Jouw eigen overtuigingen over jezelf, over anderen en over de wereld waarin je leeft, kleuren de bril waardoor je waarneemt. Het maakt nogal wat uit door welk venster iemand naar de wereld om zich heen kijkt.
1
Jouw eigen overtuigingen over jezelf, over anderen en over de wereld waarin je leeft, kleuren de bril waardoor je waarneemt. Het maakt nogal wat uit door welk venster iemand naar de wereld om zich heen kijkt. Er zijn grofweg 4 manieren om te kijken naar jezelf en de ander. Je manier van kijken is niet goed of fout. Het ontstaat door de wijze waarop je bent opgevoegd, misschien ook wel een beetje hoe je dna in elkaar zit. Het kan belangrijk zijn om je hier van bewust te zijn, want het speelt een rol hoe je met elkaar communiceert en dus hoe je met elkaar (samen)leeft. Gaat het niet soepel, dan is er vaak iets met de rollen waarin je met elkaar communiceert. Als je dat beseft, kan je van positie/rol wisselen en zo weer ‘evenwichtig’ met elkaar te communiceren. Daar gaat dit artikel over.
Ik ben OK, jij bent OK
+/+ Jij en ik zijn de moeite waard. Als we een conflict hebben wil ik het oplossen, maar mijn inzet voor het resultaat gaat niet ten koste van mijzelf of jou
Ik ben niet-OK, jij bent OK
-/+ Mijn leven is minder waard want jij bent beter en kunt meer dan ik. Ik ben niet zo belangrijk als jij. Als we een conflict hebben geef ik toe. Wat jij van mij vindt is belangrijker dan het resultaat. Ik ben niet gelukkig, ik zorg slecht voor mezelf en voel me vaak slachtoffer van situaties Ik ben OK, jij bent niet-OK +/Ik ben belangrijker dan jij. Als wij een conflict hebben zal ik mijn oplossing doordrukken want het resultaat is belangrijker, ook al gaat dat ten koste van jou. Ik weet wat goed voor jou is en jij niet Ik ben niet-OK, jij bent niet-OK - / Het leven is niet de moeite waard en daar kunnen wij niets aan veranderen. We hoeven ons niet in te spannen om een probleem op te lossen; het is toch hopeloos. We kunnen beter alles uit de weg gaan.
2
Groei in Basale Positie 1. We hebben een favoriete basispositie. Daar hebben we ooit voor gekozen en het is onze overtuiging. 2. We zoeken steeds bevestiging van onze basale positive 3. We veranderen in situaties van basispositie. Het is een volwassen keuze in het “hier-en-nu”. Het is een keuze o.b.v. het “daar-en-dan” je te laten leiden door je Ouder en Kind egoposities. Ik ben zo moe nu en ik vind het zo moeilijk is meer ik- en minder ik+ 4. Veranderen van basale positie = persoonlijke ontwikkeling: ik-/jij- -> ik+/jij- -> ik-/jij+ -> ik+/jij+ Wat is jouw standaard basispositie? Hoe ga je er in verschillende context mee om? Hoe tevreden ben je ermee? Wil je er verandering in aanbrengen? In uitersten weergegeven gaat het om categorieën als: IK BEN OKEE - JIJ BENT OKEE
IK + / JIJ +
IK BEN OKEE - JIJ BENT NIET OKEE
IK + / JIJ -
IK BEN NIET OKEE - JIJ BENT OKEE
IK - / JIJ +
IK BEN NIET OKEE - JIJ BENT NIET OKEE
IK - / JIJ -
Thomas Harris schreef er alweer vele jaren geleden een boek over met de titel ‘Ik ben OK, jij bent OK’ en dat werd een bestseller over de gehele wereld. Franklin Ernst en later Julie Hay werkten het idee uit tot het concept van Vensters op de wereld. De auteur, psychiater met jarenlange praktijkervaring, geeft aan dat de persoonlijkheid van ieder mens bestaat uit drie kleuren: de Ouder, de Volwassene en het Kind. Afhankelijk van het dominerende deel in de mens, zal deze reageren op zijn omgeving. Deze theorie is vervat in de zogenoemde transactionele analyse (TA) en inmiddels wereldwijd verspreid. De laatste 30 jaar is er veel onderzoek gebeurd naar meer inzichten om te weten te komen welke invloed onze kindertijd heeft op ons volwassen leven. En dat blijkt niet niks te zijn, integendeel. De invloed van hen die ons hebben opgevoed is bijzonder groot, en de manier waarop ons emotioneel leven als kind wordt opgebouwd en hoe we daar verder mee omgaan is niet zo eenvoudig. Maar gelukkig is er naast 'het kind' en 'de ouder' in onszelf, ook nog 'de volwassene' in onszelf die alles best kan bijsturen. Veranderingen blijven gelukkig mogelijk!
.
3
Er zijn drie ego-posities die in elk persoon verenigd zijn: de ouder, het kind en de volwassene. Vanuit deze posities kunnen transacties met de ander plaatsvinden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de zgn. complementaire transacties en gekruiste transacties.
Complementaire transacties In complementaire transacties is er sprake van een evenredige vorm van transacties. Bijvoorbeeld: een kind-kind transactie zoals aangegeven in het schematische voorbeeld. De praktische uitwerking daarvan kan de volgende korte dialoog zijn. De ene vraagt vanuit zijn kind-egopositie: "Wil je een snoepje?" en dan kan de ander vanuit zijn kind-positie reageren met: "Mmmmm, ik ben dol op snoep." Hoewel het wat kinderlijk aandoet, is hier toch sprake van een evenredige en effectieve vorm van communiceren: een effectieve transactie.
4
Gekruiste transacties In een gekruiste transactie is er sprake van een mismatch van egoposities. De ego-positie die de ene aanspreekt bij de ander, is een andere dan waar de ander bij de ene aan appelleert. In de schematische weergave wordt dat weergegeven als iemand die vanuit zijn ouder het kind in de ander aanspreekt, terwijl deze vervolgens reageert vanuit zijn kind en een appel doet aan het kind bij de ander.
In de praktijk zou dat als volgt kunnen worden verbeeld: Verzender vanuit ouder-positie: "Wil jij wel even snel je kamer opruimen", daarmee de ander zijn kind aansprekend. Ontvanger vanuit kind-positie: "Kamers opruimen is hartstikke stom!", en deze doet daarmee een appèl op de verzender zijn kind-positie. Dit soort transacties worden beschouwd als niet effectief.
Er is veel te vertellen over deze wijze van communiceren met elkaar. Inzicht daarin kan belangrijk zijn om te begrijpen hoe en waarom we op een bepaalde manier met elkaar omgaan en hoe we problemen daarin kunnen oplossen. Vooral handig in relaties! Hieronder is hierover meer te lezen. Aanrader !!
5
Virginia Satir schreef onderstaand gedicht toen ze aan het werk was met een boos 15-jarig meisje die een hoop vragen had over zichzelf en over de zin van het leven. Met dank aan Kate van Loon die het vertaalde. Ik ben mij en ik ben OK Ik ben mij. Op de hele wereld is er niemand zoals ik. Er zijn mensen die sommige delen hebben net zoals ik, Maar niemand is op dezelfde manier als ik samengesteld. Daarom, is alles wat vanuit mij komt authentiek van mij omdat alleen ik het kies. Ik bezit alles over mij Mijn lichaam inclusief alles wat het doet; Mijn geest inclusief al de gedachten en ideeĂŤn; Mijn ogen inclusief alle beelden die ze waarnemen; Mijn gevoelens wat ze dan ook mogen zijn. Boosheid, Plezier, Frustratie, Liefde, Teleurstelling, Opwinding, Mijn mond en alle woorden die eruit komen Beleefd, Lief of lomp, Correct of incorrect Mijn stem luid of zacht En al mijn acties, of ze nou voor anderen zijn of voor mijzelf Ik bezit mijn fantasieĂŤn, mijn dromen, mijn hoop, mijn angsten. Ik bezit al mijn triomfen en al mijn successen, al mijn falen en al mijn fouten Omdat ik al mijn delen bezit kan ik mezelf intiem leren kennen. Door dat te doen kan ik van mezelf houden en vriendelijk zijn voor mijzelf in alle delen.
6
Dan kan ik het voor mijn hele zelf mogelijk maken om in mijn beste belang te werken. Ik weet dat er aspecten zijn van mijzelf die me verwarren, en andere aspecten die ik niet ken. Maar zo lang ik vriendelijk en liefdevol ben naar mijzelf, Kan ik moedig en hoopvol kijken naar oplossingen voor die verwarring En naar manieren om meer over mezelf te ontdekken. Hoe ik er ook uitzie en klink, wat ik ook zeg en doe, en wat ik ook denk en voel op een bepaald moment, dat ben ik. Dit is authentiek en representeert waar ik op dat moment ben. Als ik later bekijk hoe ik klonk en hoe ik eruit zag, wat ik zei en deed en hoe ik dacht en hoe ik me voelde dan kan het zijn dat sommige delen niet passend blijken te zijn. Ik kan dat wat niet past simpelweg wegdoen, en datgene houden wat blijkt te passen. En iets nieuws uitvinden voor dat wat ik weg heb gedaan. Ik kan zien, horen voelen, denken zeggen en doen. Ik heb het gereedschap om te overleven, om nauwe banden met anderen te hebben, om productief te zijn, en om de dingen, de wereld en de mensen om me heen te kunnen plaatsen Ik bezit mij en daarom kan ik mijzelf sturen. Ik ben mij en ik ben OK!
7
Er is veel te vertellen over de wijze van communiceren met elkaar. Inzicht daarin kan belangrijk zijn om te begrijpen hoe en waarom we op een bepaalde manier met elkaar omgaan en hoe we problemen daarin kunnen oplossen. Vooral handig in relaties! Bepaalde emoties kunnen lastig of zelfs moeilijk zijn om te ervaren. Machteloosheid en angst zijn voor de meesten van ons bijvoorbeeld van die lastige emoties. Vooral als we als klein kind niet goed begeleid zijn in het ervaren van dit soort emoties, kan het zijn dat we ze onbewust liever vermijden. Dat velen van ons al vroeg geleerd hebben om hun gevoelens te vermijden – niet meer te voelen wat ze voelen – heeft soms nare consequenties. Je ziet bijvoorbeeld wel dat mensen door hun vermijding van gevoelens in bepaalde disfunctionele interactiepatronen met anderen blijven hangen, of steeds opnieuw in dezelfde valkuilen trappen.
Disfunctioneel Spel Het gedrag bij mensen wordt soms sterk bepaald door wat wenselijk was in hun omgeving als klein kind, en mensen spelen op basis daarvan veelal onbewust een rol die lijkt ingegeven door een vast rollenpatroon. Op deze manier vermijden ze de lastige emoties die de realiteit soms oproept – en wel vooral de emoties die veroorzaakt worden door afwijzing van hun persoon door anderen (verlatingsangst en angst voor afwijzing behoren tot de meest ingrijpende ‘lastige emoties’). In de jaren ’60 van de vorige eeuw heeft de psycholoog Eric Berne een aantal van die patronen geïdentificeerd. Hij noemde elk een spel dat gespeeld wordt, om aan te geven dat men de realiteit vermijdt. Een voorbeeld van zo’n ‘spel’ waarin dat verlies voor alle betrokkenen duidelijk naar voren komt, is ‘verkrachtertje’, zoals Berne het noemde. Het wordt o.a. wel gespeeld door vrouwen die als meisje verwond zijn geraakt door het toedoen van mannen. Zoals al deze ‘spelen’ wordt het meestal niet bewust gespeeld, maar ontvouwt het zich als een onbewust patroon in de omgang van een vrouw met mannen. Het gaat als volgt: de vrouw doet aardig tegen een man. Als hij erop ingaat, probeert ze hem te verleiden om steeds verder te gaan. Zodra hij echter bij haar over een grens gaat van wat zij toelaatbaar acht, roept ze heel hard: ‘vuile verkrachter!’ (in woorden of nonverbaal!). Gaat hij niet op haar avances in, dan noemt ze hem ‘een preutse hark’ of iets dergelijks (opnieuw: in woorden of nonverbaal!). In haar spel zit dus van te voren al besloten dat hij moet verliezen en dat zij dan rechtvaardiging vindt voor haar boosheid tegenover mannen. Op die manier denkt ze – dit alles dus meestal totaal onbewust – een soort revanche te nemen op mannen. In werkelijkheid verwijdert ze zichzelf door zo’n sociaal gedragspatroon echter steeds verder van een gezonde en bevredigende omgang met die mannen, die hierdoor vaak ook verbijsterd achterblijven. Overigens, ook mannen spelen dit soort ‘spelletjes’ met vrouwen. Het spelen van dit soort ‘spelletjes’, soms onschuldig, soms tot de dood aan toe, is niet voorbehouden aan vrouwen of welke andere groep mensen dan ook – het komt overal voor waar mensen echt contact (en de gevoelens die dat op kan roepen) vermijden.
Disfunctionele rollen (drama driehoek) Het door Karpman (leerling van Berne) gesignaleerde sociale gedragspatroon bestaat uit een rollenpatroon van drie disfunctionele rollen, waarbij de spelers zo nu en dan van rol wisselen. Het is bekend geworden als de drama driehoek van Karpman (soms wordt ook wel gesproken over de disfunctionele of trauma driehoek). Wat Karpman waarnam en wat sindsdien door veel hulpverleners is waargenomen, is dat mensen vaak vervallen in de volgende drie rollen: ‘slachtoffer’, ‘dader’ (ook wel: ‘vervolger’ of ‘aanklager’) en ‘redder’. Stephen Karpman haalt o.m. het sprookje van Roodkapje en dat van de Rattenvanger aan,
8
en laat zien, hoe de mensen daarin achter elkaar deze verschillende rollen spelen. Bij het verhaal van de Rattenvanger is het wel heel duidelijk: eerst is hij de ‘redder’ (die de stad van de rattenplaag redt), vervolgens ‘slachtoffer’ (hij wordt bedrogen door het stadsbestuur) en wordt tenslotte ‘dader’ (als hij alle kinderen ‘betovert’ met z’n spel en meeneemt). Karpman noemt als voorbeeld ook het sprookje van Roodkapje, waarin Roodkapje eerst de ‘redder’ speelt t.o.v. grootmoeder, en vervolgens ‘slachtoffer’ wordt ten opzichte van de wolf. Die wolf, op zijn beurt, is eerst ‘dader’ door grootmoeder op te eten, speelt vervolgens grootmoeder, dus arme ‘slachtoffer’ tegenover roodkapje in haar rol als ‘redder’, wordt daarna weer ‘dader’ tegenover Roodkapje , en ten slotte weer ‘slachtoffer’ tegenover de boswachter.
Op het moment dat iemand de ‘slachtoffer’rol speelt, lijkt hij of zij -onbewust- te zeggen: „ik ben zo zielig, ik ben machteloos, ik wordt altijd benadeeld, anderen zijn veel beter af;” hij of zij manipuleert anderen via zijn/haar hulpeloosheid en/of passiviteit. En in de ‘redder’-rol: „ik wil alleen maar helpen, ik wil alleen maar goed doen;” hij of zij zet de ander naar zijn/haar hand door de (echte of vermeende) ‘gebreken’ van de ander te ‘repareren’ en ontleent daar een zeker gevoel van waardigheid aan (of verzachting van een gevoel van onwaardigheid). En iemand in de ‘dader’-rol: „ik zal zorgen dat ik ook aan m’n trekken kom!”; hij/zij beheerst de ander via enig mechanisme van autoriteit of macht, vaak speelt hierbij boosheid ook een rol. De oorspronkelijke vorm van de ‘dader’-rol (in Karpman’s originele artikel) is de rol van ‘aanklager’ of ‘vervolger’; hiervan spreken we als iemand de situatie (en de ander) probeert te beheersen door anderen te beschuldigen: „jij doet / jullie doen het allemaal helemaal fout!”. Uit het bovenstaande wordt duidelijk, dat de kern-emoties die de driehoek-dramatiek drijven, dus zijn: - gevoelens van hulpeloosheid, - gevoelens van onwaardigheid - gevoelens van boosheid. Deze komen relatief veel voor (en worden relatief weinig echt goed verwerkt) bij mensen die als kind geleden hebben onder verwaarlozing, (geestelijke)mishandeling of andere traumatische ervaringen.
De rollen liggen dus niet vast: “hij of zij is altijd de ‘redder’”, maar kunnen wel vergeleken worden met dans-patronen. Het geheel is dan een soort macabere dans waarin ieder op de ander(en) reageert, maar waarbij er geen wezenlijk contact en geen echte intimiteit met elkaar aanwezig is. De tragische ervaring leert, dat iemand die één van de rollen speelt, ze meestal allemaal zal spelen. Bijvoorbeeld:
9
het slachtoffer gaat anderen beschuldigen als ‘dader’, maar wordt daarin zelf ‘dader’/‘vervolger’ ten opzichte van die ander. Eén van de oorzaken hiervan is de dynamica van angst en macht. Het gedrag is automatisch en angst-gedreven. In de onderliggende angst realiseert men zich onvoldoende het effect van het eigen handelen op de ander. Een andere oorzaak van het spelen van alle rollen is dat de slachtoffer-rol aangenaam lijkt (wegens het medelijden van anderen wat hij op kan wekken) maar uiteindelijk zeer onaangenaam is qua gevoelens (pijn, angst, onmacht). Het slachtoffer gaat daardoor vaak proberen anderen te ‘redden’ om nog enig gevoel van macht en competentie te hebben. In deze ‘hulp’ is dus niet die ander het doel maar het zoeken naar een goed gevoel voor zichzelf. De ander wordt daardoor dikwijls tot slachtoffer en de ‘redder’ tot ‘dader’. Ook worden ‘slachtoffers’ en ‘redders’ tot ‘dader’ door wat in de contextuele benadering wel genoemd wordt: het ‘destructief gerechtigd zijn’ (het gevoel: ze hebben mij te pakken genomen, nu mag ik ook wel eens...), of door identificatie met de dader als overlevingsstrategie. Een andere manier om naar de verschuiving van ‘slachtoffer’ naar ‘dader’ te kijken is dat het ‘slachtoffer’ impliciet of expliciet vaak kwaad wordt of neerbuigend spreekt over degene(n) die hij/zij als ‘dader(s)’ beschouwt. Door deze kijk op de zaak wordt hij/zij ‘aanklager’ – zoals gezegd een vorm van ‘dader’. De ‘dader’ wordt vaak tot ‘slachtoffer’ als degene die tot dan toe de ‘redder’- of ‘slachtoffer’-rol speelde, de ‘dader’-rol gaat spelen. De ‘daders’ kunnen ‘redders’ worden als hun rol hen te impopulair maakt. De verschillende ‘rollen’ uit de drama driehoek verschillen in populariteit. Velen spelen in het openbaar het liefst de ‘redder’-rol. De ‘slachtoffer’-rol kent lastige emoties van onmacht en dergelijke, en de ‘dader’-rol staat aan grote kritiek vanuit de omgeving bloot. Deze ‘redder’-rol lijkt nog een zekere waardigheid te kennen. Alle drie de posities houden mensen ook gevangen in de driehoek. Je weet dat de driehoek je gevangen houdt, als je in een relatie eigenlijk iets wel zou willen aankaarten, maar het maar niet doet, omdat de ander: -
te beheersend en intimiderend handelt en jou al eerder pijn deed (hij/zij speelt de ‘agressor’/‘aanklager’-rol); te genereus en te aardig is om te confronteren (hij/zij speelt de ‘redder’-rol doet alsof hij of zij al zoveel pech heeft en zo ongelukkig is dat het wreed zou zijn om hem of haar ook nog hiermee lastig te vallen (hij/zij speelt de ‘slachtoffer’-rol).
Innerlijke Ouder, Volwassene en Innerlijke Kind Eind jaren '50 van de vorige eeuw ontdekte Eric Berne (1910-1970) dat mensen in hun interacties met elkaar beïnvloed worden door ervaringen en herinneringen uit hun jeugd. Met name de eerste vijf levensjaren zag hij als bepalend. Hij onderscheidde daarbij twee invloeden: die van onze eigen – soms kinderlijke – emoties, en die van boodschappen die we gekregen hebben van onze ouders. Die laatste hebben vaak een normatief – afkeurend of bevestigend – karakter. Dit leidde hem ertoe om drie 'zijnstoestanden' of 'posities' te onderscheiden, van waaruit we met anderen omgaan. Die 'zijnstoestanden' hebben in feite weinig met ons 'zijn' te maken, en veel meer met ons voelen, denken, spreken en doen. Het zijn manieren waarop we ons voelen, denken, spreken en ons gedragen. Berne deelde deze in, in drie groepen, meestal weergegeven met de letters O, V en K: O: de interne Ouder, waarin we geleid worden door woorden en gebaren die we als kind van anderen ervaren hebben en die we ons als (bewuste of onbewuste) normen en waarden eigen gemaakt hebben (bijvoorbeeld moeite met emoties op basis van de woorden: 'grote jongens huilen niet'); hierbij worden wel een 'kritische Ouder' en een 'koesterende' of 'beschermende Ouder' onderscheiden;
10
V: de Volwassene, waarin we rationeel kunnen denken. K: het interne Kind, waarin we geleid worden door (soms kinderlijke) emoties en ervaringen uit onze jeugd (zowel vrolijke als bijv. machteloze emoties); hierbij worden wel een 'gewond Kind', een 'dwarsliggend Kind' en een 'speels Kind' onderscheiden;
Thomas Harris spreekt wel over de Ouder als 'de registratie van externe gebeurtenissen (aangeleerde levensopvatting)', de Volwassene als 'de registratie van gegevens verzameld en verwerkt door onderzoek en toetsing (doordachte levensopvatting)', en het Kind als 'registratie van interne gebeurtenissen (gevoelsmatige levensopvatting). Berne werd met deze bevindingen de grondlegger van wat bekend is geworden als de Transactionele Analyse. Deze Transactionele Analyse heeft veel oog voor de manier waarop mensen in interactie met elkaar omgaan en de dynamica die zich dan ontvouwt (functioneel of disfunctioneel). Zijn werk is vrij bekend geworden en ik denk dat we van de Transactionele Analyse veel kunnen leren1, al heb ik ook enkele kanttekeningen.
'Posities' en gekruiste interactiepatronen De drie 'posities' zoals hierboven aangeduid, houden in dat we ons in interacties met anderen tegenover hen opstellen als mede-Volwassene, als Kind, of als Ouder. Tegelijkertijd spreken we de ander aan in zijn of haar 'positie' als Volwassene, Kind, of Ouder. In gezonde communicatie is er sprake van gelijkwaardigheid en balans. De communicatie tussen twee mensen in hun Volwassene positie, zoals hier links aangegeven, is hier het beste voorbeeld van. Ook een speels moment waarop beiden zich wat kinderlijk opstellen, zoals hier rechts aangegeven, kan voor beiden oké en bevredigend zijn.
Het wordt al wat gecompliceerder als één van de twee personen op het Kind-niveau zit en de ander zich als Ouder opstelt, zoals in het diagram hier links. Bijvoorbeeld: Piet vraagt ietwat onzeker en op onderdanige wijze aan z'n collega Jan of die het werkstuk van Piet goed vindt, en Jan bevestigt dit. Als dit patroon van Kind-Ouder zich met de tijd flexibel kan wijzigen naar Volwassen-Volwassen en Ouder-Kind, dan kan ook dat oké zijn. In het voorbeeld kan het zijn dat Jan en Piet elkaar vaker even wat bevestiging geven bij een lastige klus. Ook in huwelijken zie ik dit voorkomen: de ene dag is zij wat onzeker en zit wat meer in de zijnstoestand van het Kind, een week later hij. In een sfeer van wederzijdse acceptatie kan zoiets voorkomen en hoeft het niet tot ongelijkwaardigheid te leiden (wel als het zo is dat één altijd de 'Ouder' en de ander altijd het 'Kind' is).
11
Echt lastig wordt het als de een zich als Volwassene tot de ander als Volwassene richt, en die gaat reageren als een Ouder tegenover een Kind (diagram hier rechts). Bijvoorbeeld: persoon A vraagt: 'Heb je toevallig m'n autosleutels gezien?', waarop B antwoordt: 'Nee, natuurlijk niet, ik heb je al drie keer gezegd dat je ze altijd op hun plaats moet hangen!' Hier reageert B als 'kritische Ouder' en ziet A daarbij als 'Kind'. De twee interacties kruisen zich dan, ze corresponderen niet met elkaar. Dit is niet respectvol en wordt vrijwel altijd als onprettig ervaren. Zo'n 'gekruiste interactie' zien we ook als beiden zich opstellen als Kind tegenover de ander als Ouder. Bijvoorbeeld: A zegt: 'Ik ben vreselijk afgezeikt op 't werk, ik voel me erg beroerd!'. In plaats van in te gaan op A's verzoek om wat liefde en aandacht, reageert B: 'Nou, hoe denk je dat ik me voel, na ...?!' Beiden zullen hierna hoogstwaarschijnlijk nog gefrustreerder en verdrietiger zijn dan voor deze interactie. Ze hebben beiden niet ontvangen wat ze zochten: (Ouder-lijke) bemoediging in hun (Kind-erlijke) frustraties . Iets dergelijks treedt ook op als A merkt dat er ander brood is dan anders en nieuwsgierig vraagt (V-V): 'Waar heb je dit brood gekocht?' en B dit ten onrechte interpreteert als een vraag 'Wat voor idioot slecht brood is dit?' van A als 'kritische Ouder' en vanuit deze interpretatie reageert als 'gewond/verongelijkt Kind' tegenover die 'kritische Ouder' (K-O): 'Wat mankeert er aan?' In deze laatste voorbeelden reageert B niet op de vraag van A, maar vanuit een associatie die A's vraag opriep in B's innerlijke Kind of innerlijke Ouder. Het is dan ook waarschijnlijk, dat B's reactie in het vervolg van zo'n gesprek onechtheid en een verandering in de 'zijnstoestand' van A zal oproepen. Het gesprek gaat in wezen niet meer over datgene wat A aankaartte, maar over datgene wat B voelde, maar niet zei. Dat maakt deze 'gekruiste transacties' zo onduidelijk en onprettig voor de betrokkenen. Er zijn ook gekruiste transacties die juist een einde kunnen maken aan een disfunctioneel 'spel', maar dat is een ander chapiter.
Ervaringen die we opdoen als kind, worden gemakkelijk tot verwachtingspatronen en onze reacties worden dan tot rolpatronen en ‘posities’. Die ‘posities’ zijn manieren waarop we denken, ons voelen en gedragen. Men onderscheidt drie hoofd-posities: die van (innerlijke) Kind, Volwassene, en (innerlijke)
Soms richt iemand zich als volwassene tot een ander als volwassene, en die persoon gaat reageren als een ouder tegenover een kind (diagram hier rechts). Bijvoorbeeld: persoon A vraagt: ‘Heb je toevallig m’n autosleutels gezien?’, waarop B antwoordt: ‘Nee, natuurlijk niet, ik heb je al drie keer gezegd dat je ze altijd op hun plaats moet hangen!’ Hier reageert B als ‘kritische ouder’ en ziet A daarbij als ‘kind’. De twee interacties kruisen zich dan, ze corresponderen niet met elkaar. Dit is niet respectvol en wordt vrijwel altijd als onprettig ervaren.
12
Zo’n ‘gekruiste interactie’ zien we ook als beiden zich als kind opstellen tegenover de ander als ouder. Bijvoorbeeld: A zegt: ‘Ik ben vreselijk afgezeikt op ’t werk, ik voel me erg beroerd!’. In plaats van in te gaan op A’s verzoek om wat liefde en aandacht, reageert B: ‘Nou, hoe denk je dat ik me voel, na ...?!’ Beiden zullen hierna hoogstwaarschijnlijk nog gefrustreerder en verdrietiger zijn dan voor deze interactie.
Iets dergelijks treedt ook op als A merkt dat er ander brood is dan anders en nieuwsgierig vraagt (V-V): ‘Waar heb je dit brood gekocht?’ en B dit ten onrechte interpreteert als kritiek: ‘Wat voor idioot slecht brood is dit?’ van A als ‘kritische Ouder’, en vanuit deze interpretatie reageert als ‘gewond/verongelijkt Kind’ tegenover die ‘kritische Ouder’ (K-O): ‘Wat mankeert er aan?’ In deze laatste voorbeelden reageert B niet op de vraag van A, maar vanuit een associatie die A’s vraag opriep in B’s innerlijke Kind of innerlijke Ouder. Het is dan ook waarschijnlijk, dat B’s reactie in het vervolg van zo’n gesprek onechtheid en een verandering in de ‘positie’ van A zal oproepen. Het gesprek gaat in wezen niet meer over datgene wat A aankaartte, maar over datgene wat B voelde, maar niet zei. Dat maakt deze ‘gekruiste transacties’ zo onduidelijk en onprettig voor de betrokkenen. Vaak houden deze ‘gekruiste transacties’ een drama driehoek in stand en zorgen ze voor de rolwisselingen. In het laatste voorbeeld met het brood, hierboven, positioneert B’s reactie in feite hem/haarzelf in de ‘slachtoffer’ positie en A in de ‘dader’ positie van de driehoek.
Het omgaan met de Innerlijke Ouder en het Innerlijke Kind In de loop van de tijd ben ik veel mensen tegengekomen die problemen hadden met een sterke en zeer restrictieve innerlijke Ouder. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Pieter (gefingeerde naam), die zich van zichzelf nooit eens even mocht ontspannen omdat hij dan niet productief bezig was. Zijn 'innerlijke Ouder' zei continu dat hij productief moest zijn. Dit kan inhouden dat we onszelf toestaan om alsnog de liefde en bevestiging te ontvangen die we als kind wellicht niet of onvoldoende gekregen hebben (de TA heeft het wel over het ontwikkelen van onze zorgende innerlijke Ouder). Ik spreek in dit geval echter niet over een nog steeds bestaand 2 'innerlijk kind' alsof ik een gespleten persoonlijkheid ben of heb . Een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Petra (de naam is gefingeerd) kwam ooit bij me met het probleem dat zij soms innerlijk heel emotioneel kon worden – bijna moest huilen – als een oudere man vriendelijk tegen haar was. Als klein meisje had ze nooit ervaren dat haar vader zo vriendelijk was, en als een oudere man dat nu wel was, dan kwam de pijn die ze als meisje voelde weer boven, evenals haar sterke, onvervulde verlangen naar bevestiging door haar vader. Dat was niet een 'verwond innerlijk meisje', alsof het een alter was in haar, maar een samenstel van emoties en verlangens en herinneringen.
Typerende Ouder, Volwassene en Kind communicaties Elke positie (O, V, K) heeft zo z'n eigen communicatiestijlen. Die van de kritische Ouder, bijvoorbeeld, is overbekend: "Die jongeren van tegenwoordig... in onze tijd moesten we niet proberen zo..." In de taal van de kritische Ouder zijn het altijd ánderen die 'het' helemaal verkeerd doen. De Regering en de Belastingdienst doen 'het' verkeerd, de NS laat z'n treinen niet op tijd rijden, de het weer is te heet of te koud, of te droog of te nat. Liefst zoekt zo'n kritische Ouder óf een 'metgezel in het klagen' óf een slachtoffer om op te foeteren en aan te klagen. Nooit gaat het over iets dat de persoon zelf in zijn of haar leven wil gaan veranderen.
13
Het zielige, verwonde Kind klaagt ook, maar daar is de klacht gericht op wat het kind zelf mist: "niemand geeft om me!" en dergelijke. Nogmaals: de scheiding Ouder-Volwassene-Kind; kanttekening Al te gemakkelijk worden daarbij bepaalde emoties, gedachten of motivaties bestempeld als horend bij ons innerlijke 'Kind' en niet bij een 'Volwassen' zijn, terwijl ze misschien juist wel bij een volwassen positie horen. Ik denk hier bijvoorbeeld aan spontaniteit en verwondering. In onze modernistischwesterse samenleving hebben we de waarde hiervan miskend en zijn we deze vaardigheden verregaand verleerd, terwijl ze een essentieel onderdeel van het volwassen mens-zijn uitmaken. De TA gaat uit van de Volwassene als puur rationeel, en ziet zaken als speelsheid, plezier en intuïtie als onderdeel van de Kind zijnswijze. Speelsheid, plezier, verwondering en intuïtie zijn echter niet per definitie onvolwassen overblijfselen van niet-afgeronde emoties uit onze kindertijd, maar kunnen heel goed onderdeel uitmaken van de Geestelijk verbonden Volwassen zijnswijze (GV). Dit zo te zien, houdt ons beeld van de Kind zijnswijze duidelijker, als onverwerkte en onafgemaakte emoties die hun wortels hebben in onze kindertijd en gedachten die we ooit daarop baseerden. Deze Kind zijnswijze is dan iets wat we kwijt mogen raken, doordat we geestelijk opgroeien en rijpen in volwassenheid.
De drie posities bezien vanuit de hechtingstheorie van John Bowby Een kind dat geen consistente veiligheid vindt bij zijn voornaamste hechtingsfiguur (bijv. regelmatig angst ziet in de ogen van zijn hechtingsfiguur, mogelijk gebaseerd op onverwerkt trauma van haar), krijgt te maken met een aangrijpend en onafwendbaar dilemma: dat tussen hechting en afstoting, die beide (levens)bedreigend lijken. Vanuit het schisma dat aldus ontstaat (een vorm van wat ik wel innerlijke onverbondenheid noem) gaat het kind zichzelf en zijn hechtingsfiguur alternerend zien als dader, slachtoffer, en ‘redder’ ten opzichte van elkaar. Dit beeld wordt onbewust later op andere relaties overgedragen. Deze visie laat overigens ook zien waarom een cognitieve benadering niet altijd ‘werkt’ voor mensen die in deze driehoek gevangen zitten: een hechtingsprobleem is niet louter cognitief op te lossen. [cognitief: met betrekking tot het kennen, het waarnemen en het overdenken van de buitenwereld ]' De eerste band tussen ouders en kind ontstaat doordat de ouders het kind veiligheid en geborgenheid geven. De basis voor de theorie over gehechtheid is gelegd door Bowlby en Ainsworth. Bowlby stelde in 1969: 'Kinderen zijn biologisch voorbestemd om hun ouders te gebruiken als een veilige plaats voor geborgenheid en veiligheid als ze overprikkeld zijn, en als een veilige basis vanwaar ze de wereld kunnen verkennen.' In de eerste levensmaanden van het kind ontwikkelt de ouder deze band door de behoeften van het kind aan te voelen en door consequent en duidelijk in te spelen op de signalen die het kind geeft. Het opbouwen van een veilige hechting is erg belangrijk. Een onveilige hechting kan op latere leeftijd leiden tot internaliserende problemen, zoals angst en depressie, en externaliserende problemen, zoals agressief en antisociaal gedrag (Van der Heyden, 2006). Het hechten van een kind vindt in een doorlopende lijn plaats. Na zes maanden herkent het kind zijn ouders als zijn verzorgers (Borkowski, Landesman Ramey & Bristol-Power, 2002). In de twee jaren daarna wordt de hechting bestendigd. Na deze periode is het moeilijk om een onveilige hechting te herstellen (Van der Heyden, 2006; Borkowski, Landesman Ramey & Bristol-Power, 2002).
Ambivalente hechting Als een ouder het kind niet goed aanvoelt of het kind wisselende signalen geeft, zal het kind zich ambivalent gaan hechten. Het kind zoekt dan nog steeds naar veiligheid en geborgenheid bij de
14
ouder, maar zal het ook vaak weer afwijzen. Het kind is moeilijk te troosten en kan als peuter apathisch of ongehoorzaam worden (Van der Heyden, 2006; Borkowski, Landesman Ramey & BristolPower, 2002).
Onveilig afwijzende hechting Wanneer het kind totaal geen vertrouwen heeft in de ouders ontstaat er een onveilig afwijzende hechting. Die blijkt op den duur het slechtst voor het kind. Bij onveilig afwijzende hechting wijzen baby’s het troostgedrag van hun ouders af en geven ze vaker affectie aan vreemden. Ook wordt het kind oppervlakkig, ongedurig en prikkelbaar (Van der Heyden, 2006; Borkowski, Landesman Ramey & Bristol-Power, 2002).
Onveilig gedesorganiseerde hechting Tot slot wordt nog de onveilig gedesorganiseerde hechting onderscheiden. Dat is de meest negatieve vorm van hechting. Deze kinderen hebben geen manier of vorm kunnen vinden om zichzelf te hechten. Deze onveilige hechtingsvorming leidt uiteindelijk ook tot de meeste problemen (Borkowski, Landesman Ramey & Bristol-Power, 2002).
Hechting is het gedrag van pasgeborenen en jonge baby’s, gericht op het vinden van een veilige basis in het leven.. Dit basisgevoel van veiligheid ontwikkelt een kind in de eerste ervaringen met zijn moeder. Veiligheid betekent dat het kind een beroep kan doen, dat het zichzelf kan zijn zonder afgewezen te worden, weten waar het aan toe is doordat de ander voorspelbaar is . Veiligheid heeft dus in de eerste levensfase te maken met vertrouwen op een ander. Wanneer de ander die veiligheid kan geven kan het kind zelfvertrouwen ontwikkelen . Het pasgeboren kind kan signalen geven maar is voor de vervulling van fysieke en affectieve behoeften volledig overgeleverd aan de omgeving. Het repertoire van signalen van een jonge baby is nog zo beperkt, dat er gevoelige volwassenen nodig zijn om die signalen op te merken en te beantwoorden. John Bowlby, die zich op het eind van de jaren veertig al verdiepte in gehechtheidsgedrag van jonge kinderen, heeft eens geschreven dat;mensen van alle leeftijden zich het gelukkigst voelen en het beste in staat zijn hun talenten te ontplooien wanneer zij zich verzekerd weten van de steun van een of meer vertrouwde personen bij wie ze in geval van moeilijkheden terechtkunnen?(Bowlby, 1983, pag.115). Deze vertrouwde personen kunnen beschouwd worden als personen die baby’s een veilige basis verschaffen van waaruit zij kunnen opereren?. Hierbij gaat Bowlby uit van ‘gehechtheid als een voorkeur voor bepaalde personen’. Gehechtheid vormt dus de basis voor vertrouwen in de omgeving, in de eerste plaats in de veiligheidbiedende moeder. Op basis van deze veiligheid kan het kind zich ontwikkelen, ontdekken hoe de wereld in elkaar zit en de eigen mogelijkheden exploreren. Het vertrouwen van / in zijn moeder dat het kind in de eerste periode ervaart, vormt de grondslag voor het zelfvertrouwen in het verdere leven . In de eerste ervaringen van een kind zijn er in principe twee mogelijkheden: veilig of onveilig. Dit zijn de eerste, fundamentele concepten die gevormd worden in het leven. Verder onderscheid van ervaringen is nog niet aan de orde. Tederheid draagt bij aan het beleven van een veilige ervaring. Dus een tedere moeder is een veilige moeder en een ongeïnteresseerde of bruuske moeder draagt bij aan een onveilige hechting. De baby is in staat om signalen te geven als een behoefte onvervuld is. Er is een responsieve volwassene nodig die op de signalen ingaat. Voldoende en op het juiste moment de behoeften van het kind vervullen is een van de belangrijke taken van de vertrouwde gehechtheidspersoon. Voor ieder mens is de vervulling van fysieke behoeften primair; en voor een baby betekent vervulling van fysieke behoeften gelijktijdig vervulling van de veiligheidsbehoefte. Want een onvervulde fysieke behoefte voor een baby is allesomvattend en een baby kan niet omgaan met uitstel. Uitstel is bedreigend, onveilig. Het enige zinvolle, veiligheid biedende, moment om te voeden is wanneer de baby aangeeft
15
er behoefte aan te hebben. Moeten wachten, of ook: te vroeg gevoed worden, is onveilig, want het maakt dat de baby machteloos is overgeleverd aan anderen. En het voeden is ook direct lichamelijk contact met de moeder, wat het basisgevoel van veiligheid en geborgenheid versterkt. Een andere fysieke behoefte van een kind in het eerste levensjaar is de behoefte aan rust, gelegenheid om indrukken te verwerken. Overstimulering, een te groot aanbod aan prikkels, leidt tot angst en afsluiting. Rust betekent in dit verband dus rust in samenzijn, rusten in de armen van mama. Wakker en alleen in bed is onbegrijpelijk, onveilig. De baby is in staat om zelf aan te geven wanneer hij behoefte heeft aan slaap. Een kind kan een zekere invloed op zijn gedrag wel verwerken, als er maar ingegaan wordt op de mogelijkheden van het kind van dat moment. Nog een belangrijke taak van de gehechtheidspersoon, het accepteren van de gevoelens van het kind, is ook van essentieel belang voor de ontwikkeling van een veilige gehechtheid . Het accepteren van gevoelens staat los van beoordeling van de moeder, los van de opvatting of het positieve of negatieve gevoelens betreft, of ze prettig of onplezierig overkomen. Gevoelens leiden tot uitdrukking van een beleving. Het opkroppen van gevoelens leidt tot ontwikkeling van onecht gedrag. Acceptatie draagt bij tot een gezonde ontwikkeling van positief zelfbeeld. Om deze acceptatie mogelijk te maken wordt er veel gevraagd van de responsiviteit en zelfwaardering van de gehechtheidspersoon. Responsiviteit betekent dat de signalen van een kind worden opgemerkt, begrepen en beantwoord. Zelfwaardering wil zeggen dat de ouder met de gevoelens van het kind om kan gaan zonder aan zich zelf te gaan twijfelen, zonder zich afgewezen te voelen. Een moeder met een goed gevoel van eigenwaarde is niet bang voor de gevoelens van haar kind, want ze is in staat om met haar eigen gevoelens om te gaan. De meeste relaties gaan mis omdat mensen in hun jeugd ‘niet goed gehecht’ zijn. Ze krijgen niet wat ze nodig hebben van hun ouders en sluiten zich daarop van hen af of ze gaan tot het uiterste om toch iets van ze gedaan te krijgen.
Protestpolka In de meeste relaties hebben mensen ‘hechtingsstijlen die op elkaar aansluiten en zo zorg je er samen voor dat het onveilig is in jouw relatie. De ene partner jaagt de andere achterna, die sluit zich steeds meer af, waardoor de andere nog harder gaat jagen (de protestpolka). Sue Johnson, pychotherapeut, schrijfster en publciste omschrijft hoe partners kunnen blijven hangen in de protestpolka en zichzelf en elkaar de emotionele veiligheid en troost ontzeggen waar ze juist zo’n behoefte aan hebben. ’Er is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de psychische gesteldheid van Israëlische militairen die van het strijdfront terugkeerden. De militairen die het minst last hadden van posttraumatische stressklachten, bleken de meest hechte relaties te hebben. Zij vertelden dat ze zich aan het front dagelijks inbeeldden dat ze contact hadden met hun vrouw: hoe ze met elkaar praatten, hoe ze knuffelden. Hechte partnerrelaties zijn een safe haven: we hoeven maar aan onze dierbaren te denken en we worden rustiger. Mensen met hechte relaties kunnen de buitenwereld beter aan. Het meest depressief-makend is het om met iemand samen te leven van wie je houdt, maar met wie je geen contact kunt krijgen. Neem van mij aan dat je die mensen lang aan de antidepressiva kunt houden, zo groot is de impact van partnerrelaties op de geestelijke gezondheid. Dat geldt overigens ook voor de lichamelijke gezondheid, de kans op hartproblemen is kleiner voor mensen met een hechte relatie. We worden overal gewaarschuwd voor de risico’s van roken, maar je leest nergens: isolated lives are killing you.’ Partners moeten leren inzien dat ze emotioneel gehecht en afhankelijk zijn van elkaar, dat ze zich niet langer geborgen voelen als ze het gevoel hebben dat ze de binding met hun partner verliezen. Als een partner emotioneel niet beschikbaar is, gaat dat gepaard met woede, verdriet, pijn en vooral angst. Die angst voelen partners in een ruzie of meningsverschil. Als ze een hechte band hebben, beschouwen ze het als een tijdelijke relatiedip. Maar partners met een minder hechte band worden al snel meegesleurd in een ‘oerpaniek’. Evolutionair gezien is dat logisch. Als de veilige geborgenheid verstoord raakt, staan de overlevingskansen op het spel.’ ‘Partners gaan dan ofwel eisen stellen en klampen zich aan de ander vast voor geruststelling, of ze
16
trekken zich terug om zichzelf te beschermen tegen de angst. Hoe langer partners een gebrek aan binding ervaren, hoe harder ze worden meegezogen in de vicieuze cirkel van negatieve interacties, die ik in mijn boek ‘duivelse dialogen’ noem. Die ‘duivelse dialogen’, beschermingsstrategieën van vastklampen, aandringen en terugtrekken, temperen tijdelijk de angst, maar de afstand tussen twee partners wordt uiteindelijk zo groot dat geen van beiden zich in de relatie nog veilig en geborgen voelt.’
Drie ‘duivelse dialogen’; ’zoek de boef’, ‘de protestpolka’ en ‘verstijf en vlucht’. Bij ‘zoek de boef’ gaat het om zelfbescherming. Een partner voelt zich bekritiseerd of kwetsbaar en gaat in het defensief. Door elkaar vervolgens over en weer te beschuldigen en te veroordelen proberen beide partners de controle over hun gekrenkte gevoel terug te krijgen. In de ‘protestpolka’ protesteert een partner tegen het gebrek aan bindingsgevoel. De ander trekt zich dan terug, hij of zij uit zijn kritiek door te zwijgen. Partners die de ‘protestpolka’ dansen, klagen vaak over communicatieproblemen of constante spanningen. Wanneer de kritische partner het opgeeft om de aandacht van de ander te trekken - na een vergeefse ‘protestpolka’ - vervalt de relatie in een vicieuze cirkel van ‘verstijf en vlucht’. De kritische partner wendt zich hierbij af, waardoor de partners alleen nog afstandelijk met elkaar kunnen omgaan. De kern is dat de 'duivelse dialogen’ een noodkreet zijn. De meeste relatieproblemen ontstaan niet omdat een partner te laat thuiskomt, omdat hij de dop niet op de tandpastatube draait of nooit de afwas doet. Waar die ruzies echt over gaan is een gebrek aan aandacht, vertrouwen, respect, erkenning en begrip. Wat twee partners in de ‘duivelse dialogen’ tegen elkaar zeggen is: ik ben bang je te verliezen, ik laat me niet door jou kwetsen, ik wil meer aandacht, ik wil dat je er voor me bent. Een cliënt vertelde me dat wanneer het slecht ging met zijn huwelijk, dat altijd gepaard ging met de dreigende waarschuwing van zijn vrouw dat het to-do-lijstje op de koelkast nu toch wel erg lang werd. Hij voelde op die momenten weerstand, zijn verdedigingsmuur trok vanzelf omhoog. Als hij uit wanhoop uiteindelijk besloot de takenlijst in één weekend af te werken, had dat nooit een gunstige uitwerking op zijn relatie. In de daaropvolgende sessie vroeg ik zijn vrouw om me eerlijk te vertellen hoe zij zich voelde als zij hem wees op het lange to-do-lijstje. Ze biechtte op dat het er haar niet om ging dat er klusjes werden gedaan. Hoe eenzamer ze zich voelde, hoe meer taken ze op het lijstje zette. Haar man was stomverbaasd: ”Heb ik dan al die jaren voor niets jouw to-do- lijstjes afgewerkt?” Zijn vrouw had het gevoel de binding met haar man te verliezen. Met die lijstjes stelde ze hem op de proef; was hij er voor haar? Maar afgewerkte takenlijstjes zijn geen medicijn tegen een slechte relatie.’ ‘Veel vrouwen denken dat mannen vooral geïnteresseerd zijn in een orgasme. Maar voor de meeste mannen is seks een manier om contact te hebben. Wat ik hiermee wil zeggen is: natuurlijk zijn er lastige verschillen tussen partners, maar vaak maken partners die verschillen groter dan ze zijn. Als partners eerlijk tegen elkaar zeggen wat ze nodig hebben, kunnen ze met die verschillen leren omgaan. De ander kan dan zeggen aan welke verwachtingen die kan voldoen. Door hier open over te praten leggen partners echt contact en raken niet verstrikt in een ‘duivelse dialoog.’ ‘De meeste relatietherapieën leunen op cognitieve gedragstherapie. Hierin krijgen partners een set communicatievaardigheden aangereikt, zodat ze beter met elkaar kunnen omgaan. Dat helpt wel, maar de terugval is groot. Na verloop van tijd steekt de relatiestress weer de kop op. Communicatietechnieken kunnen mensen leren omgaan met collega’s of vrienden, maar in liefdesrelaties schieten ze tekort. Want de interacties in liefdesrelaties werken MEGAWATT op het gevoelsleven van beide partners. Er staat immers heel wat op het spel: de wederzijdse hechting en daarmee evolutionair gezien de overlevingskansen. De standaardoplossingen van de meeste therapieën gaan niet in op het verlangen naar of de bedreiging van een veilige emotionele verbondenheid. Ze leren partners niet hoe ze verbinding moeten maken of hoe ze die kunnen behouden.’ Waarom lukt dat in EFT wel? ‘Partners leren in de gesprekken om niet elkaar, maar de 'duivelse dialogen' als de - gezamenlijke vijand te zien. De behandeling werkt doordat sleutelemoties worden aangesproken. Het woord emotie komt van het Latijnse woord 'emovere' dat bewegen betekent. We voelen ons ‘bewogen’ als degenen
17
van wie we houden hun diepste gevoelens tonen. Door hun emoties voor elkaar uit te spreken, bewegen partners naar nieuwe manieren van reageren op elkaar en raken ze uit de vicieuze cirkel.’ Is de effectiviteit van uw therapie wetenschappelijk aangetoond? ‘Uit vergelijkend onderzoek blijkt dat EFT een positiever effect heeft op de intimiteit en het wederzijdse vertrouwen dan relatietherapieën die zijn gebaseerd op cognitieve gedragstherapie. Uit een vervolgstudie naar EFT blijkt dat meer dan zeventig procent van de koppels ook na twee jaar nog steeds minder relatiestress ervaart. Zij zijn gelukkiger met hun relatie dan voor deze therapie en hebben minder last van depressies.’ (Jorn Hövels) Waar het op aan komt is het herstellen van de emotionele verbondenheid tussen de partners. De basis van haar benadering, de Emotionally Focused Couple therapy EFT, is het bevorderen van emotionele ontvankelijkheid van de partners ten opzichte van elkaar. Deze emotionele ontvankelijkheid bestaat uit drie hoofdbestanddelen: 1. toegankelijkheid: blijf je je openstellen voor je partner, ook als je je onzeker of emotioneel voelt; 2. ontvankelijkheid: stem je je af op je partner, laat je je raken door haar of zijn emoties en zendt je signalen van troost en zorg uit als je partner die nodig heeft; 3. betrokkenheid: laat je je partner in haar of zijn waarde, kijk en raak je elkaar aan, ben je elkaar emotioneel nabij. In zeven stappen (‘gesprekken’) worden de verschillende stappen van de EFT benadering uit de doeken gedaan. 1. Het eerste gesprek is de basis en gaat over het herkennen van ‘de duivelse dialogen’, de manier waarop je elkaar in een intieme relatie het meest onderuit kan halen -meer dan in welke relatie ook. Partners zitten vaak gevangen in cirkels van elkaar verwijten maken (‘zoek de boef’), van een dans waarbij de een protesteert en de ander zich terugtrekt (‘de protestpolka’), en de grote stilte (‘verstijf en vlucht’). Het resultaat is dat partners gevangen zitten in onmacht en verlies van verbondenheid waarbij de emoties ofwel in felle confrontaties geuit worden, of helemaal niet meer. 2. In het tweede gesprek gaat de therapeut op zoek naar de pijnplekken, de overgevoeligheden bij elke partner in heden of verleden waarbij hechtingsbehoeften verwaarloosd, genegeerd of weggewimpeld zijn. Van nature deinzen partners terug om deze pijnplekken aan elkaar te tonen; vaak zijn ze nog liever woedend, ijzig, afstandelijk dan hun kwetsbare punten onder ogen te zien en te tonen aan de ander. 3. In het derde gesprek kijken de partners terug op hun crises, nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen stappen en kunnen bijvoorbeeld zien hoe de een zich als onverstoorbare rots en de ander als bazige meid gedraagt en hoe ze met dit gedrag elkaar versterken in afstandelijkheid. Veel therapieën houden het bij deze drie stappen maar de EFT gaat verder. 4. In het vierde gesprek ontwikkelen de partners weer opnieuw betrokkenheid en verbondenheid, leren ze hun angst onder ogen te zien, te uiten bij de ander en hun hechtingsbehoeften uit te spreken en vragen wat je nodig hebt aan de ander. 5. In het vijfdegesprek vergeven ze elkaar de kwetsuren die ze elkaar hebben aangedaan in het verleden. Soms gaat het om kleine gebeurtenissen die voor de betreffende partners echter als grote trauma’s aanvoelen: het uitblijven van een emotioneel ondersteunende reactie van je partner op het moment dat je die hard nodig had. In het gesprek wordt het ‘vergeven’ geoefend, waarbij de gekwetste partner haar of zijn emoties laat zien en de ander verantwoordelijkheid neemt en spijt betuigt –ook op een emotionele en kwetsbare manier. 6. In het zesde gesprek wordt de onderlinge band versterkt via seks en aanraking. Johnson beschrijft drie soorten seks: de geïsoleerde seks van partners die zich eigenlijk niet echt willen openstellen voor elkaar, de troostseks waarmee je de angst voor hechtingsverlies kan verlichten, en tenslotte de synchrone seks waarin emotionele openheid, ontvankelijkheid, tederheid en erotiek samenkomen, de seksualiteit die vervult, bevredigt en verbindt. 7. Tenslotte gaat het zevende gesprek over het levend houden van je liefde waarbij stellen
18
oefenen in het levend en gezond houden van hun liefde, het blijven zoeken van emotionele verbinding, door rituelen afscheid en hereniging markeren en veiligheid in de relatie in stand houden. Deze zeven gesprekken of fases komen steeds terug in een veerkrachtige relatie en helpen een veilige en blijvende band te creëren tussen de partners. Als een huwelijk mislukt', schrijft Sue Johnson, 'ligt dat niet aan een steeds groeiend conflict, maar wel aan afnemende genegenheid en een gebrek aan emotionele ontvankelijkheid.' Zij grijpt terug op de kindertijd, waar baby's hechten aan hun ouders (lees: moeders) – of niet. Wie niet goed en gezond heeft leren hechten, krijgt het later moeilijk bij het aangaan van een relatie met een partner. Want ook in een relatie is het basisprincipe dat er wederzijdse gehechtheid moet zijn. Dat moet je dan wel in je vroegste jeugd hebben geleerd! Ouders die een puinhoop maken van de relatie met hun kind, maken derhalve van veel meer een puinhoop, namelijk het latere vermogen van het kind om een normale relatie te hebben. Dat verklaart wellicht waarom kinderen van gescheiden ouders het zwaarder krijgen in hun latere leven: onthechting in het gezin leidt weer tot onthechting in het latere leven. CASUS
Marleen fluistert dat ze Teun niet durft aan te kijken. Ze wil niet opkijken nu ze verteld heeft hoe eenzaam en verlaten ze zich vaak voelt omdat ze zeker weet dat ze in zijn blik afwijzing zal tegenkomen. Hierdoor mist ze zijn blik waarin steun,mededogen en vooral verbazing te zien zijn. Zijn sterke, stoere vrouw die hém nodig blijkt te hebben? Hij kan zijn oren niet geloven, maar is geraakt en ontroerd en zeer bereid haar op te vangen, vast te houden. Kinderen die zich in een veilige omgeving ontwikkelen, hebben een veilige hechtingsstijL Als volwassene gaan zij ervan uit dat de ander te vertrouwen is, dat de wereld er ook voor hen is én dat ze zelf iets betekenen voor anderen. Een angstig/vermijdende stijl vertonen kinderen die geen gehoor vinden voor hun angsten en behoeften: kinderen die na het vallen geen troost zoeken maar zelf doorgaan. Als volwassene hebben zij de overtuiging dat ze uiteindelijk altijd alles alleen moeten doen. Kinderen die ontroostbaar lijken als iets anders gaat dan wat ze hadden verwacht, zijn gehecht op een angstig/ambivalente wijze. Ze kunnen erg van slag en nauwelijks meer gerust te stellen zijn. Volwassenen die zich op een dergelijke wijze hebben gehecht zijn onzeker en op hun hoede, bang te worden verlaten. De gedesorganiseerde hechtingsstijl komt voor bij kinderen die opgroeiden in onveiligheid: in een situatie waar het gevaar juist kwam van de zijde die bescherming en beschutting moest bieden, de opvoeders, zoals bij mishandeling en seksueel misbruik. Een hechtingsstijl is niet statisch maar verandert mee met het leven. De basis in de jeugd is van belang maar door goede of slechte ervaringen is die veranderbaar. Juist dat is zo hoopvol. In de Emotional Focused Therapy (EFT) wordt er gezocht naar de negatieve interactiecirkel van het relationele stel: hoe praten zij, hoe maken zij ruzie, waar kwetsen zij elkaar? In Houd me vast is dit vertaald als duivelse dialogen. Daarna wordt er gekeken naar emoties, waarbij secundaire en primaire emoties worden onderscheiden. Primaire emoties zijn de meer kwetsbare en afgeschermde emoties, waarvan we soms niet eens op de hoogte zijn. Het gaat om diepe gevoelens van niet te voldoen of niet belangrijk te zijn. Deze gevoelens zijn overdekt met secundaire emoties, waar we gemakkelijker bij kunnen en die wij goed (her)kennen bij onszelf en bij anderen: 'ik ben snel gekwetst' of 'dat opvliegende tiepje'. In veel situaties, zeker in relaties met naasten, reageren we vaak rechtstreeks vanuit secundaire emoties - zo snel dat we het niet eens merken. Bij EFT gaat het erom deze drie lagen wel te onderscheiden , te erkennen en te aanvaarden..
19
CASUS Teun heeft boodschappen gedaan en komt thuis met andere crackers dan die waar Marleen om heeft gevraagd. Marleen ontsteekt in woede. Teun luistert niet naar haar. Het doet er niet toe wat zij zegt. Hij reageert in eerste instantie verdedigend, om vervolgens stilzwijgend te mokken [withdraw of terugtrekken. Marleen wordt nog bozer en jaagt genadeloos achter hem aan met voorbeelden waaruit blijkt dat hij zich eerder niet inzette of aan de afspraken hield [pursue/achtervolgenl. Hoe meer zij dit doet, hoe 'afweziger' Teun wordt. Als we deze ruzie gezamenlijk onder de loep nemen, blijkt dat Marleen zo fel [secundaire emoties) reageert omdat ze niet het idee heeft dat wat zij zegt of doet echt belangrijk is voor Teun [primaire emoties. En juist dat steekt. In een poging om tot hem door te dringen en zo te onderzoeken of dit inderdaad zo is, achtervolgt zij hem met verwijten en 'oude koeien' [negatieve interactiecirkel, pursuel. Teun op zijn beurt snapt niet waar de felheid vandaan komt en blijft pogen dit te begrijpen door uit te leggen dat hij de gevraagde crackers niet kon vinden. Als dit niet lukt, trekt hij zich terug [negatieve interactiecirkel, withdraw) om een ergere ruzie te voorkomen. Hij wordt geïrriteerd en reageert chaqerijniq [secundaire emotiesl. Daaronder ligt een diepe wanhoop met het idee 'het nooit goed genoeg te doen' [primaire emotiesl. Als dit patroon en de bijbehorende gevoelens helder worden, kan het echtpaar zichzelf én elkaar met andere ogen bekijken. Teun snapt de felheid beter: logisch dat zij fel is als een cracker betekent dat zij niet belangrijk voor hem is! Marleen op haar beurt kan beter begrijpen dat zijn terugtrekkend gedrag niet betekent dat het hem niets kan schelen, maar dat hij zichzelf beschermt door zich terug te trekken.
CASUS Je komt thuis, moe van je werk, je zet je tas neer en struikelt subiet over een stapel speelgoed. De kinderen rennen ruziënd rond, manlief probeert wat te koken, en jij? Jij wordt woedend over de puinzooi en vaart uit tegen het hele gezin. In de ideale wereld begrijpt je partner dat jouw irritatie eigenlijk over iets anders gaat. Want wat je eigenlijk verlangt is dit: ’Sloeg hij maar zijn arm om mij heen, vroeg hij maar even of ik een rotdag heb gehad.’ Meer waarschijnlijk zal zijn reactie nu zijn: „Nou, lékker hoe jij hier binnenkomt!” Dan sta je dus alleen met je stress. En dán is het heel moeilijk om alsnog naar hem toe te gaan en te vragen: „Kun je me even vasthouden, ik ben zo vreselijk moe.”
Hechtingsstijlen Mensen kunnen zich op verschillende manieren aan hun partner hechten. De een is afhankelijker van een relatie dan de ander. Sommige relaties kennen veel spanningen en problemen, anderen niet. De manier waarop mensen zich aan hun partner hechten, heeft vooral te maken met hoe ze omgaan met emotionele intimiteit binnen hun relatie. In de psychologie onderscheid men daarbij een viertal manieren waarop mensen zich aan een partner hechten: de zekere hechtingsstijl, de afwijzende/vermijdende hechtingsstijl, de gepre-occupeerde en de angstig/vermijdende hechtingsstijl.
Hechtingsproblemen Omdat in de jeugd aangeleerde patronen behoorlijk hardnekkig zijn, nemen mensen deze vaak mee naar de volwassenheid. Mensen gaan zich aan hun partner hechten, zoals ze dat in hun jeugd aan ouders hebben gedaan. Dat kan allerlei persoonlijke problemen opleveren bij degene die ze ervaart,maar ook relatieproblemen, simpelweg omdat de relatie met de partner nu eenmaal anders is
20
dan de relatie met de ouders. En hebben mensen vroeger niet op de juiste manier geleerd om met liefde en intimiteit om te gaan, dan benaderen ze hun relatie niet zoals die in het "hier-en-nu" is, maar met een vertroebelde blik, door negatieve ervaringen uit het verleden. Hechtingsproblemen kunnen vervelende gevolgen hebben voor de relatie. Ze kunnen leiden tot onredelijke jaloezie, overspel, sexuele problemen en emotionele verwijdering. Daarnaast leiden ze tot een negatieve manier van communiceren. Zo geven mensen met hechtingsproblemen vaak een negatieve uitleg aan het gedrag van hun partner, kunnen ze in een patroon van aandringen en terugtrekken of aantrekken en afstoten terechtkomen. Kruisverhoren kunnen deel gaan uitmaken van de dagelijkse communicatie of ze kunnen afwijzingen gaan zien in onschuldige gebeurtenissen. Dit alles kan leiden tot ruzie en conflicten, die de relatie ondermijnen, terwijl ze van elkaar houden.
Herstel – hoe kom ik uit de driehoek? 1;
Verantwoordelijkheid
Vaak is gewezen op het patroon dat iemand in geen van de rollen echt verantwoordelijkheid neemt. Het ‘slachtoffer’ neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn/haar eigen leven, maar verwijst naar anderen van wie hij/zij afhankelijk denkt te zijn en tegenover wie hij/zij zich machteloos voelt. De ‘dader’ neemt geen verantwoordelijkheid voor de invloed die hij of zij uitoefent over de levens van anderen. En de ‘redder’ lijkt dan wel verantwoordelijkheid te nemen voor anderen, maar dit is slechts schijn. Bovendien neemt hij of zij geen verantwoordelijkheid om te kijken naar zijn of haar eigen leven en de pijn daarin onder ogen te zien en te verwerken. ‘Neem je verantwoordelijkheid’ is dan de leus, waar het gaat om herstel en het ‘uit de driehoek komen’. En hier zit iets in. Voor velen klinkt het echter als: ‘Trek jezelf aan je haren uit het moeras’.
2;
Vermijd gekuiste interactieve patronen
Probeer te communiceren op gelijk niveau. Dus als volwassene-volwassen of ouder-ouder, of kindkind. Bij het uit de driehoek komen, gaat het er volgens de TA om, dat we leren als volwassene te reageren op wat er werkelijk door de ander bedoeld wordt én zo veel mogelijk onze reacties te laten ‘corresponderen’. Dit betekent dat we de gevoelens die de woorden van de ander in ons losmaken, ons bewust moeten worden. Dan kunnen we eventueel een vraag stellen, als de achtergrond van waaruit de ander spreekt en zijn of haar zijnstoestand van de ander niet duidelijk zijn. In het voorbeeld waarbij A vraagt: ‘Heb je toevallig m’n autosleutels gezien?’, kan B zeggen: ‘Nee, helaas, ik heb ze niet gezien’. Nu rondt B de door A gestarte conversatie goed af (de V reactie ‘corresponeert’ met de V opening van A). B kan zich tegelijkertijd realiseren dat ze een machteloos gevoel krijgt omdat ze A met haar adviezen niet heeft kunnen helpen om de sleutels steeds op dezelfde plek te hangen. Ze kan dan een nieuwe zin beginnen waarin zij dit gevoel weergeeft. Ze zou kunnen zeggen: ‘Ik vind ’t wel jammer dat je ze niet kunt vinden – het geeft me een machteloos gevoel, dat ik je met m’n eerdere adviezen niet heb kunnen helpen om ze steeds op dezelfde plek te hangen’. Nog duidelijker wordt het, wanneer B daarbij duidelijker aangeeft wat zij van A nu als reactie verwacht. Is de opmerking over haar gevoel een vraag om steun en medeleven van A en dus een K-O transactie? Dan is het duidelijker als ze er bijvoorbeeld nog op laat volgen: ‘Ik vind ’t echt moeilijk om goed met die machteloosheid om te gaan’. Is het een O-K transactie waarmee ze aangeeft dat ze nu echt wil dat A zijn gewoonten verandert, dan kan ze toevoegen: ‘Ik zou het echt fijn vinden als je van nu af aan die sleutels op hun vaste plek hangt’. Of is het een V-V transactie waarin ze voor beiden het beste zoekt? In dit laatste geval zal ze
21
zich realiseren dat dit niet het moment is om dit met A te bespreken, nu die intussen koortsachtig verder zoekt omdat hij al laat is voor z’n werk. Ze zal dan bijvoorbeeld zeggen: ‘misschien kunnen we ’t er vanavond na ’t eten even over hebben hoe we hier samen beter mee om kunnen leren gaan’. Hiermee blijft ze in correspondentie met A’s oorspronkelijke (V-V) vraag. In het latere gesprek kan ze haar emotie vertellen en kunnen ze samen aan een voor beiden bevredigende oplossing werken.
3. Probeer naar de boodschap achter de boodschap te kijken (zie Sue Johnson).
4;
reageren met echtheid
Een ander aspect van de driehoek is echtheid versus het spelen van rollen in onze reacties op de emoties die de ander in ons oproept. Alle dramatiek van de driehoek heeft te maken met het vermijden 8 van gevoelens. Het is een spel dat mensen spelen; niet een echt leven vanuit het hart . Het devies is dan: durf écht te zijn; laat je echte gevoelens toe en – heel belangrijk – praat er rustig over op een gepast moment.
5;
De ‘winnaarsdriehoek’
In de TA en ook in de drama driehoek gaat in wezen over emoties, reactiepatronen e.d. – dus over ons spreken en handelen en de drijfveren daaronder, en niet om identiteit of een manier van ‘zijn’. Naast of over de drama driehoek van Karpman, tekent Roos Ikelaar wat ze noemt een winnaarsdriehoek, waarbij ze alle predicaten vervangt door werkwoorden, en bewust de kleuren rood (stop, gevaar) voor de drama driehoek en groen (veilig, doorgaan) voor de winnaarsdriehoek gebruikt:
Drama driehoek
Winnaarsdriehoek
Hiermee geeft ze duidelijk aan wat zij ziet als manieren om uit de drama driehoek te komen – door ‘rood gedrag’ (uit de drama driehoek) te vervangen door ‘groen gedrag’ (uit de winnaarsdriehoek): ‘realistisch doen’ in plaats van ‘doen als slachtoffer’; ‘feedback geven en vragen’ in plaats van ‘aanklagen’; ‘helpen’ in plaats van ‘redden’. Tot zover de winnaarsdriehoek van Ikelaar. Zij geeft hiermee een alternatief aan, en geeft daarmee perspectief hoe het anders kan. Sommige mensen zullen hiermee geholpen zijn. Voor de een zal het gemakkelijker zijn om deze ‘omschakeling’ te maken dan voor een ander. Het wordt ook in deze benadering nog niet duidelijk, waar iemand die dat nooit gekund heeft, de bronnen vindt om ineens het winnaarsdriehoek-gedrag te gaan vertonen...
22
De drama driehoek vanuit spiritueel oogpunt De drie rollen zijn te zien als een soort verworden karikatuur of polarisatie van drie belangrijke aspecten van ons mens-zijn. Erkenning en integratie (in ons bewustzijn) van deze drie aspecten is cruciaal voor herstel en bevrijding uit de drama driehoek. Ik loop ze alle drie even langs.
1. Onze machteloosheid en afhankelijkheid als schepsel tegenover de natuur en de bron van leven We ervaren soms gevoelens van angst, machteloosheid en grote afhankelijkheid. De tegenpool van angst is liefde. In dit kader wordt mensen die in hun jeugd slachtoffer waren van geweld (fysiek, seksueel of emotioneel) vaak geleerd om zichzelf niet langer te zien als slachtoffer, maar veeleer als overlevende. In de orde van ‘de bron van leven’ staan we als mensen gelijkelijk tegenover elkaar en als schepselen in afhankelijkheid tegenover de bron van leven. Het gaat verkeerd, als we die verhoudingen verschuiven en onszelf als afhankelijk slachtoffer tegenover anderen gaan zien. We durven – levend vanuit liefde - meer onze eigen verantwoordelijkheid te gaan nemen. In contact met de bron van leven komen we ook in contact met onze potentie en onze kracht. Deze staan haaks op de slachtofferpositie. Doordat we echter worden en gericht zijn op het goede – ook in de andere persoon – kunnen we ook meer betekenen voor die ander.
2. Een hulp zijn tegenover elkaar Soms moeten we opstaan tegen een medemens waar die ‘de verkeerde keuze’ maakt, in plaats van overal in mee te gaan, zoals de ‘redder’ vaak geneigd is te doen. Essentieel in de vraag wat ‘een verkeerde keuze’ is, is wel dat we uitgaan van liefde van de al bron en respect hebben als de ander toch zijn of haar keuze wil doorzetten (dat respect heeft de ‘redder’ dikwijls niet – die is erop gericht om de ander te veranderen om zodoende zelf minder lastige gevoelens te hebben!). In het ‘hulp-zijn’ tegenover elkaar zijn we elkaar gelijkwaardig. Waar de ‘redder’ zich graag in een soort medelijden en ontferming boven het ‘slachtoffer’ verheft, en in kwaadheid boven de onverantwoordelijke ‘dader’, is de echte helper zich bewust van zijn of haar eigen menselijkheid en staat gewoon naast de ander. Vaak is al genoemd dat degene die zich specifiek tot de ‘redder’ rol aangetrokken weet, zich vooral ook bezig moet houden met zijn of haar eigen herstel, in plaats van alle aandacht te richten op het laten herstellen van anderen. Echte zorgzaamheid veronachtzaamt zichzelf niet, en gaat dan hand-in-hand met de ander zijn of haar vrijheid gunnen.
3. Niet heersen over elkaar Als mensen is ons initiatief, verantwoordelijkheid en creativiteit gegeven. Gebruik macht om te dienen en te beschermen. Het is dus niet een vrijbrief om op eigen voordeel uit te zijn en daartoe de schepping maar naar eigen believen te gebruiken. Heersen betekent: je inzetten voor groei en ontplooiing van de schepping. Ik heb het hier over de mens in verhouding tot de schepping. Zoals het ‘slachtoffer’ anderen boven zich stelt, en daarmee de onderlinge menselijke maat scheef legt en het evenwicht verstoort, zo is dat ook als iemand als ‘dader’ zich boven anderen stelt en onvoldoende rekening met hen en hun belangen en gevoelens houdt. Het zou zo moeten zijn, dat we niet alleen de ‘dader’ rol vermijden als hij ons minder populair maakt. Echtheid en openheid over onze eigen zwakheden kan ons helpen, in nederigheid gericht te blijven op
23
groei en niet een ‘dader’ rol te spelen – noch tegenover anderen, noch tegenover onszelf. Wat dat laatste betreft: ik zie automutilatie en ander liefdeloos gedrag tegenover zichzelf als ‘dader’-gedrag tegenover zichzelf. Het bevestigt voor mij de samenhang van de drie rollen uit de drama driehoek; iemand kan ze zelfs op één moment alle drie tegelijk spelen, zoals in automutilatie. Zelfs als we een leidende functie mogen bekleden is het zaak om anderen niet te overheersen, maar onze verantwoordelijkheid en autoriteit te gebruiken om de betrokkenen te dienen. Dienen van een kwetsbare medemens kan inhouden: grenzen helpen stellen en bescherming bieden. Iets dergelijks geldt voor de ‘aanklager’ vorm van de derde rol. Wij zijn er niet om elkaar aan te klagen of te beschuldigen. Als zich conflicten voordoen, of als een ander een in onze ogen verkeerde weg gaat hoeven we niet als een voetveeg alles maar te slikken. Tegenover ‘aanklagen’ staat ‘eerlijk en oprecht feedback geven en vragen’. In een omgeving waar goed en duidelijk met elkaar gecommuniceerd wordt, krijgt het drama van de driehoek veel minder kans. Ten slotte is er nog de stille vorm van de derde rol, waarbij we een ander proberen te manipuleren, of tenminste onszelf veilig te stellen, door ons terug te trekken. We komen dan in een toestand die wel passief-aggressief wordt genoemd, en waar de boosheid en veroordeling ‘van binnen’ wordt gehouden. Toch is het ook hier wenselijk om zich uit te spreken. Dat voelt wellicht kwetsbaar, en daarmee kom ik op een ander belangrijk punt: hoe voelen we ons voldoende veilig om vanuit de winnaarsdriehoek te leven?
Veiligheid is nodig Al deze aspecten en vaardigheden ’vragen erom dat we ons veilig gaan voelen. Ik zeg hier: veilig voelen; ik bedoel dan niet een oppervlakkig gevoel dat op en neer gaat zoals onze emoties dat soms kunnen doen, maar een diep in je hart weten: ik ben een uniek mens, ik mag er zijn. Dat is niets meer of minder dan jezelf lief te hebben. Dat klinkt eenvoudig maar is vanuit bepaalde instabiele psychosociale omstandigheden best moeilijk. Alleen door ons zó veilig te voelen, kunnen we moeilijke gevoelens toelaten en de verleiding weerstaan om die moeilijke gevoelens te ontvluchten in het spelen van rollen of ander vermijdend gedrag. Die basisveiligheid geeft ons ook een goede basis om beter te leren omgaan met onze emoties.
Goed met onze emoties om leren gaan Essentieel in het hele verhaal blijkt te zijn, goed met onze emoties om te leren gaan. Claude Steiner14, ook een leerling van Eric Berne, geeft enige nuttige aanwijzingen hoe we dat kunnen leren, beter met onze emoties om te gaan. 1.
Het begint met onze gevoelens te leren kennen en benoemen.
2.
Ons empathisch te richten op de gevoelens van anderen
3.
Onze emoties te leren beheersen – vooral wat betreft de expressie ervan. Essentieel hierin is dat we onszelf serieus de vraag stellen: hoe beïnvloed ik de ander met expressies van mijn emoties?
4.
Het repareren van aangerichte schade. Dat doen we door onze verantwoordelijkheid te nemen, onze fouten toe te geven en vergeving te vragen.
24
Tot zover de beschouwing over de rollen en verbanden. De gevolgen die dat kan hebben. En de mogelijkheden om – als je je daar eenmaal bewust van bent – te streven naar het wisselen van posities/rollen. Dat klinkt eenvoudig, maar is het zeker niet. Succes !!
Geert van der Leest, Maart 2013
25