MUZISCHE VORMING DOMEIN MUZIEK 1
Professionele Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs Modeltraject 1
Ida Jonniaux Marijke Van Hoorebeke
HoGent- Campus Ledeganck, K.L. Ledeganckstraat 8, Gent
www.hogent.be/fmw
MUZIKALE SPELLETJES! Muzikale spelletjes bieden de kans samen met de kleuters op allerlei manieren met muziek te spelen. Er zijn dus geen vastgelegde spelvormen. Naargelang de doelen, de didactische beginsituatie (DBS) en het belangstellingscentrum (BC) kan je zelf telkens nieuwe mogelijkheden creĂŤren. We willen in deze activiteit focussen op alle muzikale mogelijkheden die er zijn, behalve het zingen met kleuters. Het werken met liedjes komt immers (voorlopig) in andere activiteiten aan bod. Je kan in de muzikale spelletjes wel een liedje gebruiken vb. als gezongen opdracht, maar je zal geen liedjes bewust aanbrengen of er mee spelen. Deze activiteit sluit aan bij de volgende ontwikkelingsdoelen MVDM: De kleuters kunnen: 2.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen. 2.2
ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen.
2.3
signalen, functie en sfeer van beluisterde muziek of liedjes ervaren en herkennen, en alleen of in groep reproduceren.
2.4
een toenemende stembeheersing ontwikkelen.
2.5
met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en improviseren ontwikkelen met klank, stem of instrument.
De kleuters kunnen: 6.1 openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving 6.2
ervan genieten bezig te zijn met de dingen die hen omringen om hun expressiemogelijkheden te ontdekken.
6.3
vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl tonen.
6.4
respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en de andere culturen.
6.5
genieten van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de zelfexpressie in „kunstwerkenâ€&#x;.
1
Als uitgangspunt bij muzikale spelletjes werken we met de muzikale parameters. Via deze muzikale bouwstenen bouwen we de activiteit op.
A.klankrichting B.klankduur(ritme en maat) C.klankhoogte (melodie) D.klankkleur(timbre) E.klanksterkte (dynamiek) F.snelheid (tempo)
Je kan spelletjes uitwerken vanuit één parameter. Heel vaak zal je ook verschillende parameters kombineren (G). Binnen het uitwerken van muzikale spelletjes willen we aandacht geven aan volgende stappen. (1) We vinden het belangrijk dat kleuters muziek kunnen ervaren en beleven. Dit doen we eerst dmv experimenteren en onderzoeken. (2) In de mate van het mogelijke verwoorden en benoemen we klankeigen-schappen.Dit geldt vooral voor oudere kleuters. (3) Vanuit het experimenteren en onderzoeken gaan we naar samen musiceren. (4) Tot slot willen we ook mogelijkheden tot evaluatie voorzien. Deze stappen komen niet altijd chronologisch na elkaar. Zo kunnen we vb. benoemen tijdens het ervaren. We kunnen ook tussendoor evaluatiemomenten hebben. De items (1) (2) (3) (4) worden bij elke parameter vermeld onder rubriek 3 „voorbeelden‟. Bij sommige parameters zal je in rubriek 5 ook een uitgewerkt voorbeeld vinden. Om goed zicht te krijgen op de eigenheid en specifieke spelvormen bij elke parameter zullen we die eerst afzonderlijk toelichten.
2
1. DE MUZIKALE PARAMETERS A.KLANKRICHTING
1.Definitie Klankrichting is de plaats van waaruit de klankbron te horen is.
2.Wat willen we bereiken? (doelstellingen van de activiteit = KDSA) -Kleuters kunnen de plaats waar de klankbron zich bevindt aanduiden en herkennen. -Kleuters kunnen een bewegende klankbron aanduiden en volgen.
3.voorbeelden (1)-klankrichting ervaren door vb. te volgen met de hand, vooraf met de ogen open, nadien zonder te kijken. (2)-benoemen: de klank is vb links van mij, rechts, voor...(oudere kleuters). (3)-niet van toepassing (4)-evaluatie: kleuter zoekt zelf een voorwerp dat enkel te horen is. -Enkele spelvormen: -let wel: dit zijn geen uitgewerkte activiteiten! ·
Kleuters (=poezen) miauwen door elkaar. Ondertussen verstopt een kleuter (=poes) zich in de klas. Na het miauwen laat de „poes‟ zich horen. Kleuters wijzen aan waar de „poes‟ zit. Eén kleuter mag eventueel de poes zoeken. · 1 kleuter zit met gesloten ogen in de kring. Hij weet niet meer waar zijn poes is. Eén kleuter(=de poes) laat zich horen.Kleuter wijst aan waar het dier zit, kan eventueel naar de poes toe kruipen. · Eén voorwerp dat blijft geluid maken wordt in de klas verstopt vb. wekker, muziekdoos. 1 kleuter of alle kleuters doen ondertussen de ogen dicht. Als het voorwerp verstopt is wijzen ze aan waar ze de verborgen wekker horen. Eén kleuter mag hem nadien gaan zoeken. · Kleuters staan met handen op de rug in een kring. Eén kleuter heeft vb. kikkertje in de hand en laat dat horen. Kleuter in midden wijst aan waar de kikker te horen is.Let er wel op makkelijk te bespelen instrumenten/voorwerpen te gebruiken. 3
· ·
· ·
·
·
2 kleuters zitten geblinddoekt in de kring. Ze zijn vb. 2 hondjes die elkaar moeten zoeken . Ze zoeken elkaar dmv geluid te maken vb. te blaffen. 1 kleuter zit in het midden van de kring met een blinddoek om. Hij bewaakt vb. de schatkist. Een andere kleuter probeert geluidloos iets te komen nemen uit de schatkist.Vanaf het ogenblik dat de schatbewaarder kan aanwijzen uit welke richting de dief komt, mag die niet meer verdergaan. De schatbewaarder kan ook proberen om de dief aan te tikken met vb. een krant. 1 kleuter zit in het midden en doet de ogen dicht. L. verstopt een spelend muziekdoosje onder de trui van een andere kleuter. Kleuter in midden zoekt de muziekdoos (spelvorm geschikt voor de jongste kleuters.) 4 kleuters staan met muzieksinstrument in 4 hoeken van de klas. Ze laten zich om beurt horen. Kleuters wijzen met gesloten ogen aan vanwaar ze de klank horen. Er kunnen ook 2 kleuters tegelijk spelen. Kleuters wijzen dan met 2 handen aan waar de klanken te horen zijn. L . gaat rond door de klas en laat een instrument horen. Kleuters volgen met de hand de zich verplaatsende klank. Dit kan ook als er een klinkend voorwerp wordt doorgegeven in de kring vb een belletje.Eén kleuter in het midden volgt met de hand het belletje. Eén geblinddoekte kleuter wordt door de klas geleid en volgt hierbij de klank van een instrument. Eventueel vooraf afspraken maken ivm stopsignaal.
4. aandachtspunten -Werk niet met een blinddoek in 1K, tenzij kleuters dit gewoon zijn en dit zelf willen.Verplicht kleuters nooit een blinddoek om te doen. -Zorg dat de oren van de kls voldoende vrij zijn met een blinddoek om. -Gebruik geluiden die duidelijk te horen zijn. -Speel nooit met een luidklinkend voorwerp vlak bij de oren van een kleuter, zeker niet als hij geblinddoekt is.
5. uitgewerkt voorbeeld (2-3K) -doelstellingen OD: De kleuters kunnen: 2.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen.
KDSA: -cognitief: kleuters houden gedurende korte tijd hun aandacht bij het geluid van de bellenstok. -sociaal-affectief: kleuters kunnen elkaar veilig rondleiden adhv bellenstok.
4
-psycho-motorisch: kleuters wijzen met gesloten ogen de plaats aan waar de bellenstok zich bevindt.
-Verloop Instap -L. heeft bellenstok en laat die horen aan de kleuters. Kleuters reageren spontaan, vb. dmv beweging, ze vertellen er iets over, ze laten merken of ze het een mooie klank vinden. -L. laat bellenstok opnieuw horen . Kleuters bootsen het geluid na met de stem en doen ondertussen de beweging die L. maakt met de bellenstok ook zelf mee. Kern -L. vraagt kleuters de ogen te sluiten en laat de bellenstok opnieuw horen. Ze vraagt de kleuters met hun vinger te wijzen waar ze het geluid horen ,te tonen waar de bellenstok is. -idem, L. laat de bellenstok hoog boven zich horen , nadien dicht bij de grond. Kleuters wijzen aan met de vingers waar ze de klank horen. Nadien openen de kleuters de ogen en kijken of ze goed aangewezen hebben. -L. vertelt dat zij de bellenman(vrouw) is en dat de bellenman op stap gaat. Ze zet zichzelf vb. een pet of hoed op .L. stapt door de klas terwijl kleuters de ogen dicht houden. Af en toe laat ze de bellenstok horen.Kleuters wijzen aan waar ze het geluid horen en kijken nadien of het juist was. -Kleuter neemt eventueel over van L. -1 kleuter zit met ogen dicht in de kring. Een andere kleuter krijgt de bellenstok(=bellenman/vrouw) en laat die horen. Kleuter wijst aan waar hij het geluid hoorde. Eventueel mag de kleuter de bellenman zoeken door er naar toe te kruipen of te stappen (L.blijft bij de kleuter).Nadien kijken of het juist gehoord was. -1 kleuter is geblinddoekt . Een kleuter(bellenman) leidt de kleuter door de kring adhv de bellenstok.Vooraf worden afspraken gemaakt vb. niet spelen =stilstaan, vb. snel en luid =gevaar... Bellenman leidt de kleuter veilig naar zijn huisje vb. zijn plaats in de kring. Afsluiting L. gaat rond en laat bij elke kleuter de bellenstok nog even zachtjes horen. Kleuters luisteren met de ogen dicht.
5
B. KLANKDUUR 1.Definitie De klankduur vertelt hoe lang een klank te horen is. Onder klankduur verstaan we ook de opeenvolgende wisselende lengtes van een klank (ritme), en de regelmaat in opvolging van verschillende lengtes (maat). Onder klankduur valt eveneens de tegenstelling „muziek-geen muziek‟, „doorklinkende – niet-doorklinkende geluiden‟ en „staccato-legatomuziek‟.
2.Doelstellingen -Kleuters kunnen het kontrast muziek-geen muziek weergeven in beweging. -Kleuters kunnen verschillen in klankduur weergeven via stem en beweging. -Kleuters kunnen verschillen in klankduur herkennen en benoemen. -Kleuters kunnen „doorklinkende en niet-doorklinkende‟ klanken weergeven via stem, in beweging en door notatie. -Kleuters kunnen „staccato-legato‟ muziek weergeven via stem, in beweging en door notatie. -Kleuters kunnen instrumenten sorteren volgens „doorklinkende/niet-doorklinkende‟ klanken. -Kleuters kunnen eenvoudige ritmes voor-en naspelen. -Kleuters kunnen zelf eenvoudige ritmes bedenken en uitvoeren. -Kleuters kunnen eenvoudige woorden ritmisch zeggen, bewegen en uitvoeren (woorden als ritmische bouwstenen). -Kleuters kunnen de maat uitvoeren of weergeven bij muziekfragment( vb. dansje).
3.Voorbeelden (1) -Kleuters zetten klanken om in beweging, doen ze na met de stem, spelen met de verschillen. -Kleuters klappen verschillende ritmes en bootsen die na van elkaar. -Kleuters zoeken hoe ze het ritme van vb. hun naam kunnen klappen, stappen ,bewegen... -Kleuters reageren in beweging op de tegenstelling muziek-geen muziek. (2) -Kleuters vertellen welke klank het langst klinkt, welke korter klinkt, ze vergelijken de klankduren. (3)-Kleuters spelen adhv dirigent in een orkest met 2 verschillende groepen instrumenten (lang/kort doorklinkende instrumenten). -Kleuters spelen adhv partituur met aanduidingen voor langere en kortere klanken.
6
(4)-Kleuters ordenen zelf verschillende instrumenten op „doorklinkend-niet doorklinkend‟. -Kleuters bedenken zelf woorden met hetzelfde ritme als een opgegeven woord. -Kleuters bedenken symbolen die langere en kortere klanken kunnen weergeven -Enkele mogelijke spelvormen ·
L. speelt een instrument met duidelijke nagalm,vb. een triangel of cymbaal. Kleuters staan recht en maken onhoorbare beweging. Als ze niets meer horen, hurken ze of sluiten ze de ogen, of stoppen ze de beweging. · 1 kleuter bespeelt de triangel (1 tik). Hij stapt zachtjes rond zolang de klank te horen is. Hij geeft de triangel door als er geen klank meer te horen is. Kan ook zonder rondstappen en dmv doorgeven aan de buur. · Kleuters stappen rond. Bij een tik op de triangel „bevriezen‟ ze tot het geluid niet meer te horen is. · L. speelt verschillende ritmes op de trom vb. stap/loop/huppelritme. Kleuters bewegen op het ritme en stoppen als ze de trom niet meer horen. · L. maakt met de stem een geluid. Eén kleuter doet het geluid na maar maakt het langer/korter. · Elke kleuter heeft een instrument en speelt er om beurt op. De volgende mag pas spelen als de vorige klank niet meer te horen is.
4. Aandachtspunten -Zorg ervoor dat de verschillen tussen niet-doorklinkende en doorklinkende instrumenten duidelijk zijn. -Staccato en legato kan je enkel laten ervaren door meerdere klanken na elkaar te laten horen. -Werk met eenvoudige ritmes of ritmische bouwstenen. -Zie opmerkingen ivm werken met partituur (methodiek).
5.Uitgewerkt voorbeeld (3K) -doelstellingen OD: De kleuters kunnen: 1.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen. 2.5
met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en improviseren ontwikkelen met klank, stem of instrument.
7
KDSA: -Cognitief: kleuters geven verschillen in klankduur weer via symbool. -Sociaal-affectief: kleuters musiceren samen adhv partituur en kokerpop. -Psycho-motorisch: kleuters zetten doorklinkende en niet-doorklinkende klanken om in passende bewegingen.
-Verloop Instap -L. heeft een triangel en laat die horen aan de kleuters. L. laat kleuters opnieuw luisteren met de ogen dicht en wijst hen op de doorklinkende klank. Kleuters geven de klankduur ter plaatse weer via vb. beweging met de hand. Daarna bewegend door de ruimte door vb.zachtjes op de tenen rond te stappen. L laat de triangel horen en stapt zachtjes rond .Als de triangel niet meer te horen is , geeft L. hem door aan een kleuter. Die herhaalt. L. vraagt aan kleuters hoe je een kortklinkende klank kan laten horen op triangel. Kleuters onderzoeken : dempen van het geluid door triangel vast te nemen. Kern -Kleuters zijn poppen die reageren op muziek. Welke pop past bij het doorklinkend triangelgeluid? Bij afgedempt geluid? Vb. lappenpop, ballerina/houten pop, robot. -Kleuters reageren dmv gepaste bewegingen bij de 2 verschillende geluiden. Idem per 2: elke kleuter kiest vooraf welke pop hij is. -L. deelt instrumenten uit :allerlei soorten stokjes en verschillende doorklinkende instrumenten (triangel, cymbaal, cinelli...). Kleuters onderzoeken vrij de instrumenten adhv dirigeren met het kokerpopje (muziek / geen muziek). Wie kan muziek spelen voor de lappenpop? Voor de robot? -Kleuters groeperen zich in 2 groepen (doorklinkend/niet-doorklinkend). L. laat hen adhv kokerpopje afwisselend spelen. -L laat telkens een groep spelen. De andere groep beweegt zoals vb. lappenpop/robot. -L.stelt partituur voor waarin de 2 groepen voorkomen (instrumenten staan afgebeeld). L. laat partituur uitvoeren. -1 kleuter uit elke groep laat geluid horen. Alle andere kleuters geven het geluid weer via beweging, ze tekenen het geluid in de lucht. Enkele kleuters tekenen dit nadien op bord (of op een vel papier). -Per groep wordt een duidelijk symbool afgesproken en dit wordt toegevoegd aan bestaande partituur. -Partituur wordt opnieuw uitgevoerd. Afsluiting
8
Kleuters brengen de instrumenten per groep naar de passende doos en mogen spelen tot ze het instrument in de doos leggen. L. laat nog eenmaal de triangel horen. Kleuters zakken langzaam in elkaar als lappenpoppen zolang ze de klank horen.
C. KLANKHOOGTE (MELODIE) 1.Definitie Elke klank/toon heeft een bepaalde hoogte, al dan niet precies meetbaar. We speken over hogere of lagere klanken/tonen. Een melodie wordt gevormd door de opeenvolging van verschillende toonhoogtes. Dit zijn in feite hele snelle opeenvolgingen van trillingen of geluidsgolven. Bij vele geluiden kunnen we de klankhoogte niet precies bepalen, omdat de trillingen niet regelmatig zijn. In dit geval ervaren we „hoog‟ of „laag‟ vaak als „scherp‟ vb. het tikken van een lepel tegen een glas, of „dof‟, denk maar aan voetstappen op de grond. Als we geleidelijk- glijdend overgaan van de ene naar de andere toon spreken we over glissando.
2.Doelstellingen -Kleuters kunnen duidelijke verschillen in klankhoogte weergeven in beweging en stem. -Kleuters kunnen instrumenten met verschillende toonhoogtes onderscheiden, groeperen en benoemen. -Kleuters kunnen glissandi weergeven in stem en beweging.
3.Voorbeelden (1)- Kleuters ervaren via beweging en stem hoge en lage tonen.We koppelen hieraan ook beelden vb. vogelgeluid klinkt hoog, het brommen van een beer klinkt laag. -Kleuters spelen via stem met glissandi, vb. nadoen van sirenes, van de berg afglijden, vliegtuigjes... (2)- Het benoemen van toonhoogte is niet zo eenvoudig voor kleuters. Jij zal vooral zelf benoemen. Gaandeweg kunnen de oudste kleuters hoog en laag /hoger en lager, van laag naar hoog, van hoog naar laag benoemen. (3)- Kleuters geven met de stem adhv partituur geluiden weer die hoog/ laag klinken. Kleuters spelen in een orkest met 2 groepen (hoog -en laagklinkende instrumenten). (4)-Kleuters kunnen instrumenten groeperen volgens hogere/lagere klanken. (enkel oudste kleuters!)
9
-Enkele mogelijke spelvormen: ·
· · ·
Kleuters bootsen allerlei geluiden na die hoger/lager klinken, en dit via stem en beweging. Vb.Karel de bij vliegt rond (leerkracht maakt zoemend geluid met bij). Kleuters hebben ook een bijtje op hun hand zitten. Ze laten hun bijtje rondvliegen zolang ze ook Kareltje zien vliegen. Wanneer Karel op de hand van de juf gaat zitten is het stil. Karel is een heel bijzondere bij, hij doet allerlei kunstjes terwijl hij vliegt en oefent voor de grote vliegwedstrijd. Juf toont telkens voor, kleuters doen na met hun bijtje. Vb. grote looping, schuine rechte lijn naar boven, golfbeweging... Kleuters proberen met hun stem zo hoog /laag mogelijk te zingen, praten... Kleuters bootsen via stem allerlei personages na. Dit kan ook adhv eenvoudig verhaal. Kleuters zoeken materialen, instrumenten, voorwerpen die even „hoog‟/ „laag‟ klinken als een gegeven voorbeeld.
4.Aandachtspunten -Deze parameter is zeker de moeilijkste voor kleuters., omdat „hoog‟ en „laag‟ voor hen abstract zijn mbt klank. Ze kennen deze begrippen wel visueel, dus beelden kunnen helpen. - Werk met grote verschillen en glissandi en laat kleuters dit vooral ervaren ipv te benoemen. -Het spelen met glissando is een goede manier om zich bewust te worden van verschillen in toonhoogtes.
5.Uitgewerkt voorbeeld Het is niet aangewezen om een volledige activiteit uit te werken vanuit de parameter toonhoogte. Je kan vb. ook werken met toonhoogte als onderdeel van opdrachten in een muzikaal pak of muzikaal verhaal (zie verder).
10
D.KLANKKLEUR (TIMBRE) 1.Definitie Deze muzikale bouwsteen zorgt er in grote mate voor dat wij geluiden kunnen herkennen en van elkaar kunnen onderscheiden. Geluiden kunnen onderling heel erg van elkaar verschillen, doordat ze een andere timbre hebben, net zoals dat bij kleuren het geval is. Anna‟s stem klinkt anders dan die van Lies. Waarom klinken de tikstokjes anders dan de trommel? Klinken herstbladeren onder onze voeten in het bos anders dan onze voetstappen op de speelplaats? Zoals je merkt, kan je het begrip „klank‟ heel ruim opvatten. Het kan gaan om de klank van geluiden uit de omgeving zoals het verkeer, de natuur... Het kan ook gaan om het timbre van stemgeluiden, de klank van muziek- of lichaamsinstrumenten, of de klank van geluiden die je met materiaal maakt. Denk maar aan een krant, ballon, tikken op de kast of stoel,....
2.Doelstellingen -Kleuters kunnen verschillen in klankkleur ervaren, benoemen en weergeven in stem en beweging. -Kleuters kunnen verschillende klankkleuren onderscheiden, herkennen en benoemen. -Kleuters kunnen instrumenten, klankmaterialen en stem op verschillende manieren hanteren.
3.Voorbeelden
(1)-Je kan kleuters eerst geluiden laten ervaren en beleven. Je onderzoekt samen met hen de verschillende speelmogelijkheden van de materialen/instrumenten/stem. Dit door samen geluiden te maken, geluiden weer te geven in beweging. Vb. Zoek met je handen een beweging die past bij het ritselend geluid van de blaadjes en probeer ditna te bootsen met de stem. (2)-Eigenschappen van klankkleuren kunnen benoemd en /of omschreven worden. Dit vooral door oudere kleuters. Bij jongere kleuters zal jij vooral zelf de klankeigenschappen verwoorden. Bijvoorbeeld scherp/dof, ritselig , schurend,… (3) -Kleuters spelen samen in verschillende orkestgroepjes. 11
(4)-Je kan kleuters ter evaluatie geluiden laten herkennen zonder kijken. Welke geluid hoorde je?
-Enkele mogelijke spelvormen: · · · ·
· ·
Kleuters onderzoeken de geluiden van verschillende voorwerpen in de klas. Nadien sluiten ze de ogen. L. gaat rond en laat verschilende geluiden horen . Kleuters benoemen wat L. liet horen. Kleuters luisteren met ogen dicht naar geluiden in en rond de klas. Kleuters verwoorden wat ze hoorden. Ze bootsen geluiden na met de stem. Ze proberen met verschillende instrumenten/materialen een bepaald geluid na te spelen. kleuters onderzoeken de geluidsmogelijkheden met verschillende materialen vb. papier, schoenen, carnavalattributen... Kleuters spelen met schuddoosjes waarin verschillende materialen zitten. De doosjes hebben telkens per 2 dezelfde inhoud. Kleuters proberen andere kleuter met zelfde doosje terug te vinden. Vb. 2 doosjes gevuld met maïs, 2 doosjes gevuld met rijst, 2 doosjes gevuld met lucifers,... denk ook aan 2 stiltedoosjes. Kleuters sluiten de ogen. Eén kleuter bootst een vb. eeb dierengeluid na. Kleuters raden wie het was. L. stelt vb. 2 instrumenten voor. L.spreekt samen met de kleuters een beweging af bij elk instrument. Kleuters voeren de beweging uit als ze het instrument horen. L laat eerst de instrumenten nog zien, nadien niet meer.Variante: kleuters zijn in 2 groepjes verdeeld en reageren enkel als ze hun instrument horen. vb. thema monsters. Als de monsters de trommel horen, stappen ze voorwaarts en zijn ze heel griezelig! Als de monsters de tikstokjes horen, zijn ze zelf bang en stappen ze achteruit. Bvb. thema dieren. Als kleuters de trommel horen zijn ze allemaal een olifant en gaan ze vooruit. Wanneer ze de tikstokjes horen gaan ze vooruit als een muisje.
4. aandachtspunten -Als je verschillende geluiden wil laten onderscheiden, let dan op het aantal geluiden dat je gebruikt. Dat is afhankelijk van DBS en doelen. -1K: zorg voor grote verschillen tussen klankkleur. Gebruik niet te veel verschillende voorwerpen - ongeveer 3. -3K: je kan max. tot 5, 6 voorwerpen gaan.. Denk eraan dat veel voorwerpen gebruiken niet altijd zinvoller is. Je kan ook een spelvorm uitdagender maken door slechts met 3 voorwerpen te werken die erg goed op elkaar lijken.
12
5. uitgewerkt voorbeeld We hebben er bij deze parameter voor gekozen om de evaluatiemogelijkheid via „geluiden herkennen achter een scherm‟ te bespreken. Wanneer kleuters geluiden goed hebben leren kennen, kan je met hen allerlei spelvormen doen waarbij ze geluiden moeten gaan herkennen. Dit kan een manier van evalueren zijn. Kennen de kleuters de geluiden nu goed? Kunnen ze de geluiden herkennen door ze aan te wijzen, te benoemen,...? Het uitgangspunt bij evaluatie is dat de klankbron verborgen is. De kleuters moeten goed luisteren (zonder kijken) en maken de leerkracht op één of andere manier duidelijk welk geluid ze gehoord hebben. Je kan de klankbron op verschillende manieren voor kleuters verbergen. -Enkele voorbeelden: · · ·
kleuters sluiten de ogen terwijl leerkracht op een voorwerp tikt. Één kleuter/enkele kleuters zijn geblinddoekt Enkele voorwerpen zijn verstopt achter de poppenkast/scherm zodat kleuters ze niet kunnen zien. Het is aangewezen om hier eerst te werken met dubbel instrumentarium. Dat betekent dat je vòòr de poppenkast dezelfde voorwerpen of muziekinstrumenten legt als degene die jij achter de poppenkast bespeelt. Je kan deze spelvorm verder uitdiepen door in een volgende fase deze visuele ondersteuning weg te nemen. Voor het doek ligt dan niets meer.
Je kan kleuters op verschillende manieren laten duidelijk maken welk geluid ze gehoord hebben. (afhankelijk van de leeftijd/hoe je de geluiden ingeoefend hebt!...) -Enkele voorbeelden: · · · · · ·
Kleuters benoemen het geluid Kleuters wijzen de klankbron aan Een kleuter komt naar voor en maakt hetzelfde geluid Kleuters hebben zelf een voorwerp/instrument/afbeelding vast en steken het juiste in de lucht Kleuters maken hetzelfde geluid met hun stem Kleuters voeren een beweging uit zolang ze het geluid horen
13
-Mogelijkheden tot uitdieping ·
·
We maken 2 geluiden en onmiddellijk daarna 3. Wat kwam erbij? Het kan ook omgekeerd welk geluid viel er de tweede keer weg? We maken een reeks geluiden vb. 4, maar we maken 2 maal hetzelfde geluid. Welk geluid kwam er 2 keer voor? 2 kleuters bespelen samen een instrument met verschillende klankkleur. Één kleuter stopt vroeger dan de andere. Wie speelde het langst?
·
3 of 4 kleuters bespelen gelijktijdig een verschillend instrument. De andere kleuters zitten met hun rug naar die kleuters. Een kind stopt met spelen. Welk instrument viel weg?
·
Er liggen een aantal instrumenten op een tafel. Eén kleuter wordt geblinddoekt of draait zich om. Een andere kleuter bespeelt één instrument en legt het terug. De geblinddoekte kleuter zoekt nu dit instrument en bespeelt het op dezelfde wijze. Uitdiepen: instrumenten op een andere manier bespelen. Vb. wrijven over trommel ipv tikken. Dit wordt dan ook weer op voorhand waargenomen en beluisterd.
Belangrijk is de auditieve controle. Dit betekent dat je kleuters laat zien en horen welk geluid ze herkend hebben. “Is het juist? Was het inderdaad dit geluid dat je gehoord hebt? We gaan eens luisteren.” Deze controle wordt vaak vergeten!
E. KLANKSTERKTE (DYNAMIEK) 1.definitie De klanksterkte vertelt iets over hoe luid/zacht een klank of een muziekstuk klinkt.Klanksterkte kan variëren. Vb. geleidelijk aan van zacht naar luid; of bruusk van vb. luid naar zacht. Verschillen in klanksterkte bepalen de spanning en de opbouw in de muziek.
2.doelstellingen -KLeuters kunnen duidelijke verschillen in dynamiek weergeven in beweging en stem. -Kleuters kunnen verschillen in klanksterkte herkennen en benoemen. -Kleuters kunnen overgangen in klanksterkte weergeven met stem, instrument en beweging.
14
3.voorbeelden (1)- Kleuters ervaren verschillen in klanksterkte dmv spelen met geluiden adhv stem en instrumenten. (2)-Kleuters kunnen de verschillen in klanksterkte benoemen vb. luid, zacht, luider,zachter... (3)-Kleuters kunnen adhv een dirigent samenspelen in een orkest en hierbij spelen met dynamiek. (4)-Kleuters verwoorden dat een geluid zachter of harder klinkt dan een ander.
-Enkele mogelijke spelvormen: ·
·
Kleuters spelen het spel „warm-koud‟: één kleuter gaat even buiten de klas. Kleuters spreken een voorwerp af, de kleuter komt terug binnen en gaat op zoek naar het voorwerp dat ze gekozen hebben. Hij wordt hierbij begeleid door handgeklap. Zacht klappen = veraf van het voorwerp / luid klappen = dichtbij. Zachter en luider klappen nodigen de kleuter uit om zich te blijven verplaatsen. zie voorbeelden bij methodiek (2. de dirigent-functie)
4. Aandachtspunten -Spelen met dynamiek lukt prima bij jonge kleuters!
F. TEMPO 1.definitie Het tempo vertelt iets over hoe snel de muziek wordt uitgevoerd, hoe snel klanken en geluiden elkaar opvolgen. Het tempo of de snelheid kan stabiel zijn of veranderend. Het tempo bepaalt mee de sfeer en de spanning in en muziekstuk.
2.doelstellingen -Kleuters kunnen verschillen in tempo weergeven in beweging en stem. -Kleuters kunnen verschillen in tempo benoemen en herkennen. -Kleuters kunnen overgangen in tempo weergeven via stem, instrument en beweging.
15
3. voorbeelden (1)-Kleuters bootsen geluiden na van dieren, voertuigen, ...in verschillende tempi, en dit met stem, instrumenten en dmv beweging.. (2)-Kleuters benoemen de verschillen in tempo vb. sneller, trager, heel traag... (3)-Kleuters spelen samen adhv een dirigent in verschillende tempi. (4)-Kleuters kunnen benoemen welk geluid trager of sneller klinkt.
-mogelijke spelvormen: · ·
L. speelt op de handtrom, kleuters geven tempo weer door beweging. Vb. Zwarte piet moet snel zijn want hij heeft nog veel werk / zwarte piet is moe en slentert door de winkel. L. geeft op de handtrom verschillende tempi weer die telkens verwijzen naar een bepaald dier. Kleuters beelden het dier uit in het juiste tempo.
4.aandachtspunten -Werken met heel snelle of heel trage tempi is motorisch moeilijk voor jonge kls. Houd hier rekening mee!
G. KOMBINATIE VAN VERSCHILLENDE PARAMETERS In vele spelvormen werken we met verschillende parameters tegelijk.Wij bespreken hier 2 spelvormen meer uitvoerig: muzikaal pak en „spelen met geluiden uit de omgeving‟.
1.Muzikaal pak In z‟n klassieke betekenis is een muzikaal pak een pak dat op muziek wordt doorgegegeven. Als de muziek stopt, scheurt wie het pak heeft er een laag papier af. Zo vindt hij een opdracht, die wordt uitgevoerd door die persoon. Nadien gaat het pak veer verder. Meestal zit er binnenin het pak een snoepje. Bij kleuters is het scheuren niet zo handig. Een alternatief is een doos doorgeven waarin verschillende voorwerpen/instrumenten/kaartjes met opdrachten inzitten. Als de muziek stopt, neemt de kleuter die de doos vastheeft, een voorwerp/kaartje uit de doos.
16
L. vertelt wat de opdracht is of leest het kaartje voor. Kleuters voeren samen de opdracht uit. Het voordeel is dat je op elk moment de activiteit kan afronden. De doos hoeft immers niet leeg te zijn. Bovendien komen alle kleuters aan de beurt bij het uitvoeren van de opdrachten. De inhoud van de doos kan ook makkelijk worden aangepast ivm BC. Het muzikaal pak op zich is een werkvorm. De inhoud van activiteit wordt bepaald door de opdrachten. Dat betekent dat we muzikale opdrachten (vanuit verschillende parameters) voorzien in de doos. Denk eraan originele muziek te gebruiken wanneer de doos wordt doorgegeven. Varieer ook de lengte van de momenten waarop de doos wordt doorgegeven.
2. Spelen met geluiden uit de omgeving We hebben deze activiteit reeds aangeraakt binnen de parameter klankkleur. We kunnen hierbij echter verschillende parameters betrekken. We kunnen kleuters immers ook laten luisteren naar de volgende facetten: -Welke geluiden horen we veraf/dichtbij? -Uit welke richting komt het geluid? -Wat of wie maakte dit geluid? -Welk geluid duurde heel lang/kort? -Welk geluid was slechts af en toe te horen of slechts eenmalig? -Welke geluiden waren scherp/dof? Luid/zacht? We kunnen ook verder werken met ĂŠĂŠn specifiek geluid dat kleuters gehoord hebben. Vb. Het geluid van de vogels: vogels nabootsen, dialoog tussen 2 vogels, vogel vliegt op en neer...
2. METHODIEK 17
In deze rubriek willen we aandacht geven aan werkvormen die je vaak zal gebruiken binnen muzikale spelletjes, los van de gekozen parameter. Bij muzikale spelletjes zullen kleuters heel vaak samen musiceren. Ze zullen met stem, instrument of voorwerpen geluid maken, ongeacht de parameter die je kiest. Om dit vlot te laten verlopen is het belangrijk inzicht te hebben in een aantal werkvormen en organisatievormen die bij elke parameter van toepassing zijn.
1. Uitdelen van instrumenten/materiaal Denk goed na over hoe je materiaal/instrumenten aan kleuters uitdeelt. Enkele mogelijkheden zijn: -zelf uitdelen -kleuters komen naar voor en kiezen een instrument -kleuters krijgen een kaartje en moeten het kaartje inwisselen voor een instrument -één kleuter mag telkens een instrument geven aan een andere kleuter. -enz.! Kleuters willen meteen spelen als ze een instrument gekregen hebben. Dit is heel normaal, het is immers erg leuk voor hen. Vooral bij jonge kleuters is het belangrijk van het niet te lang te laten wachten voor ze mogen spelen. Anderzijds kan het hierdoor ook wat rommelig lijken en schrikt je dit misschien af. Gebruik hierbij duidelijke afspraken, zoals beschreven in de volgende rubriek „de dirigent-functie‟. Enkel als je een specifieke reden hebt, kan het ook zinvol zijn van kleuters laten wachten door vb. het instrument nog even op de grond voor de voeten te leggen tot iedereen een instrument gekregen heeft. Vb. De tovenaar ligt in het midden te slapen en mag niet wakker worden door het geluid van de instrumenten!
2.De dirigent-functie Zodra kleuters samen geluid gaan maken is het belangrijk dat je goede afspraken maakt. Dit kan het best via visuele signalen. Dit heeft als voordeel dat iedereen jouw signaal ziet terwijl ze toch kunnen verder spelen. Proberen boven de kleuters uit te roepen is dus weinig zinvol. - spelen met ‘muziek-geen muziek’ Wanneer je samen met kleuters muziek/geluid
18
gaat maken, zal je steeds een soort dirigent-functie op je nemen. Dit betekent dat jij zoals een dirigent eerst en vooral gaat bepalen wanneer er muziek klinkt en wanneer niet! Je hebt hiervoor een duidelijk teken én een stopteken nodig. Pas wanneer je deze afspraak duidelijk gemaakt hebt met de kleuters, kan je verder gaan uitdiepen via dynamiek en tempo. Je kan hierin creatief zijn. Er zijn heel wat mogelijkheden om te dirigeren in overeenstemming met het belangstellingscentrum.
-Enkele voorbeelden ivm muziek/geen muziek: · ·
·
Kokerpopje vb. zolang Fiep het muisje uit haar huisje komt piepen, wil ik alle muisjes horen. Als jullie muisje Fiep niet meer zien, zit ze terug in haar huisje en is het stil! Vingerpopje/pictogram/hand/gebaar: vb. zolang jullie Baltazar de uil zien, wil ik alle uilen in het bos horen. Als je hem niet meer ziet (verstopt achter mijn rug) is het stil! vb. zolang ik mijn hand opsteek, wil ik het horen regenen. Als je mijn hand niet meer ziet, is het stil. Voorwerp vb. zolang ik met tikstokjes tik, spelen jullie mee op jullie tikstokjes. Als je ze niet meer ziet, is het stil. (Dit werkt ondersteunend voor 1K, omdat je met hen meespeelt).
-Zorg ervoor dat het signaal dat je geeft duidelijk en functioneel is. Vb.hand omhoog = spelen / hand achter de rug = stoppen hand open = spelen / hand dicht = stoppen paraplu open = spelen (regenen) / paraplu dicht = stil. -Verander niet telkens je afspraak. Vraag ook na wat kinderen gewoon zijn bij de mentor. -Het is belangrijk van de stop-afspraak regelmatig te herhalen wanneer je instructies geeft. Zeker wanneer kleuters nog niet zo vertrouwd zijn met deze manier van dirigeren. Ga er niet van uit dat kleuters „zomaar‟ zullen stoppen wanneer ze jouw teken niet meer zien.
-Spelen met dynamiek en tempo Je kan via het dirigeren ook aangeven hoe luid/stil of hoe traag/snel kleuters geluid maken. -Enkele voorbeelden ivm luid/stil:
19
· ·
·
Kokerpopje: Als Floris volledig uit zijn huisje is, spelen we luid. Als Floris voorzichtig uit zijn huisje komt piepen, spelen we stil. Vingerpopje/pictogram/hand/gebaar: Als ik Sofie hoog in de lucht houd, dan spelen we heel luid. Als ik Sofie heel laag bij de grond houd, dan spelen we stil! Dit kan ook door het popje veraf & dichtbij te houden, of door er grote & kleine bewegingen mee te maken. Voorwerp: Zolang ik zacht tik met stokjes, tikken jullie ook zacht met de stokjes. (Dit werkt ondersteunend bij kleuters 1K, omdat je met hen meespeelt.)
-Enkele voorbeelden snel/traag: · · ·
Kokerpopje: snel – traag bewegen met het Floris. Als Floris niet meer te zien is, dan is het stil. Vingerpopje/pictogram/hand/gebaar: idem Voorwerp: zolang ik traag tik, tikken jullie ook traag met de tikstokjes. (Dit werkt ondersteunend bij kleuters 1K, omdat je met hen meespeelt.)
-overgangen in dynamiek en tempo weergeven: · ·
Kokerpopje: Floris geleidelijk omhoog brengen = van stil naar luid (crescendo) Voorwerp: geleidelijk trager tikken met de tikstokjes = van snel naar traag spelen (rallentando)
-mogelijkheden tot samenspelen Via het dirigeren kan je kleuters laten samen spelen. Ze kunnen spelen in één groep, maar de groep kan ook verdeeld worden in meerdere subgroepen. Deze kunnen gevormd worden op basis van soort instrument, speelwijze, klankkleur, materiaalsoort. Als je met stem werkt, kan elke groep een eigen stemgeluid hebben.
-dirigeren door de kleuters Wanneer jij eerst de dirigent bent geweest, en de kleuters de opdracht goed uitvoeren, kan je een kleuter eventueel in jouw plaats laten dirigeren. Herhaal nog eens de instructies voor de nieuwe dirigent én de klasgroep!
-dirigeren aan de hand van een partituur
20
Een dirigent kan ook werken vanuit een partituur. Zie hieronder rubriek 4 „musciceren aan de hand van een partituur‟.
3. Experimenteren met klank en beweging De beste manier om geluiden te leren kennen is ze samen te maken! Dit zorgt niet alleen voor veel plezier bij kleuters, het is tegelijk ook heel leerrijk omdat ze via het onderzoeken geluiden „aan den lijve ondervinden‟. Wat zelf doorleefd en ontdekt is blijft het beste bij. Denk maar aan onderzoek-vragen als: -zoek eens hoe luid je kan spelen op je instrument. Kan je ook heel zacht spelen? -hoe kan je op je instrument spelen zonder te tikken? Verzin eens een heel gek/geheimzinnig/vreemd geluid op je instrument. -kan je met je instrument ook geluid maken door vb. Op de grond te tikken? -enz.! Voor kleuters zijn klank en beweging onafscheidelijk met elkaar verbonden. Je kan kleuters vanuit geluiden bewegingen laten zoeken. vb. Zoek eens met je handen een beweging die past bij het schurende geluid van de stenen. Je kan hen ook een leuke beweging laten uitvoeren en hen hierbij een passend geluid laten zoeken. Interessant om te horen waar kleuters zelf mee voor de dag komen! vb. Experimenteren met de stem. Zolang ik met de nootjes tegen elkaar tik, tikken jullie ook met je vingers alsof jullie nootjes vasthebben. Als je de nootjes niet meer ziet, is het stil. Zouden we het geluid van de nootje kunnen nadoen met onze stem? Wie probeert? Zolang ik met de nootjes tegen elkaar tik, tikken jullie ook en laten jullie het geluid van de nootjes horen – leerkracht doet nog even voor (!) Als je ze niet meer ziet, is het stil.
4. musiceren aan de hand van een partituur. -voorbereiding Als kleuters voldoende geëxperimenteerd hebben met instrumenten/stem/materiaal, kan een vorm van samenspel erin bestaan dat ze musiceren aan de hand van een partituur. Dit zal dus nooit de eerste stap in een activiteit zijn. Om te komen tot het werken met een partituur is het belangrijk dat kleuters eerst gewerkt hebben met losse picotgrammen. Hierbij zijn twee mogelijkheden: · pictogram laten zien = spelen / pictogram verbergen of omdraaien= niet spelen · 2 picogrammen: pictogram laten zien = spelen/ blanco pictogram laten zien = niet spelen. - hoe?
21
Het is belangrijk dat op de pictogrammen een duidelijke afbeelding staat van het voorwerp/instrument waarmee kleuters spelen. Als we verschillende pictogrammen naast elkaar plaatsen bekomen we een partituur. In de eenvoudigste vorm (bij jonge kleuters) werken we slechts met 2 pictogrammen in een partituur: afbeelding & blanco pictogram. We starten en eindigen altijd met een blanco pictogram. vb. de leerkracht overloopt de partituur: Muisje Fiep gaat op zoek naar andere muizenvriendjes. In dit holletje zit een muisje, en we horen het muisje piepen. In dit holletje zit er geen muisje en is het stil. Enz.
Vervolgens kunnen we meerdere (verschillende) pictogrammen voorzien. We kunnen ook op ĂŠĂŠn pictogram meerdere afbeeldingen plaatsen.
Het is belangrijk dat het aflezen van de partituur in leesrichting gebeurt. Als je hiervan afwijkt (door bijvoorbeeld van het ene hokje naar het andere te springen, of in omgekeerde richting te werken) moet je dit duidelijk inkleden. Vb. Muisje Fiep is een stukje kaas vergeten en moet terug. Bij oudere kleuters kunnen we stilaan met meer abstracte, symbolische afbeeldingen gaan werken. Hoe abstracter de afbeelding dwz hoe minder gelijkenis met de oorspronkelijke afbeelding, hoe moeilijker voor kleuters. Tegelijk maakt dit deel uit van
22
de ontwikkeling naar lezen en schrijven toe. Letters en cijfers zijn immers ook abstracte symbolen. Bij bovenstaande voorbeelden van muisje Fiep en poes, laten we kleuters nu instrumenten zoeken die passen bij een bepaald facet van het dier. Vb Tikstokjes geven de pootjes van het muisje weer. De rasp geeft het spinnen van de poes weer. In de partituur plaatsen we nu de afbeeldingen van de instrumenten bij de dieren. De prenten van de dieren kunnen ook weggenomen worden. Het is de bedoeling dat de kleuters zich blijven herinneren dat het ging om het weergeven van het geluid van de muizenpootjes en het spinnen.
Als we nog verder willen abstraheren doen we dat best via een bewegingsmoment. Vb. Leerkracht laat stokjes horen. kleuters tekenen in de lucht het trippelen van de muis, alsof het muisje op een onzichtbaar blad loopt. Kleuters zullen dit wellicht weergeven door middel van korte bewegingen. Een kleuter krijgt een stift en tekent het trippelen op het pictogram. Zelfde werkwijze voor het spinnen van de poes.
De keuze of je al dan niet werkt met een abstracte partituur wordt bepaald door de beginsituatie van de groep en de doelstellingen van de activiteit. Je hoeft dit dus niet telkens te doen! Het is wel een mogelijkheid om het werken met partituur uit te diepen voor kleuters 3K die reeds met een partituur gewerkt hebben. Je hoeft dus niet altijd te kiezen voor veel
23
geluiden (5,6) om een spel uitdagender te maken. Je kan bijvoorbeeld ook met 3 geluiden werken en deze abstract gaan voorstellen.
Je kan ook creatief zijn met de vorm van je partituur en deze eventueel inkleden in het belangstellingscentrum. vb. een toren met verschillende klokken, Een winkelstraat met verschillende winkels
-Uitdiepen aan de hand van andere parameters: dynamiek & tempo -Wanneer je met een kokerpopje werkt waarmee je de partituur doorloopt, kan je ook luid en stil aanduiden. Vb.Muisje Fiep gaat op zoek naar andere muizenvriendjes. In het eerste holletje zit geen muisje, dus is het stil. In dit holletje zit een muisje. Muisje Fiep komt heel voorzichtig uit haar holletje om dag te zeggen aan het andere muisje. In dit holletje zit ook een muisje. Muisje Fiep komt helemaal tevoorschijn en piept heel luid “piep piep”, “dag muis!”. -Je kan de partituur snel of traag doorlopen. Vb. Muisje Fiep heeft veel gespeeld met de muizenvriendjes en moet nu snel terug naar huis. Ze zegt nog snel even dag aan alle muisjes. (leerkracht overloopt partituur snel). Vb. Muisje Fiep is een beetje moe en gaat slapen.
24