Wisdomflash 2015 een vonkje wijsheid 2015
Op je levensreis in de wereld kom je soms mooie pareltjes tegen. Over (zelf)kennis en –bewustzijn. Over vrede, licht en liefde. Vrijheid en wijsheid. De hier geplaatste artikelen vormen inspiratie op mijn reis. Wellicht kan het ook wat voor jou beteken !? Iets over mijn achtergrond: www.geertvanderleest.com
1
Durf je open te staan voor wat komen gaat? Vaak willen we regelen, plannen, doen. Ons leven aanpakken. Maar is dat wel altijd de juiste houding? Wie uitzoomt en met wat meer afstand naar het leven kijkt, ziet dat wij eerder gedragen en geleid worden dan dat wijzelf dragen of leiden. Niet wij sturen het leven. Het leven stuurt ons. Een mooie gedachte om te overwegen: een oefening in verwachten. Hoe kijk jij? Met welke beelden sta jij in het leven? Durf je open te staan voor wat komen gaat en waar je niets voor hoeft te doen? Albert Einstein heeft eens gezegd: ‘Je kunt leven alsof niets een wonder i s. En je kunt leven alsof alles een wonder is.’ En dat is een mooi inzicht aan het begin van deze Advent, de periode op weg naar Kerst. We willen tot inkeer komen om ons open te stellen voor wat komen gaat. Maar de grap is nu dat we dat zelf niet kunnen orkestreren. We kunnen er niets voor doen of laten. Het líjkt of wij ons leven besturen en in de hand hebben. Maar het kan zo maar anders zijn. Het doet denken aan de autootjes in de Efteling. Het líjkt alsof jij de auto bestuurt, maar ondertussen volgt de auto gewoon z’n voorgegeven route. Je draait aan het stuur, maar ondertussen wordt de auto door bochten geleid over een soort van spoorbaan. Als we uitzoomen beseffen we dat ook wij dagelijks in zo’n auto zitten. We dénken dat we sturen, maar er wordt voor ons gestuurd. Grappig beeld. De kunst is om je over te geven aan de route die voor ons al is uitgetekend. Dat lijkt wel vloeken in een bolwerk van onderzoek en onderwijs dat de werkelijkheid probeert te doorgronden, te voorspellen en te controleren. Als we het idee toelaten dat we gestuurd worden (ook al leven we vanuit de illusie dat we zelf sturen) groeit het besef dat we gedragen zijn en geleid worden. Vanuit dat besef gaan we wellicht eerder toelaten dat het leven een wonder is. Een wonder dat gevoed wordt door een levend beginsel. We hebben daarbij geen routekaart nodig, omdat elke route goed is. Het leven is een geheel verzorgde reis, waarin angst of verlangens niet nodig zijn omdat alles goed is zoals het is. De uitdaging is om de route te aanvaarden en op ons af laten komen. Dat vraagt vertrouwen voor dat wat op mijn pad komt, precies goed is zoals het is. Zelfs boosheid, angst en weerstanden horen daar bij. Ja, ook ziekte en eindigheid. Zo’n houding ontwikkelen kost tijd, want het staat op gespanne n voet met het idee dat we vanuit een eigen wil leven. Het staat op gespannen voet met het idee dat wij het zijn die sturing aan ons leven geven. Zo’n houding inoefenen geeft beter zicht op de relatie met de goddelijke kracht die in ieder van ons huist. Het besef dat goddelijke kracht in ieder van ons huist, begint met de overtuiging dat het leven een wonder is. En dat wonder kun je pas ervaren als je anders gaat kijken. Denk even terug aan de manier waarop een kind die autootjes in De Efteling beleeft en hoe wij als volwassenen hem kunnen beleven. 2
Een kort verhaal over anders kijken. Een reiziger komt aan bij een dorpje. Bij de ingang ziet hij een oude man op een bankje. De reiziger vraagt aan de oude man: ‘Hoe zijn de mensen hier in het dorp?’ De oude man vraagt: ‘Hoe waren de mensen in het dorp waar je nu vandaan komt?’ De reiziger antwoordt: ‘Die waren chagrijnig en onvriendelijk.’ Waarop de oude man zegt: ‘Je zult ook hier overal chagrijnige en onvriendelijke mensen tegenkomen.’ Een uur later komt een nog een reiziger aan bij het dorp. Hij stelt dezelfde vraag: ‘Hoe zijn de mensen in dit dorp?’ De oude man vraagt: ‘Hoe waren de mensen in het dorp waar je nu vandaan komt?’ De reiziger antwoordt: ‘In het dorp waar ik vandaan kom waren alle mensen vriendelij k en enthousiast’. Waarop de oude man zegt: ‘Je zult hier ook overal vriendelijke en enthousiaste mensen tegenkomen.’ Dit verhaal stelt de vraag met welk beeld jij naar jezelf, naar mensen en naar de werkelijkheid kijkt. Wat is jouw beeld? Wat zie jij? Wat wil je zien? Zie jij de dreiging die uitgaat van de vloed aan vluchtelingen? Zie jij het vandalisme? Het geweld op straat? De norsheid van je kind? Heb je oog voor de regels waar mensen zich niet aan houden? Of zie jij de verrijking die mensen van elders hier komen brengen? Of zie jij de sterke daling van het aantal inbraken en geweldsincidenten? Of zie jij de lach van je kind? Heb je oog voor de kwetsbaarheid en de verrassing die mensen om je heen in zich hebben? Welke God zie jij? Staat hij, zij of het ver buiten je? Hoog aan het firmament? Ben je bang voor hem? Zie je een man? Of zie je iemand die je straft als je fouten begaat? Je kunt God ook zien als iemand die als scheppende kracht in jouw huist. Ook dit is slechts een beeld. Dat wat jij mogelijk ervaart van God, is niet de werkelijkheid. Het blijft een interpretatie. Wat is er mooier om dat beeld telkens weer te laten corrigeren door verrassende wendingen? Sta jij al open voor wat komen gaat? Je hoeft er niets voor te doen, alleen te zien dat het l even een wonder is. Het leven is een geheel verzorgde reis die vol wonderen zit.
© Di t i s de bewerkte versie va n een overweging van Huub ter Haar gehouden i n de Studentenkerk in Nijmegen op 29 november 2015, eerste zondag va n de Advent. Geplaatst door: Redactie in Het maakbare l even 30 november 2015 http://www.debezieling.nl/durf-je-open-te-staan-voor-wat-komen-gaat-advent-2015-2/
3
Loslaten Theresia van Ávila, oorspronkelijke Spaanse naam: Teresa Sánchez de Cepeda y Ahumada (Ávila, 28 maart 1515 — Alba de Tormes (bij Salamanca), 4 oktober 1582) was een mystica die later heilig is verklaard. Haar feestdag is jaarlijks op 15 oktober (eveneens de eerste dag van de gregoriaanse kalender, die in dezelfde maand werd ingevoerd dat ze stierf, al overleed ze f eitelijk op de laatste dag van de juliaanse kalender, want op donderdag 4 oktober volgde vrijdag 15 oktober 1582). Theresia van Ávila is één van de beroemdste mystici onder de katholieke heiligen. Samen met de heilige Johannes van het Kruis heeft zij de orde van de Karmel hervormd in de zestiende eeuw. Haar geschriften hebben de mystieke theologie dermate ingrijpend beïnvloed, dat zij door paus Paulus VI in 1970 als eerste vrouwelijke heilige werd uitgeroepen tot kerkleraar. De onderstaande drie lezing zijn een uittreksel van lezingen die zijn gegeven op 15 oktober 2015 ter gelegenheid van haar 500ste geboortedag. Het is een cliché, maar bij de geboorte van je eerste kind word je zelf ook nieuw geboren. Opeens ben je voor de rest van je leven iemands vader of moeder, iemands ouder. Dat is een onomkeerbare verandering in je identiteit. En daarbij wordt er niet alleen iets aan je toegevoegd, een nieuwe rol erbij, er wordt ook iets van je afgenomen. Een bepaalde mate van vrijblijvendheid, van onbepaaldheid. Er is dankbaarheid, er is een overmaat aan zorg en liefde die je op die manier misschien nog niet kende van jezelf, en daarbij rijst meteen de vraag, onuitgesproken, maar indringend voelbaar: “Kan ik dit waarmaken? Wie is deze ander die is toevertrouwd aan mijn zorg, en hoe kan ik die ander zó liefhebben, dat hij kan uitgroeien tot een vrij persoon die zijn talenten kan ontplooien en gelukkig kan worden op de manier die niet ik, maar die hij verlangt?” Uiteraard kun je jezelf die vragen ook al stellen ruim voordat je werk maakt van een abstracte ‘kinderwens’ - maar dan blijven het toch theoretische, hypothetische morele vragen. Eenmaal ouder van dit bijzonder raadsel, wens je, bid je dat je geen fouten zult maken, en dat er, waar je ze wel maakt, dan tenminste sprake is van voortschrijdend inzicht en van de mogelijkheid om missers te herstellen. Terwijl je, en dat is nu precies de pijn, eigenlijk al weet dat dit ijdele hoop is. En dat je het ook bij een tweede kindje niet een stuk beter zult gaan doen, si mpelweg omdat dit weer een heel andere persoon zal zijn. Ik wil deze volmaakte liefde zo graag volmaakt beantwoorden en vervullen, ik voel me er schatplichtig aan, maar verdomme, ik heb daar het talent, het genie niet voor. Werkelijke liefde begint ermee te erkennen dat je hoe dan ook een prutser bent. Vol goede bedoelingen, maar toch iemand die fouten zal blijven maken, hoe bewust je ook leeft en hoeveel je ook wilt leren van eerdere fouten. Voortschrijdend inzicht is mogelijk, maar kan niet het doel zijn. Het gaan 4
van een spirituele scholingsweg is evenmin een doel in zichzelf. Het bereiken van ego-loosheid, van gelijkmoedigheid, harmonie, innerlijke vrede, heelheid en eenheid met alles en iedereen klinkt mooi, maar wat Teresa in haar werk laat zien, is dat precies daar waar je denkt al een aardig eindje in de goede richting te zijn (bijvoorbeeld omdat je de liefde zo diep beleeft dat je er met heel je wezen op wilt antwoorden,) het egoïsme op zijn allersterkst kan zijn. Onder het mom van zelfverlies, is er sprake van spirituele hebzucht en behoudzucht. Het nieuwgeboren ‘ik’ dat je door en in de liefde bent geworden, moet vooral zo blijven als het nu is, en mag niet veranderen, “͙Want zoals ik nu ben geworden, blijk ik op mijn best te zijn. Dit is zoals ik t en diepste ben bedoeld. Eindelijk ben ik mijn betere of hogere zelf. Ontmoet ik de Christus in mij. Die liefde moet ik niet verknoeien of verspelen, die moet ik verder door-ontwikkelen.” Alsof het om een technologische uitvinding gaat. En hier begint de denkfout die Teresa keer op keer ontmantelde. Het is niet aan jou om te bepalen wanneer je op je best bent. Het is niet aan jou om te bepalen wanneer en hoe je één en al onvoorwaardelijke, belangeloze liefde bent. Wie dat doet, houdt meteen op lief te hebben. Als opgemerkt: dat kan een bedreigende, vreeswekkend, uiterst pijnlijke gedachte zijn. Waartegen niet te strijden valt. Die niet te bedwingen is door verbeten, bij iedere stap, je beste beentje voor te zetten. Laat staan door er zelf een einde aan te maken op het hoogtepunt. “Eigenlijk heb ik mezelf toch al uit handen gegeven aan de liefde, dus welbeschouwd vált er niets meer te doen of te laten. Mijn liefde is niet maakbaar. De enige die maakbaar blijkt te zijn ben ik zelf. Maakbaar - en breekbaar. Openbreekbaar. Uitdeelbaar. Bruikbaar. Laat de liefde dan maar met mij doen wat ze wil, laat die ander, laat die liefde mij maar boetseren, omvormen, veranderen, verbeteren, opvoeden en lessen leren, laat de liefde maar werken aan mijn hart, mijn handen, en al s dat af en toe hardhandig moet: mij best.” Pijnen ken ik nog steeds, ze bleken nog groter dan ooit verwacht, en fouten heb ik meer dan eens gemaakt - in vriendschappen, in werk, in mijn huwelijk, in mijn moederschap. Ik heb gebeden tot de liefde, geworsteld met de liefde, gelezen en geschreven over de liefde, ik heb vreemde kamers in mijn ziel ontsloten, de gastenverblijven, maar ook de moordkuil. Ik ben geschrokken van de liefde, ik ken de eenzaamheid, het verlaten worden, de jaloezie, en nog zoveel pijnen meer, die duiden op een afwezigheid van liefde. Ik heb geprobeerd liefde te geven, en ik wil proberen liefde te blijven worden, in de overtuiging dat dit niet eens bij benadering mogelijk is. Niemand wordt ooit een perfecte professional, we blijven met z’n allen amateurs - een ander woord voor, inderdaad: liefhebber. Ik weet niet of er sprake is van voortschrijdend inzicht, en dat maakt me eigenlijk ook niet uit. En daar gaat misschien wel om. Dat een toename van inzicht je niet meer uitmaakt. 5
Je doet je best, je probeert je intenties vrij en zuiver te houden, maar het onbedoelde tekort mag een tekort blijven. “ ls ik er maar ben zoals de liefde mij nodig heeft - het oordeel ligt niet bij mij.” Maar de liefde was en bleef wel in haar. Niet als een keurmerk van de hoogste spirituele vorderingen, maar als bron van inspiratie en bron tot handelen en liefhebben, want liefde wil altijd toenemen, uitdijen en in beweging blijven. Dat ‘anti-maakbaarheids-uitgangspunt’ is een gruwelijke slag voor onze mooie ideeën over autonomie en zelfbeschikking en zelfontwikkeling, maar een overwinning voor de liefde en de vrede. Gulheid, pure verspilling: het enige antwoord op een van economisch denken doortrokken tijd, waarin zelfs spiritualiteit, aandacht en liefde rekeneenheden lijken te worden, waarmee sommen gemaakt kunnen worden, waarmee stappenplannen en einddoelen opgesteld kunnen worden. Bij Teresa gaat het niet om het bouwen van hoge, sierlijke uitkijktorens bovenop de innerlijke burcht van de ziel, maar om het graven en bouwen van een onzichtbaar maar stevig fundament diep onder de grond, bestand tegen grote schokken. Niet alleen om ogen die verlangend en huilend van geluk opkijken in het licht, maar om vuile voeten die gewassen willen worden, zodat de liefde weer verder kan schrijden door deze wereld en mensen kan raken en aanraken waar ze de liefde het hardste nodig hebben. Waar het pijn doet. Of waar ze, soms ondanks zichzelf, pijnlijk aan anderen voorbij leven - verbeten op zoek naar hun betere, hogere ik. Terwijl dit allang klaarligt om ontdekt te worden, in niemand minder dan diezelfde ander. God zegene niet de greep, maar het loslaten daarvan.
© Lezing Desanne van Brederode; hoe relevant is Theresa van Avila voor ons mensen vandaag? In het kader van een symposium over Teresa van Avila, Haarlem, Oktober 2015.
6
Reflectie Gerhard Tersteegen (1697-1769) is de belangrijkste piëtist en mysticus van de Reformierte Kirche van Duitsland. (Geschichte des Pietismus Band 2, 390). Het meest bekend zijn zijn geestelijke liederen en gedichten, verzameld in Geistliches Blumengärtlein 1729. Verschillende van die liederen zijn ook opgenomen in het Liedboek der Kerken. Hij (protestant) vertaalde werken van Teresa van Avila (katholiek mystica) in het Duits. Eén van zijn liederen waarin hij deze stille overgave aan God bezingt is het beroemde lied ‘God is tegenwoordig’. Daaruit een paar strofen. Let u op de woorden zwijgen, stil in den gebede, en op de beelden van God als een zee waarin je ondergaat, en God als zon, waarvoor het hart als een bloem opengaat. God is tegenwoordig, God is in ons midden, laat ons diep in 't stof aanbidden. God is in ons midden, laat nu alles zwijgen alles in ons voor Hem neigen. Wie de stem ...heft tot Hem sla de ogen neder, geve 't hart Hem weder.
Oorzaak aller dingen, houdt Gij ons omgeven, adem van ons aardse leven. Oeverloze diepte, wonderlijkste wonder, zee ik ga in U ten onder. Ik in U, laat mij nu vallen in den blinde, U slechts zien en vinden.
7
Streel Gij met Uw stralen, God van licht en leven, mijn gezicht tot U geheven. Evenals de bloemen voor het zonlicht buiten zo gewillig zich ontsluiten, zo laat Gij zon van mij, in Uw licht mij groeien voor U openbloeien.
Maak mij recht eenvoudig, stil in den gebede, afgezonderd in Uw vrede. Maak mij rein van harte, dat ik Uwe klaarheid schouwen mag in geest en waarheid. Heer laat mij even vrij als een adelaar stijgen, zo word ik U eigen.
Š Kick- Bras, De doorwerking van Teresa van Avila bij Gerhard Tersteegen, een gereformeerde Mysticus, In het kader van een symposium over Teresa van Avila, Haarlem, Oktober 2015.
8
Volwassen spiritualiteit Je hebt enerzijds spiritualiteit als persoonlijk welbevinden, ontspanning en zelfontplooiing - zoals dat vaak in workshops en periodieken wordt aangeprezen - en anderzijds spiritualiteit die vanuit religieuze tradities gericht is op een kwaliteit van leven die verder reikt dan dat persoonlijk welbevinden. Wellicht zijn ze beide nodig als groeimomenten in een spiritueel proces. Er is onderscheid tussen twee soorten van spiritueel welzijn. Het eerste loopt uit op een natuurlijke voldoening, het tweede op een verruiming van het hart. Het eerste maken veel mensen mee, ook Teresa van Avila zelf: spiritualiteit waar je je goed bij voelt, zoals je een goed gevoel kunt hebben in het gebed. Er is hier geen wezenlijk verschil, zegt ze, met wat je voelt bij een onverwacht geluk, zoals bijvoorbeeld de vertroosting en de vreugde die je voelt bij het terugzien van een lang gemiste vriend(in). Zoals al het goede komt ook dit van God, maar het eindigt bij de mens zelf. Het tweede welzijn daarentegen eindigt in God, niet in vertroosting voor de mens. Om het verschil tussen beide ervaringen helder te krijgen grijpt ze terug op psalm 119,32: ‘omdat Gij mijn hart verruimd hebt’. Ze grijpt naar dat vers, toevallig uit het getijdengebed van die dag, omdat deze ervaring niet zozeer de eigen identiteit bevestigt, maar die juist openbreekt en groter maakt, verruimt; ook het welzijn van de ander en het andere gaat tot de eigen identiteit behoren. Het welbehagen op het eigen domein is niet meer voldoende. Dat verruimt het hart niet, maar beklemt eerder: de grenzen van het zelf doen zich daar gelden, men wil zichzelf blijven, zich niet verliezen. Bij de meer volwassen spiritualiteit richt men zich juist vanuit het innerlijk leven op anderen, naar buiten, zoals God niet op zichzelf maar op anderen gericht is. Het tweede welzijn eindigt in God, verruiming van het hart, ruimer dan de eigen zinvolheid. Dat is kwaliteit van leven die uitgaat boven het beperkte persoonlijke spirituele welzijn. Zo ziet, denk ik, Teresa volwassen spiritualiteit. © Frans Maas, God God helpen zijn - Teresa’s innerlijk leven als ruimte. In het kader van een symposium over Teresa van Avila, Haarlem, Oktober 2015.
9
Met gezag Het is aan het begin van Jezus’ loopbaan. Met zijn eerste vier leerlingen verblijft hij in Kafarnaüm. Op sabbat gaat hij naar de plaatselijke synagoge en onderwijst de mensen daar. ‘En’, schrijft Markus, ‘de mensen zijn diep onder de indruk, want hij spreekt hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schiftgeleerden.’ Niet zoals de schriftgeleerden. Het is maar een bijzinnetje, maar de geleerden worden even op een zijspoor gezet. Zij leren de mensen in de synagoge over de Schriften. Ja, dat doen ze. Maar hóe? Ongeïnspireerd en niet-inspirerend? Het staat er niet, maar het beeld dringt zich aan me op. Alsof ze plichtmatig hun taak volbrengen – niet omdat ze het willen, maar omdat het nou eenmaal hun werk is. Of dit beeld recht doet aan de werkelijkheid weet ik niet, maar ik weet wel dat van plichtmatige prediking een mens niet ondersteboven raakt. Jezus doet het in ieder geval anders, want de mensen zijn er diep van onder de indruk. Hij leert hen met gezag. Ook hier dringen zich beelden aan me op. Een ouderwets hoofd der school. Die had gezag. De notaris, de dokter, de dominee. Maar dat was gezag dat van buitenaf op hen was gelegd. Dat als het ware met het ambt dat zij bekleedden, meegeleverd werd. En dat is hier niet bedoeld. Het Griekse woord dat met gezag is vertaald, betekent heel letterlijk ‘vanuit zijn wezen’. Dat is onvergelijkbaar met gezag dat jou verleend wordt omdat je toevallig een bepaald beroep hebt. Nee, hier is iets anders aan de hand en de omstanders voelen dat haarfijn aan. Jezus spreekt vanuit zijn wezen. Hij legt de Schiften uit met hart en ziel, hij is er met huid en haar bij be trokken. Zijn hele geschiedenis, zijn hele identiteit, de hele mens die hij is – van dááruit komt zijn uitleg. De toehoorders voelen dat ze niet alleen woorden horen, maar dat hier een heel mens zich geeft. Een mens die niet bang is om zichzelf te laten zien, om zijn wezen te laten meeklinken in wat hij zegt. Een mens die weet heeft, die zich bewust is van wie hij ten diepste is. Een mens die de weg naar binnen gegaan is en tot op de bodem is gekomen. Een mens voor wie ‘kind van God zijn’ een levende werkelijkheid is. Zó een mens spreekt hier. Vanuit zijn wezen spreekt hij. En feilloos voelen de inwoners van Kafarnaüm aan dat ze hier iets wezen -lijks horen. Bij Marcus 1:22 Marga Haas, bijbels column http://parelduiken.blogspot.nl/
10
De wonderbare spijziging In Marcus 6; 39 treft de lezer een lekker zonnig en groen beeld. Groepen mensen in het gras, samen etend, samen delend. De leerlingen die na afloop met grote manden het overschot ophalen en zie, als iedereen verzadigd is, zijn er nog twaalf manden over. Een wonder! Daar staat Jezus. Vijfduizend hongerige mensen tegenover hem. De leerlingen hebben verzameld wat er voorhanden is en dit is het: vijf broden en twee vissen. Dat neemt Jezus aan en op dat moment draagt hij iedereen op zich klaar te maken voor de maaltijd. Alsof je onverwacht een kamer vol bezoek hebt, ontdekt dat je twee aardappels en een wortel in huis hebt en toch iedereen aan tafel nodigt om te gaan eten. Jezus speelt hier hoog spel! Het mooie is dat de maaltijd al begint voordat Jezus dankt en het brood breekt. Hij draagt de mensen namelijk op (ik vertaal het expres letterlijk, maar dat klinkt wel een beetje vreemd) ‘te gaan aanliggen in het gras, tafelgemeenschap bij tafelgemeenschap’. De woorden die hier gebruikt worden, komen uit de sfeer van ‘tafel’ en ‘maaltijd’. Jezus zegt niet: ga maar lekker zitten, nee, hij zegt: ga aanliggen. Vertaald naar onze tijd: kom aan tafel. En hij zegt niet: ga in groepjes zitten, nee, hij zegt: voeg je bij je tafelgemeenschap. Wat Jezus dus doet, is, voordat er ook maar in de verste verte sprake is van voedsel voor iedereen, de vijfduizend nodigen in de sfeer, in de ruimte van de maaltijd. De mensen worden geïnviteerd om mee te spelen in het grote spel dat hier gespeeld wordt. Let op, Jezus speelt geen spelletje, maar een spel. Het gaat hier om het grote spelen dat vooraf gaat aan de werkelijkheid. De vijfduizend grijpen, door te gaan aanliggen in tafelgemeenschappen, vooruit op wat zíj nog niet zien, maar wat voor Jezus al werkelijkheid is. Daar zit voor ons de ingang in dit wonderverhaal. Wij mogen en kunnen vooruitgrijpen op wat Jezus al ‘ziet’. Ook wij worden gevraagd om mee te doen in het grote spelen. We worden genodigd om te doen alsof … alles heel is, tot zijn recht komt en er voldoende is voor alles en iedereen in deze schepping. We worden uitgenodigd te leven alsof God in allen is en allen in God. En daar zit hem de wonderlijke kneep: waar geleefd wordt alsóf, daar ís het. ‘Eerst zien en dan geloven’ – die uitdrukking wordt hier radicaal omgedraaid. Eerst geloven, dan zien! Speel het spel en lééf het: alsof het Koninkrijk al aangebroken is. En je zult ontdekken dat je spel werkelijkheid is. https://mail.google.com/mail/u/0/#inbox/14fda3628d5426aa september 2015
11
Ga stralen! Zijn leerlingen zeiden tegen hem: Leidt ons naar de plaats waar jij bent, want wij zijn nog niet zover. Hij zei hun: Wie oren heeft, die hore! Er is licht dat is, in een mens van licht, en zo iemand verlicht de hele wereld. Als hij niet straalt, is hij duisternis.
De leerlingen willen leiding, ze willen dat Jezus hen leidt. Maar dat kan niet. Het licht in jezelf, daar kun je alleen zelf heen. Daar kan iemand anders je niet brengen. Als je denkt dat iemand anders je zou moeten leiden naar datgene waar je naar verlangt, ontken je juist daarmee het licht in jezelf. Door jezelf spiritueel afhankelijk te maken van iemand anders, plaats je jezelf in duisternis. Ga stralen! Je hebt nu alles al wat daarvoor nodig is. Je bent goed genoeg. Durf je dat te geloven, geloven in jezelf?
Als je hierop wilt reageren en ook de reacties van anderen wilt lezen, ga dan naar: Thomas, logion 24 http://www.gnostiek.nl/db/nieuws/?id=159
12
Speel en maak plezier Weinig dingen maken je energieker dan plezier. En weinig dingen brengen je meer plezier dan lekker spelen. Kietel je kinderen, stoei met je partner, ga lasergamen met je vrienden, kijk een grappige film, maak een spannende reis, maak grapjes en neem je leven lekker licht. Als je speels bent wordt alles lichter en vermindert de stress in je lijf in rap tempo. Je hoeft jezelf niet ‘volwassen’ te gedragen. Wees gewoon wie je bent en haal het kind in jezelf een beetje naar boven. Neem het leven niet zo serieus. Al die serieusheid kost je ontzettend veel energie. Tikkie – jij bent hem! Augustus 2015, https://sochicken.nl/meer-energie-tips
13
Mindfulness Aandacht en acceptatie. In deze twee woorden is de kern van mindfulness samengevat. ‘In de eerste plaats is het een training om meer in het hier en nu te zijn,’ schrijft Janneke Gieles in Psychologie Magazine van januari 2005. ‘In het dagelijks leven zijn we met onze gedachten vaak in het verleden of de toekomst. Veel dingen doen we automatisch: tandenpoetsen, traplopen, in de bus z itten, douchen. (…) Mindfulness leert om er echt te zijn tijdens het fietsen, eten en ramenlappen. (…) U houdt bijvoorbeeld minder ruimte over voor piekeren. Stressvolle gedachten malen vaak maar door, zonder dat dat tot een oplossing leidt. Door u te concentreren op alles wat er gebeurt in het nu, onderbreekt u die gedachtenstroom en geeft u uw hersenen wat anders te doen. (…) Wie aandachtig leeft heeft meer oog voor het kleine geluk. ’In de tweede plaats ‘gaat het er ook om alle gewaarwordingen te accepte ren zoals ze zijn, zonder ze te willen veranderen. (…) De kunst van mindfulness is om niet voortdurend te vechten tegen wat u niet wilt, maar het strijdtoneel te verlaten en er van een afstandje naar te kijken. (…) Voor veel mensen blijkt dit een van de meest bevrijdende inzichten te zijn van mindfulness: dat onze gedachten niet “de werkelijkheid” zijn, en dat we ons er niet mee hoeven te identificeren. Het zijn maar gedachten.’ Hoewel velen het erover eens zijn dat bewustzijn, de eerste pijler van mindfulness, bepaald geen kwaad kan – volgens mij is dat zelfs de beste panacee die er bestaat – kan ik mij voorstellen dat velen het moeilijk hebben me de tweede pijler: acceptatie, het niet willen veranderen van wat er is. Dat roept associaties op met passiviteit en lijdzaam toezien, waardoor het onverenigbaar lijkt met bijvoorbeeld politieke actie. Niets is minder waar, want het ‘goede handelen’ kan alleen maar ontstaan uit bewustzijn en een zekere kalmte en objectiviteit die alleen maar door acceptatie te beleven is. Het is niet zo dat klakkeloos accepteren tot passiviteit leidt, want ook actie wordt geaccepteerd – immers alles hoort erbij. Wat je wilt doen en wat je doet is nu – met minder vertroebelende gedachten en emoties – van zijn scherpe randjes ontdaan, zodat je eerder in een flow komt en ook met jezelf dingen laat gebeuren die uiteindelijk meestal niet verkeerd blijken te zijn. ‘Flow with the river’ is iets heel anders dan lui en lethargisch alles maar over je heen laten komen. Verantwoordelijkheid betekent antwoord geven, en het beste antwoord ligt in jezelf verscholen en kun je alleen maar ontdekken door jezelf te accepteren zoals je bent. Satyamo, augustus 2015.
14
Wat de bamboe leert In het midden van het koninkrijk lag een grote, prachtige tuin. De tuinman genoot ervan om in de tuin te wandelen als het te heet werd. Hij hield bijzonder veel van een bamboe, de mooiste van alle bomen in de tuin. In de loop van de jaren groeide de bamboe uit tot een sterke, krachtige boom en hij was zich van de gunst van de tuinman bewust. Op een dag kwam de tuinman naar de boom toe, maakte een diepe buiging en zei: “Mijn lieve bamboe, ik heb je nodig.” De dag was gekomen waarvoor de bamboe geschapen was en de bamboe sprak zacht: “Meester, ik ben bereid. Doe met mij wat je wilt.” “Bamboe,” vervolgde de meester plechtig, “als ik je wil gebruiken, moet ik je vellen.” “Mij vellen? Je hebt me toch altijd voor de mooiste boom van je tuin gehouden? Doe het niet!” “Mijn lieve bamboe, ”antwoordde de meester, “als ik je niet vel, ben je voor niets nuttig.” Het werd stil in de tuin, de wind hield zijn adem in, de bamboe boog zijn kroon en sprak zacht: “Meester, als je mij niet kunt gebruiken zonder mij te vellen, dan ben ik bereid, vel mij!” “Mijn lieve bamboe, ik moet al je takken en bladeren verwijderen.” “O nee, dat niet, neem mijn schoonheid, maar laat me mijn bladeren.” “Als ik ze niet verwijder, kan ik je niet gebruiken.” De zon verstopte zich, een vlinder vloog weg en de bamboe trilde bij de gedachte wat er met hem zou gebeuren, maar zei in één adem: “Meester, verwijder mijn takken en bladeren.” “Bamboe, ”vervolgde de tuinman, “je moet nog iets anders doen: ik zal je door midden zagen en je hart er uit snijden. Als ik dat niet doe, heb ik er niets aan.” “Ja ,meester, doe wat nodig is.” Toen velde de tuinman de bamboe, verwijderde takken en bladeren, zaagde hem doormidden en verwijderde het hart. Daarna bracht hij hem naar een bron met fris water midden in een verdroogde akker. Voorzichtig legde hij de bamboe op de grond, het ene einde van de bamboe in de bron, terwijl het andere eind tot in het waterkanaal afliep. 15
De bron verheugde zich, het water klaterde door het open lichaam van de bamboe tot in het kanaal en de verdorde velden werden bewaterd. Men plantte rijst en de tijd vergleed. De kiemen groeiden en de oogsttijd kwam. Zo gebeurde het dat de eens zo majesteitelijke bamboe in zijn beschei den toestand tot een grote zegen werd. Toen hij nog groot en mooi was, groeide hij voor zichzelf en hij verheugde zich er over, maar na zijn omhakking werd hij tot een kanaal, waar de meester zich van bediende om zijn rijk te bevruchten. www.zintenz.nl, nieuwbrief zinnige verhalen Augustus 2015
16
Liefde in tegenstellingen Met zijn paralogische filosofie rekent stand-up filosoof Tim Freke uit het Engelse Glastonbury radicaal af met de spirituele tradities. Eerst met jezelf aan de slag voordat je vrij bent? Absurd, volgens Freke. “Het gaat juist om die allesomvattende liefde die het paradoxale van onze prachtig kwetsbare, maar imperfecte menselijkheid omhelst.” En dat Grote Mysterie bestaat bij de gratie van tegenstellingen. Tim is het fundamenteel oneens met sommige interpretaties van non-dualiteit waarin beweerd wordt dat afgescheidenheid een irrelevante illusie is en eenheid de enige werkelijkheid. “Wat me aan spiri tualiteit intrigeert is dat we daarmee absurde dingen kunnen zeggen alsof het wijsheid is. Ik vind het een idioot idee dat we vrij moeten zijn van lijden om verlicht te zijn. Dat is net zo idioot als je ego willen kwijtraken of je gedachten stop te zetten. In veel spirituele tradities is ‘ontwaken’ dé manier om van die afgescheidenheid af te komen. Alsof dat het grote probleem is. Maar afgescheidenheid en ego’s zijn niet het probleem. Dat we niet zien dat we afgescheidenheid en eenheid tegelijk kunnen ervaren, dát is het probleem. Het inzicht dat het leven in essentie paradoxaal is, vormde de basis voor de controversiële visie die Tim de ‘paralogische filosofie’ noemt. Een duidelijke analogie is er volgens Tim met de deeltje/golf dualiteit in de kwantumfysica. De ene keer manifesteert licht zich als een deeltje, de andere keer als een golfbeweging. En het kan op hetzelfde moment ook beide zijn. Daar is geen verklaring voor. Om werkelijk te kunnen ervaren wat er speelt, zou je het leven vanuit tegengestelde perspectieven kunnen bekijken. Dan opent zich een diepe staat van zijn op een natuurlijke manier. “Mijn vader kreeg enkele jaren geleden een beroerte en stierf kort daarna. Ik vond het afschuwelijk, maar ik kon niets doen om zijn lijdensweg te verlichten. Hij was gedeeltelijk verlamd, lag in bed en riep voortdurend ‘help me, help me!’ Ik had kunnen zeggen: ‘Ach, ik ben verlicht en daarom raakt me dit niet. Ik ben er bovenuit gestegen, alles is een illusie’. Of ‘hé pa, het is gewoon je karma. Had je naar me geluisterd, dan zat je nu niet in deze situatie’. Maar dat is absurd. Hij was mijn vader. Ik wilde dat onze harten samen braken. Ik stond mezelf toe dat mijn hart in diggelen viel, maar mijn essentie hield tegelijkertijd vast aan die diepe, allesomvattende liefde. Ik omhelsde de paradox. En zo veranderde die afschuwelijke situatie in een prachtig moment van bitterzoete schoonheid. Door samen te lijden kon ik me werkelijk met hem verbinden. Dat was magisch.” Door Annelies van der Ouw · 31/12/2013, artikel Koorddanser Magazine, Editie oktober 2013.
17
Op zoek naar God buiten ingesleten patronen In de serie ‘Jonge denkers’, oorspronkelijk geschreven voor het magazine Volzin, interviewde Theo van de Kerkhof afgelopen jaar twaalf jonge religieprofessionals. In een terugblik vraagt hij zich af: hoe kwam God in beeld? Waar is God volgens de jonge denkers te vinden? Op zoek naar God buiten ingesleten patronen. Drie stellingen over ‘het mysterie dat iedere ogenblik opnieuw in alles aanwezig is’.
God is niet iets objectiefs (iets in de buitenwereld). De eerste stelling luidt: God is niet iets objectiefs (iets in de buitenwereld). God laat zich niet vastleggen, zoals objecten uit onze ervaringswereld vast te leggen zijn. Hij is geen ding tussen de dingen. God is eerder, om met Dag Hammarskjöld, te spreken een “vliedend licht in ons diepste innerlijk”. Wie naar God grijpt, grijpt per definitie mis. Voor een aantal jonge denkers betekent dit allereerst een relativering van iedere stellige geloofsuitspraak. “Ik weet niet of God bestaat”, zegt docent levensbeschouwing Erwin van de Bunt, maar hij heeft wel het gevoel dat er ‘meer’ is. “Het leven is voor mij een wonder, dat roept bij mij een besef wakker van iets groters. Dat zou je God kunnen noemen.” Maar: “Ik denk dat we dat grotere niet te snel dogmatisch moeten dichttimmeren.” Filosofe Joyce Pijnenburg ziet het goddelijke (al gebruikt ze dat woord liever niet) opdoemen in gnostieke en metafysische theorieën over het Ene, het absolute, dat zich uitstort in een veelheid, en zo onze wereld voortbrengt. Zij is gefascineerd door een vreugdevol scheppend principe dat ze overal waarneemt, zowel in haar eigen innerlijk als in de wereld als zodanig. De gnostieke theorieën die zij bestudeert, spreken van een goddelijke vonk. Ze citeert ook de schrijver Louis Couperus, die datzelfde woord gebruikt als hij mijmert over de momenten van grote vreugde in zijn leven: “Er was een glimlach zacht in mij, als een vonk die 18
altijd glimpte.” Maar zo benadrukt Pijnenburg: je moet die beelden over het Ene, goddelijke niet al te letterlijk nemen. Het zijn metaforen: “Verbeelding van iets dat zonder beelden onbeschrijfbaar is.”
God is niet alleen maar subjectief (iets in onze binnenwereld). God mag dan als een vliedend licht zijn, ongrijpbaar, ondefinieerbaar, geen ding tussen de dingen, niettemin: God is reëel, zo benadrukken verschillende jonge denkers eveneens. God is niet louter fictief, enkel iets in ons bewustzijn. Vandaar stelling twee: God is niet alleen maar subjectief (iets in onze binnenwereld). De metaforen waar Joyce Pijnenburg het over heeft, zijn meer dan ‘fantasieproducten’. Metaforen stellen wel degelijk op hun eigen wijze ‘werkelijkheid’ tegenwoordig. Johannes ten Hoor is heel stellig: “Voor mij is God een realiteit, die boven deze aardse realiteit staat. Ik heb een beetje een hekel aan al te grote vrijzinnigheid … ‘Eerst waren er mensen toen was er God’, dat soort denken.” Voor humaniste Niki van Houten ligt dat anders. Zij vertegenwoordigt het meest uitgesproken een modern gesloten wereldbeeld: Iets ‘groters’? “Hoe groot wil je het hebben? … een ‘verticale transcendentie’? Iets dat boven het universum uitgaat? Met dat denkbeeld heb ik weinig affiniteit. Ik ervaar geen hogere zin die vervolgens doorsijpelt in de zingeving van mijn dagelijkse leven. (…) Nee, zin geven wij zelf.” Uiteindelijk luidt de conclusie van meerdere jonge denkers: het idee God impliceert een realiteit die mij omvat en meer oorsprong is van mijzelf dan dat ik dat zelf ben. Praktisch leidt dit tot een spiritualiteit van zelfrelativering. Je zou die gedachte zelfs de rode draad van een christelijke spiritualiteit kunnen noemen: relativering van de moderne maakbaarheidsgedachte, de zelfredzaamheidsideologie. “Je bent en hoeft niet het middelpunt van het universum te zijn. Ik word gedragen, leef van wat mij gegeven wordt,[..]”, aldus theoloog Thijs Caspers. En hij vervolgt: “Je hoeft niet de architect te zijn van je 19
eigen succes. Ook waar je niet slaagt, ben je van waarde. Misschien is dat loslaten van een te grote zorg om het eigen ‘ik’ uiteindelijk wel heel weldadig.” Maar wat betekent het nu als we stelling één en twee op elkaar betrekken? Als God noch behoort tot het domein van het objectieve (buitenwereld), noch in het domein van het subjectieve (binnenwereld), waar hoort hij dan wel thuis?
God gaat zowel aan de wereld van het subjectieve (binnenwereld) als van het objectieve (buitenwereld) vooraf Dat brengt mij bij de derde stelling: God gaat zowel aan de wereld van het subjectieve (binnenwereld) als van het objectieve (buitenwereld) vooraf. Hij is het mysterie waaruit beide werelden voortkomen. God is geen voorwerp binnen onze ervaringswereld, noch een product van ons bewustzijn, maar eerder te beschouwen als de bron van beide. Dat betekent dat God als mogelijkheidsvoorwaarde (schepper) aanwezig is in ieder moment waarop het leven zich voltrekt, elk ogenblik opnieuw. Kijk naar de bijbelse verhalen, zegt Marije Vermaas. God openbaart zich niet in de eerste plaats in de tempel, maar daar waar het leven is, waar mensen aan het werk zijn, met elkaar omgaan, onderweg zijn. “Daar in het alledaagse leven, openbaart God zich.” Geestelijk verzorger in opleiding Nanda Wassink zegt: “Ja, ik geloof wel in iets groters dan ikzelf waar troost vanuit gaat. Maar ik ervaar dat vooral in contact met anderen. In verbondenheid gebeurt dat ‘religieuze’. Of ik dat God noem? Ja, ik denk het wel. Of eerder zou ik zeggen: er is iets goddelijks. Dat zit in alles, in de natuur, maar vooral in contact tussen mensen. (…) er is ‘meer’ dat ons met elkaar verbindt.” Als God aanwezig is overal waar het leven gebeurt, dan vraagt dat van onze kant, als wij het goddelijke willen ontmoeten, een bepaalde openheid en alertheid voor het leven als zodanig. Is dat niet waar het in veel hedendaagse spiritualiteit om gaat: aanwezig zijn, present, mindful, in het hier en nu? Of zoals Nanda Wassink zegt: “Een open en liefdevolle grondhouding tegenover alles en iedereen.” Over 20
haar pastorale werk zegt ze: we willen vaak graag iets doen, oplossen, verhelpen, maar soms valt er niets te verhelpen en is het een kwestie van uithouden met de ander. “Kun je gewoon erbij blijven in het moment? Kun je het lijden voor dat moment mee dragen?” Thijs Caspers: “Christelijke spiritualiteit impliceert een houding van je toevertrouwen aan het leven, hoe dat ook uitvalt, wat er ook op je pad komt.” Erwin van de Bunt: “Ik beleef mijn geloof persoonlijk, maar niet individualistisch in de zin van geïsoleerd, op mijn eentje. Mijn gevoel van verwondering en me opgenomen voelen in iets groters dan ikzelf beleef ik juist sterk in relatie met anderen. Ik deel bewust mijn leven met anderen.” Bron: Volzin. Essay, Jonge Denkers, waar is God?, 5 augustus 2015 http://www.debezieling.nl/er-was-een-glimlach-zacht-in-mij-als-een-vonk-diealtijd-glimpte/
21
Koolmees Wekenlang hadden we pa en ma koolmees af en aan zien vliegen met dingetjes in hun snavel. Aan het steeds luidere gepiep in de nestkast bij ons terras konden we wel horen dat het geen klein nest was. Af en toe was er al eens een klein kopje voor het gat verschenen, en ik wist zeker dat ik pa koolmees een keer had zien roepen, buiten: ‘Kom eruit kinderen, het is tijd!’ Tot onze grote vreugde waren we erbij toen het grote wonder gebeurde. Een scherpgesneden, puntgaaf koolmeesje stak zijn kopje naar buiten, keek een tijdje rond, hipte er toen plotseling uit en rrrt, rrrt, zwoesj, in een duikvlucht was hij over de sloot gevlogen en landde hij in de hoge wilg aan de overkant. En nog een, en nog een, keurig in de rij. Toen nummer zes eruit was, haalde ik de voorkant van het kastje weg en daar bleek nóg een vogeltje te zitten, dat van schrik begon te fladderen. Gauw de kast weer dicht. Deze nummer zeven deed er langer over, durfde niet goed en viel ook op de grond toen hij eindelijk de sprong gewaagd had. Wij stonden natuurlijk klaar om eventuele katten te verjagen. Gelukkig vloog hij toch op en vond ook hij (of zij) de wilg. Uit de boom kwam een enorm gekwetter – de hele familie koolmees was opgewonden over dit nieuwe avontuur. We waren diep onder de indruk en dolgelukkig. Wat een schitterende beestjes, en wat bijzonder dat ze uit hun nestkast komen en meteen kunnen vliegen. Maar dan moet je weten dat er op deze plek al drie keer een nest mislukt was. Ook in de drie voorafgaande jaren hadden er koolmezen gebroed, maar steeds hadden we uiteindelijk dode vogeltjes gevonden, of verlaten eieren. We verdachten de eksters ervan het broedsel te verstoren, en mijn man bouwde een omheining van gaas om het nestkastje heen, met een gat. Ook was er ruim vogelvoer voorhanden aan weerszijden van het nest en daar hadden vader en moeder koolmees zich terdege aan tegoed gedaan. Het is bijna moeilijk om er níet een spiritueel proces in te zien. Word je als koolmeesje niet eigenlijk drie keer geboren? Eerst kom je in een ei uit het lichaam 22
van je moeder. Op een goede dag breek je uit het ei. Wekenlang zit je in een donkere kast met al je broertjes en zusjes, groter en groter wordend, elkaar verdringend, roepend om eten dat wordt aangevlogen. Gaandeweg ga je beseffen dat er iets heel bijzonders te beleven is, daarbuiten, waar het licht vandaan komt, waar je ouders steeds weer uit tevoorschijn komen met iets lekkers. De grot van Plato is niet ver weg. En dan, op een dag, is het tijd. Je durft, je kunt niet anders meer, je hipt omhoog, je kijkt je koolmezenoogjes uit, en gedreven door een innerlijke drang stort je je uit de kast, het licht in. Als bij toverslag gaan je vleugeltjes uit en rrrrt, rrrrt, zwoesj, je blijkt een vogel te zijn, dat is je ware aard! Je vliegt! Je wordt gedragen door de lucht en je belandt in een sprookjesachtig groen paleis. Wij noemen het uit de kast komen als mensen aan de buitenwereld laten zien wat hun ware geaardheid is. Het zal voor veel homo’s en lesbo’s voelen of ze eindelijk in het licht terechtkomen en opgelucht kunnen ademhalen. Maar er is veel meer te onthullen dan alleen onze seksuele aard. Onze wezenlijke essentie is iets anders dan die spelletjes die wij met elkaar spelen, de ene persoonlijkheid in felle competitie met de andere persoonlijkheid, halsreikend naar het grootste torretje of rupsje dat boven onze hoofden bungelt. Ik heb het alleen nog van horen zeggen – ik zit nog in het donker in mijn kast. Maar ik lees er wel veel over in spirituele boeken. Ik heb ook weleens een vaderlijke goeroe horen roepen. En ik heb zelfs weleens een glimp opgevangen van die lichtwereld, als ik een sprongetje nam, bij wijze van spreken, en door het gat naar buiten keek. Hopelijk komt er een dag dat ik rijp ben om te springen, om te vliegen, om mijn ware aard te zijn. En misschien staan de engelen dan te juichen, net zoals mijn man en ik bij de zeven nieuwe koolmeesjes Door Lisette Thooft, july 2015 http://www.debezieling.nl/uit-de-kast/
23
Geluk of tevreden Wanneer mensen over geluk spreken, komen daar vaak vier aspecten bij kijken; een fijn huis, een lieve partner aan je zijde en een goede baan, geld in het laatje. Dat is tenminste wat me in mijn omgeving opvalt. Niet zelden volgen de vragen ‘heb je al een leuke baan gevonden?’ en ‘hoe staat het met de liefde?’ elkaar op tijdens een etentje of een borrel. Hoezeer ik ook begrijp dat deze vragen voortkomen uit interesse, het feit dat mensen om me geven, ben ik er de laatste maanden toch een beetje allergisch voor geworden. Zijn dit de voorwaarden dan? De voorwaarden voor een geslaagd bestaan? De voorwaarden dat ik mezelf ‘gelukkig’ mag of kan noemen? Ik voeg niet voor niets steeds de term ‘tevredenheid’ toe wanneer ik het over geluk heb. De voorwaarden die ik hierboven noemde hebben naar mijn idee namelijk eerder met tevredenheid dan met geluk te maken. Schrijfster Myrthe van der Meer sprak hier mooie woorden over tijdens het programma ’24 uur met…’. “Iedereen streeft naar geluk. Geluk… maar geluk is echt niks. Het gaat om tevredenheid. Intens tevreden. Geluk kun je niet vasthouden, maar tevredenheid wel.” (Myrthe van der Meer, 24 uur met…, VPRO, 2015). Dit lijkt misschien een wat pessimistische inslag, maar dat is het eigenlijk niet. Wat er bedoeld wordt, is niet dat de wereld een rottige plek is waarin je geluk zo weer kan verdwijnen. Geluk is ve le malen meer fragmentarisch dan tevredenheid. En op tevredenheid heb je vele malen meer invloed. Het geeft meer zekerheid, meer bevrediging uiteindelijk, omdat tevredenheid ontzettend belangrijk is. Tevredenheid kun je voor een heel groot deel zelf creëre n. Door je instelling, je manier van denken, maar ook door je handelen. Door er hard voor te werken en je best te doen. Je kunt tevreden zijn met de resultaten die je hebt behaald, het fijne huis waarin je woont, je lieve familie en vrienden, je talenten, de dingen die je doet. En dat zijn allemaal dingen waaraan je hebt gewerkt. Waarvoor je hebt gevochten, je best hebt gedaan. Tevredenheid heeft veel met basisbehoeften te maken. Een dak boven je hoofd, brood op de plank, een liefdevolle omgeving. Dat er nog een aantal dingen ‘ontbreken’, dingen waarvan je weet dat het nog beter zou zijn als ze er wél zouden zijn, hoeft de tevredenheid over al deze andere aspecten niet in de weg te staan. En het is belangrijk dat je je dit realiseert. Geluk echter is iets wat hier als het ware ‘bovenop’ komt. De plusjes. Geluk is iets dat je bij vlagen overvalt. Soms zijn die vlagen erg lang, wanneer het heel lang heel goed gaat. Bijvoorbeeld wanneer je enorm verliefd bent. Maar ook wanneer je met vrienden je vakantie viert in een park, op een strand, in een mooi museum en/of een gezellige kroeg. Wanneer het na een moeilijke tijd weer goed gaat met een dierbare. Dat zijn geluksmomenten. En het worden niet voor niets geluksmomenten genoemd. Kijk, wanneer je ontzettend druk bent op je werk, veel stress ervaart en weinig tijd hebt om nog leuke dingen te doen met naasten, is ‘geluk’ niet het eerste waar je aan denkt. 24
Tevredenheid is echter minder in het geding in een dergelijke situatie. Ondanks het feit dat je wellicht niet tevreden bent met hoe de zaken nu lopen, omdat je je gehaast en opgejaagd voelt, is er wanneer we over tevredenheid spreken altijd een andere kant van de medaille. Want de tevredenheid over dat fijne huis waar je woont, die lieve vrienden, het feit dat jij en je familie gezond zijn, blijft bestaan. Wanneer je accepteert dat de dingen gaan zoals ze op dit moment gaan, dat je je uiterste best doet, dat je trots mag zijn op wat je tot nu toe voor elkaar hebt gebokst, maar ook dat sommige dingen minder snel gaan dan je zou willen, wordt het leven zoveel leefbaarder en is tevredenheid zoveel dichterbij. Invloeden van buitenaf zullen er altijd zijn, maar je zult je er wel een weg doorheen slaan. Goedschiks of kwaadschiks. Door verstandige beslissingen, of juist door af en toe dingen te doen die niet goed voor je zijn. Maar ook dat hoort bij je door dingen heen slaan. Ook dat hoort bij het leven. Bij de zoektocht naar tevredenheid. Dit heeft er tevens alles mee te maken dat je soms een heleboel dingen moet doen die niet, of minder goed, voor je zijn, om erachter te komen wat dan wél goed voor je is. En ook dit kan variëren van kleine dingen tot de grotere, ingrijpende zaken des levens. Zo is de kans groot dat je je na de honderdste kater wel eens zou kunnen bedenken dat je veel te losbandig of direct wordt van een drankje teveel, dus dat je het van nu af aan wat rustiger aan doet. Onder de meer ingrijpende zaken versta ik dan bijvoorb eeld relaties. Van relaties die uiteindelijk zijn stukgelopen, leer je, hoe veel pijn het ook doet, ontzettend veel. Namelijk hoe het anders had gekund. Of had gemoeten. Wat je wel of niet zoekt in een ander. Wat voor jezelf belangrijk is. En voor een ander. Wat je een ander te bieden hebt. En hij of zij jou. Je moet op je bek gaan. En blijkbaar moet je dat soms meerdere malen doen, voor je het door hebt. Een leerschool. Soms moet de realiteit meermaals in je gezicht gewreven worden, voor je door hebt waar je de mist in gaat. Op welk punt het iedere keer spaak loopt. En hoe harder en vaker je leert, des te meer wordt je in staat gesteld een staat van tevredenheid te creëren. . Je kunt nooit from scratch weten hoe het allemaal moet. Je kunt niet leren hoe je het op de beste manier kunt doen, als het eerder niet een paar keer slecht, of minder goed, is gegaan. Dus dat we soms stomme beslissingen nemen, is logisch. En hoe koppig je daar ook mee door kunt blijven gaan, er zal een moment komen waarop je je realiseert dat je er op de lange termijn alleen maar verdomd ongelukkig van wordt. En des te meer je leert, des te meer (zelf)vertrouwen je opbouwt. Des te tevredener je zult worden. Misschien zelfs zo tevreden, dat de geluksmomenten er vaker zijn. Heviger. Dat ze langer duren. Omdat er meer plusjes toe te voegen zijn dan eerder. Omdat het over het algemeen beter gaat. Je positiever en tevredener wordt. Het antwoord ligt dus eigenlijk volledig bij jezelf. Hoe cliché of new age dit ook klinkt, maar pas wanneer je van jezelf houd om wie je bent, tevreden bent met de dingen die je doet en je hierin niet laat beïnvloeden door de – al dan niet – negatieve input of opmerkingen van anderen, kan je die ‘intense tevredenheid’ bereiken waarover Myrthe van der Meer het heeft. En wanneer je tevreden bent, wanneer je de wereld positief bekijkt, je focust op de dingen die wél goed gaan en vertrouwen hebt dat de rest ook goed zal komen, stel je jezelf in staat om je vaker en langer gelukkig te voelen. Want hoe meer tevreden je bent, des te meer je geluk de ruimte geeft je te overvallen.
25
Sofie Wierda (redacteur at Pinkbullets) verwondert zich, is kritisch en analyseert alles wat er om haar heen gebeurt. De grote thema’s in het leven houden haar bezig, van ’s ochtends vroeg tot die p in de nacht, maar ook haar kleine ergernissen zet ze met liefde op papier. Van kinds af aan schrijft, leest en tekent ze als een bezetene. Ze studeerde autonome kunst aan de kunstacademie en wijsbegeerte aan de universiteit. © 9 februari 2015, www.pinkbullets.nl
26
And death shall have no dominion
And death shall have no dominion. Dead mean naked they shall be one With the man in the wind and the west moon; When their bones are picked clean and the clean bones gone, They shall have stars at elbow and foot; Though they go mad they shall be sane, Though they sink through the sea they shall rise again; Though lovers be lost love shall not; And death shall have no dominion.
Poem from the movie Solaris 2002 By Dylan Thomas, 1936 The title comes from St. Paul's epistle to the Romans (6:9): “We know that Christ, being raised from the dead, will never die again; death no longer has dominion over him.� Bible English Standard Version.
27
Neem eens vakantie van jezelf De enorme druk waaronder topsporters presteren, maakt dramatisch duidelijk wat onze samenleving meer in het algemeen kenmerkt. Wij verwachten te veel van onszelf. We moeten excelleren als werknemer, als liefdespartner, als opvoeder. Wanneer het dan eens tegenzit, heb je dubbel pech. Je hebt tegenslag én je bent zelf mislukt. Oplossing? Neem vakantie van jezelf. Dat ‘maximaliseren van het zelf’ begon met de Romantiek, die culturele stroming waarin het beleven en uitdrukken van het eigene centraal staat. Iedereen heeft een zelf, een instantie die wij ten diepste zijn, meent men. Dat zelf vinden we door ons te oriënteren op intuïtie en gevoel. Wanneer het lukt het zelf te ontdekken, te ontplooien en tot expressie te brengen is het leven geslaagd. Anno nu is iedereen romanticus, al noemen we het lifestyle. Daarmee worden de verwachtingen over het zelf torenhoog. Werk moet meer zijn dan brood op de plank, een huwelijk meer dan kameraadschappelijk samenleven en opvoeden meer dan zorgen dat kinderen stevig in het leven komen te staan. In ons werk moeten wij excelleren en verschil maken, in ons huwelijk moeten wij ons verliezen en bezielende partner zijn, en als opvoeder moeten we er voor zorgen dat onze kinderen hun emotionele en sociale competenties ontwikkelen. Maar het leven zit tegen. Targets worden niet gehaald, onze partners vinden ons op den duur saai en onze kinderen zijn etters of autisten. Wanneer dat zich voordoet hebben we niet alleen te maken met tegenslag maar met iets ernstigers: wij zijn tegenslag. Omdat wij ons zelf verantwoordelijk beschouwen voor wat ons overkomt, hebben wij niet alleen een probleem maar zijn wij een probleem. Wie streeft naar een maximaal zelf verdubbelt tegenslag. Niet alleen vallen mijn functioneringsgesprekken tegen, is mijn vrouw op mij uitgekeken en valt er met mijn kinderen geen land te bezeilen, maar ben ik iemand die geen bonus krijgt, geen relatie kan onderhouden en niet kan opvoeden. Het zelf dat wij als onze essentie zien blijkt bij falen waardeloos. Dat maakt het leven drukkend. En omdat wij bij alles naar ons zelf verwijzen valt elders geen verhaal te halen. En het is nog erger. Die bestaansdruk ontstaat niet alleen door daadwerkelijk falen maar ook door angst voor mogelijk falen; faalangst. Wij halen ieder jaar onze targets, voorlopig is er weinig reden te veronderstellen dat dit in de komende jaren niet het geval zal zijn. Maar dat gaat niet vanzelf. Wij moeten flexibel zijn, inspelen op nieuwe ontwikkelingen, alert zijn op de markt, en altijd zijn er wel verbeterpunten. Vaak loert er over onze schouders een onaangenaam mannetje of vrouwtje dat sist ‘als dit misgaat, ga jij af’. Ook al kwamen onze demonen nooit tot leven, de druk die van hen uit gaat is niet te overschatten. Oplossing? Neem vakantie van jezelf © Hessel Zondag, universitair docent godsdienstpsychologie aan Tilburg University, School of Humanities, Department o f Culture Studies. Gedeelte van het artikel dat is geplaatst door: Redactie in Essay, Het maakbare leven 7 juli 2015 http://www.debezieling.nl /neem-eensvakantie-van-jezelf/
28
Het verhaal van Siddhartha- een sprookje van Geert Kimpen Toen Siddhartha twaalf werd, riep de koning de raad van wijzen bij elkaar om te overleggen over de toekomst van zijn zoon. Een van de wijzen, een man wiens voorspellingen werkelijker waren dan de werkelijkheid, had somber nieuws. ‘Uw zoon, majesteit, zal kennis maken met ziekte, ouderdom en de dood. Dit zal hem zoveel verdriet doen dat hij de hand van de kluizenaar zal nemen en met hem zal vertrekken.’ De koning die zoveel van zijn zoon hield, besloot dat hij dit nooit zou laten gebeuren. Hij liet het mooiste paleis bouwen dat iemand ooit had gezien, met muren van goud, torens van diamant en vloeren van robijn. Binnen de muren van het paleis bevond zich alles wat het leven goed maakt. Er waren binnen - en buitenbaden met zacht, warm water. Er waren mooie danseressen, betoverende masseuses, briljante muzikanten, de beste koks van het land. Er waren begenadigde vertellers, wijze mannen en vrouwen aan wie zijn zoon raad kon vragen en er was het meest schitterende paard dat een jongen van twaalf ooit van een vader gekregen had. In een beschutte omgeving groeide Siddhartha zo dus op. Maar uiteindelijk kwam hij toch een keer buiten de muren van het paleis terecht en maakt kennis met de mensen in de stad en hun positieve, maar ook negatieve kanten van het leven; pijn, lijden en verdriet. Daar schrol hij van want hij dat laatste nog nooit ervaren. Zijn vader had dat altijd ver bij hem weg gehouden. Net toen hij de hoek om wilde rijden van de lange laan die naar het paleis voerde, stak er een in gebed verzonken monnik de straat over. Hij schepte de arme man, ook al probeerde hij met zijn paard uit te wijken. Hij sprong van het paard en liep naar de monnik toe die geschaafd en gebutst op de weg lag. ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘het spijt me zo. Heeft u pijn? Kan ik u helpen? Ik woon in he t paleis verderop, zal ik u meenemen om te laten verzorgen?’ Maar de monnik glimlachte slechts. ‘Ik voel geen pijn en geen lijden meer,’ zei de monnik. ‘Alles hier op aarde is vergankelijk. Daarom kunnen we ons beter aan niets hechten, zeker niet aan ons l ichaam dat onherroepelijk verloren gaat, hoezeer we het ook trachten vast te houden. Daarom voel ik geen pijn en voel ik geen lijden. Ik voel geen vreugde en verlang niet naar genot. Ik ben en dat is alles wat er is.’ Siddhartha luisterde ademloos naar de monnik. ‘Kunt u mij dat leren,’ vroeg hij. ‘Ja, dat kan, maar het is een lange en moeizame weg,’ zei hij. ‘Ik zie dat u nogal gesteld bent op uiterlijk vertoon. Met mooie kleren aan lukt het niet en ook niet als je in een paleis woont. En dat mooie paard van u, zelfs dat zult u dan achter u moet laten. Maar als u daar werkelijk bereid toe bent, dan kunt u met ons meegaan. Wij bivakkeren met enkele bedelmonniken net buiten de stadsmuren bij de Bodhi boom. We zijn hier nog enkele dagen en trekken dan verder. Tot ziens.’
29
Alles wat van waarde was, ging teloor. Mensen van wie je hield, spullen waaraan je plezier beleefde. Zelfs het paleis zou ooit oud worden en door de tand des tijds versleten worden. Er moest toch een andere weg zijn, dacht hij. Het leven kon toch niet één recht pad zijn dat naar de dood voert? Er moest een andere route zijn. De route van de monniken. Mannen die zich aan niets hechten en daardoor gevrijwaard zijn van pijn, afzien en lijden. Hij wist het zeker. Hij wilde monnik worden. Midden in d e nacht liep hij door de door de maan beschenen paleistuin naar het slaapvertrek van zijn vrouw (hij was inmiddels getrouwd) om haar dit mede te delen. Enkele dienaressen versperden hem echter de weg. ‘U moet even wachten, heer Siddhartha,’ zeiden ze. ‘Uw vrouw geeft op dit moment nieuw leven en is in barenspijn. Zo kunt u haar niet zien. U moet even geduld hebben.’ Op hetzelfde moment hoorde hij het gehuil van een boreling uit de kamer komen. Hij wilde naar binnen lopen, maar weer hielden de dienaressen hem tegen. ‘Uw vrouw moet herstellen, Siddhartha, ze heeft een grootse inspanning geleverd. Ze moet bijkomen en verfrist worden.’ Toen het eindelijk zo ver was, werd hij gemaand stil te zijn. Zijn vrouw, Yasodhara, was in een diepe slaap gevallen met zijn jonge zoon aan haar borst. Hij keek naar zijn mooie vrouw en zijn prachtige zoon, maar liep toen snel weer naar buiten. Hij mocht zich hier niet aan hechten. Want alles waaraan hij zich hechtte, zou hij ooit kwijtraken en dat zou hem net zo’n verdriet doen als hij bij de sinaasappelverkoopster had gezien. Hij liep terug naar de stal, zadelde zijn paard, en verliet in stilte het paleis. Vlak voor de stadspoort stapte hij af. Hij omhelsde zijn paard, zijn trouwste vriend. ‘Ook aan jou mag ik me niet langer hechten, ‘zei hij. ‘Ik zou sterven van verdriet als ik jou oud zag worden, of ziek, of erger nog: zou verliezen.’ Het paard likte begrijpend zijn gezicht. Siddhartha deed de mooie kleren uit die hij droeg, tot hij alleen nog een lendendoek aan had, en legde zijn kleding op het zadel van het paard. ‘Ga terug naar het paleis, vriend, en leef daar zo lang je kunt in alle goeds waarin het leven je daar voorziet. Hier scheiden onze wegen. Ik moet naar de Bodhi boom. De monniken wachten op me.’ Zijn vrouw, Yasodhara, zou Siddhartha altijd trouw blijven. Niet één moment heeft ze ooit overwogen te hertrouwen. De keuze die ze voor Siddhartha maakte, maakte ze reeds lang voor ze op aarde werd geboren. Ze had de wens uitgesproken zijn vrouw te worden in het leven, ongeach t de prijs die ze daarvoor moest betalen. Ze herinnerde zich haar belofte en droeg moedig haar lot. De zoon van Yasodhara en Siddhartha werd vele jaren later de nieuwe koning van het land. Het eerste decreet dat hij uitvaardigde, was dat hij een grote beloning uitloofde voor wie hem zijn vader zou brengen. Siddhartha verborg zijn gezicht toen hij door twee prijsjagers voor de jonge koning werd gebracht. ‘Waarom,’ vroeg de zoon, ‘waarom heeft u mij nooit willen zien. Waarom bent u weg gegaan in de nacht dat ik werd geboren?’ Hij trok de armen los die het gezicht van zijn vader bedekten. En in die ene seconde dat Siddhartha het gezicht van zoon zag, wist hij dat zijn hele leven een wrede vergissing was geweest. Hij had het leven ontvlucht om geen verlies en l ijden te kennen. Om zich nergens aan te hechten omdat hij bang was voor de pijn het weer te verliezen. Maar nu voelde hij pas dat hij alles had verloren omdat hij niet had durven lief te hebben. © 13/06/2015, http://www.geertkimpen.com/nieuws.html
30
De hemel op aarde Date 30 juni 2015 De mens is een dromer. Misschien is dat wel het meest wezenlijke waarmee hij zich van de overige natuur onderscheidt: de mens leeft alleen bij hoge uitzondering in het hier en nu. Want ons denken mag dan het ideale middel zijn om mooie uitvindingen te doen en te overleven, het is tegelijk juist datgene dat zijn ware aard voor hem verbergt. Want zijn we niet voortdurend gevangen in het net van onze oordelen, herinneringen en verlangens? We denken steeds over de werkelijkheid – wat zij is, wat zij was en wat zij zou kunnen zijn. Terwijl zij er eigenlijk alleen maar is, stralend in haar zo-zijn. Zonder oorzaak of doel, zonder heimwee naar het verleden of verlangen naar een toekomst. Zonder betekenis of oordeel of zij goed of slecht, mooi of lelijk, echt of onecht is. Ja, velen vinden dat het leven zin moet hebben, een bedoeling, maar het meest bevrijdende is dat zelfs die er niet is omdat daarmee wordt voorbijgegaan aan de intrinsieke waarde van het zo-zijn in het hier en nu. De mooiste momenten zijn die waarin het denken stilstaat en we vrij zijn van alle gedachten die immers altijd over iets gaan en daarmee geen oog hebben voor de realiteit van het hier en nu, waarin alles gewoon is wat het is. Misschien is verliefdheid wel het beste om het mee te vergelijken, wars als zij is van oordelen of zij al dan niet redelijk is, of zij wel goed bezig is en waartoe het allemaal zal leiden. Liefde is blind voor het verstand. Zij is pure blijheid, alleen al om het bestaan van de ander, waarvoor het noch een aanleiding, noch een doel heeft dat verder reikt dan het samenzijn in het hier en nu. En je kunt niet zeggen: ‘Vandaag ga ik eens lekker verliefd worden’, want je hebt het niet in de hand. Het gebeurt gewoon, het overkomt je. Leven in het hier en nu is ook zoiets dat je alleen maar kan overkomen, want zodra je het wil bereiken – bijvoorbeeld door te mediteren – is je eigen wil al genoeg om het in de weg te staan. Alleen in totale ontspanning, waarin de kramp van het ik met al zijn bedenksels wordt losgelaten, kan het hier en nu worden ervaren. Het overkomt je op een onbewaakt moment, even onvoorspelbaar – ja, het kan niet voorspelbaar zijn – als verliefdheid. Maar dan krijg je wel de smaak te pakken. Want in dat hier en nu ontdek je dat het hier en nu méér is dan het persoonlijke plekje waar je je nu bevindt en het individuele moment waarop je hier leeft. Dan blijkt het zijn in het hier en nu de kiem te zijn voor leven in het altijd en overal. Zo hier, zo overal. Zo nu, zo altijd. Zo binnen, zo buiten. Zo beneden, zo boven. Dat geeft ruimte, vrijheid en vreugde: de hemel op aarde. De Kaarsvlam, juli/augustus 2015 (gepost in www.satyamo.nl)
31
Mijn ziel weet ‘De kennis is mij te wonderbaar, te hoog. Ik kan er niet bij.’ Zo bezingt de psalmist in de Statenvertaling de onbevattelijke grootheid van God, die hem omgeeft en die hem gehoord heeft nog voordat hij sprak. En inderdaad, als je gaat proberen dichter bij God te komen door je verstand te gebruiken, dan kom je misschien wel een eindje op weg, maar erg ver kom je niet. God is onbegrijpelijk voor ons brein, voor onze rede, voor ons denken. Om God beter te leren kennen hoef je niet naar de universiteit. Nee, want Gods tegenwoordigheid is ‘te hoog, ik kan er niet bij’. Daar helpt geen hogeschool aan. ‘Je moet komen in een on-weten’, schrijft Meester Eckhart. Het weten helpt niet om God te zien, te kennen zoals Hij werkelijk is. Het verstand maakt een beeld van God en dat beeld staat in de weg om God zelf te zien. ‘Hoe meer je jezelf zo leegmaakt als een woestijn en hoe onwetender, om zo meer nader je Hem.’ Het mooie is dat de psalmist acht verzen verderop jubelt: ‘Wonderlijk zijn uwe werken. Mijn ziel weet dat zeer wel.’ Dat is toch bijzonder. Eerst roept hij uit dat de kennis te hoog is, daarna dat zijn ziel er weet van heeft. Spreekt dat elkaar niet tegen? Nee. Mijn zíel weet, schrijft hij. Met ons hoofd komen we er niet, maar onze ziel weet ervan. God leer je niet kennen door de hoogte te zoeken, de hoogte van het verstand, van kennis, van de rede. Nee, God leer je kennen in de diepte van je ziel. Afdalen moet je, de weg naar binnen gaan en alles wat je op die weg tegenkomt loslaten. Dan komt de weg vrij voor het innerlijk weten dat allang op de bodem van je ziel ligt, wachtend tot jij het opmerkt en ziet. Bij Psalm 139:6 en 14 © juni 2015, bijbelse column van Marga Haas zijn te vinden op http://parelduiken.blogspot.nl/
32
Thuis In het pulseren van mijn hart roept mij de verre grond waar ‘k ontstaan ben en gedragen en de morgenschijn me ontbond. Zingt een vogel ooit zo sprankelend als in het eerste, vergeten uur, toen het lichaam een stuk ziel was – de ziel een hemel-partituur -?
© Olaf J. de Landell, De Gouden Navelstreng, 1982
33
Het verhaal van Siddhartha’ een sprookje van Geert Kimpen
Toen Siddhartha twaalf werd, riep de koning de raad van wijzen bij elkaar om te overleggen over de toekomst van zijn zoon. Een van de wijzen, een man wiens voorspellingen werkelijker waren dan de werkelijkheid, had somber nieuws. ‘Uw zoon, majesteit, zal kennis maken met ziekte, ouderdom en de dood. Dit zal hem zoveel verdriet doen dat hij de hand van de kluizenaar zal nemen en met hem zal vertrekken.’ De koning die zoveel van zijn zoon hield, besloot dat hij dit nooit zou laten gebeuren. Hij liet het mooiste paleis bouwen dat iemand ooit had gezien, met muren van goud, torens van diamant en vloeren van robijn. Binnen de muren van het paleis bevond zich alles wat het leven goed maakt. Er waren binnen - en buitenbaden met zacht, warm water. Er waren mooie danseressen, betoverende masseuses, briljante muzikanten, de beste koks van het land. Er waren begenadigde vertellers, wijze mannen en vrouwen aan wie zijn zoon raad kon vragen en er was het meest schitterende paard dat een jongen van twaalf ooit van een vader gekregen had. De jongen groeide op in volmaakt geluk en geen wens die hij uitsprak, bleef onvervuld. Met zijn beste vriend, het paard, reed hij door de tuinen en iedere dag waren er nieuwe avonturen en ontdekkingen te beleven die de jongen in alles voorzagen waarnaar een opgroeiend mannenhart verlangt. Toen de leeftijd was aangebroken dat hij zuchtte naar ware liefde die hem meer vervulde dan het stillen van zijn zinnen, liet zijn vader de mooiste prinsessen op bezoek komen uit alle naburige koninkrijken. Siddhartha werd verstrooid door nieuwe geneugten. Nu leerde hij hoe hij een vrouwenhart moest veroveren. Hoe hij indruk kon maken op mooie, jonge meisjes door halsbrekende toeren uit te halen op zijn trouwe, zwarte hengst. Door lieve woorden te spreken en aandacht en geschenken te geven. Hij merkte dat ieder meisjeshart wel een kamer had die hij kon openen met zijn gouden sleutel. Het gaf hem plezier, het gaf hem extase, maar de liefde leerde hij niet. De ware liefde was veel schuwer dan de hunkerende meisjes die zuchtten naar avontuur. Toen hij weer eens een prinsessenhart gebroken had, en inmiddels ook de kunst had geleerd van zo’n meisje afscheid te nemen op zo’n manier dat ze het hem vergaf, zag hij in een glimp bij de poort een prachtige jonge vrouw met ebbenhouten hertenogen die door vier dienaren gedragen in een draagstoel langskwam. Navraag leerde hem dat ze de dochter van de minister was. Haar vader wimpelde beleefd de uitnodiging van de koning af om haar een bezoek te laten brengen aan zijn zoon in het paleis.
34
‘Met alle respect, majesteit, maar mijn dochter kan je niet veroveren met zoete woorden, geschenken of kunstjes met een paard. De man die naar de hand van mijn dochter wil dingen, moet meester zijn van de zeven kunsten.’ Siddhartha leefde op toen hij deze weigering hoorde. Er was dus een meisje dat niet viel voor het kunstje dat hem zo weinig moeite kostte. Hij liet zich informeren wat dan wel die zeven kunsten waren en ontdekte dat het om boogschieten ging en worstelen, letterkunde en wiskunde, zwaardvechten en speerwerpen en paardrijden. Hij beheerste slechts één van deze zeven kunsten waarmee een man een vrouwenhart verdient. Nu had hij een doel om voor te leven. De beste leermeesters in de zeven kunsten kwamen in zijn paleis wonen en onderrichtten hem van de vroege ochtend tot de late avond in deze geheimen. Siddhartha was vlijtig en leergierig. Zelfs wanneer zijn leermeesters al lang tevreden waren over zijn prestaties, eiste hij van hen nog meer perfectie en correctie van zijn technieken en wilde hij alles weten wat er te leren viel. De dag brak aan dat hij ten strijde zou trekken tegen de andere knappe jongemannen uit het land die ook hun zinnen op de mooie ministersdochter hadden gezet. Hoewel alle jongemannen net zo hard getraind hadden als hij, wist hij ze in elk onderdeel achter zich te laten. Siddhartha verblufte de toeschouwers door zijn drie pijlen op elkaar in de roos te schieten, waardoor ze elkaar doorkliefden. In het worstelen vloerde hij iedere tegenstander en was hij zo aardig zijn hand uit te steken om ze weer recht te trekken. Bij de letterkundeproef ontroerde hij alle vrouwen op de tribune met zijn metrisch perfecte dichtregels. De vrouwen van wie verwacht werd dat ze ingetogen en beheerst de wedstrijd volgden, stonden eensgezind op en scandeerden Siddhartha’s naam en wierpen kushandjes. In de wiskundeproef won hij het ontzag van de mannen door oppervlakten van cirkels te berekenen, wortels te trekken van ingewikkelde getallen en algebraïsche vergelijkingen elegant op te lossen. Bij het zwaardvechten was het enkel aan zijn hoffelijkheid te danken dat hij zijn tegenstanders in leven hield en in het speerwerpen moest een dienaar met een snel paard erop uitgestuurd worden om zijn speer terug te halen. Maar de proef waarmee hij ook het hart van de ministersdochter won, was het paardrijden. Niet zozeer omwille van de verbluffende dressuur waarbij paard en ruiter één leken en zij als één wezen halsbrekende toeren uithaalden die alle wetten van de natuur leken te tarten, maar wel omwille van de onvoorwaardelijke tederheid waarmee Siddhartha zijn hengst stuurde. Een man die zoveel liefde weet los te maken bij zo’n dier, die moet ook mijn natuur kunnen temmen en leiden, dacht de prinses. Toch aarzelde ze koket toen de ceremoniemeester na de zeven proeven vroeg of ze bereid was met de winnaar van de wedstrijd te huwen. Het laatste woord was altijd aan de vrouw. ‘Goed dan,’ zei ze uiteindelijk. Het hele koninkrijk vierde feest en niemand had ooit een mooiere bruid gezien dan de ministersdochter. Yasodhara, zo heette ze, kwam bij Siddhartha in het paleis wonen en straalde van geluk. Het duurde niet lang of het hele paleis gonsde van de geruchten dat ze een kind verwachtte. Naarmate haar buik voller en voller werd keerde Yasodhara meer en meer in zichzelf en bereidde ze zich sereen voor op het moment dat ze nieuw leven de wereld in zou brengen. Maar Siddhartha was verveeld. Met weemoed dacht hij terug aan de tijd dat hij nog iets had om voor te vechten. Toen hij zich de zeven kunsten moest 35
eigen maken en in onzekerheid was of het hem zou lukken de beste van het land te worden en de hand van de ministersdochter te winnen. Siddhartha wilde nieuwe avonturen beleven. Toen zijn vader de koning vroeg waarom hij zo somber was terwijl zijn mooie vrouw een kind v erwachtte, vroeg Siddhartha of hij de stad in mocht. Nog nooit in zijn hele leven was hij buiten de paleismuren geweest. Hij verlangde naar het leven daarbuiten. Naar wat er nog meer in de wereld te zien en te beleven viel. Zijn vader weigerde maar Siddhartha bleef dag na dag aandringen en tenslotte kreeg hij zijn zin. De koning had er voor gezorgd dat de hele stad werd schoongeveegd en zijn zoon niets zou zien wat hem kon bedroeven. Alleen jonge en mooie mensen kregen toestemming die dag op straat te lope n, en alle huizen, straten en stalletjes werden schoongemaakt en geverfd alsof het een gloednieuwe stad was. Met zijn trouwe paard vertrok Siddhartha door de paleispoort en hij ontdekte de wereld die achter de muren lag. Hij verbaasde zich over de schoonheid en de veelzijdigheid van de stad. De mooie mensen, de aangename manier waarop ze met elkaar omgingen en hem allemaal toelachten. Hij keek zijn ogen uit bij de waren bij de stalletjes en leerde dat als hij daar iets van hebben wilde, hij het moest kopen. ‘Waar hebben jullie dat geld dan voor nodig?’ vroeg hij aan de sinaasappelverkoopster. ‘Om andere dingen te kopen. Om in leven te blijven.’ Siddhartha lachte. ‘In leven blijven?’ vroeg hij. ‘Wat is dat dan? Het leven is er toch en zal er altijd zijn?’ ‘Was het maar zo,’ zuchtte de knappe sinaasappelverkoopster. ‘Dan zou ik nooit afscheid moeten nemen van vader.’ ‘Gaat je vader weg?’ vroeg Siddhartha. ‘Ja,’ zei het meisje bedroefd. ‘Hij kan ieder moment vertrekken.’ ‘Ik wil met hem praten,’ zei Siddhartha geschokt. ‘Hoe durft hij zo maar weg te gaan. Laat me hem zien.’ De verkoopster aarzelde. De koning had strenge bevelen gegeven dat zijn zoon alleen mooie zaken mocht zien in de stad. Hoe erg zou ze niet gestraft worden als ze hem naar haar vader bracht. Maar Siddhartha keek ook erg boos. Als ze niet aan zijn vraag zou voldoen, trok hij misschien wel de gouden sabel die zo gevaarlijk aan zijn middel hing. Ze pakte haar krat met sinaasappels op en gebood hem haar te volgen door de smalle straatjes van de stad. Daar, bij een klein huisje, ging hij met haar naar binnen en ontmoette haar vader die in bed lag. Siddhartha lachte. ‘Die zal heus niet vertrekken,’ zei hij tegen het meisje. ‘Kijk hem daar liggen, die is te lui om op reis te gaan. Midden op de dag, in bed! Hé ouwe, waarom jaag je je dochter zo de stuipen op het lijf met je dwaze praatjes?’ De oude man deed zijn ogen open, wilde iets zeggen, maar blies toen zijn laatste adem uit. Het meisje viel snikkend op zijn bed. ‘Hij is vertrokken, ik zei het je toch, hij is weg, hij is dood.’
36
Siddhartha werd overrompeld door het verdriet van het meisje. Hoe kon het nu dat leven opeens ophield zoals een kaars die uitgeblazen wordt? Besefte degene die naar de dood trok dan niet hoeveel verdriet hij veroorzaakte bij zijn naasten? Wat was dat voor schofterig gedrag? ‘Kan ik iets voor je betekenen,’ vroeg hij aan het meisje. ‘Nee,’ snikte ze, ‘niets kan de leegte van mijn vader invullen. Ga nu maar weg.’ Somber liep Siddhartha de trap af. Hij zocht troost bij zijn trouwe viervoeter die hij bij het paaltje in de straat had vastgebonden. Het paard stak liefkozend zijn hals uit en streelde met zijn warme vacht langs Siddhartha’s wang. ‘Ik zou niet weten wat mij zou overkomen,’ zei Siddhartha, ‘als jij zou vertrekken. Als jij dood zou gaan.’ Een zwerver, die de dag daarvoor door de stadswachten was opgedragen voor zonsondergang de stad te verlaten, maar door te veel drank en ellende de opdracht vergeten was en achter een schutting in slaap was gevallen, zag door de spijlen de innige omhelzing van de ruiter en het paard. Die ziet er goedgekleed uit, dacht hij, laat ik hem maar om een aalmoes vragen. ‘Heeft u wat geld voor een arme, zieke man, Heer,’ vroeg hij met kruiperige stem aan Siddhartha. ‘Heb je iets te verkopen dan,’ vroeg Siddhartha. ‘Zo werkt het toch in deze stad, in ruil voor waren, krijg je geld.’ De zwerver lachte zijn tandeloze gebit bloot. ‘Ik heb helemaal niets wat ik u aanbieden kan, Heer. Ik heb helemaal niets. Tenzij dan een smerige ziekte die me vanbinnen wegteert, maar ik geloof niet dat u die wilt hebben.’ ‘Een ziekte,’ vroeg Siddhartha, ‘wat is dat?’ De zwerver fronste zijn rosse wenkbrauwen. Nam deze edele Heer hem in de maling. Of was hij werkelijk zo dom dat hij niet wist wat een ziekte was? ‘Een ziekte is een ongewenste gast die je lichaam binnendringt zoals een inbreker een huis. Daar rooft hij alles weg en maakt alles kapot. Tot je geen kracht meer hebt en hij jou de baas is. En dan ga je dood.’ ‘Gaat u ook dood, beste man?’ riep Siddhartha geschrokken uit. ‘U niet dan?’ schaterde de zwerver. ‘Bent u dan gezegend met het eeuwige leven? Nee, toch? Ook dat knappe gezicht van u zal vroeg of laat wegteren, door ouderdom of door ziekte, zoals bij mij.’ ‘Wilt u beweren dat iedereen dood gaat dan?’ vroeg Siddhartha. De zwerver was de dwaze vragen zat. ‘U heeft genoeg plezier gehad door met mijn ellende te spotten. Heeft u nu geld voor me of niet?’
37
‘Het spijt me,’ zei Siddhartha, ‘ik heb geen geld. Ik wist tot vanochtend niet eens dat het bestond. Ik krijg alles van mijn vader.’ De zwerver spuugde een groene fluim op de mooie schoenen van Siddhartha en liep toen rochelend en vloekend door. ‘Wat is dit voor wereld,’ zei Siddhartha terwijl hij op zijn paard stapte. ‘Mensen die dood gaan, mensen die ziek worden, waarom heeft nooit iemand mij dit verteld?’ Stapvoets reed hij in gedachten verzonken door de straten. De schoonheid van de stad zag hij niet meer. Bij iedereen die hij tegenkwam, dacht hij verbitterd: ‘Lach maar niet zo vrolijk, vroeg of laat kom jij ook in de greep van verval en ziekte. Je bent geen sikkepit beter af dan de zwerver.’ Hij hield halt bij het uithangbord van een kapper. Na zoveel treurnis op een dag wilde hij wel even verstrooiing. Dat iemand zijn stoppelbaard schoor, zijn zwarte haren waste en zijn nek en schouders masseerde. De deur zat echter op slot. Hoeveel rampspoed kon een man dragen op een dag? Hij klopte kwaad op het glas en zag achter een deur schuchter een man kijken die met zijn hand gebaarde dat hij weg moest gaan. ‘Doe open in naam van de koning,’ brulde Siddhartha. Sloffend kwam een trillerig mannetje met een lange witte baard tot op zijn sandalen tevoorschijn en opende de deur. ‘Waarom had je je opgesloten,’ beet Siddhartha hem toe. ‘De koning had oude mannen zoals ik vandaag verboden de straat op te komen, Hee r, maar nu is hij blijkbaar van gedachten veranderd.’ ‘Heeft de koning dat gezegd? Daar wist ik niets van. En u bent oud, dus?’ De oude kapper glimlachte. ‘Ziet u dat niet aan mijn baard, Heer? Een man moet heel lang leven om zoveel baardhaar te verzamelen, is het niet? Ik ben de oudste man van de stad. Daarom zijn de mensen aardig tegen me. Ik blijf maar leven, hoewel ik al zo lang naar de dood verlang. Lang leven is geen pretje. Iedereen van wie ik ooit zielsveel hield, is dood. Zelfs mijn kinderen. Mijn lichaam kan al lang niet meer wat het kon toen ik zo oud was als u. Maar ik heb geen keuze. Iedere ochtend dat ik weer ontwaak, ben ik teleurgesteld. Soms denk ik dat de dood mij vergeten is. Maar u, u wilde geknipt worden?’ ‘Scheren en wassen,’ zei Siddhartha afwezig en volgde de man naar de kappersstoel. Hij merkte niet eens dat het een aftandse, vieze handdoek was die om zijn hals werd geknoopt. De oude man sloeg wat schuim in een albasten kommetje en zeepte Siddhartha in. ‘Wacht,’ zei Siddhartha toen hij naar zijn witte baard van schuim keek in de ovalen spiegel met roestplekken. ‘Zal ik er zo uitzien wanneer ik oud ben?’ 38
‘Mijnheer wil een blik in de toekomst krijgen,’ antwoordde de kapper begrijpend. ‘Dat kan. Hij draaide de kapspiegel om zijn as en plots zag Siddhartha een beeltenis van zichzelf als grijsaard. Hij herkende nog wel zijn karakteristieke oogopslag en de vorm van zijn slanke neus, maar verder zag het visioen er afgrijselijk uit. Zijn huid was gerimpeld en gelig, de fonkeling van zijn ogen dof, en in de poriën zat vuil en pigment. Geschrokken wendde hij zijn blik af en stormde naar buiten. Hij sprong op het paard en reed zo snel als hij kon naar het paleis. Wat was dit een verschrikkelijke stad. Vol dood, ziekte en ouderdom. Maar net toen hij de hoek om wilde rijden van de lange laan die naar het paleis voerde, stak er een in gebed verzonken monnik de straat over. Hij schepte de arme man, ook al probeerde hij met zijn paard uit te wijken. Hij sprong van het paard en liep naar de monnik toe die geschaafd en gebutst op de weg lag. ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘het spijt me zo. Heeft u pijn? Kan ik u helpen? Ik woon in het paleis verderop, zal ik u meenemen om te laten verzorgen?’ Maar de monnik glimlachte slechts. ‘Ik voel geen pijn en geen lijden meer,’ zei de monnik. ‘Alles hier op aarde is vergankelijk. Daarom kunnen we ons beter aan niets hechten, zeker niet aan ons lichaam dat onherroepelijk verloren gaat, hoezeer we het ook trachten vast te houden. Daarom voel ik geen pijn en voel ik geen lijden. Ik voel geen vreugde en verlang niet naar genot. Ik ben en dat is alles wat er is.’ Siddhartha luisterde ademloos naar de monnik. ‘Kunt u mij dat leren,’ vroeg hij. ‘Ja, dat kan, maar het is een lange en moeizame weg,’ zei hij. ‘Ik zie dat u nogal gesteld bent op uiterlijk vertoon. Met mooie kleren aan lukt het niet en ook niet als je in een paleis woont. En dat mooie paard van u, zelfs dat zult u dan achter u moet laten. Maar als u daar werkelijk bereid toe bent, dan kunt u met ons meegaan. Wij bivakkeren met enkele bedelmonniken net buiten de stadsmuren bij de Bodhi boom. We zijn hier nog enkele dagen en trekken dan verder. Tot ziens.’ De monnik stond op en liep gebeden prevelend verder, zich verder niet bekommerend om zijn gescheurde gewaad of het bloed dat uit zijn voorhoofd stroomde. Toen Siddhartha terugkeerde in het paleis was hij een andere man geworden. Zijn hele leven had hij alleen maar vreugde gekend. Alles in het paleis was er op gericht hem een plezierig leven te geven en niemand had hem ooit een dienst geweigerd. Hij had alleen maar schoonheid gekend, rijkdom, overvloed en genot. En zelfs de liefde van Yasodhara was hem bijna in de schoot gevallen. Het verwerven van de zeven kunsten was achteraf gezien kinderspel geweest, vergeleken met de werkelijke beproevingen die buiten de paleismuur lagen. Die nacht legde hij zich niet te rusten bij zijn vrouw, maar sliep hij in de stal bij zijn trouwste vriend, het paard. Hij was boos op zijn vader dat die hem nooit over het lijden had verteld. Over mensen die afzien, arm zijn, dood gaan, verdriet hebben. Nooit had hij daar van al die wijze leraren die voor hem ingehuurd waren één woord over gehoord. Maar nu had hij met eigen ogen gezien waar het leven toe leidde. Alles wat van waarde was, ging teloor. Mensen van wie je hield, spullen waaraan je plezier beleefde. Zelfs het 39
paleis zou ooit oud worden en door de tand des tijds versleten worden. Er moest toch een andere weg zijn, dacht hij. Het leven kon toch niet één recht pad zijn dat naar de dood voert? Er moest een andere route zijn. De route van de monniken. Mannen die zich aan niets hechten en daardoor gevrijwaard zijn van pijn, afzien en lijden. Hij wist het zeker. Hij wilde monnik worden. Midden in de nacht liep hij door de door de maan beschenen paleistuin naar het slaapvertrek van zijn vrouw om haar dit mede te delen. Enkele dienaressen versperden hem echter de weg. ‘U moet even wachten, heer Siddhartha,’ zeiden ze. ‘Uw vrouw geeft op dit moment nieuw leven en is in barenspijn. Zo kunt u haar niet zien. U moet even geduld hebben.’ Op hetzelfde moment hoorde hij het gehuil van een boreling uit de kamer komen. Hij wilde naar binnen lopen, maar weer hielden de dienaressen hem tegen. ‘Uw vrouw moet herstellen, Siddhartha, ze heeft een grootse inspanning geleverd. Ze moet bijkomen en verfrist worden.’ Toen het eindelijk zo ver was, werd hij gemaand stil te zijn. Yasodhara was in een diepe slaap gevallen met zijn jonge zoon aan haar borst. Hij keek naar zijn mooie vrouw en zijn prachtige zoon, maar l iep toen snel weer naar buiten. Hij mocht zich hier niet aan hechten. Want alles waaraan hij zich hechtte, zou hij ooit kwijtraken en dat zou hem net zo’n verdriet doen als hij bij de sinaasappelverkoopster had gezien. Hij liep terug naar de stal, zadelde zijn paard, en verliet in stilte het paleis. Vlak voor de stadspoort stapte hij af. Hij omhelsde zijn trouwste vriend. ‘Ook aan jou mag ik me niet langer hechten, ‘zei hij. ‘Ik zou sterven van verdriet als ik jou oud zag worden, of ziek, of erger nog: zou verliezen.’ Het paard likte begrijpend zijn gezicht. Siddhartha deed de mooie kleren uit die hij droeg, tot hij alleen nog een lendendoek aan had, en legde zijn kleding op het zadel van het paard. ‘Ga terug naar het paleis, vriend, en leef daar zo lang je kunt in alle goeds waarin het leven je daar v oorziet. Hier scheiden onze wegen. Ik moet naar de Bodhi boom. De monniken wachten op me.’ Yasodhara zou Siddhartha altijd trouw blijven. Niet één moment heeft ze ooit overwogen te hertrouwen. De keuze die ze voor Siddhartha maakte, maakte ze reeds lang voor ze op aarde werd geboren. Ze had de wens uitgesproken zijn vrouw te worden in het leven, ongeacht de prijs die ze daarvoor moest betalen. Ze herinnerde zich haar belofte en droeg moedig haar lot. De zoon van Yasodhara en Siddhartha werd vele jaren later de nieuwe koning van het land. Het eerste decreet dat hij uitvaardigde, was dat hij een grote beloning uitloofde voor wie hem zijn vader zou brengen. Siddhartha verborg zijn gezicht toen hij door twee prijsjagers voor de jonge koning werd gebracht. ‘Waarom,’ vroeg de zoon, ‘waarom heeft u mij nooit willen zien. Waarom bent u weg gegaan in de nacht dat ik werd geboren?’ Hij trok de armen los die het gezicht van zijn vader bedekten. En in die ene seconde dat Siddhartha het gezicht van zoon zag, wist hij dat zijn hele leven een wrede vergissing was geweest. Hij had het leven ontvlucht om geen verlies en lijden te kennen. Om zich nergens aan te hechten omdat hij bang was voor de pijn het weer te verliezen. Maar nu voelde hij pas dat hij alles had verloren omdat hij niet had durven lief te hebben. © 13 juni 2015, http://www.geertkimpen.com/nieuws.html
40
Ik ben wat ik ben In een prachtige tuin verdorden hartje voorjaar de bladeren, de bloesem aan de struiken verwelkte nog voor de bloei echt op gang was gekomen en de bloemen lagen geknakt op de grond. De tuinman begreep er niets van en vroeg aan de eik wat er aan de hand was. Die zei dat hij niet meer wilde leven, omdat hij geen druiven kon dragen. Toen de tui nman naar de wijnstok ging, schudde die droevig de kale takken en fluisterde dat hem niets restte dan te sterven, omdat hij nooit zo groot kon worden als een cipres. En de cipres stond er verpieterd bij, omdat die niet kon bloeien en geuren als een roos. Maar de roos wilde juist niet langer leven, omdat de schoonheid van de bloemen maar zo kort duurde. Ten slotte zag de tuinman een klein plantje midden op het grasveld, dat meebewoog op de wind en bloeide en er even fris uitzag als altijd. “Hoe komt het, dat jij de enige bent die bloeit?”, vroeg de tuinman aan het madeliefje. “Ik zie en hoor waar de roos en de wijnstok, de eik en de cipres over klagen, maar ik begrijp er niets van. Want ik kan gewoon niets anders zijn dan wat ik ben, dus ik geniet ervan dat i k een madeliefje ben.”
© verhalenMail juni 2015 verhalenmail@zintenz.nl
41
Doel en Zin “Je werkelijke doel heeft niet te maken met wat je doet, maar met wat je bent […]. Het belangrijkste om je te realiseren is dus dit: het leven heeft een innerlijk en een uiterlijk doel. Het innerlijke doel heeft te maken met Zijn en is primair. Het uiterlijke doel heeft te maken met doen en is secundair. Innerlijk en uiterlijk zijn zo nauw verweven dat het vrijwel onmogelijk is om over het een te praten zonder het andere te noemen. Je innerlijke doel is te ontwaken. Zo eenvoudig is het. Je hebt dat doel gemeen met alle mensen op aarde – omdat dit het doel van de mensheid is. […] Je uiterlijke doel kan in de loop van de tijd veranderen. Het varieert enorm van persoon tot persoon. Het vinden ervan, en leven in overeenstemming met het innerlijke doel is de grondslag voor het vervullen van je uiterlijke doel. Het is de basis voor echt succes. Zonder die afstemming kun je met veel inspanning, strijd, vastberadenheid en heel hard werken of slimheid wel bepaalde dingen bereiken, maar er zit geen vreugde in de onderneming en deze eindigt onvermijdelijk met een of andere vorm van lijden. Ontwaken is een verandering in het bewustzijn waarbij denken en gewaarwording uiteen gaan. Bij de meeste mensen is het geen gebeurtenis, maar een proces dat ze ondergaan. Zelfs de weinige mensen die plotseling, dramatisch en schijnbaar onomkeerbaar ontwaken gaan toch door een proces waarin de nieuwe bewustzijnstoestand geleidelijk alles wat ze doen ‘doordrenkt’ en volkomen verandert en zo in hun leven geïntegreerd raakt. Het denken is [..] geen autonome activiteit meer die je in bezit neemt en de leiding van je leven op zich neemt. Het bewust zijn neemt het over van het denken. In plaats van de leiding over je leven te hebben wordt het verstand dienaar van het bewust zijn. Een ander woord ervoor is Tegenwoordigheid: bewustzijn zonder gedachten.
42
Zolang je je niet bewust bent van Zijn, zoek je zingeving alleen in de dimensie van doen en de toekomst, dat wil zeggen, in de dimensie van de tijd. En wat je daar aan zin of bevrediging vindt verdwijnt of blijkt op misleiding te berusten. Het wordt zonder mankeren door de tijd vernietigd. Elke zingeving die we op dat niveau vinden is alleen relatief en tijdelijk waar. Als bijvoorbeeld het zorgen voor je kinderen zin geeft aan je leven, wat gebeurt er dan met die zin als ze je niet meer nodig hebben of zelfs niet meer naar je luisteren? Als andere mensen helpen je leven zin geeft, ben je ervan afhankelijk dat andere mensen slechter af zijn dan jij opdat je leven zinvol kan blijven en jij je goed kunt blijven voelen. Als het verlangen uit te blinken, te winnen of in deze of gene activiteit te slagen je die zin geeft, wat dan te doen als je nooit wint of als er een eind komt aan je reeks van overwinningen, wat zeker een keer gebeurt? Je moet dan gaan kijken naar je verbeelding of je herinneringen – een erg onbevredigende plek die niet veel zin aan je leven kan geven. ‘Slagen’ op een bepaald terrein geeft alleen betekenis zolang duizenden of miljoenen mensen niet slagen, dus jouw leven heeft dan alleen zin als er mensen zijn die ‘mislukken’. Ik zeg niet dat mensen helpen, voor je kinderen zorgen of streven naar een topprestatie op een of ander terrein niet de moeite waard is. Voor veel mensen zijn het belangrijke onderdelen van hun uiterlijke doel. Maar het uiterlijke doel is altijd relatief, instabiel en vergankelijk. Dat betekent niet dat je niet aan deze activiteiten moet beginnen. Het betekent dat je contact moet maken met je innerlijke, primaire doel, zodat er een diepere zin stroomt in alles wat je doet. Als je leven niet is afgestemd op je primaire doel, zal elk doel dat je bedenkt, al is het dat je de hemel op aarde brengt, van het ego zijn of door de tijd worden vernietigd. Vroeg of laat leidt het tot leed. Als je je innerlijke doel negeert zal, wat je ook doet, al lijkt het nog zo spiritueel, het ego kruipen in hoe je het doet, en zo corrumpeert het middel het doel. Niet je doelen of daden zij primair, maar de bewustzijnstoestand waar ze uit voortkomen. Het verwezenlijken van je primaire doel legt de fundering voor een nieuwe werkelijkheid, een nieuwe aarde. Is die fundering er eenmaal, dan wordt je uiterlijke doel geladen met spirituele kracht
43
omdat je doelen en intenties dan een zijn met de evolutionaire impuls van het heelal.” Deze tekst is samengesteld uit fragmenten uit het boek ‘Een nieuwe aarde. De uitdaging van deze tijd’ van Eckhart Tolle en komt uit: http://www.arendlandman.nl/2011/08/werkelijk-succes-volgens-eckhart-tolleontwaakt-handelen-door-het-uiterlijke-doel-van-je-leven-afstemmen-op-jeprimaire-innelijke-levensdoeldoel/ Een paar gedachten van mij bij het vorenstaande. De vraag is natuurlijk wat is dat mijn primaire doel? Eckhart Tolle zegt: ontwaken (= bewust worden). Maar ikzelf zou ook zeggen: bewust zijn/worden van je kernkrachten, van daar waar je goed in bent, wat je gemakkelijk afgaat, waar je plezier in hebt. Want daar gaat het (ook) om: ‘je gaven leven’ zodat je tot ontplooiing komt. Als ik het woord ‘lijden’ lees, dan zeg ik er wel bij: lijden op zich kan ook leiden tot ‘bewust zijn’, tot ‘tegenwoordigheid’. Het hoeft niet altijd voorkomen te worden. Het is ook een onderdeel van het leven. Er wordt terecht aangegeven dat het denken (ratio) alleen niet zaligmakend is omdat veel ratio wordt gevoed vanuit het ego (= je zelfbeeld, je sociale identiteit, als onderdeel van een stelsel van opvattingen die de leden van een groep of cultuur met elkaar delen, meestal zonder zich daarvan bewust te zijn, en meestal nauw verbonden met een collectief mensbeeld). Sommigen mensen zijn geneigd om dan het andere uiterste te kiezen en helemaal te gaan voor gevoel en emotie. Er zijn echter ook stromingen die aangeven dat het ego en de ratio ook zijn/haar functie heeft en dat dit ook gewoon mag zijn, mits men zich daar maar van bewust is. Tussen ratio en emotie bevindt zich dan de middenweg. Sommigen noemen dat de weg van de ziel of het Zelf; je ware aard, dat wat je van nature bent. Wat is die functie dan die het ego heeft? Met ons ego zijn we in de wereld, nemen we deel aan de wereld. Het is de vorm die we aannemen, een rol die we spelen, in allerlei verschillende relaties met onze medemensen, en waarmee we 44
zin en inhoud geven aan ons leven. Wat er kan misgaan is dat je ego afgescheiden raakt van je ware zelf. Die afgescheidenheid van ego en zelf kan je diep ongelukkig maken. Maar dat kan ook worden hersteld. Er kan een open relatie kan bestaan tussen je ego en je zelf, zodat die niet van elkaar afgescheiden zijn. En als ego en zelf van elkaar afgescheiden zijn, kun je leren bewust te zijn/worden van die afgescheidenheid tussen ego en zelf en deze zelf op te heffen. Dat heet heelwording, je heelt de afgescheidenheid door ego en zelf weer met elkaar te verbinden in een open relatie. Het ego als expressie van het ware zelf. Deze gedachten zijn door Bram Moerland mooi verwoord op http://www.brammoerland.com/teksten/egoschaduwzelf.html
Geert van der Leest, 1 juni 2015.
45
Loslaten Als je in gevecht gaat met het leven, voel je je niet gesteund door het universum. Het is zoiets als zwemmen. Toen ik dat leerde, raakte ik in paniek. Overal was water, ik sloeg om me heen. Toen ik mijn angst verloor en me kon overgeven aan het water, bleek ik te drijven, het water hield me omhoog, het droeg me. Laat je angst los, geef je over. Zolang je strijd levert, realiseer je je niet dat het water je kan dragen, dat het leven je draagt. Met ’loslaten’ bedoel ik niet dat je lethargisch moet worden. Ik bedoel dat je je verzet staakt. Verzet vreet energie. Stop ermee. Het leven heeft het goed met je voor.’’ © http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1819372/2010/11/06/Eck hart-Tolle-Negeer-de-herrie-van-je-gedachten.dhtml Dagblad Trouw interview 2010 Eckhart tolle
46
Vrede Bij de Romeinen staat emotie tegenover verstand. En emoties zullen je nooit echt bevredigen, anders dan op korte termijn. Het ware geluk is geen emotie maar een innerlijke beleving van rust en vrede. De [‌.] weg is de dingen accepteren zoals ze zijn en je niet laten verleiden tot oordelen over wat goed en slecht is, mooi en lelijk en andere schijnbare tegenstellingen. Geluk is altijd in het hier en nu, vrij van nostalgische herinneringen en smachtende verlangens, [..]. Redelijkheid is weten dat alles goed is zoals het is en dat het ook niet anders had kunnen zijn. Het ware weten is zich bewust van de noodzakelijkheid van alles zoals het is, dat iedere zandkorrel precies op zijn eigen plek ligt. We zijn niet overgeleverd aan toeval, en dat is goed want het is juist de noodzakelijkheid van natuurwetten die ruimte schept om te kunnen zijn wie we zijn, zodat we niet meer hoeven te streven naar iets dat we niet zijn. We zijn niet overgeleverd aan een god of transcendente kracht buiten ons, en het is juist onze onvrijheid die rust geeft, en daarmee openheid om onszelf en de wereld te ervaren en te accepteren zoals ze zijn, wat ware liefde is. We zijn niet overgeleverd aan een noodlot omdat dat alleen maar kan als we menen dat dingen anders zouden moeten zijn dan wij in onze arrogantie denken. Elk mensbeeld, elk wereldbeeld is gebaseerd op emoties van een ik dat streeft naar verbetering, verandering, groei, evolutie, wat allemaal onrust veroorzaakt. Laat alles zijn zoals het is, en accepteer zelfs je emoties opdat die tot rust komen door hen een eigen plek te geven. Doen door niet te doen, zien door niet te kijken, horen door niet te luisteren – laat alle agressie in je waarneming varen want die vergiftigt en vertroebelt de geest en maakt het verschil tussen illusie en werkelijkheid. De kern van alle religie en mystiek is overgave. Niet uit zwakheid of lafheid, maar uit kracht en moed. De kern van alle religie en mystiek is het verlies van jezelf, of juist het vinden van jezelf door de realisatie dat je veel meer bent dan je ik, je persoonlijkheid, je gedachten en gevoelens. Dat je een losstaand vrij wezen bent 47
is een illusie want alles is met alles verbonden, geen keuze of oordeel is echt de jouwe, geen verantwoordelijkheid of gedachte van jou alleen. Stop met het denken in tweeheden, met het onderscheid tussen jou en de ander, tussen goed en slecht, tussen wenselijk en onwenselijk, tussen mooi en lelijk, tussen leven en dood, tussen echt en onecht,[…]. Alleen het ware denken kent zichzelf, weet zijn beperkingen en beseft dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat het zelf voor mogelijk houdt. Bevrijd je van […] denken dat meent dat er levensproblemen zijn waarvoor oplossingen bedacht moeten worden. Laat je hersenen volwassen worden opdat ze zich niet meer laten meeslepen door angsten en verlangens die ze als kind hebben bedacht. Pas dan is er vrede, ultieme gemoedsrust. Het is juist hiervoor dat we het denken hebben meegekregen. In spirituele kringen wordt maar al te vaak het denken verketterd omdat het nog een eigenwijs kind is dat meent alle wijsheid in pacht te hebben. Maar gooi dat kind niet met het badwater weg en geef het de tijd om erin gereinigd te worden. © www.Satyamo.nl, 6 april 2015 (over het gedachtengoed van de Stoicijnse stroming)
48
De abt en de verdrinkende monniken Een abt loopt langs de rivier met zijn monniken. Een oudere monnik valt in het snelstromende water en verdwijnt onder de oppervlakte. Drie sterke novicen springen de grijsaard na en ook zij verdwijnen in de golven. Jammerend en huilend rennen de abt en de rest van de monniken stroomafwaarts om te kijken of de lijken al boven komen drijven. Dan zien zij opeens, ver van de plek waar hij er in is gevallen, de oude monnik die, rustig alsof hij uit de kerk komt, op de oever klimt. Desgevraagd, en nader geïnformeerd over het lot van zijn medebroeders, wil de oude wel vertellen wat er is gebeurd. “Onder de oppervlakte, o abt, voelde ik meteen al dat de neerwaartse stroming te sterk was, en omdat ik van nature lui ben en mij niet wil inspannen voor een zaak die bij voorbaat verloren is, besloot ik om het mij in de ogenblikken die mij nog resten gemakkelijk te maken en de mooie momenten van mijn leven te overdenken. Zo liet ik mij meevoeren totdat ik de bodem van de rivier bereikte. Eenmaal daar aangekomen, kon ik mij met mijn voeten afzetten in de juiste richting en zo bereikte ik, vlak voordat ik mijn adem niet meer kon inhouden, de oever" “Wat is nu de betekenis van dit prachtige verhaal, o heilige man”, vroeg de kluizenaarster. “De betekenis, zuster, is dat ascese een goed ding is, maar men kan er niet onvoorbereid aan beginnen. Want wat is de waarde van ascese als er geen begeerte zou zijn? Origenes ontmande zichzelf, waardoor zijn ascese in het oog van God elke waarde verloor; hij kende immers geen verleidingen meer. Daarom, zuster, is het zaak om u te laten meesleuren door de stromen uwer begeerte, om haar tot de bodem te gaan en u vervolgens af te zetten zodat u haar kunt overwinnen.” © p.477, De Valse Dageraad, Jan van Aken, 3e druk 2001, naar een verhaal van Bhagwan Shree Rajneesh.
49
Onuitsprekelijk (2) ‘Want wat wij naar behoren zullen bidden, weten wij niet; maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.’ Ik blijf het een prachtig beeld vinden. Het gebed van een mens tot God: een verzuchting van Gods Geest in een mens. Als wij niet meer weten hoe te bidden, komt God zelf in ons gebed aan het woord. Niet wij spreken tot God, maar God spreekt door ons tot zichzelf. Ons stamelende, tekortschietende, onzekere gebed wordt Gods gebed. Dit is ‘Uw wil geschiede’ in optima forma. In plaats van God lastig te vallen met onze punten van aandacht, Hem onder de neus te wrijven op hoeveel plaatsen in de wereld de onvrede heerst, Hem te wijzen op alles wat beter kan in deze wereld – in plaats van dat alles maken wij ons leeg. Zoeken wij de stilte in onszelf. En als alles in ons zwijgt, als alles stilvalt, is er ruimte voor die stille stem, die in onze leegte hoorbaar is als woordloos zuchten. De adem, die ons bij elke ademhaling verlaat. De adem, die Hij zelf ons geeft, elke keer opnieuw. Zo lenen wij ons aan God. Als wij leeg zijn van onszelf, kan Hij door ons ademen. Kan hij door ons leven. Kan Hij door ons bidden in een eeuwig, woordloos gebed. Onze verlangens verdwijnen naar de achtergrond. Onze wensen lossen op in het niets. In onze stilte worden wij spreekbuis voor God. Spreekbuis van onzegbare verzuchtingen. Bij Romeinen 8:26 © Marga Haas, 14 mei 2015, http://parelduiken.blogspot.nl/
50
Mirre Het is ergens 30 na Chr. Jezus van Nazareth is gestorven. Voordat hij in een grot wordt ‘begraven’ wordt zijn lichaam gebalsemd met een mengsel van aloë en mirre. Mirre is op een bijzondere manier verbonden met lijden. Allereerst door de manier waarop je mirre verkrijgt. Het is hars van een boom, dat zich onder de bast bevindt. Maar in tegenstelling tot dennenhars vloeit het niet spontaan naar buiten. Je moet de stam van de boom inkepen om de mirre te kunnen oogsten. Je moet de boom ‘verwonden’. Daarnaast betekent mirre ‘bitter’. Het woord komt van dezelfde stam als Mara, de plek waar het volk in de woestijn water vond dat te bitter was om te drinken. En hoor ook Noömi: ‘Noem mij geen Noömi meer, de Lieflijke, noem mij Mara, de Bittere. Want de Heer heeft mij veel bitterheid aangedaan.’ Deze naam is niet voor niets gekozen voor dit hars. Persoonlijk heb ik niet de minste behoefte om het in mijn mond te steken, maar het schijnt nogal bitter te zijn. Maar de bittere smaak verandert in een zoete geur op het moment dat je het brandt. En dat vind ik zeer betekenisvol. Want wie in zijn leven lijden heeft gesmaakt, weet hoe bitter het kan zijn. Afgesneden zijn, buitengesloten, opgegeven – ik vond het niet te verteren toen ik er middenin zat. Maar achteraf, nu ik erdoorheen gegaan ben en erop terugkijk, zie ik dat het lijden, dat me zo doods deed voelen, getransformeerd is in zijn tegendeel. Toen ik eruit omhoog kwam en eruit opstond, leefde ik meer dan voorheen. In het vuur, in het heetst van de strijd, werd dat lijden omgevormd. Het werd van bitter zoet, van donker licht. Eerst wees het op de dood, daarna reikte het naar het leven. Gelouterd door het vuur verrees ik als een nieuw mens. Herboren. Het bittere, dat in het vuur zoet wordt. Dat deze opstanding voor alle lijdenden werkelijkheid mag worden! © 2 april 2015, Marga Haas, www.margahaas.nl
51
Verlangen of ‘Niente me manca’? “Verlangen is een rijke bron van levensvreugde, vitaliteit en energie”, leert Lisette Thooft tijdens een cursus Stembevrijding. Maar is dat zo, vraagt ze zich af. Is het niet veel vreugdevoller om onbezorgd in het hier en nu te zijn, genoegen nemend met wat je gegeven is in het moment? Ik zit op Stembevrijding, een leergang van acht dagen, met thema’s uit het Latifagebed, afkomstig uit het soefisme. Dit keer was het thema Verlangen. “Verlangen is een rijke bron van levensvreugde, vitaliteit en energie”, schreef de cursusleidster in onze huiswerkopgave, “waar je eindeloos uit kunt putten.” Het ging erom in contact te komen met je verlangen, en te onderkennen dat je jezelf ook tegenhoudt in dat verlangen. Dat er een rem op zit, in jezelf, die je een ‘tegenstem’ zou kunnen noemen, of zelfs een draak. Is dat wel waar, vroeg ik me af. Is verlangen een bron van vreugde en vitaliteit? Voor mij is het eerder een vorm van zelfopgelegde pijn. Als ik ergens naar verlang, wil ik iets wat er niet is, op dit moment. Ik mis iets, er ontbreekt iets in de realiteit van hier en nu. En het is de vraag hoe reëel dat is: meestal is het een fantasiebeeld. Het kan een prettige pijn zijn, zoals het ook prettig kan zijn om aan een korstje te trekken. Maar ik zou daar niet eindeloos uit willen putten. Jan Kortie, de grote man van de Stembevrijding, zingt met groepen ook de mantra: Niente me manca. Het is een van mijn favoriete zinnen uit de Bijbel: ‘De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets.’ Vroeger begreep ik daar niets van. Nu wel. Ik verlang naar erkenning, naar avontuur, naar de zevende hemel, naar de zomer, en nog een heleboel meer… maar het enige verlangen dat ik serieus neem, is het verlangen naar verlangenloosheid.Het is het verlangen om onbezorgd in het hier en nu te zijn met wat er is, met wat me gegeven wordt op dit moment. Die overstelpende goedheid van het bestaan. Dat lukt wel eens.
52
Om vier uur ’s nachts schiet ik wakker. Ik weet ineens met grote helderheid: ik ben voortdurend aan het creëren. In mijn slaap was ik een drukke ingewikkelde droom aan het creëren. En nu ik wakker ben, creëer ik gedachten, gevoelens, acties. Daarom ben ik een soort stukje van God. Want God is schepping. Creëer ik vanuit verlangen? Ja, vaak wel. Maar ik zou liever creëren vanuit verlangenloosheid. En vanuit angstloosheid – dat is bijna hetzelfde. Is verlangen werkelijk zo’n rijke bron van levensvreugde? Dat moeten ze me nog maar eens uitleggen. © 27 maart 2015, Lisette Thooft in Columns http://www.debezieling.nl/verlangen-niente-manca/
53
Herinneringen IK ZOU mijn herinneringen weleens willen uitwissen, eerst de minder mooie, een plotseling afscheid, de ontgoocheling na een liefdesepisode, maar meer toch die hele mooie, want ze zijn me te snel afgeweest. want ze laten het verlangen achter naar nog veel meer
dan zouden alleen het heden en het morgen reëel wezen, zou ik het heden intens beleven zou ik over de toekomst kunnen dromen totdat ik het in het heden kan beleven
maar zou het leven zonder die herinneringen nog wel interessant wezen, en brengt niet juist het nazingen der herinneringen de lichte schittering in onze ogen die ons heerlijk doet dromen?
© www.amigoe.com , vrijdag, 27 maart 2015 11:52 HILDA DE WINDT AYOUBI, Curaçao
54
Afscheidslied ALLES IS er nog, de troepiaal fluitend in de hoge boom, een pelikaan, een beetje sloom geen koeien met onnozele ogen of vossen slapend in holen
maar wel een slingerweg door de mondi langs kliffen en riffen om uit te komen bij een prachtig kleurrijk vroeger landhuis. met ramen waardoor je de witte topjes van de golven kon zien dansen in een diepblauwe zee
alleen ik ben er niet meer, misschien een trilling in de lucht van mijn opgeheven hand
55
bij het afscheid, een vervangende herinnering aan iemand die hier heeft geleefd op een door God gemaakte en ook weer in de steek gelaten plek.
Š FRANS KAPTEIJNS http://www.amigoe.com/ingezonden/30-ingezonden/203157-afscheidslied 16 maart 2015
56
Blijf trouw aan jezelf Blijf trouw aan jezelf met je fouten, je krachten, Je eenzaamheid soms, je emoties, je moed, Aan dat wat alleen maar in jou kan groeien In wisselend klimaat met wat kwaad en wat goed. Blijf trouw aan je denken, verlangen en voelen Aan uiten, aan warmte, aan stilte en muziek, Want jij bent een mens als geen ander op aarde, In jou is de wereld bijzonder uniek.
Blijf trouw aan jezelf, aan je lachen, je zingen, Je vallen en opstaan, je inzet je pijn, Aan dat wat bij jou hoort, je warmte en verlangen Waardoor je in alles herkenbaar kunt zijn. Blijf trouw in je denken, je zwakte, je aarzeling, Je hoop, en je waarde, je angst, je muziek, Want je bent een mens die gewoon van belang is In zijn bestaan zo uniek‌.
57
Blijf trouw aan jezelf, bouw een huis in de wereld Waarin je kan wonen, kunt schuilen voor ' t kwaad, Kunt warmen en wapenen in hoop en begrijpen Wanneer men je pijn doet, in liefde en in haat. Blijf trouw aan je wezen, je zwakte en krachten, En speel heel alleen voor jezelf wat muziek, Want jij bent een mens om van te houden, In jou is de wereld bijzonder uniek...
Š Francien Nijkamp, http://www.huisvoorzingeving.nl/p/23/484/gedichten
58
Mijn kleine ik
Herinneringen aan vervlogen tijden, van tijden & mensen die er niet meer zijn. Herinneringen van momenten die herinnerd moeten blijven worden. Soms heb ik ze even nodig. Om weer even te zien hoe het was. Hoe het voelt. Tijd is een raar iets. Want als ik naar de foto’s kijk, dan voel ik de vreugde en het verdriet weer heel dichtbij. Dan voel ik me weer heel eventjes mijn kleine ik. Wat zeggen ze dan tegen mij?
Š Bas van de Loo, http://www.huisvoorzingeving.nl/p/23/484/gedichten
59
Moeilijk, moeilijk, moeilijk…… Geloven we enerzijds in determinisme waarin alles een keten van oorzaken en gevolgen is, anderzijds krijgt het toeval een plek in de kwantummechanica waar een onzekerheidsrelatie is tussen onder andere de plaats en de snelheid van een deeltje. En om het nog vreemder te maken: uit het zogenaamde tweespleten experiment blijkt dat de waarneming het waargenomene beïnvloedt. Gekker moet het toch niet worden! Nu spelen al deze mysterieuze verschijnselen zich af in de wereld van elementaire deeltjes, en is het te kort door de bocht om ze dan maar meteen op onze grote alledaagse werkelijkheid toe te passen. Verder heb je nog de ‘de speciale relativiteitstheorie’. Het komt erop neer dat voor jou de tijd en je lengte krimpen terwijl je massa groter wordt naarmate je sneller reist 1.Als alles één is en materie bestaat is alles materie. Dan is geest te reduceren tot stof, psychologie tot biologie, bewustzijn tot hersenactiviteit. Daar lijkt geen speld tussen te krijgen. Er zijn dan ook non-dualisten die, afgeknapt op zweverigheid in spirituele kringen, graag de nuchtere weg kiezen van de concrete, tastbare en meetbare werkelijkheid. Spirituele ervaringen zijn dan illusies die kunstmatig in de hersenen met stroomstootjes of drugs zijn op te wekken. Sterker nog: dat dit mogelijk is bewijst dat ze gelijk hebben. Jammer alleen dat er dan na je dood niets meer overblijft van al dat moois. 2. Als alles één is en geest bestaat is alles geest. Dan is stof te reduceren tot geest, biologie tot psychologie, bewustzijn tot geest. Ook daar lijkt geen speld tussen te krijgen. Er zijn dan óók non-dualisten die, afgeknapt op onze materialistische maatschappij, bij voorkeur het pad van geest en inspiratie, van ideeën en metafysica bewandelen. Ervaringen in de materiële wereld zijn dan illusies die opgewekt zijn door een dromende geest die zich identificeert met de wereld van de stof. En dit pad biedt nog enig perspectief dat er na je sterven nog iets van je overblijft. 60
Materialisme tegenover spiritualiteit, Dick Swaab versus Pim van Lommel. En de psychologie met voeten in zowel de klei van de biologie als in de subjectieve wereld van ervaringen en gevoelens. Hoe te kiezen tussen deze twee vormen van non-dualisme? Door niet te kiezen, zoals het een spiritueel iemand betaamt. Omdat ze beiden gelijk hebben. En ze hebben beiden gelijk omdat materie hetzelfde is als geest. Er is geen sprake van het reduceren van het ene tot het andere omdat ze beide hetzelfde zijn. ‘Dit alles is dus een soort metafisies materialisme,’ schreef ik in 1967 in een toen gebruikelijke spelling. ‘Metafisies omdat de Liefde of God altijd metafisika blijft, en materialisme omdat er maar één beginsel is: de materie, of de geest.’ Een halve eeuw geleden was ik al non-dualist, had ik het ‘Alles is één’ al zelf bedacht. Inclusief de verhalen over ego en vrijheid en zo, zij het in andere woorden. Maar wat ik pas later geleerd heb is dat ik lichaam noch geest ben omdat ik er als een ‘watcher on the hill’ naar kan kijken, met een leeg bewustzijn waarin van alles aan me voorbijtrekt. Terwijl daarmee een nieuwe tweeheid ontstaat – tussen de ziener en het geziene – want op de achtergrond kijkt mijn eigen ikje rustig toe, met een ego op een laag pitje. Totdat ik mezelf erop betrap met het bestaan mee te dansen. Dan ben ik er even niet. Het is wel zo rustig om niet meer zo nodig jezelf te hoeven zijn en zo. Vanuit de vierde dimensie gezien vindt alles tegelijk plaats. ‘Het leven valt dan eerder te beschouwen als een film die er al is, die we echter beeldje voor beeldje beleven,’ schrijft Roeland de Looff. Op zijn website Jij bent Eenheid laat hij een video zien uit de BBC-serie The Fabric of Time, waarin duidelijk wordt dat verleden, heden en toekomst allemaal even reëel zijn. Omdat de toekomst allang bestaat is er geen vrije wil, terwijl we tegelijk niet zonder die illusie kunnen, niet zonder de beleving van tijd kunnen overleven. Er zijn geen vrije keuzes: ‘Immers zoals de non-dualiteit leert: fouten maken is onmogelijk want alles is de perfecte uitdrukking van hoe het moet zijn. Dat te weten en te ervaren is wellicht de meest fundamentele oplossing voor wat voor probleem dan ook.’ 61
Zo gezien is tijdreizen niets anders dan weten en ervaren dat alles wat was, is en zal zijn altijd en overal aanwezig is. Misschien moeilijk voor te stellen, maar wel aan te voelen, te beleven. ‘Pas als je de eenheid in je eigen leven hebt doorzien en ervaren,’ schrijft Roeland de Looff, ‘kun je klaar zijn voor het compleet doorvoelen van de fundamentele werkelijkheid. Dat is een proces van jaren. © www.satyamo.nl , gedachten van Satyamo, verwoord in zijn weblog in februari 2015.
62
Breken In een boekje van Henri Nouwen met de titel ‘Een parel in Gods ogen’ schrijft Nouwen over het mensenleven als over het avondmaalsbrood*. Een mensenleven wordt – net als bij het avondmaalsbrood – genomen (opgepakt), gezegend, gebroken en gedeeld. En bij dat breken zit de worsteling. Want mensen zijn geneigd om pijn en lijden zoveel mogelijk te omzeilen of te negeren. We kijken er liever van weg – ook van onze eigen gebrokenheid. Maar genezing en heling beginnen bij het onder ogen zien van de pijn. We moeten juist naar de pijn toe in plaats van ervoor terug te deinzen. Je kunt alleen iets met de gebrokenheid uitrichten als het eerst van jou wordt. Als je er niet voor wegloopt, maar het accepteert als iets dat bij jou hoort. Om het vroom te zeggen: je moet je kruis opnemen. De weg van een mens is de weg van het avondmaalsbrood. Zo lastig als het brood zich soms breken laat, zoveel weerstand is er om het eigen lijden te aanvaarden en in je leven op te nemen. Maar volgens Nouwen zit precies daar de roeping van de mens. Want ‘het grote geheim van het leven van geliefde kinderen van God is volgens Nouwen dat alles wat zij doormaken – blijdschap of verdriet, vreugde of pijn, gezondheid of ziekte – een stap kan zijn op weg naar onze volledige menswording’. © column van Marga Haas op http://parelduiken.blogspot.nl/
*het avondmaalsbrood is onderdeel van de viering in de kerk van het ‘Heilig Avondmaal’; een eenvoudig kerkelijk gebruik met brood en wijn, waarin gelovigen de verbondenheid met de gekruisigde Jezus van Nazareth tot uitdrukking brengen. Het brood staat dan symbool voor het lichaam van Jezus.
63
Parelduiken Voel jij je wel eens afgewezen door anderen? Je hebt het idee dat ze niet zo mogen! Je minder waard vinden! Wijs jij jezelf wel eens af, zo van "dat heb ik weer"? Dus dat jij jezelf minder waard vindt! Voel jij je soms wel eens afgewezen omdat je getroffen wordt door de ene na andere tegenslag? Het grootste gevaar dat je loopt is niet succes, populariteit of macht. Het grootste gevaar is dat jij jezelf afwijst. Wij lopen vaak in de val van de zelfafwijzing. De zelfafwijzing is zo groot, omdat de wereld onophoudelijk tegen ons zegt: ‘je voldoet niet aan de eisen, je bent lelijk, je bent waardeloos, je stelt niets voor, je bent volstrekt overbodig, tenzij je kunt bewijzen dat het niet zo is. En zodra er kritiek klinkt of je alleen wordt gelaten, denk je als vanzelf: ‘zie je wel dat ik niets ben?’ Juist daarom zijn de verleidingen van succes, populariteit, en macht zo groot. Als compensatie. Is onze trots niet het grootste probleem? Dat is vaak keerzijde. Je zet jezelf maar op een voetstuk om te voorkomen dat mensen je zien zoals jij je werkelijk voelt. Je hebt misschien een zelfverzekerde houding, maar in je hart vraag je vaak vertwijfeld af: als die mensen die zoveel belangstelling voor mij tonen, eens wisten wat er in mij omgaat en wie ik werkelijk ben, zouden zij mij dan nog steeds liefhebben? Achter trots gaat heel wat twijfel aan jezelf schuil, net zo goed dat achter zelfafwijzing ook heel wat trots zit. Vaak zoek je het dan in allerlei kringen. Op zoek naar iets of iemand die je ervan kan overtuigen dat je werkelijk geliefd bent. Je zoekt een wanhopig naar warme contacten. Je zoekt wanhopig naar warmte in een gemeenschap. Met de stille hoop, dat er iemand op je weg komt of een bepaalde situatie zich voordoet waardoor je het gevoel krijgt dat je helemaal mag zijn. Toch zullen al de blijken van liefde, die je zo krijgt, niet voldoende zijn, om je ervan te overtuigen dat je werkelijk geliefd bent. En je denkt: als ik dit boek, deze cursus, dit gevoel, deze spiritualiteit, deze baan of deze relatie nou eens mijn diepste verlangen zou vervullen…? 64
Maar zolang je hiermee bezig bent, loop je jezelf voorbij, blijf je onzeker en rusteloos, ben je altijd op zoek naar nieuwe uitdagingen, nieuwe ervaringen etc. Besef je dat deze innerlijke drang ons voortjaagt en bezighoudt, maar ons tegelijkertijd het angstige gevoel geeft: wat heeft het uiteindelijk allemaal voor zin? Vaak wil je naar die angst niet kijken en dus ga je door. Op deze manier raken we geestelijk uitgeput en opgebrand. De God van de Bijbel zegt: Jou heb ik weggehaald van de einden der aarde…jou heb ik gekozen, ik heb je niet afgewezen. (Jesaja 41, 9). Jij bent zo kostbaar in Mijn ogen, zo waardevol, en ik houd zoveel van je… (Jesaja. 43,4). En zegt Jezus zelf niet ergens dat elke mens een deeltje (vonkje) van God is? Of je nu wel of niet in een god gelooft of hoe je het godsbeeld ook definieert, het bijbels uitgangspunt blijft mooi. Je mag dus tegen jezelf zeggen: ik mag van mezelf houden, want de god van de Bijbel houdt van mij. Dit mag je leren vast te houden in de harde werkelijkheid van elke dag. Je mag deze waarheid verbinden met de dingen die je in het dagelijkse leven doet en denkt en zegt. In zijn boekje met de titel ‘Een parel in Gods ogen’ schrijft Nouwen over het mensenleven als over het avondmaalsbrood. Een mensenleven wordt – net als het avondmaalsbrood – genomen (1), gezegend (2), gebroken (3) en gedeeld (4). 1. Je mag met heel je wezen leren erkennen dat je er mag zijn. Dat je van jezelf mag houden. In een wereld waar een overweldigende hoeveelheid stemmen je toeroepen: je bent niets bijzonders. Je bent maar een klein mensje, mag je weten dat Gods liefdevolle ogen al voor je bestaan op je gericht waren. Waar de wereld ons onophoudelijk probeert te vangen in duistere netten van twijfel aan jezelf, zelfonderschatting, zelfafwijzing en depressiviteit, mag je luisteren naar de eeuwige stem van Liefde. Ook al voel je de waarheid van deze stem niet, toch staat zij voor altijd vast.
65
Zoek naar mensen die je deze waarheid ook voorhouden. Ga naar plekken waar jij deze waarheid hoort. Blijf deze waarheid constant vieren en bedank de mensen die je hieraan herinneren, doordat ze vriendelijk tegen je te zijn, een probleem oplossen of een relatie herstellen. Geef je niet over aan gevoelens van zelfbeklag en wraak. Wees niet bang voor de ander, maar ga je ander zien als iemand die je ook veel te bieden heeft. 2. Het Latijnse woord voor zegenen is ‘benedicere’ wat betekent: ‘goed spreken over iemand’. Zegenen is bevestigen, onderstrepen dat iemand geliefd is. Veel mensen hebben het onbestemde gevoel dat ze vervloekt zijn. Dat ze slachtoffer zijn van een wereld die zij niet veranderen kunnen. Kijk naar je leven, naar je plannen, en het ligt veel meer voor de hand je een waardeloos en nutteloos wezen te voelen, vatbaar voor ziekte, gedoemd te sterven, dan een gezegend iemand. Je kunt je meer bewust worden van zegeningen door: a meditatie; door stil te worden en te luisteren naar de stem die goede dingen over je zegt. b. aandacht voor de zegeningen die elke dag tot ons komen. We zijn veel te druk om de zegen echt te ontvangen. We vinden het al snel verloren tijd. Zij die zich openstellen voor de zegen die tot hen komt, zullen altijd een verlangen krijgen goede dingen over anderen te zeggen, hun waardigheid te onderstrepen. Niemand komt tot leven door roddel, beschuldigingen, aantijgingen. 3. Alle mensen zijn op een of andere wijze wel eens gebroken. Ieder op zijn of haar eigen manier. Teleurstelling op je werk, een kapotte relatie, gebroken enthousiasme, ziekte, noem maar op. Iets wat je tot wanhoop heeft gebracht. Dit is niet best voor ons westerse mensen. Wij kunnen veel aan, maar zodra we de indruk hebben dat wij onze naaste niets te bieden hebben, verliezen we de greep op ons bestaan.. Ons leven wordt beheerst door het nuttigheidsdenken. Maar pijn en lijden is echter niet een problematische inbreuk op ons leven. Het leert je juist, hoe uniek je bent. Leer gebrokenheid eerlijk onder ogen te zien en (uiteindelijk) als iets positiefs te aanvaarden. Van nature zijn we geneigd pijn en lijden zoveel mogelijk te omzeilen 66
of te ontlopen. Sluit vriendschap met deze vijand. Help je zelf door erop te vertrouwen dat je (uiteindelijk) kracht zoekt en zal vinden om om te gaan met je lijden en het een plek te geven. Wij zien onze gebrokenheid vaak als een bevestiging dat wij niet deugen. ’Ik heb altijd al gedacht dat ik nutteloos was.’ En als we iets ergs meemaken is de eerste reactie: waarom ik? Waarom nu? We denken dat het iets zegt over hoe wij onszelf moeten waarderen. Maar…. Is dat wel echt zo? Besef: sportmensen moeten soms afzien om een hoger doel te bereiken. Dit maakt de pijn niet minder, laat je juist beseffen dat er naast donker ook licht is. Dat donker en licht onderdeel zijn van het leven. Misschien een schrale troost op het moment zelf, maar uiteindelijk toch een acceptatie dat het onderdeel is van het leven. Geen berg zonder dal. En zelfs dat dal kan soms erg mooi zijn (met andere woorden: is het dal wel dal?). 4. We leven alsof ons geluk afhangt van wat we hebben. We zijn de vreugde van het geven verleerd. Als je geeft zonder bijbedoelingen, laat je je als mens van de mooiste kant zien. Door je pijnlijke ervaringen kun je juist meer voor de ander betekenen. Wij komen als mensen pas werkelijk tot ons recht als we ‘voedsel’ voor de ander worden, ‘brood’ voor deze wereld. Je kunt aan de niets mooiers geven dan je eigen levensvreugde, innerlijke vrede en welbevinden. Daarin ligt een geweldige genezende kracht. We zijn een korte periode in de wereld gezonden in de wisselende omstandigheden van het aardse bestaan. Leer elke situatie te zien als een mogelijkheid te zien om ‘ja’ te zeggen het leven en jezelf! [het stuk is geïnspireerd op een artikel dat ik ergens op internet las dat was gebaseerd op het boekje ‘Parel in Gods ogen’ van Henri Nouwen]
67
Gezegend worden
Henri Nouwen schrijft in ‘Een parel in Gods ogen’ over hoe elk mens geliefd is. Hij noemt Jezus ‘de Gezegende’. Toen Jezus gedoopt werd in de Jordaan klonk die stem uit de hemel die zei: ‘Jij bent mijn geliefde, mijn zoon in wie ik vreugde vind’. Die zegen gaf Jezus kracht tijdens zijn leven. Wat hem ook overkwam, bijval of afkeuring, die woorden bleven hem bij. Hij vergat nooit dat Hij Gods geliefde kind was. Een belangrijk accent in de theologie van Henri Nouwen is dat Jezus in de wereld is gekomen om die zegen met ons te delen. Om ons te laten horen dat die stem ook tegen ons zegt: ‘Jij bent mijn geliefde zoon, jij bent mijn geliefde dochter, jij bent een man, een vrouw, in wie Ik veel vreugde vind’. Als we die stem kunnen horen, vertrouwen, en vasthouden -in goede en minder goede dagen- dan kunnen we leven als Gods eigen kinderen, en daarin de helende kracht vinden om die zegen om ons heen te verspreiden. © http://www.gereformeerdekerkbleiswijk.nl/manna/6-manna/423-boek-eenparel-in-gods-ogen.html
68
Empathie, mededogen en spiegelneuronen Het woord empathie komt in oude gnostische teksten niet voor, maar de betekenis daarvoor zeker wel. Je zou zelfs wel kunnen zeggen dat empathie een van de kernpunten is van de gnostiek. Gnostiek roept je op tot zelfkennis. De daaraan verbonden belofte is dat je door jezelf te kennen ook je medemens kunt kennen, en omgekeerd. Empathie is het tegendeel van blindheid in de gnostische betekenis. In de gnostiek betekent blindheid dat je een medemens niet ziet zoals die is, maar dat je een beeld op die mens plakt en je alleen het beeld ziet, en je ook de daarmee samenhangende oordelen aan je medemens toekent. Ik heb al verschillende keren het waar gebeurde verhaal verteld van de Joodse en Palestijnse vrouw omdat daarmee dat thema van blindheid zo duidelijk wordt gemaakt. Die twee vrouwen verliezen elk op dezelfde dag een dochtertje van 12 jaar in het geweld tussen de staat Israel en de Palestijnen. Ze vernemen van elkaars verlies, bezoeken elkaar op en vallen elkaar in de armen, tot wederzijdse troost. Voor de Joodse vrouw was die andere vrouw eerst ‘een Palestijnse’. Dat was dus de vijand. Voor de Palestijnse vrouw was die andere vrouw eerst ‘een Jodin’ en dus ‘de vijand.’ Ze hadden beiden een beeld van die ander gemaakt. Ze zagen in de ander alleen het beeld met alle daarbij horende oordelen. Dat beeld is de blindmakende balk in hun ogen. Maar door die gedeelde droeve gebeurtenis gebeurt er iets met hen. Ze overstijgen dat beeld en de daarmee samenhangende oordelen en ze ontmoeten elkaar als medemens. In de terminologie van de gnostiek zijn ze mens geworden. Maar ze hebben niet alleen het beeld van de ander losgelaten. In hun menswording hebben ze ook het beeld van zichzelf losgelaten. Hun blindheid voor zichzelf en voor de ander is opgeheven. 69
Dat proces, het opheffen van de blindheid door de gevangenschap in beelden los te laten, dat heet in de gnostiek ‘de menswording’. Als van Jezus wordt verteld dat hij mens geworden is, dan kun je dat heel goed zo, in die gnostische betekenis, verstaan. Je kunt gevangen zitten in beelden met alle daaraan gekoppelde oordelen, en daar je gedrag jegens je medemensen door laten bepalen. Maar er is ook altijd nog iets anders. Los daarvan is er een natuurlijke staat van onderlinge verbondenheid. Dan is er empathie en mededogen. Heel interessant is dat er de laatste jaren veel onderzoek gedaan is naar spiegelneuronen. Daarbij hebben ze het volgende ontdekt. Als iemand blij of angstig is, dan kun je zien op een hersenscan dat bepaalde delen van de hersenen daardoor actief worden. En wat blijkt nu? Als iemand anders die angst of blijdschap van een medemens opmerkt, worden bij de waarnemer exact dezelfde hersendelen in diens eigen hersenen actief. Ook daaruit blijkt dat empathie een natuurlijk gegeven is. Maar je kunt het effect van die spiegelneuronen onderdrukken met behulp van een ideologie, een verhaal over jezelf en je medemens waarmee je niet alleen die medemens maar ook jezelf ontmenselijkt. Elk mens wordt vaak voor die ene keus geplaatst: te handelen vanuit de beelden en de oordelen die je aangeleerd of zelfs opgelegd zijn, of mens worden in de trouw aan dat andere in jezelf, je medemens als de spiegel van je eigen menszijn. Š Bram Moerland, Maart 2015 http://www.gnostiek.nl/db/nieuws/?id=152
70
Lotusbloem Het symbool van de lotusbloem, die in de modder wordt geboren zonder er door te worden bezoedeld, heeft me rust gegeven. In deze wereld is het enige dat telt de zuivere kelkblaadjes van die lotusbloem, aan de mensen aan te bieden. Desondanks overvallen mij nachtmerries. Het geheugen laat zich niet besturen. Zelfs wanneer je gelooft dat je alles vergeten hebt, heb je niets vergeten. Het enige om je beter te voelen is goed te zijn voor de mensen om je heen."
Š Uit Ballingschap van Jeanne Champion: vluchtverhaal van Foera uit Cambodja).
71
Cyclus
Weet u, alles heeft zijn tijd, niets gebeurt zomaar, alles gebeurt op zijn eigen tijd. Als mens word je geboren en ga je eens weer dood en daar tussenin leef je, groei je, ben je steeds aan het 'worden'. Het geheim van de schepping gebeurt in ieder van ons, ook in jou persoonlijk, als een adem: adem in, adem uit met heel de schepping. Niets gaat verloren. Wees maar gerust nu, want alles komt goed.
Š Uit Prediker 3 in bewerking van M. Piris in Salto naar het leven, Berthe Korvinus, ISBN 978-90-484-9021-9
72
Anderen (niet geven zonder ontvangen) “Het is goed je leven in handen van andere mensen te leggen.” Deze tekst is een fragment uit het boek Arthur, koning voor eens en altijd van T.H. White. Aanvankelijk was Jeroen van Merwijk het niet met de schrijver eens maar naarmate hij ouder wordt ziet Van Merwijk hoe waar dit is want ‘je kunt niet geven zonder te hebben ontvangen.’
73
Vergezicht
Woord dat ruimte schept. Toekomst, wijd licht land waar gerechtigheid als rivieren stroomt, waar een wijnstok bloeit tegen klippen op. Even is het waar en dan is het weg. Toon mij niet vergeefs wat mijn ziel verlangt. Geef dat ik volhard in uw vergezicht.
tekst: Huub Oosterhuis
74
Geloven is ontdekken van de diepten in jezelf en in het bestaan “Geloven is niet gewoon het verklaren van het onbekende, om het daarna van een theologisch label te kunnen voorzien en het veilig ergens op te bergen, waar we er niet meer naar hoeven te kijken. Dit is een vervalsing van waar het bij geloven eigenlijk om gaat. Geloven zorgt er nu net voor dat we het onbekende in ons dagelijks leven integreren op een levende, dynamische en echte manier. Het onbekende blijft onbekend. Het is nog steeds een mysterie, want het kan niet ophouden dat te zijn. De functie van geloof is niet om het mysterie te reduceren tot rationele helderheid, maar om het onbekende en het bekende te integreren tot een levend geheel, waarin we meer en meer in staat zijn de beperkingen van ons uiterlijke zelf te overstijgen. Geloven heeft dus niet alleen maar de functie om ons in contact te brengen met het zich openbarende “gezag van God” of ons waarheden “over God” te leren, maar veeleer om het onbekende in ons eigen zelf voor ons te onthullen, althans voor zover ons onbekende en onontdekte zelf werkelijk leeft in God en zich beweegt en handelt in het directe licht van zijn barmhartige genade. Dit is naar mijn mening het meest belangrijke aspect van geloven en dat wordt tegenwoordig maar al te vaak genegeerd. Geloven is niet zomaar je conformeren, het is leven. Het omvat alle belangrijke terreinen van het leven en dringt door in de meest mysterieuze en ontoegankelijke diepten, niet alleen van ons onbekende spiritueel bestaan maar zelfs van Gods eigen verborgen wezen en liefde. Geloven is dus de enige manier om de ware diepte van de realiteit te ontsluiten, zelfs van onze eigen realiteit. Tot het moment dat je jezelf overgeeft aan God door in te stemmen met een totaal geloof, zul je onvermijdelijk een vreemdeling blijven voor jezelf, verbannen uit jezelf, omdat je buitengesloten bent van de meest betekenisvolle diepten van je eigen wezen, diepten die verborgen en onbekend blijven omdat zij te eenvoudig en te diep zijn om door het verstand te worden bereikt.” © Fragment uit: Thomas Merton, Zaden van contemplatie, p.99. Uitgeverij Damon, 2015, 201 blz., € 19,90.
75
Stoeien met taal en beelden Het gaat daarbij niet om waarheid, laat staan letterlijke waarheid. De taal doet hier een voorstel om op een bepaalde manier te kijken. Ze oppert ziens- en handelwijzen. Ze nodigt uit tot gedachte-experimenten Spannend voor God als hij bij ons komt wonen. Pas dan leert hij wat vriendschap is, een lichaam, of de raadselachtige liefde van de hond.
Ik leefde in betovering, gekerkerd in een lichaam en in de deemoed van een ziel. Ik leerde de wake en de slaap en de droom kennen, de onwetendheid, het vlees, de logge labyrinten van de rede, de vriendschap tussen mensen, de raadselachtige liefde van de hond. Ik zag met eigen ogen wat ik nooit eerder zag: de nacht en al zijn sterren.
Dichter J.L. Borges, Johannes 1,14
76
Ook dichters houden het gedachte-experiment in leven. Zoals J.L. Borges, die in het aangehaalde gedicht laat zien waartoe de fantasie ons leidt als we ons verplaatsen in het Woord dat vlees wordt. Dan komen we de voorstelling op het spoor dat God pas door mens te worden de menselijke realiteit op waarde leert schatten. Pas door de menswording krijgt de werkelijkheid relevantie en reliëf voor God. Pas door mens te worden leert God het korrelige van onze realiteit kennen… maar ook zoiets overweldigends als het uitspansel! Borges brengt ons zo op het spoor van een mooie paradox. Pas door klein te worden, leer je kleinheid zowel als grootheid zien en waarderen. Dat geldt ook voor die grote lummel van een God – althans in het gedachte-experiment van Borges. © februari 2015, http://www.debezieling.nl/god-moest-nog-heel-wat-lerenwaarom-is-religieuze-taal-zo-vreemd/
77
Afscheidsrede “Hij stond bekend als een atheist, maar toch was een man van geloof. Hij geloofde in zijn vrienden, in de waarheid, en in iets wat hij naam noch gezicht waagde te geven – dat was volgens hem het werk van geestelijken. Hij geloofde dat wij allen deel zijn van iets hogers en dat onze herinneringen en verlangens bij het verlaten van deze wereld niet verloren gaan, maar zich mengen met de herinneringen en verlangens van hen die na ons komen . Hij vroeg zich af of wij God naar onze gelijkenis hadden geschapen of dat God ons had geschapen zonder goed te weten wat hij deed. Hij geloofde dat God, of wat ons hier ook had gebracht, tot leven kwam in onze handelingen, in onze woorden en zich manifesteerde in alles wat ons tot meer maakte dan simpele figuren van leem. Hij geloofde dat God ook voor een deel – of juist - leeft in boeken en daarom beschouwde hij het als levenstaak om ze met anderen te delen, ze te beschermen en zich er van te vergewissen dat hun pagina’s, net als onze herinneringen en verlangens, nooit verloren zouden gaan. Hij geloofde, en dat leerde hij mij ook, dat zolang er nog een enkel mens in staat was boeken te lezen en ze te ervarfen, er op de wereld ook nog een deel van God of leven aanwezig zou zijn.” © 2008, Het spel van de engel, Carlos Ruiz Zafon
78
Tweegesprek over Geloof “Als ik het goed begrijp, suggereert u dat het geloof, dus de daad van geloven in mythe of ideologieën of bovennatuurlijke zaken, voortkomt uit de biologie?” “Niets meer, niet minder.” “Een wat cynische visie.” “Een professionele, van emotie gespeende visie. Het menselijk wezen gelooft zoals het ademhaalt – om te overleven. Dat is geen theorie, dat is statistiek.” “Ik denk dat minsten driekwart van de bevolking het daarmee oneens zou zijn.” “Natuurlijk. Als ze het ermee eens zouden zijn, zouden ze geen potentiele gelovigen zijn. Niemand kan werkelijk ergens overtuigd van raken als dat biologisch gezien niet noodzakelijk is.” “U wilt dus zeggen dat het in onze natuur ligt om onszelf een rad voor de ogen te draaien?” “Het ligt in onze natuur om te overleven. Het geloof is een instinctief antwoord op aspecten van het bestaan die we anderszins niet kunnen verklaren, of het nu gaat om het morele vacuüm dat we waarnemen in het universum, de zekerheid van de dood, het raadsel van het ontstaan van dingen, de zin van het leven – of het ontbreken daarvan. Dat zijn heel eenvoudige, elementaire vragen, maar onze eigen beperkingen verhinderen ons om er op een ondubbelzinnige manier antwoord op te geven en daarom zetten we ter verdediging een emotioneel antwoord in. Dat is eenvoudige, pure biologie.” “Dan zou elk geloof, elk ideaal volgens u niet meer zijn dan een verzinsel.” “Elke interpretatie of observatie van de werkelijkheid is dat noodzakelijkerwijs. In dit geval wortelt het probleem in het feit dat de mens een moreel dier is, uitgezet in een amoreel universum, veroordeeld tot een eindig bestaan zonder betekenis dan de natuurlijke cyclus van de soort in stand te houden.” © 2008, Het spel van de engel, Carlos Ruiz Zafon, p 214
79
Tweegesprek over overtuiging “Wat ik van u wil is de vorm, niet de inhoud. De inhoud is sinds mensenheugenis dezelfde geweest en staat in het hart gegrift als een serienummer. Wat ik van u wil is dat u een intelligente, verleidelijke manier bedenkt om de vragen te beantwoorden die wij ons allemaal stellen en dat u dat doet vanuit uw eigen lezing van de menselijke ziel, waarbij u uw talent en vaardigheid in praktijk brengt. Ik wil dat u mij een vertelling brengt die de ziel tot leven wekt.” “Zou het dan niet veel gemakkelijker zijn om de mens met een eenvoudige, rationele uiteenzetting te overtuigen?” “Nee. Een rationele dialoog voeren met iemand over geloofsovertuigingen en ideeen die hij zich niet via de rede heeft eigen gemaakt, is onmogelijk. Of we nu praten over God, ras of vaderlandse trots. Daarom heb ik iets krachtigers nodig danm een eenvoudige retorische verhandeling. Ik heb de kracht nodig van de kunst, van de enscenering. Bij een lied is het de tekst die we wensen te begrijpen, maar wat ons daaraan doet geloven of niet, is de muziek.”. © 2008, Het spel van de engel, Carlos Ruiz Zafon, 216
80
Wijsheid..... LANGZAAM KRUIPT Wijsheid naar boven, Met Onwetendheid aan haar zijde. Het bestaansrecht van Wijsheid Heeft zij te danken aan Onwetendheid.
Zoals de Dag niet zonder de Avond kan, Kan Wijsheid niet zonder Onwetendheid. Door Onwetendheid krijgt Wijsheid bestaan, En haar glorie van Onwetendheid.
Wie kan spreken van Wijsheid, Als Onwetendheid niet zou zijn geweest? Maak kennis met Onwetendheid, En je zal Wijsheid leren kennen.
Wijsheid is gebaseerd op Onwetendheid. Op Onwetende vragen zijn Wijze antwoorden. Als ik Onwetendheid niet zou hebben gehad, Zou ik Wijsheid nooit hebben ontmoet.
YVONNE STRUIKEN Curaçao © Amigoe.com, 1 februari 2015
81
Leven Wilt u leven? Ik wilde antwoorden, maar vond de juiste woorden niet. Ik had een brok in mijn keel en mijn ogen vulden zich met tranen. Tot dat moment was het me niet duidelijk geweest hoezeer ik wilde blijven ademhalen, elke ochtend mijn ogen wilde opendoen, de straat op wilde gaan en op de keien staan en de hemel zien, en vooral, hoezeer ik wilde blijven herinneren.
Š 2008, Het spel van de engel, Carlos Ruiz Zafon, p.158
82
Dear Lord and Father of mankind, Dear Lord and Father of mankind, forgive our foolish ways; reclothe us in our rightful mind, in purer lives thy service find, in deeper reverence, praise.
.
Drop thy still dews of quietness, till all our strivings cease; take from our souls the strain and stress, and let our ordered lives confess the beauty of thy peace.
.
Breathe through the heats of our desire thy coolness and thy balm; let sense be dumb, let flesh retire; speak through the earthquake, wind, and fire, O still, small voice of calm.
83
(Vertaling: O Heer die onze Vader zijt, vergeef ons onze schuld. Wijs ons de weg der zaligheid, en laat ons hart, door U geleid, met liefde zijn vervuld.
Leg Heer uw stille dauw van rust op onze duisternis. Neem van ons hart de vrees, de lust, en maak ons innerlijk bewust hoe schoon uw vrede is.
Dat ons geen drift en pijn verblindt, geen hartstocht ons verwart. Maak Gij ons rein en welgezind, en spreek tot ons in vuur en wind, o stille stem in 't hart.
84
DOELLOOSHEID
En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie ’t water stroomen, voortdurend stroomen naar ’t onbekende. En ’t onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor de wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik ’t zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf. Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.
© Uit: Nescio, Titaantjes (hoofdstuk 8)
85
GODSBEGRIP
God zit niet op een troon van chroom of nikkel –
Soms zit hij in een oude pereboom en merelt, soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind want hij is altijd soms. Hij is geen kerk van holle eeuwigheid, hij is geen kathedraal van hoge lege almacht, hij is een nu, een hier, een altijd soms, soms lust die schuimt, soms een verliefdheid, en wee de maagd.
Maar altijd is hij overal in alles zoals het is, zoals het soms en altijd anders is.
Š Bertus Aafjes (1914-1993), De karavaan (1953)
86
Onbekend Er bestaat zoiets als de ervaring samen te vallen met het kunstwerk, erin op te gaan en daardoor jezelf te verliezen, en zelfs: van jezelf van je gekijk en geluister en je duiderij en betekenistoekenning verlost te zijn- tijdens dit zelfverlies, deze ontlediging (die niet zelden een deconditionering impliceert) gevuld te worden met iets nieuws, anders, onbekends, iets wat je zelf nooit had kunnen bedenken en toch is het je vertrouwd, lijk je het te ‘herkennen’…’ (Willem Jan Otten, uit: Onze lieve vrouwe van de schemering)
87
Zelf Jouw ziekte zit in jou, maar je beseft het niet. En jouw medicijn zit in jou, maar je ziet het niet. Je zegt dat je nietig bent, slechts een kleine eenheid. Maar in jou verborgen zit het grootse universum. Jij bent een duidelijk Boek, met welke letters al dat verborgen is, geopenbaard en kenbaar wordt. Jij hebt daarom niets anders buiten jezelf nodig. Want jouw wezen zit in jou, ook al weet je het niet.
Imam Ali
88
Niemands klauwen Er zijn mensen, het is heus waar, die nog op het laatste ogenblik stofzuigers in veiligheid brengen en zilveren vorken en lepels, in plaats van jou, mijn God. En er zijn mensen, die hun lichamen in veiligheid willen brengen, die alleen nog maar behuizingen zijn voor duizend angsten en verbitteringen. En ze zeggen: Mij zullen ze niet in hun klauwen krijgen. En ze vergeten, dat men in niemands klauwen is, als men in jouw armen is. Ik begin alweer wat rustiger te worden mijn God, door dit gesprek met jou. Ik zal in de naaste toekomst nog heel veel gesprekken met je houden en je op die manier verhinderen van me weg te vluchten. Je zult ook nog wel eens schrale tijden in mij beleven, mijn God, niet zo krachtig gevoed door mijn vertrouwen, maar geloof me, ik zal voor je blijven werken en ik zal je trouw blijven en je niet verjagen van mijn terrein.
uit: De nagelaten geschriften van Etty Hillesum, uitg. Balans, fragment van Zondagochtendgebed (12 juli 1942)
89
VREDE Moge het Uw wil zijn, Eeuwige onze God en God van onze voorouders, dat alle oorlog en bloedvergieten in de wereld ophoudt en dat een grote en verwonderlijke vrede zich uitstrekt over de wereld zodat de volkeren het zwaard niet meer tegen elkaar opheffen en zij zich niet meer op oorlog voorbereiden.
Maar dat alle wereldbewoners de waarheid aller waarheden zien en in zich opnemen, dat wij niet op deze wereld zijn gekomen om onenigheid te hebben en ruzie te maken en niet om haat en nijd te koesteren en bloed te vergieten, maar dat wij in de wereld zijn gekomen om U, de Altijdgeprezene, te erkennen.
Daarom, wees barmhartig voor ons en vervul de tekst uit Tenach die zegt: ‘Ik zal vrede laten heersen in het land, u zult er wonen en niemand zal terreur tegen u uitoefenen. De wilde dieren zal Ik uit het land verwijderen en oorlog zal er niet meer over heen trekken.’ Wajikra 26,6 * ‘Maar recht en rechtvaardigheid zal er als water in een grote rivier over heen stromen’ Amos 5, 24 ‘want de kennis van de Eeuwige zal de wereld vullen gelijk de wateren de zeeën vullen.’ Jesjajahoe 11, 9
* Wajikra is Leviticus. Deze tekst is van Rabbi Nachman van Bratslav. Hij was een beroemde chassidische 'rebbe' (rabbijn) uit de negentiende eeuw. Het Chassidisme is een mystieke beweging, die ontstond onder de Joden in Polen in het begin van de achttiende eeuw en die in de twee daaropvolgende eeuwen invloed kreeg op een groot deel van de joodse gemeenschap in de wereld. Haar stichter is de Baal Sjem Tov, de overgrootvader van rabbi Nachman.
90
Over grenzen heen ‘ Men of unshakable faith, like Abelard and Maimonides and Averroes, saw no contradiction in pursuing the truth, whether philosophical or scientific or religious, across confessional lines.’
‘Mannen met een onwrikbaar geloof, zoals Abelard, Maimonides en Averroes, zagen geen tegenstelling in het najagen van de waarheid, noch filosofisch, noch wetenschappelijk noch religieus, over confessionele grenzen heen.’
Uit: María Rosa Menocal, The Ornament of the World: How Muslims, Jews and Christians Created a Culture of Tolerance in Medieval Spain
91
In Jezelf De zesde patriarch Huineng werd door de monnik Ming achtervolgd tot aan de Dayuketen. Toen hij zag dat Ming eraan kwam, legde hij de pij en de nap op een steen en zei: “Deze pij symboliseert vertrouwen; hoe kan er met geweld om gevochten worden? Hier, neem mij.” Ming trachtte de pij te pakken, maar deze was zo onbeweeglijk als een berg. Door angst overmand aarzelde hij. Toen zei hij: “Ik ben voor de dharma, niet voor de pij gekomen. Ik smeek je, o lekenbroeder, onderwijs me alsjeblieft.” De zesde patriarch zei: “Alvorens te denken aan goed en kwaad, wat is op dat moment het ware zelf van monnik Ming?” Daarop ontwaakte Ming meteen. Zijn hele lichaam droop van het zweet. Met tranen in de ogen maakte hij een buiging en vroeg: “Is er behalve deze geheime woorden en betekenissen nog meer, iets wat dieper is?” De patriarch zei: “Wat ik je net verteld heb is helemaal geen geheim. Als je jouw ware zelf realiseert, zit het geheim in jezelf.” http://www.ikonrtv.nl/programmas/hetvermoeden#
92
Path The sum of a man´s life was not where he wound up but in the details that brought him there
p.107, change of heart, Jodi Picoult.
93
Het aardse levensspel
Wanneer dag aanbreekt zee en hemel nog steeds pril, de vogels ritmisch tsjilpen de zon wat verlegen de heuvels in goudblad omarmt de mens zijn vleugels uitspreidt voor school, arbeid of in totale vrijheid, beseffen wij: dat hoek en funderingsstenen ongelijk en toch gelijk zijn, dat elk element bijdraagt aan het aardse levensspel
Š dinsdag, 13 januari 2015, HILDA DE WINDT AYOUBI, Curaçao http://www.amigoe.com/ingezonden/30-ingezonden/199405-het-aardselevensspel
94
De zin van stilte Er was een eenzame monnik die op een dag bezoek kreeg van enkele mensen. Nieuwsgierig vroegen ze hem wat voor nut het leven in stilte had. De monnik, die net met een emmer water haalde uit een diepe bron, stopte zijn werkzaamheden en zei: 'Kijk eens in de bron. Wat zien jullie?' De mensen tuurden naar het water en zeiden: 'We zien helemaal niets.' Enige tijd later herhaalde de monnik zijn vraag. 'Kijk weer in de bron. Wat zien jullie nu?' De mensen keken weer en zeiden opgetogen: 'We kunnen in de weerspiegeling onszelf zien!' 'Dat is de kracht van de stilte,' legde de monnik uit. 'Ik was water aan het putten en daarom was het water onrustig. Nu is het rustig en kunnen jullie jezelf zien. De stilte zorgt ervoor dat je jezelf kunt zien. Maar blijf nog even hier wachten. ' Enige tijd later zei de monnik weer: 'Kijk nu nog een keertje in de bron. Wat zien jullie nu?' De bezoekers tuurden naar de bron en riepen uit: 'Nu zien we de stenen op de bodem van de bron!' 'Juist,' beaamde de monnik, 'als je maar lang genoeg wacht en opgaat in stilte, kun je de grond van alles aanschouwen. Š Verhalenmail januari 2015
https://mail.google.com/mail/u/0/#inbox/14ad4905920d608a
95
Godsdienst De idee van God. Daar zal altijd over getwist en geredeneerd worden: “De God van onze familie is een andere dan de God van de jouwe.” Er is altijd om gestreden. In vroeger tijden was er een meningsverschil tussen mensen die zeiden dat de God van Beni Israël een speciale God was. En zo maakte iedere gemeenschap en iedere kerk haar God tot een speciale God. Als er een speciale God bestaat, dan is het niet alleen een speciale God van een gemeenschap, maar een God van ieder individu. Want de mens moet zijn eigen God maken, voordat hij de ware God verwezenlijkt. Maar de God die de mens in zichzelf maakt, wordt ten slotte de deur waardoor hij binnentreedt in het heiligdom van zijn innerlijk wezen, de ware God die in het hart van de mens woont. En dan pas begint men te beseffen dat God niet een God is van een bepaalde gemeenschap of een bepaald volk, maar dat God de God is van het hele Zijn. En zo komen we bij een ander aspect van godsdienst, een aspect dat niet perse uit de wet of de ceremonie of het goddelijke ideaal of het Godsidee bestaat, maar een aspect dat los staat va n deze vier. Dat is iets wat in de ziel leeft, in de geest en in het hart van de mens. Wanneer het afwezig is, maakt het de mens levenloos en wanneer het aanwezig is, geeft het hem leven. Als er al een godsdienst bestaat, dan is het in die speciale betekenis. En wat is dit? Ik noem het het leven zelf. Wanneer iemand bezonnen is en attent, wanneer hij zich bewust is van zijn verplichtingen ten opzichte van zijn medemensen, van zijn vriend, van zijn vader of moeder, of in welke verhouding hij ook tot de mensen staat, dan is dat iets levends. Het is iets als water, als iets wat het gevoel geeft dat de ziel leeft, dat de ziel niet dood is. Deze levende ziel doet een mens echt leven. Iemand die zich van deze fijnzinnigheid, van deze heiligheid van het leven niet bewust is, leeft wel, maar zijn ziel is begraven. Men hoeft de levende ziel niet te vragen wat zijn geloof is, wat zijn religie is, want hij leeft het. Het leven zelf is zijn religie en dit is de ware religie. Iemand die weet wat eergevoel, wat schaamtegevoel, wat gevoel voor oprechtheid is, wiens sympathie, wiens toewijding levend is, die mens leeft echt, die mens is godsdienstig. Deze religie is de religie van het verleden geweest en zal de religie van de toekomst zijn. Religie – of hij nu door Christus of door een van de andere grote zielen onderwezen werd – was ervoor bedoeld om in de mens dát gevoel te doen ontwaken, dat aanwezig is als religie echt leeft. Het doet er niet toe naar welk gebouw men gaat om te bidden, want ieder moment van ons leven is dan godsdienst. Dan is het geen godsdienst waarin men gelooft, maar het is godsdienst die men leeft.
96
Wanneer [red:de ziel] wordt uitgegraven, dan welt het goddelijk leven op als bij een waterbron. De vraag is: wat is graven? Waar graaft men naar in zichzelf? Is het niet zo dat in de Schriften gezegd wordt, dat God liefde is? Waar kan God dan gevonden worden? Kan Hij gevonden worden in de zevende hemel of in het mensenhart? Hij wordt in het hart van de mens gevonden, daar bevindt zich zijn heiligdom. Maar als dat hart begraven is, het hart dat dit licht, dit leven, deze warmte heeft verloren, wat wordt het dan? In een bekend Engels vers komt een mooie regel voor die luidt: “The light of a whole life dies when love is done” (Het licht van een heel leven sterft als het met de liefde gedaan is). Dat levende iets in het hart is liefde. Het kan zich voordoen als goedheid, als vriendschap, als meegevoel, als verdraagzaamheid, als vergevensgezindheid. In welke vorm dit levende water ook opstijgt in het hart, het bewijst dat het hart een goddelijke bron is. En wanneer deze bron eenmaal aangeboord is en het levende water opwelt, dan is alles wat een mens tot uitdrukking brengt – in woorden en gevoelens en in zijn daden – godsdienst. Die mens wordt godsdienstig. Als er al een godsdienst van de toekomst is, als er een nieuwe godsdienst zal komen, dan zal het deze godsdienst zijn, de godsdienst van het hart. Na alle ellende die over de mensen is uitgestort door de recente oorlog (Eerste Wereldoorlog – red.), beginnen de ogen van de mensen open te gaan. Met het voortschrijden van de tijd zullen zij hun ogen openen om te weten en te begrijpen dat echte godsdienst bestaat uit het openen van het hart, uit het verruimen van de blik, en uit het leven van de godsdienst die één godsdienst is. © Hazrat Inayat Khan, De Soefigedachte, september 2014
97
Interview Welmoed Vlieger Ben je gelovig? De vraag of ik gelovig ben raakt bij mij niet echt een snaar. Ten diepste is het leven iets waar we op kunnen vertrouwen, dat geloof ik. Een soort levensbeaming dwars doorheen alle schoonheid, vertwijfeling en tragiek waar we direct of indirect mee geconfronteerd worden. In die zin houdt geloof, opgevat als vertrouwen, voor mij iets dynamisch in – een sprong waar ik toe wordt uitgedaagd, elk moment weer. Niet te kiezen voor stilstand maar voor beweging, zonder garantie op wat komen gaat. Ja, ik beschouw mijzelf als diep religieus, maar ‘gelovig’ in de meer traditionele zin van het woord noem ik mij niet. Waarom is Meister Eckhart zo populair? Hoewel Eckhart een door en door christelijk denker is daagt hij zijn publiek met zijn denkwijze en taalgebruik uit om niet vast te blijven zitten aan bepaalde voorstellingen rond de mens, God, de werkelijkheid maar fundamenteel open te durven zijn. ‘Niet de daden heiligen ons maar wij moeten de daden heiligen’, zegt hij. Ontvankelijkheid is de sleutel. Zijn denkwijze resoneert denk ik met een diep verlangen in de moderne mens om uit de kramp van een over-gecontroleerd en gefixeerd leven te geraken. Het maakbaarheidsideaal begint roestplekken te vertonen en dat merk je o.a. in de groeiende populariteit van Eckhart. Bovendien sluit zijn denkwijze goed aan bij een wereld waarin een grote verscheidenheid aan culturen en (religieuze) denkbeelden naast en met elkaar bestaan. Eckharts boodschap krijgt in deze context een nieuwe lading en betekenis.
© Welmoed Vlieger, interview Nieuw Wij, december 2014 http://www.nieuwwij.nl/interview/niet-de-daden-heiligen-ons-maar-wij-moetende-daden-heiligen/
98
Onderstroom Er een verschil is tussen je gevoel en je gemoedstoestand. Je gevoel is onderhevig aan de omstandigheden, die grotendeels van buiten op je af komen. Daardoor voel je je soms verdrietig, ongelukkig of juist vrolijk. Je gemoedstoestand is meer constant: het is de onderstroom die zich onder je gevoelens bevindt. Zij vergelijkt dit met een vakantie: je had momenten dat je je niet helemaal optimaal voelde, bijvoorbeeld door de vakantiestress bij het inpakken, of je voelde je moe door de lange reis, maar als je terugkijkt op de hele vakantie was het een hele leuke tijd. Misschien voel je je niet altijd dankbaar, maar je kan wel je gemoedstoestand trainen door te oefenen in dankbaarheid, zodat je een dankbare levensstijl ontwikkelt en je ‘een dankbaar mens’ wordt. Wat uiteindelijk een positieve uitwerking heeft op je gevoel van geluk en dankbaarheid.
© Marije Vermaas, http://www.debezieling.nl/dankbaarheid-als-medicijn/ December 2014
99
Interview Ruard Ganzevoort Levensmotto: passie en compassie. “Compassie met anderen, met de wereld, begint bij compassie met jezelf. Accepteren dat je de wereld niet hoeft te redden, niet kunt redden, en dat je zelf misschien ook gered moet worden.” “Wanneer wij bijvoorbeeld raken aan wat ons overstijgt, wat ons tegemoetkomt, wat we niet zelf bedacht hebben: dat is voor mij transcedentie. Ik gebruik het meestal als ‘ transcederend’, als werkoord, als beweging.” “Wat mij aanspreekt, is de vraag waarop je hart gericht is. Waar draait het om in je leven? In een recent onderzoek werd een driedeling gevonden: mensen hebben een sacrale, een sociale en een vitale laag. Het vitale gaat over gezondheid, sport en natuur, waar je de fysieke levenskracht zelf kunt ervaren. Het sociale gaat over het gezin en de sociale omgeving. Bij het sacrale gaat het over religie, het volk, nationalisme, wat boven het sociale uitstijgt. Die velden van toewijding worden in verschillende landen anders ingevuld.” © De Zeven Zuilen 2014, interview met Ruard Ganzevoort, voorheen predikant, nu wetenschapper en politicus (1 e Kamer, Groen Links).
100
Muren van Angst Lord grant me the serenity to accept the things I cannot change, courage to change the things I can and wisdom to know the difference.
Onze echte bevrijding is geen fysieke bevrijding, maar een geestelijke bevrijding en dat vraagt om het doorbreken van alle muren van angst.
Š Monique Samuel, in De Zeven Zuilen 2014 (politicoloog, publicist, auteur)
101
Bezieling Wat mij het meeste bezighoudt, is wat mensen kan bezielen. De onverschilligheid mag niet prevaleren. Het voelbaar maken van iets wat groter is dan jijzelf en zin geeft in het bestaan is waarop ik mij richt.
Š Ad Verbrugge, filosoof in De Zeven Zuilen, 2014
102
Door het bos de boom niet meer zien ERGENS DIEP in een door de mens onbetreden woud, stond een boom. Een boom van wel 500 jaar oud. Zijn leven was qua geboorte gedoemd om op een plaats te leven en te sterven. De enige richting die God hem vergunde te reizen was hemelwaarts. Op deze reis ontmoette hij vele medepassagiers, maar allen stapten op een dag uit omdat hun eindpunt elders lag. Toch was hij nooit alleen. Er kwamen vogels van diverse pluimages in zijn armen nestelen. Zij vertrouwden hem hun eieren en kuikens toe als zij op voedsel uitgingen. Zo speelden eekhoorntjes ‘diefje met verlos’ tussen zijn dichte bladerpracht. Slangen omarmden zijn takken en stam als kleurige sieraden. Geduldig verdroeg hij de krijsende apen van het soort dat altijd in onmin met elkaar leeft. Ja hoor, uitgerekend hij ze moest verduren. De kolibrie en de bijen liet hij drinken uit zijn bloesems die straks als rijpe vruchten zouden dienen voor alles wat honger en dorst had. Zijn bast werd omhelst door morsig gewas waarin bromelia en orchidee hun aanwezigheid als ‘symbiose’ met de boom excuseerden. Omdat de boom steeds dichter bij de hemel wilde komen, iets dat immers zijn reisdoel was, rekte en strekte hij zijn takken in de dagelijkse ochtendoefening zo ver mogelijk naar de zon. Zo ver zijn wortels het toelieten verhief hij zich om van het laatste straaltje te genieten alvorens de nacht hem rust zou brengen. Maar van die ‘rust’ kwam niet veel. Ook in de nacht stoof, rende en kroop er van alles door zijn kruin, tussen zijn tenen, over zijn rug en in de holte van zijn oksels. Het kriebelde en friemelde of het een oordeel was. Omdat het medepassagiers waren kon de boom ze er moeilijk uitsmijten. “Ik ben geen pension”, mopperde hij soms doodmoe en hoopte eens een keer vrijaf te hebben van die levensreis. Maar dat was een loze wens, net zo onzinnig als het inhouden van je adem. Daarom zuchtte hij maar weer eens diep en nam een frisse douche van een net passerende tropische regenbui die juist wat wilde gaan huishouden in het oerbos.
103
Hoopvol bleef zijn blik gericht naar de hemel die alsmaar onbereikbaar bleef. Hoe hard hij ook groeide en hoe verlangend zijn takken ernaar bleven reiken, de hemel kwam niet dichterbij. Die speelde ongenaakbaar God die kennelijk eens per vijf eeuwen een paar seconden audiëntie hield. Er waren dus ‘vele wachtenden voor hem’. De boom werd moedeloos en begon te kankeren. “Kijk eens hoe die vogels mijn takken vol schijten. Stank voor dank. En dan heb ik het nog niet eens over die rotrupsen die mijn bladeren opvreten. Heb ik soms voor niets vruchten in huis? Daar kunnen zij zich toch mee voeden? Maar nee hoor. En nu ik het er toch over heb, moet je die luizenbossen eens te keer zien gaan. Zij zuigen stiekum onder mijn blad alle sappen eruit. En dan heb ik het nog niet gehad over het houtrot dat aan mijn hielen knaagt en hoopt dat ik op een dag op mijn kruin donder. Ben ik er soms om opgevreten te worden of hoe zit dat?” Zo jammerde al piepend en krakend die grote, en ik vermoed, heel prachtige boom. Zou daarom de boom zijn gestraft omdat hij had durven klagen tegen de hemel die daar doof en blind voor scheen te zijn? Was het daarom dat op een sombere dag de hemel openkliefde en tijdens een donderend hemelgeweld een bliksemend flitsend zwaard hem in tweeën spleet? En alle asielzoekers en ingezetenen die in zijn lommer zulk een gastvrij onthaal hadden genoten derwaarts vluchtten? Alleen de uil ‘die in zijn olmen zat, zelfs bij het vallen van de nacht’ bleef bij hem waken. Nou ja ‘waken’ was toch meer uit eigenbelang van die uil want zeg nou zelf, wáár vond je een groter gat, een grotere wond dan in het hart van deze stam? Een betere schuilplaats is er niet immers? De boom verging van olm tot molm. Zijn blad was al tot humus vergaan en zocht zich een alternatief bestaan. Zijn kale kruin geneerde zich voor de zon. Maar de zon had zich van hem afgewend. In de duisternis waar de termieten zo van houden, groeven vermaalden zij de laatste stuiptrekkingen van deze woudreus gelijk aan hun niveau, begane grond. O ironie, het leven van deze boom bleek geen opwaartse maar een neerwaartse reis te zijn geweest. Hij moest net als ieder ander terug keren waaruit hij was ontsproten. En niemand, helemaal niemand heeft hem in zijn volle pracht ooit gezien. Ook dat nog. Eens op een dag liep daar een Indiaan. Hij zocht hout om carbon van te branden. Op zijn zoektocht stuitte hij op een grote lelijke stronk. Dezelfde die ooit een alle glorie voor de nietsziende God had gebloeid en gebloed.
104
Het duurde weken voordat het hout was uitgesmeuld en verkoold tot carbon. De indiaan had zijn stamgenoten erbij gehaald en samen sleepten zij deze brandstof mee naar hun hutten. Aldaar aangekomen maakten zij er een vuur mee aan. Dat laaide hoog op. De rook steeg en steeg en hoger steeg de rook. Hoger dan de takken ooit konden bereiken. Zo recht de hemel in. En ik heb horen vertellen ‘tot voor de troon van God’. © MARTIE GENGER, Curaçao, dinsdag, 23 december 2014. http://www.amigoe.com/ingezonden/30-ingezonden/198378-door-het-bos-de-boom-niet-meer-zien
105
Rondom het kerstfeest Het driekoningenfeest wordt ook epifanie genoemd, wat ‘lichtverschijning uit de hoge’ betekent. Daarom wordt het feest van epifanie in veel landen !het feest van de verschijning" genoemd. Alleen al daardoor wordt het duidelijk dat de zesde januari niet alleen maar de dag van de heilige driekoningen is. Er staan altijd sterren aan de hemel. Met de ster die de koningen of wijzen volgden, moet daarom wel iets bijzonders aan de hand geweest zijn. Er moet een epifanie achter schuilgegaan zijn. Ook in de christelijke traditie is het immers zo, dat men op de zesde januari zowel de aanbidding door de drie koningen herdacht, als de gebeurtenis die dertig jaar later zou hebben plaatsgevonden: de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper. 1) De ster van Bethlehem wordt vaak voorgesteld als een vijfpuntige ster, die ook bekend staat als het pentagram. Dit oeroude symbool werd meer dan zesduizend jaar geleden al gebruikt. Van oudsher is het een symbool voor de nieuwe mens of de nieuwe ziel. De ster boven de stal uit het kerstverhaal kan dus worden gezien als een teken dat de nieuwe mens is geboren. Hij dient alleen nog volwassen te worden. Als een mens zijn armen en benen spreidt, lijkt hij op een pentagram. De geschenken van wierook, mirre en goud kunnen pas worden ontvangen als de ster stilstaat boven de stal, wat erop duidt dat er rust en ordening moet zijn gekomen in de aura van de mens. De ster van Bethlehem wordt ook wel voorgesteld als een zespuntige ster (hexagram) die ontstaat wanneer twee gelijkzijdige driehoeken in elkaar worden geschoven. Dit type ster, dat ook bekend staat als salomonzegel of davidster, kan ook worden gezien als een symbool voor de nieuwe mens, waarin het hogere en hel lagere met elkaar verenigd zijn en harmonisch samenwerken.2) Het mooie van symboliek is dat het altijd om meerdere niveaus kan worden begrepen. De geboorte van Jezus kan worden vergeleken met de geboorte van de 106
nieuwe ziel in de mens. Ieder mens draagt een schat van wijsheid met zich mee. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de wijsheid van de drie centra in de mens: hoofd, hart en bekken. Als het de onsterfelijke geestelijke kern (lichtvonk) in de mens actief wordt, kan deze omstandigheden creëren waardoor dat innerlijke licht zich verder kan ontwikkelen en in kracht toenemen. Het gewone denken, voelen en handelen (de drie wijzen) worden dan afgestemd op de impulsen die uitgaan van de nieuwe ziel, waardoor er geschenken vrijkomen: ware kennis (wierook), dienende liefde (mirre) en bevrijdende daad (goud). Dat is pas mogelijk als de ster stilstaat boven stal, wat erop duidt dat er rust en ordening moet zijn gekomen in de aura van de mens. Het Griekse woord christos betekent gezalfde. Er wordt wel gezegd dat Jezus de Christus werd op het moment dat hij door Johannes de Doper gedoopt werd in de Jordaan. Dat dopen kan een symbool zijn voor het “gezalfd” worden met de krachten uit de goddelijke wereld. 3)
1. Bron: boek: De jaarfeesten als kringloop van het jaar, Emil Bock 2. Bron: artikel Symboliek van de ster van Bethlehem 3. bron: artikel Symboliek van wierook, mirre en goud 2 en 3 gelezen in: kerstverhaal in woord en beeld van André de Boer (alias Aarnoud Agricola, alias Arend Landman), http://www.frankwatching.com/wp-content/uploads/2013/12/kerstverhaal-in-woord-enbeeld-innerlijke-betekenis-van-kerstmis-schoolgoochelaar-Aarnoud-Agricola.pdf
107
Ego-dingen Elihu was weer met zijn leerlingen samen in het heilige bos en zei: ‘Geen mens leeft voor zichzelf; want ieder levend wezen is door koorden aan ieder ander levend wezen verbonden. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen liefhebben en geen wederliefde vragen. Zij zullen andere mensen niet aandoen, wat zij niet wensen dat anderen hun aandoen. Er zijn twee ‘zelven’ - twee ego’s: het hogere zelf of ego en het lagere zelf of ego. Het hogere zelf is de menselijke geest bekleed met een ziel, naar Gods beeld gemaakt. Het lagere zelf het vleselijke zelf, het begeertelichaam is een afschaduwing van het hogere zelf, misvormd door de duistere ethers van het vlees. Het lagere zelf is een waan en zal vergaan: het hogere zelf is God in de mens en zal niet vergaan. Het hogere zelf is de belichaming van waarheid; het lagere zelf is de omgekeerde waarheid en zij wordt openbaar in leugen. Het hogere zelf is rechtvaardigheid, mededogen, liefde en recht; het lagere zelf is wat het hoger zelf niet is. Het lagere zelf kweekt haat, laster, ontucht, moord, diefstal en alles wat leed brengt. Het hogere zelf is moeder van de deugden en de harmonieën van het leven. Het lagere zelf is rijk aan beloften; maar arm aan zegeningen en vrede; het belooft plezier, vreugden en bevredigende voordelen, maar het geeft onrust, ellende en dood. Het geeft de mensen appels die mooi zijn voor het oog en aangenaam ruiken; hun klokhuizen zijn vol bitterheid en gal. Hij die zijn lagere zelf goed kent, kent de waan van de wereld; heeft kennis van de dingen die voorbij gaan; en hij die zijn hoger zelf kent, kent God, heeft kennis van alles wat niet voorbij kan gaan. Driemaal gezegend is de mens die reinheid en liefde tot zijn werkelijk bezit heeft gemaakt; hij is verlost van de gevaren van het lagere zelf en is zichzelf, zijn hogere zelf.
108
De mensen zoeken bevrijding van een kwaad, dat zij zien als een levend monster van de onderwereld; en zij hebben goden die slechts vermomde demonen zijn; allen machtig, doch vol jaloezie en haat en begeerte; wier gunsten gekocht moeten worden met kostbare offers van vruchten en van levende vogels, dieren en mensen. En toch bezitten deze goden geen oren om te horen, noch ogen om te zien, noch een hart voor medegevoel, noch de macht om te redden. Dit kwaad is een mythe; deze goden zijn gemaakt van lucht en gekleed met schaduwen van een gedachte. De enige duivel waarvan de mensen moeten worden bevrijd is hun zelf, hun lagere zelf. Als de mens deze duivel wil vinden moet hij binnenwaarts blikken. Als een mens zijn redder zou willen vinden, dan moet hij binnenwaarts kijken; en wanneer de demon ’zelf‘ onttroont is, zal de redder, liefde, worden verheven tot de troon van macht.
Bron: Elihu onderwijst de leer van de twee zelven (Aquarius Evangelie), auteur Levi (Dowling), 1844-1911, predikant en arts. Het Aquarius Evangelie is mediamiek ontvangen en volgt daarmee de traditionele regel van de openbaringen, profetieën en visioenen, die alle buiten de rede om worden ‘ervaren’. Gelezen in: kerstverhaal in woord en beeld van André de Boer (alias Aarnoud Agricola, alias Arend Landman), http://www.frankwatching.com/wp-content/uploads/2013/12/kerstverhaal-in-woord-enbeeld-innerlijke-betekenis-van-kerstmis-schoolgoochelaar-Aarnoud-Agricola.pdf
109
Betekenis van Kerst Ik mocht dit jaar een kort praatje houden en ik begon met de vraag: wat moet je met kerstmis als je niet meer zo kerkelijk bent? Kun je er dan toch betekenis aan geven? Ik vertelde over de twaalf heilige nachten tussen kerstavond en Driekoningen, wanneer volgens een voorchristelijke traditie de hemel meer openstaat dan anders. De sluier tussen geest en materie is dan op zijn dunst. Je zou daarom ook voorspellende dromen hebben, zegt men. En sommige mensen beweren zelfs dat een droom op 25 december slaat op januari van het komende jaar, die van 26 op februari, enzovoort. Dat lijkt mij een vorm van controlebehoefte die tegen de geest van de traditie indruist. Want is de symboliek van deze donkerste tijd van het jaar niet juist dat we niet weten wat de toekomst brengt? We tasten letterlijk in het duister. Wat we kunnen doen, is onszelf toestaan te vertrouwen dat het oké zal zijn, dat het Licht zal zijn. Hoe moeilijk het misschien ook wordt, bij tijd en wijle, het is toch dat wat ons toekomt, wat bij ons hoort. Omdat hemel en aarde nooit werkelijk gescheiden zijn geraakt – dat lijkt alleen maar zo. © Lisette Thooft , Columns 30 december 2014, http://www.debezieling.nl/wat-er-veel-kerk/
_________EINDE VAN WISDOMFLASH 2015__________________
110