Springendal '125 jaar wassen aan de Springendalse beek'

Page 1

Omslag boek Springendal 5/mei:Opmaak 1

05-05-2011

11:24

Pagina 1

125 jaar wassen aan de Springendalse beek

wassen aan de Springendalse beek

125 jaar wassen aan de Springendalse beek


deel 3 h33-h35.indd 22

22-04-2011 09:39:13


125 jaar wassen aan de Springendalse beek

Door Ben Morshuis Harrie Oude Elberink ISBN/EAN: 978-90-811699-5-0

Springendal inh voorwoord.indd 3

22-04-2011 09:42:54


4

Inhoud

Voorwoord

6

Inleiding

8

Nawoord

161

Personeelsfoto

162

Bronnen

164

Het Springendal Ootmarsum

Cramer

Springendal inh voorwoord.indd 4

1. Papierindustrie

10

09.

Vier generaties Dijkkamp

56

2. Een bekende Ootmarsumse familie

16

10. Bouwen en uitbreiden

60

3. De kinderen Cramer

28

11. Waterzuivering, bron van zorg

70

4. In Duits gevangenschap

36

12. 100-jarig bestaan

76

5. Gerard Wilbers

38

13. De moderne textielreiniger

80

6. Cramers Stoombandfabriek

46

14. Linnenverhuur

88

7. De bronnen

48

15. Springendal exclusieve damesmode

90

8. Van Cramer tot Dijkkamp

50

16. Ron Dijkkamp

92

17. Ellen Dijkkamp - Nieuwhoff

98

18. Actueel

100

19. Personeel Ootmarsum

106

20. Wekelijkse schoonmaak

118

21. Herinneringen

122

22. Steven Luttikhuis

132

22-04-2011 09:42:54


5

Het Springendal Vroomshoop

Rondleiding

23 Het Springendal Vroomshoop

136

24. Richard Mulder

146

Springendal inh voorwoord.indd 5

25. Bedrijfswandeling in 16 stappen

150

22-04-2011 09:42:54


Springendal inh voorwoord.indd 6

22-04-2011 09:42:59


7

Voorwoord De omgeving van Ootmarsum wordt gekenmerkt door haar vele beken die afwisselend door beekdalen en bossen, langs singels en in een glooiend landschap stromen. Aan een van die beekjes, de Springendalse beek, vindt al eeuwenlang een economische activiteit plaats. Zowel vroeger voor de vervaardiging van papier, als tegenwoordig voor de activiteiten van Textielreiniging Het Springendal, geldt de aanwezigheid van die beek juist als hoofdreden voor de vestiging op die bijzondere plaats. In dit boek worden de verschillende activiteiten van de ondernemers op die plek beschreven. Door middel van archiefonderzoek en genealogische navorsingen en aan de hand van interviews, brieven en andere documenten, beschrijven de auteurs hoe verschillende families daar hun brood verdienden. Welvaart en mindere tijden wisselden elkaar af. En de opeenvolgende ondernemers kregen te maken met brand en oorlog, maar ook met technische vooruitgang, variërend van stoom tot warmtekrachtkoppelingen. Door die veelheid aan invalshoeken is het een zeer interessant boek geworden dat u als lezer geboeid door honderden jaren geschiedenis zal voeren.

meest duurzame ondernemingen van Nederland en verdient zonder meer om zijn economische activiteiten midden in een natuurgebied te mogen ontplooien. Dat de familie Dijkkamp zich ten volle bewust is van die verplichtingen bewijst zij dag in dag uit in haar zeer duurzame bedrijfsvoering. Dat de familie zich ook bewust is van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de geschiedenis bewijst zij met de uitgave van dit prachtige boek. Dat is alleen al een gelukwens waard. Maar bovenal wil ik alle betrokkenen bij Textielreiniging Het Springendal van harte feliciteren met het 125-jarig bestaan van dit bedrijf op deze unieke locatie. Mr. R.S. Cazemier burgemeester van Dinkelland

Maar in dit boek wordt ook duidelijk gemaakt hoe onderne-mers in Het Springendal gebruik wisten te maken van de bijzondere plek waar het bedrijf is gevestigd. Zowel vroeger als nu levert de Springendalse beek water en energie ten behoeve van de bedrijfsvoering. En al die generaties wisten van de natuurlijke omstandigheden op hun eigen wijze te profiteren. Dat dit vroeger wat eenvoudiger was dan nu mag duidelijk zijn. Bij een recent bezoek van het gemeentebestuur van Dinkelland aan Textielreiniging Het Springendal zei directeur Ron Dijkkamp: “Er is geen bijzondere natuurstatus, die niet op deze plek van toepassing is.” Dat Textielreiniging Het Springendal met al zijn beperkingen op een succesvolle wijze weet om te gaan, verdient respect en bewondering. Het bedrijf is tegenwoordig een van de

Springendal inh voorwoord.indd 7

22-04-2011 09:43:00


8

Springendal inh voorwoord.indd 8

22-04-2011 09:43:01


9

Inleiding In 1884 verstomde voorgoed het geluid van kloppende hamers in de hamerbakken van de papiermolens op het Springendal. De eerste tijd zullen de bewoners van dat landgoed aan die stilte hebben moeten wennen. Of, zoals Bert Schierbeek het beschreef in zijn boek “Drie vel in het wapen”(1961): Als een der molens stil stond, werd men wakker van de stilte. Een paar eeuwen had het geluid geklonken, had een waterrad de machines aangedreven en was de papierfabriek een belangrijke leverancier op de internationale markt. Aan dat papier was de naam Cramer onverbrekelijk verbonden. Letterlijk, want in goed bewaarde vellen papier is de naam Cramer als watermerk nog zichtbaar. Er brak echter een tijd aan, waarin de papierindustrie bij Ootmarsum niet langer levensvatbaar was. Daar waren allereerst de politieke ontwikkelingen debet aan. Hierdoor was na 1871 de export naar de belangrijkste afnemer, Duitsland niet langer mogelijk. Duitsland sloot de grenzen om de eigen industrie te stimuleren. Een ander nadeel was de ligging van Ootmarsum, die toen als zeer ongunstig werd ervaren. De wegen, zo die er al waren, nodigden niet uit om er lange afstanden op af te leggen. In 1876 trok van de familie Cramer allereerst G.W. Cramer zich uit de papierindustrie terug. Zijn broer H.G.D. Cramer ging met het machinepark naar Wapenveld, waar hij de Berghuizer Papierfabriek had gekocht. Mede dankzij de gunstige ligging wist hij die fabriek tot een bloeiend bedrijf uit te bouwen. Op het Springendal herinnerde slechts een leegstaand gebouw aan de vroegere papiermolen. Maar één belangrijk ‘onderdeel’ bleef wèl intact: de snelstromende Springendalse beek met zuiver water, rechtstreeks uit een bron afkomstig. G.W. Cramer, die het intussen tot burgemeester van Ootmarsum had gebracht, zag ineens mogelijkheden op het Springendal. In 1886 stichtte hij er een wasserij. Hij kocht de noodzakelijke machines, trok personeel aan en zorgde ervoor dat de wasserij nog in datzelfde jaar operationeel was. In 1888 achtte Cramer de tijd rijp om door middel van een officiële opening meer bekendheid aan zijn wasserij te geven.

Springendal inh voorwoord.indd 9

Meer dan zeventig jaar bleef G.W. Cramer leiding geven aan de wasserij, maar in 1962 besloot hij tot verkoop over te gaan. Het ontbreken van een opvolger was daar mede debet aan. In 1962 was het Roelof Dijkkamp, oorspronkelijk afkomstig uit Apeldoorn, die de wasserij kocht van Gerrit Willem Cramer. Roelof Dijkkamp was een bevlogen ‘wasser’ en iemand die de nodige ervaring meebracht naar Het Springendal. Zijn vader had een wasserij en zelf was Roelof eigenaar geweest van zo’n bedrijf in Rijssen. Verder gaan op de oude, vertrouwde wijze werd al snel onmogelijk. In het jaar van aankoop brandde de wasserij namelijk tot de grond toe af. Dijkkamp kon opnieuw beginnen en hij maakte van de gelegenheid gebruik om een wasserij te bouwen die aan de moderne eisen van die tijd voldeed. Nieuwbouw, maar vooral innovatie waren voor de zoon van Roelof, Jan Dijkkamp telkens nieuwe uitdagingen. Hij speelde tijdig op nieuwe situaties in en liep daar zelfs op vooruit. Vooral waar het om milieubeschermende maatregelen en energietechnische aangelegenheden ging. Intussen is met Ron, de zoon van Jan, de vierde generatie Dijkkamp-‘wassers’ aangetreden. Algemeen directeur Ron Dijkkamp en de twee locatie-directeuren Steven Luttikhuis en Richard Mulder willen met de aandacht die aan het 125-jarig bestaan van het bedrijf wordt geschonken, niet alleen het bereiken van die mijlpaal vieren.Vooral wil men hiermee de wasgeneraties danken en in herinnering roepen. Dit jubileumboek wil daar een bijdrage aan leveren.

mei 2011 Ben Morshuis Harrie Oude Elberink Hans Bolscher Luuk Oude Elberink Bart Weustink

22-04-2011 09:43:04


Springendal H4 + H5.indd 2

22-04-2011 08:22:48


11 Hoofdstuk 1

Papierindustrie Het is geen toeval dat Textielreiniging Het Springendal aan een beek ligt. Voor wassen is namelijk een constante stroom van voldoende en vooral zuiver water nodig. Dat is bij wassen van belang, maar het water was ook nodig voor de vervaardiging van papier. Op de plek van de huidige wasserij stond namelijk zo’n papierfabriek, die ook wel papiermolen werd genoemd vanwege de aandrijving van de machines die met behulp van een watermolen geschiedde. Dat snelstromende beekjes met helder water haast uitnodigden om er watermolens te bouwen, werd in elk geval al vroeg ontdekt. Met maar liefst vijf papiermolens was het Springendal een tijdlang wel erg goed bedeeld. Het was de advocaat Bernardus Kremer (1678) die de eerste papiermolen stichtte op het Springendal. “Volgens overlevering,” zeggen Ingrid Jacobs en Hans Reichart in hun boek Geschiedenis van de Berghuizer Papierfabriek; van mensen, water en papier (2000). Een schriftelijk bewijs van het bestaan van die molen werd namelijk nooit gevonden. Wel ontdekten de auteurs dat reeds in 1474 Hendrik Kremer zich met papier maken bezighield. Dat papier maken gebeurde niet alleen in Nederland. In 1681 huurde een zekere Willem Cramer een papiermolen in Neuenhaus. In 1725 leverde de Mosbeek de kracht voor aandrijving van een molen op erve Hesselink te Mander. Deze molen werd in 1725 eigendom van dr. Antoni Joan Perizonius uit Ootmarsum. Hij was van 17041728 rentmeester bij J.D. van Heiden, bewoner van het Huis Ootmarsum. Perizonius liet de watermolen ombouwen tot papiermolen. Deze werd de Middelste molen genoemd. In diezelfde periode was de papiermaker Hendrik Meyer huurder van de Onderste molen. Hij kocht die molen in 1726 voor een bedrag van f 500,-- van de lompenhandelaar Gijsbert Jansen Middelbarg te Vasse. Momenteel staat die molen bekend als de Molen van Bels. Dat in die 18e eeuw ook een Cramer actief is in de papierindustrie wordt bewezen door een schriftelijke overeenkomst tussen Willem Cramer te Ootmarsum en het Markebestuur van Mander. De bestuurders van de Marke Mander bekennen in die overeenkomst geleend te hebben van Willem Cramer eene som van f 75,-- en hem daarvoor in onderpand geven een hoek veldgrond gelegen bij deszelfs (diens) Papiermolen. Het ging Perizonius met zijn papiermolen niet voor de wind. Na zijn overlijden moest zijn weduwe dan ook veel bezittingen verkopen. Uit de boedel kocht Willem Cramer in 1776 het erve Hesselink inclusief de Middelste molen voor f 4.511,--. De molen werd opgeknapt en in 1779 verhuurd aan de er-

Papierindustrie

Springendal H4 + H5.indd 3

varen papiermaker Tobias van Loo. Dat het goed functioneren van een papiermolen staat of valt met de papiermaker, zal duidelijk zijn. Eerder genoemde Meyer en T. van Loo waren geroutineerde vaklui. Het was aan de positieve resultaten te merken, dat T. van Loo zijn vak verstond. Dat bracht Willem Cramer er toe om ook de Bovenste molen te kopen; deze was bekend onder de naam Molen de Engel en was al aan T. van Loo verhuurd. Hij werd voor f 3.000,-- gekocht en evenals de Middelste molen aan Van Loo verhuurd.Voor de verhuur van de twee molens werd één huurcontract opgesteld.Volgens het contract moest T. van Loo 275 Karolingische gulden betalen. Daarbij ook nog 2 riemen papier ter waarde van zes gulden. (Een riem is 3 posten; één post is ongeveer 160 vellen papier; één riem is dus 480 vel papier). Op 19 februari 1790 stuurde W.C. Cramer een hoeveelheid papier naar een klant in Zwolle. Hij voegde daar een pakbon bij: Naar Zwolle verzendt 81 pakken papier, zijnde 162 riemen, waardig 350 gulden, allen gemerkt W.C. en op des comparants eigen papiermolen, binnenlandsch gefabriceert.” Het gebruik van oppervlaktewater, zoals het water in uit beken en rivieren wordt genoemd, is een voordeel voor de directe gebruiker, maar het kan voor een andere partij nadelig zijn. Dat zijn problemen waarmee de papierindustrie al te maken had. Met de vijf molens op het Springendal ontstonden er nogal eens problemen met landbouwers van wie de grond in de buurt lag. Een papiermolen had veel water nodig: om lompen te wassen, vezels te maken van de pulp en niet te vergeten als krachtbron (waterrad). Eigenaren van een papiermolen, zoals Cramer, probeerden daarom zo gauw mogelijk de waterrechten van een beek te verkrijgen. Reeds in 1792 werden daarom per contract de water- of vloeirechten op een beek vastgelegd.

Links: Kristalhelder water in de Springendalse beek

Hoofdstuk 1

22-04-2011 08:22:48


12

De familie Cramer was vanaf 1711 bezig met papier maken en had daarvoor twee molens in gebruik. Honderd jaar later, in 1811 kwam er een forse uitbreiding. In dat jaar werd door Bernardus Cramer, de zoon van Willem Cramer uit de bezittingen van het Huis Ootmarsum, het natuurgebied het Springendal gekocht. Hier stonden drie molen, waardoor het bezit in één keer op vijf papiermolens kwam: drie molens met vier hamerbakken, één met vijf en één met zelfs acht hamerbakken. In een hamerbak worden de in kleine reepjes gescheurde lompen tot pulp geslagen. In totaal leverden de molens van Cramer 400 kilo papier per dag, waarvan een groot deel naar het aangrenzende Duitsland ging. De omgeving was een ideaal speelterrein voor de kinderen Cramer en hun vriendjes

Ondergang Tot 1867 werd in Ootmarsum geschept papier gemaakt. De naam ‘geschept papier’ heeft te maken met de wijze van bereiding. De belangrijkste grondstof bij het maken van papier bestond uit lompen. De lappen stof werden in kleine reepjes gescheurd en kwamen daarna in de hamerbak. Er werd flink

wat water toegevoegd en gelijktijdig klopten hamers de lompen tot pulp. Was deze fase klaar, dan werd de pulp op een zeef van kopergaas geschept. Deze werd door de papiermaker geschud. Het water lekte door de zeef en daar bleef een gelijkmatige laag vezels over. De papierschepper gaf daarna de vorm met die dunne vezellaag door aan een werkman die hem dan omgekeerd op een wollen vilt legde. Daar bovenop werd eveneens een vilt gelegd en daar weer bovenop werd de volgende dunne laag vezels gelegd. Er werd zolang gestapeld tot er 160 vellen papier op elkaar lagen. Deze stapel werd een ‘post’ genoemd. Drie van die posten werden samen één riem papier genoemd.Vanwege de kwaliteit werd het papier zo goed verkocht dat de gebroeders G.W. Cramer (1842-1920) en H.G.D Cramer (1848-1925) een nieuwe, moderne machine konden aanschaffen, een zogeheten rondzeefmachine. Deze werd met waterkracht aangedreven; het belang van de beek bleef even groot. In 1880 werd besloten een tweede machine te kopen, een langzeefmachine met droogcilinders. Maar ondanks die moderniseringen was de definitieve ondergang al in gang gezet. Als gevolg daarvan werden twee molens verkocht: de Bovenste en de Middelste molen. B.H. Frans kocht de Middelste molen, maar niet om er papier mee te maken. In het verkoopcontract was namelijk opgenomen, dat gedurende 99 jaar geen papier op de molen gemaakt mocht worden. Daarom bouwde hij deze om tot korenmolen. De Frans-Duitse (1870-1871) oorlog bracht vanwege de enorme vraag naar papier enige welvaart voor de Ootmarsumse papiermolens. Maar toen de oorlog in het voordeel van Duitsland was beëindigd, moesten de Ootmarsumse papierfabrikanten steeds hogere invoerrechten betalen. Deze maatregel en de ongunstige, afgelegen locatie van Ootmarsum (geen auto- en treinverbinding) betekenden de doodsteek voor de Ootmarsumse papierindustrie. G.W. Cramer trok zich in 1876 uit het bedrijf terug. Hij was al enige tijd gemeenteraadslid en wethouder van Ootmarsum geweest. In 1880 werd hij burgemeester. Zijn broer H.G.D. Cramer zette het bedrijf alleen voort en aanvankelijk met enig succes. Hij slaagde er onder meer

Springendal H4 + H5.indd 4

22-04-2011 08:22:52


13

in het mooie glansbordpapier (bordpapier wordt ook wel karton genoemd) te maken. Op meerdere tentoonstellingen werd zijn product met ereprijzen overladen. In 1879 kreeg hij een wat vreemde opdracht van de Beierse regering. Hij moest bordpapier (karton) maken waarvan kardoezen vervaardigd konden worden. Kardoezen zijn papieren hulzen, die met kruit gevuld worden. Ze werden in kanonnen gebruikt. Het papier dat Cramer leverde was zo sterk dat het drie schietproeven kon doorstaan zonder door te branden. De achteruitgang van het bedrijf kon nog even worden onderbroken. Maar toen de techniek in de wapenindustrie vooruit ging, was de productie van het sterke bordpapier niet meer nodig. H.G.D. Cramer kwam voor de keus te staan: het bedrijf sluiten

Papierindustrie

Springendal H4 + H5.indd 5

of verplaatsen. Hij koos voor de laatste optie en kocht in 1884 de failliete papierfabriek Berghuizen bij Hattem en bracht zijn machines vanuit de Ootmarsumse papierfabriek naar het bedrijfsgebouw in Wapenveld over. Een van de redenen waarom hij deze fabriek kocht, was dat deze midden in het land en goed bereikbaar was. Dat in tegenstelling tot de papierfabriek in Ootmarsum. Daarmee was een eind gekomen aan de papiernijverheid op het Springendal. De bakken met hamers, die eeuwenlang hun geklop hadden laten horen op het Springendal, zwegen voorgoed. De kleinere papiermolens werden verkocht en omgebouwd tot korenmolens. De grote papiermolen werd verbouwd tot wasserij. Het was oud-directeur van de papiermolen en burge-

Een snelstromende beek en een waterrad. Beide zijn onontbeerlijk voor de papierfabricage

Hoofdstuk 1

22-04-2011 08:22:55


14

De loop van de vele beken op en rond het Springendal. Nummer 6 is de huidige wasserij

Springendal H4 + H5.indd 6

22-04-2011 08:22:58


15

Links: H.G.D. Cramer vertrok uit Ootmarsum en stichtte een papierfabriek in Wapenveld Rechts: G.W. Cramer schakelde in 1886 over van papierindustrie naar wasserij. Hij was tevens burgemeester van Ootmarsum

meester van Ootmarsum die het water van de Springendalse beek ‘Mosbeek’ voor een andere industrie ging gebruiken en werd daarmee de oprichter van Stoomwasserij Het Springendal. De bekende meester Bernink, stichter van het museum Natura Docet beschreef eens het water in de Springendalse beek als volgt: De laatste jaren moest het de vuile was van half Twente reinigen. Nu heeft men zijn dienst als beweegkracht niet meer nodig. Het is op wachtgeld gesteld. Stroomkracht heeft men in zijn plaats genomen. Door een bemoste leiding druppelt en lekt

Papierindustrie

Springendal H4 + H5.indd 7

het heldere water als tientallen douches omlaag, valt ten dele op het vermolmde rad, dat bewegingloos vastligt. Nadat G.W. Cramer was overleden, zette zijn zoon Hendrik Carel Cramer (18761949) het bedrijf voort. Toen deze naar Coevorden verhuisde, werd hij opgevolgd door zijn broer Gerrit Willem Cramer. In 1918 werd het landgoed Springendal verkocht aan de textielfamilie Jannink uit Enschede. Met uitzondering van de wasserij met directie omgeving. Dit alles bleef in het bezit van Gerrit Willem Cramer.Van zijn drie kinderen Wim, Walter en Hanneke zag er niet één iets in deze industrie. In 1962 werd het bedrijf verkocht aan de heer Roelof Dijkamp. Hoofdstuk 1

22-04-2011 08:23:00


56

Springendal H4 + H5.indd 8

22-04-2011 08:23:05


17 Hoofdstuk 2

Een bekende Ootmarsumse familie Schrijven over Textielreiniging, vroeger Wasscherij Het Springendal, betekent vanzelfsprekend ook schrijven over de families Cramer en Dijkkamp. Want wat Dijkkamp vanaf 1962 voor de wasserij is, dat was Cramer vanaf het begin in 1886. Het was namelijk een Cramer die in dat jaar met een Stoomwasscherij begon en wel op een der mooie plekjes van het landgoed het Springendal. En het was de verdienste van Roelof Dijkkamp en daarna zijn nakomelingen die vanaf 1962 de tanende ‘gezondheid’ van het bedrijf nieuw leven wisten in te blazen en er in slaagden de wasserij tot een van de grootste zelfstandig opererende textielreinigingen van Nederland uit te bouwen. Dat ook de familie Cramer in dit boek in de schijnwerpers wordt gezet, heeft niet alleen met de wasserijhistorie te maken, maar vooral met de band die de familie Cramer eeuwenlang met Ootmarsum heeft gehad. Hun verbondenheid met de stadshistorie is heden ten dage nog te zien. Zo is in Ootmarsum een Cramerstraat en staat in het stadscentrum het bekende Cremershuis. De wat oudere inwoners kunnen zich wellicht nog de Cramerskolk herinneren, waarin velen het zwemmen hebben geleerd of menig uurtje hebben gevist. Dat we in staat zijn in dit boek een hoofdstuk over de familie Cramer te kunnen schrijven, is mede te danken aan de kinderen van Gerrit Willem Cramer, de laatste telg van de familie die de wasserij als eigenaar leidde. Contacten met de drie kinderen Wim (1928), Walter (1930) en Hanneke (1945) leidden tot hun gezamenlijk bezoek aan Ootmarsum. Tijdens dat bezoek, maar ook telefonisch en met behulp van internet konden we de nodige kennis over de ‘Cramer-tijd’ op het Springendal vergaren.Verder kregen we de beschikking over tal van boeken en geschriften. Waardevol is de Stamboom Familie Cramer uit Ootmarsum (1948), die G.H. Cramer in september 1948 uitgaf bij gelegenheid van een familiereünie. De familienaam komt in vele boeken, in kerk- en stadsarchieven voor, zij het dat de naam niet altijd werd geschreven, zoals wij die kennen.Vaak wordt dan de kwalificatie gebruikt: ‘de familie Cramer die in de loop der eeuwen in het stadje Ootmarsum een belangrijke plaats heeft ingenomen.’ Als we de geschiedenis volgen, dan valt op dat veel familieleden in belangrijke functies zijn te vinden, zowel in de kerkgenootschappen, rooms-katholieke en hervormde als bij overheidsinstanties.

Beroepsnaam Voor de gegevens hebben we ruimschoots kunnen putten uit eerder genoemde stamboom, waarin gewezen wordt op de

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 9

verschillende schrijfwijzen van de familienaam. Zo is er sprake van een zekere Grete Cremers (1396), Claes de Cremer (1461) en van Herman de Kremer. In het boek Ingeschreven als burger (2000) noemt schrijver Henk Eweg; Johanne Werners den Cremer (1478), Beylen Kremers (1478), Frederic Kremer (1478) en Johan Kremer (1480). Hoewel de namen veel overeenkomst vertonen, is het geenszins zeker dat er familiebanden bestonden. Integendeel, het is waarschijnlijker dat er geen verwantschap bestond. Dat de naam Cremer, Kremer, Cramer enzovoorts vaak voorkomt, heeft te maken met het feit dat hier sprake is van een zogeheten beroepsnaam. Een Kremer of Cramer was een handelaar, een rondtrekkende koopman. Zoals het veelvuldig voorkwam, kreeg de beoefenaar de naam van zijn beroep. Andere beroepsnamen zijn bijvoorbeeld Smid of Smit, Timmerman(s), Bakker. In Ootmarsum werd in 1635 een Kremers- of Kramersgilde opgericht, een groep mannen die allen het beroep van koopman uitoefenden, aldus het boek

Het Cremershuis met familiewapen aan de gevel, boven anno 1910, links anno 2011

Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:10


18

Geschiedenis van de gilden in Ootmarsum (2006) door Jan van Assen e.a. In 1639 verscheen een gildebrief, waarin de rechten en plichten van een lid van dat gilde stonden omschreven. De gildebrief was ondertekend door de secretaris Bernard Kremer. In datzelfde boek wordt vermeld, dat Kremer of Kramer veelal welgestelde kooplieden waren, die flink wat gronden bezaten en in fraaie huizen woonden. Het Cremershuis aan de Marktstraat in Ootmarsum is een fraai voorbeeld van zo’n huis, dat in 1656 (gevelversiering) het huidige aanzicht kreeg. In het kader van dit boek zal van de stamboom alleen die tak worden belicht, waarvan de Cramers worden vermeld die actief waren in de papierindustrie op het Springendal en later in de Wasserij Het Springendal. In het boek Drie vel in het

wapen (1961) van Bert Schierbeek wordt doctor Bernardus Kremer genoemd als de man die in 1711 de eerste papiermolen op het Springendal stichtte. Dat moet in de buurt van Mander zijn geweest. Bovendien moet het dezelfde dr. Bernardus Kremer zijn geweest die in 1715, het jaar waarin hij in het huwelijk trad met Maria Keller, zijn achternaam veranderde in Cramer. In het boek Geschiedenis van de Berghuizer Papierfabriek (2008) door Ingrid Jacobs en Hans Reichart wordt in een apart hoofdstuk aandacht geschonken aan de Ootmarsumse papierindustrie. Het was namelijk de Ootmarsummer H.G.D. Cramer, die in 1884 de failliete Berghuizer Papierfabriek Wapenveld kocht en deze tot grote bloei wist te brengen. Deze Cramer was tot 1884 mede-eigenaar van de papierfabriek in Ootmarsum op het Springendal, die in 1884 alle activiteiten had stilgelegd. De auteurs spitten de papierindustrie nog dieper uit en stuitten daarbij op nog meer Kremers en Cramers die zich met die papierindustrie bezighielden. In 1474 was dat Frederik Kremer, een der keurnoten en Raadslieden der kerk van Ootmarsum (dat betrof toen nog de Grote of rooms-katholieke kerk). In Neuenhaus was eveneens sprake van een zekere Willem Cramer, die daar een papiermolen huurde. Of deze enige verwantschap had met de ‘Ootmarumse Cramers’ is niet bekend. Dat in 1711 door dr. B. Kremer de eerste papiermolen in Mander zou zijn gesticht, kan ontkend noch bevestigd worden. Schriftelijke bewijzen ontbreken namelijk.

Burgemeesters

Het wapen van de familie Cramer waarin de kraanvogel centraal staat

Springendal H4 + H5.indd 10

Op bestuurlijk gebied waren leden van de familie Cramer eveneens actief in Ootmarsum. Daarbij is het opvallend dat meerdere leden het tot burgemeester van het stadje brachten. Nu hield de functie van burgemeester in die jaren wel iets anders in dan tegenwoordig. Ootmarsum kende geruime tijd zes burgmeesters, die, zoals gebruikelijk jaarlijks in de maand februari werden gekozen.Vier van hen vertegenwoordigden de vier stadsvèèrlns. De andere twee waren daadwerkelijk met het besturen van de stad bezig. In een protocol van het landgericht Ootmarsum van september 1664 staat een aantekening, waarbij Fennechien Meijners, weduwe van secretaris Bernard Kremer aan haar oudste zoon, burgemeester Heinrich Kremer en Margaretha Mettink zijn

22-04-2011 08:23:12


19

vrouw, een stuk hooiland verkoopt. De zoon van laatstgenoemd echtpaar, Wilhelm Kremer, die met Aaltjen Kuijpers was getrouwd, was burgemeester van Ootmarsum. En hun zoon, dr. Bernardus Kremer, die met Maria Keller was gehuwd, was eveneens burgemeester van Ootmarsum. Deze Bernard Kremer, we zagen het reeds, trouwde in 1715 met Maria Keller uit Neuenhaus en ging hierna als Bernard Cramer door het leven. De functie van burgemeester van Ootmarsum scheen de Cramers dus op het lijf geschreven. De zoon van Bernard Cramer, Willem Cramer (1715-1792) bracht het eveneens tot eerste burger van de stad Ootmarsum. Deze Willem Cramer maakte in 1747 de legendarische klootschietwedstrijd tussen Ootmarsum en Oldenzaal mee. Hij droeg triomfantelijk het Oldenzaalse vaandel naar Ootmarsum, nadat de Oldenzalers de inzet, 80 dukaten niet konden of wilden betalen. Willem Cramer bewaarde het vaandel in zijn eigen huis en zorgde er merkwaardigerwijs ook voor dat het terecht kwam in het Rijksmuseum in Enschede. Daar werd het door enkele Ootmarsummers weer vandaan gehaald. Hij was getrouwd met Machteld Staverman, de dochter van burgemeester Jan Staverman (1703). Uit het huwelijk van Willem Cramer en Machteld Staverman werd onder andere dr. Bernardus Cramer (1755-1844) geboren. Ook hij werd burgemeester van Ootmarsum en trouwde met Johanna A. Weddelink, dochter van dominee A.Weddelink uit Enschede. Het was deze Bernard die voor de familie Cramer uit de bezittingen van Huis Ootmarsum Het Springendal kocht. Een andere zoon was de bekende en veelbesproken dr. Hendrik Knijpinga Cramer, die niet alleen burgemeester van Ootmarsum, maar ook een tijdlang drost van Twente was.Van de kinderen van het echtpaar B. Cramer met J.A.Weddelink bracht niet een het tot burgemeester van de stad.

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 11

Cramers op het Springendal De stamboom vervolgend zien we hoe de zoon van laatstgenoemd echtpaar, Bernardus Hermannus Cramer (18061878) in 1838 trouwde met Frederica Carolina Wilhelmina Stork (1811-1894) uit Weerselo. Zij was de dochter van ds. G.W. Stork uit Weerselo. Van hun rijke kinderschaar (14 in getal, van wie er twee vlak na de geboorte stierven) pakte Gerrit Willem Cramer (18421920) de draad van het burgemeesterschap weer op. Hij vervult die functie van 1880-1913, maar liefst 33 jaar. Hij woonde aan de Grotestraat in het pand, waarin voordien het logement De Keijserskroon gevestigd was. Na zijn overlijden bleef zijn weduwe daar tot aan haar dood wonen. Het werd daarna verkocht aan smid B. Jansen (nu Bekhuis-Jansen). Hij was de eerste burgemeester in Nederland die zijn burgemeestersambt met pensioen verliet. Op 1 oktober 1913 was die pensioenwet voor gemeenteambtenaren ingegaan. Gerrit Willem Cramer trouwde in 1870 met Jacomina Lazonder (1846-1927), dochter van het hoofd der school in Denekamp. Samen met zijn broer dreef hij de papiermolens. Toen het bedrijf geen toekomst meer had in Ootmarsum, stapte hij er uit, waarna

Het 2e en 3e pand links aan de Grotestraat waren eigendom van familieleden Cramer. Nu een pand van G. J. Buijvoets

Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:13


20

verbroken. Elk jaar komen ze even terug om met de vele kennissen even bij te praten… in het Twents. Permanent zijn wel een straatnaam, het Cremershuis en de Cramers kolk, waar vroeger stiekem werd gezwommen. Herinneringen en een groot stuk boeiende historie.

Bezittingen in en rond Ootmarsum Dat Wim Cramer, woonachtig in Frankrijk tijdens het samenstellen van dit jubileumboek in Nederland was, kan als een gelukkige samenloop van omstandigheden worden beschouwd. Er was geen overredingskracht nodig om Wim naar Ootmarsum te laten komen en zijn verhaal over de wasserij van zijn ouders te vertellen. Hij stelde een groot aantal foto’s, documenten, brieven en ander materiaal ter beschikking, waardoor het mogelijk was om wat dieper op het geslacht Cramer in te gaan. De begeleidende en uitvoerige stamboom wordt voor een deel in dit boek aangehaald. Die stamboom waarop niet alleen de familienamen en de huwelijkspartners staan aangegeven, maar ook de functies laat zien dat we hier met een familie te maken hebben, die in Ootmarsum, maar ook (ver) daarbuiten in aanzien stond. Het burgemeestershuis van G.W. Cramer op de hoek Grotestraat - Ganzenmarkt. Nu fam. Bekhuis-Jansen

zijn broer H.G.D. Cramer (1848-1925) de vrije hand kreeg de papierfabricage over te brengen naar Wapenveld; dat was in 1884. In 1886 bouwde Gerrit Willem Cramer de papiermolen om tot Stoomwasserij en Natuurblekerij Het Springendal. Volgens een advertentie in de Tubantia van zaterdag 5 januari 1888 vond de opening van dat bedrijf op 15 januari 1888 plaats. De wasserij was al eerder in 1886 operationeel en deze werd in 1888 officieel geopend. De zoon en naamgenoot, Gerrit Willem Cramer (1883-1965) trad in het huwelijk met Jo van Wezel(1903-1991), dochter van A.van Wezel, directeur van de textielfabriek aan de Laagsestraat. G.W. Cramer zette de wasserij voort en aangezien hij geen opvolger had, verkocht hij het bedrijf in 1962 aan Roelof Dijkamp. Daarmee was de rol voor de Cramers in Ootmarsum uitgespeeld. De drie kinderen van het echtpaar CramerVan Wezel, Wim, Walter en Hanneke, bleven niet in Ootmarsum wonen. Toch is hun band met Ootmarsum niet helemaal

Springendal H4 + H5.indd 12

In december 2010 sloten ook broer Walter en zus Hanneke met echtgenote en echtgenoot zich bij Wim Cramer en zijn vrouw aan. Ze hadden besloten om gezamenlijk de jaarwisseling te vieren in een zomerhuisje op het Springendal. Op uitnodiging van de directie ging allereerst Wim Cramer naar wat in zijn jeugd de ‘wasserij van Cramer’ werd genoemd. Hij ontmoette daar het echtpaar Ron Dijkkamp en Ellen Dijkkamp-Nieuwhoff. Wim kreeg van hen een paar pentekeningen van het bedrijf aangeboden. Maar meer nog genoot de 82-jarige zoon van Gerrit Willem Cramer, de vorige eigenaar van de wasserij tijdens de rondleiding door directeur Ron Dijkkamp persoonlijk. Nog niet eerder was Wim in de gelegenheid geweest een vergelijking te maken tussen de wasserij uit de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw en het ultramoderne bedrijf Textielreiniging Het Springendal van nu. “Het principe is hetzelfde. In beide bedrijven moet wasgoed worden gereinigd, maar de hulpmiddelen die tegenwoordig worden gebruikt en die van toen verschillen nogal,” merkte hij op. Als ingenieur toonde Wim uiteraard

22-04-2011 08:23:14


21

veel interesse voor de machines en verbaasde hij zich over de geavanceerde uitvoering en over de werking ervan.

Jeugdherinneringen 2010 - 2011 In de nacht van Oud- op Nieuwjaar maakten de Cramers met hun partners de rondgang door de Nachtwacht mee. Op Nieuwjaarsdag waren allen opnieuw te gast op Het Springendal bij de familie Dijkkamp en maakte het gezelschap een rondleiding door het bedrijf. Daar sloot ook locatiedirecteur Steven Luttikhuis zich bij de groep aan en zorgde ook voor de nodige uitleg. Buiten en dan vooral langs de Springendalse beek constateerden de Cramers dat het beekwater nog niets aan helderheid en kwaliteit had ingeboet. Langs de beek wandelend schoot Wim te binnen hoe zijn grootvader, burgemeester G.W. Cramer destijds het water waardeerde. `Mijn opa was helemaal verslingerd aan het heldere bronwater van het Springendal. Hij had zelfs bij de bron, waar rododendrons omheen groeien, een glas staan. Telkens als hij daar in de buurt

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 13

kwam, kon hij dan een glas bronwater drinken.” Het was op de plek die bij Ootmarsummers bekend staat als de ´kleine kolk’. “Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat opa de wasserij stichtte nadat de papierproductie stil was komen te liggen. In Duitsland, onder andere in Göttingen had hij hierover de nodige kennis opgedaan,” zegt Wim. De reclameslogan van opa Cramer ‘Helder wit, zacht en soepel, geen slijtage en zeer goedkoop’ werd later door zijn zoon Gerrit Willem overgenomen. De drie kinderen Cramer konden op 1 januari 2011 de kreet zonder fouten en in koor opzeggen. Dezelfde dag werd het drietal, Wim, Walter en Hanneke meteen uitgenodigd om met partner de officiële jubileumviering bij te wonen. Het 125-jarig bestaan.Van al die jaren had een ‘Cramer’ ruim 75 jaar voor zijn rekening genomen.

De fraaie wasserij op het Springendal zou tegenwoordig als industrieel erfgoed gekwalificeerd worden

Cramer en hun bezittingen Bernardus Cramer (1755-1844) was burgemeester van Ootmarsum en tegelijkertijd koopman. Hij was doctor in de Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:15


22

rechten en was eigenaar van de twee papiermolens in Mander: de Molen van Bels en de Molen van Frans. Het maken van papier zat in de familie, want ook de grootvader van Bernardus was reeds in 1711 als eerste met een papiermolen begonnen. Bernardus Cramer kocht op een veiling de twee papiermolens die op het Springendal stonden: de onderste en de bovenste molen. De veiling vond plaats in de herberg van A. Kip. De onderste molen zou later worden omgebouwd tot Wasserij Het Springendal. Kennelijk nog niet tevreden kocht hij in 1811 ook de korenmolen de Meerbekke, waar later de familie Harmsen woonde en later Corbee. In 1870 werd die molen omgebouwd tot papiermolen, zodat de familie Cramer zich eigenaar van vijf papiermolens mocht noemen.

Stamboom Voor de duidelijkheid staan in de volgende tekst enkele delen uit de stamboom van de familie Cramer. Er wordt begonnen in 1811, het jaar waarin de bezittingen worden verdeeld. Bernardus Cramer bezat naast die vijf molens ook het erve

Lippert en nog een aantal kleinere boerderijen op het Springendal met de grond die daarbij hoorde. Bij zijn dood erfde zijn zoon Bernardus Hermannus Cramer (1806-1878) alle bezittingen. De reden hiervoor was, dat zijn broers en zussen ongetrouwd waren. Behalve papierfabrikant en koopman, was deze Bernardus ook grootgrondbezitter en eigenaar van meerdere woningen en boerderijen. Hij was getrouwd met Frederica Stork uit Weerselo. Hun huwelijk werd gezegend met acht kinderen. Let wel: van de personen die van belang zijn voor de historie van de papiermolens en de wasserij zijn de namen in het overzicht met vette letters afgedrukt. 1. Johanna Adolphina Cramer, geboren in Ootmarsum 1839 en overleden in Nijmegen 1906. Zij was getrouwd in 1863 met Wolterus ten Bruggecate, arts in Ootmarsum en hadden 2 zoons en 5 dochters. 2. Bernardus Cramer geboren in 1840 in Ootmarsum, trouwde met Frederica Hermina Johanna Staverman (1850-1922)

Het familiewapen afgebeeld op het graf van Gerrit Willem Cramer. Hij ligt begraven op de hervormde begraafplaats aan de Molenstraat

Springendal H4 + H5.indd 14

22-04-2011 08:23:22


23

en overleed in 1892 te Amsterdam. Zij hadden twee zoons en twee dochters. 3. Gerrit Willem Cramer geboren in Ootmarsum in 1842 en hier overleden in 1920, was maar liefst 33 jaar burgemeester van Ootmarsum. Hij was gehuwd met Jacomina Lazonder (1846-1927) uit Denekamp. Hun huwelijk werd gezegend met 14 kinderen. 4. Maria Arnolda Cramer, geboren in 1844 in Ootmarsum en overleden in 1925 in Wapenveld. 5. Albertus Hendrik Cramer (1846), notaris te Edam, huwde met D. Sligcher: drie zonen en ĂŠĂŠn dochter. Overleden te Hilversum in 1917. 6. Hendrik Gerhard Diederik Cramer (1848), geboren in Ootmarsum en gehuwd met Anna de Jong. Hij nam de Berghuizer papierfabriek in Wapenveld over en bracht deze tot grote bloei. Overleden te Wapenveld. Hij hertrouwde in 1890 met G. Boot. 7. Gerhard Hendrik Cramer 1851-1852 te Ootmarsum. 8. Gerhard Hendrik Cramer 1853-1926 notaris te Blokzijl en Vollenhove. Gehuwd met M. Grave. Zoals elders beschreven kwam er aan de papierfabricage op het Springendal een einde. G.W. Cramer was burgemeester te Ootmarsum en bouwde de papierfabriek om tot wasserij. Zijn broer H.G.D. Cramer kocht een failliete papierfabriek in Wapenveld.

Bezittingen uiteen Op 10 juni 1886 werden door notaris Josephus Antonius Hendrikus ten Pol te Ootmarsum de bezittingen van de familie Cramer publiekelijk verkocht ten verzoeke van het derde kind van de familie, Gerard Willem Cramer (burgemeester van Ootmarsum noemen we deze gemakshalve). De verkoop vond plaats ten huize van logementhouder A. Kip. Zoals gezegd nam H.G.D. Cramer (het zesde kind) alle machines en personeel van de vijf papiermolens mee naar Wapenveld. Hij eiste bovendien dat de papiermolens moesten worden afgebroken, omdat hij liever geen concurrentie wilde. De molens werden voor afbraak verkocht apart van de ondergrond. Het waterrad en de as ervan werden niet verkocht. Het ging om de volgende molens:

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 15

1. De molen van Bels in Hezinge, bekend als de onderste molen aan de Mosbeek. 2. De molen van Frans in Hezinge, bekend als de bovenste molen aan de Mosbeek. 3. De molen op erve Meerbekke op het Springendal. Deze was in 1870 van korenmolen omgebouwd tot papiermolen. 4. De bovenste molen aan de Springendalse beek met als huurder de familie Ten Oever. Nu de zogeheten Hobbemahuisjes. 5. De onderste molen aan de Springendalse beek met als huurder de familie Dijkgraaf. Deze molen was in 1867 nog gemoderniseerd. Op deze plek werd in 1886 de Stoomwasscherij Het Springendal gevestigd. Nu, in 2011 dus 125 jaar geleden.

De Schiltstraat. Het pand links was eigendom van een lid van de familie Cramer

Niet alleen de papiermolens werden op die 10e juni 1886 verkocht. Ook kwamen die dag 55 kavels onder de hamer. Op het Springendal gingen de belangrijkste kavels naar G.W. Cramer, burgemeester van Ootmarsum. Dat waren de percelen met de vijf molens en de villa, waarin H.G.D. Cramer woonde. G.W. Cramer kocht aanmerkelijk meer dan zijn broers en zussen. Hij betaalde het verschil aan baar geld uit.Gerrit Willem trouwde met Jacomina Lazonder (18461927) uit Denekamp en het echtpaar kreeg 14 kinderen, die allen in Ootmarsum werden geboren. 1. 2. 3.

Johanna Maria Theodora (1871-1954). Frederica Carolina Wilhelmina (1872-1872). Frederica Carolina Wilhelmina (1873) huwde de huisarts Leffert Meijboom. Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:23


24

4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. Burgemeester Cramer keek vanuit zijn woning(l) uit op de Zuider- of Houten poort

Springendal H4 + H5.indd 16

12. 13. 14.

Bernard Herman (1874-1942) getrouwd in IndonesiĂŤ met een inlandse vrouw. Overleden in Bandoeng. Maria Theodora (1875-1926). Overleden in Nijmegen. Hendrik Carel (1876-1949). Overleden te Coevorden. Willem Jacob (1877-1878). Willem Jacob (1878-1880). Wilhelmina (1880). Wolterus Johan Adolf (1881-1914). Overleden in Zuid-Afrika. Albertus Hendrik (1882-1957). Overleden in Amsterdam. Gerrit Willem Cramer (1883-1965). In 1927 getrouwd met Jo van Wezel. Ze kregen drie kinderen: Wim (1928), Walter (1930) en Hanneke (1945). Dina Adriana (1885). Gerhard Hendrik (1887).

Bezittingen De familie Cramer nam gedurende honderden jaren een belangrijke plaats in binnen de kleine gemeenschap Ootmarsum. Elders is te lezen, dat hun bezittingen buiten de stad hoofdzakelijk waren geconcentreerd op het landgoed het Springendal, dat ze na 1811 uit de nalatenschap van de laatste bewoner van Huis Ootmarsum hadden gekocht. A. In de stad Ootmarsum Over hun bezittingen binnen Ootmarsum, dus vrijwel letterlijk binnen de wallen en grachten, geeft de stadsplattegrond van 1829 inzicht. De kadastrale nummers op de kaart corresponderen met een lijst met inwoners uit diezelfde periode. Op onderstaand lijstje staan die namen en percelen met het kadastrale nummer aangegeven. Waar dat mogelijk was, is aangegeven hoe die situatie nu, anno 2011 is en welke eigenaren nu op die plek wonen.

22-04-2011 08:23:24


25

603 Een tuin, gelegen tussen den Achterom (de huidige Kapelstraat) en de Westwal. Eigenaar was Bernhard Cramer. Oppervlakje 173 m2.

845 Huis en erf gelegen aan de Schiltstraat, nu Grotestraat. Tegenwoordig deel van pand Stroot. Eigenaar de koopman Bernardus Cramer. Oppervlakte 113 m2.

604 Een huis met erf gelegen tussen den Achterom en de Westwal. Eigenaar Bernhard Cramer. Oppervlakte 34 m2.

837 Het echtpaar L.Meijboom-Cramer woonde aan de Schiltstraat in het pand, dat later het doktershuis werd genoemd. In dat pand (met de luifel) woonden namelijk ook de doktoren Voncken en Barenbrug.

606 Een huis en erf gelegen tussen de Schiltstraat (nu Grotestraat) en Den Achterom (nu Kapelstraat). Eigenaar Bernhard Cramer. Oppervlakte 270 m2. Nu pand G. J. Buijvoets.

In de ‘dokterwoning’ aan de Schiltstraat woonde het echtpaar L.MeijboomCramer

607 Een huis met erf gelegen tussen de Schiltstraat (nu Grotestraat) en Den Achterom (nu Kapelstraat). Eigenaar Bernhard Cramer. Oppervlakte 260 m2. Nu pand G. J. Buijvoets. 705 Een huis met erf gelegen op de hoek Gasthuisstraat en Kloosterstraat. Eigenaar Geertruida Cramer wonende te Denekamp. Oppervlakte 62 m2. Nu een deel van Zorgcentrum Den Oostenborgh. 756 Een tuin gelegen aan de Oostwal. Nu grasveldje achter Drostenhuis. Eigenaar Herman Cramer. Oppervlakte 1080 m2. 757 Huis en erf gelegen aan de Walstraat. Tegenwoordig Drostenhuis met tuin. Eigenaar Herman Cramer. Oppervlakte 220 m2. Hier woonde eveneens de bekende Knijpinga Cramer, die een tijdlang verwalter-drost (plaatsvervangend-drost) van Twente was. 758 Huis en erf gelegen aan de Walstraat. Tegenwoordig woonhuis; ooit brandweerkazerne en kantoor. Eigenaar Herman Cramer. Oppervlakte 360 m2. 796 Huis en erf gelegen aan de Walstraat.Vroeger de praktijkruimte van dokter J. W. Dekkers. Eigenaar Herman Cramer. Oppervlakte 153 m2. 797 Stal gelegen aan de Walstraat.Vroeger woonhuis en garage Koldemeule; thans deel van de bibliotheek. Eigenaar Herman Cramer. Oppervlakte 178 m2.

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 17

Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:25


26

B. Buiten de stad in de directe omgeving - De percelen 32, 66 en 67 bouwland gelegen op de Kersberg. Deze grond was eigendom van Bernard Cramer, landbouwer. In totaal was dat 1,6160 hectare. - De percelen 240, 264,, 313, 323, 343 en 406 in de Binnenes. Echtpaar MeijboomCramer

C. Op het Springendal Aan 125 ha grond, inclusief diverse woningen, boerderijen, schuurtjes e.d

Het Lusthuysje De familie Cramer bezat ook een zomerhuisje achter de bovenste kolk van de Springendalse beek, ongeveer 100 meter achter de zogenaamde Hobbemahuisjes. In oude documenten wordt dit gebouwtje Het Lusthuys genoemd. Bij de volkstelling in 1795 (De Fransen hadden ons land bezet) bleek ene Maria samen met twee andere personen in dit huis te wonen. Als buren hadden ze Gerrit van Loo, papiermaker op de Bovenste molen en Jan Berend Meerbekke op de waterkorenmolen. Bernhard Cramer kwam bij de grote verkoop van 1811 ook in bezit van het Lusthuysje. De overige 14 woningen in Oud Ootmarsum ging hij verhuren, maar dit huisje behield hij voor zichzelf en zijn familie. Hij overleed op 30 januari 1844. De naam van het huisje was inmiddels veranderd in Springendal. Volgens een overlevering zou een pater door de familie Cramer bij dit huisje aan een boom zijn vastgebonden en vermoord.Voor zijn dood had hij gezworen dat al het bezit van de familie Cramer niets zou overblijven en dat het tot de laatste steen zou worden afgebroken‌ In 1872 werd het huisje gesloopt. Het ernaast gelegen schuurtje werd nog een tijd gebruikt als arbeiderswoning en later ook afgebroken. Wim Cramer kan zich nog herinneren dat hij met Johnny Doornweerd in de jaren dertig van de twintigste eeuw het laatste stukje van de nog bestaande muur heeft omgeduwd. Kuup-Gait kan zich nog een verhaal herinneren dat zijn vader hem meerdere keren vertelde. Dichtbij de plaats van dat zomerhuisje zou een gouden wieg begraven zijn. Jan Dijkkamp is zelfs een keer met hem mee geweest om de plek te bekijken waar het huisje heeft gestaan. Ze hebben er niet gegraven dus moet die gouden wieg er nog liggen, volgens Kuup Gait. In de volksmond werd het toen De Arke genoemd. Het is niet duidelijk of het bij De Arke en het Lusthuysje om hetzelfde gebouw ging. Waarschijnlijk is De Arke, het eerder genoemde arbeidershuisje bij het Lusthuysje.

Springendal H4 + H5.indd 18

22-04-2011 08:23:27


27 Aanzicht voorzijde ‘Hobbemahuisjes’

Aanzicht achterzijde ‘Hobbemahuisjes’

Een bekende Ootmarsumse familie

Springendal H4 + H5.indd 19

Hoofdstuk 2

22-04-2011 08:23:29


Springendal H6 tm H10.indd 2

22-04-2011 08:28:57


29 Hoofdstuk 3

De kinderen Cramer ‘De wasserij van Cramer’ werd het bedrijf, dat op een der fraaie plekjes op het Springendal stond, in de volksmond genoemd. De wasserij kreeg vanwege de kwaliteit en de vlotte afwerking de nodige klandizie. De klanten waren aanvankelijk veel particulieren, maar dankzij een intensieve werving en die goede kwaliteit wist G.W. Cramer ook ‘grotere klanten’, waaronder ziekenhuizen in Enschede, Almelo en Coevorden naar Het Springendal te halen.

Het wasgoed werd in het begin gehaald en gebracht met paard en wagen, waarbij Johan Harmsen als koetsier fungeerde. Maar de tijd dwong Cramer een vrachtwagen aan te schaffen. Met deze ‘waswagen’, zoals hij werd genoemd reed Theo Wilbers naar de klanten. De Cramers even terug Rond de jaarwisseling van 2010-2011 waren de kinderen van het echtpaar G.W. Cramer- J.van Wezel en hun partners in Ootmarsum en kregen, mede in het kader van het op handen zijnde jubileum en het samenstellen van een jubileumboek de gelegenheid ‘hun’ wasserij nog eens te bezoeken. Het was voor het eerst dat ze in een moderne wasserij konden rondkijken en een vergelijk konden maken met de Stoomwasscherij Natuurbleekerij Het Springendal van hun ouders. Een vergelijking met vroeger en de nodige herinneringen konden natuurlijk niet uitblijven.Vooral de snelheid waarmee de werkzaamheden werden uitgevoerd, verbaasde hen. Wim hierover: “Het is net een spel, waarbij het erom gaat de machines voor te blijven.” Ze werden door het echtpaar Dijkkamp ontvangen. “Het was een ontvangst waarbij je echt het gevoel had welkom te zijn,” karakteriseerde Wim het bezoek.

intensief bij het werk in de wasserij betrokken.” zeggen Wim en Walter. Laatstgenoemde vertelde zelfs: “Het werk dat ik voor de wasserij heb gedaan bleef beperkt tot het sprokkelen van hout dat diende om de stoomketel te stoken. Ik mocht daarvoor met Johan Harmsen mee het bos in. Wel moesten ze af en toe bijspringen als er heel veel wasgoed afgehandeld moest worden. “Ik heb altijd de indruk gehad, dat mijn vader van zijn werk en van de wasserij hield en dat hij er altijd met plezier naar toe

Het echtpaar Gerrit Willem Cramer - Jacomina Lazonder. De ouders van wasserij-eigenaar G.W.Cramer

Het echtpaar G.W. Cramer en echtgenote Jo van Wezel (1903-1991) werd verblijd met drie kinderen. Het komt vaak voor dat een vader zal proberen tenminste één van zijn zoons interesse voor het bedrijf bij te brengen om deze te zijner tijd als opvolger aan te wijzen. G.W. Cramer week van die gewoonte af en moedigde zijn zoons Wim en Walter aan door middel van studie een andere richting te kiezen. “We werden nooit echt en

De kinderen Cramer

Springendal H6 tm H10.indd 3

Hoofdstuk 3

22-04-2011 08:28:58


30

Speelruimte voldoende op het Springendal. Hier vóór de villa van Cramer. Het pand staat er nog en is bewoond door de familie G. Altena

Springendal H6 tm H10.indd 4

ging,” vertelt de oudste zoon Wim Cramer. Afgaande op het feit dat hij nog op hoge leeftijd actief was binnen de wasserij en deze pas verkocht toen hij al tachtig jaar was, moeten die interesse en dat plezier er zeker zijn geweest. Bovendien werkte hij er met kennis van zaken. En als er iemand belangstelling toonde, kon Gerrit Willem Cramer boeiend en met vakkennis over het werk in zijn wasserij vertellen. Bij elk van de drie kinderen kwam tijdens hun bezoek aan Het Springendal, de oude tijd weer op tal van punten tot leven. De oudste zoon Wim was wel wat vaker betrokken bij de wasserij. Zijn vader vertelde hem wel eens het een en ander

over de machines.Verder kwam hij wel eens in de Stoombandfabriek. Het was een onderdeel dat door Hendrik Cramer werd beheerd en dat was ondergebracht in het witte huisje naast de wasserij. “Maar vader heeft ons niet met de wasserij opgevoed,” zo karakteriseert en vat Wim het samen. Wim, met zijn elektro-technische opleiding tot ingenieur genoot dan ook met volle teugen toen hij, een paar dagen voor het gezamenlijke bezoek, een privé-rondleiding kreeg van directeur Ron Dijkkamp. Hij liet zich tot in de finesses uitleggen, hoe het was- en reinigingsproces verliep, hoe een machine werkte, hoe bepaalde machines, zoals de wasbuis, de mangel,

22-04-2011 08:29:02


31

de strijkmachine en de vouwmachines in elkaar zaten en wat het personeel nog aan handelingen moest verrichten. Van de drie kinderen heeft ook Hanneke wel eens werk in de wasserij verricht. Zij woonde tot haar achttiende jaar op het Springendal. “Maar veel verder dan het strijken van babykleertjes voor een ziekenhuis heb ik het nooit gebracht,” zegt ze. “Dat strijken gebeurde met strijkijzers die op een grote kachel werden gezet om warm te worden. Na een poosje hield je dat ijzer dan dichtbij je wang om te voelen of het warm genoeg was. Je kon er ook op spugen,” herinnert ze zich. Later werkte Mina Bouwman met het eerste elektrische strijkijzer. Dan blijkt dat Hanneke ook wel eens moest bijspringen als er overgewerkt moest worden. Dan hielp ze bij het mangelen en vouwen. Ook moeder Cramer droeg dan haar steentje bij. Het uitzoeken van de was gebeurde in, wat Hanneke het ‘vuile washok’ noemde. Zij weet zich nog goed te herinneren dat op een speciale strijkmachine de overhemdenboordjes gestreken moesten worden. Mannen droegen op hun overhemd losse boordjes. Het was altijd een karweitje waar vader zich mee belastte. “Maar ik mocht hem daar wel eens bij helpen. Het was een soort strijkplank met een verwarmde rol erboven. De boordjes werden op de plank gelegd en deze werd dan onder de rol doorgeduwd en kwam dan weer terug. Het boordje werd omgedraaid en dan werd dezelfde handeling herhaald. Dat duwen werd door mijn vader, die een ‘embonpoint’ (een buikje van eerbiedwaardige omvang) had, met zijn buik gedaan,” besluit Hanneke haar wasserij-ervaringen.

andere gebouwen stonden dag en nacht open.” Hanneke kan ook nog veel over ervaringen van buiten de wasserij vertellen. Ze speelde in haar kinderjaren graag buiten met vriendinnen. Kattenkwaad heb ik ook uitgehaald al was ik in vergelijking met mijn broers een braaf meisje. Ik vond het leuk om de meisjes met een ‘pieleworm’ achterna te zitten. Ik ging wel eens op bezoek bij Kuup Gait. Zijn vrouw zei dan altijd: Wis nog ’n beschuutke? En dan kreeg ik een beschuit met roomboter en suiker. Als de beschuit met suiker was bestrooid, werd deze weer schuin boven de suikerpot gehouden om de overtollige suiker eraf te schudden.” Aan de andere kant van hun woning woonde Gortemaker. Hij maakte de ‘huuskes’ (WC’s)van de wasserij leeg. Daar stonden er vier van achter het pand. Als hij met dat werk begon, werd moeder Cramer gewaarschuwd: “Mevrouw doot de raamen dicht. Ik kom langs met de broenen van Hezinge in de klonnieflesche.”

Walter zegt kort en duidelijk dat hij nooit in de wasserij heeft gewerkt. “Ik werd daar nooit toe aangezet en kon me buiten uitstekend vermaken. Ik kwam dan ook bijna nooit in de wasserij.” Wel liep hij wel eens het witte huisje binnen. Daarin was een vertrek afgezonderd, waar chemicaliën en ander gevaarlijk spul waren opgeslagen. “De deur was altijd op slot en dat was dan ook het enige vertrek dat was afgesloten. De

De gesprekken die onder meer op Nieuwjaarsdag, maar ook op andere tijdstippen met de ‘drie Cramers’ werden gevoerd, gingen voor een groot deel over de belevenissen die zich buiten de wasserij afspeelden. Zelfs de Springendalse beek en de Cramers kolk, in feite de belangrijkste onderdelen voor het wasproces, riepen bij Wim herinneringen op aan avonturen die hij daar met een groep leeftijdsgenoten had beleefd. “Met

De kinderen Cramer

Springendal H6 tm H10.indd 5

De vakanties waren hoogtepunten in het leven van ‘de Cramers’, hier met de twee jongens Walter en Wim (l)

Hoofdstuk 3

22-04-2011 08:29:03


32

Henk Krom, Henk Sleiderink, Johnny Doornweerd, Henk Smit enzovoort,” somt hij op. Hij vertelt over de zwempartijen en over de wigwam die ze op het eilandje in de kolk hadden gebouwd. “Bij de indianenavonturen was ik altijd Winnetou het opperhoofd der Apachen.” Wandelend langs de Springendalse beek kwam bijna gelijktijdig en spontaan de reclameboodschap boven die hun vader als slogan voerde: Helder wit, zacht en soepel, geen slijtage, zeer goedkoop. Ook het huis waarin ze hun jeugd doorbrachten werd niet vergeten.

Wim en Walter op school

Duitsers In de oorlog moest Cramer voor de Duitsers werken, wat hij overigens met tegenzin of soms in het geheel niet deed. “Het was het wasgoed van de Wehrmacht en die soldaten waren

over het algemeen niet de kwaadsten,” zeggen Wim en Walter. Als ze het wasgoed weer ophaalden en de rekening hadden betaald, bood vader Cramer hen wel eens een sigaar aan. “Op een dag kwamen ze met z’n drieën. Een van hen liet bij binnenkomst de Hitlergroet horen. Dat mocht dan wel de gewoonte zijn, maar vader accepteerde het niet. Die man kreeg geen sigaar.Vader sloeg hem gewoon over. Zo was vader,” zeggen Wim en Walter. Zij herinneren zich ook, hoe tegen het einde van de oorlog de terugtrekkende Duitsers overal vervoermiddelen vorderden. “Wij hadden toen twee auto’s in een schuur staan. In de ene helft van de schuur stonden die auto’s en de andere helft lag vol afval, rommel, kortom daar kon je geen been trekken. De Duitsers kwamen ook bij ons en wilden in de schuur kijken. Vader liep met hen mee en had daarbij een zaklantaarn bij zich. Er was in de schuur geen stroom. Hij opende de deur en liet het licht van de zaklantaarn over de rommel schijnen. Daarbij stond hij met zijn rug naar de twee auto’s, waardoor deze niet zichtbaar waren. De Duitsers mompelden iets, maar verlieten zonder auto het terrein.” Studie De drie kinderen Cramer doorliepen de hervormde lagere school in Ootmarsum. De Ned. Herv. School, zoals op de muur stond. Behalve de leerkrachten G. Reinders en A. Baanstra en juffrouw Davids, die in 1945 bij het bombardement in Ootmarsum om het leven kwam, kunnen ze nog tal van medeleerlingen opnoemen: Henk en Bertus Krom, Piet en Jeanne Blok (van de marechaussee), Joke Hagedoorn, Henk en Jan Smit, Henk Koops, Herman en Greta Frowijn, Annie Schepers, Dinie Rademaker en ga zo maar door.Voor het zogeheten ‘doorleren’ gingen Wim en Walter naar het Twents Carmellyceum in Oldenzaal. Hanneke volgde het vervolgonderwijs in Almelo. Bijna het hele jaar gingen de jon-

Springendal H6 tm H10.indd 6

22-04-2011 08:29:04


33

gens op de fiets, samen met onder andere G ies Wientjes, Teus uit Vasse en Gesienus Piest (“die later twee puntjes op de e liet zetten om het uitspreken van zijn naam minder lachwekkend te maken,” lachen Wim e n Walter). In de winterdag gingen we wel eens met de bus, maar als er dan bij de halte tegenover de Steenmatenweg Duitsers instapten, werden wij uit de bus gezet en moesten we maar zien hoe we op tijd in Oldenzaal kwamen. Dat lukte natuurlijk nooit, maar heel erg hebben we dat niet gevonden.” Die Duitsers waren van de radarpost in het Ageler Broek. Zelfs namen en het leervak van leraren van het Carmellyceum werden opgediept: Ribbert (Duits), Reinalda (godsdienst), Ribberdouille (“Hij zou tijdens de Tweede Wereldoorlog nog bij vader in kamp Vught zitten, waar hij ook de Ootmarsummer Herman Budde ontmoette”), Sarabère (natuurkunde) en Bartelink (muziek). Wim: “Na mijn studie in Oldenzaal, ben ik eerst twee jaar in militaire dienst geweest. Ik wist nog niet wat ik wilde en ik kon me daar nog een poosje oriënteren.” Ofschoon bleek dat hij een talenknobbel had, besloot hij toch aan de Technische Universiteit te Delft elektrotechniek te gaan studeren. Hij bleef daar zeven jaar en kreeg ondertussen als werkstudent een baan bij de afdeling Hoogspanningstechniek. Zijn studie sloot hij af met de titel Elektrotechnisch ingenieur. Hoewel G.W. Cramer wist dat zijn oudste zoon het bedrijf niet zou voortzetten, hield hij hem regelmatig op de hoogte van het reilen en zeilen daarvan. “Hij vertelde me onder andere over de jaarlijkse omzet, de aanschaf van nieuwe machines en over eventuele uitbreidingen.” Het was niet zijn bedoeling om daarmee zijn zoon over te halen toch de wasserij over te nemen. “Hij uitte zich gewoon graag over zijn bedrijf en kon er met mij over praten. Met de kennis die ik met mijn studie had opgedaan heb ik later mijn vader kun-

De kinderen Cramer

Springendal H6 tm H10.indd 7

nen helpen met het installeren van een systeem waardoor de wasserij efficiënter kon werken.” Zijn vader vroeg hem of het mogelijk was de wasserij volledig elektrisch aan te drijven en of Wim daarvoor een ontwerp kon en wilde maken. “Het lukte mij toen om zo’n systeem te ontwerpen. Hierdoor kon de stoommachine worden vervangen door één elektromotor. Het doet mij nog steeds goed dat de overbrenging van de motor naar het drijfwerk door de Ootmarsummer J. Rikmanspoel werd geïnstalleerd.” Vader Cramer was erg trots op deze modernisering, maar nog meer op zijn zoon. Hieruit bleek duidelijk dat G.W. Cramer zijn wasserij wel degelijk op peil hield. “En ik had veel voldoening dat ik dat voor vader kon doen.” Walter volgde eveneens zijn voortgezet onderwijs aan het Carmellyceum in Oldenzaal. Daarna studeerde hij scheikunde in Amsterdam, waarna hij tot 1961 in Amerika aan een universiteit werkzaam was. In Nederland werkte hij daarna (19611969) aan de Technische Hogeschool in Delft op het Reactor Instituut.Van 1969 tot 1975 was Walter hoofd research bij een Amerikaans bedrijf en kwam daarna terug naar Nederland, waar hij in Amsterdam de doctorstitel behaalde. Met een verblijf in Milaan (commerciële functie) en eenzelfde functie in Nederland (DSM) sloot hij zijn ‘werkzame’ leven af. “Mijn eerste twee zoons werden op het Springendal geboren.

De hervormde school aan de Oostwal

Hoofdstuk 3

22-04-2011 08:29:05


34

De kinderen mochten vaak mee op de jaarlijkse uitstapjes voor het personeel. Achter v.l.n.r. Nats Weierink, Theo Wilbers,G.W. Cramer, Johan Harmsen, Egbert Toet, Wim Cramer. 2e rij: Annie Wassink, Lena Avéres, Truus Harmsen, Marietje Kerkhof Jonkman, Siny Westerhof, Truus Heerink, Mina Bouwman, Mevr. Karin Cramer-Tennekes. Voor: Janna Beckmann, Henk, Sinie en Lenie Wilbers, Zwaantje Bouwman, Hanneke Cramer, ….. en Truus Olde Meule Het waren de laatste Cramers die hier het levenslicht zagen,” vertelde Walter met duidelijke trots bij zijn bezoek aan Ootmarsum. Met hen werd de ‘periode Cramer’ op het Springendal afgesloten! Hanneke ging naar Almelo voor het voortgezet onderwijs en heeft daarna voor schoonheidsspecialiste en later voor tuinarchitect gestudeerd. Met haar man, Chris Schaepman verhuisde ook zij naar Frankrijk, waar zij en haar man geruime tijd een ‘chambres d’hotel’, een vakantiepension leidden.

Springendal H6 tm H10.indd 8

Verkoop Dat Gerrit Willem Cramer nog tot zijn tachtigste jaar de wasserij bleef leiden, was voor anderen meer een verrassing dan voor hem zelf. “Vader heeft nooit een hekel aan dit werk gehad,” zegt Wim. Op zekere dag, het was in 1962, diende Roelof Dijkkamp zich als serieuze kandidaat aan. Het feit dat Dijkkamp geen vreemde was in de wasserijwereld, maakte het besluit om aan

22-04-2011 08:29:06


35

hem de Wasserij Het Springendal te verkopen, gemakkelijker. Hij wilde dat het bedrijf werd voortgezet en vond in R. Dijkkamp de juiste koper. Op 27 juli 1962 werd de koopakte gesloten.Voor Cramer betekende dit het einde van een lange periode Springendal en voor Ootmarsum was de tijd van ‘de wasserij van Cramer’ afgelopen. Dat G. W. Cramer zo lang leiding aan het bedrijf gaf, is een teken, dat hij nooit met tegenzin dit werk heeft gedaan. Dat hij min of meer gedwongen was de wasserij te verkopen, bleek ook uit het verhaal van Fennie Leusman-Bouwman, die de familie Cramer als hulp in de huishouding goed heeft leren kennen. Toen ook zij hoorde van de verkoopplannen, bleek dat Gerrit Willem Cramer niet over één nacht ijs was gegaan. Thuis vatte hij tegenover Fennie in een kort zinnetje de moeilijke beslissing samen: “Ik heb geen opvolger. Het moet!”

De kinderen Cramer

Springendal H6 tm H10.indd 9

Wim (rechts) , Walter en Hanneke Cramer. De drie kinderen van het echtpaar G.W.Cramer-van Wezel. Links hun oude vriend Maarten Frowijn

Foto’s en een rondwandeling roepen herinneringen op

Hoofdstuk 3

22-04-2011 08:29:18


Met dit verzoekschrift kreeg mevrouw Cramer haar man uit kamp Vught vrij

Springendal H6 tm H10.indd 10

22-04-2011 08:29:26


37 Hoofdstuk 4

In Duits gevangenschap Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed zich bij Wasserij Het Springendal een incident voor, dat voor directeur Gerrit Willem Cramer, zijn gezin en het bedrijf noodlottig had kunnen worden. De wasserij draaide in de oorlog gewoon door. Dat lag waarschijnlijk aan de omstandigheid dat het bedrijf vrijwel alleen vrouwelijk personeel had. Of de klandizie op hetzelfde peil was gebleven, is niet bekend. Ook de Duitse bezetter ontdekte de wasserij en het duurde niet lang of zij kwamen met hun wasgoed bij Cramer. Deze wilde het aanvankelijk niet weigeren. En hij behandelde die extra klant net als zijn andere klanten. Maar het ging Cramer te ver, toen men na verloop van tijd ook nog met uniformen kwam aanzetten. Cramer weigerde deze uniformen te wassen. Dat zette natuurlijk kwaad bloed bij bezetter. Verder zal de vriendschap tussen Cramer met de Ootmarsumse families Wortelboer en Joosten zeker niet in het voordeel van de Cramers hebben gewerkt. De conflictsituatie eindigde ermee, dat G.W. Cramer gevangen werd genomen en naar het beruchte concentratiekamp Vught werd gebracht. De gang van zaken verontrustte het ‘thuisfront’ zo, dat mevrouw J. Cramer-van Wezel op 17 mei 1943 een poging deed haar man weer vrij te krijgen. Daarvoor schreef ze een brief naar de Sicherheitsdienst in Enschede. Deze brief staat hier volledig afgebeeld.

velden richting wasserij. Alle personeelslieden stonden aan het einde van het pad bij de wasserij in een erehaag hun baas op te wachten. Het moet een zeer emotioneel weerzien zijn geweest.Vooral toen iemand van het personeel de stoomfluit liet loeien.Veel medewerkers konden toen hun tranen niet bedwingen!”

Het schrijven had succes. Na een paar maanden kreeg mevrouw Cramer bericht dat haar man naar huis zou komen. Mevrouw M. Wilbers-Meenderink die in het witte huisje naast de wasserij woonde, was destijds getuige van die terugkeer en vertelde later vaak hoe die thuiskomst verliep. Haar zoon Gerard Wilbers kon zich dat verhaal nog goed herinneren. “Op de dag dat meneer Cramer thuis zou komen en op het station van Oldenzaal zou arriveren, moest ‘Harmsen Johan’, stokersbaas en koetsier van de wasserij met paard en wagen op weg om G.W.Cramer af te halen. Harmsen trof daar een zeer sterk vermagerde Cramer aan. Als gevolg van de gevangenschap was G.W.Cramer zeker de helft van zijn gewicht van vóór de oorlog verloren. De wagen met de beide mannen reed door Ootmarsum de Laagsestraat op om ter hoogte van de boerderij van Lohuis (Epman) het zandpad in te gaan, dat bekend stond als het Springendalse pad. De weg ging door de bossen en over

In Duits gevangenschap

Springendal H6 tm H10.indd 11

Gerrit Willem Cramer, was-industrieel

Hoofdstuk 4

22-04-2011 08:29:27


21

Springendal H6 tm H10.indd 12

22-04-2011 08:29:31


39 Hoofdstuk 5

Gerard Wilbers Gerard Wilbers zit met recht ‘op zijn praatstoel’ als we hem bezoeken om ons te verhalen over zijn jeugdherinneringen op het Springendal. En dan bedoelt Gerard niet het landgoed, maar de wasserij ‘Het Springendal’. Tijdens het gesprek geeft Gerard enkele keren heel enthousiast aan dat hij als het ware vergroeid is geraakt met de wasserij. Gerard is geboren in het witte huisje naast de wasserij. De moeder van Gerard, Marie Meenderink, woonachtig in de Postelhoek, was al jaren werkzaam in de wasserij toen ze bevriend raakte met Bernard Wilbers. Tijdens een wandeling op de vrije zondagmiddag kwam het jonge paar langs de wasserij. Het bovengenoemde witte huisje stond op dat moment leeg. Eigenaar Cramer had daarin een tijd lang een bandfabriekje geëxploiteerd en zoals elders in dit boek valt te lezen had hij de complete inventaris verkocht. Bernard en Marie kwamen op het idee om het huisje als hun eerste woning te gaan betrekken. Ze vergaarden al hun moed en stapten naar de heer Cramer met het verzoek om het huis te mogen huren. Cramer stemde daarmee in onder de voorwaarde dat ze het huis zelf zouden gaan opknappen en inrichten. Bernard was destijds werkzaam in de zagerij van Johan Steinmeijer en in de timmerwerkplaats van diens broer Frans. De vaardigheden die hij daar opgedaan had, kon hij goed gebruiken bij deze werkzaamheden waarmee in 1948 begonnen werd. Samen met familie en kennissen was de klus snel geklaard. In 1949 trouwden ze en in 1950 zag oudste zoon Gerard het levenslicht. Er volgden nog zeven broers en zussen, die ook allen op het Springendal ter wereld kwamen. Moeder Wilbers bleef na de geboorte van de oudste kinderen nog een hele tijd werken op de wasserij. Haar man werkte inmiddels bij het textielbedrijf Gelderman in Oldenzaal. Hij was dus hele dagen van huis. Als moeder druk bezig was in de wasserij hield de heer Cramer vanuit zijn kantoor vaak een oogje in het zeil en keek hij zo af en toe even om het hoekje bij zijn buurvrouw thuis. Meestal kwam hij dan met de geruststellende mededeling: “Marie niets aan de hand, alles is rustig”, de wasserij weer binnen. Ome en tante Cramer Als kind speelde Gerard met z’n broertjes en zusjes, maar ook wel met vriendjes uit de buurt of uit de stad, veelal in en om de wasserij. Uit school direct naar huis, een overall en de klompen aan en dan direct de bossen in. Als het weer wat

Gerard Wilbers

Springendal H6 tm H10.indd 13

minder werd verplaatste het speelterrein zich vanzelf naar de wasserij van ‘ome en tante’ Cramer. Het was daar altijd lekker warm en je kon vooral op de grote zolder als kind heerlijk spelen. Ome Cramer, zoals de kinderen Wilbers de heer G.W.Cramer altijd uit beleefdheid aanspraken, was een ware kindervriend. Hij gaf hun dan ook meestal alle ruimte om te spelen. Het personeel van de wasserij was niet altijd even blij met de aanwezigheid van de spelende kinderen. Met name ‘stokkersbaas Harmsen Johan’ had het niet zo op kinderen en waar mogelijk joeg hij hen het liefste direct de wasserij uit. Geen wonder dus dat hij vervolgens nog al eens het slachtoffer werd van de plagerijen van de belhamels van Wilbers. Ook een aantal dames uit de buurt die op verschillende afdelingen van de wasserij werkzaam was had het nog al eens op de spelende kinderen voorzien. Ook dit lokte uiteraard vaak spannende en plagerige reacties uit. “Achteraf kan ik mij die reacties van het personeel wel voorstellen,”

Bernard Wilbers en echtgenote Marie Meenderink in hun woning, het bekende witte huisje. Gerard staat bij hen

Links: De beek. Gerard Wilbers droeg het zijne er toe bij om de beek schoon te houden

Hoofdstuk 5

22-04-2011 08:29:32


40

geeft Gerard spontaan toe. “Het was ook soms best gevaarlijk met de stoomketel en allerhande chemicaliën en machines in de buurt.”

“Boven achter dat kleine raampje, van het witte huisje, was mijn slaapkamer”

Gerard weet zich nog goed te herinneren dat mevrouw Cramer veel formeler was en meestal wat statig bij hem overkwam. Als hij haar eens bezocht in haar kleine, houten villa op het terrein van de wasserij om een boodschap voor vader of moeder te doen, dan moest hij altijd netjes aanbellen bij de voordeur. Eenmaal binnen was tante Cramer best aardig, maar wel minder spontaan dan haar echtgenoot.Vele uren heeft Gerard echter genoten van haar prachtige fotoalbums vol familieplaatjes. Met name de foto’s van de verre vakanties naar bijvoorbeeld de Cote d’Azur en de wintersport, voor die tijd vrij uniek, staan nog steeds in zijn geheugen gegrift.

In de periode na de appeloogst was moeder Wilbers bezig met het schillen van appels. Daarvan werden gedroogde appeltjes gemaakt. Daarvoor werden meestal goudrenetten geschild en in dunne partjes gesneden. Deze werden vervolgens op de zolder boven het ketelhuis te drogen gelegd, zodat ze na een tijdje als gedroogde appeltjes gegeten konden worden. De heerlijke lucht die dit droogproces verspreidde, trok uiteraard ook de aandacht van de spelende kinderen. Deze konden het dan ook niet laten om zo af en toe stiekem een paar partjes te snaaien, iets waar moeder niet blij mee was. “Een tafereel dat ik ook nooit zal vergeten, was het vaste zaterdagochtend badritueel van ome en tante Cramer,” vertelt Gerard met een brede glimlach om zijn mond. Meneer en mevrouw Cramer gingen iedere zaterdagochtend samen ‘in de chemisch’, in onze ogen de voorloper van de huidige badkamer. Ome Cramer begon dan ’s morgens al op tijd om met behulp van de stoompijp het water in het grote voorkookvat van de wasserij te verwarmen. “Dat gaf een bijzonder borrelend geluid dat we buiten goed konden horen. Als het water dan op de juiste temperatuur was werd er een doek voor het raam gehangen en gingen de Cramers rond tien uur in bad. Na het baden vertrokken de heer en mevrouw Cramer meestal met de auto naar Enschede om daar inkopen te doen en familie en bekenden te bezoeken.” Gerrit Willem Cramer was een verwoed sigarenroker. Je kon hem dan ook veelvuldig met een sigaar in zijn mond aantreffen. Aangezien Gerard, net als vele van zijn leeftijdgenootjes, destijds een fanatiek sigarenbandjesverzamelaar was, is het niet onlogisch dat hij zich extra aangetrokken voelde tot de heer Cramer. “Het kwam regelmatig voor dat ik in een hoekje van het kantoor van ome Cramer bezig was om zijn prullenbak na te pluizen op sigarenbandjes en ook postzegels. Met name de buitenlandse zegels waren zeer geliefd bij ons. Terwijl ik dan stilletjes bezig was werkte Cramer rustig door achter zijn grote bureau. Hij had mijn aanwezigheid nauwelijks in de gaten omdat ik hem probeerde zo weinig mogelijk te storen. Ik weet echter heel zeker dat hij volop genoot van mijn verzamelwoede.” aldus Gerard. Dat Cramer een echte sigarenliefhebber was blijkt ook wel uit het volgend voorval. “Het moet ergens in de buurt van

Springendal H6 tm H10.indd 14

22-04-2011 08:29:37


41 De oorspronkelijke waterval

het jaar 1957 zijn geweest,” probeert Gerard zich voor de geest te halen. “In die tijd was het vaak een grote rommel in het ketelhuis van de wasserij. Overal lagen takkenbossen en kolen om het vuur voor de stoomketel mee op te stoken. Op zekere dag ontstond daar een brandje. Cramer was op dat moment druk bezig in zijn kantoor, dat toen direct naast het ketelhuis gesitueerd was. Ik zag ome Cramer naar buiten vluchten nadat hij schijnbaar nog eerst de brandweer had gewaarschuwd. Hij stond vervolgens buiten zenuwachtig heen en weer te schuifelen terwijl dikke rookpluimen uit het ketelhuis en het kantoor walmden. Plotseling, als door een wesp gestoken, kwam hij in actie en rende het kantoor weer binnen om even later kuchend en hoestend weer naar buiten te komen met een kistje van zijn geliefde sigaren onder z’n arm!” Waterval Tussen de wasserij en het huis waar de familie Wilbers woonde stroomt de Springendalse beek waaruit de wasserij het water onttrekt. Precies ter hoogte van de beide gebouwen was een soort watervalletje gecreëerd om het hoogteverschil in het landschap op te vangen. Dit watervalletje gaf een constant kletterend geluid. Gerard: “De slaapkamers van ons lagen vlak bij de waterval. Door het monotone geluid van het spetterende water vielen we meestal heel snel in een diepe slaap.” Twee keer per jaar werd de waterval afgesloten om de sluis in het bovenste deel van de beek van modder te kunnen ontdoen. “Het was dan ’s nachts doodstil om ons huis, waardoor wij de slaap meestal niet konden vatten.” Leuke bijkomstigheid van het reinigen van de sluis was het feit dat er vaak palingen uit de modder opgevangen konden worden. “Op een zekere dag hadden we een hele dikke paling te pakken. Deze hebben we aan Hotel Yland op de Kuiperberg verkocht. Het beest was veel te dik om op te eten.Yland heeft de vis als garnering gebruikt bij een groot visbuffet,” vertelt Gerard. Toen Gerard ouder werd, begon hij zich steeds meer te interesseren voor de werkzaamheden in de wasserij. Zo kon hij vol verbazing staan kijken naar de bijzondere wijze waarop de dames Bouwman en Smoes met een hele bijzondere slag de gewassen lakens stonden op te vouwen. Dat ging in een zo’n razend tempo en op zo’n strakke manier dat daar geen machine tegenop kon. Toch hadden de dames geen oog

Gerard Wilbers

Springendal H6 tm H10.indd 15

Hoofdstuk 5

22-04-2011 08:29:38


42

De oude fabriek, gevestigd op Het Springendal

voor de bewondering van de jonge Gerard. Met Egbert Toet, meestal ook aangesproken met ‘ome’, had Gerard al snel een hele goede band. Bij hem was hij altijd welkom en mocht hij al vrij snel een handje helpen bij het wasserijproces. Met name het werken met wasmiddelen en chemicaliën trok Gerard erg aan. “Ome Toet was vaak met waspoeder en chloor in de weer en ik mocht dan van hem aan het einde van het proces het vloeibare blauwsel toevoegen aan het waswater (Reckitt’s Blue –zakje blauw). Ik kon als kind echt niet begrijpen dat je door een blauw goedje aan de was toe te voegen juist een extra witte was als eindresultaat kreeg! Ik zie nog zo die grote ronde groene flessen met stro er om heen voor me die wekelijks door de leverancier uit Enschede bij de wasserij werden afgeleverd,” vertelt Gerard en geeft daarbij direct nog maar weer eens aan wat een fijne tijd hij als jongen bij de wasserij heeft gehad. Bijbaantje Langzaam aan ging het volgens Gerard toch wat minder goed met de wasserij van de familie Cramer. Er was steeds minder personeel in dienst en de heer Cramer voerde zelf steeds meer functies uit. Zo functioneerde hij niet alleen als directeur, maar was hij gelijktijdig ook administrateur, wasbaas, stoker, onderhoudsmonteur en manusje-van-alles. Dat het financieel ook wat minder ging, bleek wel uit het feit dat delen van het landgoed, die aanvankelijk bij de wasserij hoorden in de loop der jaren al waren verkocht. Ook uit de gesprekjes, die Gerard als jongen opving, tussen Cramer en zijn vader

Springendal H6 tm H10.indd 16

Bernard Wilbers tijdens het innen van de maandelijkse huurpenningen, kon je die conclusie wel trekken. In die tijd kwam ook de heer Dijkamp al over de vloer in de wasserij. In de zomervakantie van 1961 wist Gerard Wilbers even geen raad met z’n vrije tijd. Moeder Wilbers, die inmiddels ook wel inzag dat de heer Cramer steeds meer karweitjes zelf op moest knappen, gaf haar zoon de aanzet om aan de directeur van de wasserij een vakantiebaantje te vragen. Dat leek de kleine Gerard wel wat. Hij stapte kordaat het smalle bruggetje over de beek over en ging rechtstreeks het ketelhuis binnen waar Cramer druk doende was met het opstoken van het vuur van de stoomketel. Heel direct en zeer spontaan vroeg hij hem: “Ome Cramer, he’j nog wark veur mie?” De oude Cramer dacht heel even diep na en kwam toen met een even spontaan als positief antwoord. Gerard werd ter plekke gebombardeerd tot stoker. Hij werd verantwoordelijk gesteld voor de stoomketel. Daar moest steeds voldoende water in zitten en de manometer mocht niet beneden een bepaald peil komen. Dreigde dat peil bereikt te worden, dan moesten er meer kolen op het vuur gegooid worden door de nieuwbakken stoker. Gerard ging zo trots als een pauw direct aan de slag. Als stoker moest Gerard er ook voor zorgen dat de sintels die na de verbranding in de oven achterbleven regelmatig verwijderd werden. Deze werden in grof en fijn gesorteerd en achter de wasserij opgeslagen. Deze sintels werden veelal gebruikt om de zandwegen rond de wasserij te verharden.

22-04-2011 08:29:43


43

De benaming ‘Kol’nweg’ voor het weggetje dat tegenwoordig de naam ‘Springendal’ draagt, komt daar vandaan. Hoogtepunt gedurende zijn eerste weken als stoker was toch wel het ritje met de vrachtwagen van Martens naar het station in Oldenzaal om daar een nieuwe lading steenkool op te halen. Hij keek zijn ogen uit hoe daar de kolen automatisch met een jacobsladder in de vrachtwagen geladen werden. Terug op het Springendal moesten de kolen echter met de bats weer afgeladen worden. Na enige dagen werd Gerard ook wat meer wegwijs gemaakt in de wasserij. Hij mocht meehelpen met het onderhoud van een aantal machines. Zo kon het zijn dat je hem druk in de weer met een baco of een vetspuit kon tegenkomen in de fabriek. Gerard kreeg het gevoel dat hij gedurende die eerste vakantie samen met ome Cramer de wasserij technisch als het ware aan het draaien hield. Heel bijzonder vond Gerard dat hij tijdens die eerste vakantie ook al direct mee mocht met het personeelsuitstapje. Hij weet zich nog heel goed het bezoek aan Panorama Mesdag te herinneren. Ook het afsluitende dinertje ergens in een restaurant in Utrecht heeft veel indruk op hem gemaakt. Hij weet nog goed dat hij druk overleg moest voeren met zijn vader, die als tuinman van de familie Cramer ook mee op reis was, hoe hij al dat gereedschap dat naast zijn bord lag diende te hanteren. Toen de school weer begon bleef Gerard voortaan iedere zaterdag en ook de andere vakanties naar de wasserij komen. Hij verdiende op deze manier een aardig zakcentje bij met werkzaamheden die hij veel prettiger vond dan het

Gerard Wilbers

Springendal H6 tm H10.indd 17

tuffelgadder’n bij de boeren in de buurt! Vlak nadat Gerard als manusje-van-alles in dienst was gekomen werd de wasserij Het Springendal door Cramer verkocht aan Dijkkamp. Gerard had geluk dat hij zijn baantje kon behouden. Het werken in de vrije tijd bij wasserij Het Springendal heeft Gerard tot zijn dertigste jaar, steeds met heel veel plezier, volgehouden. Het geld dat hij dit bijbaantje verdiende kon steeds ingezet worden om leuke extraatjes mee te financieren. Toen Gerard stopte, werden zijn taken overgenomen door Kuup Gait.

De was werd vroeger op het weiland gebleekt

Brand 1962 De alles verwoestende brand tijdens de paasdagen in 1962 staat bij Gerard nog heel duidelijk in zijn geheugen gegrift. “We sliepen zoals gewoonlijk met onze vijf jongens in de slaapkamer die aan de kant van de wasserij lag. Plotseling schrokken we wakker door hevige knallen. We openden de gordijnen en zagen onmiddellijk dat de wasserij in lichterlaaie stond. Het knappen van de dakpannen en het loeien van de vlammen nam een angstaanjagende vorm aan. Samen met onze ouders en de zusjes zijn we snel naar buiten gevlucht en werden we naar de familie Cramer gebracht. De angst bestond dat de stoomketel die vlak in de buurt van ons huis stond zou kunnen ontploffen. Ome en tante Cramer die inmiddels ook op de plek des onheils waren aangekomen nodigden ons uit om bij hen thuis te komen om daar het blussen van de brand af te wachten. Ik zie ons nog zo midden in de nacht in een angstige optocht met de huilende kleintjes op de armen van vader en moeder naar de villa lopen, met de hevig brandende Hoofdstuk 5

22-04-2011 08:29:44


44

wasserij en de zwaailichten van de brandweerwagens op de achtergrond. Een heel indrukwekkend en angstig gebeuren allemaal. Bij de Cramers thuis kregen we direct iets te drinken om ons wat op het gemak te stellen. Tante Cramer haalde de familiealbums voor de dag en met z’n allen doken we in de fotoboeken. De chaos op het terrein waar de wasserij gestaan had was de andere dag enorm,” aldus de een beetje geëmotioneerd geraakte Gerard.

Gerard voor zijn geboortehuis, het bekende witte huisje

Werken voor Dijkkamp Het werken voor de familie Dijkkamp heeft Gerard steeds als heel bijzonder ervaren. “Er waren op de zaterdagen en ook tijdens de schoolvakanties altijd karweitjes genoeg voor mij om uit te voeren,” aldus Gerard. “Veel van de klussen waren bijzonder en ook vaak heel interessant. Zo heb ik geholpen met het aanleggen van een nieuwe waterval in de beek die langs de wasserij loopt en ook de aanleg van een hertenkampje en een aantal volières heb ik met heel veel plezier gedaan. Meestal voerde ik dit soort werkzaamheden samen

met mijn broer Jan uit. Tegen de avond hadden we altijd zoveel afval en rommel verzameld, dat we een groot vuur konden maken. Dat was altijd een prachtige afsluiting van een dag hard werken op en rond de wasserij. Roelof Dijkkamp was altijd goed in zijn sas als wij dit soort klussen voor hem klaarden. Door de week, als zijn aandacht volop gevraagd werd voor het werk in de wasserij was zijn humeur wel eens wat minder.” Het allermooiste vond Gerard echter het plaatsen van machines in de wasserij.Voor de uitbreiding of vervanging van het machinepark in de wasserij ging Roelof Dijkkamp vaak bij collegabedrijven op bezoek om daar machines op te kopen. Deze machines werden dan geheel in eigen beheer geplaatst in de eigen fabriek. “Meestal gebeurde dat in het weekend en vaak werd er dan ’s nachts doorgewerkt omdat de machine op maandag weer volop moest meedraaien in het wasserijproces. Met man en macht werd er dan keihard gewerkt, meestal onder de bezielende leiding van Jan Dijkkamp en techneut Bearnd van de Kuuper (Ben Heerink), die speciaal voor dit soort werkzaamheden werd opgeroepen. Bearnd was vooral heel erg goed in het lassen.Van hem heb ik op technisch gebied een heleboel geleerd, waar ik hem nu nog dankbaar voor ben. Hij kon echter ook behoorlijk te keer gaan als bepaalde zaken niet zo verliepen als hij wel graag wilde! Moeder Dijkkamp zorgde er tijdens die klussen altijd voor dat de magen goed gevuld werden, want zo lang doorwerken maakte hongerig. Prachtige tijden heb ik daar doorgemaakt,” vertelt Gerard met een brede glimlach op zijn gezicht. Stoomwezen Minimaal een keer per jaar kwam het Stoomwezen op bezoek om de stoomketel volledig te inspecteren. De ketel moet steeds aan allerlei veiligheidseisen voldoen. De controle gebeurde altijd in het weekend omdat er dan in de wasserij niet gewerkt werd. Op de zaterdag voor de controle moest dan alles tiptop in orde gemaakt worden. Om te beginnen werd de stoom van de ketel gelaten, hetgeen met een enorm kabaal en het vrijlaten van grote stoomwolken gepaard ging. Het kwam wel eens voor dat vergeten werd de buren, de familie Wilbers, vooraf te waarschuwen, waardoor deze zich soms rot schrokken en voor even volledig in de stoomwolk opgingen. Als dan de stoom letterlijk van de ketel was en deze was afgekoeld tot een aanvaardbare temperatuur dan werd het

Springendal H6 tm H10.indd 18

22-04-2011 08:29:50


45

mangat geopend en klom Gerard, vaak vergezeld van zijn jongere broer Jan, naar binnen in de ketel om daar de vlampijpen af te bikken. Dat de broers Wilbers voor dit karwei gevraagd werden kwam ook wel door de diameter van het mangat die slechts vijfenveertig centimeter bedroeg! “Dit was best een bijzondere klus,” vertelt Gerard, “vooral omdat je dan in het binnenste van de ketel aan het werk was. We moesten dan de kalkaanslag aan de binnenkant van de ketel afbikken, zodat deze de keuring van het Stoomwezen kon doorstaan. Op een gegeven moment waren mijn broer en ik weer druk in de weer, toen ik naar boven naar het kleine mangat keek en mij plotseling de angst om het hart sloeg. Ik werd doodsbleek en durfde het werk niet meer af te maken door de angst dat ik niet meer uit de ketel zou kunnen komen als mij iets zou overkomen. Ik werd door mijn broer Jan en Jan Dijkkamp uit de ketel gehaald en ben er nadien nooit meer ingekropen. Tot op heden heb ik nog steeds last van claustrofobie, een kwaaltje waar wel mee te leven valt, maar dat toch wel soms lastig is. Zo krijg je mij bijvoorbeeld niet gauw in een lift.” Kameraad Op een gegeven moment trad Gerrit Altena in dienst bij Wasserij Het Springendal. Deze Gerrit woonde in Kloosterhaar en kwam door de week met het personeelsbusje mee naar de wasserij. Hij werkte echter ook op zaterdag, omdat er juist dan allerlei onderhoudswerkzaamheden aan de machines uitgevoerd moesten worden, een karwei dat ook door deze wasserij-duizendpoot werd uitgevoerd. Gerrit Altena beschikte destijds niet over een rijbewijs. Gerard, die inmiddels wel een rijbewijs had, kreeg van de heer Dijkkamp de opdracht om Gerrit voortaan iedere zaterdag te halen en te brengen. “Dat was natuurlijk een prachtig klusje voor mij. Ik mocht in de auto van Dijkkamp, een heuse Simca S 1501, ’s morgens om half zes naar Kloosterhaar rijden om Gerrit daar af te halen. Bij aankomst in Kloosterhaar, had moeder Altena altijd koffie en een beschuit met kaas voor mij klaar staan. Pa Altena was dan ook steeds van de partij. Er werd dan even gezellig met elkaar gepraat en nieuwtjes uitgewisseld. Prachtige mensen waren dat, met een gouden hart,” vertelt Gerard wederom met een brede glimlach. Rond de klok van zeven uur kwamen de heren dan meestal op de wasserij aan. Dan werd direct de ketel aangestoken en werden de wasmachines gevuld met de

Gerard Wilbers

Springendal H6 tm H10.indd 19

vijf- tot zeshonderd overalls van vleesverwerker B.L.B./Coveco, een grote klant van de wasserij. Gerard: “Deze slagersoveralls zaten soms behoorlijk onder het bloed en zo af en toe kwam je ook wel eens stukjes vlees of bot tegen, maar het was al met al een prachtige klus die wij samen altijd in zo’n kort mogelijke tijd probeerden te klaren.” Na het wassen werden de overalls achtereenvolgens gecentrifugeerd, gedroogd in de droogtrommel opgevouwen. Aan het einde van de dag, als Gerrit weer naar huis gebracht moest worden, reden ze eerst samen met de bestelbus naar Wierden om daar de overalls af te leveren bij een familie die ze in datzelfde weekend nog allemaal nakeek en indien nodig van nieuwe knopen voorzag of kleine verstelwerkjes eraan uitvoerde. “Op de terugweg werd Gerrit weer in Kloosterhaar afgeleverd, waar samen nog een glaasje werd gedronken. Bij terugkomst op het Springendal werd dan nog gauw even de auto gewassen en dan zat er weer een drukke werkdag op die mij steeds weer een zeer voldaan gevoel gaf,” vertelt Gerard, waarbij hij er nog snel even aan toevoegt dat hij aan Gerrit Altena nog steeds een geweldige kameraad heeft overgehouden. “Ik heb een hele fijne tijd met deze prima kerel doorgebracht en ik was dan ook zeer verheugd dat ik een tijdje terug op zijn jubileumfeest bij de wasserij een toespraakje voor hem mocht houden, waarin ik mijn gevoelens voor de wasserij en voor Gerrit in het bijzonder nog weer eens kwijt kon,” besluit een tevreden Gerard Wilbers ons gesprek over Wasserij Het Springendal.

De slogan: Helder wit. Geen slijtage. Zacht en soepel. - zeer goedkoop. was rechtsboven terug te vinden op het briefpapier van Het Springendal

Hoofdstuk 5

22-04-2011 08:29:58


Springendal H6 tm H10.indd 20

22-04-2011 08:30:05


47 Hoofdstuk 6

Cramers Stoombandfabriek Uit archiefstukken blijkt dat op het Springendal niet alleen Cramers wasserij was gevestigd, maar dat er tevens een zogeheten stoomband (in verschillende kleuren) werd gemaakt. Een product dat dienst deed als een bindmiddel voor een stevige verpakking. Het band werd gemaakt met behulp van een stoommachine, vandaar de naam Stoombandfabriek. Deze afdeling was gevestigd in het kleine witte huisje, dat aan de eigenlijke wasserij grenst. Wim Cramer, de oudste zoon van Gerrit Willem Cramer ging als jongen regelmatig naar die kleine bandfabriek. “De machine kon door één man worden bediend en in de jaren dat ik nog als jongen op het Springendal woonde, ging ik er naar toe. Theo Wilbers zat daar achter de machine. Op zolder lagen klossen met diverse kleuren garen. Die werden naast elkaar op de machine gezet, waarna er drie of vier draden naast elkaar door een lijmbad werden getrokken.Vervolgens werden de draden aan elkaar geperst, zodat je een oersterk band kreeg. Dat werd gebruikt om pakketjes stevig dicht te binden.” Dat band ging vooral naar Indonesië en Suriname. Het bedrijfje heeft tot 1943 gefunctioneerd. Het pand werd daarna verhuurd aan H. Becker en H.Vasterd uit Enschede. Zij dreven er een fabriekje waar elastiek werd gemaakt. Maar dat bedrijfje heeft niet lang stand gehouden. Uit een (ver-)koopakte, opgemaakt in april 1943 is af te leiden, dat G.W. Cramer al het materiaal dat voor het vervaardigen van band nodig was, verkocht. Cramer wordt in deze akte als ‘waschindustrieel en koopman’ aangeduid. Tevens wordt vermeld dat hij sinds 1900 directeur van Wasserij Het Springendal was. In maart 1943 was hij reeds met de kopers van het materiaal tot overeenkomst gekomen. Op 13 april 1943 werd de overdracht ten overstaan van een notaris bekrachtigd. Waarnemend notaris in Ootmarsum was toen K.G. Huizink. Notaris J.A. Joosten was immers door de Duitsers in kamp Leusden bij Amersfoort gevangen gezet. De kopers waren H.B. Bekker en H.G.Vasterd, beiden koopman in Enschede. Verkocht werden die dag: de volledige outillage met voorraden grondstoffen, boeken, bescheiden en volledige goodwill van de Bandfabriek, gevestigd onder de naam Cramer’s Stoombandfabriek gevestigd te Ootmarsum. De overname van een en ander had overigens al op 15 maart 1943 plaatsgevonden. In de akte werd een enigszins merkwaardige clausule opgenomen. “Voorlopig wordt het bandbedrijf op de naam van G.W. Cramer voortgezet, echter geheel voor rekening en

Cramers Stoombandfabriek

Springendal H6 tm H10.indd 21

risico van de heren Bekker en Vasterd. Alle eventuele winsten of verliezen die gedurende het bestaan dezer overeenkomst het bedrijf oplevert, komen ten bate of nadele van de twee kopers, terwijl tegenover derden G.W. Cramer als eigenaar en beheerder van het bedrijf blijft optreden.” De gewone en dagelijkse leiding van het bedrijf berustte zolang deze overeenkomst duurde, bij de twee kopers, maar wel onder toezicht van Cramer. De twee kopers mochten echter niet als eigenaars en beheerders optreden. Gedurende de tijd van de overeenkomst moesten de kopers zich gedragen alsof ze in dienst waren van Cramer. De (ietwat vreemd aandoende) overeenkomst zou worden beëindigd zodra de kopers dat wilden. Mocht Cramer deze overeenkomst willen beëindigen, dan moest hij een opzegtermijn van zes maanden in acht nemen. Het is niet bekend hoe het verder met deze transactie is gegaan. Toen R.Dijkkamp de wasserij in 1962 kocht, trof hij in elk geval geen machinerieën aan die voor het vervaardigen van band of riemen gebruikt werden. Door Dijkkamp is dit band nooit gemaakt. Hij heeft zich volledig op de wasserij toegelegd.

Verpakkingsmateriaal

Hoofdstuk 6

22-04-2011 08:30:12


Springendal H6 tm H10.indd 22

22-04-2011 08:30:22


49 Hoofdstuk 7

De bronnen “Ik wilde wel eens weten, waar de Springendalse beek eigenlijk begon,” zegt Ron Dijkkamp. “Ik ben hier bij de wasserij begonnen en ging via de Hobbemahuisjes aan de Uelserdijk, dat was ooit de bovenste molen en kwam toen bij een splitsing. Het water van de rechter beek komt uit de Janninkskolk en ik volgde de linker beek verder stroomopwaarts. Na ongeveer een kilometer kwam ik bij het landgoed van de familie Van der Meer. Daar kwam ik mevrouw Van der Meer tegen en samen zijn we naar het moeras gelopen. Dat bleek het beginpunt van de Springendalse beek te zijn.” Wie is mevrouw van der Meer? We zochten haar op in de fraaie villa midden op het Landgoed het Springendal en vroegen haar of zij de families Cramer en Dijkkamp kende. Zij vertelde het volgende. “De laatste tien jaren van haar leven ging ik een à twee keer per week naar Jo Cramer-van Wezel om een eindje samen te wandelen, te fietsen of gewoon even een kopje thee te drinken,” zegt Ynske van der Meer-de Groot. “Mijn schoonouders hadden reeds jarenlang daarvoor regelmatig contact met de familie Cramer.” Ze kwamen bij elkaar op bezoek en beschouwden zich als buren, ofschoon ze op het Springendal wel een paar kilometer van elkaar woonden. “Ik vond haar een heel aardige en sympathieke vrouw, die na de dood van haar man in 1965, tot haar dood in 1991 in de kleine villa naast de wasserij bleef wonen. Dat was bij de verkoop van de wasserij in 1962 door de heer Cramer bepaald. Lang hebben ze samen niet van de vrije tijd kunnen genieten, want Gerrit Willem Cramer overleed twee jaar later. Hij was twintig jaar ouder dan haar. Dames die regelmatig bij haar thuis op bezoek kwamen, waren de dames Meijers, Barenbrug, Joosten, Florijn, Bank, en Kirch. De tijd werd gevuld met het doornemen van allerlei wetenswaardigheden, bridgen en door gezellig met elkaar thee te drinken. “Ik vond ook leuk om naar haar verhalen te luisteren. Ze vertelde dat ze in haar jonge jaren samen met mevrouw Joosten naar Bentheim wandelden, daar overnachtten, en de volgende dag weer terugliepen. Ook fietsten ze samen naar Enschede voor een bezoek aan de schouwburg en ’s avonds gewoon ook weer terug. Fietsen kon ze toch goed, al haar boodschappen deed ze zelf. En als ze eens veel nodig had dan

De bronnen

Springendal H6 tm H10.indd 23

fietste ze gewoon twee keer achter elkaar naar de stad. Ze zei dat ze in de Grotestraat in Ootmarsum gewoond had en uitkeek op de grachten. Waarschijnlijk was dat Kip’s graven. Ze was ook zeker niet bang. Een paar keer heeft ze mij het verhaal verteld hoe een Duitse soldaat eens een paar appels onder een boom opraapte en begon op te eten. Ze ging naar buiten en riep: “Was machen Sie dort?” De soldaat antwoordde: “Es sind nur Falläpfel!” Ja, zei ze,” aber es sind meine Falläpfel.” De soldaat liet ze liggen en vertrok. Ze was ook niet bang om alleen in de kleine villa op het Springendal te wonen. De achterdeur stond altijd open en vaak vergat ze die s avonds op slot te doen. ”Hier gebeurt toch niets,” zei ze tegen me “Ik keek ook wel televisie met haar en zo af en toe namen we een glaasje advocaat.”

Luchtfoto van de villa van mevrouw Van der Meer

Tot op hoge leeftijd ging ze vanaf begin januari voor drie maanden naar Zuid-Spanje. Ze huurde dan een appartement. Ze bezocht regelmatig haar dochter Hanneke, eerst in Dalfsen en later in Frankrijk. Ook ging ze wel naar haar zoon Walter, die in Lanaken in België woonde. Mevrouw Cramer heeft zich, volgens mevrouw Van der Meer, nauwelijks met de wasserij bemoeid. Ze kwam er alleen zaterdags als de kinderen daar werden gewassen. Wim Cramer vertelde me eens dat ze thuis tegen elkaar zeiden “Dan gaan we in de chemische.” Een rijke familie was het niet, maar ze dekte de tafel altijd heel zorgvuldig en dronk graag een glaasje wijn bij het eten.Verder leefde ze heel sober, aldus Ynske van der Meer. “Wim, de oudste zoon van Cramer komt nog regelmatig bij mij op bezoek, als hij in Twente komt.”

Hoofdstuk 7

22-04-2011 08:30:23


Springendal H11.indd 2

22-04-2011 08:34:48


51 Hoofdstuk 8

Van Cramer tot Dijkkamp In oktober 1990 verscheen in het dagblad Tubantia een artikel, waarin journalist J. Haverkate het gesprek weergaf, dat hij kort daarvoor had gevoerd met mevrouw J. Cramer-van Wezel. Hij was daarvoor naar het Springendal gereisd, waar mevrouw Cramer toen woonde. In het huis dat in 1927 was gebouwd dichtbij de Wasserij Het Springendal, het bedrijf dat toen al eigendom was van de familie Dijkkamp. Dat zij nog steeds op die plek, op een steenworp afstand van de wasserij kon wonen, in een sprookjesachtige omgeving in een huisje dat voor wat uitstraling betreft precies in deze omgeving paste, was bij de verkoop van de wasserij met de nieuwe eigenaar, R.Dijkkamp overeengekomen. Het echtpaar Cramer mocht daar tot aan hun overlijden blijven wonen. Het gesprek vond plaats bijna een jaar voor haar overlijden in 1991 op 88-jarige leeftijd. Johanna, Jo Cramer-van Wezel (1903-1991) werd in Hengelo geboren als dochter van Ad van Wezel (1874-1947). Deze werd in 1916 directeur van de Twentsche Damast-, Linnen- en Katoenfabriek. Het gezin Van Wezel verhuisde dat jaar naar Ootmarsum, waar het de woning aan de Grotestraat betrok, waar vóór hen A. Bendien, eveneens directeur van die textielfabriek, had gewoond. Thans staat op die plek de winkel van G.J. Buijvoets. “Ik was 14 jaar, toen we naar Ootmarsum verhuisden en omdat ik mijn studie in Hengelo moest afmaken, bleef ik daar intern en kwam ik de eerste tijd alleen in de weekends thuis. Ik weet nog goed dat ik het verschil tussen de grote stad Hengelo en het kleine Ootmarsum erg groot vond.” Met de Twentse Damastfabriek ging het toentertijd niet naar wens en nadat het bestuur had besloten om het salaris van A. van Wezel fors te verlagen, besloot deze ontslag te nemen; dat was in 1926. Als gevolg daarvan moest het gezin Van Wezel de woning aan de Grotestraat verlaten.Van Wezel betrok daarop de helft van het dubbele woonhuis aan de Almelosestraat, naast dokter G. Wortelboer. Ad van Wezel richtte nog datzelfde jaar een eigen textielfabriek op aan de Laagsestraat. De eerste steen van die fabriek werd door dochter Jo van Wezel gelegd. In dat pand was later Krul bv gevestigd en vanaf 2010 is in dat pand het bedrijf Busscher serrebouw & styling ondergebracht. De twee families Cramer en Van Wezel kwamen met elkaar in contact en zo leerde Jo van Wezel haar toekomstige echtgenoot Gerrit Willem Cramer (1883-1965) kennen. Hij was twintig jaar ouder dan Jo van Wezel.

Van Cramer tot Dijkkamp

Springendal H11.indd 3

G. W. Cramer was een der zonen voor wie burgemeester Cramer “passend emplooi zocht,” zoals mevrouw Cramervan Wezel het uitdrukte. “Een van zijn zoons stelde hij aan als directeur van de pas opgerichte wasserij. Dat was een oudere broer van mijn man.” (Waarschijnlijk was dat Hendrik Carel Cramer (1876-1949). Deze heeft de wasserij zeker tot na Links: De wasserij ten tijde van G. W. Cramer en J. Cramer van Wezel. (De vier hokjes achter het pand waren de ‘huuskes’ (WC’s)

Mevrouw Johanna (Jo) Cramer-van Wezel tijdens een vakantie in Spanje

Hoofdstuk 8

22-04-2011 08:34:48


52

1900 geleid. Nadat deze Hendrik Carel Cramer zijn functie bij Het Springendal had neergelegd, vertrok hij naar Coevorden, waar hij een fabriek oprichtte waar drijfriemen werden gemaakt. Gerrit Willem Cramer werd de nieuwe directeur van De Stoomwasscherij en Natuurbleekerij Het Springendal. “Hij had in de daaraan voorafgaande tijd al enkele jaren stage gelopen bij diverse wasserijen, zelfs bij enkele Duitse bedrijven,” vertelt mevrouw Cramer. Hij bracht dus de nodige ervaring mee, toen hij als directeur aantrad. Gerrit Willem Cramer voerde het bewind tot 1962 over het bedrijf dat toen bekend stond onder de naam “Stoomwasscherij en Natuurbleekerij Het Springendal; machinale strijkinrichting. G.W. Cramer Ootmarsum.” “Wij leerden elkaar steeds beter kennen en in 1927 zijn we getrouwd. We bouwden een noodwoning voor het geval ik niet aan het wonen op het Springendal zou kunnen wennen. Maar wij hebben nooit naar een andere plek verlangd. Mooier dan hier was het nergens”, zegt mevrouw Cramer. Over de wasserij van haar man vertelde mevrouw Cramer enkele interessante details. Ze geven aan hoe ze destijds bij het bedrijf betrokken was, zoals dat ook verder in dit boek zal blijken. Zo wist ze dat de Cramers in 1811 het landgoed Springendal hadden gekocht uit de bezittingen van Huis

In 1888 werd de wasserij officieel geopend. Het stond in de krant. Er was al twee jaar proef gedraaid

Springendal H11.indd 4

Ootmarsum, de voormalige Commanderie der Duitse Orde. Het grootste deel van dat bezit verkocht de familie Cramer in 1918 aan een zekere Kempers en die verkocht het aan de textielfabrikant Jannink uit Enschede. “Maar de wasserij met omliggende gebouwen en percelen grond bleven eigendom van de familie Cramer.” Ze beschrijft verder hoe de wasserij was ondergebracht in een grote loods waar de stoommachine stond. “Het was in de jaren van de Eerste Wereldoorlog lastig deze aan het branden te houden, omdat er als gevolg van die oorlog een gebrek aan kolen was ontstaan. Op het landgoed langs de Mosbeekweg zijn toen alle bomen gekapt, zodat de wasserij door het stoken van houtblokken kon blijven draaien. De familie Jannink heeft later gelukkig alles weer aangeplant.” Het functioneren van de wasserij is nauwelijks nog te vergelijken met tegenwoordig. Waar nu complete instellingen, zoals een ziekenhuis, verpleeghuis en verzorgingstehuis het wasgoed leveren, daar kende men vroeger veel particuliere klanten. Vroeger was de wasserij een erg arbeidsintensief bedrijf. Er waren twee voerlui in dienst die met paard en wagen in heel Twente de was ophaalden bij particulieren, maar ook bij hotels en restaurants.Verder werkten er stokers die het vuur onder de ketels brandend hielden. Die stokers waren Egbert Toet, Gerrit Heerink (Kuup-Gait) en Johan Harmsen Daarnaast waren er veel handen nodig voor het uitzoeken, nummeren, wassen, drogen en strijken van het wasgoed. “Er werkten ongeveer 15 mensen bij Het Springendal.” Door Cramer werd een aantal gebouwen van de vroegere papierfabriek gebruikt. “Het drogen gebeurde de eerste jaren nog in twee oude droogschuren van de papierfabriek. In de zijkanten zaten houten luiken die je kon openzetten, zodat de wind er doorheen kon blazen. Later is die schuur verplaatst en werd hij gebruikt als bergschuur. Op de vrijgekomen plek werd een stenen gebouw geplaatst, daarin werd de was gedroogd op zogenaamde coulissen. Dat waren rekken die je uit de muur kon schuiven.” Het waswater afkomstig uit de wasserij werd ‘gewoon’ op de Springendalse beek geloosd. Mevrouw Cramer kon zich niet herinneren dat er ooit protesten kwamen van boeren over die verontreiniging. Overigens gebruikte het gezin Cramer, waar drie kinderen waren geboren, Wim, Walter en Hanneke ook

22-04-2011 09:55:42


53

het heldere bronwater uit de beek. Het bedrijf en de woning werden pas veel later op de waterleiding aangesloten. Waterrechten Dat het water uit de beek voor de wasserij onontbeerlijk was, blijkt wel uit de maatregelen die er door Cramer werden genomen om het gebruik ervan ook voor de toekomst te verzekeren. Dat is af te leiden uit een aantal oude aktes. Deze dateren reeds uit de tijd, waarin het water voor de papierindustrie werd gebruikt. Reeds toen werd in officiĂŤle stukken vastgelegd, dat Cramer (en diens opvolgers) te allen tijde recht had op het water van de Springendalse beek vanaf de bron. In een akte die op 30 maart 1860 bij de Markescheiding van Hezingen werd opgemaakt, staat in artikel 14 dat waterrecht als volgt omschreven:

Van Cramer tot Dijkkamp

Springendal H11.indd 5

Om het blijven bestaan der papiermolens van de Erve Cramer te Ootmarsum te verzekeren, wordt bepaald en vastgesteld dat de bronnen nimmer mogen worden gedempt en den loop van het water zal blijven zoals het ten gebruike van de papiermolens en voor het vloeien der van ouds berechtigden tot nu toe geweest is, en dat de toedeling dier gronden aan de Morsbeek speciaal met dat servitaat zal geschieden en in de deelingsakte worden opgenomen, als ook die aan de stemmersbekke.

Het transport gebeurde vroeger met paard en wagen

Het goed was vanaf 1811 in handen van de familie Cramer geweest. De wasserij met gebouwen en belendende percelen werd buiten de verkoop gehouden. Bij bovengenoemde verkoop van het landgoed Springendal in 1918 kwam deze materie opnieuw ter sprake en werden Hoofdstuk 8

22-04-2011 08:34:50


54

de waterrechten weer vastgelegd. In de verkoopakte meldde artikel IV: De bronnen op de verkochte percelen moeten in de tegenwoordige toestand blijven bestaan zonder dat de koper of opvolgende eigenaren enige verandering mogen brengen, speciaal wat betreft de afwatering ten behoeve en ten gebruike van de wasserij ‘Het Springendal’. Eveneens mag het water van de verkochte percelen niet door de koper of op-volgende eigenaren worden verontreinigd en in het algemeen mogen door koper of opvolgende eigenaren geen handelingen worden gepleegd waardoor direct of indirect schade aan verkoper of opvolgende eigenaren kan worden toegebracht, alles op straffe van schadevergoeding.

De afstanden werden groter, alles moest sneller, dus werd een vrachtwagen aangeschaft

Om de overeenkomst volledig te maken en om ook in de toekomst verzekerd te zijn van het bronwater, bepaalde artikel V: De koper of opvolgende eigenaren zijn verplicht het water van de verkochte percelen te hunnen koste op het gewone peil te houden ten gebruike van de wasserij ‘Het Springendal’ eveneens op straffe van schadevergoeding. In het aanhangsel bij een der aktes staat beschreven waaruit de wasserij met gebouwen, erf en omliggende percelen in

die jaren bestond: “De Wasserij Het Springendal met twee houten schuren (in een van die schuren werden vroeger de vellen papier opgehangen om te drogen), dienstwoning, beek, beekwallen en waterrechten, houten bungalow, schuur, landarbeiderswoning, weiland, wegen, bos en erf gelegen te Oud Ootmarsum kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie A, nummers 3411 groot vijf en twintig are twintig centiare; 3541 groot 3 hectare zeven en twintig are ; gemeente Tubbergen sectie D nummer 946 groot vijftig centiare.” Verkoop Mede vanwege de omstandigheid dat geen van de drie kinderen Cramer belangstelling had het bedrijf te gaan leiden, werd besloten de wasserij te verkopen. Op 27 juli 1962 vond bij ‘akte van transport’ de verkoop plaats van De Wasserij ‘Het Springendal’ totaal groot 4 hektare 63 are 70 centiare door Gerrit Willem Cramer, wasindustrieel, wonende te Oud-Ootmarsum, O.O. 29, aan Roelof Dijkkamp, wasindustrieel, wonende te Rijssen, Stationsstraat 73a. De verkoop vond plaats ten overstaan van notaris Hendrik Welling te Vaassen. De verkoopakte geeft een juist beeld van het totale bezit en van de inventaris, waarvan G.W.Cramer afstand deed en waarmee R. Dijkkamp in Ootmarsum een start kon maken. Verkocht werd: I. De Wasserij “Het Springendal” met twee houten schuren, dienstwoning, beek, beekwallen en waterrechten, houten bungalow, schuur, landarbeiderswoning, weiland, wegen, bos en erf, gelegen te Oud-Ootmarsum, kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie A, nummers: 3411, groot vijf en twintig are twintig centiare; 3541, groot drie hektare zeven en twintig are; 3531, geheel groot een hektare zes en dertig are, met uitzondering echter van een kennelijk op het terrein afgebakend ongeveer oostelijk gedeelte ter grootte

Springendal H11.indd 6

22-04-2011 08:34:51


55

van ongeveer vijf en twintig are; Gemeente Tubbergen, sectie D, nummer 946, groot vijftig centiare. II. Goodwill, machines en bedrijfsinventaris, behorende, tot het wasserijbedrijf “Het Springendal”, omvattende: twee bedrijfsauto’s merk DAF, personenauto merk Ford Consul, stoomketel Stork en Co.; stoommangel Rijneveld, slingerpers overhemden Rijneveld; slingerpers Rijneveld; trappers, oude trappers; tumbler Rijneveld; drie wasmachines; drie diverse pompen; een boordenglansmachine; twee Singer naaimachines; tien droogcoulissen; klein gereedschap (wagens, tafel, bank); kantoorinventaris met brand- Het wasbusje van Theo Wilbers. Het was een bekende verschijning in Twente. Vlnr: Truus Olde Meule, Henkie Wilbers, Sinie Wilbers, Truus Heerink, Egbert Toet, Nats Weierink, Theo Wilbers, Truus Harmsen, kast; schrijfmachine Remmington; stencilmachine Gestetner; alle voor- Marietje Fikkers, … Siny Steggink, Marietje Kerkhof Jonkman, Mina Bouwman en Sinie Bouwman raden wasmiddelen, brandstoffen enzovoorts. (Interessant is de volgende vermelding: Het gebruik bij Johannes Harmsen; de koper zal dit gebruiksrecht onroerend goed werd door de comparant ter ene zijde (G.W. zonder vergoeding gestand doen gedurende het leven van Cramer) verkregen bij akte van scheiding, vierentwintig juni genoemde Harmsen. negentienhonderd negen en twintig) In de akte werden eveneens opgenomen de artikelen, zoals deze werden opgesteld in 1918 ten overstaan van notaris De comparanten verklaarden dat deze verkoop en koop is Kleinschmit te Ootmarsum. (zie onderdeel boven: Watergeschied voor wat betreft het onroerend goed voor een prijs rechten).Voor wat betreft de bewoning van de houten bungavan ZEVENEN NEGENTIG DUIZEND VIJFHONDERD GULlow werd bepaald dat G.W. Cramer en echtgenote gedurende DEN en wat het overige betreft voor een prijs van NEGENEN hun leven vrij mochten blijven wonen. Er werd tenslotte VEERTIG DUIZEND GULDEN, totaal alzo HONDERD ZES overeengekomen, dat G.W. Cramer de nieuwe eigenaar EN VEERTIG DUIZEND VIJFHONDERD GULDEN. R. Dijkkamp zoveel mogelijk zou introduceren bij de klanten en leveranciers.Wellicht ten overvloede werd bepaald dat de Van het verkochte is verhuurd of verpacht: verkoper (G.W. Cramer) niet meer een gelijk of soortgelijk De dienstwoning aan B. Wilbers voor f 336, 60 per jaar; een bedrijf als het verkochte mocht oprichten. G.W. Cramer was perceel weiland aan de weduwe Harmsen voor f 12,50 per dat ook niet meer van plan. Hij was bijna 80 jaar, toen de verjaar; een perceel weiland aan de weduwe Toet voor f 12,50 koop plaatsvond! G.W. Cramer heeft slechts twee jaar van zijn per jaar; een perceel weiland aan Heering voor f 60,00 per ‘pensioen’ mogen genieten. Hij overleed in 1965 op 82-jarige jaar en weiland en bouwland aan G. Heering voor f 60,00 per leeftijd. Mevrouw Cramer woonde tot aan haar dood in 1991 jaar.Voorts is de landarbeiderswoning voor de helft gratis in in de kleine villa op het Springendal. Zij was toen 88 jaar oud.

Van Cramer tot Dijkkamp

Springendal H11.indd 7

Hoofdstuk 8

22-04-2011 08:34:52


Springendal 2H01 tm 2H03.indd 2

22-04-2011 08:40:20


57 Hoofdstuk 9

Vier generaties Dijkkamp ‘Van wastobbe tot textielreiniging’, deze uitspraak kwam uit de mond van de tweede van vier generaties Dijkkamp die in de wasserijwereld actief waren, Roelof Dijkkamp (1924-1999). Hij sprak deze woorden tijdens een verhaal dat hij vertelde ter gelegenheid van de opening in 1991 van de tweede vestiging van Het Springendal in Vroomshoop. Het was een terugblik, die op videoband werd opgenomen. Beter dan op deze manier had Dijkkamp senior de ontwikkeling niet kunnen schetsen. Bijgaand een vrijwel letterlijke weergave van die monoloog. “Mijn vader Jan en moeder Martha Dijkkamp begonnen ruim 70 jaar geleden, (circa 1920) in Apeldoorn met een wasserij. Waarschijnlijk was dat wasserij Holthuizen. Ze werkten toen met een houten waskuip, een waterrad, fornuispot, spoelbakken en een mangel. Het strijken gebeurde met strijkbouten die werden verwarmd op een potkachel waarop de strijkbouten stonden. Kort daarna (1926) kocht vader een staande stoomketel, een stoommachine, een ijzeren wasmachine met koperen binnenruimte, een centrifuge en een mangel. Want de klantenkring had zich in korte tijd uitgebreid tot in Arnhem en

Barneveld. Het ophalen en brengen van de was gebeurde met een transportfiets, later met paard en wagen, en dat betekende dat vader ’s nachts al om een uur of twee moest vertrekken vanuit Apeldoorn om na de laatste klant weer heel laat thuis te komen. Daar stond moeder met smart te wachten, omdat de was die vader meebracht nog uitgesorteerd en in de week gezet moest worden. Later heeft vader een T-Ford en daarna een A-Ford gekocht. Er kon zelfs nog een derde auto worden aangeschaft. Vader was toen al zo vooruitstrevend, of zuinig zo je noemen wilt, dat de afgewerkte stoom van de stoommachine ook nog werd gebruikt voor de droogzolder, waar het lijf- en badgoed werden gedroogd. Dat ophangen van dat goed op die zolder

Het echtpaar Jan en Martha Dijkkamp. De grondleggers van een ‘wasserij-dynastie‘

Vier generaties Dijkkamp

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 3

Hoofdstuk 9

22-04-2011 08:40:21


58 Deze afbeelding laat zien, hoe vader Dijkkamp zijn zoon Jan ‘de weg wijst‘ betekende wel telkens trap op, trap af! Ook ging de stoom naar de wasmachine om de was te koken en naar de voedingsbak voor het waterreservoir waaruit het koelwater wordt gehaald. In 1929 was er al een derde wasmachine bij gekomen en kocht vader een nieuwe, liggende stoomketel. In 1933 kwam er een Gentse linnenmangel in de wasserij, voor die tijd erg modern. Het water kwam uit de Grift, ook wel ‘Schöne blaue Donau genoemd’. (De Grifte werd al in de 14e eeuw gegraven om het water van de Veluwe naar de IJssel te leiden). De waterrechten en de bronnen waren eigendom van vader, van de familie Dijkgrave en van de Papierfabriek Van Gelder en Zonen. De beide watervijvers, elk met een inhoud van 750 kubieke meter werden aangelegd door de Werkverschaffing van de gemeente Apeldoorn. Ze werden altijd op zondag volgepompt, zodat er op maandag steeds een voorraad water was. Mijn broer Eb en ik kwamen bij vader in het bedrijf. In 1957 bleef Eb bij ons bedrijf in Apeldoorn en ik begon in Rijssen met een eigen, kleine wasserij, waar ook Jan in het bedrijf werd opgenomen. Mijn grootvader was toen al getrouwd met oma Dijkkamp-Schennink (1923-2003) en als je de verhalen zo hoorde, dan moet opa een geweldige steun aan haar hebben gehad,” voegt Ron Dijkkamp aan het relaas van zijn grootvader toe. “In de meeste gevallen was zij op veel gebieden in het bedrijf de drijvende kracht. Ze werkte altijd mee in het bedrijf, kende alle personeelsleden bij naam en zorgde goed voor hen. Als er eens moest worden overgewerkt of als er op zaterdag moest worden gewerkt, dan kookte zij voor die mensen. Het was niet altijd gemakkelijk voor haar.” Ron vertelt dat opa en oma totaal verschillende types waren. “Opa was een man die echt van weinig iets kon maken. Hij zette iets nieuws op en wanneer alles draaide, zoals hij zich dat had voorgesteld, liet hij de verdere gang van zaken aan anderen over. Het was dan net of het hem niet meer interesseerde. Kennelijk zocht hij dan naar een andere uitdaging.” Grootvader Roelof Dijkkamp vervolgt: “Begin jaren zestig vond ik in Ootmarsum een gunstig plekje: Het Springendal. Met een ideale watervoorziening, een eigen kolk en eigen bronnen. Niet lang na de aankoop in 1962 ontstond er brand, die alles tot aan de grond wegvaagde. Er moest toen opnieuw

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 4

22-04-2011 08:40:23


59

worden gestart. Tijdens de wederopbouw werd de was bij collega’s in Apeldoorn en Arnhem ondergebracht. In 1980 namen Jan en Annie Het Springendal van mij over, waar ook Rolf junior bij zijn broer Jan in het bedrijf werd opgenomen. De aanleiding voor dit verhaal is de nieuwbouw in Vroomshoop, waar nu de vierde generatie, Ron Dijkkamp ook een plaats gaat innemen, samen met Rolf. Ik wens jullie veel succes en dan nu de videofilm,” zo besloot Roelof Dijkkamp zijn alleenspraak. Het verhaal van grootvader Dijkkamp over de eerste Dijkkamp die van het textielwassen zijn beroep had gemaakt, is verluchtigd met enkele foto’s van de familieleden en van de oude fabriek in Apeldoorn.Verder geven enkele beelden een impressie van de winkel in Tubbergen. De rest van de videoband laat zeer uitgebreid de bouw, de opening en de ingebruikname van de nieuwe vestiging in Vroomshoop zien. Een periode van het voorjaar tot en met december 1991.

Het ophalen van het wasgoed gebeurde aanvankelijk met een transportfiets en paard en wagen. Later kon een vrachtauto worden gekocht waarmee het wasgoed werd ingezameld

Vier generaties Dijkkamp

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 5

Roelof, de zoon van Jan en Martha Dijkkamp zette het werk van zijn ouders voort

Hoofdstuk 9

22-04-2011 08:40:25


Springendal 2H01 tm 2H03.indd 6

22-04-2011 08:40:27


61 Hoofdstuk 10

Bouwen en uitbreiden Wasindustrieel Roelof Dijkkamp, de grootvader van Ron Dijkkamp moet in juli 1962 wel een erg optimistische en positieve bui hebben gehad, toen hij bijna f 150.000,-- neertelde voor wat toen nog Wasserij Het Springendal heette. Hij zag ongetwijfeld de vele mogelijkheden die het bedrijf op het Springendal had. Daarbij zal de aanwezigheid van de Springendalse beek zeker een grote rol hebben gespeeld in het uiteindelijke besluit tot aankoop over te gaan. Hij zal zeker niet zijn afgegaan op de gebouwen die op het terrein stonden: twee houten schuren, een dienstwoning, een houten bungalow anno 1927, nóg een schuur waarin wasgoed werd gedroogd, een landarbeiderswoning, een weiland en bos. Het gehele complex had een oppervlakte van vier hectare 63 are 70 centiare. Ook het machinepark van de wasserij was niet van die kwaliteit, dat het nog jaren mee zou kunnen: een stoommachine, een stoommangel, een slingerpers, wasmachines, een boordglansmachine en een paar naaimachines merk Singer. Enkele machines waren van het predicaat ‘oud’ voorzien. De kantoorinventaris bestond uit: een brandkast, schrijfmachine merk Remmington en een stencilmachine met toebehoren. De gehele Wasserij Het Springendal had op een aantal punten een flinke opknapbeurt nodig en van de machines was een aantal aan vervanging toe. Eigenaar Gerrit Willem Cramer wist dat natuurlijk ook wel. Daarvoor was hij een te goede was-

industrieel. Hij had dit ogenblik van verkoop al jaren zien aankomen, maar het toch steeds weer uitgesteld. Zijn zoons Wim en Walter en dochter Hanneke hadden aangegeven niet in de voetsporen van vader Cramer te treden en dat was voor hem de reden geweest om dan maar af te bouwen. Hij ging nog zo lang mogelijk door, totdat hij op het punt aankwam dat het niet langer kon. Samen met echtgenote Jo Cramer-van Wezel hakte hij de knoop door. Op zijn leeftijd (80 jaar) en met ruim zestig dienstjaren hadden hij en zijn vrouw een rustige oude dag wel verdiend. In de nieuwe eigenaar zag Cramer iemand, die verstand van zaken had.Voor hem was het een geruststelling dat het bedrijf bleef voortbestaan en in goede handen was. Zijn oude dag wilde hij doorbrengen in de kleine villa, die als houten bungalow in de verkoopakte stond beschreven. Ze waren er in 1927 samen gaan wonen, hadden er hun kinderen zien opgroeien en hadden altijd van daaruit het zicht op de wasserij. Daarom werd bij de verkoop bedongen dat

Links: De luchtfoto van de wasserij en omgeving. Links op de foto de ‘woning’ van de familie Dijkkamp. Boven de kleine villa van Cramer, nu bewoond door Gerrit Altena

Bouwen en uitbreiden

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 7

Hoofdstuk 10

22-04-2011 08:40:27


62

zij tot aan hun dood in daar mochten blijven wonen. Maar het echtpaar Cramer heeft niet lang samen van ‘hun’ woning kunnen genieten. Op de eerste plaats waren ze er getuige van dat de wasserij in vlammen opging. En nog geen twee jaar na die brand overleed Gerrit Willem Cramer. Zijn echtgenote overleefde haar man ruimschoots en bleef in de kleine villa wonen. Zij overleed in 1991. In die periode heeft ze de ‘wederopstanding’ van het bedrijf kunnen meemaken. De nieuwe eigenaar, Roelof, met de toepasselijke bijnaam ‘Roef’ Dijkkamp wist van aanpakken. De Wasserij, later Textielreiniging Het Springendal kon na enkele jaren weer wedijveren met andere wasserijen. Wederopbouw De nieuwe eigenaar zal in 1962 met gemengde gevoelens naar de rokende restanten van zijn aankoop hebben gekeken. Natuurlijk had hij plannen voor een renovatie, maar hij had niet op een complete nieuwbouw gerekend. Nu moesten de plannen die hij met het bedrijf had rigoureus worden bijgesteld. “Als je kunt, zorg dan dat je een wasserij krijgt aan een beek. Je bent dan in elk geval verzekerd van water,” had zijn vader

hem voorgehouden. Met deze wasserij was aan die voorwaarde voldaan. Dat hij daarbij een ongerept stuk natuur cadeau kreeg, was mooi meegenomen, maar dat vroeg ook extra aandacht. Dat realiseerde Roelof Dijkkamp zich maar al te goed. Hij durfde die uitdaging wel aan. En wat Gerrit Cramer destijds ontbeerde, daar kon Roelof Dijkkamp in de toekomst op rekenen: een zoon die het bedrijf vanaf 1972 zou voortzetten. De brand veranderde niets aan de plannen van Dijkkamp. De uitvoering ervan moest veel uitgebreider en in een versneld tempo gebeuren. Bovendien kon hij als gevolg van die brand een tijdlang niet over zijn bedrijf in Ootmarsum beschikken. Hij was gedwongen met het werk naar een wasserij van een bevriende collega in Apeldoorn te gaan. “Als het personeel daar ‘s middags naar huis ging, kwam R. Dijkkamp met zijn medewerkers. Er werd dan van vier uur tot ’s avonds elf, soms twaalf uur gewerkt,” beschreef oud-werkneemster Marietje Kerkhof Jonkman. Na een week of zes bood een kennis van Dijkkamp uitkomst en kon overdag worden gewerkt. Dat de familie Dijkkamp bij dat alles eveneens flink de handen uit de mouwen stak, kwam de verhouding tussen werkgever en werknemer zeker ten goede.

De brand in 1962 liet alleen een rokende puinhoop achter

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 8

22-04-2011 08:40:28


63

Intussen was architect Ben Veldboer uit Ootmarsum aan het werk met het ontwerpen van een nieuwe wasserij. Geen eenvoudige klus, omdat er tal van bijzondere eisen werden gesteld: op het gebied van werkomstandigheden, veiligheid, hygiëne en niet te vergeten het inpassen in het omringende natuurgebied. In de jaren zeventig van de twintigste eeuw was de nieuwbouw al zover klaar, dat er volop gewerkt kon worden. Roelof Dijkkamp schakelde daarbij geleidelijk over op wassen voor grote instellingen en bouwde het wassen voor particulieren af. Na ongeveer tien jaar had hij de productie van 8.000 opgevoerd tot 12.000 kilo. Dat kon, omdat een belangrijk deel van de nieuwbouw zo snel mogelijk gerealiseerd was. Om adequaat in te kunnen spelen op die gestage groei, moest er uitgebreid worden. Zo waren de wasserij en het chemisch reinigen nog in één ruimte ondergebracht. Deze moesten worden gescheiden. Het kantoor was in de voormalige dienstwoning, het witte huisje gevestigd. Die kantoorruimte was te klein. In de nieuwe plannen zouden de kantoren ook inpandig worden ondergebracht.

weten. Tegelijk met het uitwerken van de plannen voor de nieuwe waterzuiveringsinstallatie, werd verder gewerkt aan de uitbreiding van het bedrijfscomplex. Met die uitbreiding van ongeveer 1.500 vierkante meter werd in 1985 door aannemersbedrijf Warmes uit Lattrop begonnen naar een ontwerp van architect G. Busscher uit Denekamp. Bij dat ontwerp werd rekening gehouden met de landschappelijke waarde van de naaste omgeving. Enkele hoogteverschillen in de dakrand, het metselwerk met rode baksteen en het gebruik van dakpannen op de zijkanten zorgden ervoor dat het gebouw harmonieerde met de omgeving.

Jarenlang was de beek met watervalletjes het beeldmerk van de wasserij

Gedwongen uitbreiding Vanaf het moment dat de nieuwbouw klaar was, werd al weer vooruit gekeken naar de eerste uitbreiding. Een logische gedachte na de toename van het aantal klanten en de verwachting dat het hierbij niet zou blijven. Bovendien speelde daar nog het bouwen van een eigen zuiveringsinstallatie mee. Daar was ook ruimte voor nodig. Het was Jan H. Dijkkamp, de opvolger van Roelof Dijkkamp die van die zuiveringsinstallatie zijn levenswerk maakte. Hij stelde zich ten doel om het zuivere bronwater dat hij van de Springendalse beek aftapte, en als waswater gebruikte, uiteindelijk weer als zuiver water aan die beek terug te geven. Maar voordat met die zuiveringsinstallatie begonnen kon worden, moest eerst de wasserij worden uitgebreid. Ruwweg geschat moest de bedrijfsruimte (in 1980 nog 1.000 vierkante meter) worden verdubbeld. Maar bij die uitbreidingen praatten niet alleen J.H. Dijkkamp en de architect mee, maar ook milieuorganisaties en de Welstandscommissie. “Onze eerste plannen werden afgekeurd door de Welstandscommissie, omdat de nieuwbouw een meter hoger zou komen te liggen dan het huidige bedrijf,” liet Jan Dijkkamp in 1980

Bouwen en uitbreiden

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 9

Hoofdstuk 10

22-04-2011 08:40:32


64

Op 18 maart 1985 werd met de uitbreiding begonnen. Op 25 oktober 1985 werd symbolisch de eerste steen gelegd

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 10

Op 25 oktober 1985 werd voor de uitbreiding de eerste steen gelegd. Een symbolisch gebaar, dat door mevrouw Dijkkamp werd verricht. Op de steen staat J. G. Dijkkamp-Zwak 18 maart 1985. In maart van dat jaar was immers al met de bouw begonnen.Van de ongeveer 1.500 vierkante meter van de nieuwe bedrijfshal wordt zo’n 1.200 vierkante meter in beslag genomen door de eigenlijke wasserij. De andere afdeling is voor het chemisch reinigen. Met de gehele uitbreiding en modernisering was een bedrag van circa twee miljoen gulden gemoeid. “Een verantwoorde investering,” vond J.H. Dijkkamp, “die zich zeker terugverdient.” Er werd met het omvangrijke karwei bewust naar het eeuwfeest in 1986 toegewerkt. De feestelijkheden rond dat eeuwfeest begonnen met een officiële opening van het bedrijf door de heer Burmanje, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Wasserijen (In Nederland zijn nog ongeveer honderd wasserijen actief).Voor de genodigden was er een rondwandeling door het bedrijf.

Vroomshoop: tweede wasserij De voorspelling van Jan Dijkkamp dat de uitbreiding z’n vruchten zou afwerpen, kwam na vijf jaar reeds uit. De Ootmarsumse wasserij kon het werk niet meer aan. De directie stond voor de keus: moeten we hier het aantal personeelsleden uitbreiden of moeten we een tweede vestiging oprichten. Met ongeveer 60 medewerkers was in Ootmarsum het maximum eigenlijk wel bereikt. In een grote organisatie loop je het risico dat je niet meer zo snel op nieuwe wensen van klanten kunt inspringen. De klanten op hun beurt kunnen daardoor ontevreden worden en dat kan tot verlies van klanten leiden, motiveerde Jan Dijkkamp zijn keuze voor een tweede wasserij. Het was bovendien de vraag of het bedrijf op het landgoed het Springendal wel uitgebreid had mogen worden. In 1991 was de kogel door de kerk. Hoewel nog niet direct nodig, werd meteen een terrein van 10.000 vierkante meter op industrieterrein De Sluis in Vroomshoop gekocht, zodat in de toekomst noodzakelijke uitbreidingen mogelijk zouden zijn. Dat voor Vroomshoop werd gekozen, had meerdere redenen.”Wij hebben goed en betrouwbaar personeel nodig. Wij kennen de mensen uit het dorp en omgeving. Het Springendal heeft al enkele werknemers uit Vroomshoop in dienst en straks komt het werk naar hen toe,” motiveerde J.H. Dijkkamp destijds. Bovendien werd gekozen voor niet zo’n grote afstand tussen beide vestigingen, waardoor het management beter in de hand kon worden gehouden.Van de gemeente Den Ham kreeg hij alle medewerking, zodat de verschillende vergunningen niet te lang op zich lieten wachten. In tegenstelling tot de wasserij op het Springendal, moest het waswater in Vroomshoop wel betrokken worden van de WMO.

22-04-2011 08:40:34


65

Eindelijk uitbreiding “Na een procedure die meer dan twintig jaar in beslag heeft genomen, ligt de zozeer gewenste en dringend noodzakelijke uitbreiding in het verschiet.” Deze mededeling kon directeur Ron Dijkkamp in juni 2006 doen. Eindelijk kreeg het gemeentebestuur van Dinkelland een voorstel om op grond daarvan het aldaar geldende bestemmingsplan te wijzigen. Het had lang geduurd voordat die vergunning kwam. Het gemeentebestuur van Dinkelland kon er uiteindelijk niet langer onderuit, omdat Textielreiniging Het Springendal inmiddels aan alle voorwaarden voldeed. Er moesten telkens weer andere obstakels uit de weg worden geruimd. Plannen dienden weer eens gewijzigd te worden. De gewenste uitbreiding moest voor de zoveelste keer worden uitgelegd. Maar eindelijk was het dan zover dat Gedeputeerde Staten groen licht konden geven. Deze waren namelijk bang dat de plannen van Textielreiniging Het Springendal erop gericht waren om op het landgoed het Springendal de productie

Bouwen en uitbreiden

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 11

uit te breiden. Door de directie was echter steeds gezegd, dat de uitbreiding van de productie voor de vestiging in Vroomshoop gold en niet voor Ootmarsum. In Ootmarsum ging het juist om een uitbreiding die voor het personeel de arbeidsomstandigheden zou verbeteren. Zo moesten er tochtsluizen worden aangebracht ten behoeve van het laden en lossen van de vrachtwagens.Voor het personeel moest er een nieuwe kantine komen en verder stond een nieuwe containerreinigingsstraat en een nieuwe opslagruimte voor chemicaliën op het verlanglijstje. Tenslotte moest er een wasplaats voor de vrachtwagens worden gebouwd. Na de goedkeuring werd dat karwei zo spoedig mogelijk uitgevoerd. Hoewel de vooruitzichten over die uitbreiding in 2006 al erg positief waren, bleef Ron Dijkkamp gematigd optimistisch. “Ik juich pas als ik de vergunningen in mijn handen heb,” liet hij in 2006 weten. Een op ervaring gestoelde uitlating. Hij kreeg gelijk. Er gingen nog drie jaar overheen voordat de bouwwerkzaamheden in 2009 konden beginnen. Als gevolg van de

“Zorg dat je een wasserij krijgt die aan een beek staat,” had overgrootvader Jan Dijkkamp tegen zijn zoon Roelof gezegd. Die beek was er

Hoofdstuk 10

22-04-2011 08:40:36


66

Uitbreiding van Het Springendal

barre winter verliep de bouw niet zo voortvarend als men gehoopt had. Toch moest er gewassen worden en dat lukte mede dankzij een tweeploegendienst in Vroomshoop. Het personeel werkte hier goed aan mee. Daardoor kon niet alleen de bouw en verbouwing ongehinderd doorgaan, maar ondervond ook het wassen geen oponthoud. Bouwperiode De bouwperiode die de tot nu toe laatste bouw- en uitbreidingswerkzaamheden inluidde, ging gepaard met tal van vertragingen. Nu eens waren het de weersomstandigheden die roet in het eten gooiden, maar ook ambtelijke misverstanden zorgden voor vervelende stagnatie. Steven Luttikhuis, locatiedirecteur maakte dit alles welbewust mee en kon hiervan een beeld schetsen. Als aanloop op de bouwperiode werd in december 2008 de woning van de familie Altena gesloopt. Het was dezelfde woning waarin ook opa Dijkkamp nog had gewoond. Hiermee verdween dit stukje historie uit het oorspronkelijke aanzicht. Deze sloop was als het ware het startsein voor de ingrijpende verbouwing. In het voorjaar van 2009 werd een geheel nieuw deel aan het bestaande wasserijpand gebouwd. Het was allemaal tot in de finesses geregeld, zodat het werk in de wasserij ongestoord kon doorgaan. Maar spoedig daarna werd een bouwstop opgelegd.Verschil van interpretatie over het bouwblok was daarvan de oorzaak. Dat oponthoud duurde zo lang dat pas twee weken vóór de bouwvakvakantie de bouw kon worden hervat. Daarna was de winter, die op 18 december 2009 in alle

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 12

hevigheid inzette, spelbreker. Er kon niet of nauwelijks worden gebouwd. “We hebben toen op oudejaarsdag de knoop doorgehakt en besloten de bouw door te zetten met als consequentie dat de productie in Ootmarsum stil kwam te liggen,” vertelt Steven, locatie-directeur over die periode. Organisatie Het besluit hield in dat die productie naar de vestiging in Vroomshoop moest worden overgeheveld. Dat betekende voor het personeel dat in ploegendienst moest worden gewerkt: een dag- en een avondploeg. “Geen ideale oplossing, maar de werknemers voelden de situatie goed aan en hebben daar prima in meegewerkt.” In Vroomshoop werd vanaf 4 januari 2010 door de dagploeg gewerkt van half zeven ’s morgens tot vier uur ’s middags. Hierna nam de avondploeg de dienst over en werkte door tot half twee ’s nachts. Maar dat liep nogal eens uit. De ploegen van beide vestigingen werden door elkaar gemixt, zodat bij elke machine altijd minstens één medewerker van ‘Vroomshoop’ en één van ‘Ootmarsum’ stond. De dagploeg verzorgde de was van klanten van de Vroomshoopse wasserij en de avondploeg nam de was van de klanten van Het Springendal uit Ootmarsum voor haar rekening. Ter wille van een gelijke behandeling moesten alle medewerkers afwisselend één week in de dagploeg en de week daarop in de avondploeg werken. Dat gold niet voor de leiding. Paul Smit en Dennis Groote van de vestiging Vroomshoop werkten de gehele periode overdag in de productie, terwijl Gerrit Altena en Jan Steghuis van de vestiging Ootmarsum al die tijd in Vroomshoop in de avondploeg werkten.

22-04-2011 08:40:41


67

“Ron en ik konden ons geluk niet op.” Stel je voor: overdag de dagelijkse beslommeringen met klanten en de gang van zaken rond de verbouwing en ’s avonds nog in de avondploeg werken. “Tropenjaren” Het spreekt haast vanzelf dat aan het werken in ploegen tal van nadelen verbonden waren, voor het personeel, maar ook voor het bedrijf. Zo bleek na enige tijd dat de kwaliteit van het werk ’s nachts nadelig afstak tegen dat van overdag. Chauffeurs moesten afwisselend de hele nacht de vrachtwagens voor de Ootmarsumse vestiging laden. Dan waren er aan de ‘vuile kant’, de ingang voor de vuile was en aan de ‘schone kant’ de uitgang voor de schone was, grote tenten opgezet om daarin al het wasgoed te kunnen ‘stallen’. Deze tenten waren in Vroomshoop neergezet om de enorme hoeveelheid containers te kunnen stallen. Hier kwamen namelijk de containers van beide vestigingen te staan. Toen op een dag de ‘schone tent’ door de zware sneeuwval in elkaar stortte, was er gelukkig direct een hal dichtbij beschikbaar. Maar hierdoor kon de was een tijdlang niet worden opgeslagen, maar moest men daarmee continu heen en weer rijden. “Wij hebben nog respect voor iedereen die aan deze operatie meewerkte. Hierdoor konden ondanks de strenge winter en de soms extreem late werktijden, beide vestigingen produceren op één locatie,” vertelt Steven Luttikhuis trots. De planning was om zo’n tien tot twaalf weken uit te wijken naar Vroomshoop.Vanwege de strenge winter wilde

Bouwen en uitbreiden

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 13

de bouw in Ootmarsum niet vlotten, zoals men had gehoopt. Na de voorjaarsvakantie, op 26 februari 2010 lag overal in het pand op het Springendal een dik pak sneeuw. De voormalige stomerij was bijna geheel gesloopt. Alle muren waren weg en daarvoor in de plaats lagen grote bergen sneeuw. “Het is dan ook bijna niet voor te stellen, dat twee maanden later, op 26 april 2010 de productie in Ootmarsum weer hervat kon worden. De bouw was weliswaar nog niet helemaal klaar, maar in de wasserij en stomerij kon de start worden gemaakt naar een nieuwe toekomst,” stelt Steven vast.

De bedrijfsoppervlakte moest zeker worden verdubbeld

Derde vestiging In maart 2010 kon de steen worden gelegd, naast de andere twee herdenkingstekens (de ‘eerste’ steen uit 1963, de volgende uit 1985 en in 2010 de (voorlopig?) laatste ‘eerste’ steen. Het zal zeker de laatste steen niet zijn, want met het jubileum (125 jaar wasserij) in het vooruitzicht, kijkt de leiding van Textielreiniging Het Springendal uit naar een plaats waar de derde vestiging zal moeten komen. De vraag is niet óf die derde wasserij er komt, maar wannéér en waar dat het geval zal zijn. Daarbij gaat de voorkeur uit naar een vestiging in het midden of westen van het land. Gedacht wordt aan de Noordoostpolder of Noord-Holland. De vraag of er op het Springendal nog een uitbreiding van het gebouwencomplex zal plaatsvinden, wordt met enig voorbehoud beantwoord. Ellen Dijkkamp vat het in één kort zinnetje samen: “Zeg nooit: nooit.” Ron en Steven hierover: “Het is absoluut niet de bedoeling om er een megabedrijf van te maken.” Hoofdstuk 10

22-04-2011 08:40:52


68 De derde ‘eerste steen’ markeert de uitbreiding van 2010

Overhemd “Over de soms absurde regelgeving en voorschriften bij het ministerie van Defensie zou je een boek kunnen schrijven,” zegt Ron Dijkkamp. Zo zou koningin Beatrix eens een bezoek aan een legerkamp brengen. Alle soldaten moesten er natuurlijk tot in de puntjes verzorgd uitzien en uiteraard ook het overhemd van de generaal. Hij zou het voor alle zekerheid nog even laten wassen. Er werden enkele soldaten aangewezen die het overhemd naar de wasserij moesten brengen. Met een vrachtwagen. “Een tientonner,” weet Ron nog. Hiermee werd het kostbare kledingstuk naar Het Springendal getransporteerd. De soldaten moesten het overhemd weer mee terugbrengen. Dat betekende wel dat ze een paar uur moesten wachten, totdat het hemd het hele wasproces had doorlopen. Enkele uren later konden ze vertrekken. Ze kwamen echter niet heel ver. Bij het verlaten van de parkeerplaats van de wasserij werd een bocht verkeerd ingeschat. De tientonner kwam in de berm terecht en gleed tergend langzaam, maar onherroepelijk in de sloot . Er was geen beweging meer in te kijgen. “Ik bood nog wel aan om Kuiphuis te bellen. Die zou de vrachtwagen wel weer op de weg zetten,” vertelt Ron. Daar was geen denken aan. Legervoertuigen in nood mochten alleen door het leger worden geholpen. Na weer een paar uur kwam de legerkraan aan. De kraanmachinist bekeek de situatie, reed zijn hijskraan tot vlak achter de tientonner en schoof na de eerste trekpogingen eveneens in de sloot. Hierna zat er niet anders op om civiele hulp aan te vragen. Niet lang daarna stonden de legerkraan en die tientonner op de kant en konden de militairen terug naar hun basis. De andere dag had de generaal in elk geval een prima gereinigd en strak gestreken overhemd aan. Over de kosten van dat reinigen werd niet gesproken.

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 14

En of zij voor zo’n uitbreiding vergunning zouden krijgen, doet Ron af met: “Wij mochten zo’n 25 jaar geleden ook niet uitbreiden, maar het is toch ook wel doorgegaan.” Dan gaat Ron verder in op de toekomstige ontwikkelingen. “Je moet met je bedrijf wel op toekomstige veranderingen kunnen inspelen. Dat die veranderingen er komen, is zeker. We hebben in de achter ons liggende jaren het gewassen goed bij de instellingen, verpleeg- en verzorgingstehuizen in grote rolcontainers afgeleverd. In die tehuizen gaat het dan naar de linnenkamer, waar het wordt uitgesorteerd.Vervolgens wordt het naar de afzonderlijke cliënten gebracht. Maar deze gang van zaken is eigenlijk al verouderd. Zowel in Ootmarsum als in Vroomshoop worden nu al de zogeheten persoonsgebonden pakketjes gemaakt. De schone was wordt gesealed en rechtstreeks naar de bewoner gebracht. Hierdoor is de ‘ouderwetse’ linnenkamer niet meer nodig. Weer een bewijs dat we de ontwikkelingen niet uit het oog mogen verliezen en erop moeten inspringen als het nodig is.”

Vanuit de ruime hal een prachtig uitzicht op de Springendalse beek

22-04-2011 08:40:57


69

Bouwen en uitbreiden

Springendal 2H01 tm 2H03.indd 15

Hoofdstuk 10

22-04-2011 08:41:03


Springendal 2H04 tm 2H07.indd 2

22-04-2011 08:51:39


71 Hoofdstuk 11

Waterzuivering, bron van zorg In boeken, tijdschriften en krantenartikelen wordt bij herhaling de prachtige omgeving beschreven, waarin Wasserij Het Springendal ligt. De auteurs trachten elkaar te overtreffen in hun beschrijvingen van het unieke natuurgebied het Springendal.

De auteurs trachten elkaar te overtreffen in hun beschrijvingen van het unieke natuurgebied het Springendal. Dat was ook het geval in een artikel dat in april 1976 in de krant verscheen: Half verscholen tussen de bomen staat een enigszins schilderachtig gebouwtje. Ook over de beekjes met snelstromend, kristalhelder bronwater raakte men niet uitgepraat. De schrijver van boven aangehaald citaat ziet bij dat schilderachtig gebouwtje een schoorsteen en vervolgt dan: Men vermoedt niet dat in het gebouw een moderne wasserij en chemische reiniging gevestigd is. Binnengekomen constateert hij: Reeds nu al is de outillage zodanig, dat aan de meest strenge eisen voldaan kan worden en als de modernisering waar men mee bezig is, helemaal is doorgevoerd kan met de beste wasserijen gewedijverd worden. In deze paar zinnen is weergegeven de strijd die Jan Dijkkamp (1943-2005) jarenlang heeft moeten voeren om aan de strenge milieu-eisen te kunnen voldoen. Een strijd die hem vanaf zijn komst naar het bedrijf op het Springendal, bezig hield. Dat was in 1962 in feite meteen nadat zijn vader Roelof Dijkkamp de wasserij had gekocht. Die samenwerking tussen die twee was er overigens ook al in de wasserij in Rijssen. “Opa Roelof werd in Ootmarsum directeur en vader bedrijfsleider,” vertelt Ron. De brand in 1962 veranderde nogal wat. Zo was Jan Dijkkamp dienstplichtig, maar kreeg vanwege de brand en de daarop volgende wederopbouw vrijstelling. Ook daarna hoefde hij zijn militaire dienstplicht niet meer te vervullen.Vader kon niet worden gemist in de wasserij.” Al met al duurde de militaire dienst voor Jan Dijkkamp slechts drie dagen. De opdracht die hij zich stelde luidde kort samengevat: het water uit de beek als waswater opvangen om er het wasgoed mee te reinigen en het daarna weer kristalhelder aan de beek toe te vertrouwen. Het wasproces dat het mogelijk moest maken om beekwater als waswater te gebruiken werd in het eerder geciteerde artikel wel erg simplistisch beschreven:Via een meer gaat het bronwater door een zeef, een buisleiding en weer door enkele zeven rechtstreeks naar de wasmachines.

Waterzuivering, bron van zorg

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 3

Er hoeft bij wijze van spreken alleen nog maar een dosis waspoeder toegevoegd te worden.” Dat het proces veel ingewikkelder was, bleek later wel uit vele krantenverslagen en rapporten. Men zou bijna denken dat in die jaren de directie van Textielreiniging Het Springendal meer zorgen had over het zuiveren van het water dan over het reinigen van het wasgoed. Bronwater Vanouds werd binnen de ‘wasserij-familie’ Dijkkamp veel waarde gehecht aan het water en dan met name het water direct uit de natuur, bronwater. Roelof Dijkkamp, grootvader van de huidige directeur vertelde eens, dat zijn vader, die een wasserij in Apeldoorn bezat, zijn zoon er altijd op had gewezen, dat als deze ooit van plan was een wasserij te kopen, die wasserij dan bij voorkeur aan een beek met bronwater moest liggen. Daarin slaagde hij in 1962 toen de wasserij van G. W. Cramer kon worden gekocht. Het was echter zoon Jan Dijkkamp die zich vanaf 1972, het moment waarop hij zijn intrede deed in het bedrijf, inspande om niet alleen zuiver water uit de beek te gebruiken, maar het ook als zuiver water aan de natuur terug te geven. Natuurlijk was het beleid erop gericht de productie te vergroten. Hoewel G. W. Cramer enkele instellingen en twee ziekenhuizen tot zijn klantenkring kon rekenen, zorgde de

Links: De bekende Cramers Kolk fungeert als reservoir

Sientje In de gesprekken met de wat oudere werkneemsters duikt steeds de naam van Sientje Oortmann op. Zij ontpopt zich min of meer als een legendarisch personeelslid, of ‘kleurrijk figuur’ ondanks de zwarte kleding die ze droeg. Eens werd tussen het wasgoed een condoom gevonden. “Ik weet niet of Sientje wist wat het voor een ding was, maar toen we haar vertelden dat het een soort ballon was, blies ze hem op en liep er triomfantelijk mee rond.”

Hoofdstuk 11

22-04-2011 08:51:39


72

particuliere sector een niet weg te denken bron van inkomsten voor de toenmalige wasserij. Bij G.W. Cramer was het particuliere wasgoed de hoofdmoot. “Het wasgoed werd letterlijk huis-aan-huis opgehaald en dat gebeurde met paard en wagen,” vertelde mevrouw J. Cramer-van Wezel eens. Jan Dijkkamp veranderde die doelgroep. Er werd met succes gemikt op grotere instellingen als ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen. De productie steeg daardoor de eerste jaren van 8.000 kilo in de beginjaren tot 20.000 kilo per week in 1975. Als gevolg daarvan was Dijkkamp genoodzaakt het machinepark uit te breiden en aan te passen. En met die uitbreiding hield de productie weer gelijke tred. Zuiveringsinstallatie Nadat Jan Dijkkamp, in 1980 de functie van zijn vader had overgenomen, zocht hij naar mogelijkheden om het beekwater na gebruik te zuiveren. De aanleiding hiervoor was in feite de eis van het Waterschap dat Textielreiniging Het Springendal op het riool aangesloten diende te worden. J.H. Dijkkamp wilde dat niet, maar moest dan wel met een alternatief komen. Hij kwam tot de conclusie dat een eigen zuiveringsinstallatie de gewenste oplossing kon brengen. Dijkkamp hanteerde daarbij het principe dat je de verontreiniging bij de bron moet aanpakken en ervoor waken dat deze de natuur extra gaat belasten. “Vader is er jaren mee bezig geweest om een systeem te ontwikkelen waardoor die verontreiniging tot een minimum wordt beperkt,” vertelt Ron. Aan de manier waarop hij het beschrijft, moet J.H. Dijkkamp het bijna als een levenstaak hebben beschouwd. Hij was dan ook teleurgesteld, dat zijn aanpak na meerdere proefnemingen niet werkte. “Vader heeft het daarop een hele poos laten rusten.” Tot zijn verbazing merkte Dijkkamp na ruim een half jaar, dat zijn inspanningen ineens vrucht begonnen af te werpen. Het was duidelijk dat het een proces was dat niet van de een op de andere dag kon plaatsvinden, maar dat het langs de weg van de geleidelijkheid moest gaan. “De natuur laat zich nu eenmaal niet leiden,” hield hij zijn zoon voor. Ron herinnert zich dat moment nog als de dag van gisteren en zal die uitspraak nooit vergeten. Erg belangrijk was ook het financiële aspect: “Wij zijn nu nog f 6.000,-- tot f 7.000,-- kwijt aan lozingsrechten. Als de zuiveringsinstallatie er is, hoeft dat niet meer. De kosten van

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 4

die installatie hebben we er binnen een paar jaar weer uit,” redeneerde hij destijds. Dan was er nog het wettelijke aspect. Het Waterschap Regge & Dinkel, waarbinnen de wasserij ligt, hield nauwkeurig in de gaten of het water na gebruik inderdaad wel schoon was. In 1985 werd het gebruikte water nog in de beek geloosd. Dat leverde steeds meer klachten op van onder andere de boeren die stroomafwaarts woonden. Zij durfden, als men de krantenberichten mocht geloven, hun koeien niet van het beekwater te laten drinken. Maar die boeren stonden vrij machteloos. Een verbod op lozing was niet mogelijk. Wasserij Het Springendal had die lozingsvergunning namelijk al ruim voordat de Wet op de Verontreiniging van Oppervlaktewater van kracht was. De wasserij was immers al vanaf 1886 actief. Hoewel ook hij de opmerkingen van sommige boeren wel kende, wilde hij toen nog wel even kwijt dat de boeren ten onrechte klaagden. “Er is slechts sprake van een minimale vervuiling. We gebruiken slechts een honderdste deel van het water dat uit de bronnen komt. Dat “waswater” wordt afgetapt uit de Springendalse beek, waarvan de rest verder loopt over het bekende watertrapje. Daar komt nog bij dat er bij het wassen geen synthetische middelen of fosfaten worden gebruikt. Bovendien kunnen de zogenaamde verontreinigende stoffen op natuurlijke wijze en vrij snel worden afgebroken.” Tijdens hetzelfde gesprek deed Jan Dijkkamp de mededeling dat de omzet behoorlijk was gestegen. Het leger, bejaarden- en verpleeghuizen waren welkome klanten geworden. “Daardoor is het water inderdaad wat vuiler geworden,” gaf Dijkkamp toe. “Er is iets meer zeep zichtbaar in de beek, maar de kwaliteit is er absoluut niet slechter op geworden.” Hij maakte toen ook al bekend dat niet alleen een zuiveringsinstallatie was gepland, maar tevens een daaruit voortvloeiende, forse bedrijfsuitbreiding. De bedrijfsoppervlakte bedroeg toen, in 1980, nog ruim 1.000 vierkante meter en deze moest minimaal met 1.000 vierkante meter worden uitgebreid. Ook met de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen diende men terdege rekening te houden met de directe, kwetsbare omgeving op het Springendal. Zo was een eerste plan afgekeurd, omdat de nieuwbouw één meter hoger zou worden dan de bestaande

22-04-2011 08:51:39


73 Nazuivering in de Pasveersloot

bebouwing. Alles bleek bijna een gebed zonder einde te worden en er werd een zware wissel getrokken op het geduld van J.H. Dijkkamp. Pas vijf jaar later, in 1985 kwam er wat schot in de onderhandelingen en schenen de belangrijkste gesprekspartners tot overeenstemming te kunnen komen. In dat jaar bepaalde de Staatsraad (de heer Veringa) dat J.H. Dijkkamp in samenwerking met het Waterschap Regge & Dinkel een zuiveringsplan moest opstellen. Hierin moest worden aangegeven of de lozing in eigen beheer of via de gemeentelijke riolering zou geschieden. Los daarvan moest het waterschap een onderzoek instellen naar de kwaliteit van het water in de Springendalse beek. Het proces werd positief ondersteund door een uitspraak van het Rijksinstituut voor de zuivering van afvalwater, RIZA. Dat instituut kon zich vinden in het aanbod van J.H. Dijkkamp een bepaald type zuiveringsinstallatie te zullen plaatsen. Unieke installatie Textielreiniging Het Springendal is straks niet alleen de wasserij met de meest unieke ligging in Nederland, maar is dan tevens uitgerust met de modernste apparatuur. De openingszin van een krantenartikel sprak boekdelen. Er werd niet bij vermeld dat alles nog gerealiseerd moest worden. Met deze apparatuur kan de wasserij optimaal functioneren, kunnen meer mensen in dienst worden genomen, maar kan men op vernuftige wijze energie winnen en het gebruikte water tot bijna honderd procent zuiveren. Duidelijk was dat Jan Dijkkamp de lat hoog legde voor zichzelf en de medewerkers. Het krantenverslag ging verder: Bij de nieuwe installatie bij Textielreiniging Het Springendal wordt straks de warmte uit het waswater gehaald en het Ootmarsumse bedrijf is daarmee de eerste in Nederland. Dat ook TNO, Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, belangstelling toonde en het proces op de voet wilde volgen, zegt hierbij voldoende. In het kort komt het hierop neer. De warmtewisselaar is zelfreinigend. Het hete, vuile water van de hoofdwas gaat uit de wasmachines naar een buffertank. Daar wordt de warmte teruggewonnen, waarna het vuile water naar de rioolwaterzuivering wordt gepompt. Tegelijkertijd gaat koud water via dezelfde zelfreinigende warmtewisselaar naar een ge誰soleerde, bovengrondse tank van waaruit het vullen van de wasmachines plaatsvindt. Omdat het nieuwe proces enorm energiebespa-

Waterzuivering, bron van zorg

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 5

Hoofdstuk 11

22-04-2011 08:51:46


74

energieprijs van de Research Vereniging Textielreiniging, RVT. Het rapport vermeldde onder meer dat dankzij de investeringen 24 procent kon worden bespaard op het energiegebruik. En ook dat de benodigde elektriciteit in eigen bedrijf werd opgewekt door de zogeheten warmte-kracht koppeling. Andere pluspunten: er wordt 80 % van het bij het reinigen van het gebruikte water hergebruikt en de warmte uit de grote wasmachines wordt teruggepompt in de machine. Directeur J. H. Dijkkamp vond niet het winnen van de prijs het belangrijkste. “Het is een leuke bijkomstigheid,” merkte hij bescheiden op. Hij achtte vooral de financiële winst van belang en niet te vergeten de positieve invloed op de werkvloer dankzij de investeringen. Inwendig zal hij echter trots zijn geweest op ‘zijn’ machines. Een unieke, zelfontworpen zuiveringsinstallatie zorgt dat het gebruikte waswater weer gezuiverd in de Springendalse beek komt

rend en milieuvriendelijk werkt, heeft TNO zoveel belangstelling. Het deed Jan Dijkkamp zeker goed dat ook later mensen van TNO bij Het Springendal kwamen om de resultaten te bekijken. Over zijn nieuwe installatie was Jan Dijkkamp erg tevreden. “We zijn er trots op dat we straks in staat zijn het gebruikte water voor zeker 97 procent gezuiverd weer in de Springendalse beek kunnen lozen. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de we binnenkort de toestemming daarvoor krijgen van het waterschap Regge & Dinkel,” vertelde hij aan de vooravond van de officiële opening van de fors uitgebreide wasserij en de in gebruikneming van onder meer de zuiveringsinstallatie. Die opening vond op 26 mei 1986 plaats, precies een eeuw nadat G.W. Cramer een wasserij stichtte. Prijs De innovatie en modernisering betaalden zich in de loop der jaren uit. Het product dat Textielreiniging Het Springendal afleverde, was kwalitatief van hoge waarde. De beloning voor al die inspanningen kwam in 2001. Het Ootmarsumse bedrijf samen met de vestiging in Vroomshoop won in dat jaar de

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 6

Onafhankelijk Terugkijkend op die periode zijn Ron Dijkkamp en Steven Luttikhuis van mening dat er ook iets meer meespeelde dan trots op zijn vindingen. “Vader had altijd de onafhankelijkheid en de selfsupporting hoog in het vaandel en hij had dit doel op meerdere terreinen bereikt.” • Zo had Dijkkamp het eigen water van de Springendalse beek, zodat hij niet afhankelijk was van de Waterleidingmaatschappij. • Hij gebruikte zware stookolie in plaats van gas. Dijkkamp kocht de stookolie in en was dus niet afhankelijk van het nutsbedrijf voor de levering van gas. • Ook de opwekking van stroom en warmte gebeurde “in eigen beheer” volgens het WKK-systeem: de Warmte Kracht Koppeling. De terugwinning van energie (warmte) was niet alleen goed voor het milieu, maar maakte zijn bedrijf onafhankelijk van energiebedrijven. En tenslotte was daar dan de zelf ontworpen waterzuivering. • En dan was er nog de ‘onafhankelijke’ afvoer van het afvalwater via de eigen riolering.

22-04-2011 08:51:51


75

Waterzuivering, bron van zorg

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 7

Hoofdstuk 11

22-04-2011 08:51:54


Springendal 2H04 tm 2H07.indd 8

22-04-2011 08:52:09


77 Hoofdstuk 12

100-jarig bestaan Op 28 mei 1986, nu bijna 25 jaar geleden werd het 100-jarig bestaan van Textielreiniging Het Springendal Ootmarsum feestelijk herdacht. Reeds in het openings- en welkomstwoord gaf toenmalig directeur Jan Dijkkamp aan dat het voor zijn bedrijf in dubbel opzicht een gedenkwaardig moment was. “Wij vieren vandaag het 100-jarig bestaan, maar daarnaast ook de opening van ons geheel vernieuwde bedrijf,” liet hij de vele aanwezigen weten.

Aan het eeuwfeest had Jan Dijkkamp in belangrijke mate bijgedragen. In 1972 nam hij de wasserij over van zijn vader en bleef op verantwoorde wijze en met kennis van zaken leiding geven. Dat hij echter een geheel andere wasserij voor ogen had, was niet zo verwonderlijk. Het ‘geheel vernieuwde bedrijf’, waarvan Jan Dijkkamp in 1986 in zijn welkomstrede sprak, mocht geheel op zijn conto worden geschreven. De basis voor de 100 jaar oude wasserij en de uitbouw ervan was het werk van Gerrit Willem Cramer en Roelof Dijkkamp. De wijze waarop na Roelof Dijkkamp diens zoon Jan in het bedrijf moderniseringen doorvoerde, nieuwe en nog niet eerder toegepaste technieken hanteerde, gaf aan Het Springendal een eigen gezicht. “Een gezicht dat zich onderscheidt van anderen in ons vakgebied.” Dat was dan ook de eis die hij zich stelde, toen met de verbouwing en modernisering werd begonnen. Goudader Aangestuurd door Jan Dijkkamp was er binnen Het Springendal een toekomstvisie ontwikkeld op het gebied van textielreiniging. De ouderwetse wasserij had zijn tijd gehad. Dijkkamp hierover: “We hebben een analyse gemaakt inzake de wensen van de klant en de eisen van de overheid. Hierbij kwamen aan de orde de optimalisering van de dienstverlening, het handhaven van de kwaliteit van het bronwater, de reinigingstechniek, de organisatie binnen het bedrijf en de opleiding van de mensen in de wasserij.” Het bleef niet bij een fraai opgesteld rapport. Dijkkamp wist ook anderen enthousiast te maken voor zijn plannen: beleidsmakers, bestuurders en personeel. Bij al die ontwerpen en plannen werd voortdurend naar de hoofdrolspeler gekeken: het water uit de Springendalse beek. Deze was vanaf het begin in 1886, maar ook bij elk nieuw plan als het ware de goudader voor het bedrijf. Een enorme stap bij de modernisering was het hergebruik van het water.Voordat het gebruikte water weer wordt geloosd, wordt de warmte ervan opnieuw gebruikt. “Als je bedenkt

100-jarig bestaan

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 9

dat zo’n 26 procent van de energiekosten van een wasserij door het water wordt opgeslokt, zal het duidelijk zijn dat deze oplossing zeer kostenbesparend is. Nu die kosten op onze manier in de hand worden gehouden, kan de prijs voor de klant aantrekkelijk blijven,” legde J. Dijkkamp uit.

“Een dubbel feest,” deelde directeur J.H. Dijkkamp zijn gasten mee

Kringloop Het sierde directeur Jan Dijkkamp, dat hij in zijn toespraak in één adem met de aannemers en onderaannemers ook het personeel noemde en lof toezwaaide. “Een eerste compliment gaat uit naar ons personeel, dat in soms barre omstandigheden, zelfs met de regenjas aan, heeft moeten doorwerken tijdens de verbouwingen.” Je kunt een wasserij immers niet zo maar een tijd stilleggen.” Textielreiniging Het Springendal verkeert in de gelukkige omstandigheid dat constant van natuurlijk Hoofdstuk 12

22-04-2011 08:52:13


78

Links boven: Annie opende het buffet Rechts boven: Het gezin Dijkkamp v.l.n.r. J.H Dijkkamp, zoon Ron, mevrouw A. Dijkkamp-Zwak en dochter Ellen luisteren naar de toespraken

Tom Middel gaf uitleg over de technische kant van de zaak

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 10

bronwater gebruik kan worden gemaakt. Zelfs in de meest droge periode blijft de beek doorstromen. Er werd ooit een grote vijver aangelegd als reservoir, waardoor er altijd over voldoende water beschikt kan worden. “Maar daarmee ben je er niet,” vertelde Jan Dijkkamp in die dagen tegen journalisten, die afkwamen op het staaltje van uitgekiende techniek, waardoor ‘Het Springendal de modernste wasserij van Nederland is,’ zoals een journalist schreef. De kracht van Textielreiniging Het Springendal is, dat het water dat voor fabrieksmatige doeleinden wordt gebruikt, weer in uitstekende staat aan de natuur wordt teruggegeven: een kringloop in optima forma. Tweede vestiging De toekomstvisie van Jan Dijkkamp bleek een goede te zijn. Nog geen vijf jaar na de forse ingreep op het Springendal was het aantal klanten zodanig gegroeid, dat een uitbreiding niet kon uitblijven. Zoals elders beschreven, werd die uitbreiding niet op het Springendal gerealiseerd, maar werd bewust naar een vestiging buiten Ootmarsum, dichter bij de klant gezocht. Om meerdere redenen viel de keuze daarbij op Vroomshoop. Daar werd een wasserij gesticht die evenals het bedrijf in Ootmarsum met een modern machinepark werd uitgerust. Dat leverde Textielreiniging Het Springendal in 2001 de energieprijs van de Research Vereniging Textielreiniging op. Het zijn de verpleeg-, verzorgings- en ziekenhuizen en psychiatrische instellingen die profiteren van de moderne aanpak van het bedrijf. Toen Jan Dijkkamp met de toekenning van die prestigieuze prijs werd geconfronteerd, reageerde hij: “Het zijn niet de instellingen die ervan profiteren, maar de bewoners.”

22-04-2011 08:52:16


79

In en buiten het bedrijf waren in de vorm van uitbreiding en vernieuwing de bewijzen van het dubbele feest volop te zien

100-jarig bestaan

Springendal 2H04 tm 2H07.indd 11

Hoofdstuk 12

22-04-2011 08:52:20


Springendal 2H08 tm 2H10.indd 2

22-04-2011 08:56:07


81 Hoofdstuk 13

De moderne textielreiniger Gebaseerd op 125 jaar vakmanschap en ervaring waarbij nieuwe ontwikkelingen nauwlettend werden gevolgd, is Textielreiniging Het Springendal uitgegroeid tot de modernste en meest innovatieve textielreiniger in Nederland. Vooral in de wereld van textielreinigers voor de gezondheidszorg heeft Het Springendal zich een schier onaantastbare positie verworven.

In de loop der jaren heeft het bedrijf zich voornamelijk gespecialiseerd in het behandelen (wassen of reinigen) van persoons- en instellingsgebonden goed. De klanten van Het Springendal komen uit de gezondheidszorg: ziekenhuizen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Om deze specialisatie te kunnen handhaven en dus kwaliteit en betrouwbaarheid te kunnen waarborgen, worden door directie en medewerkers de ontwikkelingen in deze branche op de voet gevolgd. Sterker nog, waar dat mogelijk en verantwoord is, wordt het voortouw genomen om nieuwe technieken in te voeren. Daarbij gaat de aandacht permanent uit naar noodzakelijke vernieuwing van machines en naar verbetering en intensivering van de interne controle. Het is niet alleen het vanzelfsprekende vakmanschap, maar ook de constante heroverweging van de dienstverlening, het volgen van de snelle ontwikkelingen en de verantwoording over al het goed dat bij Het Springendal binnenkomt. Dit alles vormt een hechte basis voor het afleveren van een goed product.

deze instellingen waar hygiëne een grote rol speelt, hun ‘was laten doen’ bij Het Springendal, zegt voldoende. Voor Het Springendal is het vanzelfsprekend dat directie en medewerkers zich blijven inzetten en men hanteert daarbij de leuze dat slechts het beste goed genoeg is. Hoewel een dergelijke instelling kosten met zich meebrengt, is Het Springendal in staat om het eindproduct betaalbaar te houden. Dat wordt bereikt door zo effectief mogelijk om te gaan met grondstoffen, energie en menskracht. Hierdoor wordt op velerlei gebied kostenbesparend gewerkt.

Het interieur straalt efficiëntie uit. De ontwikkelingen worden gevolgd en toegepast. Het is aan de machines en werkwijze te zien en de resultaten zijn er naar

Aan de hand van foto’s en teksten wordt een ‘wandeling’ gemaakt door het bedrijf op het Springendal in Ootmarsum. Met daarbij de wetenschap dat een dergelijke tocht eveneens in de vestiging in Vroomshoop gemaakt kan worden. Het bedrijf Textielreiniging Het Springendal neemt een vooraanstaande plaats in op het gebied van textiel reinigen voor de ouderenzorg en is daarmee in Noord- en Oost-Nederland marktleider. Dat juist

De moderne textielreiniger

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 3

Hoofdstuk 13

22-04-2011 08:56:15


82

Daar waar mogelijk is, wordt het voortouw genomen om nieuwe technieken in te voeren

Zowel in Ootmarsum als in Vroomshoop wordt een 24-uurs service gegarandeerd, zodat ook in geval van calamiteiten kan worden doorgewassen. De logistiek heeft eveneens de volle aandacht bij Het Springendal. Mede dankzij de eigen transportdienst bestaande uit elf vrachtwagens wordt het wasgoed op afgesproken tijden gehaald en teruggebracht. Milieukanjer Textielreiniging Het Springendal bevindt zich in Oud Ootmarsum op een zeer kwetsbare locatie: een uitgebreid en uniek natuurgebied van bos, heide en cultuurlandschap, waar kronkelende beekjes het natuurzuivere bronwater afvoeren. Het bedrijf in Oud Ootmarsum heeft niet voor niets voor de naam van dat natuurgebied gekozen: Het Springendal! Meer dan elders moet de wasserij ervoor zorgen dat dit natuurgebied onaangetast blijft. Dat houdt kortweg in: er moet zo milieuvriendelijk mogelijk worden gewerkt. Het was vooral Jan H. Dijkkamp, vader van de huidige directeur Ron Dijkkamp (1968) die niet alleen een zo goed mogelijk product wilde leveren, maar tegelijkertijd ook het kwetsbare milieu niet wilde aantasten. Zijn onophoudelijke zoektocht naar een optimaal was- en reinigingsproces leidde er toe dat Het Springendal op de nationale lijst van 80 bedrijven wordt vermeld als een bedrijf met een voorbeeldfunctie op het gebied van milieuhandhaving en energiebesparing. Het is de enige wasserij op die gerenommeerde lijst. De titel ‘Milieu-kanjer’ wordt dan ook met ere gedragen. Vermeld mag nog worden dat de vestiging in Vroomshoop in

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 4

2001 de RVT energieprijs heeft gewonnen. (RVT staat voor Research Vereniging Textielverzorging, waarin directeur R. Dijkkamp lid is van de Commissie Milieu en Energie. De RVT maakt deel uit van de FTN, de landelijke Federatie Textielbeheer Nederland). Het bedrijf scoorde de hoogste energiebesparing: 24% per kilo wasgoed. Dat resultaat was tot stand gekomen door middel van flinke investeringen in apparatuur voor warmtekrachtkoppeling en -wisselaars waarmee restwarmte uit vuil water en rookgassen voor ‘hergebruik’ worden aangewend. Vanaf het moment dat R. Dijkkamp (de grootvader van Ron Dijkkamp) in 1962 de wasserij van Cramer overnam, hebben deze en de volgende eigenaars zichzelf de plicht opgelegd een voor deze omgeving zo streng mogelijk milieubeschermend beleid te voeren.Vooral de vader van Ron, J.H. Dijkkamp heeft hierin een belangrijke rol vervuld. Het bronwater dat vroeger werd gebruikt om via watermolens de papiermolens aan te drijven, doet nu dienst als waswater. “Wij maken daar gebruik van en men mag daarom van ons verwachten dat we dat water, na gebruik, weer schoon afleveren aan de natuur.” Om zo milieuvriendelijk mogelijk te werken, werd in 1986 een eigen waterzuiveringssysteem geïnstalleerd. De waterzuivering omvat twee biorotoren en is een biologische waterzuivering waar bacteriën zorgen voor de omzetting van afvalstoffen. Kwaliteitscertificaat Beide vestigingen van Textielreiniging Het Springendal, Ootmarsum en Vroomshoop zijn gehercertificeerd voor CERTEX.

22-04-2011 08:56:23


83

Dat is een kwaliteitscertificaat voor de branche van industriële wasserijen en nog strenger dan de ISO 9001. Begin december 2009 heeft de certificerende instantie TUV opnieuw vastgesteld dat het kwaliteitssysteem en de toepassing daarvan voldoen aan de strenge kwaliteitseisen. Het Springendal beschikt al bijna 10 jaar over dit kwaliteitscertificaat. De certificering ging opnieuw gepaard met toekenning van het RABC-certificaat. Deze afkorting staat voor Risk analysis and Biocontamination Control. In deze strenge norm staat omschreven hoe microbiologische contaminatie (vervuiling) zoveel mogelijk uitgesloten wordt. Eventuele risico’s van

De moderne textielreiniger

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 5

herbesmetting zijn hierbij in kaart gebracht, waarop vervolgens de nodige beheersmaatregelen genomen worden. De klanten van Textielreiniging Het Springendal zijn verzekerd van volwaardig dekkende maatregelen ten aanzien van besmetting en herbesmetting. Hygiëne en preventie hebben een hoge prioriteit binnen de twee vestigingen. Het keurmerk houdt tevens in dat de vestigingen een eigen RABC-team hebben met eigen medewerkers en ook ervaren externe deskundigen. “Hiermee hebben wij constant de risico’s in het vizier, voorkomen herbesmetting en monitoren doorlopend nieuwe risico’s.”

Technische apparatuur met camera

Hoofdstuk 13

22-04-2011 08:56:27


84

Energie Continuïteit in de productie is uitermate belangrijk en om dit te kunnen waarborgen heeft Het Springendal een eigen energievoorziening aangelegd. Deze installatie bestaat uit twee gescheiden systemen, waardoor bij uitval van het ene systeem toch verder kan draaien op het andere. Door warmtekoppeling worden de energielasten nog eens extra beperkt. Er is bij de Ootmarsumse wasserij zelf een systeem ontwikkeld dat energie terugwint, waardoor meer dan 40% op de energielasten kan worden bezuinigd. En dat komt de klant weer ten goede. Het Springendal Tot uw dienst Herstellen van de gebruikswaarde van textiel. Het lijkt zo’n eenvoudige omschrijving, die doelstelling van Textielreiniging Het Springendal. Maar er moet heel wat werk worden verzet, voordat het gestelde doel bereikt kan worden. Het zinnetje dat aan de hoofddoelstelling is toegevoegd geeft al enigszins aan op welke doelgroep vooral wordt gemikt: Voornamelijk voor de ouderenzorg. De gehele dienstverlening van Textielreiniging Het Springendal is op bovenstaande stelling afgestemd. Die stelling is in vier processen verdeeld: wassen, reinigen, transport en begeleiding. Wassen Bij Textielreiniging Het Springendal worden drie typen wasgoed onderscheiden. 1. Instellingsgebondengoed Daaronder wordt natuurlijk het wasgoed van instellingen als verpleeghuizen en verzorgingshuizen zelf verstaan. Dit platgoed betreft lakens, steeklakens, tafellakens, dekbedden, dekbedovertrekken, kussens, slopen, theedoeken, servetten, slabben, handdoeken en ook geri-care onderleggers. Maar ook het goed dat door het personeel van die instelling wordt gebruikt, valt onder die categorie. De manier van werken bij de wasserij maakt het namelijk mogelijk om dat wasgoed van het persoonsgebonden wasgoed te scheiden. Voor dienstkleding is er zelfs een speciaal wasprogramma, waarbij op een zodanige temperatuur wordt gewassen, dat eventuele bacteriën met succes worden bestreden. Besmetting

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 6

binnen de organisatie (ziekenhuizen, verpleeg- of verzorgingshuizen) wordt daardoor tegengegaan. 2. Persoonsgebondengoed Het persoonsgebonden goed maakt integraal deel uit van het productieproces. Ondergoed loopt normaal mee met het instellingsgebondengoed in de wasserij. Bovenkleding wordt in de stomerij behandeld die dan ook wel de afdeling bovenkleding wordt genoemd. Het lijfgoed van bewoners dat door instellingen, organisaties en dergelijke wordt aangeboden, krijgt een, wat men noemt normale wasbeurt in een zelfcentrifugerende wasmachine. Het wordt daarna gedroogd en gevouwen. De bovenkleding krijgt een bijzondere behandeling. Afhankelijk van het artikel en de soort vervuiling wordt dat goed chemisch of nat gereinigd. Hierdoor blijft de bovenkleding zo mooi mogelijk en is ook na meerdere behandelingen nog uitstekend toonbaar. 3. Bedrijfskleding Bedrijfskleding wordt in de meeste gevallen intensief gebruikt met als gevolg dat deze kleding veelvuldig gewassen moet worden. Omdat bedrijfskleding vaak het visitekaartje van een instelling of een bedrijf is, wordt geadviseerd die kleding indien mogelijk even vaak en op dezelfde wijze te laten wassen. Het kleurverschil blijft dan beperkt. Wassen

Reinigen

Transport

Begeleiding

Met water en Extra aan- Punctueel Geven van zeep in een dacht voor halen van vuil advies aan de wasmachine kwetsbare en brengen van klanten artikelen schoon goed Reinigen Het nat reinigen wordt toegepast bij bovenkleding en daarvoor heeft Het Springendal speciale machines. Deze wijze van reinigen heeft tal van voordelen. De voordelen op chemisch reinigen zijn: een goede verwijdering van wateroplosbaar vuil; frisse en heldere kleding; geen milieubelasting, omdat de gebruikte producten biologisch afbreekbaar zijn. Een extraatje vormt de appret laag (appreteren: door bepaalde werkingen een fraaier aanzien aan textielgoederen geven).

22-04-2011 08:56:27


85

Deze laag wordt op het laatst aan het waswater toegevoegd en hecht zich aan de kleding. Als gevolg daarvan zal vuil worden afgestoten. Als de kleding opnieuw gereinigd moet worden, wordt de beschermende laag verwijderd en na het wassen weer aangebracht. Chemisch reinigen gebeurt met behulp van speciale machines die worden bediend door geschoolde en vakbekwame werknemers. Een voordeel van chemisch reinigen is, dat vetvlekken en dergelijke perfect worden verwijderd. Bovendien blijven kwetsbare stoffen, zoals wol, langer mooi. De opkomst van het chemisch reinigen vond plaats in het eind van de jaren tachtig en begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw. Het chemisch reinigen ontstond in een tijd, waarin particulieren niet in staat waren al hun wasgoed synthetisch te reinigen. Dat wasgoed werd door Wasserij Het Springendal bij de mensen van huis afgehaald. De klant had dan een karton met een grote letter S duidelijk zichtbaar aan de deur of het raam bevestigd. Op het bedrijf stonden twee grote wasmachines, die elk 45 kilo wasgoed konden verwerken. Het chemisch reinigen nam toen een grote vlucht. In Ootmarsum kon men bijvoorbeeld ook bij het bedrijf Accuraat terecht. Toen de mensen beter wasbaar textiel konden kopen en bovendien een eigen wasmachine konden kopen, hadden ze de wasserij niet meer nodig. Textielreiniging Het Springendal stopte in het jaar 2000 met het chemisch reinigen voor particulieren en is op dat gebied alleen nog voor ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen actief. “Er staat bij ons nu nog één machine voor 15 kilo wasgoed,” zegt Ron Dijkkamp om het verschil aan te geven.

reiniging Het Springendal een optimale 24-uurs dienstverlening garanderen. Het vuile wasgoed wordt afgehaald en 24 uur later wordt het gereinigde goed weer afgeleverd. Het afhalen van de vuile was en het terugbrengen van het gewassen product geschiedt op het afgesproken tijdstip. Het onderhoud van de vrachtwagens gebeurt door een gespecialiseerd bedrijf. De vrachtwagens die ongeveer 100.000 kilometer per jaar rijden en regelmatig aan de APK-keuring worden onderworpen, worden na een periode van vier tot vijf jaar vernieuwd.In de eigen wasplaats worden de vrachtwagens en busjes wekelijks gewassen. De oranjekleurige wagens, die op bijna alle wegen in Nederland rijden, kunnen immers als het visitekaartje worden beschouwd van Textielreiniging Het Springendal. Er staan bijna twintig chauffeurs op de loonlijst en hun rijtijden worden, veelal in onderling overleg, zo ingedeeld dat elke chauffeur zowel lange als korte ritten moet rijden. Er zijn namelijk lange ritten naar Drenthe, Groningen, de Noordoostpolder en Noord-Holland. Bij deze ritten moet de chauffeur ’s nachts om twee uur al op weg en komt na zes uur terug. ’s Middags liggen er voor die chauffeur enkele korte ritten te wachten. “Bij de meeste klanten komen we vijf keer in de week. Ook zijn er klanten die we drie dagen in de week bezoeken en een klein

Detacheren houdt in dat lastige vlekken die er tijdens de wasbehandeling niet zijn uitgegaan, plaatselijk worden ontvlekt (gedetacheerd). Detacheren is handmatig werk dat nog door echte vakmensen gedaan wordt. Transport Textielreiniging Het Springendal beschikt over een eigen transportdienst van elf vrachtwagens en zes busjes. In Ootmarsum staan vijf vrachtwagens en vier bussen. In Vroomshoop staan zes vrachtwagens en drie busjes. Ze worden alle door eigen medewerkers bestuurd. Dankzij dit wagenpark kan Textiel-

De moderne textielreiniger

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 7

Hoofdstuk 13

22-04-2011 08:56:32


86

De oranjekleurige wagens zijn een vertrouwde verschijning op de Nederlandse wegen

aantal wordt twee keer per week bezocht,” zegt Ron Dijkkamp. Om een indruk te krijgen van de logistiek die voor een zo perfect mogelijke bediening van de klanten moet zorgen, wordt een opsomming gegeven van de steden en dorpen waar de vrachtwagens van Het Springendal vaste verschijningen zijn. Dat zijn naast bovengenoemde plaatsen ook: in de provincie Groningen: Stad Groningen en Kloosterburen; in Friesland: Joure, Balk, Lemmer, St. Nicolaasga; in Drente: Emmen, Assen, Westerbork; in Noord-Holland: Den Helder, Alkmaar, Egmond aan Zee, Amstelveen; in Utrecht: Driebergen; in Gelderland, Arnhem, Doetinchem en Tolkamer. Een gebrek aan chauffeurs kent Het Springendal niet. “In de crisisperiode, waarin ook transportbedrijven werden getroffen, meldden zich regelmatig chauffeurs aan.” Begeleiding Het organiseren van een goedlopende linnendienst vergt veel van de medewerkers. Waar gewerkt wordt, kan ook iets misgaan. Daarom kent Het Springendal een goede begeleiding. “Wij noemen dat onze dienstverlening en zorgen ervoor dat deze richting de klant zo optimaal mogelijk functioneert,” vertelt Ron Dijkkamp. Het komt erop neer dat het werk van Textielreiniging Het Springendal klaar is, als het wasgoed is afgeleverd. Er worden zelfs cursussen gegeven aan mensen die bij de cliënten met de zorg voor het wasgoed zijn belast. “Het is belangrijk voor die instellingen, maar ook voor ons, dat zorgvuldig met het wasgoed wordt omgegaan. Dat geldt zowel bij het inzamelen en verpakken van het vuile wasgoed als voor het bezorgen van het schone goed naar de bewoners of patiënten in de tehuizen en instellingen.” Als die trajecten goed verlopen, kan er maar weinig meer misgaan. “Als ik voor de eerste keer in die tehuizen kom, werken ze daar nog vaak met meerdere mensen in de linnenkamer.

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 8

Als ik na uitleg weer wegga, merkt men dat hetzelfde werk met minder personen gedaan kan worden.” Er is met de cliënt dan een logistiek systeem opgezet waar beide partijen hun voordeel mee doen. Zo wordt bijvoorbeeld advies gegeven over het correct aanbrengen van merken (bedrijfslogo’s) aan de verschillende artikelen. Ron geeft echter ook toe, dat hij soms ook van de cliënten bepaalde adviezen opvolgt. “We leren vaak van mensen in de praktijk.” Aanbesteding Het zal duidelijk zijn, dat de directie constant alert moet zijn, wanneer zich op de ‘wasserijmarkt’ interessante klanten aandienen. “We willen in de huidige situatie niet te veel hooi op de vork nemen, maar houden de ontwikkelingen wel in de gaten,” zeggen Ron Dijkkamp en Steven Luttikhuis. Het werven van nieuwe cliënten geschiedt door middel van aanbestedingen die op internet worden gepubliceerd via de Europese Aanbesteding Wasserijen. Het Springendal heeft een bedrijf ingehuurd, dat de ontwikkelingen op de markt in de gaten houdt. “Dat bedrijf werkt twee dagen per week voor ons en geeft ons aspirant-cliënten door die voor een bedrijf met een omvang als het onze interessant kunnen zijn. Wij beslissen uiteraard zelf of we er gebruik van maken.” Aan de hand van een voorbeeld kan Ron schetsen hoe belangrijk deze manier van werken kan zijn. Sinds 2010 heeft Textiel-reiniging Het Springendal Zorggroep Sint Maarten volledig als cliënt. “Maar hiermee hebben we meteen alle verzorgings- en verpleeghuizen van deze zorggroep als klant. Deze heeft tehuizen die over het hele land verspreid liggen: behalve in Ootmarsum ook in Eindhoven, Tubbergen, Oldenzaal, Losser, Harmelen, Denekamp, Lochem, Joure, Enschede, Zutphen en Nijmegen.” Omzet Geruime tijd was het ministerie van Defensie een van de beste

22-04-2011 08:56:38


87

cliënten van Textielreiniging Het Springendal. “Maar die tijd ligt al lang achter ons,” vertelt directeur Ron Dijkkamp. Het roer werd tijdig omgezet en Het Springendal richtte zich uitsluitend op het wassen en reinigen van wasgoed in de zogeheten zorgsector: ziekenhuizen, verpleeghuizen en verzorgingstehuizen. Het bleek de juiste keuze te zijn, want momenteel is deze sector de belangrijkste klant. Cijfers laten zien dat er een jaarlijkse omzetstijging van vijf procent is, bij een productie van 130.000 kilogram per week. Die omzet geldt voor de twee vestigingen Ootmarsum en Vroomshoop. In geld uitgedrukt betekent dat Textielreiniging Het Springendal Ootmarsum & Vroomshoop een jaaromzet richting de tien miljoen euro.

Ootmarsum en Vroomshoop Textielreiniging Het Springendal werkt al jaren vanuit twee vestigingen. In Ootmarsum is dat het bedrijf dat door G.W. Cramer in 1886 werd gesticht en in 1962 door R. Dijkkamp werd overgenomen. Tot 1990 was dat de enige vestiging van Het Springendal. Om continuïteit te kunnen blijven garanderen, werd besloten een tweede wasserij te stichten: Textielreiniging Het Springendal in Vroomshoop. Dat in beide vestigingen op dezelfde wijze wordt gewerkt spreekt vanzelf. Op die manier kan dezelfde kwaliteit worden geleverd en dezelfde service worden geboden. Dat komt de cliënt ten goede en heeft een positieve invloed op de prijs. In Ootmarsum zijn 60 en in Vroomshoop 70 mensen werkzaam. Samen reinigen de twee vestigingen elke zo’n 130 ton wasgoed.

Unieke positie Textielreiniging Het Springendal neemt bij de Nederlandse wasserijen een prominente plaats in. Dat is al zo, wanneer op de fraaie ligging wordt gelet. Alleen daarom al mag Het Springendal een uniek bedrijf worden genoemd. Dat geeft ook directeur Ron Dijkkamp toe. “Als we dit in de huidige tijd hadden willen realiseren, zouden we daarvoor absoluut geen toestemming krijgen.” Maar nu de wasserij eenmaal op deze plek ligt, wil de directie daar natuurlijk nooit meer weg. Dat brengt natuurlijk wel mee, dat aan het bedrijf zeer hoge eisen worden gesteld op het gebied van waterzuivering, bouwstijl en milieu. Maar ook op andere gebieden spreekt Textielreiniging Het Springendal duidelijk een woordje mee. In Nederland zijn in totaal ongeveer 200 wasserijen werkzaam, inclusief de kleine bedrijven. Daarvan zijn circa 40 grote bedrijven en de helft daarvan heeft de grootte van Textielreiniging Het Springendal.Van al die bedrijven zijn er slechts vier zelfstandig en daar is Het Springendal er één van.

De moderne textielreiniger

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 9

Hoofdstuk 13

22-04-2011 08:56:45


Springendal 2H08 tm 2H10.indd 10

22-04-2011 08:56:49


89 Hoofdstuk 14

Linnenverhuur Een onderdeel van Textielreiniging Het Springendal is het linnenverhuur. De naam zegt het al: er wordt linnengoed, dat hoofdzakelijk bestaat uit bed- en keukengoed aan klanten verhuurd. Het Springendal heeft voorraden linnengoed ingekocht, zoals handdoeken, washandjes, lakens en slopen en verhuurt deze aan instellingen.

Na gebruik wordt de partij door Het Springendal, net als het andere wasgoed opgehaald, gereinigd en klaargelegd voor dezelfde klant. Bij Het Springendal wordt het huurlinnen projectgebonden ingekocht en ingezet. Dat betekent dat het linnen altijd bij dezelfde klant blijft. Op deze manier kunnen klanten hun eigen linnenpakket kiezen, zelfs voor een eigen kleur als men dat zou willen.

wasserij,” zeggen Steven en Ron in koor. “Maar mocht de klant toch meer linnen wil huren, dan zullen wij natuurlijk aan die vraag voldoen, want de klant is koning.”

Het is een facet binnen de wasserijbranche, waar Het Springendal volop in meedraait. In de vestiging in Vroomshoop heeft het linnenverhuur een grotere vlucht genomen, dan in Ootmarsum. De te verhuren goederen worden projectmatig ingekocht, bijvoorbeeld 30.000 handdoeken, 60.000 washandjes of grote partijen lakens. Deze worden dan van Het Springendal-merkje voorzien en vervolgens verhuurd. “Al met al is het een belangrijk onderdeel van ons servicepakket geworden, maar we zijn en blijven op de eerste plaats een

Hèèrink-Hein Uit gesprekken blijkt dat er tussen de directie van Het Springendal en de buren een goede verhouding bestaat. Bij die buren neemt Henk Heerdink, Hèèrink-Hein van Camping de Witte Berg een bijzondere plaats in. Hij is als het ware kind aan huis bij de wasserij en is de enige klant die zijn privé-wasgoed bij Het Springendal kan laten reinigen. Zaterdags brengt Henk het wasgoed van onder andere de kampeerboerderij en de kantine naar de wasserij en neemt de gewassen producten weer mee naar huis. "Het is zo gegroeid en wij gaan daar ook mee door," zegt Ron.Voor de directie kwam Henk Heerdink dan wel eens met een aardigheidje als dank voor die service. Totdat op een dag de dames van de wasserij plagend riepen: "Wij doen eigenlijk het werk, terwijl de directie ervoor wordt beloond." Sindsdien brengt Henk ongevraagd wel eens een partij warme gehaktballen mee. "Het is helemaal niet nodig, maar het tekent wel de goede verstandhouding."

Linnenverhuur

Springendal 2H08 tm 2H10.indd 11

In de eerste maanden van 2010 vond bij Het Springendal een intensieve verbouwing plaats. Ook het machinepark onderging een grondige vernieuwing en opknapbeurt. Twee maanden lang waren zo'n tien monteurs de hele week bezig, zelfs op zaterdag. Zij wilden de klus zo spoedig mogelijk klaar hebben en daarvoor werden zoveel mogelijk uren gemaakt met zo kort mogelijke onderbrekingen. Ze overnachtten in de kampeerboerderij van Henk en Laurens Heerdink. Aanvankelijk gebruikten ze in de kantine van Henks camping ook hun middagmaaltijd. "Daar gaat onnodig tijd in zitten," realiseerde Ron Dijkkamp zich. Na overleg met Henk Heerdink werd tussen de middag voor de monteurs de warme maaltijd in de kantine van Textielreiniging Het Springendal geserveerd. De middagpauze kon daarmee behoorlijk worden ingekort. Alle betrokkenen waren tevreden met deze oplossing.

Hoofdstuk 14

22-04-2011 08:56:53


EĂŠn advertentie trok in de campagne echt de aandacht. “Onze collectie is weer om te stelenâ€?, stond enigszins uitdagend in de krant Een sprekende advertentie na de grondige kledingroof

deel 3 h22-h27.indd 2

22-04-2011 09:05:47


91 Hoofdstuk 15

Springendal exclusieve damesmode Wat ooit begon als een zogeheten Pullshop, groeide in korte tijd uit tot een winkel die wijd en zijd bekendheid kreeg vanwege de exclusieve damesmode die er werd verkocht. De winkel die bij Annie Dijkkamp en haar dochter Ellen een wens in vervulling deed gaan.

Aan de basis van deze succesvolle winkels lag een inzamelpunt waar kleding kon aanleveren, die bij Het Springendal gestoomd moest worden. Jan Dijkkamp vestigde een dergelijk inzamelpunt op de Hasseler Es in Hengelo. Jan en dochter Ellen kwamen toen op het idee om in die winkel een afdeling in te richten waar ook kleding gekocht kon worden. Ellen Dijkkamp (1968-2005), zus van Ron volgde na de mavo in Ootmarsum een studie aan de modeacademie in Amsterdam. Zij woonde een tijdje in Zeist, maar ging daarna weer terug naar Ootmarsum. Ze genoot van het verblijf op het Springendal en startte al snel een Pullshop in Hengelo. Moeder en dochter Dijkkamp waren er volkomen op hun plaats. Het omgaan met klanten, het geven van advies over kleding en natuurlijk elk jaar weer de inkoop van nieuwe spullen, gaven de dames telkens voldoening. De combinatie ‘stomerij-modezaak’ werd een buitengewoon groot succes. Zo groot dat ook in Tubbergen in 1991 een dergelijke zaak werd opgezet.Vanaf dat moment werkte niet alleen Ellen, maar ook moeder Annie Dijkkamp in die winkel. De dames waren daar volkomen op hun plaats en wisten de winkels uit te bouwen tot modezaken, die van heinde en ver mode-bewuste klanten trokken. Na verloop van tijd bleek de zaak in Hengelo te lijden te hebben van een soort teloorgang van de Hasseler Es.Vanaf dat moment concentreerden Annie en Ellen zich op de winkel aan de Grotestraat in Tubbergen. De zaken werden professioneel aangepakt en een belangrijk onderdeel was de regelmatig terugkerende modeshow. Deze werden groots opgezet en werden gehouden in onder andere Jumbo in Oldenzaal, Hotel Droste in Tubbergen en Disco Yet Set in Hengelo.Verder was de modezaak vertegenwoordigd op de grote Vrouwenbeurs in het Expo Center. De winkel Het Springendal kreeg een bekende naam in Twente en daarbuiten. Geen moeite was Annie en Ellen te veel om hun naam en faam van ‘exclusieve modezaak’ te behouden. Daarvoor werden reizen gemaakt langs exclusieve mode-ateliers in binnen- en buitenland.

winkel bezoek kreeg van mensen die geheel andere bedoelingen hadden. Op een nacht roofden inbrekers de hele winkel leeg. Letterlijk leeg. Er bleef niets hangen. Zelfs de kleding die versteld moest worden, werd meegenomen. Ellen, die in die tijd in Hengelo woonde, ontdekte de diefstal pas, toen ze de andere dag in Tubbergen kwam. Annie en Ellen troffen lege vakken, kale rekken en kaalgeplukte etalagepoppen aan, zoals de kranten destijds schreven. De dames Dijkkamp probeerden de humor ervan in te zien en plaatsten de andere dag een grote advertentie in de krant. Daarin stond de tekst ‘Onze collectie was om te stelen’. Een afbeelding van een blote vrouw maakte de bedoeling nog duidelijker. De vaste klanten begrepen dat ze een poosje geen kleding konden kopen. Moeder en dochter zaten intussen niet stil. De etalages werden met wat resterende kledingstukken aangekleed en zelf trokken ze eropuit.Vader Jan Dijkkamp fungeerde als chauffeur op hun tocht door Nederland en daarbuiten. Toen bleek dat hun bekendheid deuren opende en binnen niet al te lange tijd kon de winkel weer worden ingericht. Een reclamecampagne zorgde ervoor dat de klanten van de gang van zaken op de hoogte werden gehouden.

De winkel in Tubbergen was na de inbraak snel weer ‘vol’. Annie en dochter Ellen konden weer lachen (krantenfoto)

Om te stelen De bekendheid werd zo groot dat in september 1998 de

Springendal exclusieve damesmode

deel 3 h22-h27.indd 3

Hoofdstuk 15

22-04-2011 09:05:48


deel 3 h22-h27.indd 4

22-04-2011 09:05:52


93 Hoofdstuk 16

Ron Dijkkamp “Als jongen had ik een broertje dood aan studeren. Na de mavo in Ootmarsum ging ik naar de meao en daarna, op aandringen van mijn vader naar de heao in Enschede. Die laatstgenoemde opleiding maakte ik niet af. Daarop regelde mijn vader voor mij een tijdelijk baantje bij Lips Textielservice in Zeist.

Met ingang van het nieuwe schooljaar zou ik dan de heao in Emmen kunnen afmaken.” Maar dat laatste is er nooit van gekomen. Ron Dijkkamp, directeur van Textielreiniging Het Springendal wist na zijn studiejaren nog steeds niet waartoe alles zou leiden. Wat Ron al die tijd wel zeker wist: “Ik treed niet in de voetsporen van mijn vader.” Deze was directeur van de wasserij op het Springendal. Het was niet zo vreemd dat zijn voorkeur niet direct uitging naar een functie binnen het bedrijf. “Vader was erg veel van huis. Dacht alleen aan werken en had slechts één hobby: zijn wasserij. Zoiets trok mij absoluut niet. Ik genoot van het leven en wilde uitgaan, voetballen en mij later meer met mijn gezin bezighouden.” Natuurlijk waren er genoeg gebeurtenissen, waaraan Ron nog steeds mooie herinneringen heeft. “Als vader eens voor zaken op pad moest, mocht ik vaak mee. Erg gezellig met z’n tweeën in de auto. Het ritje werd dan meestal afgesloten met een patatje en een paling. Ik zal dat nooit vergeten. En de langere vakanties waren ook voor ons hele gezin. Daar kijk ik met plezier op terug.”

kantoor werkte. “Ik kwam daar bij de meest moderne en meest vooruitstrevende wasserij van Nederland.” Hoewel Jan Dijkkamp blij was dat Ron zich voor de wasserijwereld begon te interesseren, ervoer hij het als minder prettig dat zijn zoon bij een geduchte concurrent was gaan werken. Het was de bedoeling van Ron dat hij zich gelijktijdig door middel van studie verder in het vak zou gaan bekwamen, maar voordat hij daarmee kon beginnen werd hij bij Lips al tot bedrijfsleider benoemd. “Ik werkte daar graag en dat ik dagelijks met Ellen sprak, maakte het nog eens extra aantrekkelijk,” bekent hij. Eigen mening Ron was van kinds af aan gewend er een eigen mening op na te houden en die vaak koste wat kost te verdedigen. “Een eigenschap die ik als erfenis van de Dijkkamps heb meegekregen. Mijn grootvader en vader waren precies zo.” Deze

Ron met vrouw Ellen en dochter Tessa. Onder, Ron op de uitkijk vanaf zijn balkon

Ron Dijkkamp vertelt zijn verhaal in 2010 één jaar voor het 125-jarig bestaan van de wasserij. Het bedrijf werd in 1962 door zijn grootvader, R. D. Dijkkamp gekocht en werd door Rons vader, Jan Dijkkamp tot een van de modernste wasserijen van Nederland uitgebouwd. Het zou anders lopen, maar er ging een hele tijd voorbij, voordat Ron in de wasserij op het Springendal belandde. Tot grote tevredenheid van zijn ouders, Jan en Annie Dijkkamp, begon Ron zich bij Lips Textielservice op zijn gemak te voelen. Hij kreeg meer en meer interesse voor het hele wasserijgebeuren. Nog wel bij een concurrent, maar dat maakte in dat stadium nog niet veel uit. Hij kreeg daar een baan als productiechef aangeboden, een baan die hij voor zijn gevoel niet kon laten lopen. Hij was toen pas 22 jaar. Ron kreeg bij Lips niet alleen de smaak van het beroep te pakken, maar ontmoette daar ook zijn grote liefde, Ellen Nieuwhoff in 1966 geboren in Driebergen, die daar op het

Ron Dijkkamp

deel 3 h22-h27.indd 5

Hoofdstuk 16

22-04-2011 09:05:55


94

eigenschap bracht hem bij Lips in conflict met de directie. “Ik had daar een mening over het personeelsbeleid, die volkomen in strijd was met de daar geldende cultuur. Ik maakte dan ook duidelijk dat ik op die oude manier niet kon werken en daarom werd mijn contract niet meer verlengd.” Ron wilde nog niet naar Ootmarsum terug, maar zocht wel werk in dezelfde wasserijbranche. Hij kreeg binnen een week een baan bij Ster Superservice in Utrecht. Opnieuw een wasserij en daaruit bleek dat Ron definitief voor deze bedrijfstak had gekozen. Mede op grond van zijn opgedane ervaring kreeg hij ook in Utrecht de functie van productieleider. Het bedrijf had zich op twee activiteiten gespecialiseerd: het wassen van rolhanddoeken en van zogeheten schoonloopmatten. Eigen bedrijf De eerste stap naar een eigen bedrijf zette Ron in 1990. Hij werd daarvoor benaderd door zijn vader en diens broer Rolf. De broers hadden de wasserij Het Vertrouwen in Elburg op het oog. “Ze wilden dat bedrijf kopen en vroegen of ik daar de functie van productieleider op me wilde nemen.Vader en Rolf hadden het bedrijf bekeken en het leek hen wel wat.” Ron en zijn oom Rolf zouden samen het bedrijf runnen. Ze gingen voortvarend van start en op voorhand werden enkele wascontracten afgesloten, waarbij de overeenkomst met het ministerie van Defensie een heel belangrijke was. Het nieuwe bedrijf in Elburg kreeg de naam DTS, Dijkkamp Textiel Service. Op het laatste moment kwam er echter een kink in de kabel en werd van de koop afgezien. “Maar we hadden toen nog wel met het contract met het ministerie van Defensie te maken; daar zaten we wel aan vast.” De enige oplossing was om die was te reinigen in het bedrijf op het Springendal. Overdag konden ze daar natuurlijk niet terecht. “Wij, mijn oom en ik, hebben toen een tijdlang twee avonden in de week het bedrijf van mijn vader in Ootmarsum gehuurd. Met vijftien mensen, die via een uitzendbureau bij ons kwamen werken, lukte het ons om op de dinsdag- en woensdagavond van zes tot elf uur de was van ‘Defensie’ te doen: lakens, slopen, handen theedoeken, maar ook tankoveralls en zelfs uniformen. “ Wij gebruikten alleen de ruimte en de machines, maar daarvoor betaalden we huur. Deze operatie vereiste veel organisatie en we moesten regelmatig improviseren.” “Het was al met al een zware klus waarbij mensen als Gerrit

deel 3 h22-h27.indd 6

Altena uit Vroomshoop, Jan Steghuis uit Ootmarsum, oom Rolf en ik dubbele diensten draaiden. De andere werknemers kwamen vooral uit Vroomshoop en Westerhaar. Bijna geen personeel uit Ootmarsum. Maar dat was ook het geval bij Textielreiniging Het Springendal van mijn vader. Het personeel van die wasserij kwam ook hoofdzakelijk uit Vroomshoop en omgeving. De mensen werden dagelijks met busjes gehaald en gebracht. Het waren harde werkers en over het algemeen bereid om overwerk te verrichten als dat nodig was.” Vroomshoop Een belangrijk gevolg was ook dat Ron en zijn oom Rolf elkaar leerden kennen en waarderen. Dit groeide uit tot een samenwerking waarmee ze het aandurfden samen een bedrijf te starten, waarvan ze beiden directeur werden. Dat gebeurde in 1991. “We hadden in het bedrijfje DTS zoveel verdiend, dat we besloten in Vroomshoop een eigen bedrijf op te zetten.” Ze hadden meerdere redenen om juist voor die locatie te kiezen. “Er heerste in dat gebied een grote werkloosheid en het was dus niet moeilijk om personeel te krijgen. Natuurlijk speelde ook mee dat de grond in Vroomshoop relatief goedkoop was en bovendien kregen we van de gemeente bijzonder veel medewerking. Er werd ons zelfs gevraagd of we nog meer wensen hadden. Dat hadden we wel eens anders meegemaakt.” Voor de nieuwe bedrijfshal kochten ze in Den Haag de inboedel van een wasserij. Dat bedrijf stopte met de werkzaamheden en beschikte zelfs over een wasstraat, een machine die Ron en Rolf per se in hun bedrijf wilden hebben.Vrijwel alle moderne wasserijen werkten al met zo’n wasstraat, ook wel wasbuis genoemd. Een wasstraat is een machine waar je het vuile wasgoed er aan het begin instopt, waarna het door meerdere compartimenten wordt geleid, daarin de wasbehandeling ondergaat en er dan aan de andere kant schoon weer naar buiten komt. “Ik weet nog dat mijn vader de aanschaf van die wasbuis maar niks vond.” Jan Dijkkamp zwoer namelijk bij de oude, vertrouwde zelfcentrifugerende wasmachine.Volgens vader Jan Dijkkamp waste deze machine energiezuiniger en was deze vorm van wassen beter voor het milieu. “Maar Rolf en ik

22-04-2011 09:05:55


95

zetten door. Bij Rolf en mij stond voorop: Hoe kan er zo efficiënt mogelijk worden gewerkt.” In de wasserij in Vroomshoop ging het verkrijgen van waswater wel anders dan in Ootmarsum, waar het water immers onophoudelijk gratis door een beek wordt aangevoerd. In Vroomshoop werd het door een buis van zo’n 70 tot 80 meter lengte uit de grond opgepompt.Voor dat water moest wel worden betaald. Maar daarmee waren ze er nog niet. Het opgepompte water moest wel enkele behandelingen ondergaan alvorens het gebruikt kon worden. Via filters moest het water onthard, ontijzerd en ontdaan worden van de bruine kleur. En nadat het water was gebruikt als waswater, werd het afgevoerd naar het riool. Dat bracht uiteraard extra kosten met zich mee. Al met al was er toentertijd een bedrag van enkele tienduizenden guldens per jaar mee gemoeid. Er kon worden begonnen in een nieuwe hal, waarin vijftien mensen aan de slag konden. De Wasserij Vroomshoop floreerde van begin af aan. Ron en Rolf stelden geen hoge eisen aan zichzelf en kregen een eenvoudig salaris. Inmiddels waren Ron en Ellen getrouwd en woonden in een zomerhuisje in Reutum. Door hun werklust en manier van aanpak kreeg de Wasserij Vroomshoop steeds meer klanten, waardoor uitbreidingen al spoedig noodzakelijk werden. Er werd een tweede en zelfs een derde hal gebouwd. Ron en Rolf bezaten elk 49 procent van de aandelen. De resterende 2 procent waren in handen van Jan Dijkkamp. Dat was verstandig geregeld, want als er zich eens problemen zouden voordoen, dan lag de uiteindelijke beslissing bij Jan Dijkkamp. Laatstgenoemde was het ook die ervoor zorgde dat het bedrijf in Vroomshoop steeds meer klanten kreeg en daardoor groeide. Ook vader Jan Dijkkamp kreeg in de gaten dat het niet zo goed ging in Vroomshoop en met Ron. Er dreigde een sfeer te ontstaan, waarin niet optimaal gewerkt kon worden. In 1996 werd een verandering doorgevoerd. Daarbij kreeg Ron Dijkkamp de functie van directeur van de locatie Ootmarsum en Rolf eenzelfde functie van de wasserij in Vroomshoop. Jan

Ron Dijkkamp

deel 3 h22-h27.indd 7

Dijkkamp zelf behartigde de commercie, de acquisitie en verkoop voor beide bedrijven. Het aandelenpakket werd onderling verdeeld: ieder van hen kreeg één derde deel.” Een consequentie van deze maatregel was, dat Ron dan naar Ootmarsum moest komen. “Dat hield echter in dat mijn vader ook een concessie moest doen.” Ron wilde absoluut een wasstraat in het bedrijf en hij wist ook zijn vader van het nut daarvan te overtuigen. Er kwam zo’n machine uit de Duitse plaats Vlotho. In één weekend van letterlijk dag en nacht sleutelen, werden allereerst de oude, vertrouwde centrifuges en wasmachines uit de wasserij gehaald en daarna de nieuwe machines in elkaar gezet en startklaar gemaakt. De werknemers reageerden in het begin wat sceptisch, maar die mening veranderde, naarmate ze de voordelen van de wasstraat merkten. Het werk ging veel sneller en was minder smerig. Er was echter ook een nadeel aan de nieuwe wasstraat verbonden: er moest een vijftal mensen worden ontslagen. “Dat was een karweitje dat ik van vader moest opknappen,” zegt Ron. “Maar dat had ook zijn voordelen. Ik kon diegenen ontslaan die het minst functioneerden in het geheel. Aanvankelijk ging het nog wat stroef. Ik was jonger dan de meeste personeelsleden en toch al hun directeur. Een aantal van hen kon dat maar moeilijk accepteren.” Maar Ron liet zich door deze houding van een aantal werknemers niet uit het veld slaan. “Ik was er zeker van dat het me zou lukken,” kijkt hij op die tijd terug. Zijn vader had hem Hoofdstuk 16

22-04-2011 09:05:56


96

de verantwoordelijkheid gegeven en hij nam zich voor dat vertrouwen niet beschamen. Deze houding straalt hij overigens nog steeds uit: zelfverzekerd en weten waarover hij praat. “Op die manier dwing je als het ware succes en respect af. Daar kwam bij dat ik de bedrijven waar ik al in dienst was geweest, over het personeelsbeleid ging en die ervaring kon ik goed gebruiken.”

Ron kreeg al snel in de gaten dat de houding van een aantal werknemers consequenties zou hebben. Zij functioneerden niet, zoals hij dat graag wilde en ze waren volgens hem funest voor de sfeer op de werkvloer. “Het heeft enkele rechtszaken en nogal wat geld gekost om die mensen te kunnen ontslaan. Maar ik wist bij dit alles dat ik op de steun van mijn vader kon rekenen. Pa coachte mij waar dat nodig was. Hij gaf, vanaf de achtergrond, de richting aan.” Dat de sfeer nu goed is, kun je merken als je samen met Ron een wandeling door het bedrijf maakt. Het is niet voor niets dat Ron regelmatig op de werkvloer te vinden is en zich daar niet gedraagt als de baas die alles weet en waarvoor je ontzag moet hebben. Hierdoor werd de sfeer beter. “Je moet de mensen ervan kunnen overtuigen dat de kar gezamenlijk getrokken moet worden. Dat ik, maar ook zij voor het bedrijf van belang zijn.” Ron geeft wel toe, dat het in die jaren, zo tegen het eind van de twintigste eeuw niet altijd gemakkelijk was. Mede dankzij de steun van zijn vader kon Ron zich handhaven. Bovendien was daar nog zijn eigen ‘achterban’: Ellen met wie hij in 1997 was getrouwd en dochter Tessa. Ook Ellen begaf zich na 2007 gewoon tussen het personeel. En in tegenstelling tot zijn vader, weet Ron op tijd afstand van het bedrijf te nemen en aandacht te schenken aan zijn gezin.

Ron geblesseerd. Met dochtertje Tessa. “Pappa wanneer mag jij eens een keertje meespelen?”

deel 3 h22-h27.indd 8

Herinneringen Tijdens de gesprekken die met Ron en Ellen werden gevoerd, kwamen onwillekeurig herinneringen boven aan de jeugdjaren in en rond de wasserij van opa en van zijn vader. Opa en oma die aanvankelijk in het huis woonden dat op de plaats stond waar nu de grote parkeerplaats ligt. “Dichtbij die grote boom,” verduidelijkt Ron. Op een luchtfoto is die situatie duidelijk te zien. Dankzij de inzet van zoon Jan, die vanaf 1962 de functie van bedrijfsleider vervulde, kreeg opa Roelof Dijkkamp meer tijd voor zijn hobby’s. Een van die hobby’s was zijn ‘dierentuin’ vlak bij zijn huis. Het had een groot deel van het terrein met gaas afgezet en hield binnen die ruimte een grote verscheidenheid aan dieren: “Pony’s, reeën, damherten, ganzen, fazanten, kippen,” somt Ron op en hij weet zich tegelijkertijd enkele voorvallen met die beesten te herinneren. Uit die verhalen blijkt wel, dat Ron minder met die dieren op had, dan zijn grootvader.

22-04-2011 09:05:58


97

Volières Op het terrein stonden volières, waarin allerlei vogels werden gehouden, onder andere een aantal fazanten. Elke zaterdag moesten hij en Rolf dat hok schoonmaken. “Die beesten hadden de onaangename gewoonte ons in de benen te pikken. Op een dag was dat weer het geval: Rolf werd venijnig in zijn kuiten gebeten. Deze dag bedacht zich niets en haalde met zijn ene been verwoestend naar de fazant uit. Het beest belandde met een klap tegen de omheining en liep vanaf die tijd als ‘aangeschoten wild’ door de tuin. Opa heeft het dier later uit zijn lijden verlost.” Ratten “Het voedsel voor al die beesten had opa opgeslagen in de vroegere droogschuur van de wasserij. Die schuur was natuurlijk een luilekkerland voor muizen, maar vooral voor ratten. In mijn herinneringen wemelde het gewoon van die beesten.Vangen kon je ze niet. Op een dag kreeg ik opdracht van opa de schuur in te gaan om met een zaklantaarn die ratten in het licht te zetten. Dan stond opa klaar met zijn jachtgeweer om het ‘wild’ af te schieten.” De knallen drongen natuurlijk door tot ver buiten het gebied van de wasserij. “Wie de politie heeft gebeld, weten we niet, maar opeens stonden er een paar agenten op het terrein. Opa kreeg een bekeuring en moest zijn jachtgeweer inleveren.” Sint-bernardshond Er liep op het terrein van Textielreiniging Het Springendal één dier rond, waar letterlijk iedereen doodsbang voor was: de sint-bernardshond van opa Dijkkamp. “Een dier dat je voor geen meter kon vertrouwen en iedereen aanvloog die hij maar te pakken kon krijgen. Hij maakte daarbij geen onderscheid tussen vreemden en ‘eigen volk’. Ron kan nu nog enkele littekens laten zien, die hij heeft overgehouden van een confrontatie met de Sintbernardshond van zijn opa. “In totaal heeft het dier wel twintig mensen gebeten, en dan houd ik het wellicht nog laag aan,” vertelt Ron, “en dan tel ik vader, Rolf en mijzelf nog niet eens mee.” Het werd op het laatst zo gevaarlijk dat besloten werd afstand van het dier te doen. Een jachtopziener loste het probleem op. Het zorgde voor veel meer rust op het Springendal.

Ron Dijkkamp

deel 3 h22-h27.indd 9

De uitgebreide volière en ‘dierentuin’ moesten het loodje leggen, toen Roelof Dijkkamp niet meer op het Springendal woonde. Kuup Gait werd belast met de afbraak ervan. Het gebeurde grondig. Nieuwe aanpak “Een van de eerste dingen die mijn vader aanpakte, toen hij directeur was geworden, was inderdaad het opruimen van die dierentuin,” vertelt de huidige directeur Ron Dijkkamp. Hij zegt het niet met evenzo vele woorden, maar hij wil daarmee uitdrukken, dat door zijn vader min of meer een streep onder het verleden van Het Springendal werd gezet. Niet omdat zijn voorgangers het verkeerd hadden gedaan, integendeel. Zij hebben de wasserij ‘op de kaart gezet’, zoals dat heet. Maar de tijden veranderden en voor de wasserij betekende het, dat op die wijzigingen adequaat gereageerd moest worden. Het verwachtingspatroon van onder andere de zorginstellingen liet zien dat er hogere eisen gesteld werden en om ‘de lopende trein niet te missen’, moest binnen Wasserij Het Springendal een aantal zaken worden veranderd. Als Ron hierover praat, dan kan daaruit worden opgemaakt dat zijn vader dan wel niet voor een complete ommezwaai heeft gezorgd, maar er wel tal van wijzigingen en aanvullingen plaatsvonden. Deze zorgden onder andere voor een betere en grotere werkruimte, waarin een meer efficënte aanpak mogelijk was. “De logistiek binnen onze wasserij, zeg maar het hele behandelingsproces, zoals dat nu plaatsvindt, is door Jan Dijkkamp, gerealiseerd, “vult locatiedirecteur Steven Luttikhuis aan. Dat Ron trots is op datgene wat zijn ouders hem hebben nagelaten, hoeft hij niet eens te vertellen. Het is duidelijk zichtbaar.

Hoofdstuk 16

22-04-2011 09:05:58


deel 3 h22-h27.indd 10

22-04-2011 09:06:13


99 Hoofdstuk 17

Ellen Dijkkamp - Nieuwhoff Ellen Dijkkamp is meer dan alleen de echtgenote van Ron en de moeder van Tessa. Uit haar verhaal blijkt, dat ze ‘de wereld van de wasserijen’ al vroeg heeft leren kennen en daarin goed thuis is. De kennis die ze toen heeft opgedaan, komt nu dagelijks van pas in Textielreiniging Het Springendal Ootmarsum.

Ellen werd in 1966 te Driebergen geboren en wilde eigenlijk de Ciosopleiding volgen in Arnhem. Daarvoor werd ze echter uitgeloot en ook haar tweede keuze om bij de Koninklijke Marechaussee te gaan, ging niet door vanwege haar leeftijd. Via een uitzendbureau kwam ze uiteindelijk terecht bij textielservice Lips in Zeist. Ze begon bij de facturenafdeling en omdat al gauw bleek dat ze goed haar mondje kon roeren als het nodig was, kwam ze op de klantenafdeling terecht. Haar klantenkring bestond vooral uit kleine zelfstandigen, zoals slagers en hotelhouders. Het werk beviel haar prima en ze had een stel leuke collega’s. Ze maakte zelfs promotie en werd secretaresse, maar iemand die niet te beroerd was om op de werkvloer in te vallen daar waar dat nodig was. Misschien was ze er nog vele jaren blijven werken, als zich geen stagiaire had aangemeld uit Ootmarsum. Een zekere Ron Dijkkamp kwam in 1989 opdagen en toonde veel belangstelling voor alles wat zij in het bedrijf deed en spoedig daarna ook daarbuiten. Drie maanden later woonden ze al samen op een eenvoudig flatje 11 hoog in Zeist. Dit huurden ze van een Turk, die zelf met zijn gezin bij zijn moeder woonde. Omdat het contract van Ron niet verlengd werd en hij in Elburg een concurrerend bedrijf wilde beginnen, kreeg Ellen bij Lips een andere functie aangeboden. Financieel was dat echter minder aantrekkelijk en dat was een reden, waarom ze op zoek ging naar een andere baan. De koop van het bedrijf in Elburg ging niet door, maar Ron werd wel bedrijfsleider in Vroomshoop. Ellen zegde haar baan op en verhuisde met Ron in 1991 naar Twente. Het jonge paar nam zijn intrek in een zomerhuisje in Reutum. Qua luxe gingen ze er niet veel op vooruit, dat vonden ze toen niet belangrijk, en die opvatting hebben ze heden ten dage nog. Baan Ellen had intussen een baan gekregen op het kantoor van een installatiebedrijf in Daarlerveen en verzorgde daar de planning voor de onderhoudsmonteurs. Hier kreeg ze te maken met de Twentse taal. Bij het uitzendbureau dacht men dat dit problemen zou opleveren, maar dat verliep vlekkeloos. Ze gaf de instructies gewoon in het Nederlands en de chauffeurs

Ellen Dijkkamp - Nieuwhoff

deel 3 h22-h27.indd 11

antwoordden wel in het Twents, maar dat begreep zij wel. Twents spreken is haar echter nooit gelukt. In 1995 besloot ze minder te gaan werken en het lukte haar in Oldenzaal bij Keizer een baantje te vinden, waarbij ze hetzelfde werk deed. Daarna heeft ze nog enkele jaren bij aannemersbedrijf Ten Thije gewerkt en toen hun dochter Tessa was geboren, bleef ze thuis. Ze deed vrijwilligerswerk op school. Pas in 2007 vroeg Ron of ze de kwaliteitszorg van het bedrijf op zich wilde nemen. Dat werk had ze in Zeist ook gedaan. Dit onderdeel van de wasserij is erg belangrijk. Er wordt namelijk nogal eens gecontroleerd. Wordt na de controle een certificaat verstrekt, dan kan een wasserij deelnemen bij een aanbesteding. Alle grote bedrijven hebben tegenwoordig het certificaat Certex, waaruit blijkt dat ze verantwoord en gedegen met het wasgoed omgaan. Wanneer je dat certificaat niet bezit, maak je geen kans om de was te doen in de gezond-heidszorg. Textielreiniging Het Springendal heeft dat certificaat vanaf 2006. Ron ziet de betrekkelijkheid van dit certificaat in, want het zegt volgens hem maar iets over slechts een deel van het hele schoonmaakproces. Behalve dit werk aan de kwaliteitszorg, is Ellen op vrijwel alle posities in het bedrijf inzetbaar. Ze is bereid om elk karweitje op te pakken: ze helpt op het kantoor, maar ze neemt met evenveel plezier het werk in de hal over als dat nodig mocht zijn. “Het verschil tussen kantoorwerk en het werk in de wasserij bestaat hier niet meer. Dat kwam vroeger wel voor, maar nu gelukkig niet meer. Toen was de deur van de administratie dicht en durfde men zo maar niet naar binnen te lopen,” zegt Ellen tenslotte.

Een hartelijke en vriendelijke gastvrouw

Hoofdstuk 17

22-04-2011 09:06:17


deel 3 h22-h27.indd 12

22-04-2011 09:06:23


101 Hoofdstuk 18

Actueel Een van de actuele items die anno 2011 spelen bij Het Springendal, is Beekprik. “We dachten dat we paling hadden gevangen, toen we de beek wat opschoonden,” vertelt Gerrit Altena. De beestjes die als een kluwen wol door elkaar krioelden en uit de Springendalse beek werden opgevist, leken inderdaad erg veel op een bosje jonge paling.

Nader onderzoek wees echter uit, dat hier sprake was van de zogeheten beekprik (Latijn: Lampetra planeri),een zeldzaam voorkomende kaakloze vissoort. Deze vis kan een lengte van 17,5 centimeter bereiken en zes jaar oud worden. Het diertje blijft zijn hele leven in dezelfde beekloop, mits de omstandigheden gunstig zijn. De beekprik komt steeds minder vaak voor. Oorzaken hiervan zijn de beeknormalisaties, het mechanisch opschonen van de beek en verontreiniging. In tegenstelling tot beweringen als zou in Twente de beenprik zijn uitgestorven, was het diertje al enkele jaren geleden door

natuurbeheerder Roel Corbee midden op het Springendal gesignaleerd. Door een recent onderzoek bleek dat de beekprik ook veelvuldig voorkwam in de Springendalse beek, ook nadat het water gebruikt was door Textielreiniging Het Springendal Ootmarsum. Met gepaste trots en overtuigd van hun gelijk, kreeg men nu de bevestiging dat het water ook stroomafwaarts na de wasserij dezelfde kwaliteit heeft als het water midden op het natuurgebied het Springendal.

De beekprik voelt zich in de Springendalse beek als een vis in het water

Lichtgevende kleding Een tijdlang heeft Textielreiniging Het Springendal het ministerie van Defensie als cliënt gehad. “Defensie heeft veel voor de wasserij betekend. We zijn mede hierdoor groot geworden.” Dat ging goed zolang er nog dienstplicht was. Het wasgoed werd dan regelmatig geleverd en het goed kon altijd in vaste categorieën worden onderverdeeld: ondergoed, overhemden, lakens, slopen en dergelijke. Met het afschaffen van de dienstplicht verdween ook de regelmaat zowel in het aangeleverde wasgoed als in de aanlevertijden. De soldaten moesten natuurlijk wel hun kledingstukken laten reinigen. Dat gebeurde thuis, maar daarvoor werden natuurlijk allerlei soorten zeep gebruikt. “Wij kregen echter één bepaald soort zeep voorgeschreven en daar mochten wij niet van afwijken.” De kleding die thuis was gewassen zag er overdag prima uit, maar lichtte ‘s nachts helder op. Met een nachtkijker waren deze militairen gemakkelijk te volgen. Bij een oefening was dat natuurlijk niet erg doelmatig. Om over een oorlogssituatie maar helemaal te zwijgen. “Het heeft mijn vader heel wat overredingskracht gekost om dit de leiding aan het verstand te brengen,” vertelt Ron Dijkkamp.Vanaf dat moment kwam er een strenger toezicht op het verbod thuis te wassen.

Actueel

deel 3 h22-h27.indd 13

Hoofdstuk 18

22-04-2011 09:06:25


102

Erkend leerbedrijf Textielreiniging Het Springendal is in het bezit van de verklaring van erkenning ‘Leerbedrijf’. Deze erkenning werd toegekend door Aequo, het kennis- en communicatiecentrum voor de groene sectoren. Deze erkenning is gekoppeld aan het opleidingstraject, waarmee alle medewerkers in 2010 zijn gestart. Het Springendal is getoetst aan diverse criteria voor de erkenning Leerbedrijf. Het bedrijf wordt nu voorgedragen voor het predicaat ‘Erkend leerbedrijf’ en wordt na voordracht tot erkenning opgenomen in het register van erkende leerbedrijven. De directie van Textielreiniging Het Springendal, bestaande uit Ron Dijkkamp, Steven Luttikhuis en Richard Mulder zijn blij met deze erkenning. “Wij willen onze medewerkers stimuleren en enthousiasmeren. Behalve een sfeervolle en gezellige werkomgeving willen we onze medewerkers iets extra’s bieden. Als bedrijf kiezen we voor loyale, goed opgeleide mensen die net als wij het doel hebben kwalitatief hoge

deel 3 h22-h27.indd 14

dienstverlening te geven aan onze klanten.”Het invoeren in het jubileumjaar van uniforme bedrijfskleding voor zowel het vrouwelijke als mannelijke personeel draagt meer bij dan een keurig aanzien. Dat met eigen privékleding de kans groter is, dat de medewerkers(sters) ongewenste stoffen mee naar binnen brengen, wordt met de nieuwe bedrijfskleding veel kleiner gemaakt. Die bedrijfskleding wordt dagelijks in eigen wasserij gereinigd. Kasia Buras Op haar manier maakt Kasia Buras eveneens deel uit van het Leerbedrijf Het Springendal. Zij zorgt er voor dat de Poolse medewerksters zich binnen het bedrijf beter verstaanbaar kunnen maken. Dat verhoogt de werksfeer en de efficiëntie. Kasia (1981) is typisch een werknemer van Textielreiniging Het Springendal die past in de moderne tijd. Zij is in Parnov in Polen geboren en woont al ruim tien jaar in Nederland. Zij heeft een soort havo-onderwijs in Polen gevolgd en zich later gespecialiseerd in de Engelse taal en handelseconomie. Na

22-04-2011 09:06:27


103

haar opleiding wilde ze verder studeren, maar daarvoor ontbrak het haar aan geld. Aangezien er geen werk was, zocht ze een baan in het buitenland. Haar eerste keus Amerika viel af, omdat ze nog geen rijbewijs had.Vervolgens bleven er drie landen over, waaronder Nederland.Via een uitzendbureau kwam ze met Steven Luttikhuis in contact. Sindsdien werkt ze op het kantoor bij Textielreiniging Het Springendal als relatiebeheer-der, maar geeft ze aan landgenoten eveneens Nederlandse les, waarbij ze lesmateriaal gebruikt dat ze zelf heeft samengesteld. Kasia woont in Tubbergen en is daar goed geïntegreerd.

Rondleidingen Het blijkt dat er tamelijk veel gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om in de vorm van een rondleiding Textielreiniging Het Springendal te leren kennen. “Het komt ook voor dat we verzoeken om een rondleiding krijgen van verenigingen en stichtingen,” zegt Ron. Afhankelijk van de grootte van het gezelschap worden de groepen in tweeën of drieën gesplitst. De rondleidingen worden verzorgd door Steven Luttikhuis, door Gerrit Altena en door Ron Dijkkamp zelf.

De families Cramer maakten eind 2010 graag gebruik van het aanbod om een kijkje te nemen in de wasserij. De nodige uitleg werd gegeven door algemeen directeur Ron Dijkkamp

Op de vraag of het personeel die rondleidingen wel op prijs stelt en of de medewerkers niet te veel worden afgeleid, zegt Ron eenvoudig: “De mensen hier zijn er wel aan gewend.” De rondleiding begint altijd buiten bij het belangrijkste onderdeel van de wasserij: de Springendalse beek. “We zijn nu van plan om op bepaalde punten langs de beek en de kolk informatie te verstrekken met behulp van een soort paddenstoelen. De bezoekers kunnen dan het nodige over dit onderdeel van ons bedrijf lezen,” vertelt Ron.

Actueel

deel 3 h22-h27.indd 15

Hoofdstuk 18

22-04-2011 09:06:37


104

MRSA-bacterie Het komt wel eens voor dat in een verzorgingshuis bij een bewoner de MRSA- oftewel ziekenhuisbacterie wordt geconstateerd. Het is een gevreesde en besmettelijke bacterie die vooral bij zieke of zwakke mensen levensbedreigend kan zijn. Er wordt dan ook in zo’n instelling adequaat en met de meeste zorg gehandeld om de besmetting tegen te gaan en om uitbreiding te voorkomen. Ook de wasserij speelt in dat geval een belangrijke rol. Steven Luttikhuis vertelt over zo’n ‘operatie’ die als het ware met militaire precisie werd uitgevoerd. “We reden om twaalf uur ’s middags naar de instelling, waar op een afdeling bij één bewoner de bacterie was geconstateerd. In allerijl werd al het wasgoed van die afdeling verzameld. Geen stukje werd uitgezonderd. Het werd in de vrachtauto geladen. De chauf-

deel 3 h22-h27.indd 16

feur moet in zo’n geval handschoenen en een mondkapje dragen. Bovendien moet hij desinfecterende alcohol bij zich hebben. Nu zat men bij die afdeling vrij krap in vervangende spullen en vroeg men ons of we zo snel mogelijk het ontsmette en gereinigde goed terug konden krijgen. In elk geval de volgende ochtend. In de wasserij had men de mensen op de hoogte gebracht en daar werd al het andere wasgoed uit de ruimte verwijderd en stonden als het ware mensen en machines klaar om het besmette goed te ontvangen. Aangekomen, kon dat wasgoed meteen worden behandeld. Het besmette goed doorliep het hele proces. Er werd zo snel gehandeld, dat we nog vóór vier uur diezelfde middag de partij bacterievrij konden afleveren. Onze slogan ‘24-uurs service’ laat indien noodzakelijk ook de mogelijkheid open voor een nog snellere afhandeling,” vertelt Steven trots.

22-04-2011 09:06:43


105

Actueel

deel 3 h22-h27.indd 17

Hoofdstuk 18

22-04-2011 09:06:47


deel 3 h22-h27.indd 18

22-04-2011 09:06:54


107 Hoofdstuk 19

Personeel Ootmarsum Elke werkgever zal het eens zijn met de uitspraak van Ron Dijkkamp, directeur van Textielreiniging Het Springendal: “Je kunt in een bedrijf niet alles alleen. Je bent afhankelijk van de inzet en loyaliteit van je werknemers. Tussen hen en directie, maar ook onderling dient er een sfeer van respect, maar zeker ook van gezelligheid te heersen, waarin de medewerkers en de directie zich prettig voelen.”

In een ander hoofdstuk van dit boek is te lezen, dat één van de pijlers waarop Textielreiniging Het Springendal rust, de goed georganiseerde logistiek is. Uit onderstaand verhaal blijkt dat deze eigenschap niet alleen voor het vervoer met vrachtwagens geldt, maar dat ook intern van een geoliede logistiek voor een bijna foutloze opeenvolging van was- en reinigingshandelingen sprake is.Voor de aansturing hiervan is Gerrit Altena (1951) verantwoordelijk.

verrichten. Bij mijn eerste klus moest ik de was in een wasmachine stoppen. Egbert Toet was daar mijn voorganger,” weet Gerrit nog goed. Praktisch alles moest toen nog met de hand gebeuren. Zomers ging dat nog wel, maar in de winterdag, als het hard gevroren had, moest eerst alles ontdooid worden. Grote ijspegels hingen aan de machines. “Er was toen nog geen verwarming in de wasserij,” verklaart Gerrit. De ketel moest zelfs nog met een grote brander worden voorverwarmd.

Gerrit Altena Onder aan de ladder begonnen, heeft Gerrit zich tot een bedrijfsleider opgewerkt, die zowel met machines, maar ook met de werknemers goed overweg kan. “Maar ik besef heel goed, dat ik het werk wat ik doe, niet alleen kan. Ik doe het samen met de mensen op de werkvloer en we helpen elkaar waar dat nodig is.” In dit verband laat Gerrit zich eveneens lovend uit over Steven Luttikhuis, de locatiedirecteur. “We overleggen veel en daar hebben we beiden profijt van.”

Gerrit moest ’s winters ook van huis worden gehaald. Dat gebeurde met een busje. Een grote schop was daarin een vast stuk gereedschap. Onderweg moesten wel eens hopen sneeuw van de weg worden verwijderd. “Je kon in de wasserij vaak pas om tien uur ’s morgens beginnen. Toch slaagden we erin om de was op tijd klaar te hebben,” vertelt hij trots. In 1975 trouwde Gerrit Altena met Trijntje Timmers (1953). Zij gingen toen in Gramsbergen wonen. Het echtpaar kreeg drie dochters, van wie de tweede, Anneriet (1983) eveneens in de wasserij ging werken. Elske (1978) en Jorien (1985) kozen voor een ander beroep. Maar toen was het gezin al verhuisd naar het Springendal. Dat was in 1983 gebeurd. Eerst op nummer 9 het houten huisje dat op de plek stond, waar nu de grote parkeerplaats ligt, dichtbij de grote boom, en later op nummer 7, het huis waar het echtpaar Cramer had gewoond. “Een mooier plekje bestaat niet,” zegt Gerrit. “En bovendien heb ik het oog op de wasserij.”

Gerrit werd in 1951 in Kloosterhaar geboren en had vanaf zijn vroegste jeugd last van astmatische aanvallen. Dat was niet bevorderlijk voor zijn prestaties op de school, “maar ik moet ook eerlijk zeggen, dat ik niet voor studie in de wieg ben gelegd,” vertelt hij eerlijk. Na enkele jaren lagere school ging hij nog een tijdlang naar een school in Ommen, maar ook dat werd geen succes. “Ik was geen student, maar iemand die met de handen wilde werken.” Het was in 1966 dat Jan Dijkkamp, directeur van de Textielreiniging Het Springendal op advies van een werknemer (Henk Engels) bij de familie Altena aanklopte en vroeg of zoon Gerrit bij hem wilde komen werken. Het was ’s avonds om half elf en Gerrit lag al in bed. Zijn moeder haalde hem naar beneden. De zaak was snel beklonken en niet lang daarna werd Gerrit van zijn toenmalige woonplaats Kloosterhaar met een busje opgehaald. “Elke morgen om zeven uur moest ik klaar staan, maar daar gaf ik niets om. Op de wasserij moest ik vanaf het begin allerlei karweitjes

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 19

Inzet Jan Dijkkamp “Ik had vanaf de eerste dag in de gaten dat Jan Dijkkamp dan wel directeur was, maar zich daar niet op liet voorstaan. Waar dat nodig was, sprong hij bij.” Gerrit Altena denkt met plezier en oprecht ontzag terug aan zijn toenmalige directeur, die hij overigens met Jan moest aanspreken. “Hij heeft mij alle kneepjes van het vak bijgebracht door samen alle karweitjes te verrichten. Of dat nu het repareren van een machine, het vouwen van wasgoed of het mangelen was. Op deze wijze heb

Linksonder de foto met het voltallige personeel, van zowel Ootmarsum als Vroomshoop Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:06:54


108

ik de wasserij leren kennen.” Daar kwam nog bij dat Jan Dijkkamp enkele van zijn personeelsleden cursussen liet volgen. Behalve Gerrit Altena gingen ook Bert Molendijk en Koert Geerts daar naar toe. “Was niet gemakkelijk, maar ik heb er toch wel wat van opgestoken. Ron, de zoon van Jan nam dat later over en wilde ook dat we die cursussen volgden.” Als Gerrit over zijn toenmalige direc-teur begint, raakt hij niet uitgepraat en de loftuitingen komen spontaan en gemeend. “Hij was weliswaar soms streng voor het personeel, maar uiterst rechtvaardig. Omdat hij ook hard voor zichzelf was, kon je zijn houding ook aanvaarden. Al klonk een bepaalde opdracht of opmerking wel eens ondiplomatiek.” Als Jan ja zei, dan bleef dat zo, daar kon je op rekenen. Hijzelf en zijn gezin kwamen vaak op de tweede plaats. Zo woonde hij met Annie zijn vrouw en kinderen de eerste jaren in het kleine boerderijtje vlak bij de wasserij. Het tochtte er en bij een regenbui moest je op sommige plaatsen een bakje neerzetten. “Hij verbeeldde zich niets en deed in de wasserij vaak hetzelfde werk als het personeel. Als de werkneemsters wel eens te langzaam werkten, was hij niet te beroerd om eens even voor te doen, hoe het ook kon, hoe het móést.” En juist die houding werd door het personeel op prijs gesteld. Gerrit Altena betrekt in zijn beschrijving ook Annie Dijkkamp, de echtgenote van Jan. “Zij werkte volop mee. Haar afdeling

was de stomerij. Dat was haar koninkrijk,” beschrijft Gerrit. Het komt erop neer, dat zowel Jan als Annie Dijkkamp keihard voor de wasserij hebben gewerkt, vaak dag en nacht. Opa en oma Dijkkamp Dat gold overigens ook voor de moeder van Jan, die eveneens vaak in de wasserij te vinden was. Aan oma Dijkkamp (1923-2003) heeft Gerrit alleen maar goede herinneringen. “Zij was een lieve vrouw, had veel aandacht voor het personeel en hielp in de wasserij, als dat nodig was.” Gerrit werkte nog maar pas in de wasserij of hij moest al overwerken, omdat een onverwacht grote hoeveelheid wasgoed was binnengekomen. Dat overwerken gebeurde in de tijd dat kleinere bedrijven het wasgoed brachten, zoals Huiskes uit Wierden. Deze had in en rond Wierden het wasgoed, zoals overalls ingezameld, bracht het op vrijdag met de boodschap dat het maandag terug moest zijn. Overwerken was de enige manier om zo’n klant tevreden te houden. Dat overwerken gebeurde vaak op de vrijdag, maar dan kwam ook oma Dijkkamp om te helpen. Halverwege ging ze dan naar huis en kwam dan terug met bami, nasi, patat of kippenpootjes. Overwerken was daardoor ineens geen belasting meer. Het was dan echter wel vaak na middernacht dat Gerrit thuis kwam. “Opa Dijkkamp (1924-1999) had dat niet zo, maar ik weet nog wel, dat hij het plaatsen van andere machines goed in de vingers had. Daar mankeerde dan niets aan.” Opa Dijkkamp was veel minder in de wasserij te vinden. Als alles naar wens draaide, was hij tevreden. Dan had hij weer tijd voor zijn hobby’s. Daartoe behoorde onder meer het houden van dieren. Hij had een enorme volière met veel vogels, een wei met reeën, een grote vijver waarin ganzen zwommen en een weiland voor pony’s.

Oma Dijkkamp

deel 3 h22-h27.indd 20

Ineens schiet Gerrit te binnen, dat er ook een periode was waarin het wasgoed werd gebleekt. Het werd dan na het wassen op een nabijgelegen weiland uitgespreid, waarna de zon het bleekwerk moest doen. Het werd met tussenpozen besprenkeld met water om het bleekproces te bevorderen. Hij kan het weilandje waar het wasgoed lag uitgespreid nog aanwijzen. Dat bleken gebeurde veelvuldig in de tijd dat

22-04-2011 09:06:56


109

G.W. Cramer nog eigenaar van de wasserij was. En onder het personeel was bekend, dat wanneer het plotseling begon te regenen, iedereen naar buiten rende, inclusief de familie Cramer om het wasgoed dat lag te bleken, naar binnen te halen. Gebeurtenissen Als je lang bij eenzelfde directeur werkt en daarbij tevens op vertrouwelijke voet met elkaar staat, doen zich wel eens gebeurtenissen voor, waar je met genoegen aan terugdenkt. Gerrit Altena kan er smakelijk over vertellen. Hoewel Jan Dijkkamp heel veel tijd aan de wasserij besteedde, nam hij ook wel eens tijd voor een uitje. Zo ging hij vrijdags na het werk wel eens naar café De Grens om daar met een stel mensen te gaan kaarten. De naam ‘Bommetje’ (Ben Olde Meule) duikt dan op als een van de vaste kaarters. Het liep soms uit. Jan deed om zo te zeggen de cafédeur dicht. Eens moest er een vrachtwagen vol wasgoed worden gehaald van een of andere legerplaats: Kampen, Weesp of ’t Harde. “Jan had geen rijbewijs voor een vrachtwagen, maar kroop toch achter het stuur. Ik zat naast hem en op de plaats aangekomen, werd de vrachtwagen letterlijk volgepropt en daarmee reed Jan dan terug. Het is altijd goed gegaan.” Ook net op het kantje verliep een rijtoer in de pas gekochte Simca sportwagen. Hij bood Gerrit en Kurt Geerts een ritje aan. Even buiten Vasse trapte Jan op het pedaal en met een snelheid van tegen de 200 km per uur vlogen we over de weg. Ineens verscheen een vrachtwagen uit een zijweggetje. Slechts door hard te remmen en snel bij te sturen, wist Jan een botsing te voorkomen. Het was daarna wel wat stilletjes in de auto. Het zal bekend zijn dat de Ootmarsumse volleybalvereniging Set Up 65 geruime tijd Textielreiniging Het Springendal als hoofdsponsor had. Het bleef daarbij niet alleen bij een jaarlijkse financiële injectie. Jan Dijkkamp wilde ook daadwerkelijk de verrichtingen van de club volgen. Het ging daarbij met name om het eerste damesteam, dat naar veraf gelegen plaatsen moest, zoals Apeldoorn en Amstelveen. “Ik reed het busje en Jan ging met zijn auto mee. We kwamen soms midden in de nacht terug.”

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 21

Verlies De strijd die Jan Dijkkamp moest voeren om de noodzakelijke uitbreiding te kunnen realiseren, roept bij Gerrit niet de mooiste herinneringen op. Jan moest volgens mij teveel energie steken in vergaderingen, opmaken van rapporten en een schier eindeloze briefwisseling met gemeente en het waterschap. “De gemeente wilde ons daar liever kwijt,” zegt Gerrit. Misschien niet zo verwonderlijk, want waar komt zo’n klein ‘industrieterrein’ in zo’n kwetsbaar natuurgebied voor? Maar Jan Dijkkamp wilde natuurlijk zijn bedrijf handhaven en uitbreiden. Ongeveer 23 jaar heeft het geduurd voordat de toestemming kwam. Jan Dijkkamp heeft zich persoonlijk veel beziggehouden met zaken die het milieu aangingen en die energiebesparend werkten. “Ik heb er veel respect voor. Hij dacht het allemaal zelf uit.” Gelukkig is alles nu met het Waterschap en de gemeente in kannen en kruiken,” verzucht Gerrit. Het was een slag voor het bedrijf, maar vooral voor het gezin, toen Annie Dijkkamp (1943-2003) overleed.Volgens Gerrit kon Jan dat verlies erg moeilijk verwerken. Ook het plotselinge overlijden van Jan Dijkkamp ruim een jaar nadat zijn vrouw Annie was overleden, staat voor altijd in het geheugen van Gerrit gegrift. Hij was

”Een mooier plekje is er niet”, zegt Gerrit over zijn woning met omgeving Een felicitatie van directeur Jan Dijkkamp bij gelegenheid van het 35-jarig dienstverband

Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:07:02


110

Voor Gerrit Altena heeft de wasserij geen geheimen. Hij weet op voortreffelijke wijze een rondleiding te verzorgen

het die ontdekte dat Jan een hartaanval had gehad. “Maar het tekent de Dijkkamps, dat ze de draad weer konden oppakken. Ik heb respect voor Ron Dijkkamp, de zoon van Jan en voor zijn vrouw Ellen, die deze wasserij hebben uitgebouwd tot wat deze nu is.” Het is niet zo verwonderlijk dat Gerrit Altena met een ruim veertigjarig dienstverband zo’n sterke band met de familie Dijkkamp en de wasserij heeft. Gerrit Altena heeft drie generaties Dijkkamp meegemaakt en heeft de familieleden afzonderlijk goed leren kennen en waarderen. Als hij een korte samenvatting moet maken, dan ziet hij veel karaktertrekken van oma Dijkkamp terug in Jan en Ron. Haar interesse voor het personeel hebben Jan en Ron overgenomen. “En voor het bedrijf is deze houding goed.” Daarnaast heeft Jan het technisch inzicht dat bij zijn vader al aanwezig was, weten te ontwikkelen. Hierdoor wist hij te bereiken dat Textielreiniging Het Springendal onder andere aan de strenge milieueisen voldeed. Ron verenigt beide eigenschappen in zich, zou je kunnen zeggen. Hij heeft organisatorisch het bedrijf goed op de rails staan, weet het personeel te motiveren, maar kan bovendien met de machinerieën overweg. “Toen we Poolse meisjes in dienst namen, zag ik daar tegenop. Ik ken hun taal niet en hoe kan ik hen dan iets uitleggen?” zei hij tegen Ron. Diens antwoord was kort en duidelijk: “Jij worstelt je altijd overal doorheen, dat zal nu ook wel lukken.” Ron kreeg gelijk. Gerrit redt zich er uitstekend mee! Een goed voorbeeld van iemand het vertrouwen en de verantwoording geven. Dat Gerrit Altena zelf in dit alles een belangrijke rol speelt, het bedrijf tot op z’n duimpje kent en een goede verstandhouding met de medewerkers op de werkvloer heeft opgebouwd, is tijdens het gesprek, maar ook tijdens de rondleidingen goed te merken en dat mag ook best worden gezegd.

deel 3 h22-h27.indd 22

Gerrie en Roos twee trouwe personeelsleden “Wij blijven tot aan ons pensioen in de wasserij” Zij horen, zeggen ze zelf, tot het vaste meubilair van Textielreiniging Het Springendal en zijn van plan er tot hun pensio-nering te blijven. Gerrie van der Veen (1961) en Roos Ensink-Weerink (1959) antwoorden beiden heel beslist als hen wordt gevraagd of ze er wel eens over denken van baan te veranderen. Ze zijn als het ware met de wasserij vergroeid.Van medewerksters die respectievelijk 33 jaar (Gerrie) en 34 jaar (Roos) bij Het Springendal werkzaam zijn mag dat dan ook gerust worden gezegd. Het is een hecht tweetal van wie ook de eerste levensjaren een opvallende gelijkenis vertonen. Na de lagere school bezochten beiden de huishoudschool, maar de wil om geld te verdienen hield in dat van doorleren geen sprake was. Het blijkt dat het geld absoluut niet aan kleding, luxe dingetjes of anderszins werd besteed, maar dat het op de ouderwetse manier werd gespaard. Gerrie werd in Brucht, een gehucht in de gemeente Hardenberg geboren en Roos in Mander onder de rook van Vasse. Gerrie leerde de wasserij kennen, toen zij als vakantiehulp met haar zus meeging. Deze was toen ook al bij Het Springendal werkzaam. “Ik besloot in 1978 voor vast naar Het Springendal te gaan. Ik zou aan de baas Jan Dijkkamp worden voorgesteld. Ik dacht dat zal wel zo’n oud ‘kearltie’ wèèn, maar die baas bleek een aardige jongeman te zijn. Ik ben er gaan werken en heb daar tot op heden geen spijt van gehad.” Roos nam in haar wens om na de school geld te verdienen, allerlei klusjes aan. Dat werken varieerde van het helpen op een boerderij en kranten bezorgen tot kegels opzetten bij Café Nijhuis en brood rondbrengen voor haar vader die bakker was. “Jan Dijkkamp kwam eens bij ons wasgoed ophalen en vroeg toen of ik er iets voor voelde bij hem te komen werken. Ik voelde er eerst niet veel voor en zelfs toen ik daar eenmaal aan het werk was, was het niet zeker dat ik zou blijven,” vertelt Roos. “Maar in de loop der tijd groeide ik erin, je leerde de collega’s kennen en het werd echt gezellig. Nu ga ik niet vóór mijn pensioen weg.” Beiden praten vol lof over de directeur Jan Dijkkamp, die volgens hen veel te vroeg is gestorven. Gerrie: “Hij kwam vaak op de werkvloer, controleerde het werk en gaf regelmatig

22-04-2011 09:07:06


111

complimen-ten. Ieder mens is daar gevoelig voor.” Hij zou ook nooit komen met de boodschap: “Jullie moeten vanavond overwerken.” Hij kwam het gewoon vragen en verplichtte de meisjes niet. “Op zo’n manier laat je je baas toch niet zitten,” klinkt het als vanzelfsprekend. Roos: “Ik was er echt kapot van toen Jan Dijkkamp was overleden. Alle personeelsleden zijn toen naar de begrafenis geweest. Het werk bleef liggen, maar werd daarna door ’s avonds wat langer door te gaan toch afgemaakt. Dat was ook zo toen zijn vrouw Annie en dochter Ellen stierven. Dat deed je toch wel iets.” Roos beaamt dat Jan gek was met zijn personeel. Te lang werken was er niet bij. Dan moest een klant maar even wachten. “De eerste tijd miste ik gewoon de geur van zijn sigaartjes die hij rookte,” voegt Roos er nog aan toe.Voor beiden gold dat ze aanvankelijk aan de lange werktijden moesten wennen. ’s Morgens van acht tot ’s middags vijf uur en ook nog vaak overwerken en op zaterdag. Later veranderden de werktijden. Nu werken ze van ’s morgens half acht tot ‘s middags half vijf. Ze worden met de personeelsbusjes van Het Springendal gehaald en gebracht. Opvallend is ook dat ze beiden begonnen aan de vouwtafel. Het vouwen van het zogeheten kleingoed was hun werk. Maar daarna werkten ze in feite een tijdlang bij elke machine in de hele wasserij, waardoor het reinigingsproces geen geheimen voor hen heeft. Ze leerden omgaan met de verschillende machines. Maar het eindpunt was voor beiden: de vouwtafel. “En daar komt nu geen verandering meer in,” zeggen ze beslist. Omdat ze de nodige ervaring hebben en ook ouder zijn dan de andere personeelsleden, springen ze wel eens bij als iemand bij een machine niet verder kan. “We helpen ze dan weer op weg. Op deze manier hebben Gerrie en Roos, een bepaalde vertrouwenspositie binnen het bedrijf gekregen, ook al zeggen ze dat niet met zoveel woorden. Gerrie gaat wel eens naar een meisje toe om aan te dringen op iets netter te werken. “Ie könt toch wa netties werken,” zegt ze dan met haar specifieke dialect. De manier waarop ze de meisjes dan aanspoort, komt niets bazig over. Ze accepteren haar advies. De eerste jaren moesten de meisjes in een veel te kleine ruimte werken. Er was toen nog niet zoveel personeel, maar

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 23

toch was de werkplek eigenlijk te klein. Een tafel waaraan nu één meisje werkt, moest destijds met z’n vieren worden gedeeld. “Je kwam daarentegen wel vaak tot leuke gesprekken.” Het werk was in die eerste jaren ook veel zwaarder en als voorbeeld wordt het werk aan de mangel aangehaald. “Er was vaak mankracht voor nodig om het wasgoed eruit te trekken,” beschrijft Gerrie. “Het hele wasproces duurde vroeger ook veel langer.Vrijwel alles gebeurde met de hand, vooral toen we nog de legerwas moesten doen.” Een als dan de ketel eens stuk was, lag alles plat. Verbouwing en uitbreiding Gerrie en Roos hebben de verbouwingen in en de uitbreidingen van de wasserij meegemaakt. Ze hebben het bedrijf zien groeien tot wat het nu is. Die uitbreiding had op zich ook zijn schaduwkanten. De machines op het Springendal stonden vorig jaar 2010 van januari tot en met april stil en het personeel moest voor alle werkzaamheden naar Vroomshoop, waar de tweede vestiging van Het Springendal staat. “Overdag konden we daar natuurlijk niet terecht. We werkten toen in een soort ploegendienst. De ene week had je dagdienst, maar er waren ook avond- en zelfs nachtdiensten.” Natuurlijk draaiden ze in die diensten mee, maar toen in Ootmarsum weer alles op z’n plaats stond, slaakte het personeel een zucht van verlichting. Ze hebben er beiden aan moeten wennen dat er personeel afkomstig uit Polen werd aangenomen. Niet om de personen. Maar even met elkaar praten of iets tegen elkaar zeggen, is met hen niet mogelijk. “Ik kan geen Pools en zij geen Nederlands,”

Gerrie en Roos zijn binnen de wasserij een onafscheidelijk duo. De vouwtafel is hun domein

Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:07:09


112

vat Roos samen. “Je moet vaak met handen en voeten en een Duits woordje duidelijk maken wat je bedoelt en hoe een bepaalde machine bediend moet worden, “ weet Gerrie. Tijdens de pauze in de kantine gaan de Poolse meisjes natuurlijk bij elkaar zitten, maar dat doet ook het Nederlandse personeel. En als de werkdag erop zit, worden de Poolse vrouwen naar hun verblijfplaats, zoals in Getelo en Nordhorn gebracht. “Vaak blijven de Poolse getrouwde vrouwen zes weken werken. Ze gaan dan zes weken weer naar huis en worden dan door een andere ploeg afgelost die dan ook zes weken blijft. Het gaat die mensen gewoon om het geld. Daar is overigens niets mis mee. Een van de vrouwen had eens verteld, dat ze met het loon dat ze hier verdiende, in Polen drie keer zoveel kon kopen als in Nederland.” Leiding Over de huidige directie hebben beide dames een positieve mening. “Ron is een aardige jongen. Als kleine jongen kwam hij al in de wasserij en daar heb ik hem nog aangeleerd hoe hij handdoeken moest vouwen,” vertelt Gerrie. “Hij houdt ook van een lolletje en komt in de pauze regelmatig even aan als we in de kantine zitten,” zegt Roos. Hij en Steven Luttikhuis hebben dan wel de leiding, maar als er bepaalde beslissingen die het personeel aangaan, moeten worden genomen, is er overleg tussen directeuren en personeel. Een bewijs daarvan is de aanschaf van werkkleding. In november 2010 kreeg het personeel werkkleding. Een witte jas en broek die zijn afgezet met oranje en blauw. Sylvia Wessels en Gerrie werd om advies gevraagd. “Wij gingen met de directie naar Vroomshoop, waar diverse soorten werkkleding hingen. Wij mochten zeggen welke broek en welk jassie wij het mooist vonden. Uiteindelijk waren wij en de meisjes in Vroomshoop het over deze kleding eens,” beschrijft ze. Niet lang daarna werd een staatsiefoto van het personeel gemaakt … in de nieuwe kleding. Na het gesprek gaan Gerrie en Roos weer naar hun ‘werkplek’. Gezellig pratend en lachend. Maar hun werk wordt daarbij geen moment onderbroken. Koert Geerts afdelingschef “Ik heb het mooiste werk van de hele wasserij,” zegt Koert Geerts, chef van de afdeling stomen. Hij houdt van dit werk,

deel 3 h22-h27.indd 24

dat hij tot in de finesses kent. Hij beschrijft de behandeling die het wasgoed ondergaat vanaf het moment dat het de wasserij binnenkomt tot het geheel gereinigd het bedrijf verlaat. Koert vertelt bovendien waaròm het goed die behandelingen ondergaat. Een waardevolle vakman voor het bedrijf, maar bovendien een leermeester voor nieuwe collega’s. Koert Geerts werd op 19 februari 1955 in Bruinehaar geboren, ging na de lagere school nog twee jaar naar de lts, maar hield het daar toen ook voor gezien. “Ik had de pest aan leren,” klinkt het onomwonden om eraan toe te voegen: “Ik heb mijn kinderen op het hart gedrukt dat ze per se moesten studeren. Toen mijn vader mij vroeger die raad gaf, gaf ik daar geen gehoor aan. Mijn kinderen waren verstandiger en hebben beiden een studie wèl afgemaakt.” Vader was toentertijd kort in zijn reactie. “Als je niet wilt studeren, moet je maar werk zoeken.” Koert ging eerst werken in de weverij van Jansen & Tilanus, maar toen dat bedrijf de malaise in de textielindustrie niet overleefde, stond hij weer op straat. Twee nichtjes haalden Koert daarna over om met hen mee te gaan naar de Wasserij Het Springendal van Dijkkamp. De meisjes verdienden er een beloning mee en Koert had weer werk. Hij was toen 15 jaar. Na een korte uitleg werd hij bij een wasmachine neergezet en hij is nooit meer bij Het Springendal weggegaan. “Ik maakte daar behalve met directeur Roelof ook kennis met zijn zoon Jan Dijkkamp. Hij behartigde de personeelszaken.” Koert beschrijft hoe alles in die jaren nog handmatig gebeurde. “Je stopte het wasgoed in de wasmachine en je moest het er na een bepaalde tijd weer uithalen. Het wasgoed was dan nog kletsnat en het gevolg was dat je zelf na verloop van tijd tot op je vel nat was.” Het wasgoed werd vervolgens in een bak gestopt en daarna met bak en al in de centrifuge gezet, waar het gedroogd werd. “Ik stond daar samen met Gerrit Altena, ook zo’n oude rot in het vak.” Na een paar maanden had Jan Dijkkamp iemand nodig in de stomerij, een afdeling die opgezet was door Roelof Dijkkamp en zijn schoondochter Annie Dijkkamp-Zwak. De stomerij liep toen goed in een tijd, waarin de mensen hun wasgoed niet chemisch konden reinigen. “Annie zorgde ervoor dat ik de kneepjes van het vak leerde. Een buitengewoon aardige vrouw van wie ik veel heb geleerd.”

22-04-2011 09:07:09


113

Particulieren In de stomerij kwam het wasgoed van particulieren. Zij brachten het in hun dorp of stad naar een filiaal en deze zorgde ervoor dat het bij Het Springendal kwam. Koert kan zich nog herinneren dat er een filiaal was in Haaksbergen, Goor, Hengelo, Markelo, Tubbergen en Hasselo. “We werkten in een ‘hokje’ van vijf bij vijf meter en daar stonden: de chemisch reinigingsmachine, een pers, een strijktafel, een stoompop en een rol, waar verpakkingsmateriaal werd afgescheurd.” Het werk was tussen Annie en Koert verdeeld, waarbij Annie zich over de jurken, rokken, blouses en zelfs regenjassen ontfermde en Koert de pantalons kreeg toebedeeld. Het chemisch reinigen was een secuur werk. In tegenstelling tot het ‘gewone’ wassen, kwam er in de stomerij geen water aan te pas. Het wasgoed in de wasmachine werd met een chemische vloeistof gereinigd. Later gebeurde het volgens een gesloten systeem, dus wassen, drogen en centrifugeren achter elkaar. Pas dan kwam het weer uit de reiniger. Op die wijze kwam het personeel vrijwel niet in aanraking met de chemische vloeistof.

maar na feesten als Pasen en Kerstmis en dan eigenlijk in te grote hoeveelheden.Voor de rest van het jaar is die afdeling nauwelijks rendabel.” Langzamerhand werd het wasgoed van de filiaaltjes afgebouwd en stuurde Jan aan op zorginstellingen. Dat dit werkte, was al spoedig aan de omzetten te zien. Op een vraag of het moeilijk was om wasgoed op de juiste wijze te scheiden in wasbare en niet-wasbare kleding antwoordt Koert: “Allereerst speelt de ervaring een grote rol. Bovendien zit er in elk kledingstuk het wettelijk verplichte etiket met daarop een vijftal symbolen die wijzen op de verantwoorde aanpak,” legt hij uit. Met het inwerken van nieuwe collega’s heeft Koert geen enkele moeite, ook niet als het Poolse vrouwen zijn. “Sommigen spreken vrij goed Duits en daar kan ik mee praten. Anderen spreken Engels en daar red ik me onderhand ook wel mee. En als het uiteindelijk nog niet lukt, gebruik ik de gebarentaal,” vertelt hij. Vorig jaar april was Koert Geerts 40 jaar in dienst bij Het

Koert Geerts, chef van de afdeling stomerij, “Een mooiere functie is er niet”

Visie Jan Dijkkamp wist na enige tijd wat voor vlees hij met Koert Geerts in de kuip had en riep hem op zekere dag bij zich. “Als je hier verder wilt gaan, dan zul je moeten studeren. Wij zijn namelijk verplicht om gediplomeerde medewerkers in dienst te hebben.” Koert weet nog precies wat hij op dat moment dacht: ‘Doar begint dee ellende wear.’ Maar hij volgde het advies van Jan Dijkkamp op en behaalde diploma’s op het gebied van kennis van textielwaren, detacheren (hardnekkige vlekken verwijderen) en management. Koert Geerts praat vol lof over de werkwijze van Jan Dijkkamp. “Die man had een toekomstvisie en wist daar naar toe te werken. Hij zag dat het primitieve gedoe met gevlochten wasmanden, blikken theekistjes (waar je je vingers geregeld aan sneed) en met de enorme waszakken, waarmee je liep te zeulen. Jan voerde verrijdbare containers in.” Hij vertrouwde Koert eens toe dat hij af wilde van het particuliere wasgoed. “We krijgen dat goed eigenlijk alleen

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 25

Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:07:12


114

Springendal. Ter gelegenheid daarvan werd hem een groot feest aangeboden. Andere jubilea die de directie niet onopgemerkt voorbij liet gaan, waren het 12 ½ -, het 25- en het 35-jarig dienstverband. Het komt erop neer dat Koert geen enkele reden had om naar een andere baan uit te zien. De huidige directeur, Ron zet volgens Koert het beleid voort zoals zijn vader: heel betrokken en vol overgave. “Grappig is dat ik Ron heb leren kennen toen hij nog in de box stond. Die box was een kar voor de witte was. “Als hij me in de weg stond, schoof ik hem gewoon aan de kant. Dat zal nu niet meer zo gemakkelijk gaan,” lacht Koert.

Controle van het wasgoed

Aan het eind van het gesprek vertelt hij nog een grappig voorval, dat hij met Annie Dijkkamp meemaakte. Op een keer was een gordijn tijdens het stoomproces enorm gekrompen. Annie zei: “Laten we eens proberen of we het gordijn weer in de oorspronkelijke lengte kunnen trekken.” Zij aan de ene en ik aan de andere kant. “Het ging aanvankelijk goed, maar de laatste centimeters werd het steeds moeilijker. Wij trokken, hoorden een scheurend geluid en stonden elk

met een halve gordijn in onze handen. Ik voelde me rot, maar bij Annie liepen de tranen van het lachen over de wangen.” Jan Steghuis troubleshooter “Van af de eerste klas van de mavo tot nu toe zijn Ron en ik vrienden van elkaar. Deze ontstond toen Ron tijdens een gymles zijn been brak en ik hem naar huis bracht,” zegt Jan Steghuis (1967). “Zijn moeder zei tegen hem: je moet je niet aanstellen en Ron ging daarna bij mij op de fiets weer naar school terug,” vertelt Jan verder. Toen echter de pijn bleef aanhouden ging Ron alsnog naar het ziekenhuis en daar werd inderdaad geconstateerd dat zijn been gebroken was. “Ik heb samen met Ron jarenlang in alle jeugdteams van KOSC gevoetbald en in de vakanties kreeg ik een baantje bij zijn vader in de wasserij. Vaak gingen we ook vrijdagsavonds samen op een bromfiets naar Tijs in Lattrop. De ene week moest ik rijden en de volgende week was het Ron zijn beurt. Op een keer ben ik op de terugweg tegen een schrikhek aangereden en van de bromfiets gedonderd. Ik had mijn jas kapot en de arm bloedde nogal. Hiermee durfde ik niet thuis te komen en daarom kroop ik bij de familie Dijkkamp in bed. De moeder van Ron zag de bebloede lakens en heeft mij toen verbonden.” Dat geeft nog weer eens aan dat Jan een goede bekende was van de familie Dijkkamp. Jan heeft na de mavo de Horecaopleiding gevolgd, maar daar nooit iets mee gedaan. Hij heeft nog een jaar in militaire dienst gezeten, maar toen slaagde Jan Dijkkamp erin om hem vervroegd vrij te krijgen door hem een belangrijke plek in zijn bedrijf te geven. Ongeveer acht jaar was Jan in de productie werkzaam. Hij kreeg een taak bij de vieze was, bij de schone was en de laatste twee jaar bij de stomerij. Het was Annie Dijkkamp die zorgde dat Jan de fijne kneepjes van de stomerij leerde. Hierdoor kon zij samen met dochter Ellen meer aandacht schenken aan het oprichten en leiden van haar winkel. “Het was een gezellige tijd,” zegt Jan. “Vrijdagsmiddags gingen we na het werk met een groepje naar Café Blom. Jan Dijkkamp hield van hard en serieus werken, maar hield ook van gezellig samen op stap gaan. Als er op het eind van de

deel 3 h22-h27.indd 26

22-04-2011 09:07:20


115

avond afgerekend moest worden dan betaalde Jan dat meestal. Ik heb ook in de vakanties van Jan en Annie Dijkkamp op de twee dobermanns van die kortharige terriers gepast. Ik sliep dan ook bij hen op de villa en voelde me voor veertien dagen de koning te rijk.” In 1995 werd Ron Dijkkamp directeur in Ootmarsum en kreeg Jan een baan als productieleider aangeboden in Vroomshoop bij directeur Rolf Dijkkamp. Jan Steghuis en Bertine Geerdink waren intussen gaan samenwonen en toen in 2005 hun eerste dochter Emily werd geboren, besloot Jan om zijn werk op te zeggen: hij werd huisman, vanwege de baan van Bertine. De vriendschap met Ron bleef bestaan en elkaars verjaardagen werden nooit overgeslagen. “In 2009 vroeg Ron me of ik niet een paar dagen bij hem in het bedrijf, locatie Ootmarsum wilde werken. Thuis hebben we oppas geregeld en ik vond het wel weer prettig om met iets anders bezig te zijn dan met huishoudelijke taken. Ik ben hier de troubleshooter. Alle probleempjes probeer ik zo snel mogelijk op te lossen. Ik controleer bijvoorbeeld de machines en de kwaliteit van het wasgoed.”

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 27

Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:07:34


116

Jan is met zijn jarenlange specifieke ervaring en kennis van de wasserij en stomerij dè aangewezen persoon voor allerlei projecten binnen Het Springendal. Fons te Wierik: “Het Springendal is een modern dynamisch bedrijf ”

Fons te Wierik, accountant “Wasserij Het Springendal is een prachtig, dynamisch bedrijf, dat strak wordt geleid en waar het leveren van kwaliteit de hoogste prioriteit heeft.” Fons te Wierik (64) uit Hengelo weet waarover hij praat, als zijn mening over Textielreinig-

ing Het Springendal wordt gevraagd. Als zelfstandig adviseur heeft hij vanaf eind jaren zestig van de twintigste eeuw Het Springendal meegemaakt. Eerst in loondienst bij een voormalig accountantskantoor en sedert 1987 als zelfstandig accountant en financieel adviseur. Natuurlijk is het zakelijk begeleiden belangrijk, maar als je zoveel jaren bij een bedrijf over de vloer komt en de mensen hebt leren kennen, spelen ook andere motieven mee. “Ook al ben je extern werkzaam en ongebonden,” vertelt hij in zijn nieuwe kantoorruimte die hem wekelijks ter beschikking staat ter uitvoering van zijn controlerende opdracht en adviseurschap. Fons te Wierik heeft zo de ups en downs van Het Springendal in de loop der jaren meegemaakt. “Verder hierover uit te weiden is onnodig, maar er mag best worden vermeld dat Het Springendal ook moeilijke tijden heeft gekend. Het waren daarbij niet uitsluitend zakelijke obstakels die opgelost moesten worden,” zegt hij. Zakelijk “Ik heb ook de mooie momenten meegemaakt die zich voordeden en vele daarvan kon ik me nog goed herinneren. Heden is het inschrijven op openbare aanbestedingen een regelmatige en spannende aangelegenheid. Haal je een contract binnen of wordt het een collega gegund? In een ietwat andere vorm speelde dit reeds in de jaren zeventig. Zo herinner ik mij, hoe Het Springendal inschreef op een contract met het ministerie van Defensie. Bij het leger worden verschillende kazernes ondergebracht in zogeheten kavels. Een kavel kan de omvang hebben van één of meerdere provincies, afhankelijk van het aantal kazernes en de ligging daarvan. Als zo’n kavel zich dan ook nog uitstrekt tot op de Waddeneilanden, dan komt daar zoveel logistieke en kostenproblematiek bij kijken, dat het

deel 3 h22-h27.indd 28

22-04-2011 09:07:55


117

voordeliger is om een dergelijke opdracht te laten lopen.” Hij noemt zijn relatie met de Dijkkamps goed, al kom je wel eens in de war met al die bijna dezelfde voornamen. Roelof, Rolf, Ron. Altijd even nadenken welke R. Dijkkamp bedoeld wordt,” zegt Fons lachend. Tijdens het gesprek blijkt dat Fons buitengewoon veel respect heeft voor de veel te vroeg (2005) overleden Jan Dijkkamp, de zoon van Dijkkamp senior, zoals hij Roelof aanduidt. Laatstgenoemde heeft weliswaar de wasserij in 1962 gekocht, doch de verschillende uitbreidingen en verbouwingen tot het huidige nivo zijn met name de verdienste van Jan en diens zoon Ron, de huidige directeur. Vanzelfsprekend dient hierbij te worden vermeld dat de echtgenotes van de drie generaties Dijkkamp altijd volledig hebben meegewerkt en achter de genomen beslissingen van de directie hebben gestaan. Dit aspect blijft onontbeerlijk om een familiebedrijf te kunnen runnen. Strijdbaar Naast de zakelijke problemen waren ook op het persoonlijke vlak in het verleden de nodige strubbelingen. Fons te Wierik trad dan min of meer op als een tegenwoordige mediant, een tussenpersoon die het volste vertrouwen geniet. “Ik heb Jan Dijkkamp altijd gesteund in zijn visie en brainstorming en geadviseerd door te gaan met de uitwerking van plannen. Zijn vooruitziende blik kon ik niet anders dan stimuleren. Jan hield daarbij altijd rekening met het voortbestaan van Het Springendal en de toekomst van zijn personeel.” Te Wierik beschrijft ook de periode, waarin Het Springendal

Personeel Ootmarsum

deel 3 h22-h27.indd 29

vele problemen heeft moeten overwinnen om de wasserij in het buitengebied te kunnen voortzetten. Instanties als gemeente, provincie, het waterschap en de raad van State heeft Jan veelvuldig bezocht en bestreden. De tegenwerking bij het verkrijgen van de diverse benodigde vergunningen heeft Jan overwonnen door strijdlust en doorzettingsvermogen en verbale argumentatie. Jan ontwierp onder andere een eigen zuiveringsinstallatie en energievoorziening. De drang naar onafhankelijkheid en economische overwegingen hebben hierbij immer een belangrijke rol gespeeld. Ook de technische ontwikkelingen zijn aan Het Springendal niet voorbij gegaan. Het werk dat vroeger bijna op handenarbeid leek, werd vervangen door moderne , volledig geautomatiseerde processen en gecompliceerde systemen waarin hoogwaardige technieken tot optimale efficiëntie hebben geleid.

Panoramabeeld van de entree in Ootmarsum

“Diezelfde eigenschappen van Jan heeft ook Ron. Jan nam zijn zoon vroegtijdig op in het bedrijf en merkte dat diens kennis en karakter goed pasten in de structuur en continuïteit van de onderneming. Ook voor Ron heb ik veel respect. Hij heeft evenals zijn vader een vechtersmentaliteit. De zware verantwoordelijkheid voor de Springendal-organisatie is Ron toevertrouwd. Ik hoop van harte dat Het Springendal nog in lengte van jaren kan en mag blijven voortbestaan. Persoonlijk ben ik er trots op dat ik mijn steentje heb kunnen bijdragen aan het huidige Springendal en dankbaar dat ik, gedurende een periode van ruim veertig jaar dit prachtige familiebedrijf van dienst heb mogen zijn.” Hoofdstuk 19

22-04-2011 09:08:00


deel 3 h22-h27.indd 30

22-04-2011 09:08:07


119 Hoofdstuk 20

Wekelijkse schoonmaak Dat in een wasserij de omstandigheden voor het afleveren van een schone was optimaal moeten zijn, spreekt vanzelf. Bij Textielreiniging Het Springendal in Ootmarsum en Vroomshoop wordt daarom alles in het werk gesteld om de was in schone ruimtes te behandelen.

Die werkruimtes worden dan ook zo schoon mogelijk gehouden. Dat gebeurt dagelijks door de vloeren met enige regelmaat aan te vegen. Maar de ‘grote schoonmaak’ wordt op elke zaterdagochtend gehouden.Vanaf acht uur ’s morgens heerst in de wasserij een onwerkelijke rust. Alle machines staan stil en enkele daarvan zijn met doeken afgedekt. Er is dan geen heen en weer geloop van werknemers. Op de zaterdag van acht tot twaalf uur is de schoonmaakploeg heer en meester in de wasserij. Die schoonmaakploeg onder leiding van mevrouw Trijntje

Wekelijkse schoonmaak

deel 3 h22-h27.indd 31

Altena heeft dan, gewapend met bezems, stoffer en blik, zeemlappen, emmers water, dweilen, stofzuigers en ander schoonmaak-materiaal bezit genomen van de wasserij. Alleen de radio zorgt er voor dat er niet in stilte wordt gewerkt. Het is duidelijk merkbaar dat er volgens een vast schema wordt gewerkt, waarbij iedereen een vaste, duidelijk omschreven taak heeft. De vloeren worden schoongeveegd, de stofzuiger, bezem en handstoffer doen hier hun werk, waarna de dweil het laatste restje stof wegneemt. Maar ook de machines worden ontdaan van de opgelopen stofdeeltjes, waarna ze worden afgedekt. De ramen van de wasserij worden gelapt.

Links: Schone wasbuis Onder: absoluut stofvrije vloeren

Hoofdstuk 20

22-04-2011 09:08:19


120

De schoonmaakploeg van Trijntje Altena poseerde op 15 januari 2011 voor de fotograaf

Afhankelijk van de aard van hun werkzaamheden dragen de schoonmakers en schoonmaaksters een beschermend mondkapje en bij bepaalde karweitjes moeten ook handschoenen worden gedragen. Dat geldt zeker ook voor Jesse Bonke, die onder andere de filters van de droogtrommels moet schoonmaken. “Ik ben nu 15 jaar en mag dat werk nu doen.Vorig jaar was ik er nog te jong voor,” En dat bewijst weer eens dat bij Textielreiniging Het Springendal ook deze eisen zorgvuldig worden nageleefd. Vrachtwagens Elke week krijgen ook de oranje vrachtwagens en de personeelsbusjes een schoonmaakbeurt. Stuk voor stuk worden ze met een hogedrukspuit schoon gespoten. Ook krijgt elke vrachtwagen van binnen een schoonmaakbeurt. Af en toe is ‘interne’ controle nodig.

deel 3 h22-h27.indd 32

Rechterpagina rechtsboven: Bij het reinigen van bepaalde machines moeten mondkapjes worden gedragen Linksonder: Jesse Bonke bij het reinigen van de droogtrommels

22-04-2011 09:08:33


121

Wekelijkse schoonmaak

deel 3 h22-h27.indd 33

Hoofdstuk 20

22-04-2011 09:08:57


deel 3 h28-h32.indd 2

22-04-2011 09:14:49


123 Hoofdstuk 21

Herinneringen Het bestaan van 125 jaar, brengt ook fraaie herinneringen met zich mee over oud-medewerkers. Te beginnen met Fennie, hulp in de huishouding en vertrouwenspersoon van zowel de families Cramer als Dijkkamp.

“Ik heette vroeger Fenna, dat was een doodgewone, degelijke naam. Het was mevrouw Cramer die me Fennie noemde.” Fennie Leusman-Bouwman (1943) vertelt haar verhaal over de wasserij, de eigenaars, hun karakters, hun kinderen, gezien door de ogen van iemand die de families Cramer en Dijkkamp jaren heeft gediend en door en door kent. Fennie Leusman-Bouwman Je kunt bij haar niet over hulp in de huishouding meer spreken. De contacten en de onderlinge verstandhouding waren van geheel andere aard. Zij heeft bij beide families een prettige tijd gehad, waarin voldoende gelegenheid was voor plezier en lachpartijen. Maar het was ook een tijd van intens verdriet. Fennie blikt terug en vertelt er openhartig over. Een terugblik, hoewel de ‘periode Dijkkamp’ nog niet is afgesloten. “Bij Ellen en Ron blijf ik zo lang ik het leuk vind. Zoals het er nu uitziet, kan het nog een hele poos duren.”

jaar, de zogeheten assistentenklas heeft ze niet meer gevolgd. “Mijn vader zei tegen me, dat ik maar moest gaan werken net zoals mijn oudere zussen. Dat heb ik ook gedaan en ik heb ook heel veel geleerd als hulp in de huishouding; vooral de eerste vier jaren bij de familie Cramer. Meneer Cramer kwam op zekere dag met de vraag: “Miene vrouw wil wa’n betke hölp hebben. Heb ie nog ’n wicht?” “Mijn vader kon daar wel voor zorgen. Dat wicht was ik. Ik was toen 15 of 16 jaar,” lacht Fennie. De andere dag stond Fenna bij Cramer voor de deur.” Binnen vroeg mevrouw Cramer hoe ik heette. Ik noemde mijn naam, waarop zij antwoordde: ‘Dan noemen we jou vanaf nu Fennie.’ Tegenspraak was niet mogelijk. Ik zou het ook niet hebben gedurfd.” Er werd afgesproken dat ik drie ochtenden zou komen: maandag, woensdag en zaterdag.” Niet lang daarna kreeg ze er nog een paar betrekkingen bij, zodat Fennie vijf dagen in de week bezet was.

Zowel bij de familie Cramer als de familie Dijkkamp meer dan hulp-inde-huishouding. Links de woning van Ron Dijkkamp

Fenna Bouwman werd op 7 mei 1943 aan de Bouwmansweg geboren. Die weg, het verlengde van de Uelserdijk, heeft haar familienaam en ze is daar best trots op. De familie Bouwman was weliswaar buur van de familie Cramer, maar bij de activiteiten die in een Twentse noaberschop vaak in ere worden gehouden, werden de Cramers niet betrokken. Het was geen onwil, maar die band was er gewoon niet. Er was een soort van, wat men noemt standsverschil tussen Cramer en de mensen in de buurt. De Cramers hadden ook in Ootmarsum hun kennissenkring gekozen, zoals de families Kirch,Van der Meer, Joosten en Textor. Kinderen trekken zich van die verhoudingen weinig aan, want Zwaantje, het zusje van Fenna speelde wel met Hanneke Cramer (1945). “Als we naar school gingen, de hervormde school in Ootmarsum, en het weer was slecht, dan vroegen we aan Theo Wilbers of we met zijn waswagen mee mochten rijden.” Verder speelden de meisjes op het terrein van de wasserij. Verstoppertje bijvoorbeeld in de droogschuur waar de coulissen een ideale speelplaats waren. Na de lagere school volgde Fenna de huishoudschool. “Nog in de vroegere sigarenfabriek van Bloemen aan de Westwal en in de Blokhut.” Het derde

Herinneringen

deel 3 h28-h32.indd 3

Hoofdstuk 21

22-04-2011 09:14:55


124

Fennie bekent dat ze geruime tijd met een gevoel van spijt heeft rondgelopen, dat zij niet de kans had gekregen om door te leren. Zelfs toen meester Reinders, het hoofd van de school bij Bouwman thuis kwam en erop aandrong mijn oudere zus naar de ulo te laten gaan, veranderden haar ouders niet van gedachten. “Dat mijn jongste zus Zwaantje die echt vriendin van Hanneke was, later wel samen met haar naar de ulo mocht, was haast vanzelfsprekend.” Ontzag Terugblikkend op die tijd moet Fennie toegeven dat ze wel veel heeft geleerd in huize Cramer.Vooral omgangsvormen die ze bij Bouwman thuis niet kenden, maar die in de ‘hogere kringen’ gebruikelijk waren. “Bij een partijtje of een feestje bij Cramer moest ik de gasten bedienen. Ik kreeg dan een klein schortje voor. Met het dienblad kwam ik dan de kamer binnen, zette de kopjes of glazen op tafel en moest dan achteruitlopend de kamer verlaten. Toen er eens gebakjes werden gegeten, werd er voor mij een in de keuken neergezet. “Ik was daar opgelucht over. Ik zou dat gebak van zenuwachtigheid nooit zonder ongelukken hebben op kunnen eten,” lacht ze nu. In tegenstelling tot mevrouw, was meneer Cramer veel gemakkelijker in de omgang. Hij riep bij bepaalde karweitjes wel eens de hulp van vader Bouwman in. In het voorjaar moest vader hem wel eens een kar mest brengen. Als hij dan later thuis kwam, zei hij met enige voldoening: “Ik heb ’n lekker börrelke had van menear.” “Mear ie hebt ’n mest toch òk wa betaald kregn?” vroeg mijn moeder. Wel wil Fennie gezegd hebben, dat ze mevrouw Cramer heeft leren waarderen en ze ondervond vaak, dat ze het werk van Fennie niet alleen op prijs stelde, maar dat ook toonde en wist te belonen. “Eens gingen ze op vakantie en moest ik hen met de auto naar de trein brengen (ik had al vroeg mijn rijbewijs). Bij terugkeer bracht ze mij altijd een cadeautje mee. Dat was eens een petticoat. Daar kon ik bij mijn vriendinnen mooi mee pronken.” Veel later, de wasserij was inmiddels verkocht en meneer Cramer was overleden, had mevrouw Cramer minder gelegenheid om contacten te leggen. De kinderen waren uit huis en veel van haar kennissen konden ook niet meer zo goed en kwamen veel minder op het Springendal.

deel 3 h28-h32.indd 4

Familie Dijkkamp Eind jaren vijftig, begin jaren zestig van de twintigste eeuw kwam de geruchtenstroom op gang over de ‘verkoop’ van de wasserij. Bij Fennie thuis werd dat bevestigd: Cramer döt ’t van de haand.” Fennie vergeet niet hoe meneer Cramer het haar vertelde met slechts één zin: “Ik heb geen opvolger; het moet.” Niet lang nadat Roelof Dijkkamp de nieuwe eigenaar zich had aangediend, werd Fennie een betrekking bij hen aangeboden. De indrukken die zij van het echtpaar Dijkkamp kreeg, waren dat meneer Dijkkamp een vakman in de wasserij, maar ook een echte charmeur was. Mevrouw Dijkkamp werkte keihard mee in de wasserij. Omdat zij beiden nogal intensief met de wasserij bezig waren, kreeg Fennie de leiding over het huishouden. “Ik kreeg aan het begin van de week een bedrag en daar moest ik het de hele week mee doen. In het begin vond ik dat moeilijk en klopte ik wel eens bij mijn moeder aan. “Hier hes ’n paar wortels en nen siepel, maak doar mear stamppot van,” waren woorden die Fennie nooit zal vergeten. “Soms moest ik met mevrouw Dijkkamp naar het tuincentrum in Tubbergen. Ik stapte dan frank en vrij in de bedrijfswagen. Maar eens kwam ik te dicht bij een TET-bus met als resultaat dat de spiegel van onze wagen eraf vloog en dat de TET-bus een flinke kras kreeg.” De reactie van meneer Dijkkamp was kort: “Ga met onze wagen maar naar jouw vriend Albert en voor de rest zal ik wel zorgen.” Geen kwaad woord over de veroorzaakte schade en daar was ik wel bang voor.” In 1965, vond Fennie het tijd dat ze meer moest verdienen. “Ik kreeg 65 gulden. Meneer Dijkkamp zei tegen me dat ik maar moest proberen om ergens anders meer te verdienen.” Zij vond toen werk op de confectie van Blom aan de Molenstraat in Ootmarsum en verdiende daar meer dan honderd gulden. In die periode (1965) overleed de heer Cramer en Fennie was onaangenaam verrast dat zij geen uitnodiging voor de begrafenis had gekregen. “Vanuit het WC-raampje van de confectie heb ik de stoet zien langskomen. Op die manier was ik er toch even bij.” Met de kinderen Dijkkamp: Jan, Wilma, Sylvia, Sonja, Rolf en Monique kon zij goed overweg. “Vooral met Jan, een leef-

22-04-2011 09:14:57


125

tijdgenoot, die ik als het ware als een broer beschouwde. Hij vertrouwde me veel problemen toe.” Het was niet alleen een betrekking van zes dagen in de week en daarmee af. Er ontstond een hechte band met de familie Dijkkamp. Toch verdween Fennie een tijdlang bij Dijkkamp uit beeld. Dat had te maken met het feit dat ze op de confectie meer kon verdienen. “En als je trouwplannen hebt, heb je nu eenmaal geld nodig.” Terug Het bleek dat Fennie bij de familie Dijkkamp niet was vergeten. In 1976 kwam Jan bij haar of zij twee keer per week op woensdag en zaterdag in de wasserij toiletten en de kantoren wilde schoonmaken. Niet erg lang daarna stelde Jan Dijkkamp haar aan als hoofd van een schoonmaakploeg die wekelijks op elke zaterdag van acht tot twaalf uur het hele bedrijf een grote beurt gaf. “Ik aarzelde, want ik ben niet zo’n leiderstype,”vertelt Fennie. Toch stelde ze een ploeg samen onder wie Bert Molendijk, Dick Steinmeijer, een jongen van Brookhuis (Old Schoeltenboer) en een van Niehof. Fennie heeft tot haar VUT-leeftijd die ploeg geleid, terwijl ze daarnaast ook weer in huize Dijkkamp actief was. Toen bij Annie, de echtgenote van Jan Dijkkamp een ongeneeslijke ziekte was geconstateerd, was het alsof de band tussen

Herinneringen

deel 3 h28-h32.indd 5

de twee vrouwen nóg sterker werd. “We werden eigenlijk onafscheidelijke vriendinnen.Vreugde en verdriet vertrouwden we elkaar toe,” herinnert ze zich geëmotioneerd. In 2003 kreeg Annie die noodlotstijding en nog datzelfde jaar overleed ze.Voordien had Fennie aan Annie beloofd dat ze in het gezin Dijkkamp zou blijven werken.

Fennie en Ellen Dijkkamp zijn de beste vriendinnen

Die belofte is Fennie nagekomen. Jan en de kinderen Ron en Ellen konden op haar blijven rekenen. Zij maakte als het ware deel uit van het gezin. De volgende dramatische gebeurtenis was het plotselinge overlijden van Jan Dijkkamp. Zij kon nog precies beschrijven hoe de ontdekking daarvan met alle drukte er omheen verliep. Nauwelijks drie weken later overleed Ellen Dijkkamp, de enige zus van Ron. Deze kwam als het ware alleen te staan. Geen enkel direct familielid was nog in leven. “Hij vroeg aan mij of ik bij hem wilde blijven als hulp. Ik had immers zijn ouders en grootouders ook gekend.” Fennie past zich goed aan, want met Ellen, de vrouw van Ron klikte het vanaf het begin prima. Ze werkt nu nog minimaal één keer per week bij hen thuis. Het poets- en veegwerk ontaardt vaak in een gesprek met Ellen over van alles en nog wat. De waardering is wederzijds en een mooie basis om de verhouding zo voort te zetten. “En ik blief net zoa lang as ik ’t leuk vind,” besluit Fennie. Hoofdstuk 21

22-04-2011 09:15:02


126

Henk en Annie Weustink voor hun woning aan de Smithuisstraat; rechts woonde het gezin Dijkkamp “We hadden fijne buren aan Jan en Annie”

Henk en Annie Weustink Ze hebben weinig aansporing nodig om over de tijd te praten, waarin Jan, Annie, hun zoon Ron en dochter Ellen Dijkkamp buren waren. Henk en Annie Weustink- Horsthuis wonen aan de Smithuisstraat 51. Jan en Annie Dijkkamp-Zwak woonden op nummer 53.Van ongeveer 1975-1985 waren de echtparen Weustink en Dijkkamp niet alleen buren, maar eveneens goede vrienden. “We waren vaak bij elkaar, konden over allerlei zaken praten en zij hebben nooit laten blijken dat hij directeur en zij de vrouw van een directeur was.” Annie vertelt: “Onze dochter Carmen (1964) is van dezelfde leeftijd als hun dochter Ellen (1964). De meisjes gingen veel met elkaar om.” Diezelfde verhouding bestond er tussen Robin Weustink en Ron Dijkkamp. Henk en Annie raken bijna niet uitgepraat over het echtpaar Dijkkamp-Zwak. Uit hun verhalen blijkt dat er beter van hechte vriendschap gesproken kan worden. “We hadden niet alleen veel plezier met elkaar. Ze vertelden ons ook de problemen die ze hadden,” zeggen Henk en Hannie. “Ze wisten

dat ze hun zorgen aan ons konden toevertrouwen en dat was wederzijds.” Maar ze hebben ook veel gelachen en mooie dingen meegemaakt. “Zoals die tijd, dat Annie last had van haar keel en moeilijk kon praten. We gingen dan samen boodschappen doen. Annie wees me aan wat ze wilde hebben en ik moest dan het woord doen.” Henk vult aan: “Maar we gingen ook samen naar de Koale Karmis. Als we dan toevallig onze kinderen tegenkwamen, gaf Jan ze altijd nog wat extra kermisgeld. De twee echtparen waren ook vaste bezoekers van de Zittingsavonden van het carnaval. “Maar we waren na afloop ook wel eens de laatste die de Schalm verlieten,” lacht Henk. Henk en Annie zijn het erover eens: Als ze samen uitgingen, dan waren Jan en Annie gul voor vrienden en bekenden. “We hebben wel eens tegen elkaar gezegd, dat Jan en Annie die verzetjes nodig hadden. Zij moesten zich soms kunnen uitleven.” Ze vonden het heel bijzonder dat ze bijna elk jaar met Henk en Annie Weustink met Kerstmis naar de nachtmis gingen. Na afloop bleven ze dan nog een tijdje napraten. Dan kwamen er veel onderwerpen aan de orde waarover ze met anderen niet praatten. Wasserij en winkel Wat er ook gebeurde, Jan en Annie bleven zich beiden voor het bedrijf inzetten. Jan voor de wasserij en Annie voor de stomerij. Dat was haar domein. Ze zette zich met hart en ziel in voor dat deel van Het Springendal. Het was een uitdaging voor haar om de reiniging zo volmaakt mogelijk te krijgen. Ze probeerde thuis wel eens nieuwe reinigingsmiddeltjes uit om ze eventueel later in haar stomerij in praktijk te kunnen brengen. “En we mogen haar winkel in Tubbergen niet vergeten. Het was om zo te zeggen haar troetelkind.” Henk Weustink werd wel eens gevraagd om bepaalde klusjes op Het Springendal te doen, zoals tuinwerk. “Ik werkte dan vaak samen met Kuup-Gait,” iemand waar Henk goed mee overweg kon. Mevrouw Ellen Dijkkamp kan zich eveneens herinneren dat Henk op Het Springendal de tuin verzorgde. Voor de jongere generatie waren zij ome Henk en tante Annie,” vertellen Ron en Ellen. Naarmate het gesprek vordert, komen steeds meer herinneringen boven. Hoe Henk samen met Kuup-Gait eens naar Vroomshoop ging om bepaalde spulletjes op te halen. Hoe Jan er niet voor terugschrok om in één ruk heen en weer

deel 3 h28-h32.indd 6

22-04-2011 09:15:08


127

naar een fabriek in Zuid-Duitsland te rijden om noodzakelijke onderdelen voor een machine op te halen. Het bedrijf moest immers blijven draaien.Henk en Annie Weustink zullen het echtpaar en kinderen Dijkkamp altijd in gedachten houden. “Het waren voor ons bijzonder fijne buren.” Sientje Oortmann Aan oud-werkneemster wijlen Sientje of Sina Oortmann heeft Ron mooie herinneringen. In de huidige situatie zou haar gedrag misschien niet worden getolereerd, maar in de tijd waarin Rons grootvader en vader directeur waren, werd het gewoon geaccepteerd en wordt er zelfs met plezier op teruggekeken. Zij was een harde werkster en stond voor honderd procent achter ‘haar’ wasserij. Dat bleek uit haar gedrag binnen de wasserij en haar verrassende uitlatingen. Sientje onderscheidde zich op meerdere manieren van de rest van de medewerksters, maar zeker ook door de manier waarop ze gekleed was. Altijd in het zwart: zwarte jurk en zwarte kousen. In de wasserij kwam daar nog een schort overheen. Op klompen kwam ze altijd ruimschoots vóór werktijd aan. Meestal was ze een half uur van te voren aanwezig. Ze had er dan al een flinke fietstocht opzitten. Binnen gekomen werden haar ‘fietsklompen’ verwisseld voor werkklompen. Sientje had geen vastomlijnde taak, maar was de hele dag druk in de weer. Niet alleen met werken, maar ook met het geven van aansporingen aan medewerkers(sters). Merkwaardig was, dat iedereen dat van Sientje kon hebben en ze gehoorzaamden als ze eens een opdracht van haar kregen. “Al vrij jong hielp ik wel eens in de wasserij en als ik me dan te lang bemoeide met een groep meisjes, waardoor het werk stokte, kreeg ik van Sientje een optater. Ze deed vaak een knoop in een laken en wist me daarmee feilloos te raken,” aldus Ron. Was Sientje binnen de wasserij ‘onderweg’ met een waskar, dan was iedereen wel zo verstandig om haar de weg niet te blokkeren. “Tuut tuut” klonk het dan en vervolgens duwde ze de kar zonder snelheid te minderen voor haar uit. Of er nu een collega of de directeur stond, Sientje nam geen gas terug en dat heeft wel eens enkele pijnlijke hakken en boze gezichten opgeleverd. Het loon werd in die jaren wekelijks in contanten uitbetaald. In van die bruine envelopjes, waarin ook het loonstrookje zat.

Herinneringen

deel 3 h28-h32.indd 7

Hier belastte directeur Jan Dijkkamp zich persoonlijk mee. Zo’n envelop gaf hij ook eens aan Sientje. Het liep tegen de vakantie en daarom zat er natuurlijk bij iedereen vakantiegeld in het ‘loontuutke’. Tot zijn grote verbazing verscheen Sientje even later in het kantoor van de directeur en gooide het loonzakje op het bureau met de woorden: “Doar zit völs te völ in.” Zij meende geen recht te hebben op het bedrag. Het kostte directeur Jan Dijkkamp heel wat moeite om haar ervan te overtuigen dat het wel klopte. “Jij hebt er recht op en ik ben verplicht het uit te betalen,” maakte hij haar duidelijk.

Sientje was geruime tijd een talent bij de de Chr. Gem. Zangvereniging Looft den Heer. Zittend vooraan links naast dirigent A. Baanstra

Hoewel het niet haar taak was, belastte Sientje zich ook af en toe met onderhouds- en schoonmaakklusjes aan machines. Voor een bepaalde machine werd het oplosmiddel PER gebruikt. Perchloorethyleen is een oplosmiddel voor oliën en vetten. “Wij gebruiken het onder andere voor het reinigen van bakkerskleding. Het is een goedje dat je vooral niet moet inademen. Je begint dan verschijnselen van dronkenschap te vertonen. Je wordt compleet high,” legt Ron uit. Ondanks het verbod daarmee te werken, wist Sientje op zekere dag het middel op haar manier te bemachtigen. “Ik möt PER hebbn,” gebood ze en de manier waarop ze haar wens kenbaar maakte, was voldoende. Ze begaf zich in de machine die schoongemaakt moest worden, maar na een paar minuten kwam ze al weer naar buiten. Als een dronkenman stond ze te wiebelen op haar benen en liep ze door de wasserij. Collega’s hebben haar toen naar buiten in de frisse lucht gebracht. Na een paar uur (!) was Sientje weer bij haar positieven. Hoofdstuk 21

22-04-2011 09:15:09


128

Het is tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld dat op de werkvloer de radio aan staat. Naargelang machines meer lawaai maken, wordt ook de volumeknop ingesteld. In de tijd dat Sientje op Het Springendal werkte, werd de radio ook daar ingevoerd. Klonk de muziek te hard naar haar zin, dan zei ze er wel eens van. Eens werd aan haar verzoek dat ding wat zachter te zetten, niet voldaan. Zonder nog iets te zeggen, pakte ze een ladder, klom omhoog en knipte de draden van de radio met een grote schaar een voor een doormidden. Kuup Gait, een vaste verschijning op het terrein van Het Springendal

deel 3 h28-h32.indd 8

Gerard Heerink Als er één familie is die veel over het Springendal kan vertellen is het wel de familie Heerink (Kuper). Zeker drie generaties Heerink woonden aan de Lippertsweg in een klein boer-

derijtje; nu Springendal 7. Ze hadden de boerderij die slechts ruimte bood aan twee koeien, gehuurd van de familie Cramer. Naast het werk op de boerderij hield opa Jans Heerink (18521948) zich bezig met het maken van allerlei soorten kuipen en vandaar dat de volgende generaties met deze bijnaam door het leven gingen.Verder hielp hij de familie Cramer met allerlei soorten werkzaamheden op het landgoed het Springendal en bij de papiermolens.Veel meer weet Gerard Heerink (9 februari1938) aan de Laagsestraat niet over hem te vertellen. Zijn vader, Gait Heerink (1898-1977), werd in deze boerderij geboren en ook hij hielp de familie Cramer met allerlei werkzaamheden. “Mijn vader verrichtte hand- en spandiensten, zoals het onderhoud van de Springendalse beek. Zijn belang-rijkste taak was te zorgen dat er voldoende hout aanwezig was,

22-04-2011 09:15:13


129

waarmee de ketels gestookt werden.Vooral ten tijde van de Eerste Wereldoorlog kon men niet aan steenkool komen en daarom moest alles met hout gestookt worden.” De bomen haalde hij onder andere langs de Mosbeekweg en daar werden later nieuwe beukenbomen geplant. Een aantal van deze bomen is in de zomer van 2010 omgewaaid. Deze waren dus bijna 100 jaar oud. Egbert Toet was de vaste stoker in die tijd, maar stond later ook bij de wasmachines. Hij woonde in de Hobbemahuisjes. Later werd er met houtskool gestookt. Andere buurtbewoners die er werkten waren: Johan Harmsen als stokerbaas en de zusjes Mina en Sina Bouwman. Deze laatsten liepen binnendoor op hun klompen naar de wasserij. De vader van Kuup Gait werkte tot 1940 voor de familie. Kuup Gait liep als kleine jongen altijd al op het landgoed en kende de omgeving precies.Na de ambachtsschool werkte hij op de boerderij aan de Laagsestraat en als hij tijd over had, hielp hij in het hoogseizoen bij de Werktuigenvereniging Ootmarsum. Soms deed Cramer een beroep op hem en dan stond Gait direct klaar. In 1962 kocht Roelof Dijkkamp de wasserij van Cramer en hij, maakte ook graag van zijn diensten gebruik. Toen Jan Dijkkamp zijn vader opvolgde, haalde hij Gait in 1982 over om bij hem in vaste loondienst te komen. Lang hoefde Gait hierover niet na te denken en voor 20 uur in de week sprong hij bij daar waar nodig was. Een van zijn eerste taken was het afbreken van de volière, die Roelof Dijkkamp had laten bouwen. Zijn belangrijkste taak was het onderhoud van de omgeving: de bekende Cramers kolk schoon houden, de waterloop van de Springendalse beek regelen, maar ook helpen met reparaties van machines, boodschappen halen en leidingen helpen aanleggen. Vooral het werk in de buitenlucht beviel Gait uitstekend. Hij voelde zich de koning te rijk als hij in het bos of bij de vijver allerlei werkzaamheden moest verrichten, terwijl de vogels hem fluitend begeleidden. Wat Jan Dijkkamp ook aan Gait vroeg, het was voor hem nooit een probleem. Hij stond altijd klaar en geen werk was hem te veel of te vies. Hij heeft ook goede herinneringen aan Annie, de vrouw van Jan Dijkamp. “Zij waren beiden harde werkers en altijd bereid ook jou te helpen als je daarom vroeg,” zegt Gait. “Het is verschrikkelijk jammer, dat ze zo vroeg zijn overleden en niet hebben kunnen genieten van wat ze hebben opgebouwd.”

Herinneringen

deel 3 h28-h32.indd 9

In het begin woonden Jan en Annie in het oude boerderijtje van mijn voorouders. Dat was een krakkemikkig boerderijtje geworden en stond al een tijdje leeg. Ik heb hen nog geholpen met het repareren van het dak, “ zegt Gait. Omdat Jan en Annie toen geen andere woonruimte konden vinden, hebben ze de eerste jaren van hun huwelijk hier gewoond en hun beide kinderen Ellen en Ron zijn hier geboren. Na enkele jaren kochten ze in de Smithuisstraat in Ootmarsum een huis en hebben ze de boerderij afgebroken. Op de plek van de oude boerderij hebben ze een fraai landhuis laten bouwen. Hun zoon Ron heeft in 2007 het landhuis voor een groot gedeelte afgebroken en er een prachtige villa van gemaakt. Gait heeft de heer en mevrouw Cramer goed gekend. De heer Cramer

Gerard Heerink bij ‘zijn’ beek

Hoofdstuk 21

22-04-2011 09:15:19


130

was ook een echte heer en niemand waagde het hem anders aan te spreken als met “mijnheer Cramer”. Ook mevrouw Cramer was een hartelijke vrouw, maar ze liet wel merken dat ze niet een ‘gewone vrouw’ was. “Ik kon met beiden heel goed overweg,” zegt Gait. “Ik ga nu vrijdagsmiddags regelmatig nog even naar de wasserij. Met Ron Dijkkamp en Steven Luttikhuis en nog een paar anderen, zitten we daar nog gezellig bij elkaar om het werk en het laatste nieuws met elkaar door te nemen onder genot van een pilsje,“ zegt Gait. “Dat vind ik gezellig en dat gaat mij niet gemakkelijk mis. Daar staat ook tegenover dat als Ron mij opbelt en vraagt of ik even kan komen helpen, ik dan ook binnen vijf minuten bij hem ben en het maakt mij niet uit wat ik moet doen.” Dat zegt genoeg over de goede verstandhouding tussen beiden.

“Het werk op het kantoor beviel me goed”

Marietje Kerkhof Jonkman Een van de (oud-)medewerkers van Textielreiniging Het Springendal is Marietje Kerkhof Jonkman. Zij heeft zowel voor Cramer als ook voor diens opvolger Dijkkamp gewerkt. Marietje Kerkhof Jonkman werd in1940 in de Postelhoek geboren op slechts twee kilometer afstand van de wasserij.

In Ootmarsum doorliep ze de lagere school om daarna de ulo in Steenwijkerswold te bezoeken. Daar was ze op de kostschool. “Studeren had niet mijn interesse,” vertelt ze en reeds na één jaar gaf ze de studie op. Ze was vijftien jaar en wilde een baantje. Toevallig hoorde ze dat voor kantoorwerkzaamheden bij Wasserij Cramer, zoals het bedrijf destijds werd genoemd, een meisje werd gezocht. Annie Buijvoets uit Ootmarsum die daar een tijdlang werkzaam was, had voor een ander beroep gekozen. Vader Kerkhof Jonkman ging naar directeur Gerrit Willem Cramer. Diens reactie was kort maar duidelijk: Marietje kon meteen beginnen als administratrice. Vergeleken met tegenwoordig stelde het werk niet zo heel veel voor, maar het vereiste wel veel nauwkeurigheid. “Mijn werk bestond onder meer uit het opmaken en versturen van de rekeningen naar klanten. Maar ook moest ik ervoor zorgen dat het gereinigde wasgoed weer naar de juiste klant werd gezonden.” Het wasgoed werd gemerkt en kreeg een nummer. Elke klant had zijn eigen nummer. Op het laatst wist Marietje precies welk nummer bij welke klant hoorde. Marietje vulde de bonnen in en bracht deze dan naar de inpakafdeling, waar ze aan de juiste zending werden toegevoegd. In die jaren had de wasserij veel particuliere klanten. De chauffeurs moesten daarvoor naar Hengelo, Enschede, Almelo en Oldenzaal en natuurlijk naar Ootmarsum. Het Springendal had destijds één ziekenhuis als klant: het ziekenhuis in Almelo.Voor de rest waren het hoofdzakelijk particuliere klanten. Als iemand een partij wasgoed had, die naar Het Springendal moest, werd een kaartje met de letter S voor het raam gezet. De chauffeur kwam dan aan en haalde het wasgoed op. “Het uitpakken van het vuile wasgoed was beslist geen aangenaam werkje, dat ik gelukkig niet hoefde te doen. Je stond verbaasd over het vaak heel vuile wasgoed. Het uitpakken en sorteren gebeurde nota bene nog zonder handschoenen.” Directeur G.W.Cramer had een meer controlerende taak. Hij kwam op het kantoor, maar liep ook door de wasserij. Opvallend was dat hij zelf het strijken van de boordjes voor zijn rekening nam. Dat vertrouwde hij blijkbaar niemand anders

deel 3 h28-h32.indd 10

22-04-2011 09:15:24


131

toe. “Mannen droegen toen nog overhemden met een los boordje. Dat werd gewassen en gesteven en moest daarna erg secuur worden gestreken,” legt Marietje uit. Zij kijkt met genoegen terug op de periode van vijftien jaar die ze daar heeft gewerkt. Cramer was goed voor zijn personeel. Eén keer per jaar werd een uitstapje gemaakt.Vaak was Duitsland het reisdoel. Toen één dag niet voldoende bleek te zijn, werd besloten een spaarpot aan te leggen om een tweedaagse trip te kunnen maken. “Er werd daarna elke week één gulden van ons loon afgehaald en dat kwam in de spaarpot voor het reisje. Dat was natuurlijk niet genoeg, maar het tekort werd door Cramer aangevuld.” Natuurlijk werd de spaarpot door Marietje beheerd. Zij deed namelijk ook een deel van de financiële administratie. “Als er loon uitbetaald moest worden, moest ik dat geld uit de stad halen. Ik fietste met een tas vol geld over het Springendalse pad. Daar moet je tegenwoordig niet mee aankomen,” lacht ze. Wat merkwaardig is, dat de pers in 1962 weinig aandacht besteedde aan de verkoop van de wasserij aan R. Dijkkamp. G. Cramer ging en R. Dijkkamp kwam. Voor het bedrijf kwam deze wisseling van de wacht op een goed moment. Er moest een vernieuwende aanpak komen. De klantenkring moest worden uitgebreid en het gevolg daarvan was de aanschaf van nieuwe machines. Brand Roelof Dijkkamp (1924-2002) had met zijn wasserij geen gelukkige start. Rond Pasen 1962 legde een brand een groot deel van het bedrijf in de as. “Ik was net op weg naar kantoor, toen ik een jongen van De Wit tegenkwam. Als je naar de wasserij moet, ga dan maar terug. Het bedrijf is vannacht afgebrand,” herinnert Marietje Kamphuis-Kerkhof Jonkman zich. Er stond weliswaar nog een deel ervan overeind, maar er kon niet meer worden gewerkt. Omdat die muren nog overeind stonden, werden deze niet door de verzekeringsmaatschappij als brandschade aangemerkt. Maar de aannemer die voor de herbouw moest zorgen, vertrouwde die oude muren niet, zodat ze alsnog werden gesloopt.

Hij nam meteen contact op met collega’s van andere wasserijen met het verzoek om daar de Ootmarsumse was te kunnen doen. “Wasserij Dijkkamp (een broer van R.Dijkkamp) in Apeldoorn, stelde ons zijn bedrijf ’s avonds beschikbaar. En ook wasserij Van der Put uit Arnhem (een zus van Roelof Dijkkamp) heeft in die tijd ook veel wasgoed van ons verwerkt.” En zo zag men hoe het wasgoed van Het Springendal ’s middags tegen vier uur werd weggebracht. Ook het personeel moest natuurlijk mee. Er waren dagen bij dat tot ’s avonds elf soms tot twaalf uur gewerkt moest worden en de medewerkers diep in de nacht terugkwamen. Het gold niet alleen voor de werknemers. Ook directeur Dijkkamp was altijd aanwezig en hielp daar waar hij maar kon. Na een paar maanden kwam er in Beekbergen een deel van een wasserij vrij, en kon het Ootmarsumse personeel daar overdag terecht. Het betekende wel dat er veel tijd aan het heen en weer reizen werd besteed. Het personeel werd daar ’s morgens naar toe gebracht en keerde ’s avonds weer terug. “Ik moest toen ook mee,” weet Marietje nog goed. Die situatie duurde zeker een half jaar. Intussen werd op het Springendal met man en macht gewerkt aan het nieuwe gebouw en toen dat glas- en waterdicht was, werd al begonnen met het plaatsen van de machines.Voor Roelof Dijkkamp was dat natuurlijk een welkome klus. Dat onderdeel had hij immers goed in de vingers. “Hoewel de kantine nog niet glasdicht was en er nog volop geschilderd moest worden, kwam het personeel weer naar Ootmarsum en kon zich op de vertrouwde grond weer inzetten voor de wasserij,” vertelt Marietje. Nadat het nieuwe pand met nieuwe machines weer betrokken was, zorgde Dijkkamp ervoor, dat er ook wasgoed kwam. De klantenkring werd uitgebreid onder andere met de Koninklijke Marechaussee. “En we kregen ook steeds meer was van de eigenaren die zomerhuisjes verhuurden.”

Door al deze omstandigheden ging er veel tijd verloren en dat kon directeur Dijkkamp natuurlijk helemaal niet gebruiken.

Herinneringen

deel 3 h28-h32.indd 11

Hoofdstuk 21

22-04-2011 09:15:24


deel 3 h28-h32.indd 12

22-04-2011 09:15:30


133 Hoofdstuk 22

Steven Luttikhuis “We kennen elkaar ruim 20 jaar,” zegt Steven Luttikhuis (1968) om aan te geven dat hij niet zo maar door Ron Dijkkamp gevraagd is om directeur te worden van de Textielreiniging Het Springendal vestiging Ootmarsum. “Ik heb vele jaren bij KOSC met hem gevoetbald.” Steven Luttikhuis: “Behalve de zakelijke gesprekken hebben Ron en ik gemeen dat we beiden op vrij jonge leeftijd onze ouders verloren. Dat schept toch een extra band. Ik kende het bedrijf bovendien al goed, want als bedrijfsadviseur was ik al jaren bij Het Springendal betrokken.

en dat willen we niet. Ook uitbreiding op deze gevoelige plek zit er niet in; dat zou dan eerder in Vroomshoop plaatsvinden. Zoals het nu draait, zijn we tevreden. We proberen ons natuurlijk wel continu aan te passen aan de wensen van de klant en leggen de nadruk op kwaliteitsverbetering.

Na mijn studie bedrijfskunde heb ik een postdoctorale studie organisatieadviseur gevolgd in Zeist. Toen Ron mij in de zomer van 2008 vroeg of ik de wasserij afdeling Ootmarsum zou willen leiden, moest ik daarover wel enige tijd nadenken. Ik had namelijk een mooie afwisselende baan bij MKB Adviseurs en kwam op vele plekken in het land. Met mijn vrouw (Gaby Groeneveld uit Groot Agelo) heb ik het verzoek van Ron besproken en we waren beiden van mening dat we deze kans niet voorbij moesten laten gaan.

Doelstelling “Vanuit mijn functie vind ik het belangrijk om gestructureerd aan een bepaalde doelstelling te werken. Hierin past een verdere professionalisering van onze bedrijven, dat idealiter in een uitgestippeld traject moet plaatsvinden.Voorop stond en staat nog steeds het streven naar kwaliteitsverbetering van ons product,” zegt Steven. “Dat wil niet zeggen dat we nu

Directeur locatie Ootmarsum: Steven Luttikhuis

In februari 2009 ben ik hier in dienst getreden en geniet elke dag van de dynamiek en de afwisseling in het werk. Ik ben blij met de overstap die ik heb gemaakt. Ik ben hier eindverantwoordelijk voor de productie, het personeel en natuurlijk voor de was. Samen met Ron en Richard Mulder in Vroomshoop leiden we met zijn drieën het hele bedrijf. Inmiddels heb ik bijna al onze klanten bezocht. In 2009 hebben we nog zo’n twintig klanten aan ons bestand kunnen toevoegen en zitten nu op 105 locaties, die verspreid zijn over het hele land. De meeste bevinden zich hier in het oosten en in het noorden van het land. We zitten ook bijna tegen de top. We zouden hooguit nog een tiental nieuwe klanten erbij kunnen hebben, maar dan zitten we ook echt vol. Nog meer klanten betekent dat je in twee ploegen moet gaan werken

Steven Luttikhuis

deel 3 h28-h32.indd 13

Hoofdstuk 22

22-04-2011 09:15:32


134

Elke container wordt gecheckt op kwaliteit en volledigheid

ontevreden zijn met de prestaties,” haast hij zich te zeggen. “Maar het kan altijd beter. Daarom bieden we onze mensen opleidingen aan die er toe leiden dat ze zich nog beter kunnen bekwamen.” Steven Luttikhuis is van mening dat op deze manier minder fouten gemaakt zullen worden. “Een foutje is niet erg, daar kun je van leren, zodat het niet herhaald wordt.” Dit proberen we onze mensen duidelijk te maken, zodat ook zij inzien dat het altijd beter en netter kan. Hoe zorgvuldiger je met de was omgaat bij het wassen, reinigen, nabewerken en pakketeren, des te mooier komt je product bij de klant terecht. Dat was voor sommige personeelsleden nog wel eens moeilijk, omdat ze jarenlang een bepaalde handeling hadden

gedaan. Nu moesten ze die toch nog proberen te verbeteren. Dat leidde soms tot boze gezichten, maar ik heb het altijd met hen na afloop rustig besproken en dan gaven ze me toch gelijk,” vervolgt Steven. “We zijn een bedrijf waar hard maar tegelijkertijd ook zo goed en zo netjes mogelijk gewerkt wordt. Een belangrijke voorwaarde is natuurlijk dat er een optimale prettige werksfeer heerst. Ik ken alle mensen bij naam en ook veel van de uitzendkrachten. Iedereen spreekt elkaar bij de voornaam aan. Daarnaast zijn we recent aangewezen als een erkend leerbedrijf, hetgeen een positieve bijdrage levert aan ons imago maar ook naar de medewerkers een goed initiatief is. Dat Steven Luttikhuis trots is op Het Springendal is duidelijk. “Het Springendal is toonaangevend in deze branche. En dan vooral in de specifieke doelgroep van de zorg.” Hij ervaart echter ook dat de klant, dat zijn de instellingen en hun bewoners, de lat steeds hoger leggen. “Het gevolg is wel, dat hier in onze wasserij de eisen dan ook hoger komen te liggen. Ik zeg dan ook wel eens: “Als je hier toch bent, doe het dan ook direct goed.” Jan Dijkkamp Volgens Steven Luttikhuis is het succes van Textielreiniging Het Springendal gebaseerd op de formule die destijds door Jan Dijkkamp werd ingevoerd. Hij richtte zich uitsluitend op het wassen voor de zorgsector. Het tweede speerpunt was de snelheid waarmee de klant kon worden bediend. “Hierdoor kunnen wij terecht schermen met onze 24-uurs service. Daarmee hebben we een geweldige troef, die ons een enorm concurrentievoordeel verschaft.” Maar dat het nòg sneller kan, werd bewezen toen binnen een instelling een besmettelijke bacterie was geconstateerd, waardoor in één keer vrijwel alle was gereinigd moest worden. “We speelden het klaar om de klus binnen vier uur te klaren.” Vanuit zijn kantoor op de eerste etage heeft Steven een goede kijk op het reilen en zeilen op de werkvloer en regelmatig loopt hij even door het bedrijf en hij is niet te beroerd om allerlei werkzaamheden over te nemen als dat even nodig mocht zijn. Steven is duidelijk de baas, maar hij voelt zich niets meer dan de gewone man of vrouw op de werkvloer.

deel 3 h28-h32.indd 14

22-04-2011 09:15:38


135

Steven Luttikhuis

deel 3 h28-h32.indd 15

Hoofdstuk 22

22-04-2011 09:15:43


deel 3 h28-h32.indd 16

22-04-2011 09:15:48


137 Hoofdstuk 23

Het Springendal Vroomshoop De bescheiden, maar wel vaste klantenkring, waarmee Roelof Dijkkamp in 1962 de Wasserij Het Springendal voortzette, breidde zich van jaar tot jaar uit. Bij de na de brand in 1962 noodgedwongen modernisering van het machinearsenaal en de nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen was natuurlijk wel met een grotere klandizie rekening gehouden.

Maar die maatregelen konden niet voorkomen dat er in de loop der jaren zeventig een uitbreiding noodzakelijk werd. Wilde men ook in de (naaste) toekomst kunnen inspelen op een nog grotere klantenkring, maar ook maatregelen willen treffen om aan de steeds hogere eisen op het gebied van milieuhygiëne te kunnen voldoen, dan was uitbreiding gewoon een noodzakelijkheid. Eén ding stond echter vast: op een vergunning voor uitbreiding op het landgoed het Springendal hoefde men niet te rekenen. Het tegendeel kwam wellicht eerder aan bod.Velen zagen deze tak van industrie liever helemaal uit dit prachtige natuurgebied verdwijnen. Door de directie werd naar een andere locatie uitgezien. Men zocht naar een plaats die ten opzichte van de te bezoeken klanten gemakkelijker en sneller te bereiken was. De keuze viel uiteindelijk op Vroomshoop. Een gunstige bijkomstigheid was, dat uit Vroomshoop en enkele andere plaatsen uit die regio reeds een aanzienlijk aantal werknemers en werkneemsters in de vestiging in Ootmarsum actief was. De verwachting was dat het niet al te moeilijk zou zijn ook voor de locatie Vroomshoop personeel aan te trekken. Van het gemeentebestuur in Vroomshoop kreeg R.Dijkkamp de volle medewerking. Niet zo verwonderlijk. Textielreiniging Het Springendal vervulde voor het nieuwe industrieterrein De Sluis min of meer een voortrekkersrol.Voor Het Springendal hield de vestiging daar wel de consequentie in, dat het water moest worden opgepompt in tegenstelling tot Ootmarsum, waar het water dag in dag uit ‘gratis’ naar binnen stroomde. In Vroomshoop moest niet alleen een pompinstallatie worden aangelegd, maar moest bovendien het opgepompte water worden betaald. Maar deze investering zou zich volgens Dijkkamp op den duur zeker lonen. Bouw In het voorjaar van 1991 kon aannemersbedrijf Warmes uit Lattrop beginnen met de bouw van een door architect

Het Springendal Vroomshoop

deel 3 h28-h32.indd 17

G. Busscher uit Denekamp ontworpen bedrijfsgebouw.Voor de aanleg van het elektriciteitsnet zorgde Steinmeijer, voor het loodgieterswerk Jansen en voor het schilderwerk het bedrijf Wilms, alle drie afkomstig uit Ootmarsum. Vanaf het moment dat de metingen op het industrieterrein tot en met het in gebruik nemen van de machines werd alles op film vastgelegd. De vorderingen zijn op die manier mooi in beeld gebracht. Maar op diezelfde film is goed te zien, hoe Jan en Ron Dijkkamp naar de uiteindelijke voltooiing uitzagen. De film die Dijkkamp senior maakte laat zien dat ze nagenoeg dagelijks ‘op de bouw’ aanwezig waren en waar dat maar enigszins nodig en mogelijk was, werd meegeholpen. In november 1991 was de bouw zover gevorderd dat de machines geplaatst konden worden. Toen de eerste machine proef moest draaien, slaakte opa Dijkkamp de verzuchting: “En nu wil ik verd … wel eens lakens zien.” In december 1991 was Het Springendal Vroomshoop volop in actie. De film laat zien hoe op 7 december 1991 Ron Dijkkamp hoogstpersoonlijk het eerste portie wasgoed naar binnen rijdt. De tweehoofdige leiding van de nieuwe vestiging werd in handen gelegd bij Rolf Dijkkamp en zijn neef Ron.

”Aan de vroegere buitenmuur, nu een binnenmuur, is de uitbreiding te zien,” zegt Richard Mulder, directeur locatie Vroomshoop

De eerste directeur in Vroomshoop, Rolf Dijkkamp

Maar ook in Vroomshoop ging het al niet anders dan in Ootmarsum. Ook daar op het industrieterrein De Sluis was de beschikbare ruimte niet voldoende. De 1000 vierkante meter die bij de vestiging als uitbreidingsmogelijkheid was aangekocht, moest worden aangesproken. Op die plek werd de hoognodige uitbreiding gerealiseerd. Hoofdstuk 23

22-04-2011 09:15:51


138

Anda Meijer kent het bedrijf Het Springendal op haar duimpje

Personeel Vroomshoop De locatie Vroomshoop van Textielreiniging Het Springendal werd eind 1991 ‘operationeel’. In december van dat jaar werden de eerste porties wasgoed naar binnen gebracht. De machines hadden de proefperiode met glans doorstaan en er kon worden begonnen met het reinigen van textiel. Op de voorgevel van het bedrijf werd de naam ‘Het Springendal’ bevestigd. “Dat logo zat ooit aan de modewinkel in Tubbergen,” vertelt Richard Mulder, directeur van de locatie Vroomshoop. Er was in de periode voorafgaand aan de ingebruikname een intensieve personeelswerving gehouden.Van de ruim zestig medewerksters, is de meerderheid afkomstig uit Vroomshoop en omliggende plaatsen. Maar evenals in Ootmarsum werken ook hier Poolse vrouwen die met personeelsbusjes worden gehaald en gebracht. Zij wonen onder andere in de Duitse plaatsen Getelo en Nordhorn. Evenals de Poolse meisjes en vrouwen in Ootmarsum werken velen van hen volgens het

systeem ‘zes weken Vroomshoop en zes weken Polen.” Enkele medewerkers(sters) vertellen voor dit boek hoe ze met deze industrietak in aanraking zijn gekomen en hoe hun ervaringen zijn. Bij een aantal van hen, en het gaat daarbij vooral om de leidinggevenden, heeft de eerste kennismaking met Textielreiniging Het Springendal op het bedrijf in Ootmarsum plaatsgevonden, zoals uit hun verhaal blijkt. Dat is niet zo verwonderlijk. Bij haar keuze wist de directie van het bedrijf natuurlijk wel wie ze op een bepaalde ‘plek’ moesten neerzetten. Dat gold onder andere voor Anda Meijer, Henk Mulder, Roelof Nijboer en Bert Molendijk. Anda Meijer De band die Anda Meijer (1953) met Textielreiniging Het Springendal heeft, is meer dan het werk op het kantoor als directieassistente en als klantenbeheerster. Dat blijkt wel als de verhouding met wijlen Jan en Annie Dijkkamp en dochter Ellen ter sprake komt. “Ik kende hen al heel lang. Er is zelfs een familieband met Annie en we werden uiteindelijk hartsvriendinnen,” vertelt ze. Anda werd in Vriezenveen geboren, ging na de basisschool, naar de ulo en volgde daarna de studie voor kantoorassistentie en directiesecretaresse. Hierna kwam er nog een cursus management en een computercursus. Het kwam erop neer dat ze doelbewust afstevende op een baan als secretaresse bij een bedrijf. Die baan kreeg ze bij Stork in Hengelo. “Daar kon ik met de trein vanuit mijn woonplaats naar toe,” vertelt Anda. Haar huwelijk en twee kinderen onderbraken haar werkzaamheden, maar de drang om toch nog (parttime) aan de slag te kunnen, bleef ze houden. “Ik had me nog maar net bij een uitzendbureau laten inschrijven, toen ik een telefoontje kreeg van Annie Dijkkamp-Zwak, een volle nicht van mij en geruime tijd een hechte vriendin.” Zij zat vreselijk verlegen om een hulp in haar winkel in Tubbergen. “En kun je vanmiddag al beginnen?” vroeg Annie. Dat was op 1 november 1987. “Ik heb meteen ‘ja’ gezegd. Ik kende de winkel. Deze stond bekend om de exclusieve mode die men daar kon kopen. Ik hoefde dus niet lang na te denken.” Het klikte meteen tussen Annie en mij en ik werd voor drie dagen in de week aangesteld. “Onze moeders waren zussen en

deel 3 h28-h32.indd 18

22-04-2011 09:15:55


139

onze vaders waren broers en wellicht kwam het ook daardoor dat we al snel twee handen op één buik werden.” Datzelfde gold ook met Ellen, de dochter van Annie Dijkkamp. Ook Ellen werkte in die winkel. “Met haar heb ik dan ook verschrikkelijk veel plezier gehad. Ze had altijd wel iets waar we tranen met tuiten om moesten lachen. Altijd enthousiast en temperamentvol.” Met Ellen en Annie ging Anda ook naar beurzen om de nieuwste mode uit te zoeken. Anda vertelt nog steeds met trots over de winkel, die ver buiten Tubbergen bekend stond. Er kwamen zelfs klanten uit het westen van het land. Mensen kwamen er graag en dat kwam mede door het enthousiasme van Annie en Ellen, “twee ontzettend fijne, warme en gezellige mensen.” Kantoor Springendal Ootmarsum Haar opleiding voor secretaresse en de opgedane ervaring kwamen haar een tijdje later toch goed van pas, toen in 1991 op het kantoor op Het Springendal in Ootmarsum onverwachts een secretaresse nodig was. “Ik ging daar naar toe. Ik moest in feite het hele bedrijf in korte tijd leren kennen en kreeg meerdere facetten op mijn bordje: de loonadministratie, facturen schrijven en het beheren van het klantenbestand.” Kortom alles wat op een kantoor van een wasserij moet gebeuren. Maar de winkel werd niet ineens verleden tijd voor haar. “Op donderdagavond en op zaterdag hielp ik Annie en Ellen in Tubbergen.” Het contact met de familie Dijkkamp bleef door dit alles zeer intensief. “Ik had een goed contact met Jan en heb hem leren kennen als een punctueel iemand, die veel van zijn personeel eiste, maar die niet bang was zelf aan te pakken.” Anda heeft nog steeds bewondering voor de manier waarop Jan Dijkkamp moderniseringen toepaste op het gebied van waterzuivering en hergebruik van energie. Locatie Vroomshoop Haar volgende stap bij Textielreiniging Het Springendal zette Anda, toen de functie van directiesecretaresse vrijkwam. Dat was in de nieuwe vestiging in Vroomshoop. “Het was in 1992, toen ik hier aan het werk kon. Rolf Dijkkamp, de broer van Jan werd directeur en vroeg me voor die baan.” Ze vond het prettig dat ze alleen de verantwoording kreeg. “Beschouw het

Het Springendal Vroomshoop

deel 3 h28-h32.indd 19

maar als een nieuwe uitdaging,” zegt ze lachend. Anda beschrijft Rolf als een keiharde werker en een gedreven persoon. “Heel anders dan Jan, maar ik kon het met beiden goed vinden.” Zij kreeg daar ook de functie van relatiebeheerster. “Ik moest er onder andere voor zorgen, dat de goede contacten tussen bedrijf en klant gehandhaafd bleven. Daarvoor moest ik naar die klanten toe,” omschrijft ze een deel van haar werk. In de tijd waarin Rolf Dijkkamp directeur was, ging zij samen met hem om de zes weken naar de klanten. En natuurlijk is er ook altijd telefonisch contact met de klant. Tegenwoordig mailen we erg veel.” Een hoogtepunt voor ‘haar’ bedrijf in Vroomshoop was de dag, waarop de energieprijs werd toegekend. Een prijs waarbij een jury gewaardeerd heeft op welke wijze een bedrijf plannen ontwikkelt op het gebied van verantwoord beheersen van de energie en die plannen ook daadwerkelijk realiseert. Anda Meijer heeft een lange staat van dienst bij Textielreiniging Het Springendal, maar niet minder belangrijk is de hechte band die daardoor is ontstaan met de familie Dijkkamp. Deze reikt verder dan het kantoor. Ze heeft in feite drie generaties Dijkkamp meegemaakt. Dat begon met opa en oma Dijkkamp, zoals zij hen noemt.Vooral voor oma heeft ze veel bewondering. “Zij was erg trots op het bedrijf.” Anda weet nog dat wanneer oma naar de stad was geweest, zij altijd een stuk worst voor Rolf en Anda meebracht. “HEMA-worst,” voegt ze er lachend aan toe. Hierna kwamen Jan, zijn echtgenote Annie en dochter Ellen. “Zij zullen voor altijd in mijn herinneringen blijven. Met hen heb ik een fantastische tijd gehad. Daarna heeft Ron Dijkkamp alles overgenomen en samen met zijn echtgenote Ellen is er ook al jaren een goede band. Met de huidige directeur Richard Mulder die eind 2008 in deze functie in Vroomshoop werd benoemd, kan Anda goed overweg. Beiden hebben een flinke staat van dienst, ze kennen het bedrijf en weten dat ze op de goede weg zijn met Textielreiniging Het Springendal, locatie Vroomshoop. Bert Molendijk De directie van Textielreiniging Het Springendal spreekt met tevredenheid en met enige trots over de medewerkers en Hoofdstuk 23

22-04-2011 09:15:56


140

medewerksters. “Ze zijn gemotiveerd en mede dankzij hen is het bedrijf uitgegroeid tot een van de modernste wasserijen in Nederland.” Maar zoals in elk bedrijf springen sommige medewerkers of medewerksters eruit, mensen op wie men nooit vergeefs een beroep doet en waaraan elk karwei toevertrouwd kan worden. Een van die mensen is Bert Molendijk, productieleider in Vroomshoop. Toch was Het Springendal in Ootmarsum zijn eerste werkplek. Bert Molendijk is van vele markten thuis

deel 3 h28-h32.indd 20

Bert Molendijk (1974) is in Oud Ootmarsum geboren en kwam via de landbouwschool op de MTS terecht, waar hij zich extra toelegde op automontage en elektrotechniek. Het eerste contact met Textielreiniging Het Springendal werd gelegd in 1991, toen hij via Fennie LeusmanBouwman vaste medewerker van de schoonmaakploeg werd. Daarbij interesseerde hij zich vooral voor de machines in het bedrijf en na verloop van tijd kreeg hij van directeur Jan Dijkkamp de taak om de machines te onderhouden en waar nodig te repareren. Die capaciteiten werden ook opgemerkt door Ron Dijkkamp. Ron hierover: “Het kwam wel eens voor dat er iets

aan een machine mankeerde en als we zelf geen oplossing vonden, haalden we Bert erbij. Ik heb nooit meegemaakt dat hij weigerde en heb evenmin ondervonden dat hij de machine niet weer aan de praat kreeg.” Bert beaamt dat. “Ron zelf was niet zo geïnteresseerd in de techniek. Hij zag dat ik leergierig was en precies wilde weten hoe een machine werkte. En als ik overdag het werk aan zo’n machine niet af kreeg, ging ik ’s avonds door en desnoods het hele weekend. De machines moesten immers op maandag weer functioneren.” Ook op andere terreinen wist Bert Molendijk vaak met eenvoudige middelen een oplossing voor problemen te vinden, waar een ander zo gauw geen raad mee wist. Het was in de dagen, dat bij Ellen en Ron dochter Tessa zich aanmeldde. “Wij moesten op het laatste moment nog voor een hoger bed zorgen, maar hadden dat door alle drukte finaal vergeten,” vertellen Ron en Ellen. In uiterste nood werd Bert aangeklampt. Zonder verder te vragen, kwam deze met een paar bierkratjes aandragen en zette deze onder het kraambed. “De bevalling verliep voorspoedig.” Binnen het bedrijf ontfermde Bert zich over de exclusieve machines, merk Kannegiesser. Hij had het ingewikkelde apparaat nog nooit gezien, maar wist hem foutloos te installeren. Dat wekte zelfs de bewondering op van de mensen van Kannegiesser en ze riepen hem nogal eens op om als monteur en zelfs instructeur te dienen. Het was Ron die ervoor zorgde dat Bert Molendijk een vaste aanstelling als monteur kreeg. Jan Dijkkamp was daar niet meteen voor; hij werkte namelijk zelf graag aan de machines. Toch werd besloten om Bert te vragen. Er was echter nog één probleem. Bert was namelijk nog steeds actief als boer op het bedrijf van zijn vader in Lattrop en dat betekende dat hij zijn aandacht en tijd moest verdelen. Om hem toch als vaste medewerker in dienst te kunnen nemen, stelde ik Bert de vraag: “Als je besluit jouw boerderij te verlaten, wil je dan bij ons in vaste dienst komen?” Ron kwalificeerde Bert als volgt: “Wat Gerrit Altena voor mijn vader was, is Bert Molendijk voor mij.” In 2010 viel de beslissing over de toekomst, toen Bert besloot in vaste dienst te treden van Textielreiniging Het Springendal. Hij werd aangesteld als productieleider op de locatie … Vroomshoop.

22-04-2011 09:16:01


141

Diverse taken Zijn taak in Vroomshoop kent verschillende onderdelen. Hij werkt in de productie, regelt het vervoer met de chauffeurs en geeft de huidige onderhoudsmonteur Dennis Groote opdrachten en tips. Als productieleider moet hij erop toezien dat het personeel gemotiveerd blijft. “Ik eis van mezelf honderd procent inzet en verwacht van de medewerkers hetzelfde,” vertelt Bert. Dat houdt voor mij zelf in dat ik ’s morgens om 04.00 uur opsta. Dan rijd ik op mijn gemak van Lattrop naar Vroomshoop, waar ik dan meestal als eerste aankom. Het is dan ongeveer 05.30 uur. ’s Avonds om 18.00 uur ben ik dan weer thuis,” beschrijft hij zijn dagindeling met een vanzelfsprekendheid die hoort bij zijn functie als productieleider. Ongeveer de helft van het aantal personeelsleden bestaat uit Polen. “Voor mij maakt dat niets uit. Ik behandel hen niet beter of slechter dan de mensen uit Vroomshoop en omstreken. Ze zijn voor mij gelijk.” De Poolse werknemers zijn verplicht om

Het Springendal Vroomshoop

deel 3 h28-h32.indd 21

lessen in de Nederlandse taal te volgen. Het maakt het werken in het bedrijf stukken eenvoudiger. Het bedrijf werd na de oprichting in 1991 een paar keer uitgebreid. Dat is in enkele afdelingen nog te zien, waar de buitenmuren van toen, nu als een scheidingswand dienen. “Verder zijn er nauwelijks verschillen. Maar of je nu in Ootmarsum of in Vroomshoop bent, op beide locaties moet flink worden gewerkt,” beschrijft hij. “Het bevalt me hier uitstekend en daar heb ik de dagelijkse reistijd wel voor over,” zegt Bert tenslotte. Roelof Nijboer, chauffeur “Ik heb altijd vrachtwagenchauffeur willen worden. Als klein kind speelde ik de hele dag met auto’s en vooral met een aanhangwagen erachter. Het mooiste vind ik nog steeds een grote vrachtauto vol met toeters en lampen,” zegt Roelof en daarbij schudt hij zijn lange manen en zijn ogen krijgen een beetje een dromende blik. Die glimmende vrachtauto is het nooit geworden. Hij moet het doen met een strakke oranjekleurige

Roelof is op de Nederlandse wegen bijna net zo’n bekende verschijning als zijn oranje vrachtwagen Foto links: ”Mijn grootste wens ging in vervulling: vrachtwagenchauffeur”

Hoofdstuk 23

22-04-2011 09:16:11


142

vrachtauto van Textielreiniging Het Springendal. Inmiddels is hij al bijna 25 jaar chauffeur bij de wasserij, eerst in Ootmarsum en de meeste jaren in Vroomshoop. Roelof Nijboer (49) werd in Sibculo geboren en ging na de lts als stratenmaker aan het werk ( ‘keioloog’, onder elkaar). Hij was 16 jaar toen hij van school ging en in die tijd was er nog geen specifieke opleiding voor chauffeurs. Zijn hobby was toen autocrossen. “Ik ging altijd naar die wedstrijden kijken, maar heb er nooit aan deelgenomen.” Toch hebben die bezoekjes aan het autocrossen de uiteindelijke keuze van zijn loopbaan beïnvloed. Hij ontmoette bij dat crossen de kampioen en het bleek dat deze in zijn dagelijks leven ook stratenmaker was. Die combinatie leek Bert ook wel wat. Ruim zes jaar heeft hij als stratenmaker gewerkt en in die tijd de benodigde diploma’s behaald voor vrachtwagenchauffeur. In de economisch moeilijke periode raakte hij werkloos.Via zijn kameraad kreeg hij een baantje als invalchauffeur bij Textielreiniging Het Springendal. Dat beviel goed en toen Jan Dijkkamp hem in 1987 vroeg of hij in vaste dienst wilde komen, maakte Roelof daar gretig gebruik van. Toen in 1991 in Vroomshoop een tweede vestiging

Plunjezak In het Nederlandse leger wordt schone was kennelijk erg op prijs gesteld. En dat beperkt zich niet tot het uniform, overhemden, handdoeken en beddengoed. Ook een plunjezak hoort kraakhelder te zijn. Kosten noch moeite worden gespaard om zo’n ding schoon te houden of gereinigd te krijgen. Op zekere dag voldeed ergens op een legerplaats één plunjezak niet aan de eisen. Het ding moest gewassen worden. En waarschijnlijk was daar haast bij. Zoveel haast dat niet gewacht kon worden tot de vrachtauto van Het Springendal die plunjezak samen met ander wasgoed mee zou nemen. Er werd een grote vrachtwagen gepakt en maar liefst zeg soldaten meldden zich vrijwillig aan om in de grote vrachtwagen richting Twente te gaan. Dat de meerderheid van die zes soldaten uit Twente en zelfs uit de omgeving van Ootmarsum kwam, wekte bij niemand argwaan. In Ootmarsum en op het Springendal aangekomen, werd de plunjezak afgeleverd en nadat ze hadden gehoord, dat het ding na ongeveer twee uur wel klaar zou liggen, gingen de soldaten met de vrachtwagen de omgeving verkennen. Misschien werd daarbij de familie even bezocht. Na enkele uren meldde de groep zich weer bij de wasserij, laadde de plunjezak in en ging het weer richting kazerne.

deel 3 h28-h32.indd 22

van Het Springendal kwam, ging hij daar naar toe. Mooi dichtbij huis, want hij woonde in-middels al in deze plaats. Zijn er verschillen tussen de locatie Ootmarsum en Vroomshoop?

“In Ootmarsum was het wel iets gemoedelijker. Je had alleen nog maar ritjes in Twente en af en toe moest je naar de Veluwe om de was op te halen in Nunspeet of ’t Harde van het leger. Daar kon je op bepaalde tijden mee-eten en vond je nog wel eens wat messen of papieren in de kleding. Nu moeten we het meegebrachte brood in de auto opeten. “ Welke rit heb je vandaag gemaakt?

“Ik ben vannacht om 01.00 uur opgestaan en was hier om 01.45 uur op het werk. Toen heb ik eerst nog een bakkie koffie gedronken en daarna heb ik ingeklokt en ben om 02.00 uur vertrokken met de reeds volgeladen vrachtauto naar Alkmaar. Daar was ik om 04.40 uur bij het Verzorgingshuis en met behulp van de sleutel van de voordeur ben ik naar de linnenkamer gelopen en daar de schone was in containers achtergelaten. Na nog een kopje koffie ben ik naar de vijf andere verzorgingshuizen gegaan in deze stad en toen kon ik 07.10 uur aan de terugweg beginnen. Om 10.00 uur was ik weer terug in Vroomshoop.Vroeger had je vaak een groot gebouw en volop ruimte om te parkeren en te draaien. Nu is de ruimte kleiner en blijft het altijd uitkijken. Ik heb vanmorgen bij het achteruitrijden nog een lantaarnpaal geraakt. Tot nu toe heb ik echter nog nooit een botsing gehad.” Hoe bevalt je het werk als chauffeur?

“Eens in de zeven weken heb ik deze dienst. Dat is de minst prettige.Vooral zomers als het nog warm en licht is, moet je ook om 20.30 uur naar bed. Je hoort allerlei geluiden op straat en bij de buren en ook je eigen vrouw en kinderen moeten hiermee rekening houden en naarmate je ouder wordt, is dat niet zo aantrekkelijk. Er komen steeds strengere eisen voor de werktijden en daarbij zijn de boetes voor overtredingen erg hoog. In Nederland wordt er nog niet zoveel gecontroleerd, maar je moet wel uitkijken. Ook word je steeds vaker (eens in de vijf jaar) door een dokter gecontroleerd of je nog in goede conditie bent. Het hoort er allemaal bij, maar belangrijk is dat ik het werk nog steeds graag doe,” besluit Roelof.

22-04-2011 09:16:11


143

Henk Mulder “Een levenlang tussen de machines.” Zo zou een karakteristiek en de loopbaan kunnen luiden van Henk T.H. Mulder (1941). Zelfs op de dag na zijn verjaardag, (15 februari) ging de net 70-jarige vanuit zijn woonplaats Borne naar Textielwasserij Het Springendal in Vroomshoop. Dat we juist Henk Mulder voor een gesprekje hadden uitgenodigd, heeft alles te maken met het feit, dat hij bij het bedrijf in Ootmarsum heeft gewerkt en momenteel aan de wasserij in Vroomshoop is verbonden. Henk Mulder heeft de nodige tegenslagen meegemaakt, kende een tijdlang zowel lichamelijk als geestelijk een moeilijke periode, maar wist zich daaruit weer ‘naar boven’ te knokken. Een gevecht met zichzelf, zoals hij het uitdrukte. De interesse voor machines, het onderhouden en de installatie daarvan, kreeg hij al vroeg in zijn geboorteplaats Hengelo, waar zijn vader een klein bedrijf had. Na zijn werk overdag, ging hij ’s avonds naar school om zich verder als machinebankwerker te bekwamen. “Ik kreeg mijn eerste baan in een bedrijfje in Hengelo. De baas leerde mij het vak letterlijk met harde hand, want hij deinsde er niet voor terug om mij fysiek op fouten te wijzen,” vertelt Henk Mulder. “Hij zette me wel eens aan een defecte machine en liet mij dan zelf uitzoeken hoe een mankement verholpen kon worden. Later moest ik hem dan uitleggen, waarom ik het op mijn manier had opgelost. Ook werd ik wel eens naar een bedrijf gestuurd om daar ter plaatse een machine te repareren. Ik ben zo wel eens naar Zeeland en Limburg geweest … op de brommer.” Het heeft er een tijdje naar uitgezien dat Henk het bedrijf zou overnemen, maar de zoon van de eigenaar gooide roet in het eten.

In 1967 trouwde Henk. Het werd een trouwdag die dramatisch eindigde. Onderweg naar huis in Heerenveen raakte de auto van de weg en kwam tegen een boom tot stilstand. Alleen Henk overleefde. Dat hij hierdoor niet alleen lichamelijk, maar ook mentaal een klap kreeg, was niet vreemd. “Maar ik heb me in de loop der tijd helemaal teruggevochten en kon mede daardoor een baan als servicemonteur aanvaarden bij Schulze Delta in Hengelo. Ik werd daar onder meer op karwei gestuurd naar bedrijven in Nederland, maar ook in België en Duitsland.” Springendal Het was rond 1980 dat Henk in een sauna in gesprek kwam met Jan Dijkkamp uit Ootmarsum. Nadat Henk het een en ander over zijn werk had verteld, kwam Jan met de vraag: “Wil

Henk Mulder, altijd al interesse voor machines

Ongevallen Nadat Henk Mulder een tijdlang in een gieterij in Karlsruhe (D) had gewerkt, kreeg hij een baan als Chef Technische Dienst bij Ten Cate in Almelo. Hier deed hij erg veel ervaring op. Natuurlijk in het installeren en onderhouden van het machinepark, maar ook in het omgaan met mensen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hem een baan werd aangeboden in de vestiging in Heerenveen waar hij inmiddels een huis had gehuurd. Een zeer ernstig bedrijfsongeval, waarbij hij ternauwernood aan de dood ontsnapte, gooide Henk een heel eind terug in zijn actieve loopbaan.

Het Springendal Vroomshoop

deel 3 h28-h32.indd 23

Hoofdstuk 23

22-04-2011 09:16:16


144

je bij mij komen werken. Ik heb een onderhoudsman als jij nodig.” Henk was toen al vanwege die ongevallen ontslagen bij Schulze Delta en was voor 80 procent in de ziektewet, maar na een gesprek bij het GAK mocht hij bij Het Springendal een aanvullend salaris verdienen. “Daarvoor ging ik twee dagen, op woensdag en zaterdag naar Textielreiniging Het Springendal in Ootmarsum en later naar de vestiging in Vroomshoop.Voor mij was dat werk een uitkomst. Ik klampte me als het ware helemaal aan dit werk vast. Het gaf me weer mijn zelfvertrouwen terug. Ik had weer een doel.” Hij vertelde dat hij Jan Dijkkamp als een harde zakenman leerde kennen, die veel van zijn personeel eiste, maar ook niet schuwde zelf de handen uit de mouwen te steken. En bijna in

één adem prees hij oma Dijkkamp en Annie. “Beiden aardige vrouwen met hart voor de zaak en altijd vriendelijk voor het personeel.” Henk Mulder was intussen hertrouwd en had een gezin gesticht. Door zijn inzet en vakmanschap had Henk de aandacht getrokken van Rolf Dijkkamp. Deze had toen de leiding over de wasserij Was-O-Matic in Enschede en wist Henk over te halen om ook daar onderhoudswerk te verrichten. Henk heeft ook een tijdlang in Ootmarsum gewerkt, een periode waaraan hij over het algemeen met plezier terugdenkt. “Men hield van een geintje en het was daar erg gemoedelijk.”Toch stapte hij over naar de wasserij in Vroomshoop die in 1991 was gebouwd en waar Rolf Dijkkamp de leiding had. Hij legde zich ook hier voor twee dagen per week vast. “Maar in de praktijk maakte ik veel meer uren. Je kon toch niet hebben dat een machine niet meer functioneerde. Al kostte me het een heel weekend, dat ding moest ik weer aan de praat hebben.” Henk had daar nog dat ‘ouderwetse’ verantwoordelijkheidsgevoel. “Als er iets aan mankeerde moest het voor elkaar. Aans har ik gin röst.” Voorvallen Textielreiniging Het Springendal mag dan wel ‘afhankelijk’ zijn van water uit de beek, maar diezelfde beek kan ook wel voor onprettige verrassingen zorgen. “Op bepaalde tijden moest de stuw worden verhoogd, zodat het water naar de kolk kan worden geleid,” legt Henk uit. Maar eens bij zware regenval, dreigde die stuw het te begeven door de grote voorraad (regen-)water die de beek moest verwerken. “Dan werden Kuup Gait ik te hulp geroepen om de stuw met plastic, stenen en ander materiaal te versterken.” In de bewuste kolk zit een aanzuigleiding. Door die leiding wordt het water naar de wasserij gevoerd. Die leiding zit onder water. “Het was eens in hartje winter dat die leiding kapot was. Ik moest toen als duiker, maar dan wel een duiker zonder duikerpak onder water om die leiding weer heel te krijgen. Ik droeg daarbij een zwembroekje van het leger. Onder water werken is natuurlijk niet mijn sterke kant, dus regelmatig kwam ik weer boven, werd in handdoeken gewikkeld om even later weer de diepte in te gaan.” De leiding werd geheeld en het spreekt vanzelf dat Henk werd geprezen. Daarom bleef het ook niet bij die ene

deel 3 h28-h32.indd 24

22-04-2011 09:16:21


145

keer. Op zekere dag merkte men in de wasserij dat samen met het water uit de kolk ook allerlei rommel binnenkwam. Dat betekende dat de korf die als filter diende, stuk of weg was. Het sprak vanzelf dat Henk Mulder weer te hulp werd geroepen. Zijn kwaliteiten als duiker was men kennelijk niet vergeten. “Ik daalde weer af en zag tot mijn verbazing dat er een dode muskusrat in de leiding zat. Het beest had de korf stuk gemaakt, maar had zijn kruippartij niet overleefd.” Minder vrolijk is de herinnering die Henk heeft aan een gebeurtenis bij het bedrijf, toen hij op een zaterdag zijn zoons meenam. “Ze gingen zaterdags vaak met mij mee en gingen dan zitten vissen in de vijver. Tijdens een schoonmaakbeurt, waarbij een vuurtje werd gestookt, gooide mijn zoontje een bus met een schoonmaakmiddel in het vuur. Een harde knal was het resultaat. Het liep gelukkig goed af. De hevig geschrokken jongen had alleen zijn wenk-brauwen verbrand. Ik mopperde nog met hem, maar hij werd door Annie Dijkkamp opgevangen en getroost.”

Dijkkamp eens een partij goedkope olie. Hij ging daar erg trots op. Maar wat bleek toen. “Die partij olie, afkomstig van Akzo was ruim voorzien van zogeheten nylonkorrels en dat had tot gevolg dat de filters veel vaker dan normaal schoongemaakt moesten worden … bijna een jaar lang.” Als kenner van machines vertelt hij tenslotte, dat het ketelhuis met oliepompen, speciaal voor dikke stookolie, destijds werd gekocht van Spanjaard uit Borne. Henk kan smakelijk over al dat soort zaken vertellen. Hij kijkt met genoegen op die periode terug. Het feit dat hij nog steeds op ‘zijn’ wasserij actief is, zegt genoeg over zijn betrokkenheid bij het bedrijf.

Productie Vroomshoop

De machinerieën kregen in het jaar, waarin Henk als Prins Henk de Eerste door zijn woonplaats Borne liep, een prinselijke behandeling. “Ik had mijn carnavals-kleding aan, toen ik in de wasserij aan het werk was, want dat moest wel doorgaan.” Bedrijfsmatig werden ook wel eens ‘vergissingen’ gemaakt, kan Henk Mulder zich herinneren. Niet met dramatische gevolgen, maar wel lastig. Zo kocht Jan

Het Springendal Vroomshoop

deel 3 h28-h32.indd 25

Hoofdstuk 23

22-04-2011 09:16:23


deel 3 h33-h35.indd 2

22-04-2011 09:37:09


147 Hoofdstuk 24

Richard Mulder Zoals elders beschreven, kon in 1991 de locatie Vroomshoop, de tweede vestiging van Textielreniging Het Springendal worden betrokken. Dat gebeurde aanvankelijk met een tweehoofdige leiding: Ron Dijkkamp en zijn oom Rolf, de broer van Jan Dijkkamp.

Richard Mulder, in 2002 werkzaam bij het uitzendbureau Dactylo in Oldenzaal zocht naar een nieuwe baan. Rolf Dijkkamp, directeur van Textielreiniging Het Springendal locatie Vroomshoop zocht een assistent. Zij ontmoetten elkaar, raakten in gesprek en het resultaat van hun gesprek was, dat hun beider wens in vervulling ging. Wisseling van de wacht In mei 2002 begon A.R. Richard Mulder als assistent bij de vestiging Vroomshoop. In het jubileumjaar van Het Springendal is het Richard Mulder die ons als directeur te woord staat. Een terecht trotse directeur die er bovendien blijk van geeft dat hij het bedrijf op zijn duimpjes kent. “Ik heb letterlijk elk facet van de wasserij leren kennen.” A.R. Mulder werd in 1977 in Almelo geboren en getogen in Westerhaar, volgde na de basisschool de mavo en koos in het vervolgonderwijs MBO de richting ‘Mode & Textiel’. Op de daaropvolgende studie aan de Saxion Hogeschool in Enschede volgde Richard de Hbo-studie Small Business & Retail Management, in gewoon Nederlands een opleidingstraject dat afgelegd moet worden naar een eventueel toekomstig eigen bedrijf of naar de functie van manager in een bestaand bedrijf. De eerder genoemde baan als intercedent bij Dactylo fungeerde als opmaat voor een betrekking bij Textielreiniging Het Springendal Vroomshoop. “Ik kreeg de functie van assistent van Rolf Dijkkamp met het personeelsbeleid als voornaamste taak.” De reden waarom toenmalig directeur Rolf Dijkkamp met Richard Mulder in zee wilde gaan, was het gegeven dat Richard uit de regio Vroomshoop afkomstig was en de bevolkingsaard goed kende. “Daarom ging me het werven van nieuw personeel en de omgang met de medewerkers goed af,” schetst Richard. Tijdens de rondleiding door het bedrijf in Vroomshoop is dat duidelijk te merken. Hij gedraagt zich niet als de directeur die boven zijn werknemers staat. De stelregel ‘Wij moeten het werk samen doen’, wordt hier zeker in praktijk gebracht. Het feit dat Richard de werking van elke machine kent, werkt in

Richard Mulder

deel 3 h33-h35.indd 3

het voordeel van de omgang met de medewerkers. Na verloop van tijd werden er meer taken aan Richard Mulder toevertrouwd. Zo hebben Rolf en Richard gezamenlijk een nieuw softwareprogramma opgesteld. ”Ik kreeg na enige tijd ook als taak nieuwe klanten te werven,” zegt hij. Die nieuwe klanten zijn, evenals bij de vestiging in Ootmarsum alleen instellingen, tehuizen en ziekenhuizen. Ook Richard kan daarbij een reeks plaatsen opnoemen, waar de klanten gevestigd zijn: Utrecht, Baarn, Maarssen, Amsterdam, Alkmaar, Heerhugowaard, Lelystad en Dronten, kortom in grote lijnen het midden en westen van ons land. Logistiek Om deze verspreid en op afstand liggende klanten optimaal te kunnen bedienen, is een logistiek schema opgesteld, zodat de 24-uurs service die Het Springendal hoog in het vaandel voert, kan worden geleverd. “Zo gaat er ’s morgens (lees: ’s nachts) om drie uur een vrachtHoofdstuk 24

22-04-2011 09:37:14


148

wagen naar Alkmaar om de schone was te bezorgen en de vuile was weer mee te nemen. De chauffeur is om ongeveer half elf weer terug in Vroomshoop, waar de vrachtwagen met een andere chauffeur de kortere afstanden afwerkt,” geeft Richard als voorbeeld. De reden om reeds ‘s nachts te gaan rijden is, dat er rond die tijd weinig of geen last van files wordt ondervonden. De chauffeurs zijn ’s morgens al vroeg bij het bedrijf van de klant, waar dan nog geen werknemers aanwezig zijn. Maar de chauffeur heeft zelf een sleutel, zodat hij daar de schone was kan afladen en naar binnen kan brengen, waarna hij de vuile was weer kan meenemen. Rolf De eerste jaren werkte Richard samen met directeur Rolf Dijkkamp, een broer van Jan en dus oom van Ron Dijkkamp. “Hij was een op en top vakman die het werk in een wasserij tot in de details kende. Hij leefde voor dit werk. In moderne termen zou je hem een ‘vakidioot’ kunnen noemen, maar dan wel in positieve zin,” beschrijft Richard Mulder hem. Maar hij verwachtte eenzelfde instelling van zijn medewerkers en die eisen werden niet altijd even tactisch overgebracht. “Persoonlijk heb ik van zijn rechtlijnigheid geen last gehad.Van mij mocht hij hoge eisen aan me stellen, want hij wist er immers meer van dan ik.” Maar het bleek dat het personeel op de werkvloer de houding van Rolf niet altijd op prijs stelde. “Hoe het ook zij, ik heb van Rolf Dijkkamp veel geleerd, “ zo sluit Richard Mulder dit hoofdstuk af. De arbeidsovereenkomst met Rolf Dijkkamp werd per 1 januari 2009 verbroken en op diezelfde datum kreeg Richard Mulder de functie van directeur. “Ik kreeg van Ron Dijkkamp, algemeen directeur, een grote mate van vrijheid en de volle verantwoordelijkheid over het bedrijf in Vroomshoop en ik heb daar tot nog toe geen moment spijt van gehad.” Richard is vol lof over de informele sfeer waarin alles verloopt. “We hebben natuurlijk regelmatig directieoverleg, maar daarbuiten heb ik ook veel contact met Ron en met Steven Luttikhuis,” vertelt hij.Voor elke vraag hoeft niet direct een vergadering belegd te worden. Als er vragen rijzen, kunnen ze vaak telefonisch worden opgelost. “Ik kan altijd op de steun van Ron en Steven rekenen. Dat geeft zekerheid. Steven heeft bijvoorbeeld op financieel terrein veel in zijn mars en ik kan

deel 3 h33-h35.indd 4

altijd een beroep op hem doen.” De goede samenwerking heeft er onder andere toe geleid dat in 2009 een gezamenlijk inkoopbeleid wordt gevoerd. Dit soort onderdelen bevordert natuurlijk de contacten. Medewerkers en medewerksters De wat ‘lossere’ houding van Richard Mulder straalt ook uit naar het personeel, ongeveer zestig personen. Het merendeel van hen werkt in de productie, in de wasserij. De andere personeelsleden zijn onder meer de chauffeurs en de mensen van kantoor. Het personeel is afkomstig uit Vroomshoop, Westerhaar en Den Ham. Evenals in Ootmarsum werken ook in Vroomshoop Poolse meisjes, 18 in totaal. Aanvankelijk ging de integratie van hen wat moeilijk, maar dat wordt langzamerhand beter. Ze kunnen in het Duits of Engels wel zo’n beetje met elkaar communiceren. “En anders gebeurt het met handen en voeten,” aldus een van de medewerksters. Richard Mulder vindt het, evenals de directie in Ootmarsum niet gemakkelijk om mensen uit Nederland te krijgen. “Ons beroep staat bij het zoeken van een baan bijna onder aan de ladder. Men heeft van het werken in een wasserij kennelijk een verkeerde beeldvorming.” Tijdens de rondleiding geeft hij aan dat het bedrijf in Vroomshoop sedert de bouw ervan maar liefst drie keer een uitbreiding heeft gekend. Ook krijgt men evenals dat in Ootmarsum het geval is vanaf die verdieping een fraai beeld van de ‘werkvloer’. Die uitbreidingen waren telkens noodzakelijk, omdat de omzet regelmatig groeide.Van de 54 ton wasgoed per jaar is deze in de laatste jaren opgelopen tot ongeveer 66 ton. Het wordt met enige trots verteld. De laatste jaren is er zelfs een groei van 10 procent. Een verdere groei zit er nauwelijks nog in. Wanneer het klantenbestand toch zou toenemen, zal er een derde vestiging bij moeten komen. Evenals de directie in Ootmarsum is Richard Mulder van mening dat die derde vestiging ergens op een centrale plaats in ons land moet worden gebouwd. Op de vraag of er gedacht wordt aan een nieuwe uitbreiding of zelfs een derde vestiging, kan Richard Mulder geen definitief antwoord geven. Hier geldt de regel: afwachten wat de

22-04-2011 09:37:15


149

toekomst biedt. Op een zich uitbreidend cliëntenbestand moet je natuurlijk wel kunnen inspelen. Het grote verschil tussen de locaties Vroomshoop en Ootmarsum zit in de aanvoer van water. Komt het water in Het Springendal Ootmarsum gratis via de Springendalse beek naar het bedrijf, in Vroomshoop moet het uit de grond worden opgepompt. Het opgepompte water is echter bijzonder zacht en uitermate geschikt voor het wassen van textiel. ‘Springendalse beek’ in Vroomshoop De directe omgeving van de locatie aan de Schutsluit in Vroomshoop verschilt hemelsbreed met die in Ootmarsum op het Springendal De wasserij van Richard Mulder ligt tussen meerdere bedrijven op een praktisch volgebouwd industrie-

Richard Mulder

deel 3 h33-h35.indd 5

terrein De Sluis. Het Springendal in Ootmarsum is een industrie-eilandje op een vele hectaren groot en beschermd natuurgebied, waar bos en heide overheersen en waar beekjes zich een weg banen door het landschap. Aan een van die beekjes, de Springendalse beek ligt daar de wasserij. De vestiging in Vroomshoop heeft haar eigen ‘Springendalse beek’, maar dan wel in een symbolische nabootsing, In de vorm van een met glasdeeltjes gevulde goot, kronkelt die kunstbeek vanaf de stoep onder de toegang door het bedrijf binnen. Daar ‘stroomt’ de glazen beek verder in de richting van de wasserij. De kunstbeek is niet alleen symbolisch voor de Springendalse beek in Ootmarsum, maar drukt tevens de band uit met de vestiging in Ootmarsum.

Richard, Henk en Bert

Hoofdstuk 24

22-04-2011 09:37:19


150

deel 3 h33-h35.indd 6

22-04-2011 09:37:23


151 Hoofdstuk 25

Bedrijfswandeling in 16 stappen

1. (foto links) Elk half uur staat er weer een vrachtwagen vol met vuile was van de verpleeg- en verzorgingshuizen

Bedrijfswandeling in 16 stappen

deel 3 h33-h35.indd 7

2. (foto onder) De was wordt vuil gesorteerd in onder andere witte was, bonte was, pyjama’s, dienstkleding en bovenkleding voor de stomerij

Hoofdstuk 25

22-04-2011 09:37:32


152 3. De wasbuis omvat in feite 15 wasmachines achter elkaar: elke 2 minuten wordt een unieke afdeling gewassen

4. Op de bovenverdieping werken geen mensen: geheel geautomatiseerd wordt hier het wasgoed losgeschud en vervolgens gedroogd

deel 3 h33-h35.indd 8

22-04-2011 09:37:45


153

5. Sorteren van wasgoed gebeurt meerdere malen: wasgoed dat naar de mangels gaat en wasgoed dat gedroogd moet worden voordat het verwerkt wordt

Bedrijfswandeling in 16 stappen

deel 3 h33-h35.indd 9

Hoofdstuk 25

22-04-2011 09:37:50


154

deel 3 h33-h35.indd 10

22-04-2011 09:37:56


155

6. (foto links) Met meer dan honderd klanten en vele duizenden bewoners is er veel ondergoed dat automatisch gevouwen en gestapeld wordt. Kwaliteit in optima forma 7. Lakens, tafellakens, overtrekken, kophoeslakens, slopen, theedoeken, sopdoeken en de kleinste zakdoekjes worden vochtig gemangeld en automatisch gevouwen en gestapeld

8. En dus ook duizenden theedoeken, servetten en slopen per dag die gevouwen worden

Bedrijfswandeling in 16 stappen

deel 3 h33-h35.indd 11

Hoofdstuk 25

22-04-2011 09:38:08


156

9. Het echte handwerk blijft nodig voor het vouwen en/of stapelen van onderleggers, dekbedden en vele, vele washandjes

deel 3 h33-h35.indd 12

22-04-2011 09:38:15


157

10. Dienstkleding en nachtkleding krijgen een eigen behandeling

Bedrijfswandeling in 16 stappen

deel 3 h33-h35.indd 13

11. Het sorteren en pakketeren van de was is een drukke bezigheid

Hoofdstuk 25

22-04-2011 09:38:27


158

12. In de stomerij wordt ook veel nat-gereinigd en natuurlijk gedroogd

13. Het echte vakmanschap zit in het chemisch reinigen en het detacheren (specialistische vlekverwijdering)

14. De afwerking is essentieel

deel 3 h33-h35.indd 14

22-04-2011 09:38:47


159 15. Elke container wordt gecheckt op kwaliteit en volledigheid voordat deze weer naar de klant gaat

16. Een enorme logistieke prestatie: het schone wasgoed staat gereed

Bedrijfswandeling in 16 stappen

deel 3 h33-h35.indd 15

Hoofdstuk 25

22-04-2011 09:39:02


160

deel 3 h33-h35.indd 16

22-04-2011 09:39:02


161

Nawoord We gaan een boek uitgeven. Ik heb me nooit gerealiseerd wat er allemaal voor nodig is om zo’n simpele uitspraak te realiseren. Vele gesprekken met de Ben Morshuis Stichting, interviews met onze medewerkers, oud-medewerkers, buren en betrokkenen, oude foto’s zoeken en het hele archief van “Het Springendal“ door. Zo maar enige activiteiten die nodig waren om dit boek te realiseren. Ik wil graag iedereen bedanken die bij de totstandkoming van dit boek betrokken is geweest. In het bijzonder Harrie Oude Elberink en Ben Morshuis. Ik zal de gesprekken missen die wij bijna wekelijks (en op een gegeven moment bijna dagelijks) voerden. Een heel bijzonder moment was het bezoek van de familie Cramer op Nieuwjaarsdag 2011. Het was mooi en apart om vast te stellen dat je zoveel met deze familie deelt terwijl je elkaar eigenlijk niet kent. 125 jaar wassen aan de Springendalse beek Van een ambacht dat het vele van die 125 jaar is geweest naar een industrie. Een vooruitgang die door mijn vader Jan

deel 3 h33-h35.indd 17

Dijkkamp in 1985 is ingezet en uiteindelijk heeft gerealiseerd in de laatste nieuwbouw in 2010. Een belangrijke schakel in dat industriële denken is mijn oom Rolf Dijkkamp geweest. Hij heeft automatisering en echte verbeteringen aan Het Springendal toegevoegd. Maar al deze activiteiten waren nooit tot uitvoering gekomen als mijn opa Roelof Dijkkamp de potenties van de wasserij aan de Springendalse beek niet had opgemerkt en uiteindelijk tot aankoop was overgegaan. Het geeft een goed gevoel om als derde generatie op “Het Springendal”te mogen werken aan een prachtig familiebedrijf dat zijn sporen inmiddels heeft verdiend. Dit kan ik niet zonder de steun en inzet van mijn vrouw Ellen en dochter Tessa. Bedankt voor jullie ongelofelijke inzet en steun! Ron Dijkkamp, Algemeen directeur

22-04-2011 09:39:04


162

deel 3 h33-h35.indd 18

22-04-2011 09:39:10


163

Personeelsfoto 2011, vestigingen Ootmarsum en Vroomshoop samen

deel 3 h33-h35.indd 19

22-04-2011 09:39:11


164

Bronnen Voor het samenstellen van dit boek zijn onderstaande bronnen geraadpleegd.

Drie vel in het wapen (1961)

Bert Schierbeek

Geschiedenis van de Berghuizer papierfabriek (2008)

Ingrid Jacobs, Hans Reichart

Gedenkboek ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan Der ”Berghuizer Papierfabriek voorheen B. Cramer” Wapenveld (1911)

J. Sligcher, H.G.D. Cramer

Ron Dijkkamp (2007)

Textielbeheer Nieuwsblad

De industrie die verdween uit Ootmarsum (2007)

BMS-Reeks dl. 7

Papierindustrie in Ootmarsum (1993)

B. Morshuis in Jaarboekje Heemkunde

Watermolens (1991)

H. Hagens

Papiermolens in het Springendal

H. Hagens

Watermolens. Wassermühlen (1991)

H. Hagens, W. Elling

Watermolens in Twente (2007)

H. Middag e.a.

Water- en windmolens in Oost-Nederland (2007)

J. Jans

Geschiedenis van de gilden in Ootmarsum

Werkgroep Geschiedenis II Heemkunde Ootmarsum

“Ingeschreven als burger” (2000)

Henk Eweg

De Twentsche watermolens (1922; 1977)

Mr. G.J. ter Kuile

Stamboom familie Cramer uit Ootmarsum (1948)

G.H. Cramer, Almelo

Molens Mulders Meesters (1978)

H. Hagens

Een lusthuijssie Springendal genaamt .. te Hezingen

J.H. Wigger in Jaarboekje Vasse-Mander-Hezingen

Het markenboek van Agelo 1645-1843; transcriptie (2009)

J. Bossink, A. Broekhuis, T. Scholte Lubberink

Archief Ben Morshuis Stichting Archief Textielreiniging Het Springendal Archief familie Cramer Illustraties

W. Bosch, familie Cramer, G. Wilbers, familie Dijkamp, BMS-archief, Y. v.d. Meer

deel 3 h33-h35.indd 20

22-04-2011 09:39:12


165

125 jaar wassen aan de Springendalse beek is een uitgave van Ben Morshuis Stichting. Copyright 2011. Het boek is tot stand gekomen in samenwerking met Het Springendal.

Boekrealisatie & vormgeving

Geen Blad voor de Mond BV Lasondersingel 149-151 te Enschede www.geenbladvoordemond.nl

GEEN BLAD VOORDE MOND UITGEVERS

Geen Blad voor de Mond is aangesloten bij Blend & Better Expert Mediapartners | www.blendandbetter.nl

deel 3 h33-h35.indd 21

22-04-2011 09:39:13


deel 3 h33-h35.indd 22

22-04-2011 09:39:13


Omslag boek Springendal 5/mei:Opmaak 1

05-05-2011

11:24

Pagina 1

125 jaar wassen aan de Springendalse beek

wassen aan de Springendalse beek

125 jaar wassen aan de Springendalse beek


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.