veiligheid te bieden. “Als er geen veiligheid is, kunnen hulporganisaties niets beginnen in dat gebied. Onze missie is geslaagd als wij het voor elkaar krijgen om hen succesvol te laten zijn in Uruzgan.”
14 | Vrouwen in Afghanistan
22 | Droogte in Zuid-Ethiopië
ZOA is begonnen met hulpverlening in het door droogte getroffen ZuidEthiopië. De problemen lijken elkaar te willen overtreffen: droogte, honger, veesterfte, gebrek aan gezondheidszorg, gespannen verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen, geen of matig onderwijs, slecht onderhouden wegen en inefficiënt functionerende lokale overheden.
26 | Probleem herbergier
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan heeft door de eeuwen heen velen in de christelijke traditie geïnspireerd. Stel nu eens dat een van ons een kleine herberg zou runnen vlakbij Jericho. En stel dat er naast die ene beschermeling van de Samaritaan, steeds meer slachtoffers aankloppen?
En verder: 04 | Vee als bankrekening 06 | De vluchteling 07 | ZOA-nieuws 13 | De veldmedewerker
19 | De ondernemer 20 | Het projectland 24 | De expat 25 | Het kind 28 | De donateur
Abdul Matin uit Afghanistan meent dat de toekomst van zijn land verweven is met het aanbod van water. Vervolg op pagina 6.
ZOA-VLUCHTELINGENZORG WERKT IN: AFGHANISTAN | BIRMA | CAMBODJA | THAILAND | SRI LANK A | ANGOLA | ETHIOPIË | LIBERIA | SUDAN | UGANDA
Colofon: ZOA-magazine is een periodieke uitgave van ZOA-Vluchtelingenzorg. Oplage 42.000, ISSN 1871-0727. Adresgegevens Sleutelbloemstraat 8, 7322 AG Apeldoorn Postbus 4130, 7320 AC Apeldoorn T: 055 3663339 F: 055 3668799 E: info@zoa.nl I: www.zoa.nl K.v.K.: 41009723, Bank: 38.75.12.012, Giro 550, t.n.v. ZOA Apeldoorn Vorm : Frivista - visuele communicatie Druk : Senefelder Misset Aan dit nummer werkten mee: Brigitte Brinkel, Peter Besselink, Otto Kamsteeg (hoofdredacteur), Patricia Overmars, Hagar Prins, Folkert Rinkema, Els Sytsma © ZOA-Vluchtelingenzorg - het kopiëren of vermenigvuldigen van artikelen wordt door ons op prijs gesteld mits met bronvermelding. Graag ontvangen wij een bewijsexemplaar. Adressenbestanden van ZOA worden niet uitgeleend of doorverkocht.
03 | inhoud |
Terwijl er steeds meer scholen voor meisjes worden geopend en de mogelijkheden om te werken toenemen, lopen de meeste vrouwen in Afghanistan nog steeds in burka over straat. De man beslist, ook over een huwelijk. “Trouwen uit liefde? Dat werkt hier niet.”
04 | ZOA-project | tekst en fotografie Folkert Rinkema
Heb je geen vee, dan ben je geen mens. Voor veel vluchtelingen in Afrika en AziĂŤ is het leven zonder vee een leven zonder inkomen, voedselzekerheid en zelfrespect. Het is een leven zonder toekomst. Wanneer mensen moeten vluchten nemen ze, als het kan het vee dat nog niet dood of gestolen is mee. Want vee is hun levende bankrekening, hun toekomst. Vlees, melk en ploegcapaciteit zijn essentieel voor mensen die verder niets meer hebben. In de vluchtelingenkampen in Darfur zet ZOA dan ook deskundigen in, die ziektes onder de dieren bestrijden en tegelijkertijd voorlichting geven. Maar ook in de wederopbouwfase speelt vee een belangrijke rol. Een teruggekeerde familie krijgt van ZOA bijvoorbeeld krediet in de vorm van koeien, die ze samen met hun dorp gebruiken voor het ploegen van het land. Krijgt de koe kalfjes, dan houdt de familie de koe maar geeft deze kalveren door aan een andere familie. De veestapel breidt zich op deze manier uit en zo profiteert iedereen hiervan. Doel van deze projecten is de vluchteling weer economisch zelfstandig te maken. Want voedsel op tafel en economische onafhankelijkheid geven een mens eigenwaarde en een toekomst.
Vee als levende
bankrekening
06 | de vluchteling | tekst Peter Besselink, fotografie Folkert Rinkema
‘Onze toekomst is water’ Abdul Matin (43) uit het Noord-Afghaanse Qanjegha is schoolmeester. Hoewel er amper werk is voor de mannen in zijn dorp hamert hij op het belang van onderwijs. Daarnaast is hij hoofd van het plaatselijke watercomité. Want ook aan water is een schrijnend tekort in Qanjegha. “Onze toekomst is water.” Op het moment dat de Taliban zijn dorp binnentrokken was Abdul Matin onderwijzer aan de plaatselijke school in Qanjegha. Net zoals hij dat nu is. Toen het werken hem onmogelijk werd gemaakt, hij zonder ook maar een reden bedreigd werd en hem al z’n bezittingen werden afgenomen, besloot hij samen met zijn gezin te vluchten naar Pakistan. Abdul is een positief ingestelde man. Hij probeert er altijd het beste van te maken. Naast een klein winkeltje dat hij runde in het vluchtelingenkamp, gaf hij ook les aan de Afghaanse kinderen, zodat ze toch aan hun toekomst konden bouwen. Inmiddels is Abdul Matin na de val van de Taliban
weer teruggekeerd in Qanjegha. “Ik ben hoopvol als het gaat om onze toekomst”, zegt hij. “Ook de meisjes gaan weer naar school en we krijgen voor de jongens in het dorp een nieuw schoolgebouw. Het is nu veel veiliger en je ziet dat het land in opbouw is. Er wordt weer hard gewerkt aan de wegen.” Abdul zit vanwege de brandende hitte in de schaduw van een boom. De meeste mannen om hem heen zijn het niet met hem eens. Ze klagen dat er geen werk is en als er niets verandert zijn ze van plan om net als veel andere mannen uit het dorp weer terug te gaan naar Pakistan of Iran. Omdat daar wel werk is. Abdul hoort de verhalen hoofdschuddend aan. Later, als we alleen zijn, zegt hij: “Het probleem is dat de meeste niet verder kunnen kijken dan de dag van morgen.”
De inwoners van Qanjegha bestaan voor 95 procent uit boeren. Door een gebrek aan water kan er op de dorre akkers amper wat worden verbouwd. Hoewel Afghanistan de afgelopen twee winters redelijk wat sneeuw en regen heeft gehad, is dit voor de boeren niet genoeg. De zomer in het noorden van het land is lang en heet. Ook de waterputten in het dorp zijn lang niet voldoende om iedereen van schoon drinkwater te voorzien.
Hoopgevend Abdul Matin is hoofd van het door ZOA ingestelde watercomité in het dorp. Het watercomité zorgt, naast enkele nieuwe waterputten die zijn geslagen, ervoor dat de bestaande waterpompen blijven functioneren. Hiervoor is een speciale technicus opgeleid die de mensen uit het dorp via het watercomité betalen. Evenals de onderdelen die noodzakelijk zijn voor de reparaties. “Daarnaast vertellen wij de kinderen op school hoe belangrijk hygiëne is. Dat ze voor het eten altijd hun handen moeten wassen en dat het water dat in de bassins wordt opgevangen altijd voor gebruik moet worden gekookt. Anders word je ziek. En de kinderen vertellen dat weer door aan hun ouders”, zegt Abdul hoopvol.
Uitgezonden: ZOA-Afghanistan Brian Solomon, Bernard en Miriam Kerschbaum, Cok en Liesbeth Verduijn (per 1|9|06) E-mail: afghanistan@zoa.nl ZOA-Angola Pieter en Irene Messelink-Kruidhof, Evert Jan en Tea Pierik-Reehoorn, Dominic Mutabazi, Hans en Esther Valkenburg E-mail: angola@zoa.nl
In het afgelopen reisseizoen hebben de reisdeelnemers van Amicitia Vriendschapsreizen uit Hendrik-Ido-Ambacht een bedrag van € 32.000,- geschonken aan het wederopbouwproject van ZOA op Sri Lanka. Mede door de verdriedubbeling van deze gift door ICCO kunnen tientallen ontheemde gezinnen op Sri Lanka uitzien naar een eigen, stenen huis! ZOA dankt alle betrokken reisleiders en reisdeelnemers hartelijk voor hun fantastiche bijdrage aan dit belangrijke werk. Op de foto overhandigt directeur Cees van Pelt de cheque aan ZOA-medewerker Harry Verwaaijen.
Opbrengst collecte
ZOA Kindersite
De voorlopige opbrengst (stand 9/5) van de ZOA-collecte in maart is € 1.026.577,-. Opnieuw is het miljoen gepasseerd en de opbrengst is gestegen ten opzichte van andere jaren. Wij willen alle mensen die zich hiervoor hebben ingezet hartelijk bedanken.
Onlangs is het kindergedeelte op de ZOA-site aangepast, met veel meer informatie over vluchtelingen(kinderen) dan voorheen. Bijvoorbeeld over hoe ze leven, waar ze wonen en of vluchtelingenkinderen naar school gaan. Uiteraard ook met puzzels en dergelijke. Kijk voor de kindersite op www.zoa.nl.
WWKidz
Koninklijke onderscheiding
TEAR Fund, Woord & Daad, Uitgeverij Columbus en ZOA gaan gezamenlijk een voorlichtingsproject uitvoeren onder de noemer WWKidz. De organisaties willen kinderen op scholen actief en aantrekkelijk informeren over humanitaire hulpverlening en ontwikkelingswerk. In september verschijnen twee spannende kinderboeken voor kinderen van 9 – 13 jaar. Een boek gaat over de tsunami van 2004, de andere over kindsoldaten in Liberia. Gelijktijdig zijn leskisten beschikbaar waarmee leerkrachten een WWKidzweek kunnen organiseren op hun basisschool. In de leskist zitten diverse lesbrieven met creatieve ideeën, presentatiemateriaal en natuurlijk de boeken. Voor meer informatie over de boeken, het project en aanmelding: kijk op www.wwkidz.nl.
Op 28 april heeft de gemeente Opsterland een koninklijke onderscheiding uitgereikt aan de familie Jellema. Klaas Jellema heeft jarenlang voor ZOAVluchtelingenzorg gewerkt, o.a. in Angola, Ethiopië, Malawi, Rwanda en Sudan. Marion Jellema was altijd intensief bij het werk van haar man betrokken en deed tevens veel vrijwilligerswerk in de landen waar ze woonden. Beiden zijn benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. Van harte gefeliciteerd met deze onderscheiding.
ZOA-Cambodja Roelof en Remke van Til, Paul en Janine Roelofsen E-mail: cambodia@zoa.nl ZOA-Ethiopië Bob en Sonja Hedley, Agnes Schaafsma, Peter en Aafke Zoutewelle E-mail: ethiopia@zoa.nl ZOA-Liberia Wietse Groenveld,Nick Street, Corine Verdoold E-mail: liberia @zoa.nl ZOA-Myanmar Cor en Hendrina Portier ZOA-Sri Lanka Bertien Bos, Maarten en Hester van Briemen, Bernard en Margreet Jaspers Faijer, Herald en Nicolet Vervoorn, Garrit en Lianne Schumacher E-mail: srilanka@zoa.nl ZOA-Sudan Astrid en Gerbrand Alkema, Arno Louws (Darfur en Noord-Sudan), Jan Huls, Peter McCanny, Pieter en Manon Waalewijn (Darfur), Wim en Ina van Galen, Guido de Vries E-mail: sudan@zoa.nl ZOA-Thailand Hans en Joske Odijk, Cor en Hendrina Portier, Marc van der Stouwe en Marion van der Stouwe-Barends E-mail: thailand@zoa.nl ZOA-Uganda Jan Huls E-mail: uganda@zoa.nl Daarnaast worden regelmatig Short Term Workers uitgezonden, met name bij noodhulpacties. Wereldwijd heeft ZOA-Vluchtelingenzorg ruim 750 mensen in dienst, waarvan het merendeel lokaal wordt aangetrokken (headcount 31 | 12 | 2004; 785). Als u wilt schrijven met een van de medewerkers, dan kunt u de adressen van de buitenlandse kantoren op het hoofdkantoor opvragen (055 3663339).
07 | ZOA-nieuws | tekst Brigitte Brinkel, fotografie ZOA
Amicitia Vriendschapsreizen schenkt cheque t.w.v. € 32.000,-
‘Zonder kunnen hulporganisaties niets beginnen’
veiligheid
08 | interview | tekst Peter Besselink, fotografie Folkert Rinkema
Deze zomer reizen de Nederlandse militairen af naar Afghanistan. Volgens minister Henk Kamp van Defensie om veiligheid te bieden. “Als er geen veiligheid is, kunnen hulporganisaties niets beginnen in dat gebied. Onze missie is geslaagd als wij het voor elkaar krijgen om hen succesvol te laten zijn in Uruzgan.”
“Natuurlijk is de beslissing om Nederlandse militairen naar Afghanistan te sturen een zware verantwoordelijkheid. Maar ik heb er in letterlijke zin ’s nachts niet wakker van gelegen. Het heeft me wel heel erg bezig gehouden. De kunst is om daar alleen over na te denken op het moment dat je aan het werk bent. Door stukken te lezen en veel te overleggen, kom je dan op een gestructureerde manier tot een besluit. Van het toenemende geweld
de laatste maanden in Uruzgan ben ik niet geschrokken. Toen het kabinet het besluit nam, was alle informatie die relevant was al in beeld. Wat sindsdien gebeurd is, past in de lijn met wat we toen al wisten en hadden besproken. Natuurlijk houd je altijd in je achterhoofd dat het gaat om mensen die je stuurt. Aan de andere kant weet je met een krijgsmacht dat je bepaalde risico’s loopt. Dat weten de militairen ook. Als je geweld toepast, dan loop je zelf ook het risico slachtoffer te worden. We doen er alles aan om dat te voorkomen. We
De redactie interviewt voor elk ZOA Magazine een bekend persoon over humanitaire hulpverlening. Hun ervaringen geven een blik van buitenaf op het werkveld van ZOA. De geïnterviewde krijgt de ruimte om zijn of haar visie te verwoorden op internationale vluchtelingenproblematiek. Ditmaal minister Henk Kamp van Defensie.
proberen ons doel te bereiken met aan beide kanten zo min mogelijk slachtoffers. Ik kan niet zeggen waar die grens aan onze kant ligt. In Irak hebben we ook meegemaakt dat er Nederlandse militairen sneuvelden. Dat raakte ons zeer. Maar we zijn ervan overtuigd dat deze missie het waard is om ons voor in te zetten.”
Al Quaida “We moeten ervoor zorgen dat de Taliban niet meer terugkomen en dat Al Quaida wordt opgejaagd. We moeten proberen te voorkomen dat Al Quaida kan blijven doen wat ze de afgelopen tijd heeft gedaan. De aanslagen van 11 september 2001 in New York en Washington hebben laten zien hoe extreem het mis kan gaan in de wereld. De conservatieve Talibanregering hield meisjes
en vrouwen binnenshuis, gaf kinderen geen onderwijs meer en stond toe dat Al Quaida zich ontwikkelde. We zijn ons ervan bewust dat Afghanistan gebaat is bij een langdurig commitment van de buitenlandse troepen zodat het land langzaam weer kan worden opgebouwd. Voor Uruzgan heeft het kabinet een toezegging gedaan van twee jaar. Nederland maakt daarbij deel uit van een Navo-missie. Dus na ons zullen andere landen die taak weer van ons overnemen. Nederland zit overigens al in Afghanistan sinds 2002. Onze militairen hebben daar al diverse klussen gedaan. En ook na die twee jaar in Uruzgan zullen we op een of andere manier militair bij Afghanistan betrokken blijven.”
Hulporganisaties
‘‘Vanuit Nederland gezien willen we vaak te snel. Wij zijn een ongeduldig volkje.’’
“De inzet van militairen in Afghanistan en het werk van hulporganisaties kunnen elkaar versterken. Daarbij is het belangrijk dat beide partijen zich realiseren wat ieders positie is. Onze positie als militairen is dat wij niet het werk van hulporganisaties moeten gaan doen. Daar zijn wij niet voor opgeleid. Ons werk is het zorgen voor
veiligheid. Als er geen veiligheid is, kunnen de hulporganisaties niets beginnen in dat gebied. Zodra wij resultaten boeken, kunnen de hulporganisaties die nu hoofdzakelijk nog in het noorden en het midden van het land actief zijn ook aan de slag in Uruzgan. In de beginperiode zullen we ze ondersteunen door daar aanwezig te blijven. Ik zie onze rol als een voorbereidende facilitaire taak voor de opbouw die door de hulporganisaties zal worden gedaan’’. ‘‘Belangrijk is dat duidelijk is wie wat doet, zodat hulporganisaties niet vereenzelvigd worden met de militaire troepen en daarom door de Taliban als target worden gezien. Onze missie is geslaagd als wij het voor elkaar krijgen om hulporganisaties succesvol te laten zijn in Uruzgan. Als zij erin slagen om de Afghaanse regering te helpen het gebied zodanig op te bouwen dat de bevolking een beter leven heeft, dan krijgen de Taliban niet opnieuw grip op die bevolking en heeft Al Quaida geen vrijhaven meer. Op die manier wordt Afghanistan veiliger en ook de wereld. Ik heb de hulporganisaties al aangeboden om vertegenwoordigers met ons mee te sturen, zodat ze in onze legerkampen aanwezig kunnen zijn en zich zo kunnen oriënteren en voorbereiden op hun werk in het zuiden van Afghanistan. Op dat punt is er geen enkele terughoudendheid. Ze zijn van harte welkom. Het uiteindelijke doel is dat het land weer vooruit gaat: dat er meer scholen komen, dat de infrastructuur verbeterd wordt en dat het voorzieningenniveau omhoog gaat. Door veiligheid te brengen kunnen we dat proces op gang helpen.’’
10 | interview |
Amerikanen ‘‘Het is erg makkelijk om kritiek te leveren op de manier waarop de Amerikanen op dit moment opereren in Uruzgan. Veel mensen vergeten dat de Amerikanen in het gebied zitten waar het op dit moment het moeilijkst is. Ik deel die kritiek dan ook niet. Ik denk niet in karikaturen over de Amerikanen. Ik vind dat je daarvoor moet oppassen. Daar komt bij dat de Amerikanen ook heel mooi werk verrichten waar we niets over horen. Ik weet bijvoorbeeld dat ze op hun compound Afghanen opleiden tot timmerman. Wat onze richtlijnen betreft staat centraal dat onze militairen respect moeten hebben voor de bevolking. Als je wordt aangevallen moet je je natuurlijk
kunnen verdedigen. Maar uitgangspunt is dat het hun land is. We zijn daar om ze een beter leven te laten krijgen.”
Enthousiasme bevolking “Afghanistan is bezig om vanuit een hele zwakke positie sterker te worden. Het is het op drie na armste land ter wereld
waar mensen leven van minder dan een halve dollar per dag. Een land waar nooit een sterke regering is geweest en dat geteisterd wordt door drugsproblematiek en geweld. Afghanistan heeft nu een democratisch gekozen president en parlement. Dat waren verkiezingen waar de Afghaanse bevolking echt graag aan mee
Het spanningsveld tussen de politiek en hulporganisaties Minister Kamp ziet een samenwerking tussen het leger en hulpverleners in Afghanistan wel zitten. Maar hoe kijken hulporganisaties daar tegenaan? Herman Kamphuis, programmamanager bij ZOA, heeft zijn bedenkingen. Gaat ZOA in Afghanistan samenwerken met de militairen? ‘‘Die samenwerking is voor ZOA op dit moment geen realiteit. We zien wel degelijk een rol voor de militairen in de wederopbouw van het land. Maar deze rol zou zich volgens ZOA moeten beperken tot het vergroten van de veiligheid en stabiliteit.’’ Wat is het probleem in de samenwerking die minister Kamp wil? ‘‘Bij ZOA staat de hulpvraag van de bevolking op de eerste plaats. Die kunnen we effectief geven door onafhankelijk en neutraal te zijn. Zodoende weet de bevolking dat onze hulp voor iedereen is, ongeacht hun geloof of politieke overtuiging. Wanneer militairen en
hulporganisaties samen gaan werken, komt deze neutraliteit in het geding. De militairen zijn ook in Afghanistan aanwezig om het terrorisme te bestrijden en de teelt van papaver voor de productie van heroïne tegen te gaan. Voor de gewone Afghaan is het dan niet meer helder dat hulporganisaties los staan van deze militaire acties.’’ Ieder dus zijn eigen werkterrein? ‘‘Ja, want in de wederopbouw heeft ieder zijn eigen taken. Het geven van beroepstrainingen aan de lokale bevolking is een taak van lokale hulporganisaties. Zij kunnen dit effectief en efficiënt doen en kennen de lokale context ook beter. Het voorbeeld dat minister Kamp beschrijft van Amerikaanse soldaten die mannen in hun barakken opleiden tot timmerman is het ultieme voorbeeld van verstrengeling. Een
kazerne is immers geen neutraal terrein. Voor de bevolking wordt hiermee de rol van de militairen onduidelijk en dat kan al snel tot misverstanden leiden. Stel dat de bevolking gaat denken dat alleen mannen die het met de Amerikanen eens zijn training krijgen? Dat ligt gevoelig en lijkt me een slechte ontwikkeling. Daarnaast kunnen beroepstrainingen beter door hulporganisaties gegeven worden. Deze hebben de ervaring en zijn er in gespecialiseerd. Er zijn trouwens al lokale hulporganisaties in Uruzgan die dit soort opleidingen kunnen verzorgen.’’ Zorgt militaire interventie voor stabiliteit? ‘Niet per se. Er wordt in de politiek nu teveel in hokjes gedacht: voor veiligheid en stabiliteit is de inzet van militairen een voorwaarde. Maar het is slechts een van de mogelijkheden. Er zijn andere manieren die misschien wel succesvoller zijn, zoals het inzetten van een langdurig, door de bevolking gedragen, ontwikkelingsproces.’’
mee wilde doen. En waar iedereen gemotiveerd was om dat voor elkaar te krijgen. Het is heel makkelijk om te kijken naar wat er allemaal nog niet goed is in dit land. Maar ik vind dat we vooral moeten kijken naar waar het naar toe moet en hoe we daar kunnen komen. En wat dat betreft ben ik optimistisch. Het belangrijkste is nu dat het veilig is en blijft en dat de bevolking het beter krijgt. Ik merk in onze contacten met de bevolking dat ze zelf ook graag stappen voorwaarts willen zetten. Zo zitten wij sinds tweeënhalf jaar met een Provincial Reconstruction Team in Pol-e-Khomri in de provincie Baghlan. In 2004 hebben onze militairen daar in het kader van de nationale vrouwendag een Vrouwendag georganiseerd. Vorig jaar hebben de mensen daar dat helemaal zelf gedaan. Dat zijn hoopgevende signalen. Vanuit Nederland gezien willen we vaak te snel. Wij zijn een ongeduldig volkje. Maar deskundigen zeggen dat het zeker nog wel tien jaar kan duren voordat Afghanistan enigszins op
dat de veiligheid die wij daar brengen niet alleen het enthousiasme van de bevolking vergroot maar ook de bereidheid om te investeren. Ik ben ervan overtuigd dat je op die manier in een spiraal naar boven komt.”
Darfur
‘‘In dat kader gaan wij ook wat kleinschalige dingen in Sudan doen.’’ eigen benen kan staan. Naarmate het rustiger wordt, zien de Afghanen meer perspectief en zullen ze zich meer inzetten en enthousiaster worden. Maar wat ook belangrijk is: wanneer gaan buitenlandse bedrijven daar investeren? Wanneer in Afghanistan alles platgebrand wordt, zullen ze dat niet doen. Rust en veiligheid in combinatie met een stijgende koopkracht zijn voor hen belangrijke factoren. Ik denk
“De vraag waarom wij wel naar Afghanistan gaan en niet naar Darfur is een heel reële. Daar zijn verschillende redenen voor. In de eerste plaats omdat de Afrikanen willen dat dit werk in Afrika door de Afrikaanse Unie wordt gedaan. Je kunt als internationale gemeenschap niet naar Darfur gaan als de Sudanese regering en de Afrikaanse Unie dat niet willen. Stel dat zo’n beroep wel wordt gedaan dan is het voor ons onmogelijk om de komende twee jaar naast Afghanistan op eenzelfde schaal zo’n grote troepenmacht naar Sudan te zenden. Daar hebben wij gewoonweg de capaciteit niet voor. Je ziet op dit moment echter wel dat de internationale gemeenschap bepaalde ondersteunende werkzaamheden voor de Afrikaanse Unie verricht. In dat kader gaan wij ook wat kleinschalige dingen in Sudan doen. Maar voor de rest concentreren wij ons op dit moment als Navo-lid op Afghanistan.’’
advertentie Wij zijn op zoek naar professionele en bewogen medewerkers om onze doelstellingen te realiseren voor hulp aan vluchtelingen wereldwijd. Wij denken daarbij met nadruk aan hen die nu in Nederland een managementpositie hebben en toe zijn aan een internationale uitdaging. Graag komen we in contact met kandidaten voor de volgende drie functies:
• LANDENDIRECTEUR NOORD-SUDAN ZOA-Vluchtelingenzorg is een christelijke organisatie voor internationale humanitaire hulp aan vluchtelingen, ontheemden en slachtoffers van rampen. De combinatie van noodhulp en wederopbouw is het belangrijkste speerpunt van onze organisatie. ZOA heeft wereldwijd ongeveer 800 medewerkers in dienst, waarvan 35 op het hoofdkantoor in Apeldoorn. De Bijbel is onze grondslag en inspiratiebron voor het beleid en de activiteiten. Trouw aan de doelgroep is een essentiële uitwerking van de christelijke identiteit.
• PROGRAMMAMANAGER SRI LANKA • PROGRAMMAMANAGER TRAINEE Naast de gestelde functie-eisen verwachten dat de kandidaten: • De Engelse taal goed beheersen, zowel mondeling als schriftelijk • Meelevend lid zijn van een protestants-christelijke kerk/gemeente • Instemmen met onze visie en doelstelling Meer informatie over de vacatures kunt u vinden op onze website:
www.zoa.nl WIJ WERKEN IN: Afghanistan Angola Birma Cambodja Ethiopië Liberia Sri Lanka Sudan Thailand Uganda
Sollicitaties, waarin expliciet wordt gerefereeerd aan de gestelde eisen, kunnen met bijsluiting van uw motivatiebrief en CV per e-mail worden gericht aan de heer P.H. Schermers (p.schermers@zoa.nl), volgens de aangegeven sollicitatieprocedure (zie website).
ZOA-VLUCHTELINGENZORG VAN NOODHULP TOT EN MET WEDEROPBOUW WIJ BLIJVEN
13 | de veldmedewerker | tekst & fotografie: Folkert Rinkema
Naam Leeftijd Functie Bij ZOA Land
: Jeye Ruban : 34 jaar : coördinator wederopbouw : sinds 1998 : Sri Lanka
‘Teruggaan is geen optie’ Oorlog, vluchten en een verwoestende tsunami heeft hij meegemaakt. Ruban praat er niet graag over, maar wel over zijn werk voor ZOA. Je bent zelf vluchteling geweest? “Ja, in 1983 moesten we met ons gezin rennen voor ons leven tijdens de gevechten tussen de Tamil Tijgers en het Sri Lankaanse leger. We konden niets meenemen. Ons vee en onze winkel moesten we achterlaten. Sinds die tijd is het nog altijd niet veilig om terug te keren naar ons dorp. Teruggaan is geen optie. Er zijn nog veel troepen en de situatie wordt er niet rustiger op.” Wat is je functie bij ZOA? “Op dit moment ben ik coördinator van de werkzaamheden voor de wederopbouw na de tsunami in de omgeving van Batticalao. Mijn werkzaamheden bestaan vooral uit het aansturen van mensen en zorgen dat het werk gebeurt. Ik werk al sinds 1998 voor ZOA. Via via hoorde ik over een christelijke organisatie die oorlogsslachtoffers hielp. Die combinatie sprak me erg aan en ik besloot te solliciteren. Omdat ik zelf ook vluchteling ben, kan ik zelf goed inschatten of hun
werk ook daadwerkelijk helpt. En dat doet het werk van ZOA. Vandaar ook dat ik me bij hen heb aangesloten en meer en meer voor ZOA ben gaan doen.”
hectisch. Het was een harde ervaring. Ik kon niet accepteren dat er zoveel mensen waren gedood door het water. Ook het helpen van mensen die later toch stierven, vond ik zwaar. In het ziekenhuis lagen overal lijken. Vreselijk. Op de een of andere manier heb ik het kunnen volhouden. Soms praat ik er wel eens met anderen over.”
Is het belangrijk voor jou dat ZOA een christelijke organisatie is? “Dat wel, want ik ben zelf christen en wat ZOA doet, spreekt me erg aan. Ze gebruiken christelijke waarden en normen in hun werk. Natuurlijk wil je als christen ook vertellen over God, maar het is niet ZOA’s missie om te evangeliseren. Maar uit de betrokkenheid van ZOA en de wil om blijvende hulp te bieden, blijkt het christelijke geloof van ZOA.”
Wat vind je van de stroom van hulporganisaties op Sri Lanka na de tsunami? “Het is soms chaotisch met zoveel hulporganisaties, zeker in het begin. Maar het kan voor Sri Lanka goed zijn zolang er wordt samengewerkt. De projecten die met deze hulp gefinancierd worden, kunnen de kustgebieden in het oosten een sterke impuls geven. Dit is de kans om een goede wederopbouw te realiseren. Als ZOA-team werken we in ieder geval keihard maar we hebben nog een lange weg te gaan om alles weer op orde te krijgen.”
Wat heeft de tsunami met je gedaan? “Veel. Ik hoor nog steeds een jongen zeggen ‘De zee komt’ en ik moest er om lachen, dacht dat het een grap was. Maar het water kwam inderdaad als een muur op ons af. Ik wist niet hoe hard ik moest wegrennen. Ik ben toen snel naar het kantoor van ZOA gegaan en als team zijn we meteen aan het werk gegaan. Op dat moment waren we de enige hulporganisatie, dus was het enorm
Wat vind je het mooiste aan je werk? “Dat je op plekken komt waar je anders nooit komt of kan komen. We moesten vorig jaar naar een dorpje dat middenin de jungle lag. Het kostte ons tien uur om er te komen. Dat lag deels aan de jungle en deels doordat er nog spanningen waren tussen de Tamil Tijgers en het leger. Ik heb het dorpje meteen bij ZOA bekend gemaakt en nu helpen we de inwoners. Dat geeft een goed en heerlijk gevoel.”
‘Vrouw moet eigen
14 | reportage| tekst Peter Besselink, fotografie Folkert Rinkema
Terwijl er steeds meer scholen voor meisjes worden geopend en de mogelijkheden om te werken toenemen, lopen de meeste vrouwen in Afghanistan nog steeds in burka rond. ‘‘Trouwen uit liefde? Dat werkt hier niet.”
beslissing nemen’
16 | reportage |
Van de vrijgevochten positie van de Afghaanse vrouw is in de afgelopen vijfentwintig jaar maar weinig overgebleven.
Maliha (42) weet het zich nog goed te herinneren. Toen zij in de jaren zeventig opgroeide in Kaboel zaten de vrouwelijke buschauffeurs met korte rokjes achter het stuur. Zelf droeg ze in haar jeugd ook mini-rokjes. De positie van de vrouw in Afghanistan was toen heel anders dan nu. Het merendeel van de leerkrachten op school bestond uit vrouwen, maar ook bij de overheid en in ziekenhuizen waren ze rijk vertegenwoordigd. Vrouwen hadden goede banen en werkten als ingenieur, architect, advocaat en rechter. “Als je nu het straatbeeld bekijkt en vrouwen ziet rondlopen in hun burka’s kun je je haast niet voorstellen hoe het toen was”, zegt Maliha. “Met name door de Taliban is de positie van de vrouw enorm veranderd. De burka werd verplicht en je mocht als vrouw nooit alleen de straat op. Ik moest altijd door iemand begeleid worden. Ik zat dus veel binnen en deed eigenlijk niets. Ik kan nog steeds boos worden als ik daaraan denk. Als ik nu een man met een lange baard zie, dan voel ik me nog steeds niet fijn. Dat is een pijnlijke herinnering aan de periode dat de Taliban het hier voor het zeggen hadden.”
positie van de Afghaanse vrouw is in de afgelopen vijfentwintig jaar maar weinig overgebleven. Vooral in de periode dat de Taliban aan de macht waren, moesten ze al hun verworvenheden inleveren. De scholen voor meisjes gingen dicht en vrouwen mochten van de ene op de andere dag niet meer werken. Ook werden vrouwen verplicht een burka te dragen en konden ze alleen nog maar onder begeleiding van een man naar buiten. Veel vrouwen werden depressief van dit leven onder huisarrest. Zelfmoord – daarvoor een zeldzaam verschijnsel – kwam steeds meer voor. Ook voor Maliha is dit geen gemakkelijke periode geweest. Nadat haar man in de burgeroorlog tussen het communistische bewind en de Moedjahedien was omgekomen vertrok ze in 1994 naar het noordelijk gelegen Mazar-i Sharif. Ze stond er in de periode daarna, toen de Taliban aan de macht waren, helemaal alleen voor. “Ik heb al mijn armbanden, kettingen en andere sieraden moeten verkopen, om samen met mijn vijf kinderen te overleven. Werken mocht ik niet. Het was echt een vreselijke periode.”
Taliban
De in Afghanistan geboren Nang Arsala heeft de inval van de Sovtjet-Unie, de burgeroorlog tussen het communistische bewind en de Moedjahedien en het schrikbewind van de Taliban niet meegemaakt. Hij heeft de afgelopen dertig jaar in Nederland gewoond. Tijdens zijn studie in Beiroet in Libanon leerde hij zijn Nederlandse vrouw kennen. Na in
De vrouwen in Afghanistan hadden hun vrijgevochten positie in de jaren zeventig vooral te danken aan president Daoed. Deze president was erg vooruitstrevend als het ging om vrouwenemancipatie. Hij wilde alle burka’s het land uit hebben. Er kwam zelfs een wet die het gebruik ervan voor ambtenaren verbood. Van die vrijgevochten
Onderwijs
In Afghanistan doet de man het woord, de vrouw luistert op de achtergrond.
Maliha: ‘Ik vind de burka een vreselijk ding.’
Nang Arsala: ‘Je moet beginnen met goed onderwijs’
Parwana: ‘Ik kon de druk niet meer aan.’
Nederland een carrière in het onderwijs te hebben gemaakt, ging hij na de val van de Taliban terug naar Afghanistan, om iets terug te doen voor zijn geboorteland. Daar werkt hij nu als senior-advisor voor de minister van Onderwijs. We ontmoeten Nang Arsala bij de opening van twee basisscholen in de provincie Wardak waarvan de bouw is begeleid door ZOA Vluchtelingenzorg. Dat er na de val van de Taliban weer onderwijs is voor zowel jongens als meisjes ziet hij als een eerste stap. “Als je een land wil opbouwen en zowel mannen als vrouwen gelijke kansen wilt geven, moet je beginnen met goed onderwijs. Er worden op steeds meer plekken nieuwe scholen geopend voor zowel jongens als meisjes. Als deze zomer de Nederlandse militairen naar Uruzgan gaan, hoop ik dat we daar ook op korte termijn nieuwe scholen kunnen openen.” De onderwijskansen voor jongens en meisjes zijn niet overal hetzelfde. Op het platteland is een groot tekort aan vrouwelijke leerkrachten. Vooral ook omdat ze vaak uit omliggende steden moeten komen. Openbaar vervoer ontbreekt en op straat zul je geen vrouwen tegenkomen die alleen onderweg zijn. Dat doen ze niet, nog afgezien van de vraag of ze dat al van hun man of familie mogen. Het nadeel hiervan is dat jonge meisjes op die manier van onderwijs verstoken blijven, omdat ze geen les mogen krijgen van mannelijke leerkrachten. Verder zien we op de middelbare scholen veel drop-outs onder de meisjes. Vaak omdat leren niet zoals in Nederland van huis uit wordt gestimuleerd. Sterker nog, de meeste meisjes –zeker op het platteland– worden al op jonge leeftijd uitgehuwelijkt en hebben niets te zeggen over hun toekomst. Ook na de val van de
Taliban is er op dat vlak nog bar weinig veranderd.
Gescheiden Afghanistan is een land waar familie en omgeving een heel duidelijk stempel drukken op het leven en de keuzemogelijkheden van de vrouw. Of het nu gaat om het dragen van de burka, het volgen van onderwijs of de kans om uitgehuwelijkt te worden. Het is vaak de familie die beslist. Of je moet een hele sterke vrouw zijn die overal tegenin gaat zoals Parwana uit Mazar-i Sharif. Zij werd uitgehuwelijkt maar scheidde uiteindelijk van haar man, uitzonderlijk in Afghanistan. “Ik kon de druk niet meer aan om een vrouw te zijn zonder een wil. Ik wilde mijn eigen weg kunnen bewandelen. Met mijn man kon dat niet. Soms voel ik me wel heel alleen als vrouw in een omgeving waar de man altijd voor de vrouw staat. Gelukkig zijn er steeds meer vrouwen die hun rol wél opeisen. Maar we zijn nog met weinig en ik hoop dat er in de toekomst meer vrouwen voor hun rechten zullen opkomen.”
Vrouwengroep Parwana (33) woont inmiddels weer bij haar familie en werkt in de noordelijke provincies voor ZOA-Vluchtelingenzorg. Vandaag gaat ze naar het district Sayad om een vrouwengroep te bezoeken die van haar en twee vrouwelijke collega’s voorlichting krijgen over zaken als schoon drinkwater, hygiëne en zwangerschap. Zo’n honderdvijftig vrouwen zitten dicht op elkaar gepakt in een kleine ruimte. In Afghanistan vinden activiteiten voor mannen en vrouwen strikt gescheiden plaats. Dat er vandaag in de vrouwengroep gesproken wordt over zwangerschap in
18 | reportage | Het gezin van Adbul (links) met zijn vrouw verscholen achter een doek.
relatie tot schoon drinkwater en hygiëne is geen toeval. Als gevolg van het drinken van vervuild water krijgen veel vrouwen - en mannen - in Afghanistan last van huidziektes, longproblemen en diarree. Door dat laatste bestaat de kans dat een zwangere vrouwen uitdroogt met het risico dat haar baby bij de geboorte of vlak daarna sterft. In de groep vertelt een vrouw dat acht van haar elf kinderen dood zijn geboren.
Adbul over trouwen op basis van liefde: ‘Dat is fijn voor jullie maar dat werkt hier niet!’
Toekomst Terug naar Maliha die aan het begin van dit artikel vertelde dat ze na de dood van haar man samen met haar vijf kinderen naar Mazar-i Sharif vertrok en tijdens de Taliban-periode aan huis gekluisterd was. Inmiddels heeft ze haar leven weer aardig op de rit. Ze werkt vijf dagen in de week als dienstbode. Hoewel ze er voor een Afghaanse vrouw vrij westers uitziet draagt ze in tegenstelling tot haar vriendinnen op straat wel een burka. “Ik heb mijn man beloofd altijd een burka te blijven dragen. Ik doe dat om zijn ziel blij te maken. Maar om heel eerlijk te zijn vind ik het een vreselijk ding.” De oudste dochter van Maliha is inmiddels 19 en uitgehuwelijkt aan een zoon van haar familie. In Afghanistan trouwt men doorgaans binnen de familie. Het liefst met een neef of nicht. Voor Maliha was dit misschien wel de moeilijkste beslissing uit haar leven. “Eigenlijk vind ik dat vrouwen zelf de mogelijkheid moeten hebben om te kiezen. Toen ik het er van tevoren met mijn dochter over had zei ze: ‘Neem jij de beslissing maar. Jij hebt veel meer ervaring dan ik’. Nu ze getrouwd zijn heb ik er pas vrede mee. Ze hebben elkaar helemaal gevonden, het is goed zo.” Haar tweede
dochter is heel anders. “Die wil eerst haar school afmaken en daarna naar de universiteit. Ook haar toekomstige man wil ze zelf uitzoeken. Persoonlijk ben ik daar wel blij mee. Ze moet haar eigen beslissingen nemen. Het is haar leven.”
Liefde Dat niet iedereen zo ruimdenkend is, mag duidelijk zijn. Er is duidelijk verschil tussen de stad en het platteland. De 70-jarige Abdul uit het dorpje Aqcha in het noorden van Afghanistan is een goed voorbeeld. Zijn oudste zoon is verloofd maar Abdul heeft als vader niet voldoende geld voor de bruiloft. Daarom geeft hij aan datzelfde gezin z’n oudste dochter weg. Op die manier kosten beide huwelijken niets. In Afghanistan is het gewoonte dat de vader van een bruidegom betaalt voor de bruid. De prijs van de bruid wordt daarbij afgestemd op de leeftijd, schoonheid, vaardigheden en de status van de familie. Volgens Abdul zou hij zijn kinderen nooit dwingen om te trouwen en staan zowel zijn zoon als dochter achter zijn beslissing. Als wij hem confronteren met het feit dat wij in Nederland trouwen op basis van liefde, zegt hij: Dat is fijn voor jullie, maar dat werkt hier niet!”
“Heemskerk is een echt familiebedrijf. We bestaan 45 jaar en houden ons bezig met het snijden en verpakken van groentes die vervolgens naar supermarkten in Nederland en Duitsland gaan. In totaal hebben we zo’n 600 mensen aan het werk. Samen met mijn zwager Cor Heemskerk, die algemeen directeur is, had ik het vorig jaar over de goede doelen waaraan wij gaven. Dat was in onze ogen veel te versnipperd. Daar komt bij dat het op die manier erg ver van je af staat. We zijn daarom op zoek gegaan naar een concreet eigen project. Het meest praktisch leek het ons dat we daarbij een organisatie zouden vinden die de nodige expertise heeft. Op die manier zijn we bij ZOA Zakelijk terecht gekomen.”
Waterbassins “Nadat we lid zijn geworden van ZOA Zakelijk hebben we aangegeven dat we als bedrijf ook graag een eigen project willen sponsoren. Het liefst een project waarbij het gaat om hulp op het gebied van water en voedsel, wat rechtstreeks aansluit bij waar wij in Nederland als bedrijf mee bezig zijn. Uiteindelijk is dat een project geworden in Oost-Ethiopië waar ZOA naast het aanleggen en repareren van waterbassins zich ook bezig houdt met opbouwwerkzaamheden zoals scholing en beroepstrainingen.
19 | de ondernemer | tekst Peter Besselink, fotografie ZOA
Wim Zomer is directeur HRM bij Heemskerk in Rijnsburg. Samen met het personeel gaat dit groentebewerkingsbedrijf geld inzamelen voor een eigen ZOAproject in Ethiopië. Daarnaast is het bedrijf lid van ZOA Zakelijk.
‘De verhalen hebben mij enorm aangegrepen’ Het is een project voor drie jaar. Zelf ben ik in april naar Ethiopië geweest om de projecten te bezoeken. De verhalen van de mensen daar hebben mij enorm aangegrepen. Wat ik wel merk, is dat als je bij terugkomst daarover vertelt, veel mensen daar met een westers oor naar luisteren. Mensen die zich niet kunnen voorstellen hoe het is om elke dag veertig kilometer te moeten lopen om water te halen. En dat de volgende dag opnieuw.”
Snipperdagen “Het zou natuurlijk heel makkelijk zijn om als bedrijf alleen een bepaald percentage van onze winst af te staan voor het project. Wij hebben er ook voor gekozen om een beroep te doen op ons personeel. Bijvoorbeeld door snipperdagen in te leveren, maandelijks een bedrag opzij te zetten of een rommelmarkt te organiseren. Als bedrijf gaan we het
bedrag dat daarmee binnengehaald wordt, verdubbelen. We zijn nu bezig met het instellen van een kerngroep die de activiteiten moet gaan afstemmen en opstarten. Door informatiefilmpjes te tonen, voorlichtingsbijeenkomsten te houden en er over te schrijven in onze personeelskrant en nieuwsbrieven hopen we daar meer draagvlak voor te creëren. Daarnaast zijn ook de reacties van onze externe relaties tot nu toe heel positief. Ook van die kant verwacht ik op termijn misschien wel een positieve bijdrage aan ons ZOA-project.”
ZOA Zakelijk Deelnemen aan ZOA Zakelijk? Neem dan contact op met Harry Verwaaijen (manager bedrijven), 055 3663339 of h.verwaaijen@zoa.nl. Kijk voor meer informatie op www.zoazakelijk.nl.
Avondmaalproject Steeds meer scholen en kerken zetten zich in voor het goede doel. Bijvoorbeeld de Bethelkerk in Veenendaal. Via hun avondmaalproject wordt er geld ingezameld voor een ‘Family Healing Programm’ van ZOA in Liberia.
20 | het project | tekst Brigitte Brinkel en Peter Besselink, fotografie Jaco Klamer
De Bethelkerk in Veenendaal houdt elk jaar een avondmaalproject waarbij de opbrengst van de collecte naar een goed doel gaat. Vorig jaar is gecollecteerd voor een opvanghuis voor aidswezen in Zuid-Afrika. Dit jaar is gekozen voor het ‘Family Healing Programm’ van ZOA- Vluchtelingenzorg in Liberia. “Doelstelling van ons avondmaalproject is meer betrokken te zijn bij mensen die het veel minder hebben dan wij”, zegt Henk van der Velden, lid van de commissie werelddiaconaat van de Bethelkerk. “We kunnen op deze manier werken aan de opdracht die we vanuit de
Terugkoppeling
er elke twee maanden met behulp van powerpoint-presentaties en artikelen in het gemeenteblad over de voortgang van het project worden verteld. Het streven is om met de zes collectes die gehouden worden, een bedrag van € 12.000,- op te halen. Wilde Ganzen krijgt het verzoek om dit bedrag te vermenigvuldigen. Met dit geld kan een extra project gesponsord worden dat ook de gemeenschap verder helpt opbouwen.
Het avondmaalproject van de Bethelkerk duurt tot en met april volgend jaar. Belangrijk onderdeel van de avondmaalzondag is de terugkoppeling van het project naar de mensen in de kerk. Na de eerste presentatie in juni zal
Ook op zoek naar een ZOA-project voor uw kerk of school? Neem dan contact op met Ewout Suithoff, telefoon (055) 3663339 of mail naar e.suithoff@zoa.nl.
Bijbel hebben gekregen.” De commissie werelddiaconaat liep in eerste instantie tegen het probleem aan dat het ‘Family Healing Programm’ te breed was. Doel is het herstellen van de gemeenschappen in Liberia, waar de ontheemden en vluchtelingen nu terugkeren naar huis. “Wij hebben dat meer een gezicht gegeven door ons project een thema te geven.”
voor Liberia LIBERIA Voinjama
SIERRA LEONE
GUINEA
Sanniquellie
Tubmanburg Robertsport
Paynesville
NIMBA
MARGIBI MONTSERRADO
IVOOR KUST
Monrovia
GRAND BASSA Buchanan Zwedru
River Cess
Liberia in het kort Grootte: 111.370 km2 (bijna 3 keer Nederland) Ligging: West-Afrika, tussen Ivoorkust en Sierra Leone aan de Atlantische Oceaan Klimaat: tropisch; droge winters, natte zomers Taal: Engels (officiële taal) en 20 lokale talen Hoofdstad: Monrovia Inwoners: 3 miljoen Godsdienst: traditionele godsdiensten (40%), christendom (40%), islam (20%) Export: rubber, hout, ijzer, diamant, cacao, koffie Gem. levensverwachting: 40 jaar Zuigelingensterfte: 16% Bijzonderheid: De burgeroorlog en falend regeringsbeleid hebben de Liberiaanse economie zware slagen toegebracht. Veel mensen zijn door de jarenlange oorlog getraumatiseerd. De infrastructuur in en rond Monrovia is grotendeels verwoest. Daarnaast verkleinen internationale sancties op de uitvoer van diamanten en hout de kans op economische groei. Veel zakenlieden zijn het land ontvlucht en hebben hun geld en kennis meegenomen. De wederopbouw van de infrastructuur en een stijging van inkomens is voor een groot deel afhankelijk van financiële en technische hulp van donorlanden.
Geschiedenis Greenville
Barclayville
Harper 0
50 km
Het project: Herstel voor families in Liberia Waar Project Doel Looptijd Kosten
: Paynesville, Liberia : Family Healing Programm voor 200.000 leden van families : herstel familiebanden : januari t/m december 2006 : € 11.900,-
De bevolking van Liberia gaat op verschillende manieren gebukt onder de gevolgen van de burgeroorlog die het land veertien jaar lang heeft geteisterd. Familiewaarden zijn afgebrokkeld en onderlinge relaties verstoord. Huwelijken stranden, terwijl de verhoudingen tussen ouders en kinderen verslechteren. ZOA-Vluchtelingenzorg ondersteunt het genezingsproces van families in Liberia. Met radioprogramma’s en krantenartikelen wordt aandacht gegeven aan versterking van het familieleven. Seminars, discussiegroepen en jeugdkampen zorgen voor bewustwording bij de bevolking. Voor politieke en religieuze leiders worden leiderschapsconferenties gehouden. Hun gezinsleven verdient extra aandacht omdat zij voor hun werk vaak van huis zijn. Gebedsbijeenkomsten verrijken het geestelijk leven van de lokale bevolking. Zo helpt het project bij de heling van wonden die de burgeroorlog heeft veroorzaakt. Het geld voor het ‘Family Healing Programm’ wordt bijeengebracht door de Bethelkerk in Veenendaal.
Doelstellingen van het project zijn onder andere: • Maandelijks worden artikelen in kranten geplaatst over familierelaties en gezinsleven. • Tekst van radio-uitzendingen wordt gebundeld in boekjes en uitgedeeld aan de lokale bevolking.
Tot ver in de 18e eeuw: verschillende inheemse bevolkingsgroepen bewonen het land. Liberia heeft nooit een koloniale status gekend 1822-1892: Amerikaanse filantropische organisaties kopen land waar ruim 16.000 voormalige slaven zich vestigen 26 juli 1874: stichting republiek Liberia 1871-1980: het land wordt bestuurd door de True Whig Party, die voornamelijk bestaat uit afstammelingen van bevrijde slaven (AmericoLiberians) april 1980: People’s Redemtion Council grijpt de macht met een militaire staatsgreep 1985: frauduleuze verkiezingen leiden tot een gespannen binnenlandse situatie december 1989: Charles Taylor valt met een rebellengroep het land binnen 1989-2003: een gewelddadige burgeroorlog teistert Liberia augustus 2003: ondertekening vredesakkoord 2003-2005: overgangsregering onder leiding van Charles Taylor 2005: bij democratische verkiezingen wordt Ellen Johnson-Sirleaf tot president gekozen 2006: hoewel het ontwapeningsprogramma is voltooid, is een VN vredesmacht tot op de dag van vandaag aanwezig. De vrede is nog altijd kwetsbaar en wederopbouw van het door oorlog verscheurde land verloopt moeizaam.
Activiteiten ZOA Grootschalige onderwijsprogramma’s in Margibi en Montserrado (training leerkrachten, schoolvoorzieningen, materiaal, training van medezeggenschapsraden e.d.), vredesopbouw (o.a. Family Healing Programm inclusief trainingen voor politieke- en kerkleiders), basisvoorzieningen in diverse gebieden.
22 | ethiopië | tekst Brigitte Brinkel en Els Sytsma, fotografie ZOA
Ramp in Ethiopië kan
nog voorkomen worden
ZOA is begonnen met hulpverlening in het door droogte getroffen Zuid-Ethiopië. De problemen lijken elkaar te willen overtreffen: droogte, honger, veesterfte, gebrek aan gezondheidszorg, gespannen verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen, geen of matig onderwijs, slecht onderhouden wegen en inefficiënt functionerende lokale overheden.
dreigende malaria-epidemie. In allerlei sectoren (gezondheid, onderwijs, drinkwater, infrastructuur) zullen nog zeker zo’n drie jaar rehabilitatie-activiteiten nodig zijn. Dan zullen de Borena beter zijn voorbereid op en bestand zijn tegen droogtes in de toekomst, want die zijn een terugkerend fenomeen.
Prioriteiten
Naar schatting is al zo’n 70 tot 80 procent van de veestapel dood.
De noodsituatie vraagt om actie, waarbij ZOA ook nadenkt over verbeteringen op lange termijn. Een nog grotere ramp kan nu nog voorkomen worden. Daarom is ZOA met Woord en Daad, Red een Kind en Tear Fund een noodhulpactie gestart. Vanaf 2000 is de regenval in het zuiden van Ethiopië minder dan normaal, en in 2005 is een regenperiode geheel overgeslagen. In een groot gebied is zelfs meer dan een jaar geen druppel regen gevallen. Dat betekent met name dat de dieren sterk ondervoed zijn geraakt, terwijl de bevolking, de Borena, grotendeels afhankelijk is van veehouderij. Zelfs geiten en kamelen sterven, ook al zijn dat de dieren die het beste bestand zijn tegen droogte. Naar schatting is al zo’n 70 tot 80 procent van de veestapel dood. Ook is de oogst van gewassen als maïs, bonen en graan volledig mislukt. Zaden die nodig zijn om een volgende oogst te garanderen, zijn daardoor niet beschikbaar of zijn opgegeten bij gebrek aan ander voedsel.
Regen De Borena zijn herders die delen van het jaar rondtrekken met hun kuddes, op zoek naar water en voedsel. De goede regenval van
april 2006 zorgt jammer genoeg deels voor méér problemen, in plaats van minder. Hoewel de regen bijzonder gunstig is voor het herstel van de weidegronden, de bomen, de landbouw en de bevoorrading van de waterputten, zijn de dieren inmiddels zo verzwakt dat zij niet meer bestand zijn tegen de koude en vers gras ontwend zijn. Ziektes, waaronder mond- en klauwzeer, veroorzaken grote sterfte onder het vee. Daarnaast liggen bij bronnen en waterpunten veel uitwerpselen en karkassen van dieren, die het beschikbare water verontreinigen. Dit brengt enorme gezondheidsrisico’s voor mens en dier met zich mee. Door gebrek aan gezondheidszorg en medicijnen sterven mensen aan ziektes die eenvoudig te genezen zouden zijn. Op dit moment is groot alarm geslagen vanwege een
Een team van ZOA heeft in maart, april en mei 2006 werkbezoeken gebracht aan de regio. Samen met de overheid, een lokale organisatie en clanleiders zijn de problemen en mogelijke oplossingen goed in kaart gebracht en zijn prioriteiten voor de hulpverlening vastgesteld. ZOA’s prioriteiten liggen in de drie Borenadistricten die het zwaarst getroffen zijn door de droogte van de afgelopen jaren: Moyale, Miyoo en Dire. In dit gebied wonen naar schatting zo’n 165.000 mensen, waaronder ook Borena uit Kenya die vanwege de ernstige droogte daar, tijdelijk naar Ethiopië zijn uitgeweken. ZOA wil in de noodhulpfase, op dit moment gepland tot december 2006, allereerst iets doen aan de veesterfte en aan de belabberde drinkwatersituatie. Hiermee wordt, samen met andere partners en organisaties, hopelijk de dreigende hongersnood voorkomen en wordt tegelijk geïnvesteerd in de toekomst. ZOA’s langdurige ervaring in andere gebieden in Ethiopië en daarbuiten komt daarbij goed van pas. Inmiddels zijn de middelen om vee te ontwormen en te vaccineren gearriveerd en zijn tienduizend dieren ingeënt. Het uitgedeelde pootgoed voor betere grassen zal de voedselsituatie voor de kuddes verbeteren. Daarnaast is aan tweeduizend mensen een training gegeven over basale gezondheidszorg voor vee. Op deze manier wordt de weerstand van de dieren hersteld en verbeterd, en zullen deze gemeenschappen ook in de toekomst weerbaarder zijn tegen nieuwe periodes van droogte.
Elke dag telt ZOA zet alles op alles om een ernstige ramp te voorkomen. Nu de weerstand van mensen en dieren zo is afgenomen door de voorgaande magere jaren, nu de geringe reserves zijn uitgeput en de oogst is mislukt, telt elke dag. Giften zijn welkom op giro 550 o.v.v. Voorkom ramp OostAfrika.
Naam Leeftijd Functie Bij ZOA Waar
: Fred Rietkerk : 28 jaar : Short Term Worker : sinds 2003 : Pakistan en Sudan
24 | de expat | tekst Peter Besselink, fotografie Folkert Rinkema
Toen Fred Rietkerk (28) in de jaren negentig op televisie hulpverleners brood zag uitdelen vanaf een vrachtwagen, wist hij dat hij dat werk later ook zou willen doen. Na z’n HBO-studie bosbouw ging Rietkerk in eerste instantie voor de interkerkelijke zendingsorganisatie Interserve aan de slag. Twee jaar geleden kwam hij in contact met ZOA en werkte hij als Short Term Worker enkele maanden in Sudan en daarna Pakistan. “Het is altijd mijn droom geweest om die man op die vrachtwagen te worden.” Fred Rietkerk uit Ede is één van de Short Term Workers waar ZOA-Vluchtelingenzorg voor haar projecten in het buitenland gebruik van maakt. Vaak gaat het hier om hulpverleners met een bepaalde expertise die in Nederland een reguliere baan hebben, maar met hun werkgever afspreken dat ze een paar maanden per jaar ontbetaald verlof kunnen krijgen. Short Term Worker Fred Rietkerk is gewend om in het buitenland te werken. Na zijn studie werkte hij voor Interserve, een interkerkelijke zendingsorganisatie die christelijke professionals uitzendt naar Azië en de Arabische wereld. Voor deze organisatie werkte hij anderhalf jaar in Jordanië waar hij onder andere olijfbomen verzorgde in de tuin van een TBC-ziekenhuis. Het werken in het buitenland beviel Fred Rietkerk zo goed dat hij bij terugkomst gelijk contact opnam met ZOAVluchtelingenzorg. Toen er een half jaar later mensen werden gezocht voor noodhulpprojecten in Sudan twijfelde hij geen moment. “Ik ben daar actief geweest als projectmanager financiën, logistiek en personeelszaken. Het feit dat ik Arabisch spreek kwam daarbij
Tijdelijk werken in het buitenland goed van pas. Natuurlijk zijn het hele droevige omstandigheden waar je mee te maken krijgt. Toen ik in Sudan was, was ik me daar eigenlijk helemaal niet zo van bewust. Pas toen ik later in Nederland de foto’s zag, realiseerde ik me wat ik had meegemaakt. Verder had ik nooit gedacht dat je als hulpverlener zou kunnen werken op een plek waar een burgeroorlog aan de gang is”, aldus Fred.
Expertise In oktober vorig jaar werd Fred Rietkerk opnieuw voor een aantal maanden uitgezonden door ZOA. Ditmaal naar Pakistan. Samen met medewerkers van de Zwitserse hulporganisatie Medair voorzag hij duizenden families die als gevolg van de aardbeving geen huis meer
hadden van onderdak. Door zijn ervaring in Sudan werd Rietkerk benoemd tot logistiek coördinator. “Op zo’n moment wil je gewoon helpen. Je weet dat ze daar dringend mensen nodig hebben. Voor de functie van Short Term Worker zoekt ZOA vooral mensen met een bepaalde expertise. Dit is een perfecte manier om je in te zetten voor je medemens.” Sinds enkele maanden werkt Rietkerk bij IDA Foundation in Amsterdam, een organisatie die medicijnen en medische pakketten levert aan landen die het minder goed hebben dan wij. Wanneer hij weer door ZOA uitgezonden wordt is nog onduidelijk. “Ik ben nog maar net begonnen met deze baan en ik hoef me niet per se elk jaar beschikbaar te stellen. Om de twee of drie jaar is ook goed.”
Nieuwsbrieven veldwerkers Veldwerkers schrijven regelmatig een nieuwsbrief voor geïnteresseerden. Wilt u op de hoogte blijven van hun werk? Neem dan contact op met Brigitte Brinkel (communciatiemedewerker), 055 3663339/ b.brinkel@zoa.nl
25 | het kind | tekst en fotografie Folkert Rinkema
‘Ik wil nooit op mensen schieten’ Meine Lolee is 13 jaar. Hij woont in het dorp Bukaree in Centraal Afghanistan. Hij heeft zes zussen en zes broers. Hij wil maar één ding: later ingenieur worden.
Zijn nieuwe school is net geopend. De Japanse regering en ZOA hebben het gebouw gesponsord en nu kan er weer geleerd worden. Meine Lolee zit op de nieuwe trap, wil liever voetballen, maar beantwoordt toch geduldig de vragen.
Vind je het leuk om naar school te gaan? ‘‘Ja, ik vind het echt leuk om te leren. In plaats van buiten te leren kunnen we nu in een echte school zitten. Dat is wel mooi.’’
andere mensen onveilig. Arme mensen worden altijd de dupe van geweld. Ik zou meer scholen willen en minder geweren. Ik wil nooit op mensen schieten.’’
Wat wil je worden als je groot bent? ‘‘Ik wil graag ingenieur worden en dan dingen maken. Zo kan ik de mensen in Afghanistan helpen met het bouwen van huizen, wegen en alles wat ze verder nodig hebben. Dat lijkt me leuk om te doen. Het is ook een eer om Afghanistan te dienen.’’
Wil je echt dat de Taliban weer gaan regeren? ‘‘Ja, omdat het dan rustiger wordt en we genoeg kunnen eten en drinken. Hier zijn ze altijd goed voor ons geweest.’’
Is het leven moeilijk in Afghanistan? ‘‘We leven nu bij de dag om te overleven en hebben veel problemen. Vooral volwassen mensen hebben het moeilijk in Afghanistan. Misschien dat ik daar in de toekomst met het bouwen van wegen en bruggen verandering in kan brengen.’’ Komt Afghanistan er weer bovenop? ‘‘Dat weet ik niet. Afghanistan is heel arm en we hebben in de hete maanden bijna geen water. Ook is het moeilijk om naar school te gaan en te leren. Alle mannen in Afghanistan hebben geweren en dat is niet goed. Hier was het in de tijd dat de Taliban de baas waren wel rustig. Zij bouwden wegen en waterputten en het was veilig. Nu niet en daardoor voel ik me net als
Wat doe je als je vrij van school bent? ‘‘Ik help mijn vader met zijn werk en als ik daarmee klaar ben ga ik met mijn vrienden volleyballen of voetballen. Dat doen we vaak op een veldje in de buurt. Voetballen kan ik erg goed. Ajax? Nog nooit van gehoord. Wat er aan de andere kant van de bergen gebeurt, horen we hier bijna nooit.’’ Weet je waar Nederland ligt? ‘‘Ik heb geen idee. Misschien gaan we dat op school leren. Het zal wel ver weg zijn, toch?’’ Betrek uw kinderen bij het werk van ZOA. Vier keer per jaar verschijnt de kinderkrant ZIEZOA. Vraag een gratis proefnummer: bel 055 3663339.
26 | de gast | tekst Govert Buijs, fotografie Nederlands Dagblad / Piebe Bakker, Folkert Rinkema
Het probleem van de herbergier
De redactie nodigt voor elk ZOA Magazine een gastschrijver uit. Hiermee ontstaat een platform waar derden hun visie kunnen verwoorden over onderwerpen die het werk van ZOA raken. Dit keer dr. Govert Buijs, verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam als docent sociale en politieke filosofie en coördinator van de internationale masteropleiding Christian Studies of Science and Society. Dit artikel is een samenvatting van de toespraak die Govert Buijs hield ter gelegenheid van jubileumvieringen van zowel Woord & Daad als TEAR fund. Het volledige verhaal is te lezen via de website van ZOA www.zoa.nl.
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan heeft door de eeuwen heen velen in de christelijke traditie geïnspireerd. Stel nu eens dat een van ons een kleine herberg zou runnen vlakbij Jericho. En stel dat er naast die ene beschermeling van de Samaritaan steeds meer slachtoffers aankloppen. Vroeg of laat loopt de situatie dan uit de hand. Het kleine herbergje heeft immers maar een paar bedden. Kan de herbergier zijn herberg uitbreiden? Extra donateurs werven? Op een gegeven ogenblik zal hij moeten vaststellen, dat hij dweilt met de kraan open. Dan begint de herbergier op basis van een serie concrete hulpverleningssituaties een analyse te maken van het achterliggende probleem.
Politiek Oplossingen voor dat probleem liggen echter niet langer op het vlak van de concrete hulpverlening. Vanuit barmhartigheid, bewogenheid met concrete mensen in nood, komt de herbergier tot acties die hem in contact brengen met politici, met omwonenden, met belanghebbenden. Vanuit dezelfde bewogenheid die hem een goede verpleger maakte, is hij nu ook geleidelijk bezig zich op politiek front te begeven. In de christelijke wereld is in het verleden echter een grote tegenstelling ontstaan. Aan de ene kant concrete daden van hulp, verleend in de herberg aan door allerlei omstandigheden stukgeslagen mensen. Dit werd toegejuicht door met name evangelicale en reformatorische christenen. Aan de andere kant de meer structurele analyses en oplossingen, vooral benadrukt door oecumenische christenen. Hiervoor zijn verschillende verklaringen te noemen. Eén daarvan is een theologische versmalling: in orthodoxchristelijke kring heeft men zich nogal eens laten meeslepen in een versmald verticalisme, alsof de bijbelse boodschap alleen betrekking zou hebben op de relatie tussen God en de individuele ziel.
Herbezinning op de brede betekenis van Bijbelse noties als ‘gerechtigheid’ en ‘Koningschap van God’ hebben in de afgelopen jaren opnieuw de brede betekenis van de Bijbelse boodschap van vernieuwing onder de aandacht gebracht. Daarnaast hebben ontwikkelingsorganisaties lang gedacht dat armoedebestrijding zich primair op lokaal niveau afspeelt. Met onderwijs-, landbouw- en gezondheidsprojecten werd een dorp of regio op weg geholpen. Daarbij is vaak voorbijgegaan aan analyse en mogelijke beïnvloeding van het mesoen macroniveau, terwijl juist daar de voorwaarden bepaald worden die ontwikkelingen op lokaal niveau mogelijk maken - of frustreren.
Achterban Ontwikkelingsorganisaties staan rechtstreeks in contact met de armen aan de onderkant van de mondiale samenleving. Dat schept verplichtingen na te denken over de oorzaken en gevolgen van armoede, en deze aan de orde te stellen. Richting de achterban kunnen ze prikkelende en kritische vragen stellen, zoals: ‘Hoe consumeren wij? Uw kassabon is een stembiljet!’ Voor christelijke organisaties geldt dit in het bijzonder: ze delen met hun donateurs een gedeelde overtuiging waarop men elkaar kan aanspreken. Richting overheden kunnen waarnemingen uit het veld leiden tot analyses en kritische vragen. Veldwerkers zien zo vaak de directe gevolgen van de vechtende olifanten van onze mondiale samenleving: dat basale bestaansbenodigdheden vernietigd worden. Soms zal men hier een echt profetisch geluid moeten laten horen.
Gerechtigheid Waarom zouden we vanuit ons christenzijn niet profetisch-kritisch, dan wel pastoraal, dan wel creatief-uitdagend betrokken zijn bij vragen over internationale gerechtigheid?
‘Wij als mensen zijn niet de enigen die hopen op een andere wereld.’
In het Bijbelse gerechtigheidsbegrip klinkt steeds door dat wij als mensen niet de enigen zijn die hopen op een andere wereld. Groter dan onze hoop en vuriger dan ons verlangen is de hoop en het verlangen van God die vanuit zijn barmhartigheid verlangt naar gerechtigheid, een situatie waarin mensen tot hun bestemming kunnen komen. Daarom: gerechtigheid en barmhartigheid horen bij elkaar, omdat ze beide doorademd worden door de hoop op herstel van geschonden verhoudingen.
In september 2006 begint in Nederland de Micha-campagne, waar ZOA ook aan deelneemt. Het motto van de campagne zal zijn ‘Honger naar gerechtigheid’. De naam van de campagne is gebaseerd op de profeet Micha, die zegt: “Hij heeft u bekend gemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.” (Micha 6:8). De Micha-campagne sluit aan de bij de internationale Micah Challenge, een actie die een krachtige stem wil laten horen voor de armen en onderdrukten in deze wereld. De Millenniumdoelstellingen beloven de armoede tegen 2015 met de helft te zullen terugdringen. Dat mag geen loze belofte worden! Meer info: www.micahchallenge.nl | www.micahchallenge.org | www.zoa.nl www.millenniumdoelen.nl | www.un.org/millenniumgoals
‘Geven geeft een goed gevoel’
28 | de donateur |
‘‘Helpen moet je niet zien als een verplichting maar als een wil. Want iedereen heeft hulp nodig, ook vluchtelingen. Zo denk ik er over. Niet omdat ik per se medelijden heb, eerder medeleven. Maar geven geeft ook een goed gevoel en blijft natuurlijk een soort afkoop van schuld. Voor ons is het zo gemakkelijk om ‘Geef ons het dagelijks brood’ op te zeggen. Maar we klagen al wanneer ons brood een dag oud is. In Nederland klagen veel mensen, maar kijk nu eens naar wat we allemaal hebben. Natuurlijk, ik wil ook een mooie auto en een leuk huis. Maar het gaat bij ons zó vaak over hebben en niet over geven. En ondertussen laten we de mensen in Darfur aan hun lot over. ZOA is de eerste hulporganisatie die ik structureel steun. Ik vind het een sympathieke organisatie omdat ze een levensvisie heeft maar deze in haar werkwijze niet opdringt aan de mensen. Het gaat om de hulp die geboden wordt. Daarnaast geeft ze structurele hulp zodat vluchtelingen hun leven op den duur weer zelfstandig kunnen oppakken. En dat ZOA met plaatselijke medewerkers werkt, vind ik erg positief.’’
tekst en fotografie Folkert Rinkema
Naam: Bart van den Heuvel (38) Woonplaats: Amersfoort Beroep: eigenaar cd-winkel Burgelijke staat: alleenstaand Donateur sinds: augustus 2005