PittoreskUrk
PittoreskUrk
Marian Cense-Pleyzier
Albert van Urk
de Vries Urker Uitgaven 1988
Bij de omslag:
Voorkant: J. van der Linde, ’De haven van Urk’ 1931
Achterkant: Valentijn Bing, ’Aankomst van Dr. Heynsius’ 1855
Met dank aan:
Rijksmuseum Zuiderzeemuseum, Enkhuizen
Singer Memorial Foundation, Laren N.H.
Rijksarchief, Haarlem
Gemeentearchief, Amsterdam
Koninklijk Huisarchief, ’s-Gravenhage
KunsthandelJuffermans, Amsterdam
Kunsthandel Cas van der Aa, Katwijk aan Zee
Ragnar Leyden, Parijs en vele andere partikulieren.
Het copyright van de gereproduceerde kunstwerken berust bij de eigenaren.
Ook overigens mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, mikrofilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftehjke toestemming van de uitgever.
Vormgeving:
Druk: Offsetdrukkerp Hoekman, Genemuiden
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Pittoresk Urk / (red.) Marian Cense-Pleyzier, Albert van Urk, Tromp de Vries.Urk: Stichting Urker Uitgaven. - III. - (Urker Uitgaven; dl. 13)
Met lit.opg., reg.
ISBN: 90.71521.04.4
SISO over 938.1 UDC 949.2*8320
Trefw.: Urk; geschiedenis.
Publikatie: Stichting Urker Uitgaven 1988
De Stichting Urker Uitgaven heeft tot doel de uitgave van min of meer belangrijke btjdragen in enigerlei vorm over of in verband met het volksleven, de taal, cultuur en geschiedenis van Urk mogelijk te maken.
’Wapen van Urk’
Woordvooraf
Pittoresk!
Dat was Urk, dat is Urk. dat dient zo te blijven.
De karakteristieke Urker woningen, de klederdracht, de visserij en de godsdienst bepalen voor het overgrote deel het gezicht van onze bloeiende gemeenschap.
In de voor u liggende uitgave zult u deze facetten dan ook meermalen tegenkomen. Facetten, die een kunstenaar inspireren pen of penseel te grijpen om Urk op het doek vast te leggen.
Het was daarom een goede gedachte van de Stichting Urker Uitgaven om ter gelegenheid van de opening van het nieuwe gemeentehuis een boek samen te stellen, waarin beelden (en dan door het oog van de kunstenaar gezien) uit het verleden van Urk zijn opgenomen. Beelden die ook nu nog herkenbaar zijn.
Op deze manier blijft de historie levend. Uiterlijk is er veel veranderd, maar innerhjk niet.
Het specifieke karaktervan Urk bleefdoor de eeuwen heen gehandhaafd. Het verle¬ den en de tegenwoordige tijd bewijzen het.
’Pittoresk Urk’ kan naast een historisch dokument ook een kulturele aanwinst genoemd worden. Urk is gewend in de belangstelling te staan, maar de wijze waarop nu de aandacht getrokken wordt mag uniek heten. Nooit eerder verscheen er een uitgave betreffende schilderijen over Urk.
’Pittoresk Urk’ biedt u wisselende schilderkunst. Het ene schilderstuk zal meer aanspreken dan het andere, maardit boek is het bekijken ten voile waard. Het is ongedacht, onverwacht en spontaan (en ook dat is Urk) tot stand gekomen en zonder veel pretenties. Maar wel een boek om trots op te zijn.
Veel kijk- en leesgenot wens ik u toe en ik hoop dat u de inhoud op de juiste waarde weet te schatten.
Pittoresk Urk is een plaats die u, mede door dit boek, niet snel zult vergeten.
De burgemeester van Urk, A.P. Buijs
Kijken markunst
Toen Urk nogeen eilandgenoemd werd, ’pittoresk’, in het hart van dezee, bracht de boot ons, en meest van de westkant, soms een schilder, een ’kunst’-schilder mee.
Met een kist volgeheimen, een ezel, en gehuldin een hemdofeen kiel, zagen wijze, als kind’ren wel bezig, waareen doorkijkjehun blijkbaar beviel.
Oud-Urk met zijn gloppen en krotjes, metzijn forten en was aan de lijn, zijn havens vol vletten en botters, moest voorhen een dorado welzijn.
Zeknepen in tubes en smeerden de verfop’t veelkleurigpalet.
Dan werdmet berekende vegen ’t object op hetlinnen gezet.
We troffen ze’smiddags na schooltijd in het wijkendelicht, op depier, zegrepen naarhoutskoolen kleurkrijt, hetdorp, ’vanuit zee’, in’t vizier.
We zagen ze wegen en wikken, keken mee waarhun schildersoogkeek, maarhoeze ook streken en mikten, we vonden niet vaak dathetleek.
Wijkonden ’t in’tschoollokaal beter, zo dachten en zeiden we ook: de huizen heel mooiop een regel en uit iedereschoorsteen watrook.
Wat wisten wijafvan hun leven, hun toegedaan zijn aan een school, wat er uitdrukking vondin’tpenselen aan gedachten, bedrukt offrivool.
Wat namen ze mee van ons eiland, wat droegen ze meein hun ziel?
Hetlaatste dat wij van hen zagen, - op de boot - washun haardos en kiel.
Nu zien wijmetandere ogen en kijken opnieuwnaarhun kunst....
Om zo ons de waarheidte tonen is meerdan een gave, is een gunst!
Wat er voor ditboekje zoal kwam kijken
Hoe gaat dat als je op Urk komt te wonen: je begint je eens wat te verdiepen in het dorp en zijn historic, je leest eens wat anderen er zoal over schreven, je kijkt eens wat rond in antiquariaten en je maakt derden deelgenoot van je interesse in Urker zaken. Zo wist een bevriend galeriehouder van deze interesse en attendeerde ons op een schilderij van de haven van Urk, gemaakt in de jaren twintig. Een afspraak werd gemaakt in Arti et Amicitiae, de befaamde kunstenaarssocieteit aan het
Amsterdamse Rokin. De getoonde diavan het schilderij was een ware verrassing... geen romantisch haventje, maar een expressief, fors opgezet gezicht op een werf waar naast twee reeds opgelegde schuiten een derde omhoog getrokken wordt.
Duidelijk Urk... de schilder is Ernst Ley¬ den...
De aankoop gaat niet door, maar de inte¬ resse is gewekt!
Intussen was de ’Stichting Urker Uitgaven’ opgericht. Als bestuurslid bracht ik het verhaal van de ’ontdekking’. De naam Ernst Leyden bleek echter niet geheel onbekend. Hij zou zelfs op het eiland gewoond hebben en in het Zuiderzee Mu¬ seum in Enkhuizen moest wel werk van
hem hangen. Dat was dan ook wel alles wat men van hem wist. Trouwens, van al dieschilders die devoorzittervan de Stich¬ ting Urker Uitgaven, Tromp de Vries, in zijn jeugd op het eiland aan het werk had gezien, was weinig of niets bekend. Laat staan dat er werk van enig belang was achtergebleven. De bevolking was arm. In plaats van een schilderij had men waarschijnlijk liever ’kostgeld’ van de artiest die bij hen ’enpension’ was. Heel begrijpelijk!
Een besluit is snel genomen. De Stichting Urker Uitgaven zal er zorg voor dragen dat er in navolging van Veurman’s ’Volendammer Schilderboek’ een ’Urker Schilderboek’ zal verschijnen. Het moest dan als tiende uitgave een jubileumboek worden, mooi in kleur uitgevoerd.... Een speurtocht naar schilderijen en tekeningen uit de tijd dat Urk nog eiland was kon beginnen!
De boekjes van de stichting volgden elkaar echter zo snel op dat het tiende deel geen schilderboek kon worden. Intussen was ook alwel gebleken dat de schilderijen met Urkals onderwerp bi) lange naniet zo dik gestrooid lagen als de befaamde Volendammer werken...
Een werkbezoek van het stichtingsbestuur aan Volendam met een gastvrije ontvangst van de museumbeheerder Klaas Mol was in dat opzicht zowel frustrerend als jaloezieverwekkend. Een bezoek aan de tentoonstelling ’Vreemde Gasten’ in het Zuiderzee Museum met een schat aan ’Volendammer’ schilderijen deed de moed bijna in de schoenen zinken.. Hoe kwam dat nou... was Urk dan zoveel min¬ der schilderachtig dan Volendam in die jaren? Was de bevolking soms onvriendelijker?
De werkelijkheid ligt iets prozaischer, zoals diverse reisverslagen laten weten. Kom maar eens naar Urk eind 19e of begin 20e eeuw! Een grimmige Zuiderzee houdt je tegen... je moet wel een bekwaam zeiler zijn of een schip met bemanning huren om de overtocht te maken. En anders wacht de lange tocht over de Veluwe en via Kampen met de boot!
Was je er eenmaal, dan bleek de bevolking zeervriendelijk en gastvrij, maar het com¬ fort liet nogal wat te wensen over. Hoe an¬ ders was dit in Volendam! Daar had het toerisme al een begin gemaakt en de handige restaurateur annex hotelhouder Leendert Spaander zag onmiddellijk de kans die hier lag. Hij stimuleerde de kunstenaars en hing een uithangbord aan zijn deur met: ’Artist kom binne...’
Toen ook nog de Engelse schilder George Clausen in 1876 een bezoek kwam brengen en zijn schilderij ’Hoogmis in een vissersdorp aan de Zuiderzee’ een daverend succes werd op talrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland, was het hek van de dam....
Van heinde en ver stroomden de kunstenaars toe, logeerden er, bouwden er ate¬ liers en ... verdrongen zich om de tap van ’Spaander’ waar zij dikwijls, om de rekening te vereffenen, een schilderstuk achterlieten! Marken lag op een steenworp afstand en werd wel bezocht, terwijl slechts een enkeling zijn weg vond naar Urk. Hans von Bartels was zo iemand. Zijn sfeervolle schilderstuk van een Urker man met z’n dochtertje op schoot vonden we echter in Katwijk aan Zee... ook al een oord om jaloers op te worden. Immers, tientallen schilders vestigden zich daar voor kortere of langere tijd, bouwden er zelfs woonhuizen en schilderden er het ruige bestaan van de vissersbevolking. Velen van hen maakten naam: Jo f Israels, Jan Toorop, Willy Sluiter, Elans von Bar¬ tels, om maar enkelen te noemen. De ’Stichting Katwijks Museum’ geeft hiervan een prachtige indruk.
Onder de schilders die naar Volendam en Katwijk kwamen waren zeer veel buitenlanders. Zij bezochten Amsterdam en Haarlem om er onze 17e eeuwse ’Meesters’ te bestuderen en troffen daarnaast een ongerept landschap en veel stedeschoon aan in Holland.
De industrialisatie kwam hier immers wat later op gang dan in het buitenland. Zo begaf ook de beroemde Franse impressionist
Claude Monet zich van Amsterdam naar Zaandam waar hi] een Hollands landschap bij uitstek aantrof: vol molens en water!
Prachtig gaf hij het weer! Wat jammer dat hij de oversteek naar Urk niet waagde... Het had kunnen zijn, want hij was zeer goed bevriend met de naar Holland uitge-
weken republikeinse koopman-journalist Henri Havard, die zoals bekend, een grote reis langs de dorpjes aan de Zuiderzee maakte en hierbij ook Urk aandeed. (Henri Havard in 1873 in ’De dode steden van de Zuiderzee’ vertaling uit het Frans).
Merkwaardig is echter, dat ook een schilder als Tholen, die jarenlang in Kampen woonde en veel rondzwierf over de Zui¬ derzee met zijn Lemsteraak, niet of nauwelijks op Urk gewerkt heeft. Noch in encyclopedieen, noch in tentoonstellingscatalogi, noch in boeken aan Tholen gewijd, staat enig Urker stuk geregistreerd. Misschien heeft hij ze direct vanuit zijn atelier verkocht? Tholen was een zeer nauwgezet man. Wei lemand om precies te noteren wat hij gemaakt had. Misschien brengt een diepgaander onderzoek in de toekomst nog wel iets aan het licht! Het is ook niet goed voorstelbaar dat Hans von Bartels of Willy Sluiter de hele reis naar Urk ondernamen, om daar maar een werkstuk te maken of nader uit te werken in hun atelier!
En wat is er met het werk van Anton Fock gebeurd? Het onderzoek leverde een aardig familieverhaal en enkele portretten van geestelijken op maargeen Urkerwerk. Ook Antwerpen, waar hij jaren woonde, leverde tot nu toe niets op.
Maar we kregen gelukkig ook met verrassingen te maken. Zo attendeerde de bevriende galeriehouder uit het begin van dit verhaal ons nog op een ander schilderij, dat van een Urker vrouw. Het vinden was een belevenis...
Achter de gevel van een oud herenhuis bleek een ware schatkamer verborgen: kamers volgestouwd met de mooiste kleder-
drachtstukken, oude kanten japonnen, ontelbare mutsen en hullen van prachtig kant of ook eenvoudige rouwmutsen, wanden bedekt met merklappen....
De eigenaresse bleek ook zeer bekwaam in het restaureren van deze pracht. En daar hing het Urker vrouwtje zo maar tussen, rustig een brief lezend. Geschilderd door Willemina de Peere omstreeks de eeuwwisseling.
Nog een tweede ’Urker vrouw’ werd gevonden. Bij het nasnuffelen van oude Ur¬ ker kranten vond een vriend van de Stichting Urker Uitgaven, Klaas Weerstand, het bericht dat zowelJan Toorop als Willy
Sluiter het eiland bezochten en ’er het penseel hanteerden’. De ’Pieter Scheen’ bracht uitkomst: in het Singer Museum te Laren moest een ’Urker vrouw’ van Sluiter hangen. En bij een bezoek aldaar staarde ze mij al van verre, niet al te vriendelijk, aan.
Wat een vondst!
VanJan Toorop vond ik slechts in een catalogus van kunsthandel Theo Neuhuys, ’s Gravenhage Juni/Juli 1915, de vermelding: nr. 26 - De Haven van Urk - (te koop). Wie kocht het?
Maar erwas meer. Een winkel op Urk verkoopt een mooie ansichtkaart van een schilderij van de haven van Urk gesigneerd: J.v.d. Linde, (foto voorpagina)
Waar het plaatje vandaan komt is niet duidelijk, wellicht overgenomen van een kalender? In het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag bewaart men wat knipsels over de schilder Jan van de Linde. Ergens staat vermeld dat hij in opdracht van de ’Vereniging van Directeuren van Electriciteitswerken in
Nederland’ een kalender had samengesteld met als thema: ’Stervende Zuider¬ zee’.
Dat zou een aanwijzing kunnen zijn. Bij de ’KEMA’ te Arnhem raakte de archivaris zo ge'interesseerd, dat hij bereid bleek door de oude archiefkelders te kruipen om te trachten iets te vinden.
Een paar dagen later reeds kwam zijn reactie: de kalender is gevonden, hij is van het jaar 1931 ende haven van Urk is een van de afbeeldingen! Maar correspondentie over de opdracht is na al die jaren vernietigd. Waar het originele schilderij zich bevindt zal waarschijnlijk nooit opgehelderd worden. Mogelijk kocht een van de directeuren het en komt het nogeens tevoorschijn!
Het is niet zo vreentd dat de electriciteitsdirecteuren de Zuiderzee als onderwerp voor hun kalender kozen.
Alom was men tot activiteit gekomen. Velen zagen de Afsluitdijk en daarna de onvermijdelijke inpoldering als een groot verlies. Algemeen verkeerde men in de mening dat alle stadjes rondom de Zuider¬ zee tot verval gedoemd zouden zijn en dat de Zuiderzee totaal haar karakter zou verliezen. Het onderschrift bij deplaat luidde dan ook: Het eiland Urk zal na een twintigtaljaren niet meerals zoodanig bestaan; het zal dan, evenals het eiland Schokland, deel uitmaken van den N.O. Zuiderzeepolder, en daarin als een miniatuur hergje, aansluitend aan denafsluitdijk, verrijzen. Ookdehaven van Urk, die op onze plaat is afgebeeld, zal dan verdwenen zijn. Zonder twijfel zal er een nieuwe haven ontstaan, want al zal de Zuiderzeevisscherij aanmerkelijk moeten
worden ingekrompen, toch zal de overblijvendewaterplas nogaan menigvisschereen broodwinning geven. De echte zeevisschen zullen natuurlijk verdwijnen: haring en ansjovisch zullen de visschers tevergeefs in hun netten zoeken. Echter zal de Heidemaatschappij er voor zorgdragen, dat te juister tijd nieuwe vischsoorten worden uitgezet en wel om te beginnen in hoofdzaak zoutwaterforel en de houting uit de Finsche wateren, welke twee zeer smakelijke visch¬ soorten ook in brakwatergoedgedijen.
De vuurtoren van Urk zal wel blijven be¬ staan. Inplaats van de electriciteit, die noodig is voor de verlichting, te betrekken van een kleine plaatselijke centrale zal dan de stroom kunnen worden ontleend aan de netten der naburige provinciale bedrijven, waarbij de bedrijfszekerheid natuurlijk gebaat zalzijn.
Evenals vroeger zal dus deze trouwe wachter zijn stralen overde wateren blijven zenden, alzaldeonstmmigebmnenzeedan veranderdzijn in een rustig meer.
Er volgden nog meer verrassingen. Bij het zoeken in de knipseldossiers van het
R.K.D. in Den Haag komt uit de map van Ernst Leyden een rouwadvertentie tevoor¬ schijn van enkele jaren geleden.
Weinig namen staan eronder, maar een van hen is Ragnar Leyden!
Dat moet de zoon van Leyden zijn die ook in enkele andere artikelen genoemd wordt. Er volgt een lange telefonische weg langs neven en achterneven en tantes en soms ook mensen die niets met de familie Leyden te maken hebben... Het resultaat is echter wel dat op Pasen 1986 Ragnar Leyden voor het eerst van zijn leven
Cornells Vrendenberg, van wie de ’Urker huisjes’ in kleur zijn afgedrukt, was goed bevriend met Jos Lussenburg. Gezamenlijk bezochten zij ook Urk. Hij is er trouwens nog vaak te vinden; hij vindt ook op het ’moderne’ Urk nog genoeg te schilderen!
een bezoek aan Urk brengt en veel over zijn vader weet te vertellen!
En verder.. hoeveel familieleden, kennissen en oud-leerlingen vanJos Lussenburg zijn niet gebeld om een bepaald ’Urker schilderij’ te achterhalen....
Ook Cees Bolding zou op Urk gewerkt hebben. Maar niemand van de mensen die met hem verbonden waren in de ’Vereniging van Zeeschilders’ weet zich Urker werk te herinneren. Uiteindelijkkomt erkontakt met zijn weduwe. Ook zi) weet niet van Urker werk. Misschien dat hij eens iets voor een kalender heeft gemaakt.. Weer bot gevangen. Zo gaat het vele keren. Vooral ook werk in partikulier bezit is moeilijk te achterha¬ len. Wij mogen van geluk spreken dat enkele wijze lieden eens het plan beraamden om een Museum voor de Zuiderzee te stichten. Voor de oorlog vond reeds een grootscheepse tentoonstelling met de Zuiderzee als onderwerp in Enkhuizen plaats. De oorlog stagneerde verdereplannen, maar in 1946 kwam dan toch het Zuiderzee Museum tot stand. Zo toepasselijk gehuisvest in de pakhuizen uit het roemruchte verleden van de Oost Indische Compagnie! De toenmalige directeur, de heer Kruissink, heeft met ijver links en rechts verzameld waardoor een uitgebreide verzameling tot stand kwam. Het is nu dan ook goed toeven in zowel de zalen als op de depotzolder tussen de rekken met schilderijen en laden vol met oude kaarten en tekeningen! Bovendien nog terzijde gestaan door de deskundige museummedewerkers. Met name wil ik noemen Gusta Reichwijn, de samenstelster van de
Volendammer schilderijententoonstelling ’Vreemde gasten’.
Het Rijksbureau voor de Kunsthistorische Documentatie, het Centraal Bureau voor Genealogie, waarvan de directeur de heer De Jong zich persoonlijk inzette voor het vinden van de gegevens van de familie van schilder Fock, en het Iconografisch Bureau, alle in Den Haag, zijn onmisbare bronnen! Ook de archieven van kunstenaarssocieteiten als Arti et Amicitiae in Amsterdam en Pulchri Studio in Den Haag geven heel wat informatie.
Dank ook aan de velen die mee hebben helpen zoeken of inlichtingen gaven: Loek Lussenburg, Ragnar Leyden uit Parijs, J. de Veen, Ben Mol uit Volendam, John Poldervan Galerie Polder uit Borne, Klaas Weerstand, Klaas de Vries en Tromp Korf uit Urk, Jacques Renard uit Belgie alsook wijlen de heer Veurman van het ’Volendammer Schilderboek’.
De heer Frank stuurde vanuit Zwitserland een uitgebreid overzicht van de schilder Leo Gestel, waaruit zonneklaar bleek dat deze schilder nooit op Urkwerkte, hetgeen men in museumkringen wel veronderstelde! De familie De Graaf uit Urk gaf uitge¬ breid inlichtingen over het portret dat de doofstomme schilder Fred Brouwer van de vader van mevrouw De Graaf maakte, waarbij nu pas bleek dat het portret reeds ver voor de oorlog als prentbriefkaart in een fraaie klederdrachtserie was opgenomen. Helaas kon het niet meer in ’Pittoresk Urk’ opgenomen worden, want hoewel de oogst aanvankelijk niet groot leek, hebben we toch uit het beschikbare materiaal een selectie moeten maken.
Meerdere partikuliere bezitters van Urker werk gaven spontaan hun medewerking, waarvoor dank. Vermelden wil ik ook de ’Stichting Vrienden van de Schilder Mar¬ tin Monnikkendam’ voor het verstrekken van vele gegevens.
En zo kwam dan uiteindelijk ’Pittoresk Urk’ tot stand.
Bij een boekje zo vol met schilderijen hoort eigenlijk een tentoonstelling, vonden we na verloop van tijd. De Gemeente Urk gaf ter gelegenheid van de feestelijke openingvan haar nieuwe raadhuis, de gele¬ genheid deze te realiseren en steunde financieel door de afname van een aantal boekwerkjes om te dienen als relatiegeschenk.
Het ’Anjerfonds Flevoland’ maakte het mede mogelijk deze Urker Uitgave ’in kleur’ te doen verschijnen door een ondersteunende subsidie.
Ook de AMRO-bank Urk verstrekte een financiele bijdrage.
De Stichting Urker Uitgaven hoopt dat dit boekwerkje met plezier bekeken zal worden en misschien zelfs mensen ertoe zal brengen om ook eens te gaan speuren naar ’kunst’ uit de eigen omgeving!
Marian Cense-Pleyzier.
Schilders die er watin zagen
Er is een tijd geweest dat kunstenaars en kunstenmakers van hot naar her trokken om hun kunst(en) te vertonen. Deze ’varende luyden’ werden gedreven door tal van motieven. Ze moesten wat te eten en te drinken hebben en landarbeid was hun stiel niet. Toch zal er ook een zoeken, een innerlijke onrust geweest zijn die hen op ’s heren wegen bracht. Zo trokken in de tijd van de Renaissance veel schilders de Alpen over om in Italie nieuwe ideeen op te doen. Later vond men in steden als Wenen en Parijs concentraties van kunste¬ naars, tot nieuwere inzichten en een nieuw verlangen velen weer naar het ’onbedorven platteland’ deed gaan om daar te werken. ’Terug naar de natuur’ werd een leuze die doorheelwat schilders en niet alleen door hen, werd aangeheven. ’In de natuur schuilt de schoonheid die het ware studie-object van de schilderkunst is; daar moeten wij zoeken en nergens anders’, zei Ingres eens. Dat trekken van mensen-opzoek vertoont romantische trekjes, en romantiek, hoewel niet altijd even sterk, is van alle tijden en plaatsen: ’Dort wo du nicht bist, ist das Gluck’. En van alle landelijke streken hebben zeker zee en kust lang niet de minste aantrekkingskracht.
Voor Parijse kunstenaars waren dat de kusten en stranden van Bretagne, voor die in Nederland in de tijd van de Romantiek de duinen, het strand en de vissersdorpjes aan de Noordzee. De vissershut, het hele vissersleven met zijn wel en wee, en dat laatste het meest, werd geschilderd en beschreven. Jozef Israels, H.W. Mesdag en andere schilders van de Elaagse School werden heel bekend en daar zijn schrijvers aan toe te voegen als Herman Heyermans met zijn ’Op hoop van zegen’ en heel wat dichters die aan zee inspiratie opdeden. Toen kwam er een tijd dat ook Volendam en Marken aan en in de Zuiderzee aantrekkelijk werden voor schilders. LagUrk in de vorige eeuw nog nauwelijks ’in the picture’, dat veranderde na de watervloed van 1916 en de korte tijd later aangenomen wet om de Zuiderzee droog te leggen. Dat wekte in brede kring belangstelling voor wat verloren dreigde te gaan aan natuurenvolksleven. Dat bracht ook schilders naar het eilandje ’in’t mid¬ den van de Zuiderzee’ waar ingrijpende veranderingen te wachten waren. Inmiddels waren door regelmatige bootverbindingen en betere overnachtings- en verblijfsmogelijkheden de barrieres voor een
bezoek of verblijf goeddeels opgeruimd, en zo beleefde Urk toch nog, verlaat, de verschijning van enige mannen die in het schilderswereldje naam maakten. Aan hen en hun werkstukken is dit boekje in hoofdzaak gewijd. Maar ook toen in het Ijsselmeer de dijken begonnen te groeien, kwamen daar niet alleen fotografen en filmers op af, maar evenzeer schilders, die, aangetrokken doorde slogan: ’daarwordt wat groots verricht’ een kijkje kwamen nemen en aan deslaggingen. Daarna is het stil geworden op Urk, althans in dit opzicht, want overigens bruist het van leven en is het ook voortdurend in het nieuws. Toeristen lopen er in de zomer rond met hun foto- en filmapparatuur in de aanslag om nog een wapperende waslijn en een vrouw in klederdracht te ’vereeuwigen’. En Urker hobbyisten hanteren verf en penselen om kotters-in-bedrijf uit te beelden of een oud buurtje van een oude foto na te tekenen. Op deze ’zondagsschilders’, die op Urk overigens maar zelden op zondag schilderen, gaat dit boekje niet in. Wellicht kan daar later door de Stichting Urker Uitgaven nog aandacht aan worden besteed. Immers, ook zij ontdekten ten laatste nog de ’schilderachtigheid’ van Urk toen die in veel opzichten al verdwenen was.
Maar gelukkig, niet alles ging verloren en ook de modernetijd bracht wel het een en ander dat het aanzien en het verbeelden waard is. Bij het kerkje aan de zee, het vissersmonument, de havens met hun schepen en een enkel buurtje in het ’oude dorp’ kan ook nu nog gesproken worden over ’pittoresk Urk”.
Pittoresk Urk
Over het algemeen is een bewoner van Urk gehecht aan zijn geboortegrond. Als bij zovelen is de liefde tot zijn land hem aangeboren en dat brengt hem ertoe te constateren dat er maar een Urk is. Dat Urk ook ’schilderachtig’ is, zal hij niet gemakkelijk zeggen. Zoietswordt enwerd eerderdooreen buitenstaander, een ’vreemde’ gezegd. Vooral de aanblik van het eiland uit zee heeft menigeen tot een lyrische ontboezeming gebracht.
We geven vier citaten:
’Hoogst merkwaardig in vele opzigten is een bezoek op het eiland Urk, zoowel om deszelfs hooge ligging uit zee, als ook om de voorvaderlijke zeden en inrigting der huishouding, en de kleederdragt..’ 1)
’Gaarne beken ik, dat er zich aan de geheele kust van de Zuiderzee geen schilderachtiger dorpje bevindt, en dat de bevolking van dit bevallig eiland, geheel uit visschers samengesteld, de beminnelijkste en meest gastvrije lieden zijn, die men zich kan wenschen.
Van hoe verre men Urk ook gadeslaat, steeds doet het zich aangenaam voor. Een
fraaije witte vuurtoren; - een grijsachtige kerk met een groenen klokketoren; - een menigte huizen, die op een werkelijken heuvel in vroolijke wanorde geschaard staan; - enkele groote boomen, die hun sombere groene tinten vermengen met het sterke rood der daken; zoo is het voorkomen van het lieve dorpje’. 2)
’Hoeveel Nederlanders zijn er die het weten dat daar in de Zuiderzee zoo’n tooverij te zien is, dat er daar zoo’n droomhoog eiland ligt... als Urk?
Wat mij belangt, ik heb, geloof ik, in ons land nog niets met zoo’n verbazing zien verschijnen als, uit den sluier van den herfst op lucht en zee, de bouwsels en de boomen van dit eiland, ’t kleinste dat in Nederland bewoond is.’ 3)
’Urk lag eenzaam en zalig in zee te turen. Urk lag zooals altijd, languit opgebeurd uit zee, gesteund op de ellebogen, ’t hoofd in de handpalmen, de rugromp langzaam dalende, en de voeten weer in ’t water, op¬ gebeurd op de ellebogen, in zee. De zee was een bewegende vlakte van witgloeiend metaal.. Onder’t knipogen tegen de zon, die kokend licht in je oogen droop,
lag Urk te turen, zalig en eenzaam te turen.’ 4)
Over ’schilderachtig’ gesproken!
’Pittoresk Urk’ als uitgave wil vooral een kijkboek zijn. De samenstellers kregen heel wat kunst onder ogen en vroegen zich niet alleen af hoe zij daar zelf tegen aankeken, maar evenzeer hoe zij die het boek in handen zouden krijgen dat gingen doen.
Dan blijkt ’kijken naar kunst’ nog niet zo eenvoudig te zijn. Er zijn kinderen, maar ook volwassenen, die meteen vragen of het schilderij wel ’lijkt’ op de werkelijkheid zoals zij die kennen. Anderen vinden het stuk eerst ’mooi’ als het op een romantische wijze hun gevoelens raakt. Nu is kunstzinnig tekenen en schilderen wat anders dan fotograferen. In enkele opzichten is het minder, maar in andere veel en veel meer. We mogen die kunstuitingen wel een taal noemen. En om andermans taal te begrijpen is wel het een en ander nodig.
De kijker moet even eigen ideeen loslaten en proberen teverstaan wat de kunstenaar hem zeggen wil; als er tenminste geen spontaan begrip is, want dat kan ook. Ontbreekt dat laatste, dan kan met enige kennis van tijd en stijl van de schilder en met een dosis sympathie wellicht een kloof overbrugd worden en gekomen worden tot herkenning en erkenning van kunst en kunstenaar.
Zal derhalve de waardering voor wat in dit boekje geboden wordt vanpersoon tot persoon verschillen, de titel dekt zeker de inhoud. We kunnen spreken van ’pitto¬
resk’ in meer dan een zin. Het betreft hier immers teken- en schilderkunst en het heeft, waar het gaat om voornamelijk vooroorlogs werk, ook al door tijd en afstand iets picturaals gekregen zelfs als er alledaagse dingen worden afgebeeld. Het boek geeft meer dan schilderkunst alleen, het biedt de aanschouwing van een verloren gegaan stukje verleden van het eiland Urk.
U moet het boekje zien als een wandeling over Urk. Beschouw u als een toerist, die per boot het eiland naderend, Urk ziet liggen vanuit zee en even later aan land stapt om een rondwandeling te maken over de haven, langs de werven, door het oude dorp, om het weiland, onderweg eens een Urker huisje binnenstapt, terwijl tal van karakteristieke Urkers en Urkerinnen zijn pad kruisen.
Het boekje pretendeert niet een kunstboek te zijn. Het biedt in schilderijen en tekeningen de aanschouwing van een verloren gegaan stukje verleden van het eiland Urk.
Waar nodig of wenselijk wordt een schil¬ der of schilderij nader toegelicht.
1) In ’Nederlandsche Kleederdragten’ (plaat XXVII en XVIII) dbor Valentijn Bing en Braet von Ueberfeldt.
2) Henri Havard in 1873 in ’De dode steden van de Zuid¬ erzee’. (Vertaling uit het Frans).
3) Uit ’Algemeen Handelsblad’ van woensdag 6 november 1929. Artikel ’In kleuren en kleeren. Urk en Kampen’.
4) Uit ’Urk4, een novelle van G.F. Haspels, in ’Vreugden van Holland’, Van Kampen en Zoon, Amsterdam, 1900.
Urk vanuit zee gezien
Onnoemelijk veel meer mensen hebben het eiland Urk vanuit zee zien liggen, dan er ooit voet aan wal hebben gezet. De Zuiderzee, zowel scheiding als verbinding tussen vijfgewesten, werd zeer druk bevaren. De zeeweg tussen Amsterdam en de Noordzee liep door het Val van Urk. Vanwege die stad was het eiland in 1660 gekocht en stond er een vuurbaak en een kaap. Om die reden werd ook de herbouw van kerk en toren in 1786 bekostigd: het gebouwwas een baken in zee. Het is dan ook zo vreemd niet, dat vanuit zee schetsen van het eiland gemaakt zijn.
Jacob Hooft, die het journaal van een reis naar Urk in 1777 schreef, maakte zijn schets op 3 juni. Duidelijk is het hoge en lage deel van Urk te onderscheiden. Over het lage weiland heen zijn het molentje aan de oostkant te zien en de masten van een paar scheepjes in ’t Hop. Tussen kerk en vuurbaak ’op de berg’ is nog geen bebouwing. Paalwerk moet de heuvel tegen verdere afslag beschermen.
’Het eiland Urk in de Zuiderzee uit het Oost-Noord-Oosten geschetst in 1825’ staat er onder de tekening van Grolst. Op zijn schets lijkt het eiland een romantisch duinlandschap. Duidelijk zijn kaap, vuur-
toren en (de ene) kerk te onderscheiden, hoewel de tekenaar de vorm ervan waarschijnlijk niet goed heeft kunnen zien: hij zette de toren op het dak. Links bevindt zich het nog kleine haventje. De schepen op de rede zijn mooi getekend. Twee lijken beurtschepen te zijn. De Zuiderzee werd in die tijd namelijk druk van dergelijke vaartuigen doorkruist. Alle plaatsen vanbelanglangsdeZuiderzeekust hadden een geregelde verbinding met Amster¬ dam. De Lemster beurtman kwam vlak langs Urk. Het middelste roei-zeilbootje kan van Rijkswaterstaat zijn geweest, dat dewaterwerken inspecteerde. Het lijkt zo vredig op deze stille zomerdag, maar de november-en decemberstormenvan 1824 en de februariramp van 1825 hadden verschrikkelijke verwoestingen aangericht. Toen waren de havendammen vernield en schepen in de haven vergaan. De eilanders vreesden zelfs hun geliefde geboortegrond te moeten verlaten.
Professor P. Harting nam in zijn boek over Urk in 1852 ook een tekening op die het eiland uit zee laat zien. Hoog en laag zijn weergoed te onderscheiden en tevens de voornaamste gebouwen en de haven. Het onderschrift spreekt voor zichzelf...
Harting
’Urk van den vuurtoren’, 3 aug. 1855 - Ongesigneerd
HET F.il-AVn VKIi VAX f»E Zl’III-OOKT ZlJUf: M’.ZIKX.
s r y/W'V/7/// y/'f/s-r'/'/s -#<"z?f?/syyrsss/ n’/fc/vtnr/y^r/sr/fr' 'S//zSs/Ys/ z^z/-/ 'Z'/ dr/YYS-//f*rf- yzzzzYYzrSyS r/zs s/fYS/ft-SSr ys*///* s//f ^"z /w/^/ /,/ r/sf<yzr/ss/zz/y / «// /zrzzy.j (rz/zzz- zrzrz/yzy/zz/z/z yzyzrz/zzzz'^z/'zrszzr ,zz/zzS z/zzz /z rrt-rjfr/- **tYr*Y,y'ryr yc/se/fo ZZzzzZ/'zy z/zz ^ZTZYZZ
den Herder 1912
AB Hoogliggend diluviaal gedeelte.
BC Laagliggend alluviaal gedeelte.
a. Vuurtoren.
b. Kerk der Hervormde gemeente.
c. Kerk der Christelijk afgescheiden gemeente.
d. Kleine molen tot droogmaling van het laagste, vroeger moerassige gedeelte.
e. Nieuw aangespoelde grond ontstaan door den aanleg van haven. h. Haven.
Ook Elbert den Herder,de Harderwijker conservenfabrikant en bekend actievoerder voor een ’open Zuiderzee’ schilderde Urk vanuit zee. Een ’primitief’ schilder, een van de zeer weinigen die vistechnieken in beeld bracht zoals hier het vissen met de dwarskuil door een Harderwijker in het ’Val van Urk’.
Terwijl Martin Monnickendam, in opdracht van het dagblad de N.R.C. in dejaren 1931/1932, de Zuiderzee rondreizend, een impressie geeft van Urk, duidelijk als een berg oprijzend uit de zee! Hij schrijft: ’En de 300 koppen die de meer dan 100 zware Noordzeebotters bemannen- er zijn ook een goede 100 Zuiderzeeschuiten, maar de Urker, anders dan de meeste Zuiderzeevisschers, zoekt toch liefst de Noordzee op - varen hoofdzakelijkop motorboten. En Urk isvoor het afdammen van de Zuiderzee dan ook niet bang, ’t Zal op de Noordzee blijven visschen. Terwijl het land, omheind nu als een oud Romeinenkamp, met een onafgebroken houten palissade tegen ’t zeegeweld, dan veel veiliger zal liggen. (serie: ’de gedoemde Binnenzee’)
Bezoekers van Urk beklommen graag de vuurtoren om vandaar het hele eiland te overzien. Vanaf zijn hoge uitkijkpost tekende iemand op 3 augustus 1855 ’de berg’ aan de voet van de toren. Links de kerk van de hervormde gemeente, in het midden het nieuwe gebouw van de christelijk afgescheiden gemeente, en rechts het haventje met de oudste werfen een paar op de visserij gerichte gebouwtjes. In de havenmond het rijksvaartuig waarvan detekenaardenkelijkeen deropvarenden was. Twee jaar nadien werd de haven naar het westen uitgebreid. Later hebben kunstschilders vanaf de havendam meermalen dorp en botters op het doek gebracht.
Zicht op haven, dorp en weiland
Een dorado was Urk zeker niet voor de schaarse reizigers. Het eilandje was klein en had weinig te bieden. De bewoners waren arm en moesten sloven voor hun dagelijkse leeftocht.
Toch bet dat weinige doorgaans een bekoorlijke indruk op de bezoekers achter: een groene heuvel met een witte vuurtoren, het kleine kerkje aan de zee, de groene houten gevels, de rode pannendaken, de vissershuisjes in vrolijke wanorde door elkaar, de bont wapperende waslijnen....
Rond het eiland, verspreid over de Zuider¬ zee, dansten de vissersschuiten met bollende zeilen en bewimpelde masttoppen. Van schier alle vissersplaatsen rond de oude binnenzee kwamen ze hier vissen, bij de Staart of in het Val van Urk; de vissers van Volendam en Vollenhove, van Harderwijk en Elburg, van Bunschoten en Huizen, van Lemmer en Staveren. En wat een verscheidenheid aan schepen: schuiten en botters, aken en pluten, bollen, bonzen en jollen, de ’grand fleet’ van de Zuiderzee, bedrijvig vissend, op jacht naar zilveren buit.
Dat was het beeld van de Zuiderzee voordat de Afsluitdijk als een slagboom een halt toeriep aan deze oer-Hollandse bedrijvigheid.
In en rond de haven was het al even levendig. Op de smalle kaden was het, althans gedurende het seizoen waarin de haring en ansjovis werd gevangen, een drukte van belang. Vissers torsten de vismanden naar de afslag, stelden of verstelden hun netten voor een nieuw avontuur op het water of proviandeerden in de piepkleine winkeltjes waar in het hoogseizoen een babylonische spraakverwarring heerste van schelconverserende vissers in voorvaderlijke klederdrachten.
In de schuren of daarvoor stonden vrouwen en meisjes, kinderen soms nog, aan de lange houten schragen de vis te verwerken, ansjovis vooral, lekkernij voor de rijkeluistafel.
De zilveren haring werd er gerookt in de schemerduistere rokerijen, sprot en geep en wat de Zuiderzee maar aan voeding opleverde.
Tegen de glooiingvan de naar het oosten afdalende ’berg’, waarop het eigenlijke dorp was gebouwd, vond men het domein van de zeil- en nettenmakers. Hier werden de zeilen geteerd en de netten getaand in dampende ketels. Op de drie werven aan de ha¬ ven mengde zich het ritmisch hamergeklop met het krijsen van de meeuwen, gie-
rig op buit en over en door elkaar buitelend boven de haven.
Het dorp zelf, hogerop gelegen, bood de reizigereen wirwarvan straatjes en steegjes, soms met onverwachte doorkijkjes over de zee of op het achter het dorp gelegen hooiland. In het oudste gedeelte van de dorpskom stonden de huizen door, naast of ook wel in elkaar gebouwd.
Vooral in dat gedeelte, gelegen aan het westeinde van het dorp, waren tot ver na de tweede wereldoorlog, nog de oude visserswoningen tevinden met hun typische houten topgevels en muren die aan de onderkant zwart geteerd en naar boven toe witgekalkt waren.
Groene tuinen waren in dat oude dorp niet te vinden, er was eenvoudig geen ruimte voor. Wel stonden voor sommige huizen bomen in de kleine ’hofjes’ die met een simpele erfafscheiding waren afgesloten: palen met wat slordig latwerk of ook wel voorzien van op regel geplaatste latten, groen geverfd met witte kopjes. In het meuwere gedeelte van het dorp, nabij de haven, werden later van gemeentewege wel linden en iepen geplant.
Grote winkels waren op het eiland niet te vinden. Tot aan de inpolderingswerkzaamheden in de jaren ’30 werd de kleine nering veelal gedreven door de plaatselijke boeren of door de vele weduwvrouwen, die zich gedwongen zagen zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Soms werd een woonkamer of achterhuis als winkelruimte ingericht. Het interieur was eenvoudig: wat bakken met grutterswaren, een toonbank met een weegschaal en voor de ramen wat planken met daarop wat stopflessen met
snoep. Zo’n vijftigjaar geleden waren er op het eilandwel honderd van die ’familiewinkeltjes’ te vinden en dat op een inwonertal van plm. 3500!
Brood en melk werden langs de deur gevent in houten karren, melk ook wel met paard en wagen. In de zomer werd turf opgeslagen voor de winterdag.
Alles moest per boot, beurtschip of tjalk worden aangevoerd van de vastewal. Het bracht levendigheid en vertier in het dorp, waar de dwars over de straat gespannen waslijnen nogal eens voor verkeersproblemen zorgden.
Het geroezemoes en de bedrijvigheid van dorp en haven waren te ontvluchten door een wandeling, daags rond het ’Top’ (het hooi- en weiland) en’s avonds naar het havenvuur (’het vuurtje’).
Hendrik Korf, in leven onderwijzer te Amsterdam en later hoofd van een Muloschool aldaar schreef voor de toenmalige ’Urker Courant’ zijn ’Amsterdamsche Brieven’.
In een van die brieven, het was no.33 in het nummer van 30 September 1925, blikte hij terug op een ’Urker’ vakantie.
’Zo bracht de laatste vakantie me ook naar Urk.
En als gewoonlijk heb ik er genoten. Je spreektweer eensje oude kennissen, je babbelt over alles en allerlei, je slurpt met welbehagen je kopjes koffie en je proeft met kennerstong je smakelijke ’biessien’ (koek of koekje).
In de morgenuren ben je natuurlijkpresent in de afslag en je beoordeelt ofde vis prijzig is die dag of niet. Even later slenter je kalmpjes langs de haven en geniet van de
altoos aantrekkelijke drukte. Tot je aanlandt b.v. in de zeilmakerij, waar je met genoegen de rest van de morgen kunt slijten. Inderdaad, je kunt op Urk van je vakantie genieten. Vooral als je komt uit de woelige stad, waar je misschien veel van houdt, maar die je toch op je vrije dagen graag ontvlucht. En wie van de zee houdt, kan nergens beter terecht dan in’t hartje van de Zuiderzee. Een wandeling om het Top heeft altoos een eigenaardige bekoring. Wat kun je tegen de avond niet in stille bewondering genieten van de machtig schone zonsondergangen. En al hoorje vaak in min of meer dichterlijke taal de schoonheid beschrijven van het ’gloeien’ van de Zwitserse Alpen als de zon achter de toppen schuilt, me dunkt, mooier en indrukwekkender dan het wegzinken van die vuurbol in een purperen zee, waarover zich welft een avondhemel met steeds wisselende kleurschakering, kan het haast niet. Wie oog heeft voor de natuur kan hier, op het Top, avonden door brengen. Wanneer alles om je heen zwijgt, zelfs het dorp in de verte zich almeer verliest in de rust van de nacht, je niets hoort dan de stilruisende zee, die haar eentonig lied zingt van de steeds wisselende doch altoos blijvende, dan voel je je een worden met de dingen van rondom en je ziel gaat meezingen het loflied tot eer van de Schepper. Ik herinner me een zomeravond op het ’vuurtje’. De dag was voor mij ietwat onrustig geweest en om weer in evenwicht te komen, was ik de havendam opgedwaald. Over deverzilverde zee goot de maan haar geheimzinnig licht. Vooral die vervloeiende baan van beweeglijk zilver, daar recht
voor me uit, die eindeloos scheen voort te lopen tot aan de hemel zelf, was van een wondere schoonheid. Sterrelichtjes flonkerden vriendehjk aan de rustige hemel. De zee, in rusteloze beweging, zong zachtjes haar lied van oneindigheid. Mysterieus droomde het dorp op de achtergrond. Zeg me, waarde lezer, zou je haast beter plekje en beter gelegenheid kunnen vinden om tot uw ziel te spreken? ’Wat heb je op Urk!’ Zeg dat niet, lezer, want dan kent ge Urk niet, al woont ge er ook jarenlang.
Op Urk hebt ge veel, heel veel, waarvoor ge moet leren danken.’
Tot zover Hendrik Korf.
Een schilder heeft niet veel woorden nodig.
Op de volgende pagina’s zien we hoe hij met pen en penseel zijn visie geeft en goe hij de sfeer van het eiland Urk ondergaat.
A. Hoff ’Thuisvaart’
OswalddAumerie
’Haven van Urk’ 1908
A. Hoff liet de Urker botters zwaar met vis beladen de haven binnenvaren. Het schilderijtje heeft jarenlang in het bekende Amsterdamse cafe ’de haven van Urk’ in de Warmoesstraat gehangen! ’Oswald d’Aumerie hield van water, wind en ’luchten’.
Hij zwierf met zijn tjalk over de uitgestrekte plassen bij Loosdrecht maar bezocht ook herhaaldelijk de Zuiderzee.
In September 1908 ging hij voor anker in de Urker haven, die hij uiteraard ook met zijn penseel weergaf.
De haven als een kom, met de vuurtoren op de nog geheel onbebouwde ’berg’. Enkele loodsen voor visbewerking staan er. Links het zogenaamde ’middenvuurtje’ als extra baken.
Ernst Leyden zag het weer anders. Hier geen nauwkeurige details, maar een sterk expressief beeld van een haven op een rustige dag. Het grootste gedeelte van de vloot lijkt uitgevaren.
Ook het schilderij van de werf is krachtig en fors opgezet.
De romanticus Jos Lussenburg schildert een werfvol sfeer.
Maar het werk was er hard.
’De Zaterdagavondklok van zes uur was dan het sein om de zondag in te luiden en hamer en beitel, peklepel en breeuwijzer op te bergen. Dan zat de week erop...’ en ’Liggers, spanten en mastbanken, het ging allemaal op het handje, met detrekzaag en de dissel. Het ’krommen van het hout’...
Ik denk aan het open werk op de hellige onder alle weersomstandigheden. Bij kou en hitte en wat een tocht met meest Z. en Z.W.-wind’ (F.W. Kramer. ’In memoriam Jan Roos’)
Het veel later gemaakte aquarel van Flip Hamers geeft goed detotaal veranderde situatie weer. De grote Noordzeekotter heeft zijn intree gedaan! Het is 1973.
Arie van derBoon
'Steigerhaven Urk’
van der Boon ’Haven van Urk
Arie van der Boon, de Drentse schilder bij uitstek, trok ook naar Urk.
Op zijn tekeningvan de Steigerstaan links de stellages met de katrollen, waarover met touwen de schepen die vastgeklemd raakten in het ijs, de haven binnengetrokken werden. Met mankracht!
De omroeper ging door het dorp om de mensen op te roepen de helpende hand te bieden!
Bij het tweede werk van zijn hand klopt het hart van de echte scheepsliefhebber!
Hoe stoer ligt de ’blazer’ hier terwijl de netten hangen te drogen.
De uit Dordrecht geboortige schilder An¬ tonie Schotel was ook een liefhebber van de Zuiderzee met haar schilderachtige vaartuigen.
Hij was een krachtig aktievoerder voor het behoud van de Zuiderzee!
Hier geeft zijn penseel het water een sprankelende schittering, waarin de botters zich vol beweging weerspiegelen.
Hoe anders is het werk van jaren later. Stalen schepen, een egaal watervlak.. weinig romantiek meerover! Toch begon met deze schepen ’het wonder van Urk’.
Andre van der Vossen, die als graficus gro-
te bekendheid verwierf, laat op zijn houtsnede de bemanning van de UK 82 de netten herstellen.
Ze zijn ver van huis, waarschijnlijk in de haven van IJmuiden!
De Rijkswaterstaatman en kunstschilder
Wouter Ydo woonde jarenlang in Hoorn. Als goed zeiler was voor hem de oversteek niet zo moeilijk naar het pittoreske Urk.
Hij laat zijn vissers een praatje maken op de kade, terwijl de een zijn hoofd bedekt houdt met de markante ’karpoes’ en de ander het bij het wat deftiger ’viltje’ houdt!
Martin Monmckendam
’'Haven van Urk 193V
Bijde houtskooltekeningdie
Martin Monnickendam in 1931 maaktepast wonderwel hetgedicht van Willem Ruiten ’De Batters’.
MartinMonnickendam ’Urkervisser’
DeBotters
Veel vreugden die mijeens begaven vindih almijm’renddikwijls weer, zoalsmijn spelaan d’Urkerhaven waar’tsteeds zogeurigrook naarteer.
Ik kon als kinder uren dromen met d’ oudegrijze vissers mee, en heb ze daarzien binnenkomen, de botters van de Zuiderzee.
Dienaarhun ligplaats manoeuvreerden, en schurendlangs ’t vertrouwdplankier hun bolle, houten lijven meerden. Maarook veeland’ren kwamen hier...
Daarlagen er van Vollenhove, van Bunschoten en Harderwijk, soms voor de windhierheen gestoven bij tien en twintig tegelijk.
Elburgers, Genemuidenaren en Volendammers op een rij.
Uit alle verten aangevaren zag ik zeliggen zijaan zij.
Weersta ik daar. Eenjoch op klompen, dat met een vreemd verlangen staart naaraldiezwartgeteerde rompen en aldiemasten hier vergaard.
En dat opnieuw, bij’trustlooskringen van meeuwen boven’t havenvuur, degolven langs ’t basalt hoortzingen van lokkend vissersavontuur
Willem Ruiten
/. de Veen
'Haven van Urk', 1977
Een zeer duidelijk beeld van haven, kade en dorp van de hand vanJ. de Veen. Hier klopt iets niet. Het is een vooroorlogs beeld, terwijl het werk 1977 gedateerd is! J. de Veen was een markant man en zeer bekend invisserijkringen. Begonnen bij zijn vader op de ’Enkhuizen 124’ en vissend op ansjovis, ging hij zich al snel voor andere aspecten van de visserij interesseren. In 1916 kreeg hij een baan op het ’Ministerie van handel, nijverheid en visserij’, zoals dat toen nog heette. Het biologisch aspect van de visserij had zijn grote aandacht. Hij deed onderzoek op Duitse trawlers naar de visstand en schreef samen met Dr. Pesch een boek over de Nederlandse visserij. Zijn zoon, de bioloog
Joop de Veen, was de eerste die waarschuwde tegen de overbevissing. Jaap de Veen was goed bevriend met enkele Urker families. De Zuiderzee en haar omliggende dorpjes hadden zijn grote interesse. Hij was ook nauw betrokken bij de grote Zuiderzeetentoonstelhng die voor de oorlog in Enk¬ huizen gehouden werd. Daarnaast was schilderen zijn grote hobby. Het is dan ook het Zuiderzee Museum dat hem in latere jaren de opdracht geeft stadjes en dorpjes rond de Zuiderzee zo getrouw mogelijk vanuit zijn herinnering en met behulp van foto’s vast te leggen op het schildersdoek. Wij dachten dat dit werk zeker niet mocht ontbreken in ’Pittoresk Urk’!
Job. Visser
’Doorkijkje te Urk’
De tekening van een zekere Joh. Visser geeft precies de plaats weer waar de toerist voet aan Urker wal zette als hij zich per lijndienst naar Urk liet vervoeren. Deze tekening werd aan Koningin Wilhelmina cadeau gegeven bij haar 25-jarig ’ambtsjubileum’ als onderdeel van een nationaal geschenk. De tekeningen van steden en dorpen uit alle streken van Nederland werden in albums gebondenen worden nu in een speciaal daarvoor gemaakte palissanderhouten kast in het Koninklijk Huisarchief bewaard!
Wat kunnen mensen op een wonderlijke wijze ergens verzeild raken. Neem nu Ma¬ dam Marguerite Gellens-Molitor.
Zij kwam bepaald niet op het schilderachtige karakter van Urk af.
Voor haarwas het meer ’Pile du diable’, zoals de Belgische officieren die tijdens de Eerste Wereldoorlog op Urk gei’nterneerd waren, het noemden.
Marg. Gellens
’Urkerstraatje’
Corn. Vreedenburgh ’Urkerhoekje’
Arie van der Boon ’Straatje te Urk’
De echtgenoot van Marguerite was een van deze officieren! Twee-en-een-halve maand bracht zij door op het eiland om zoveel mogelijk op de toegestane uren haar man in het interneringskamp te kunnen bezoeken!
Maar, zo lezen wij in ’Eigen Haard’ van januari 1916, met het invallen van de winter werd het leven in het kleine tochtige huisje voor haar, haar bejaarde schoonmoeder en het kleine dochtertje te bar en verhuisde zij naar Amsterdam. Haar kunstzinnige aspiraties, geschoold op de academie te Brussel, kon zij op Urk echter bot vieren. Zij maakte diverse zeer aardige dorpsgezichten.
Arie van der Boon bezocht niet alleen de haven, maar liet zich ook door het oude dorpje inspireren, terwijl de situatie zoals Cornelis Vreedenburgh die weergeeft nog voor een groot deel hetzelfde is gebleven! Vreedenburgh, bekend etser en tekenaar van stads- weide- en watergezichten, trok ook langs de kusten van de Zuiderzee. In 1916 vertoefde hij in Kampen.
Het ligt voor de hand dat hij van daaruit Urk bezocht.
Ben Walrecht ’Kerkje aan de zee’ Ook het weiland is slechts zelden afgebeeld. Oswald d’Aumerie heeft waarschijnlijk genoeg tijd op het eiland doorgebracht om er de charme van te zien.
Hij schilderde de weide met een paar koeien erin, maar begaf zich tevens naar de uiterstepunt van het eiland, daar waar een zandige ’staart’ van Urk zich in het water aftekent, en maakte er een uniek gezicht opUrk. Nu eensniet oprijzend uit hetwa¬ ter, maar uit sappig groen grasland! (afb. pag. 29)
Het is merkwaardig hoe weinig maar het oude ’Kerkje aan de Zee’ artiesten heeft kunnen inspireren! Alles trok op de haven of de ’buurtjes’ aan.
Gelukkig heeft Ben Walrecht er toch wat in gezien! Op de plaats waar nu het indrukwekkende vissersmonument staat, stonden toen de fuiken te drogen!
O. d’Aumerie
’Vrouw bijhet weiland’
JantjedeKnipper
’N.H. Kerk tc Urk’
Jantje de Knipper 1855-1938
Jan Visscher heette hij, maar iedere Urker - wie kende hem niet? - noemde hem Jan de Marker. Zijn grootvader was namelijk een Marker die op Urk kwam wonen. Jan hield zich al op zeer jeugdige leeftijd met de schaarkunst bezig. D.J. van der Ven, de bekende folklorist, heeft nog een knipsel gezien dat Jan vervaardigd zou hebben toen hij vijf jaar was, een huwelijksknipsel voor Ide Johannes Snoek en Femmetje Gerrits Koffeman en gedateerd op 16 mei 1860.
Dat knipsel is helaas verloren gegaan, evenalszovele vanJan’s werkstukken. Na jaren lieten de kmpsels los van de ondergrond, vaak behangselpapier, en werd het weggegooid.
Ook wordt verteld dat Jan als 12-jarige jongen te Genemuiden een ’herberg met volk’ geknipt zou hebben. Recentelijk werden drie van zijn produkten ’herontdekt’. Twee daarvan hebben betrekking op het kerkje aan de zee(zijn favorieteonderwerp!) en een behelst een wintertafereel uit 1929, toen de Zuiderzee was dichtgevrorenen een stroomvan auto’s, fietsen en arresleden naar het eiland kwam.
Jan zal, toen hij nog visser was, bij windstilteofverwaaid in een der havenplaatsen
aan de Zuiderzee, veel gelegenheid heb¬ ben gehad zijn prentkunst aan boord te beoefenen. Veel materiaal had hij immers niet nodig: een schaar en wat sitspapier, dat hij uit Enkhuizen liet komen.
Jantje de Knipper
’Winter 1929’
Over zijn werk schreefHil Bottema: ’Zijn knipwerk heeft een geheel eigen stijl en is zuiver decoratief. Met een grote schaar in zijn eeltige handen knipte hi) versierde randen, met uitsteeksels en openingen, ten dele enkel en ten dele dubbelgevouwen. Dit vormt van menig werkstuk de omranding. Voorts heeft hij veel lofwerk van bladeren geknipt. Ook boompjes knipte hij graag: treurboompjes, warvoor hij vermoedelijk het voorbeeld vond op sommige grafzerken, en loofboompjes naar eigen vinding, die met opwaarts gegroeide takken een fraaie gesloten vorm hebben. Urker botters heeft hij ook in menigte geknipt, zowel in gesloten schaduwbeeld als ’gedeeltelijk doorzichtig’ met een kijkje in de kombuis (bedoeld zal zijn: stuurhut, red.).’
Jan knipte graag opschriften in zijn werk: teksten uit de bijbel, een gedeelte van een psalm- of gezangvers, vrome volksspreuken of een mengeling daarvan. Hi) knipte de re¬ gels schrift afzonderlijk en gebruikte hoofden kleine letters door elkaar. Zijn favoriete onderwerp was, als gezegd, het kerkje aan de zee, zijn kerkje. Op het knipsel is de kerk te zien met het kerkhof. Kerk en toren zijn gedeeltelijk opengewerkt. Onderin de toren de consistoriekamer met tafel en stoelen. In de kerkde banken en stoelen, de kandelaars, de lampen, een van de kerkscheepjes bekend als ’T Schip Spitsbergen’, de preekstoel met daarboven het orgel. De bomen en het hekwerk, alsmede het baarhuisjevan het kerkhof, zijn in neergeklapte projektie weergegeven. Aan ieder detail is gedacht, van de galmgaten boven de torentrans tot het opschrift boven het toegangshek: ’LAASSTE RUSTPLAAS’.
Met hoeveel liefde en toewijding moet een knipsel als dit zijn vervaardigd! ’Een oude, tere ziel’, noemde de dorpsdichteres, Mariap van Urk, hem, en zij vervolgt: ’Vast en zeker geloof ik, dat je je halfsleten klompjes in het voorportaal van de kerk hebt laten staan, toen je het interieur moest uitknippen. Je hebt dat gedaan op kousevoeten, zo als je het leven doorging op kousevoeten. En die grote, oude schaar werd in jouw devote handen een toverstaf.’ (’Urker ambachten en bedrijven’, Enkhuizen 1955)
Op het kleine kerkhof met zijn door de zeewind doorwaaide bomen werdJantje de Knipper in 1938 begraven, eenvoudig en schamel, zoals hij had geleefd. Geen steen dekt zijn graf, arm was hij tijdens zijn le¬ ven, arm is hij gestorven.
Bij een oude foto...
Wat een geluk dat Urk omstreeks de eeuwwisseling een schoolmeester rijk was met een unieke hobby!
Meester H.T. Nieuwhuis, die van 1883 tot 1921 op Urk stond, was een verwoed amateurfotograaf.
Aan hem dankt Urk een omvangrijke collectie portretten van dorpsfiguren, havenen dorpsgezichten.
Ongetwijfeld is ook deze foto van de kunstschilder ’Anton’ Fock in zijn Urker ’atelier’ van zijn hand!
Antonius Leopoldus Josephus Maria Fock moet, zo te zien aan het om hem heen uitgestalde werk, wel wat langere tijd op Urk hebben doorgebracht. Hij heeft zelfs kans gezien een leegstaand klaslokaal als ’atelier’ in te richten. Of mocht hij het misschien alleen na schooltijd gebruiken... ofis het slechts voor de foto in scene gezet? In elk geval was het schilderen van portretten en figuren Fock’s sterke zijde en zijn kindermodellen bleven denkelijk beterstil zitten in de strenge omgevingvan de school dan thuis in het meestal kleine en overbevolkte woninkje!
Anton Fock in zijn Urkeratelier
Anton Fock
'Evert "Zoudenbalch'
Heer van Orck en Emeloort
Hoe gaafzijn de portretten van het meisje met haar pop en van het jongetje met zijn scheepje! Hoe diep onder de indruk lijken beide te zijn van het gebeuren! Het was volop de tijd zoals R.W.P. de Vries jr. nog in 1907 schreef: maar gelukkig is de zondvloed der artiesten nog niet overUrk uitgestort als over Volendam en elders, waar de sujetten direct ’en pose’ gaan zitten en de dreumessen een ieder die er wat artistiek uitziet, of uit wiens zak een schetsboek steekt, aanspreken met: Schilder wil je me uuttekenen?’ (Boon’s geill. Magazijn 1907)
Het zal omstreeks 1890 geweest zijn. Er was toen een goede bootverbinding tot stand gekomen met Kampen wat de toegankelijkheid van het eiland voor een kunstschilder beladen met zijn attributen belangrijk verbeterde. Bovendien weten we dat Anton Fock in 1910, op 58-jarige leeftijd stierf. Als we aannemen dat hij op de foto tegen de veertig jaar is dan klopt 1890 wel zo ongeveer.
Hij werd geboren in Amersfoort in 1852 als tweede van zes zoons in een erudiet, goed-katholiek gezin. Zijn vader was een alom geacht geneesheer, die veel publiceerde op medisch-wetenschappelijk gebied en zich daarnaast ook zeer maatschappelijk opstelde.
Zo deed hij een uitgebreidonderzoek naar de zijderupsteelt met het doel deze als werkverschaffende industrie in Neder¬ land te introduceren.
Bovendien was hij een strijdvaardig en geengageerd katholiek! Talrijke pamfletten verschenen van zijn hand en op 68jarige leeftijd leerde hij nog Russisch, om
vanuit die taal een artikel ’Een Russisch pleidooi voor de Roomsche Kerk’ voor het tijdschrift ’De Katholiek’ te bewerken.
Geen wonder dat twee van de zoons priester werden en dat de kunstenaarszoon ’Anton’ tal van pastoors en geestelijken portretteerde!
Waarschijnlijk gaf zijn broer Leopoldus, priesterte Amersfoort, en tevens directeur van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, hem de opdracht het befaamde portretvan Evert Zoudenbalch, ’Heervan Orck en Emeloort’ (1423-1505) te copieren!
De naam van het Utrechtse patriciersgeslacht Zoudenbalch is nauw verbonden met het toenmalige ’Orck’, het beleefde er roerige tijden....
Heeft dit portret Anton Fock ge'inspireerd eens op Urk een kijkje te gaan nemen?
Het is een leuk idee, maar in werkelijkheid zal hij wel op de tijdstroom zijn meegedreven: de vissersbevolking was immers een veelgezocht onderwerp. Volendam stond toen reeds in de belangstelling van vele (buitenlandse) schilders en Josef Is¬ raels (1824-1911) had reeds lang de schilderachtigheid van het Hollandse vissersdorp Zandvoort ontdekt!
Toch had Fock iets aparts. Immers de meeste schilders die op Urk kwamen, trokken naar de haven ofnaar schilderachtige hoekjes in het dorp.
Anton Fock had een oog voor het andere Urk... voor de kinderen, de jonge moeder, de oude ’bebe’ die een bootje gemaakt heeft voor zijn kleinzoon. Maar ook voor hen die alleen en onverzorgd achterbleven.. de weduwen.. want van wie anders zou dat winkeltje met het ene raampje geweest zijn dan van een weduwe in kommervolle omstandigheden?
Wat moest een vrouw wier man op zee bleef? Erwas niet veel keus... ze begon een winkeltje. Heel veel van die nerinkjes moeten er geweest zijn.. te veel eigenlijk gerekend naar het aantal inwoners.
Anton Fock viel dat kennelijk op.
Hij is waarschijnlijk de enige die zo’n win¬ keltje heeft afgebeeld.
Jammer genoeg is het origineel niet achterhaald, zoals geen van de op deze foto voorkomende schilderwerkjes. Deze foto en de foto van een ’Urker binnenhuisje’ is alles wat er tot nu toe is! Nogmaals... wat een geluk dat de fotograferende schoolmeester bestond!
Ook bij familiewas navraag niet mogelijk. Alle zes zoons stierven als priester... ongehuwd... of kinderloos.
Anton zelf stierf ongehuwd op 11 november 1910 in Antwerpen waar hij vanaf cir¬ ca 1890 met tussenpozen woonde.
Het interieurvan de Urker huisjes in 1906 was schameltjes, zoals R.W.P. de Vries jr. schrijft. Het zal niet veel afgeweken hebben van de arbeiderswoninkjes overal verspreid in Nederland in die tijd.
Over het mterieur van de vissershuisjes laat hij zich als volgt uit: ’Een blik in een woning overtuigt ons spoedig dat we hier niets behoeven te zoeken wat naar enige weelde riekt; waar mogelijk, zoals men wel vertelt, bij enkelen oud aardewerk, oude kasten en kisten, nog uit grootvaders tijd, aanwezig waren, daar zijn wel de sjacheraars met hunne speurneuzen gekomen, om, profiterende van de armoe der eigenaars, een en ander zich voor enkele guldens toe te eigenen.
Het eigenaardige cachet van een Marker pronkkamer of pronkbed mist men hier ook totaal!’
Maar alswij het schilderij van Anton Fock bekijken, straalt ons toch een zekere gezelligheid tegemoet: De hoge schouw boven de haardplaat heeft een ’valletje’ en is verder gesierd met een rij borden.
Aan de muur hangt een Friese klok en een vogeltje kwettert gezellig in zijn kooitje.
Op de eenvoudige tafel staat het theeblad met de kopjes en de theepot staat te trekken op een aardewerken stoofje. Een biezen mat en een paar degelijke knopstoelen completeren het geheel.
Ernst Leyden
Oskar Moritz Ernst Leyden (Rotterdam 1892-Versailles 1969)
Als de naam Ernst Leyden valt, beginnen de oogjes van de oude Urker ttmmerman Jan Mars te glimmen. Zeker kent hij deze naam! Leyden, die kunstschilder, die een atelier op Urk had praktisch naast het huisje van zijn moeder, aan de rand van het dorp met uitzicht over het weiland en de zee! Hij was waarschijnlijk wel de eerste Urker die met Ernst Leyden kennis maakte, want: ’Ziet u, dat zit zo, ik werkte bij een baas in Amsterdam. U weet wel, ’t was armoe op Urk, en wilde je een paar centen verdienen, dan moest je wel naar ’de wal’. Bovendien was mijn moeder weduwe en was mijn verdienste naast de inkomsten uit haar winkeltje zeer welkom.
Mijn baas zei op een goede dag tegen me: Jan, ik heb een mooi karweitje voor je. Er woont in Blaricum een kunstschilder die zijn atelier naar Urk verplaatst wil hebben... En zo leerde ik hem kennen. Een vrolijke charmante vent... Hij zei tegen me:Jan, alsje dit ateliernetjes voor me neerzet krtjg je een fooitje. Toen het atelier er echter stond kwam hij naar me toe en zei: Jan ik heb je een fooitje be-
loofd, maar ik zit zo krap bij kas! Geeft niet meneer Leyden, ik verdien een goed loon. Enkele jaren later loop ik in Amster¬ dam over het Rokin langs dat grote gebouw waar al die artiesten altijd zitten (Arti et Amicitiae) en daar zie ik een heel groot schilderij van een paar Urker vissers met een schaal met aardappels voor zich.
Terwijl ik sta te kijken legt iemand een hand op m’n schouder... dagjan... dag me¬ neer Leyden...Jan, ik ben je nog wat schuldig. Weet je nogdat ikje een fooitje beloofde... het gaat me nu goed... ik heb goed verkocht... hier is je geld.
Ik was natuurlijk niet zoveel op het eiland, maar mijn moeder vertelde dat er dikwijls vrienden en vriendinnen bij hem logeerden en dat ze een reuze schik hadden met elkaar!’ Wat voor indruk moet dat allemaal wel niet op de Urkers gemaakt hebben? ’Ernst’ Leyden zoals hij zich als kunstenaar noemde, woonde van 16 mei 1919 tot 14 april 1921 op het eiland op het adres Wijk 6-85a.
Waarom kwam hij eigenlijk naar Urk? Hij verkeerde in een belangrijke kunstenaars-
kring: Mondriaan, Jan Sluyters, Toorop, Leo Gestel, Van de Vegte, Wim Hussem en anderen. Waarom ging hij niet ook naar Volendam waar velen van zijn vrienden werkten?
Volgens zijn zoon Ragnar Leyden was het hem daar te vol. Zijn hele leven lang werd gekenmerkt door een hang naar de ruimte naar de rust en puurheid van het platteland. Noodgedwongen moest hij dit wel afwisselen met een verblijf in een wat meer actief-artistiek milieu voor de noodzakelijke kontakten en tentoonstellingen. Bovendien deed hij graag dingen die een ander niet deed. En Urk was toch iets aparts. Het was per slot van rekening een eiland, in strenge winters met veel ijsgang zelfs gei'soleerd, een plaats ’waar de verlatenheid en de trotsch van het verweerde volk der zeeen het diepst en het zuiverst wordt beleden’ zoals de kunstcriticus Ben van Eysselsteijn het in een artikel in ’Eigen Haard’ heel lyrisch omschreef! Leyden kwam niet geheel onvoorbereid. Hij bezocht het eiland een paar keervan tevoren. Misschien mogen we ook niet helemaal veronachtzamen dat zowel bij zijn ouders als bij zijn grootouders een Urker meisje als dienstbode in huis was!
Leyden was geen geheel onbekend talent toen hij zich op Urk vestigde.
Verscheidene tentoonstellingen in Am¬ sterdam kregen goede kritieken. Uit een artikel in ’De Kroniek’ van de hand van N.H. Wolf:
In januari 1916 deed Leyden zijn Joyeuse entree’ in deAmsterdamseschilderskringen en zijn eerste werk - het dekoratieve versieringswerk bij het kunstenaarsfeest van ’de
Kunst’- vestigde al dadelijk de aandacht op hem. Dezejongeman moeten wij in het oog houden, was degedachte!’
En dan volgen lovende beschrijvingen van zijn werk op volgende tentoonstellingen.
Niet alleen zijn schilderwerk maar ook zijn vaardigheid als tekenaar van toneelaffiches, reklametekeningen, fraaie muziekomslagen en aantrekkelijke modetekeningen worden geprezen. Het is een veelzijdigheid die Ernst Leyden in zijn verdere leven nog zeervan pas zullen komen. Ook spreekt dan al zijn vermogen tot evolueren, het aanleren van nieuwe technieken en het open staan voor ontwikkelingen die zich in de schilderkunst voordoen.
Na het drukke bestaan in Amsterdam volgt dan Urk: een andere wereld!
Hij was kennelijk gecharmeerd van het eiland en trachtte in zijn schilderijen en tekeningen iets te vangen van de sfeer die hing bij dit hardwerkende volk, van hun schilderachtige huisjes en de bedrijvige ha¬ vens en werven: ’Zijngezichten van dekleinekleurigehuisjes, hetlevendigehaventjeen hetfantastischaangedanevisschersvolk hebben in hun fonkelende diepe kleur en eenvoudige vormduiding iets vertelsachtigs aan zich, een sfeer van sprookjesachtige verdroomdheid’(N.R.C. 1924)
Het is echter niet alleen het schilderachti¬ ge en het bedrijvige van het dorp dat hem boeit, maar juist ook de angst en de beklemming die het leven van eenvisser kenmerken:
’In die wijde uitgestrektheiden onzekerheid van dezee wordtalle verweeren menselijke kracht klein en broos. Wat blijft erover van die schepen die, op de helling getrokken
(breed gebouwd, een forsch gebaar, een krachtige zware lijn omhoog de boegen) en liggendin dehaven, dezwarezeilsteilten als krachtigevlakken, brede,fiele, driftigespanningen, zoveelschijnen te kunnen trotseren en doorstaan?’ (Henri Bruning in De Maasbodejuni 1923)
Een andere kunstcriticus schrijft: ’Het zijn de stoere de ruige visschers diezijn liefde ten voile hebben. Op Urk heeft hijhet leven der visschers leeren kennen. Van een suggestieve en diep ontroerende kracht zijn de werken die hij aan het zeeleven ontleende’. (Eigen Haard 1923)
Dit harde leven van een vissersbevolking, levend op een eiland, overgeleverd aan de nukken van wind en water voor hun bestaan moet wel bijzonder veel indruk gemaakt hebben. En zeker niet op Ernst Leyden alleen. Als het grote schilderij ’Biddende Visschers’ op een tentoonstelling verschijnt wordt vol ontzag geschreven: ’Wie het leven van deze menschen van nabijheeft beschouwd, weet tot welk eenpuriteinsraszijbehooren, hoehun huiden hun levensbeschouwing gelooid zijn tot harde, dogmatische koppen, gekerfd en verweerd als vermolmde, primitieve heiligenbeelden.
Dit volk is een arm volk. Maar het is een volk van vorsten. Hun armoedeerkenthun povere menschelijkheid: hun doleerend schuldbewustzijn. Maarhet is nietdearmoe¬ devanpauperismezondermeer;hetisdenatuurlijke armoede van den vorst wiens koninkrijk niet van deze wereldis, een armoe¬ dediehen dektalseenpurperen mantel, omdat zij aan dat Vorstenrijk deel hebben. Daarom is het gebed van den visscher geen smeeken om meer, het is ten alien tijde een
dankzegging voor het veel te vele. Nimmer breekthun bitterleven uit tot een opstandig verzet. De revolutievan den arbeiderisaan Leyden’s visschers vreemd. Immers zij zijn de deelgenooten aan een grooter en volkomenerkoninkrijk en hun Koning is hun Vader tevens. Dan vouwen zij de handen en bidden: Wijdanken U, dat Gijons wedergevoerdhebt over de ruggen derzeeen; dat Gij ons weder verzameld hebt aan den disch, en dat Gij ons weder voorziet uit den volheid Uwer gaven - mild en overvloedig - ja tot walgens toe. Een vorstelijken dank voor het karig maal van wat visch en vet. En toch... een koningsmaal als het zoo gezien, zoo gevoeld wordt.’(Eigen Haard 1923)
Tja... bij een huidige moderne kotter met zijn kombuis met roestvrijstalen aanrecht, de koelkast, het gasfornuis en de behoorlijke karbonade op het bord, kunjeje toch nauwelijks zo’n lyrische ontboezeming meer voorstellen... Terwijl toen, toen Ernst Leyden op het eiland verbleef, de moderne tijd al begon door te breken. De eerste zeilbotters hadden al een motor in laten bouwen! Hi] moet heel wat geschilderd hebben op Urk. Veel van zijn werk ging echter verloren bij een brand in Londen tijdens een tentoonstelling terwijl ook in de oorlog van ’40-45, toen zijn ate¬ lier in Loosdrecht onbewoond was, nog meer werk verdween. Hoewel zijn atelier twee jaar lang op Urk stond, verbleef hij zelfdaar niet altijd. Vanaf 1919 maakte hij ook grote reizen rondom deMiddellandse Zee. Van Marokko naar Egypte en verder naar Sicilie en Syrie. Vanuit Marokko verzorgde hij geillustreerde artikelen voor de ’Telegraaf’.
In 1921 verliet hij het eiland Urk voorgoed. Een kort oponthoud in Amsterdam volgde, waar hij van de gemeente Amster¬ dam een atelier in ’Paleis de Geelvinck’ aan de Singel bij de Munt kreeg toegewezen. lets wat slechts aan jonge veelbelovende kunstenaars ten deel viel! Men vond een onderdakin de Barteljorisstraat, net om de hoek. Als hulp in de huishouding werd van Urk een meisje meegenomen: Jaauwkien Kamper, 12 jaar oud! Veel werken hoefde ze niet, vertelt de nu 80-jarige Jacobje Medik-Kamper in haar gezellige kamer in Egmond aan Zee. Veel verdienen deedze ook niet, maar alleswat ze graag wilde hebben werd voor haar gekocht: de felbegeerde schoenen in plaats van haar Urker ’muilen’ bevielen haar echter zo slecht, dat Ernst haar terug van een feest naar huis moest dragen!
Ook de dingen waar Moeder vanuit Urk om vroeg werden onmiddellijk aangeschaft en met een in de haven van Amster¬ dam liggende Urker schipper meegegeven.
De meeste indruk maakten de vele feesten. Ze was bang alleen in huis en werd daarom overal mee naar toe genomen... Wat een wereld voor een twaalfjarig meisje dat tot dan toe haar beschermde leventje op Urk had doorgebracht... Een verpletterende indruk maakte een danseres.Jaauwkien weet zich de naam nogperfekt te herinneren: Gertrude Leistikow! Nog nooit had ze mensen zien dansen, laat staan een danseres! Haar verblijf aan de Barteljorisstraat was van korte, duur.
Ernst vertrok naar Parijs. Jaauwkien zocht een ander ’dienstje’, trouwde een
niet-Urker en het oude eiland zag haar nog slechts afen toe terug!
Ernst Leyden betrok intussen een romantisch oppalen gebouwd huis midden in de Loosdrechtse plassen, Huis Muyeveld, hetstaater nu nog, omgeven doorruimte, water en wind.
Vandaar neemt het reizen weer een aanvang, hij exposeert in Parijs, Cairo, Lissabon en Zwitserland. In 1928 vestigt hij zich in Parijs en in 1930 vertrekt hij samen met de kunstenares Karin Kluth, naarPor¬ tugal. 1935 wordt een kritiek jaar. Enerzijds wordt hem de Medaillon d’Or de l’Exposition Universelle te Brussel toegekend, anderzijds gaat tijdens een brand in zijn atelier in Londen het grootste gedeelte van zijn oeuvre in vlammen op. Dit geeft hem zo’n klap dat hij totaal ontmoedigd het schilderen eraan geeft. In 1937 volgt nog een expositie in Amsterdam; het Musee de Jeu de Paume koopt een werk van hem aan. DeTweedeWereldoorlogbreekt uit en hij neemt met zijn uit Berlijn afkomstige vrouw Karin en hun zoontje Ragnar de vlucht naar Amerika, New York. Daar is zijn naam volledig onbekend en kan hij vanvoren afaan beginnen, evenals Karin die ook in Europa al naam had gemaakt. Alles pakken ze aan. Van muurschilderingen tot glazen tegels die zij zelfbranden en beschilderen.
Vooral deze laatste maken grote opgang. Ook hun portretten en stillevens worden meer en meer gewaardeerd. Door hun vastberadenheid en charme gepaard aan een zakelijke instelling, weten ze al snel een grote kring van kapitaalkrachtige clienten om zich heen te verzamelen.
Tot ook het leven in de metropole New York Ernst weer danig begint te benauwen. Via Mexico vertrekken zij naar het grote, ruime Californie waar zij de hand weten te leggen op een enorme oude boerderij met vele bijgebouwen in Brentwood, niet ver van de filmstad Hollywood. Zij verbouwen de schuren tot immense ate¬ liers. Zij zijn omringd door een grote kring van kunstenaars, die eveneens het in oorlog verkerende Europa ontvluchtten: de schrijvers Thomas Mann en Henry Miller, de schilders Max Ernst en Salvador Dali, om enkelen te noemen. Ook raken zij bevriend met Charley Chaplin. Karin Leyden maakt van hen een groot familieportret terwijl zoontje Ragnar zich kostelijk vermaakt met de grollen en grappen van pappa Chaplin! Ernst Leyden legt zich vooral toe op portretten en heeft veel succes bij de sterren in Hollywood.
In 1957 bezoeken zij op een Europese reis weer Nederland. Ze zijn het echter wat ontgroeid. Toch leeft er onvrede. Ernst voelt zich te ververwijderdvan de Europe¬ se artiestencentra waar heel veel gebeurt! Hij raakt uitgekeken op het strikt figuratieve werk dat hij maakt. Hij zoekt naar andere richtingen... naar vernieuwing... En op de leeftijd van 65 jaar begint Ernst Leyden aan een geheel nieuw hoofdstuk in zijn leven... hij begint abstract te werken...
In 1958 verlaten ze Amerika. Beurtelings woont en exposeert hij in Parijs, Venetie en New York. Zijn ’collages’ worden een groot succes. Hij exposeert in Nederland in het Stedelijk Museum te Amsterdam. De directeur, Sandberg, is nog een oude
vriend van voor de oorlog. Karel Appel, die ook lange tijd in Frankrijk woonde, is ook een van zijn vrienden.
Het leven in de grote steden gaat hem weer benauwen. In het zeer landelijke maar niet tevervan Parijs gelegen Montfort l’Amaury vindt hij een woonstee. De ruimte daar is enorm.
Daar begint Ernst Leyden in 1962 op 70jarige leeftijd een meuwe zeer produktieve periode.
In het immense atelier maakt hij zeer gro¬ te werkstukken die een gretig onthaal vinden op tal van tentoonstellingen. En nu komt tot grote verrassing ook Urk weer in het verhaal voor!
Hij mijmert over die jonge kunstenaarsjaren, doorgebracht op dat bizarre stukje grond midden in de Zuiderzee!
Het grote schilderij ’Biddende Visschers’ ging in Londen verloren, maar devoorstudie heeft hij nog... hij schildert het visserstafereel opnieuw!
Ook de haven van Urk schildert hij op¬ nieuw, maar wel in een totaal andere vorm, ’verabstraheerd’... geen schepen netjes aan de kade gemeerd... maar... een boeg... een roer... een zijboord met vagelijk de naam Urk... weerspiegeling in het water... composities in mooie blauwe tinten... Een prachtig voorbeeld van de ontwikkeling die Ernst Leyden onderging!
Hij bezoekt Urk niet weer.
Het is zijn zoon Ragnar die Pasen 1986 voor het eerst voet aan Urker wal zet.
Eriswerkvan Ernst Leyden in diverse musea: Guggenheim te New York, Art Moderne te Parijs, Museum Boymans in Rotterdam, het Stedelijk Museum in
Amsterdam, Tate Gallery in Londen en di¬ verse musea verspreid over Europa. Ernst Leyden sterft in 1969, al meerderejaren gescheiden levend van Karin. Hij was een bekend kunstenaar geworden met behoorlijk succes, rnaar er was niemand om zijn nagelaten werk te beheren. Zijn zoon Ragnar inventariseert de nalatenschap en sluit het atelier.
Een Urkervisser met ’karpoets’...
Urkers en Urkerinnen ’enpose’
In de interieurs en bij Anton Fock zijn wij al wat portretten van Urkers en Urkerin¬ nen tegen gekomen, evenals bij Ernst Ley¬ den. Maar ook Jos Lussenburg schilderde op de hem eigen wijze een paar ’koppen’ van markante Urkers.
Riekelt Visser met zijn onafscheidelijke sigaar... (afbeelding pag 44)
.... en Albert Hakvoort met zijn even on¬ afscheidelijke ’viltje’.
Tevens de laatste Urker die nog zilveren gespen op zijn schoenen droeg.
O. d’Aumerie
’Urker man op stoel’
O. d’Aumerie
’Urker vrouw opstoel’
Oswald d’Aumerie heeft eveneens enkelen zo ver weten te krijgen om voor hem te poseren, al heeft de man geen zin gehad er ook nog zijn schoenen weer eens voor aan te trekken!
Willemina van Peere woonde een groot deel van haar leven in Scheveningen, evenals haar ouders. En er ’dienden’ heel wat Urker meisjes in die streek! Zij was getrouwd met een broer van Oswald d’Aumerie, de schilder die in de herfst van 1908 op Urk vertoefde.
Is ze misschien met hem meegevaren en op zo’n goede voet geraakt met een Urkse dat deze ’op ’r suundags’ voor haar wilde poseren, ofheeft zij haar Urker dienstmeisje het ’goede goed’ aan laten trekken en er een interieurtje bij verzonnen?
Willie Sluiter tenslotte maakte een karaktervolle uitbeelding van een Urker vrouw ’op haar ondermuts’. Ergprettigschijnt ze het niet te vinden om te poseren. Toch meldt de Urker Courant van 11 mei 1912: ’De bekende Nederlandsche kunstschilder Willy Sluiter heeft afgelopen week met een zijner Engelsche collega’s een bezoek aan ons eiland gebracht en er verschillende schilderstukken vervaardigd. Hij prees niet alleen Urk met zijne schilderachtige hoekjes als een geschikt arbeidsveld voorartiesten, maar ook dewelwillende houding van de bevolking werd door hem zeer geroemd. Hij verklaarde spoedig terug te zullen komen.’
Een bijzondere gebeurtenis
Op 29 juli 1844 openbaarde zich bij een
Urker kind, dat in Amsterdam had gelogeerd, de zogenaamde kinderziekte of pokken.
Omdat de ziekte zich niet ernsig liet aanzien, was men onvoorzichtig en dat had vreselijke gevolgen.
In de loop van de herfst breidde de ziekte zich zodanig uit dat er sprake was van een ware epidemie. Op 4 november van genoemd jaar eiste de ziekte zijn eerste, dodelijke slachtoffer.
Over het verdere verloop weten we vrij weinig. C. de Vries, de geschiedschrijver van Urk, schrijft erover in ’De geschiedenis van het eiland Urk’ op pag. 399: ’Van de pokkenepidemie, die in 1844 het eiland teisterde, wordt in de kerkeraadsnotulen der Hervormde Gemeente niet gesproken. De Afgescheiden Gemeente was toen, zoals we weten, vacant.
Hoeveel slachtoffers er toen bezweken zijn, is niet bekend. De pokdaligen, die het ontkomen waren, hebben de herinnering aan de plaag nog enige jaren rond gedragen.
De Urkers moeten er sindsdien gemakkelijker toe zijn gekomen om hunne kinderen tegen de pokken te laten inenten.’
Burgemeester van het eiland was Pieter Nentjes. Deze was fel tegen inenting gekant evenals zijn neef, de waarnemend predikant der Afgescheidenen, Jacob Nentjes. De winter van 1844 was in december al streng en de armoede begon te nijpen: vele kostwinners waren ziek. De heelmeester van het eiland, P. Musch, werd in diezelfde maand ook ernstig ziek. Op 21 december, de nood moet toen inmiddels hoog gestegen zijn, werd een commissie naar Haarlem gezonden om medische bijstand afte smeken. Uiteindelijk werd de jonge dokter Heynsius uit Amsterdam bereid gevonden om voor korte tijd naar Urk te komen om aldaar hulp te verlenen. Detoen 22-jarige dokter zou er meer dan drie maanden verblijven. Op Oudejaarsdag 1844 arriveerden de leden van decommissie met dokter Heynsi¬ usop het eilandUrk, naeen avontuurlijke reis over de dichtgevroren Zuiderzee. Heynsius wist de leidinggevende personen van de Urker gemeenschap te overtuigen van de noodzaak van inenting. Het schonk hem grotevoldoening. In 1855 gaf hij aan de schilder Valentijn Bing opdracht om voor zijn huis op de Leidsegracht een schilderij te vervaardigen van
detail uit schilderij
Valentijn Bing
zijn aankomst op Urk, tien jaar na dato! Uit de brieven die dr. Heynsius aan zijn familie schreef, achttien in totaal, weten wij tal van bijzonderheden over zijn verblijf op Urk, maar ook over zijn winterreis over de Zuiderzee. Wij volgen de dokter met zijn gevolg vanuit Kampen. Dokter Heynsius:
’Ik heb toen in Kampen met hen gelogeerd en ben zondagmorgen half een met hen naarSchokland gegaan, in eene slee en de Urkers op schaatsen vooruit. Anderhalfuur later waren wij te Schokland, terwijl het aanhoudend stortregende. Ik heb toen eene visite gemaakt bij den Schokker geneesheer Meijer. Na lange deliberation, of wij de reis naar Urk zouden ondernemen, daar het zoo erg mistte, dat wij slechts enkele voetstappen vooruit konden zien, besloten wij het te wagen en telkens een strootje neder te leggen, om, wanneerwij op het kompas Urk niet konden vinden, op Klein-Duimpje af den weg langs de strootjes terug te vinden. Anderhalf a twee uur hebben wij over ijsbergen en hobbelig ijs zoo afgelegd, maar wij konden Urk niet vinden, daar het Kom¬ pas op de slede steeds in de rondte draaide en in het geheel niet stil wilde staan. Ons stroo was toen op en wij zouden nog tabak gestrooid hebben, maar na rijp beraad kwam het ons toen verstandiger voor, om maar langs de strootjes terug te keeren...
Maandag mistte het weder en mijne reisgezellen durfden geen nieuwe onderneming te doen en eerst dinsdagmorgen konden wij Urk zien liggen, de lucht was toen helder en wij vertrokken’s morgens
vroeg, zoodat ik ten elf uren op Urk arriveerde. Ik zat weder in eene slee, wij hadden fourage medegenomen, een toethoorn om, wanneer de mist terugkwam, en wij Urk niet meer konden zien liggen, te blazen, opdat de Urkers, dit geluid vernemende, de mistklok zouden kunnen luiden en wij op dit geluid zouden kunnen afgaan.’ Tot zover dokter Heynsius.
Wat valt er op het schilderij te zien?
Centraal in het beeld in ambtsgewaad dokter Heynsius, die de hand schudt (de linker!) van burgemeester Nentjes, die in gezelschap is van een man met hoge hoed. Is dat ds. PetrusJacobus ter Plegt?
Niet onwaarschijnlpk.
Links in het beeld de slee met de vier Ur¬ kers. Verder: toeschouwers, mannen, vrouwen, kinderen en een nieuwsgierig hondje. In de verte zien we het kerkje aan de zee en wat huizen, verspreid over het eiland. Aan de haven stonden nog geen (woon-)huizen.
Een boerenbedoening met besneeuwde hooikap completeert het geheel. De aan¬ komst zou plaats hehben kunnen vinden ter hoogte van de plek waar later de scheepswerf van Metz werd gebouwd (de oude werf, wel te verstaan).
(afbeelding: zie achterflap)
’Opslagplaats voor rijshout
bij Urk’
Isolement en Ontsluiting
In het algemeen voelden de Urkers zich best thuis op hun eiland. Toch bracht de afgelegen ligging in het midden van de Zuiderzee de bewoners soms indeproblemen. Tijdens zwarestormen, maarvooral tijdens strengewinters raakte het dierbaar plekje grond volledig gei'soleerd. Dan voelden de mensenpas hoe afhankelijk zij waren van de kwetsbare aanvoerlijnen. Bij ijsgang werden de boten van de stoombootmaatschappij soms op zware proefgesteld.
Er werd gevaren tot het echt niet meer kon. Niet zelden raakten ze in het zware ijs bekneld en moesten passagiers en bemanning lopend over het ijs naar Urk, als dat tenminste mogelijk bleek. De bootdienst heeft voor Urk oneindig veel meer
betekend dan zo maar een verbinding. Zij was DE verbinding van het eiland Urk met de vastewal, wij mogen wel zeggen: de levensader. De boten vervoerden dagelijks passagiers, post en levensmiddelen en men kan zich het ongemak voorstellen wanneer de diensten voor langere tijd werden gestaakt. Merkwaardig genoeg raakte het eiland minder geisoleerd naarmate de win¬ ter strenger werd. Was het ijs eenmaal vast en sterk genoeg, dan konden per slee en la¬ ter zelfs met auto’s de snel slinkende voorraden worden aangevuld. In de winter van 1940 was er zelfs sprake van een geregelde autodienst op Lemmer: de Trieslandljsexpresse’. In de strenge winter van 1929 kwamen horden ijstoeristen, vooral via Enkhuizen, naar Urk. Zulke winters waren echter zeldzaam, en het vervoer van post en levensmiddelen geschiedde, als de bootdiensten waren gestaakt, doorgaans door middel van de ijsvlet. Zo’n vlet was eigenlijk niet meer dan een forse roeiboot op ijzers die door sterke mannen naar Schokland werd gezeuld. De mannen, voorzien van trekzelen en uitgerust met gespoorde laarzen of klompen, trokken de vlet over het ijs en moesten, bij open water gekomen (waarin de stroming soms zeer sterk was) de boot daarin vanaf de afbrokkelende ijsvloer neerlaten, zelfs voor de sterksten onder de mannen beulswerk. Elet is wel voorgekomen dat men de nacht onder de open hemel, zonder warme vertering en in bittere koude, moest doorbrengen op onbetrouwbaar ijs, overgeleverd aan de grillen van wind en stroom, en de verdere nukken die Koning Winter voor hen in petto had. Niet voor niets wer¬
den zulke tochten wel ’bloedreizen’ genoemd. De laatste ijsvlet is bewaard gebleven: in de botenhal van het Zuiderzeemuseum is deze te zien om de herinnering aan barre winters en stoere mannen levend te houden.
Wie van het voorgaande heeft kennis genomen, zou redelijkerwijze veronderstellen dat de eilanders bijzonder blij waren met de opheffing van hun isolement. Aanvankehjk was dat zeker niet het geval. Bij de dichting van de Afsluitdijk in 1932 gingen op de Urker vissersvloot de vlaggen halfstok: de Zuiderzee, levensbron van honderden vissersgezinnen, was dood. Wat zou de toekomst wel brengen? Dat hadden knappe koppen intussen uitgerekend: voor Urk en zijn visserij was geen toekomst meer. Hooguit zou het pittoreske vissersplaatsje, gevangen tussen de ster¬ ke armen van de polderdijken, een toeristische attractie zijn voor dagjesmensen die naar de nieuwe polder zouden komen. Nee, erg enthousiast waren de eilanders over de drooglegging niet.
Toen de baggermolens een aanvang namen met het winnen van keileem voor de nieuwe polderdijken, dichtte de dorpsdichteres Mariap van Urk:
Men vroegmij vele malen
Om in een dicht oflied
Den molen afte malen: Helaas, ik kan het niet
Dat meren-doordringendstaal-knarsgeluid met eindeloos-wentelendmoddergespuit?
Hetlied van de zee was mijschoonermuziek, Vermengdmet het schuren van fokmast en giek.
Toch is het ervan gekomen: op dinsdag 3 oktober 1939 was Urk geen eiland meer. De laatste kluiten ploften om 14.44 uur van die voor Urk gedenkwaardige dag in het laatste sluitgat van het dijkvak Lemmer-Urk. Snerpende sirenes en loeiende stoomfluiten begeleidden deze historische gebeurtenis.
Dat moment is door de schilder van de Zuiderzeewerken, J.H. Mastenbroek, vastgelegd op het schilderij ’Het laatste schepje’. Mariap was er bij.
(zie afbeelding op pag. 54)
Op het schilderij staat ze naast burgemeester G. Keijzer op de dijk, een vissersvrouw met de tradionele bonte kraplap. De vrouw die zo intens betrokken was bij de stervende folklore van de Zuiderzee zal met zeer gemengde gevoelens deze grootse gebeurtenis hebben ondergaan.
In haar eerste bundel is een gedicht te vinden dat ook de titel van die bundel is: ’Vaarwel, mijn Zuiderzee’. Een requiem op pittoresk Urk en de stervende zee.
Vaarwelmijn Zuiderzee
Vaarwel, mijn Zuiderzee: de deining vanjegolven, Die eeuwenlang onsin desimmersust, Ligt roerloos thans: daaris een grafgedolven Voor uwbestaan en’s vissers levenslust.
Vaarwel, mijn Zuiderzee:gedenken wi) de doden Die eenzaam rusten injestilleschoot, De vissers, die voordagehjkse noden Zich waagden opje wiegelende vloot.
Vaarwel, mijn Zuiderzee: de wielen dergemalen, zij went’len dreunendaanstonds, dagen nacht
En rusten niet, aleergij, drooggemalen, Al bloeiendin cultuurzult zijn gebracht.
Vaarwel, mijn Zuiderzee: wijzullen niet versagen, Uwstervenswee een nieuwe toekomst baart, Waaraan wijbouwen en waarop wij vragen Godszegen!die aan arbeidisgepaard.
Het einde van dit boekje valt samen met het einde van het ’eiland’ Urk. De afsluitingvan de Zuiderzee is een feit geworden.
Schilders opgenomen in ’Pittoresk Urk’
Aumerie, Oswald d’
Bartels, Hans von Bing, Valentijn
Boon, Arie van der Fock, ’Anton’
Gellens-Molitor, Marguerite
Grolst
Hamers, Flip
Harting, Pieter
Herder, Eibert den Hoff, A.
Hooft, Jacob
Leyden, ’Ernst’
Linde, Jan van der Lussenburg, Jos
Mastenbroek, J.H. van Monnickendam, Martin
Peere, Willemina van Schotel, Anthonie P.
Sluiter, ’Willy’
Visser, J. Qantje de Kmpper)
Visser, Johan
Veen, Jaap de Vossen, ’Andre’ van der Vreedenburgh, Cornelis
Vrendenberg, Cor
Walrecht, ’Ben’
Ydo, Wouter
Waalwijk 1865 - Den Haag 1962
Hamburg 1856-Miinchen 1913
Amsterdam 1812 - Nieuwpoort 1895
Doesburg 1886 - Rolde 1961
Amersfoort 1852 - Antwerpen 1910 onbekend onbekend
Watergraafsmeer 19091812-1885
Harderwijk 1876 - Harderwijk 1950 onbekend
Amsterdam 1742 - A’dam 1795
Rotterdam 1892 - Parijs 1969
A’dam 1864-A’dam 1945
Enkhuizen 1889 - Nunspeet 1975
R’dam 1875 - R’dam 1945
A’dam 1874-A’dam 1943
R’dam 1862 - Den Haag 1933
Dordrecht 1890-Laren 1958
Amersfoort 1873 - Den Haag 1949
Urk 1855-Urk 1938 onbekend
Enkhuizen 1890- 1986
Haarlem 1893 - Bloemendaal 1963
Woerden 1880 - Laren 1946
Heerlen 1911 - Zwolle
Groningen 1911 - Hilversum 1980
Vlaardingen 1887 - Bergen 1965
Lijst van afbeeldingen
Schilder, tekenaar
werkstuk
Aumerie, Oswald d’
Aumerie, Oswald d’
Aumerie, Oswald d’
Aumerie, Oswald d’
Aumerie, Oswald d’
Bartels, Hans von Bing, Valentijn
Boon, Arie van der Boon, Arie van der Boon, Arie van der Fock, Anton
Fock, Anton
Fock, Anton
Fock, Anton
Fock, Anton
Gellens-Molitor, Marguerite
Grolst
Hamers, Flip
Harting, Pieter
Anoniem
Herder, Eibert den
Hoff, A. Hooft,Jacob
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Leyden, Ernst
Knipper, ’Jantje’ de.
Zie:
Visser, J.
Linde,Jan van der Lussenburg,Jos
Lussenburg,Jos
Z.Z.Museum = Zuiderzeemuseum
jaar aard collectie Pag
Haven van Urk 1908
Gemeenschappelijke weide 1908
Vrouwinweide 1908
Urker vrouw op stoel 1908
Urker man op stoel 1908
Urker man met kind 1908
Aankomst dr. Heynsius 1855
In de haven van Urk ca. 1930
De Steiger te Urk ca. 1930
Straatje te Urk ca. 1930
Foto van de schilder in ’atelier’ te Urk ca. 1890
Urker jongen met scheepje ca. 1890
Urker meisje met pop ca. 1890
Urker binnenhuisje ca. 1890
Evert Zoudenbalch ca. 1890
Urker straatje 1916
Gezicht op Urk 1825
Casco in aanbouw 1973
Gezicht op Urk 1853
Gezicht op Urk vanafde vuurtoren 1855
Vissend met de kuil op het val van Urk 1912
Urker botters terug van zee ca. 1920
Urk vanuit zee gezien 1777
Haven en dorp van Urk 1919
Haven van Urk 1919
Op de werfvan Roos 1919
Biddende Vissers 1919
Urker man 1919
Urker vrouw 1919
Haven van Urk (compositie) 1956
Urker vrouw 1920
ohe/paneel Z.Z.Museum 25
olie/paneel Z.Z.Museum 29
olie/paneel Z.Z.Museum 37
zwart potlood Z.Z.Museum 58
zwart potlood Z.Z.Museum 58 maroufle kunsthandel Cas van der Aa 7
olieverf/doek part. coll. achterflap
zw. potlood Z.Z.Museum 28 pastel Z.Z.Museum 28
zw. potlood Z.Z.Museum 36 foto part.coll. 40
olieverf verblijfplaats onbekend 41 olieverf verblijfplaats onbekend 41
olieverf verblijfplaats onbekend 45 olieverf part. coll. 42
part, collectie 35
O.l. inkt Rijksarchief Haarlem 18
aquarel part, collectie 27
litho uit: ’Het eiland Urk’ 19
zw. potlood 19
olie/paneel coll. Veluws Museum Harderwijk 20
olie/doek part.coll. 25
zw. potlood part.coll. 18
olie/doek part.coll. 51
olie/doek Z.Z.Museum 26
olie/doek GalerieJuffermans A’dam 26
olie/doek part.coll. 48
zwart krijt Z.Z.Museum 50
zwart krijt Z.Z.Museum 50
olie/doek part.coll. 53 aquarel part.coll. 56
Haven van Urk
Urker visser
Riekelt de Vries
1931
ca. 1940 olie/doek
ca. 1940 olie/doek
verblijfplaats onbekend verblijfplaats onbekend coll. Visafslag Urk
omsl. voork. 57 44
Schilder, tekenaar werkstuk
Lussenburg,Jos
Lussenburg,Jos
Mastenbroek, J.H. van Mastenbroek,J.H. van Monnickendam, Martin
Monnickendam, Martin
Monnickendam, Martin
Peere, M. van Schotel, A.P.
Schotel, A.P.
Sluiter, Willy
Veen,J. de Visser,Jan
Visser,Jan
Visser,Johan
Vreedenburgh, Cornells
Vrendenberg, Cor
Vossen, Andre van der Walrecht, Ben
Ydo, Wouter
Albert Hakvoort
Werfvan Metz
’t Laatste schepje
Opslag ri|shout, Urk
Urk vanuit zee
Jonge Urker
Zondagsrust in de haven
Urker vrouw met brief
Haven van Urk
Haven van Urk
Oude Urker vrouw
Haven met kade (oude situatie)
Hervormde Kerk te Urk
Winterseizoen van 1929
Doorkijkje naar de haven
Urker buurtje
Urker huisjes
Urker Vissers van de UK 82
Kerkje aan de Zee
Urker Vissers bij de UK25
foto’s Z.Z.Museum: K. Steltenpoon
Anoniem Pittoresk Urk
ca. 1940 olie/doek
ca. 1940 olie/doek
1939 olie/doek
1939 zw krijt
1931 houtskool
1931 conte
1931 houtskool
ca. 1908 olie/doek
1920 olie/doek
1958 (?) olie/doek
1914 olie/doek
1976 olie/doek
1930 knipsel
1929 knipsel
1923 gekl.potlood
1930 aquarel
ca. 1940 olie/doek
ca. 1930 houtsnede
ca. 1945 olie op doek
ca. 1930 olie/board part.coll.
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum part. coll.
Z.Z.Museum part. coll.
Singer Museum
Z.Z.Museum part.coll, part.coll.
Koninklijk Huisarchief
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
verblijfplaats onbekend
Z.Z.Museum
Z.Z.Museum
ca. 1920 ansicht part.coll. 4
Bronncn
Pieter A. Scheen
B.W.E. Veurman
Dr. I. van Eeghen
Hil Bottema
Jos Lussenburg
Tromp de Vries
Hendrik Korf
Ben van Eysselsteijn
Gusta Reichwijn
Pieter Harting
N.R.C.
N.R.C.
Eigen Haard
Eigen Haard
De Prins
en verder als in de tekst aangegeven
Catalogi:
A.P. Schotel
Eibert den Herder
Arie van der Boon
Hans von Bartels
Urk, eiland in de Zuiderzee
Lexicon van Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950
Volendams Schilderboek
Amstelodanum, febr. 1969
Portretschets van een volkskunstenaar. (uitgave Openluchtmuseum Arnhem)
Stervende Zuiderzee
Urk en Schokland. uitgave ’Uit het Peperhuis’ 1974-2 ’Amsterdamse Brieven’ nr. 33 uit: De oprechte Urker Courant ’’Oswald d’Aumerie’
Vreemde Gasten (uitgave: Vrienden van het Zuiderzeemuseum, 1986)
Het eiland Urk. 1853
1923- 1924- 1925
Serie: ’De gedoemde binnenzee’ 1931-1933
Jan.1916
1923
Jan.1911
Verloren Horizon exp. Z.Z.M. 1986
Expositie Harderwijk
Expositie Prov. Museum van Drente 1986
Expositie ’Stichting Katwijks Museum’ 1987
Expositie 1964 Z.Z.M.
Instellingen:
Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
Centraal Bureau voor genealogie
Iconografisch Bureau
Koninklijke bibliotheek
’s-Gravenhage
’s-Gravenhage
’s-Gravenhage
’s-Gravenhage
Schilders die ook op Urk gewerkt hebben
maar
niet in Pittoresk Urk zijn opgenomen
Appels, Nel
Bantzinger, C.A.
Berlage, H.P.
Bolding, C.
Braet von Uberfeldt,Jan
Briede,J.
Brouwer, Fred
de Cock, H.J.
Dijk, W.J.
Gerstenhauer-Zimmermann,J.G.
Giesberts, Julia
Heuff, H.
Hynckes, Raoul
Pieck, Anton
Reijers, A.J.
Toorop,Jan
Tamson, G.M.
Willebeek le Maire, H.
Uytvanck, Valentijn van
Wasdag op Urk, achterglasschildering collectie Zuiderzeemuseum; collectie: Shell
In: ’Zwervende en reizende en toch thuis, 24 schetsen.’ (1919)
w.s. in 1920, kalender
Klederdrachten 1845 collectie Z.Z.M.
portret, part, collectie. ca. 1920
Interieur op het eiland Urk (verblijfplaats onbekend; Rust na de arbeid op Urk (part.coll.)
Voor de haven van Urk. coll. Z.Z.M.
Meisje met gebroken kan. (verblijfpl. onbek.)
coll. Rijksarchief Haarlem
Het eiland Urk (RijksarchiefHaarlem)
Botters. coll. Kunsthandel Borzo. den Bosch
Vuurtoren te Urk, verblijfplaats onbekend
Dorpsgezichten. Walkate ArchiefKampen haven van Urk. verblijfplaats onbekend
Zittende Urker man. coll. Z.Z.M.
Spelende kinderen (uit: Kinderliedjes 1912)
De werf. verblijfplaats onbekend