Editie 11 Jaargang 2
INTERVIEW
“Ik voelde me al schuldig bij het eten van een broodje” REPORTAGE
Zwaar getraumatiseerd en met een enorme achterstand
EEN BRIEF AAN
Geen tijd meer voor een kopje koffie
€ 3.95
JOURNALISTIEKZWOLLE.NL/BEZORGD
INDEX
“IK VOELDE ME AL SCHULDIG BIJ HET ETEN VAN EEN BROODJE”
INTERVIEW
PAG | 14
ZWAAR GETRAUMATISEERD EN MET EEN ENORME ACHTERSTAND
INTERVIEW
PAG | 28
EEN BRIEF AAN...
INGEZONDEN
PAG | 16
Reportage - pag. 04 “Opeens zijn er ook andere kinderen die de aandacht van je ouders willen” Reportage - pag. 08 Duizendpoten in de zorg Reportage - pag. 12 Zo snel mogelijk terug de maatschappij in Reportage - pag. 18 “Ik doe gemeen tegen andere kinderen, zodat ze niet gemeen doen tegen mij” Reportage - pag. 24 ‘’Alles wat je als begeleider doet, doe je te veel”
Interview - pag. 06 “Je helpt ze niet met medelijden” Interview - pag. 10 “We streven ons doel voorbij” Interview - pag. 20 “Aandacht is soms net zo belangrijk als de verzorging zelf” Interview - pag. 22 “Met zorg geproduceerd en geproduceerd met zorg” Interview - pag. 26 “Toen ik een ochtend haar bed verschoonde en een mes onder haar matras vond, knapte er iets bij mij”
Zorg. Zorgen. De zorg. Aan het begin van dit tijdschrift begonnen wij als redactie met een woordenspin over de zorg. Eerst aarzelend, maar al snel vonden we een tiental woorden die passen bij zorg dichtbij. De ĂŠĂŠn heeft een lieve oude oma in het bejaardentehuis, de ander een ziek familielid en een derde heeft de zorg zelf ondervonden. We kwamen erachter dat het nogal een groot begrip is, zorg. Het heeft niet alleen te maken met witte steriele ziekenhuizen, maar ook met aandacht. Liefde, het geven om je medemens. Als studenten journalistiek staan we niet zo dicht bij de zorg als jullie, sph-studenten, dat doen. Maar om jullie een op maat gemaakt tijdschrift te kunnen leveren, hebben wij ons de afgelopen weken in de zorg ondergedompeld. In dit tijdschrift vinden jullie een lading aan interviews met zorgverleners op jullie gebied. Ook hebben we zelf de handen uit de mouwen gestoken. Werken op de zorgboerderij, meelopen in een gezinshuis of in het speciaal onderwijs. Wij zijn in ieder geval iets wijzer geworden op een voor ons tot nu toe onbekend terrein. Ga zitten en schenk jezelf een kopje thee in. Koffie mag natuurlijk ook. Blader door dit blad en neem de informatie die we voor je hebben verzameld langzaam in je op. Want dit tijdschrift gaat over de sector van jullie toekomst. De jeugd en het gezin.
Be zor gd
“Opeens zijn er ook andere kinderen die de aandacht van je ouders willen” REPORTAGE
Zo’n 32.000 kinderen in Nederland die niet meer thuis kunnen wonen, leven in sobere opvangcentra. Gelukkig is dat niet voor elk uithuisgeplaatst kind het geval. Zogenoemde gezinshuizen bieden deze kinderen de kans om weer een zo normaal mogelijk kinderleven te leiden. De kracht achter een gezinshuis is dat het kind onderdeel wordt van een echt gezin. “Toen hadden we plotseling er een ‘zusje’ bij.” DOOR: KARLIJN NOORDHOF Het is klokslag vier uur. Buiten trekken grijze regenwolken langzaam voorbij. De eerste paar kinderen druppelen één voor één binnen. De koekjestrommel verschijnt op de keukentafel en de glazen worden rijkelijk met limonade of thee gevuld. De één maakt met enige tegenzin huiswerk en de ander bekijkt met glunderende ogen de nieuwste Intertoysgids alsof het haar lust en haar leven is. Ondertussen worden onderwerpen als zakgeld, vriendjes en school uitgebreid met elkaar besproken. Hond Daisy kijkt tevreden toe. Op het eerste gezicht een doodnormaal gezin. Maar toch is er iets anders aan het huishouden van Peter-Jan (40) en Mirjam (41). Zij runnen namelijk al zo’n anderhalf jaar een gezinshuis waar ze kinderen uit andere gezinnen
opvangen. Op dit moment wonen er zes kinderen; twee zijn van hunzelf en vier komen uit andere gezinnen. Deze vier kinderen verblijven hier niet voor niets. Zij zijn uit huis geplaatst omdat het thuis geen gezonde en veilige situatie voor hen was. Zo werd de 10-jarige Milou stelselmatig door haar ouders mishandeld en seksueel misbruikt en konden de ouders van de 17-jarige Joel door omstandigheden niet meer goed voor hem zorgen.
“Onze tweeling is op een niet-natuurlijke manier verwekt. We wilden graag meer kinderen, maar we wilden niet meer de medische molen doorlopen”, vertelt Peter-Jan. “We hadden ruimte in hart en huis voor meer kinderen, dus toen zijn we op het idee gekomen om iets te doen met kinderen die geen plekje hebben.” De handen van het stel begonnen te jeuken toen ze kennis maakten met het fenomeen ‘gezinshuis’. Na een paar jaar, en heel wat testen en cursussen later, gooiden ze het roer compleet om. Ze zegden hun werk op om vervolgens een gezinshuis te beginnen. “Het belangrijkste was dat onze eigen dochters er akkoord mee gingen”, zegt Mirjam. “Als zij het niet hadden gewild, was het nooit doorgegaan.” Want met de keuze om een gezinshuis te starten, veranderde niet alleen het leven van Peter-Jan en Mirjam,
maar ook het leven van de tweeling zou gaan veranderen. Want zij moesten op een gegeven moment niet alleen hun huis, maar ook hun eigen ouders met andere kinderen delen. “In het begin was dat heel erg wennen. Opeens zijn er ook andere kinderen in je eigen huis die de aandacht van je ouders willen”, vertelt Lieke (14). “In het begin noemde Milou mijn papa af en toe ook ‘papa’. Dat vond ik toen best vreemd”, zegt Charlotte (14). “Wij hebben natuurlijk onze eigen familie. Die willen we best een beetje delen maar er zijn wel grenzen.” Mirjam: “Het verschil tussen onze eigen dochters en de pleegkinderen is een feit. Het zijn niet mijn kinderen, ze hebben hun eigen papa en mama. Dat hebben we van begin af aan hen duidelijk gemaakt.” Maar na verloop van tijd zagen Lieke en Charlotte de vier kinderen toch als echte pleegzusjes en –broertje. “Hoe meer kinderen er kwamen, hoe gezelliger het werd”, concluderen de twee. “Er is altijd wel iemand waar je iets mee kan doen”, lacht Lieke. “Als Charlotte geen zin heeft om bijvoorbeeld naar de stad te gaan, dan heb ik nog andere pleegzusjes die daar misschien wel zin in hebben.”
“We willen ze een echt gezinsleven bieden” De pleegkinderen die in het gezinshuis verblijven hebben stuk voor stuk verschillende gedragsproblemen, veroorzaakt door de heftige dingen die ze in hun leven hebben meegemaakt. Zo zijn concentratie- en hechtingsproblemen niet ongebruikelijk. Ook hebben ze vaak niet door wat de impact van hun eigen gedrag op anderen is. “Hun gedrag is af en toe wel vervelend”, vertelt de tweeling. “Dan zitten ze weer te huilen om niets. Dan denk ik altijd: doe even normaal.” Maar de twee beseffen dat het er simpelweg bij hoort en dat ze hierin zelfs een rol kunnen spelen: “Eigenlijk helpen wij ook een beetje mee met de opvoeding. Ze zien namelijk hoe wij ons gedragen en hoe het dus op een normale manier kan”, zegt Charlotte.
De vier kinderen gaan eens in de zoveel tijd een weekend uit logeren. Bij familie, vrienden of bij een zorginstelling. “Dat is belangrijk”, meent Mirjam. “Voor henzelf maar ook voor ons.” De zogenoemde logeerweekenden zorgen er namelijk voor dat het gezin ook wat tijd met z’n vieren kan doorbrengen, juist zonder de pleegkinderen. “We gaan dan een weekendje weg of we gaan naar een stad toe”, vertelt Charlotte. “Als deze uitjes er niet waren, had ik het niet meer zo leuk gevonden om in een gezinshuis te wonen”, voegt Lieke toe. Maar toch zijn er ook grenzen aan de hoeveelheid logeerweekenden: “Ik zat op een zondag thuis op de bank en ik verveelde me zo. De pleegkinderen waren allemaal uit logeren en ik kon met niemand iets doen”, legt Lieke uit. “Ik vroeg toen of ze alsjeblieft iets minder vaak uit logeren konden.” Bijna vier pakjes pannenkoekenmix verdwijnen in de beslagkom. Er moeten immers acht monden gevoed worden. Eén van de kinderen dekt netjes de tafel. Corveedienst. Iets wat alle kinderen minimaal een keer per week moeten doen, vastgelegd in een rooster waar je u tegen zegt. Als de magische woorden ‘we kunnen eten!’ zijn uitgesproken, verschijnt iedereen hongerig aan de net gedekte tafel. ‘Hoe was het vandaag op school?’ en ‘zullen we straks nog een spelletje spelen?’ zijn de vragen die voorbij komen terwijl iedereen hun pannenkoek opeet. Een regelrechte scène uit een doodnormaal gezin. “We willen ze een echt gezinsleven bieden”, zegt Peter-Jan. “Dat verdienen ze.” WEGENS PRIVACYREDENEN ZIJN DE NAMEN GEFINGEERD.
BEZORGD | 05
“Je helpt ze niet met me
INTERVIEW
Je zegt je werk op, verhuist naar de andere kant van het land en begint vervolgens een gezinshuis waar je te maken krijgt met getraumatiseerde kinderen. Peter-Jan (40) en Mirjam (41) namen dit drastische besluit. Zij vangen nu kinderen op die niet meer thuis kunnen wonen vanwege redenen zoals mishandeling en seksueel misbruik. Hoe ga je als pleegouder daar mee om en hoe bouw je een band met ze op? Een interview met gezinshuis-eigenaren Peter-Jan en Mirjam. DOOR: KARLIJN NOORDHOF
De kinderen wonen in dit gezinshuis met een reden. Hoe erg raakt jullie hetgene wat ze hebben meegemaakt? “Je ziet duidelijk wat het met de kinderen doet. Dat merk je namelijk aan hun gedrag. Dat raakt je wel. Je moet daarom niet te lang nadenken over hetgene dat zij hebben meegemaakt en hoe zij zich op dat moment gevoeld moeten hebben. Je moet je daar echt bewust voor afschermen. Als je deze gevoelens binnen laat, dan kan je jouw werk niet meer doen. Dan wordt namelijk de professionele houding aangetast.”
Je noemt het gedrag van de kinderen. Ze hebben verschillende gedragsproblemen doordat ze heftige dingen hebben meegemaakt. Hoe gaan jullie als pleegouders met het gedrag van deze kinderen om? “We hebben gekozen om een gezinshuis te beginnen dus we weten ook heel goed dat gedragsproblemen er bij horen. De problemen die de kinderen hebben, doen natuurlijk wel wat met je. Het kan vermoeiend zijn en je maakt je er soms ook zorgen om. Maar als het dan juist wel goed gaat met de kinderen en je weet dat je zelf ook goed bezig bent, geeft dat je ook weer veel energie. Dus je hebt continu een soort balans.”
BEZORGD | 06
edelijden” Hoe maak je dan een balans tussen genoeg afstand, geborgenheid en liefde?
Een achtbaan van energie en zorgen dus. Maar waar uiten die zorgen zich dan in? “Alle kinderen zijn nu hier al bijna een jaar. Op een gegeven moment worden ze echt een onderdeel van het gezin. Dat is uiteraard ook het idee van een gezinshuis. Als je je dan zorgen maakt, kan je dat best aan het hart gaan. Maar die zorgen gaan nou ook weer niet zo ver dat je er bijvoorbeeld niet van kan slapen. Het gaat meer om een soort bezorgdheid om het kind dan over zorgen die vanuit jezelf komen.” Veranderen de zorgen soms ook in medelijden tegenover de kinderen? “Heel diep van binnen vind je het heel sneu voor hen. Maar je mag dat absoluut niet laten merken. Want dan stap je uit je professionele rol. Je helpt de kinderen niet met medelijden. Als je aan hen laat zien dat je medelijden hebt, blijven ze in hun verleden hangen. De kinderen hebben namelijk door de jaren heen geleerd dat alle aandacht, zowel positieve als negatieve, aandacht is. Als je laat merken dat je medelijden met ze hebt, voed je die negatieve aandacht. Dat is niet de bedoeling. Je moet dan toch een bepaalde afstand tussen jou en de kinderen bewaren.” Is het ook moeilijk om zo’n afstand tussen jou en het kind te hebben?
“Je merkt direct aan de houding van de kinderen of je wel of niet goed zit qua afstand en liefde. Ze bouwen snel een muur om zich heen en je probeert als pleegouder er overheen te ‘klimmen’. Maar als je dan alsnog te dichtbij komt, duwen ze je vanzelf weer keihard weg.” Is het frustrerend als dat gebeurt? “Ja, vooral in het begin was dat frustrerend. Je moet je eigen weg vinden in wat wel en wat juist niet werkt. Je wilt uiteraard zo snel mogelijk een band met de kinderen opbouwen. Maar dat kan wel jaren duren. Misschien komt er zelfs nooit een gezonde en hechte band. Je moet dus niet te snel een band verwachten. Je moet het accepteren als de kinderen een bepaalde grens trekken. Daarnaast moet je zelf ook je eigen grenzen aangeven. Want soms kunnen ze ook te dicht bij jou komen.” Wanneer komen de kinderen dan te dicht bij jou? “Het ene moment zitten ze te dicht op je huid en het andere moment word je door hen afgewezen. Dat is best heftig; het raakt je. Alle kinderen kunnen heel erg tegen grenzen aan schoppen. Deze kinderen hebben zich namelijk nooit echt veilig gevoeld. Daarom zijn ze continu op zoek naar veiligheid en dat doen ze door grenzen op te zoeken. Op een gegeven moment leer je jezelf daar in te
“Ja, dat is heel moeilijk. Maar zo’n afstand heb je wel nodig. Als je alles van de kinderen persoonlijk aantrekt, kom je niet toe aan je werk. Want hoe dichter je bij de kinderen op de huid gaat zitten, hoe moeilijker het voor hen wordt om zich verder te ontwikkelen. Het is een stukje professionaliteit dat je op dat moment moet hebben.”
BEZORGD | 07
beschermen. Dus die afstand die we soms nemen is ook om ons zelf te beschermen.” Hoe voelen jullie je daarbij als ze tegen de grenzen schoppen? “In het begin was dat heel erg wennen. Je moet echt heel duidelijk zijn tegenover ze: dit mag wel en dit mag juist niet. Soms wil je helemaal niet zo streng en duidelijk zijn. Maar de kinderen hebben dat echt nodig. Je moet, vooral in het begin, daar echt een weg in vinden. En dat kan best frustrerend zijn. Je voelt je dan op sommige momenten echt een bitch. Maar als je je niet zo opstelt, dan is het hek van de dam. Als je vervolgens merkt dat de kinderen zich ontwikkelen doordat ze duidelijkheid krijgen, dan is dat echt zo leuk om te zien. Dat is het leukste van je werk.” Wat doet dat met je als je ziet dat ze daadwerkelijk vooruitgaan? “Dat doet heel veel met je. Het bevestigt dat je als pleegouder goed bezig bent. Die bevestiging heb je nodig om door te kunnen gaan met dit werk.” WEGENS PRIVACYREDENEN ZIJN DE NAMEN GEFINGEERD.
Duizendpoten in d “Hier! Moet je eens zien wat hier boven ligt! Kom dan, kom dan, kijk dan!” Nieuwsgierig loop ik naar de trap die schuin tegen het muurtje aanstaat. Met een grote glimlach tovert Peter een merelskelet tevoorschijn. Even ben ik met stomheid geslagen. Ik wist niet waar ik naar moest komen kijken, maar dit verwachtte ik in ieder geval niet. “Wooh, leg dat maar even terug waar je het vandaan hebt, Peter. En doe dat deurtje ook maar even dicht.” Het kost wat overredingskracht maar uiteindelijk is het deurtje ook echt dicht. Mijn eerste dag op een zorgboerderij, waar onder andere leerlingen uit het speciaal onderwijs en cliënten uit de geestelijke gezondheidszorg komen, voelt als begonnen. DOOR: ALJAN WASSENS
REPORTAGE Het mooiste aan mensen vind ik uniciteit. Je zult nooit mensen tegenkomen die precies gelijk zijn. De één houdt van vissen, de ander van vogels. De één houdt van Ajax, de ander heeft geen verstand van voetbal. De één wordt journalist en de ander gaat werken in de zorg. Voor een week lang was ik als een soort ‘Duo Penotti’. Ik had twee baantjes in één. Vijf werkdagen kreeg ik de kans om mee te lopen op een zorgboerderij. Hoe verder die tijd van je af komt te staan, hoe mooier de tijd lijkt, want mooi was het. Een zwaluwskelet zie ik niet elke dag, sterker nog, dit was denk ik mijn eerste ooit. Het is geen enkel probleem als het ook bij deze ene keer blijft. Het skelet is wel de aftrap voor een bijzondere week. Een afwisselende week waarin je niet alleen leert over de mensen die je tegenkomt op een zorgboerderij maar misschien nog wel meer over jezelf. Een vaak gehoord cliché is dat mensen door een achtbaan vol emoties heen zijn gegaan. Zoiets was het ook, maar dan meer een achtbaan vol verschillende banen. Werken op een zorgboerderij is voor een duizendpoot.
Klusjesman De week is al wat gevorderd, niemand kijkt meer op van mijn aanwezigheid. Niemand, noch de deelnemers noch de werknemers, heeft er moeite mee mij aan het werk te zetten. Of ik wil helpen met het in elkaar zetten van een krukje. Mijn enige ervaring met bouwen is een kast van een bekend Zweeds meubelconcern in elkaar zetten. Dat mij dat lukte met
mijn twee linkerhanden, vervult mij nog steeds met trots. Met goede moed begin ik samen met Dave aan het krukje, dat op dat moment nog niet veel meer is dan vier latjes en een breed plankje dat de bovenkant moet vormen. Het krukje is een belangrijk project, want het komt in zijn nieuwe kamer te staan. De latjes zijn net te dun om een spijker in te slaan, komen we na een halfuurtje achter. Het latje splijt in tweeën of valt uiteen zodra we ook de andere latjes proberen te bevestigen. Hoe verder je in zo’n project komt, hoe belangrijker het voor de deelnemer wordt. Maar niet alleen voor de deelnemer, het moet opeens het mooiste krukje van het noordelijk halfrond worden. Uiteindelijk besluiten we, na meerdere misgelopen pogingen en wat adviezen van een begeleidster, dat lijmen de ideale oplossing is voor het krukje. Aan lijmen zit echter één nadeel, je moet wachten.
Tuinman Het blijkt in die week de laatste dag te zijn dat Dave aanwezig is en daar wringt een schoen. Zijn krukje was inmiddels namelijk ons krukje geworden. Met een sip gezicht vraagt hij mij hoe dat nu verder moet. Dat is een goede vraag, hoe moet dat nu verder? Blijkbaar ben ik naast klusjesman ook nog een mentor. Gelukkig redt een begeleidster mij weer, zij zal volgende week het krukje met hem afmaken. Eerder die week leerde ik ook al over de tuinbouw van Dave. Hij was even wat kruiden aan het verplaatsen naar de kas. Of ik toevallig wist welke kruiden uit de tuin er nog meer heen konden. In werkelijkheid BEZORGD | 08
kan ik onkruid en een lelie bij wijze van spreken nog niet onderscheiden. Gelukkig was ook hier hulp beschikbaar en samen hebben we de hele kruidentuin in de kas geplaatst, waar Dave vol passie vertelde over zijn eigen pot met een speciaal soort zaad dat hij had geplant. Prachtig om te zien hoe iemand daar mee om kan gaan. Ondertussen was ik gepromoveerd tot klusjesman/mentor/tuinman.
Boer Een van de ochtenden werd mij aangeraden om eens met Kees mee te lopen die dag. Kees had ik de hele week al wel zien kijken naar mij maar ik had hem nog niet horen praten. Ik was benieuwd of dat überhaupt wel zou gebeuren. Kees is één van de meest zelfstandige deelnemers van de dagbesteding op de zorgboerderij. Hij weet welk werk hij moet doen en doet dat met volle overgave. Samen controleren we, op een ver naar achter gelegen weiland of het hek nog intact is, zodat de koeien blijven op de voor hen bestemde plek. Tijdens het gesprek blijkt Kees op zaterdagen vaak te helpen op een boerderij. De dochter van die boer zat bij mij op de middelbare school, dus vanaf dat moment kan ik niet meer stuk. De (tegenover)buurman kwam stro brengen en liet tussen neus en lippen door weten dat hij snel weer terug moest zijn, want er zouden kalfjes geboren worden. Dat was koren op de molen voor Kees. Vol passie vertelt hij over de zaterdagen die hij helpt op de boerderij en dan vooral bij de koeien. In hem komt het plan op om de boer te helpen bij de
de zorg
bevalling. Dat ik aanwezig ben is in dit voorval voor hem alleen maar gunstig, hij kan niet wachten om mij te laten zien hoe goed hij met die koeien om kan gaan. Omdat deelnemers alleen van het erf af mogen met begeleiding, trekken wij met toestemming allebei een fluorescerend hesje aan. Dat gaat even later, als ons klein geheimpje, weer uit omdat de koeien schrikken van de kleur. De boer kent Kees aardig en laat hem meehelpen bij de bevallingen. Terwijl Kees geniet, zie ik armen dieper in een koe gaan dan misschien goed voor mij is, wat overigens ook geldt voor de hoeveelheid bloed die ik uit een koe zie komen. Kees lijkt het niets te deren en hij vertelt honderduit over hoe tof hij het vindt. Voor mijn gevoel ben ik ondertussen klusjesman/ mentor/tuinman/boer.
Duizendpoot Prachtig is het om te zien dat bij iedereen een andere aanpak helpt. Dave heb ik vooral veel gevraagd, zodat hij vol trots zijn kennis over alle kruiden met mij kon delen. Met Kees was het veel meer een gesprek waarin ik bevestigend en ondersteunend antwoordde op de vragen die hij voor mij had. Waardoor hij ook vurig zijn verhalen deed over wat hij meemaakte. Bij Peter hoefde ik alleen maar te luisteren of te corrigeren, soms tot in het eindeloze. En dat zijn nog maar een paar voorbeelden. Hans was juist erg van het grappen en wist heel goed wat hij wilde. Ik zal nooit vergeten dat ik de volgende zin hoorde: “Dat bint geen grapp’n, dat bint streek’n. Dat bint geen streek’n, dat bint provincies.” Zelfs op het gebied van taal leerde ik bij.
Ik besef dat ik, doordat ik er maar een week was, vaker van deelnemer heb ‘gewisseld’ dan de vaste begeleiders normaal doen per dag. Maar de diversiteit aan mensen waarmee je werkt is fascinerend. Zoveel schakelen op een dag, zoveel verschillende soorten beroepen die je allemaal een beetje moet beheersen. Zo mocht ik de laatste dag Dick helpen met het maken van een hamer. Vanuit een dik stuk hout gingen we samen een steel voor zijn eigen hamer maken. Om de paar minuten hoorde ik één van de door mijzelf uitgesproken zinnen terug: ‘Wat wordt het mooi hè!’ De glinstering in zijn ogen toen ik hem liet zien hoe mooi rond zijn steel werd, is niet op papier te vatten. Kinderlijke verwondering en adoratie voor zijn eigen kunstwerk. Op dat moment voel je je geen vreemdeling als journalist, je voelt je helemaal geen journalist. Je bent een geadopteerde duizendpoot op een zorgboerderij. Het afscheid kon eigenlijk niet mooier. Een keer in de maand is er een gezellige middag, waar de ouders van de deelnemers worden uitgenodigd voor een kop koffie en een bijbehorende versnapering. Ondertussen wordt er onder meer druk gesjoeld en gepraat. Terwijl ik in de keuken de vaatwasser sta te vullen, jazeker huisman is ook één van mijn beroepen, hoor ik mijn naam door de ruimte schallen. Ik moet komen. “Waarvoor moet ik komen, zeg het eens?” “Nou, de punten moeten nog bij elkaar worden opgeteld, dat moet jij even doen.” Kwamen die duizend poten aan het einde van de week perfect van pas. Ik had er net genoeg om de punten op te tellen. Aljan Wassens. Huisman/mentor/tuinman/boer/ klusjesman. Duizendpoot.
BEZORGD | 09
‘‘We streven ons doel INTERVIEW
Interview met Isabelle Dekker, clustermanager bij zorginstelling Omega. Zij is verantwoordelijk voor de zorg op de locaties van Omega, maar ook bij individuele trajecten. Het gesprek gaat over de niet zo vlekkeloze overgang van de huidige situatie naar de WMO, de frustratie ten aanzien van de gemeenten en het zelf werken met hulpbehoevenden. DOOR: RUBEN MIDDELVEEN Isabelle zat eerder in de commerciële wereld, maar stapte over naar de zorg. En daar is ze nog altijd zeer blij mee. Als bedrijfsleider in een tuincentrum kwam ze voor het eerst in aanraking met WA-jongeren. Een jobcoach benaderde de bedrijfsleidster van een tuincentrum met de vraag of er jongeren bij haar geplaatst konden worden. ‘’Er kwam er een, en toen nog een’’, glimlacht ze. Het werken met zorgbehoevende jongeren beviel tot haar eigen verbazing ontzettend goed. Na zeven jaar in het tuincentrum aan de slag te zijn geweest maakte Isabelle de switch naar de zorg. Ze besloot voor zichzelf te beginnen. Als zzp’er kreeg zij van de gemeente Dronten de opdracht om de jeugdwerkloosheid te bestrijden.
Zo kwam zij in contact met jongeren die hun opleiding wegens verschillende redenen niet hadden afgerond. Het verzoek van de gemeente was duidelijk: zet ze weer aan het werk of zorg dat ze terug naar school gaan. De uitvoering bleek echter moeilijker. ‘’Als je in gesprek gaat met jongeren, blijkt er vaak van alles aan de hand te zijn. Het plaatsen van iemand bij een bedrijf wilde nog wel, maar dan zag je ze na een halfjaar weer terug.’’ Ze zag dat er iets fout ging maar kwam kennis te kort om te weten hoe en wat precies. Daarom volgde Isabelle de deeltijd opleiding SPH op Hogeschool Windesheim. Voorwaarde was om bij een erkend leerbedrijf in de zorg mee te lopen. Dat was Begeleid Werken BV, dat later werd overgenomen door zorginstelling Omega. Daar werkt ze met plezier in een ‘mooi en afwisselend’ team met zorgverleners. Als clustermanager is ze verantwoordelijk voor alle zorg die Omega levert op de dagbestedingslocaties en bij individuele trajecten met cliënten. ‘’Er zit enorm veel loyaliteit, passie en drive in ons team.’’ De zorg moet straks meer vanuit de omgeving van zorgbehoevenden komen. In hoeverre kun jij je vinden in die gedachte? ‘’In die gedachte kan ik mij vinden. Ik denk dat het stelsel wat wij hadden in Nederland aan verandering toe was. Even heel zwart wit gezegd: mensen die hulp nodig hadden, gingen achterover zitten zo van, en nu heb ik recht op hulp. Het maakte mensen
BEZORGD | 10
l voorbij’’ afhankelijk. Ik geloof er in dat mensen voor een deel een eigen verantwoording hebben. Maar als het gaat over mensen met een beperking, dan heeft het hebben van een eigen verantwoording een grens. Een grens in wat ze daarin wel of niet kunnen.’’ ‘‘De manier waarop de regeling wordt ingezet maakt enorm veel slachtoffers. Het treft mensen die daadwerkelijk de ondersteuning nodig hebben. En dat is altijd wel met een overgang van een regeling, maar doordat deze zo breed is en ontzettend veel doelgroepen treft, denk ik dat we het doel voorbij streven.‘’
‘‘Het is een uitdaging om te achterhalen waar mensen hun talenten liggen’’ ‘‘Maar de mensen met een dagbestedingsindicatie of ambulante ondersteuning gaan naar de gemeenten. Dat komt onder de WMO te vallen. En daar gaan absoluut slachtoffers in vallen. Dat komt doordat de gemeenten niet voorbereid zijn op wat er gaat gebeuren. Als zorgorganisatie moet je met elke gemeente aparte afspraken maken. Dat wordt zo’n wirwar, dat je nu al weet dat er cliënten zijn die tussen het wal en schip gaan raken.‘’ En wat doet dat met jou? ‘‘Daar word ik heel boos om. Je gaat kijken naar wat wél de oplossingen zijn. En wat voor creativiteit je daarin kunt tentoonspreiden, waardoor het wel gaat lukken. Maar op een gegeven moment ben ik gestopt met het aan tafel zitten bij gemeentes om mee te denken over de transitie naar de WMO. Ik heb in grote en kleine groepen aan tafel gezeten om daarin mee te denken, maar dat frustreerde mij heel erg.’’ Wat frustreerde je precies dan? ‘‘Het feit dat je aan tafel zit met mensen die totaal niet weten waar ze het over
ik bezig ben met hogere wiskunde. Je moet gewoon net even met een andere bril op kijken.‘‘ Waar haal je nu je energie uit?
hebben. Dat er dingen worden geroepen als: ‘De keuzevrijheid voor deze mensen, voor de cliënten, is te duur’. Dat was letterlijk wat ze bij de gemeente Lelystad zeiden. En dat waren mensen die bij het Wet Sociale Werkvoorziening bedrijf werkten. Die hebben straks een grote vinger in de pap als het gaat over de WMO en over de arbeidstoeleiding. Als je dan letterlijk zegt: ‘Deze mensen, mensen met een beperking, gaan geen keuze hebben in hoe hun dag invulling eruit gaat zien, die moeten maar gewoon doen wat er gezegd wordt’. Dat gaat enorm tegen de waarden en normen in over hoe we met elkaar omgaan. Je gaat iemand niet dwingen.’’ Even terug naar de periode voor Omega. Hoe was het om hulpbehoevenden direct te helpen? ‘’Ja leuk!’’ Vertel... ‘’Het feit dat je in contact komt met veel mensen is leuk. Ik vind het altijd een uitdaging om te achterhalen waar mensen hun talenten liggen. Je leert in gesprekken mensen kennen en dan ga je kijken van: ‘Goh, die is daar goed in en die is daar goed in. Dus als je op dat plekje zou zitten, zou je daar als beste tot je recht komen’.’’ Het maken van matches dus? ‘’Ja. En dat is wat ik in feite bij het reintegratiewerk ook heb gedaan. Kijken waar iemand z’n talenten liggen in plaats van kijken naar wat de onmogelijkheden zijn. Wat ik ook ontzettend leuk vond was om met die werkgevers in gesprek te gaan. Over wat iemand nou nodig heeft. Of dat een werkgever belt en vertelt dat hij iemand had lopen en dat het niet goed ging. Dan ga je er heen, met allebei babbelen, op de werkvloer kijken en dan een analyse maken van wat er fout gaat. Hoe kun je dat oplossen?’’ Je gaat om tafel met de werkgever en de cliënt. Er komt wat uit. Stel het is een succes, wat doet dat met je? ‘’Ja, dat is kicken. Ik kan daar echt mega veel energie van krijgen als het goed uitpakt. Soms zijn het zulke simpele, tactische dingen. Ik heb niet het gevoel dat BEZORGD | 11
‘’Ervoor zorgen dat m’n team goed draait. Door daar te kunnen ondersteunen waar nodig is. Dat is wel heel belangrijk. En door op de locaties contact te onderhouden met de cliënten. Gisteren was ik in Almere bij Dynamiek (dagbestedingslocatie, een atelier, red.). En dan doe ik een rondje en zeg ik iedereen gedag. Dan zeg ik tegen iemand: ‘Meid, ik heb je foto’s gezien van je nieuwe huis, gaaf joh’. Dat gaat over erkennen. Het zijn hele kleine dingetjes, maar zij heeft dan wel het gevoel van: ‘Ze weet het’.‘‘ De financiële kant speelt een grote rol binnen de zorg. Je komt het in de dagelijkse praktijk tegen. In hoeverre houd jij rekening met de financiële kant?
‘‘Laten we eerlijk zijn. Het is spannend. We weten niet wat er na 1 januari gaat gebeuren’’ ‘’Meer dan in voorgaande jaren. Je houdt rekening met de intakes voor de nieuwe cliënten. We kijken nadrukkelijk naar wat voor indicatie diegene heeft. Is dat een indicatie die WMO proof is? Wij zijn open en eerlijk tegenover de ouders, verzorgers en begeleiders die er bij zitten, omdat het ook hun risico is. Ik kan niet zeggen: ‘We hebben een leuke plek, daar zou je hartstikke goed passen’. Dan zeg ik dus: ‘Joh, laten we eerlijk zijn. Het is spannend. En we weten niet wat er na 1 januari gaat gebeuren’.’’ Maar zijn hulpvraag verandert niet... ‘’Nee maar ik help hem ook niet door te zeggen ‘kom maar’ en op 1 januari moet ik zeggen ‘sorry’. Je kunt daar beter van tevoren duidelijk en helder over zijn. En het is niet zo dat alle dagbesteding van de kaart verdwijnt. Het is de vraag of het alleen maar met een indicatie dagbesteding bij ons kan blijven. Wij lopen bij onze locaties niet zoveel risico omdat wij daar al twee jaar bezig mee zijn. De indicaties bij onze cliënten zijn complete zorgzwaartepakketten. Die gaan niet zomaar over naar de gemeente.’’ Wat doet dat met jou, als je zo’n boodschap moet overgeven? ‘’Het gaat mij vooral om eerlijkheid.’’
Zo snel mogelijk terug de
Kettingen spannen, fietsen oppoetsen en kleine reparaties uitvoeren. Het zijn de werkzaamheden die de ‘assistent-fietsenmakers’ bij FlevoFiets verrichten. Zorginstelling Omega heeft hier ongeveer tien cliënten met verschillende indicaties rondlopen die zich nuttig maken in een commerciële onderneming. Zij worden ondersteund door zorgverleners, zodat ze goed kunnen functioneren in de fietsenwinkel. DOOR: RUBEN MIDDELVEEN
REPORTAGE Het is vroeg. Ik klop een aantal keer op de deur. Op de open plaats, achter de fietsenwinkel, zie ik een drietal mannen met elkaar praten. Er loopt er één naar de deur en doet hem open. ‘‘Goedemorgen’’, verwelkomt hij mij. Eerst maar eens een bak koffie. Eén voor één druppelen de medewerkers binnen. Allemaal op tijd. Een jongen van rond de twintig heeft zijn haar er het afgelopen weekend
rigoureus afgeschoren. Voor het weekend had hij een afro, maar nu past hij perfect in het plaatje bij FlevoFiets. De drie fietsenmakers hebben namelijk allemaal korte koppen. Vandaag loop ik een dag mee bij FlevoFiets. Een fietsenwinkel en sociale werkplaats voor jongeren met een fysieke of geestelijke beperking, zoals lichte autisme.
BEZORGD | 12
maatschappij in De cliënten van zorginstelling Omega besteden op een nuttige manier hun dagen. Al worden ze hier absoluut geen cliënten genoemd, verzekert Johan, bedrijfsleider van FlevoFiets, mij. ‘‘Wij zien ze als gewone medewerkers.’’
gesprek af: ‘’Voor reguliere fietsenmakers is het zaak om zo snel mogelijk een fiets te repareren, zodat ze bezig kunnen met het volgende. Wij hebben tijd om meer service rondom een fiets te leveren, dankzij onze medewerkers.’’
“Hij moet eerst zijn verhaal doen, dan kan hij lekker werken’’
Het zijn gewone medewerkers, maar hebben wel begeleiding nodig vanuit de zorg. Het zijn jongens of meiden die een net iets andere jeugd hebben gehad dan hun leeftijdsgenoten door een eigen beperking of door hun omgeving. Daardoor kunnen ze niet altijd op eigen benen staan. De één reageert net weer anders dan de ander en voor iedereen is een verschillende aanpak nodig. Eén van de medewerkers heeft soms dwangmatige handelingen. Vandaag valt het met de dwangmatige handelingen mee. Er komt een fietsenmaker naar mij toe terwijl ik in gesprek ben met David. De fietsenmaker is duidelijk en vertelt ons dat wij verder moeten met onze taken: ‘’Anders blijft hij praten.’’ David heeft de behoefte om over zijn privésituatie te praten tegen iedereen die het maar horen wil.
De fietsenwinkel heeft vier werkplekken. Daar kunnen de medewerkers fietsen repareren. Daarnaast heeft ook altijd iemand facilitaire dienst. Deze dienst zorgt dan voor de koffie, houdt de winkel schoon en voert andere klusjes uit. Vandaag zit Johan met twee medewerkers vooral veel in de FlevoFiets bus. Ze halen nieuwe fietsen op en voeren onderhoud uit bij een aantal fietsen in een natuurgebied bij Lelystad. Eenmaal aangekomen bij het natuurpark, blijken de fietsen er niet te staan. En dat terwijl duidelijkheid en structuur belangrijke speerpunten bij de fietsenwinkel in Emmeloord zijn. Peter, één van de twee ‘passagiers’, vindt het niet erg: ‘’Vandaag was echt een chille dag. Ik heb alleen maar in de bus gezeten’’, lacht hij.
Structuur is alles
Het zorgverlenen
Als het bijna pauze is, wordt er aangegeven van hoe laat tot hoe laat het pauze is. Op die manier weten de medewerkers waar zij aan toe zijn. Als dit niet duidelijk is, zorgt dit voor onrust en loopt het niet lekker in de winkel. De assistentfietsenmakers voeren daarnaast reparaties en onderhoudsbeurten uit aan de hand van strikt geformuleerde stappenplannen. ‘’Het moet wel goed zijn wat je repareert, anders heb je binnen de kortste keren iemand weer voor de deur staan. En je moet er niet aan denken dat iemand van z’n fiets valt omdat iets niet goed gemaakt is’’, vertelt bedrijfsleider Johan. Een flinke verantwoordelijkheid die de heren vandaag op zich nemen.
Zorgverlener Hanneke begeleidt namens Omega de jongeren op deze werkplek. Elke medewerker vereist een andere aanpak en ze heeft met iedereen weer andere afspraken. Elke ochtend, voordat David aan het werk gaat, heeft ze bijvoorbeeld een gesprek met hem. ‘’Hij moet eerst altijd zijn verhaal doen, voordat hij lekker rustig aan het werk kan.’’ Als iemand niet lekker in zijn vel zit, slaat dat over op de anderen op de werkplaats. Hanneke gaat het gesprek aan en zorgt daarmee voor rust op de werkplaats.
Meer service Het loopt goed bij FlevoFiets. ‘’Dat komt omdat wij, in tegenstelling tot een normale fietsenwinkel, een stuk meer service kunnen bieden’’, vertelt Johan vol passie. Er loopt een oudere man de winkel binnen, Johan stapt direct op de man af. Als hij klaar is met de man maakt hij zijn
Wat opvalt, is de veilige sfeer die heerst in de winkel. De medewerkers kunnen zichzelf zijn. Er is ruimte voor humor. De drie fietsenmakers hebben geen van allen een zorgachtergrond, maar gaan ontzettend goed om met de medewerkers. Al is het geen opvang, maakt fietsenmaker Yaniv duidelijk.
BEZORGD | 13
Ron komt even niet verder met het spannen van de ketting. Een technisch lastig verhaal blijkt, want hij krijgt het achterwiel niet meer recht. Hij vraagt aan Yaniv of het wiel in het midden zit. Die antwoordt: ‘’Ik ga het niet voor jou doen. Je doet het nu al een jaar. Wat vind jij?’’ Er valt een korte stilte. ‘’Zet hem in het midden, dan kom ik kijken.’’ Het kost even wat moeite, maar de heren komen er uit. Het achterwiel staat recht, de ketting is gespannen.
‘‘Je zorgt ervoor dat je er samen uitkomt’’ ‘’Het goede aan Ron is dat hij durft te vragen’’, vertelt Yaniv. ‘’Soms komt een medewerker niet verder met een fiets. Dan gaat de fiets tegenstaan en lukt niets meer. Je legt het andere werk naast je neer en zorgt er samen voor dat je er uitkomt. Je helpt, maar laat hem het werk zelf wel doen. Daar kan veel tijd in zitten’’, legt hij op rustige toon uit.
Mevrouw, kan ik u helpen? Iedereen werkt met plezier in de fietsenwinkel. Ze leren hier communicatieve vaardigheden. ‘’Eerder, als hier iemand binnenkwam, mompelden onze medewerkers wat of was het vaak alleen ‘tjo’. Dat kan natuurlijk niet’’, vertelt fietsenmaker Date. ‘’Als er nu iemand binnenkomt kan iedereen diegene in principe te woord staan. ‘Goedemorgen mevrouw, kan ik u helpen?’ is het dan.’’ Naast de communicatieve vaardigheden zorgt de dagbesteding voor structuur en veiligheid voor de cliënten van Omega. Als straks de WMO zijn intrede doet, kan dit zomaar anders zijn. Er wordt dan flink gekort op het zorgbudget door de Rijksoverheid. Zorginstellingen worden gedwongen zich te innoveren om dezelfde zorg te kunnen blijven leveren. Omega pakt dit slim aan. Naast dat FlevoFiets een dagbestedingslocatie is voor zorgbehoevende jongeren, is het een commerciële onderneming. Het is daarmee een voorbeeld van hoe de beoogde participatiemaatschappij er uit kan zien.
“Ik voelde me al schuldig b het eten van een broodje” INTERVIEW
bij
“Mijn hart heeft altijd gelegen bij het helpen van mensen. Dat komt niet alleen vanuit mijn opvoeding, al hebben mijn ouders mij dit altijd meegegeven. Nee, mijn geloof speelt hier ook een grote rol. Het helpen van de medemens is een belangrijk punt. Het maakt mij sterker als mens. Als je je niet lekker voelt, kijk je naar de mensen die het minder hebben dan jij. Dan besef je dat het bij jou zo slecht nog niet gaat.”
Mina el Moussaoui (27) werkt sinds 11 augustus als kinder-/jeugdwerkster in het wijkcentrum van Holtenbroek. Ze heeft hiervoor de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming afgerond. Holtenbroek is een multiculturele wijk, iets wat Mina meteen aantrok. Ze vindt het belangrijk om verschillende culturen te leren kennen en de manier van opvoeden hierin terug te zien. Als kinderwerkster gaat Mina veel de wijk in, om te kijken wat de mensen in Holtenbroek nodig hebben. Het mooie aan vraaggericht werken vindt ze het kijken bij de mensen thuis. “Nu zie je hoe zij hun vrije tijd invullen wat er echt leeft onder de mensen.” DOOR: MICHELLE VAN DER MOLEN Als studente had Mina niet het idee om aan de slag te gaan in het welzijnswerk. Ze begon met een opleiding Economie en kwam pas in aanraking met de zorg door haar opleiding als doktersassistente. Een hele ommekeer. Het stukje ‘mensen helpen’ kwam hier voor het eerst om de hoek kijken. “Ik kwam erachter hoe graag ik dat wilde, mensen helpen. Ik wilde het alleen in een andere setting, dus niet als mensen ziek waren.” Daarom begon Mina aan de opleiding Culturele en Maatschappelijke vorming. Ze wilde graag aan de slag met jongeren, de doelgroep die haar het meeste aansprak. Ze zocht een stage in jongerenwerk, maar haar stagebegeleidster vond het een leuker idee om te beginnen bij een stage in het kinderwerk. Op die manier kon ze alle doelgroepen doorlopen. Dit werd beschouwd als een manier van opbouwend werken. “Ik wilde echt niet met kinderen werken, daar had ik gewoon niets mee. Ik zag mezelf niet als juffrouw. Maar in het kader van opbouwend werken, prima. Tijdens mijn stage zag ik de jongeren in hetzelfde pand en dacht ik: ‘Wil ik daar later mee werken?’ Nou, echt niet. Uiteindelijk heb ik dit tijdens mijn stage nog wel gedaan, maar kwam ik er achter dat het me niet lag.” “Op dat moment besefte ik wat ik eigenlijk wilde. Met kinderen werken. Ik vond het verrassend leuk. Kinderen zijn heel erg onverwachts. Ze waarderen het zoveel, wat je voor ze doet. Je merkt dit gewoon aan ze wanneer je bepaalde dingen met én voor hen organiseert. De glimlach die op hun gezicht verschijnt op het moment dat er wat voor hen wordt gedaan. Dat geeft mij voldoening. De kinderen in Rotterdam speelden vaak buiten, alleen. Ouders aan het werk. Alleenstaande moeders die veel weg zijn om het gezin draaiende te houden. Door de dingen die wij organiseren hebben de kinderen eindelijk wat te doen in hun vrije tijd. Dit heeft mij doen besluiten om kinderwerkster te worden.”
Sinds een paar maanden werkt Mina als kinderwerkster in Holtenbroek. En dat is een hele andere ervaring dan in Rotterdam, de plaats waar zij werkte voordat ze naar Zwolle verhuisde. Hoewel de inwoners van Holtenbroek er vast niet altijd hetzelfde over denken, vindt Mina de wijk rustig vergeleken met Rotterdam. “In Rotterdam voelde ik me al schuldig bij het eten van een broodje. Er waren kinderen die me hongerig aankeken, wanneer ik een hap nam. Ik nam dan ook vaak dingen voor hen mee. Je verbaast je erover hoeveel armoede er heerst in Nederland. Veel mensen weten dat niet. Hier in Holtenbroek worden er ook wel kinderen zonder broodtrommeltje naar school gestuurd, maar het is niet zo erg als in Rotterdam.” “Ik werk hier nog maar net, dus ik weet nog niet genoeg over de problemen die hier spelen in Holtenbroek. Armoede heerst overal. Het is belangrijk om goed te communiceren met de ouders, wanneer je bijvoorbeeld merkt dat er kinderen zonder eten naar school gaan. Je komt er niet alleen achter door een kijkje te nemen op de scholen, het is vooral belangrijk om contacten te onderhouden met de buurt. Door te praten met de mensen kom je te weten wat voor problemen er spelen.” De manier van werken binnen het welzijnswerk is de afgelopen tijd constant aan het veranderen. Het gaat hier niet alleen om de hoeveelheid geld dat er aan welzijn wordt besteed, maar ook de manier waarop het welzijnswerk vorm krijgt. Waar eerder aanbodgericht werd gewerkt, wordt er nu binnen het wijkcentrum gekeken naar vraaggerichte zorg. “Ik moet de wijk in om te kijken wat er speelt. Naar mijn idee een goede ontwikkeling, want zoals ik al zei worden problemen pas zichtbaar door met mensen te praten. Het wordt op deze manier veel actiever. Het is ook mooi om te zien dat wijkbewoners bij elkaar komen, nu er naar hun problemen en ideeën geluisterd wordt. Het gaat in mijn werk vaak om groepen, maar zeker ook om het individu. Het werk wat ik doe is heel breed.” “Het belangrijkste vind ik de band tussen ouder en kind. Mijn doel is dan ook om ervoor te zorgen dat het opvoedklimaat binnen een gezin goed is. Maar het heeft tijd nodig voordat mensen je vertrouwen. De signalen die je oppikt zijn bepalend. Zoals het kind dat zonder broodtrommeltje naar school gaat. Om dit werk te kunnen doen is een open houding van belang. Het is belangrijk dat de mensen jou weten te vinden, wanneer dit nodig is. Je moet vrij toegankelijk zijn om dit werk te kunnen doen. Het is goed voor de vertrouwensband om je aan te passen aan je omgeving, waar je je als kinderwerkster op dat moment bevindt.” “Of ik mijn kinderen later dezelfde normen en waarden aanleer, die ik nu bespreek met de kinderen in Holtenbroek? Ik weet het niet, ik heb nog geen kinderen. Weet je wat het is? Je weet het heel vaak te vertellen. Wat mensen moeten doen. Maar ik denk dat je regeltjes verwateren wanneer het om je eigen kinderen gaat. Je wilt jouw kinderen natuurlijk alles geven. Je moet bij de ouders uit de buurt dan ook niet met kant-en- klare oplossingen komen. Je moet naar ze luisteren, er samen uit komen.”
BEZORGD | 15
Lieve Thomas, Het is me toch wat in die zor g. Of niet dan? Ik dacht, laat ik eens lekker met een ouderwetse oneliner beginnen. Maar nu even serieus, ik ben laatst wel behoorlijk geschrokken. Om de zoveel zat erdagen haal ik, samen met mijn vader, een demente man op uit een verzorgingshuis om hem naar het voetbalveld te brengen. Of hij nog veel van de wedstrijd ziet weet ik niet, maar die man is er in ieder geval even uit. De wedstrijd van de desbetref fende zaterdag werd om 18.00 uur gespeeld in plaats van het gebruikelijke 14.30. Dat was keurig doorgegeven aan de verzorgers van de man. Maar wat bleek, op het moment dat wij de man kwamen halen, was hij nog helemaal niet kla ar. De enige zorgverlener die aanwezig was, tot mijn gro te verbazing, was een uitzendkracht. De beste jongen wist niet eens waar de man woonde en dacht dat de wed strijd een half uur later begon. Kan een keer gebeuren zou je denken, maar toen we de man later die avond terugb rachten werd het er niet veel beter op. Rond 20.00 uur brachten we de man weer naar binnen. De uitzendkrach t heette ons welkom en vroeg of de man nog wat wilde drinke n. “Nou een kopje koffie gaat er nog wel in”, zei hij . Volgens de uitzendkracht was dit niet meer mogelijk, dat kon maar tot half acht. Toen ik dat hoorde, zakte mij n kin tot ver over mijn knieën. Ik snap dat er momenteel ove ral op bezuinigd moet worden , maar volgens mij kan dit noo it de bedoeling zijn. Daarom wil ik je om een gunst vragen . Mocht ik later, over laten we zeggen een jaartje of 65, nou een belletje doen en jou vragen of je een fles cola wil t komen brengen. Wil je dat dan alsjeblieft doen? Volgen s mij kun je me op dat moment niet gelukkiger maken. Liefs, Aljan
BEZORGD | 16
Beste Aljan, In jouw brief uitte jij je zorgen over de bezuinigingen in de zorg. Je hebt met je eigen ogen gezien dat een demen te man geen koffie meer mocht hebben, omdat de dienst van de zorgverlener er alweer op zat. Hoe is het mogelijk. De zorg is te zakelijk geworden. Ze vergeten de mens waarom het eigenlijk allemaal draait. De zorgontvanger dus. Je bent niet de enige die het merkt in de praktijk. Deze week belde ik met een medewerkster van Philadelph ia. Zoals je misschien wel weet gaan er veel ontslagen vallen binnen deze organisatie. Vorig jaar werd het beken d dat er 900 banen zullen verdwijnen. Nu, bijna een jaar later , heerst er nog steeds dezelfde onrust. Volgens de medew erkster zullen er vanaf volgende week weer nieuwe personen ingewerkt worden. Het loopt er vol van stagiaires. Bezui nigingen in volle gang. Naarmate ik me meer verdiep in de zorg blijft dezelfde vraag bij me opdoemen. Waar gaan we heen met de zorg? De zorg ontvangende persoon moet centraal blijven staan, ongeacht de bezuinigingen op welk vlak dan ook. Natuurlijk snap ik dat er gesneden moet worden in budgetten, maar kwali teit gaat boven kwantiteit. Laat dat de hoofdgedachte zijn. Zo, dat moest ik even kwijt. Het klinkt allemaal als ĂŠĂŠn grote bak ellende. Gelukkig is er ook nog een andere kant. Ik heb gehoord dat jij die andere kant van dichtbij gaat meemaken volgende week. Waar ga je dat doen Aljan?
Succes volgende week! Groetjes, Thomas
BEZORGD | 17
“Ik doe gemeen tegen andere kinderen, zodat ze niet gemeen doen tegen mij” REPORTAGE
“Als iemand me pijn doet, heb ik nu tenminste een katapult.” Het kleine meisje vertelt het rustig, terwijl de lijm die ze gebruikt langzaam over het tafelkleed heen druipt. Niet dat dat erg is, daar is een tafelkleed immers voor bedoeld. “Ik maak er ook eentje voor mijn broertje, goed juf? Dan kunnen ze hem ook niet meer pesten.” Ik kijk schuin naar Mina, de kinderwerkster met wie ik deze week meeloop. Die staat op en roept de kinderen tot de orde: “Jongens, we zijn hier niet om katapulten te maken. Er zijn nog zoveel andere mooie dingen die jullie kunnen maken.”
Het wijkcentrum Holtenbroek organiseert verschillende activiteiten voor kinderen uit de buurt. De kinderen komen op vrijwillige basis. Het is niet alleen bedoeld om ze bezig te houden, maar ook om hen spelenderwijs verschillende normen en waarden bij te brengen. Het is de bedoeling om op deze manier een veilig speelklimaat te creëren. DOOR: MICHELLE VAN DER MOLEN
Ik voel me lichtelijk schuldig, omdat ik degene ben die de kinderen hielp met het maken van een katapult. Ik zat al helemaal in mijn rol als kinderwerkster, maar vergat even dat ik Journalistiek studeer. Dat is natuurlijk heel wat anders. Ik ben geen juf, zoals het meisje van de katapult me al noemt. Ze kwam die middag verlegen binnen en ging zitten zonder iets te zeggen. Pet over haar ogen heen, blik naar beneden. Armen over elkaar en de beentjes wild heen en weer slingerend. Haar leeftijdsgenoten sprongen opgewekt heen en weer. Eén keer in de week mogen ze naar het knutseluurtje, georganiseerd door het wijkcentrum in Holtenbroek. Een uur waarin ze zich helemaal kunnen laten gaan.
BEZORGD | 18
Eén van de stagiaires knielt naast het meisje neer. Het is haar ook opgevallen dat het kind er zo rustig bij zit. Zelfs nu de knutselspullen op tafel worden gezet, houdt ze de armen stevig over elkaar. De andere kinderen springen als hongerige hyena’s op de bakken af. “Ik heb ook dozen met kralen, dan kunnen jullie zelf een ketting maken”, zegt Mina. De ogen van de drie meisjes naast me beginnen te glinsteren bij het zien van de verschillende kleuren. “Wauw”, roepen ze in koor. Het touw om de ketting mee te maken hebben ze al in de hand. De stagiaire vraagt het meisje wat er aan de hand is. Het meisje blijft echter strak voor haar uit kijken. De stagiaire probeert het anders. Ze pakt een A4’tje,
waarop een octopus van wc-rolletjes staat afgebeeld. “Wil je deze maken? Dan kun je lekker knippen en verven.” Het meisje schudt drastisch met haar hoofd. “Deze dan, die is ook leuk? Kijk, het is een bloemetje van crêpepapier.” Nu er nog steeds geen geluid uit de mond van het meisje komt, staat de stagiaire weer op. Ze laat het kind alleen, ze wordt vanzelf wel wat losser. Ik zit tussen de kinderen in en bekijk het materiaal dat ze kunnen gebruiken. Er ligt een elftal aan scharen, potjes lijm en doosjes met glitters. Die zijn blijkbaar eerder al ontdekt, want de helft van de tafel is versierd met gouden en zilveren spetters. Ik moet oppassen dat ik van rechts geen groene verf op mijn broek krijg, want naast me zwaait iemand gevaarlijk met zijn kwast. Ik ontwijk een dikke klodder en leg uit dat je aan een beetje verf ook wel genoeg hebt. Het jongetje tegenover me komt op me af. “Juf, hoe heet jij? Was jij hier de vorige keer ook?” Ik schud met mijn hoofd van niet. “Maar ik ben er vandaag, vind je dat wel gezellig?” “Ja hoor, maar hierna ga ik voetballen.” Heerlijk duidelijk, die kinderen. Ik kan er niets aan doen, maar ik begin me te bemoeien met het stille meisje. Ik krijg medelijden, omdat ze als enige nog niet aan het knutselen is. Ik pak de glitters en schuif ze naar haar toe. “Misschien kun je hier wel iets moois mee maken, zal ik je helpen?” Haar ogen komen langzaam onder haar pet vandaan. “Ik wil geen glitters, ik wil een katapult maken.” Haar antwoord was waarschijnlijk dwars bedoeld, maar ik ben wel in voor een uitdaging. “Een katapult hè. Oké, dan gaan wij een katapult maken. Wat hebben we daar voor nodig?” Het meisje zit opeens rechtop. Haar blik gaat over de tafel heen, op zoek naar materiaal voor haar kunstproject. Ik zie cocktailprikkers liggen en schuif die naar haar toe. “Kijk, misschien kun je hier iets mee. Aan de overkant liggen elastiekjes, dan kun je ze samenbinden.” Ze probeert de prikkers uit, maar vindt het blijkbaar niets. Als een wijze wetenschapper schudt ze haar hoofd. Alweer. “Nee hoor juf, die zijn veel te dun. We hebben iets anders nodig.” Met haar handen gebaart ze wat dat ‘anders’ dan precies moet zijn. Ik pak de ijscostokjes. Die zijn wat dikker. Met een schaar doe ik haar voor hoe je een inkeping maakt, zodat het elastiekje er aan blijft hangen. Zij houdt de stokjes
vast, ik tape ze aan elkaar met heel veel plakband. Ze moet erom lachen. Dat doet me goed. “Ik heb voorgedaan hoe het moet, nu is het jouw beurt.” Ze kijkt me hulpeloos aan. “Juf, jij moet het doen. Ik kan dat niet.” “Natuurlijk wel, zeg ik. Jij kunt dat wel.” Geconcentreerd, net als de andere kinderen, begint ze aan haar katapult. Ze wordt enthousiast, nu ze merkt dat het haar zelf ook lukt. Ze tovert een kraal uit haar broekzak tevoorschijn. Je hebt geen idee wat kinderen allemaal in hun broekzakken verstoppen.
“Oh, maar ik ga wel schieten. Ik ga schieten op de kinderen die mij pesten” Terwijl ze haar katapult uitprobeert, leg ik uit dat je er niet mee mag schieten. Niet op levende dingen, in ieder geval. “Oh, maar ik ga wel schieten. Ik ga schieten op de kinderen die mij pesten.” Ik voel een steek in mijn hart. Het meisje deelt het mee alsof het een logisch iets is. Toch zie
BEZORGD | 19
ik de kwetsbaarheid. Ze voelt zich onveilig, daarom wilde ze een katapult maken. Ik zie dat Mina het heeft gehoord. Ze roept de rest van de kinderen tot de orde. Na afloop vraag ik Mina of ze wist dat het meisje wordt gepest. Ze had het nog niet eerder van haar gehoord. “Dit soort dingen maken we vaker mee. Kinderen vertellen het tijdens het spelen, omdat ze dan in een vertrouwde omgeving zijn. Als je er dieper op ingaat, haken ze af. Dit meisje is hier vandaag nog maar voor de tweede keer. Ik ben er net met opzet niet op ingegaan en er later op terug gekomen. Ze vertelde me dat ze op school gepest wordt. Nu is het mijn taak als kinderwerkster om hier werk van te maken. Als welzijnswerkers blijven we dit soort situaties goed in de gaten houden.” “De kinderen zitten hier niet op school, maar komen uit eigen beweging. Omdat ze zin hebben om te knutselen. Er zit niet s aan vast. Dat helpt hen om meer open te zijn. Je hebt tijd nodig om een vertrouwensband op te bouwen. Maar dit is geen doel op korte termijn, het is vooral belangrijk om de signalen op te pakken.” Mededelingen van kinderen, zoals deze, worden uiterst serieus genomen. De ouders worden op de hoogte gehouden over de vorderingen van het kind, en dus ook over hun uitspraken. “We praten met de ouders, meer kunnen we niet doen. Maar het is belangrijk om te weten. Het verklaart bepaald gedrag van de kinderen en als we het eenmaal weten wat ze bezighoudt, kunnen we hier extra aandacht aan besteden.” Op de fiets terug naar huis denk ik aan het meisje met de katapult. Ik hoop dat het knutselen haar wat losser heeft gemaakt. Ze deelde tussen het schilderen door mee dat ze wel gemeen moet doen tegen andere kinderen, omdat de kinderen op school anders gemeen doen tegen haar. Als de katapult maar niet werkelijk gebruikt wordt om te schieten. Ze heeft het me beloofd.
“Aandacht is soms net zo belangrijk als de verzorging zelf”
De zorg, in de breedste zin van het woord, is niet meer zoals het jaren geleden was. De zorg van gisteren is niet meer de zorg van vandaag. De mensen die werkzaam zijn in dit domein zien dit terug op de werkvloer. Zo ook Heintje van Tongeren, begeleider binnen Philadelphia Zorg. Dit interview gaat over de zorgen om de zorg en de vertrouwensband met cliënten. DOOR: THOMAS MULDER INTERVIEW Hoe vind je op dit moment de kwaliteit van de zorg? “Ik denk dat je in de gehandicaptenzorg nog wel van geluk mag spreken vergeleken met de ouderenzorg. In de gehandicaptenzorg zit je nog wat ruimer in het budget dan in de ouderenzorg. Hier kunnen mensen nog net iets meer doen, maar de echte room is er wel af nu. De gehandicaptenzorg is inmiddels toch wel meer de basiszorg geworden.”
Er is dit jaar al zoveel bezuinigd en in 2016 moet het viervoudige nog worden bezuinigd. Ben je dan niet bang dat de kwaliteit dan nog verder achteruit gaat? “Ja, daar ben ik wel een beetje bang voor. De kwaliteit op zich misschien niet eens zo, maar wel de persoonlijke aandacht. Dat is juist wel heel erg belangrijk. Misschien nog wel belangrijker. Iemand die heel goed verzorgd wordt, maar persoonlijke aandacht mist is denk ik nog wel beroerder af dan iemand die minder goed verzorgd wordt, maar wel
BEZORGD | 20
veel persoonlijke aandacht krijgt. Aandacht is soms net zo belangrijk als verzorging zelf.” Wat is voor jou dan aanvaardbare zorg? “Dat iemand goed verzorgd wordt vind ik sowieso wel belangrijk, maar ik vind individuele aandacht ook heel belangrijk, dat iemand zijn of haar verhaal kwijt kan. Een praatje kan maken. Dat daar ook ruimte voor is. Ik ben wel een beetje bang dat de zorg te professioneel wordt. Dat het heel erg de basiszorg moet zijn, zodat je cliënten meer gaat zien als producten dan als mensen. Terwijl mensen beter af zijn met menselijke zorg dan met professionele zorg.” Vind je het zelf vervelend dat je zo weinig tijd hebt om zo echt leuke dingen met die cliënten te doen? “Ja ik vind dat wel vervelend. Ik heb ook wel eens gedacht van; op deze manier wil ik helemaal niet werken. Ik ben in de zorg gaan werken om het leuk te maken voor mensen. Daar heb ik soms wel eens het idee van dat het niet meer gebeurd. Ik ben zo druk met andere dingen zoals protocollen en registreren en dat soort dingen. Er is heel veel administratie bijgekomen ten koste van de zorg en dat vind ik wel eens jammer.”
“Op deze manier wil ik helemaal niet werken“ Waar ligt voor jou de grens? “Je moet perse mee in dit gedoe en dat stuit me wel eens tegen de borst. Er was ook iemand die vertelde: ‘Zo wil ik helemaal niet
werken’. Maar dat helpt niet. Als je weggaat, verandert er helemaal niets. Dan blijft het nog precies hetzelfde. Dan kan ik beter proberen tussen de regels door wel die zorg en aandacht te bieden, dan dat ik iets heel anders ga doen, want dat is juist wel het leukste.” Naar mate je veel met cliënten omgaat krijg je een bepaalde band met ze. Hoe ga je daar zelf mee om? “Ik vind dat twee kanten hebben. Ik werk al heel lang op dezelfde groep. Dat kan best een heel groot nadeel zijn. Je hebt daardoor bepaalde blinde vlekken. Ze moeten niet erg afhankelijk van jou worden. Dat probeer ik wel te voorkomen. Aan de andere kant vind ik het ook soms wel fijn dat je dat vertrouwde over kan brengen aan mensen die je nog niet zo goed kent. Zoals een cliënt die moeilijk te verstaan is, maar dat je wel aan anderen kunt vertellen wat ze zegt. Dat je dan een beetje als tolk fungeert. Doordat je al zoveel jaren ervaring hebt daarin, dat je dat kan overbrengen. Aan de andere kant vind ik het een nadeel. Het moet niet zo zijn dat ze mij als te vertrouwd gaan zien. Ik wil daarin dan ook wel professioneel blijven. En dat is soms ook wel weer lastig, want je hebt inderdaad wel een bepaalde band.” Wil je daar zelf grenzen voor trekken? “Ja, ik wil bijvoorbeeld geen familie vervangen. Ik wil wel een medewerker blijven. Een begeleider en niet iemand die ze als familie gaan zien of als een vast vertrouwenspersoon. Wel
BEZORGD | 21
een vertrouwenspersoon binnen de setting, maar niet erger dan de rest.” Kun je je daar van te voren tegen wapenen? “Van te voren weet ik niet. Maar tijdens wel. Ik heb wel eens dat ik bewust afstand neem. Als er dan bijvoorbeeld iemand ingewerkt wordt, dan willen ze toch door mij naar bed gebracht worden. Omdat dat vertrouwd is. Dat doe ik dan niet. Als ik er niet ben, dan moet je ook door die persoon naar bed worden gebracht en je moet ook vertrouwen in die persoon krijgen. Dat vind ik soms wel eens lastig.”
“Ze moeten niet afhankelijk van jou worden“ Je zorgt er wel voor dat er een bepaalde afstand is? “Ja, maar dat vind ik best wel lastig. Als ik die cliënten dan soms hoor, dat vind ik dat best wel sneu. Maar als ik er dan wel heen ga, dan versterk ik het weer. Dat vind ik zieliger. Ik heb nog een andere grens. Ik ga ook niet mee met uitstapjes of iets dergelijks. Dat is voor mij ook een grens. Ik werk er en voor de uitjes is er dan familie. Of het moet echt niet anders kunnen. Ik geef mijn privénummer ook niet aan familie van een cliënt. Ik wil ook niet thuis gebeld worden door familie. Dat gaat me te ver.”
“Met zorg geproduceerd en geproduceerd met zorg” Op het eerste gezicht lijkt zorgboerderij Aventurijn niet zo anders dan de rest. Er zijn vele activiteiten, een jeugdopvang voor jongeren van 6 tot 18 jaar en ondersteunende begeleiding. Toch is dit niet de meest typische zorgboerderij. Het innovatieve duo Marjan en Theo heeft grote plannen voor Aventurijn op het mooie Schokland. Je hoort niet vaak over een restaurant dat compleet gerund wordt door de deelnemers van een zorgboerderij. En dat is pas het begin. DOOR: SARAH RAS
INTERVIEW
Wat voor soort zorgboerderij is Aventurijn? M: “Wij hebben vrij veel activiteiten, zoals een timmerwerkplaats, werken in de winkel, dierverzorging, tuin en groenonderhoud. Dat betekent ook dat je beter de kwaliteiten van de zorgvragers kunt plaatsen. Er kan iemand binnenkomen die echt met de dieren wil werken en dan blijkt de winkel veel geschikter te zijn, en blijkt hij daar inderdaad zijn hart te kunnen volgen. Als het straks allemaal klaar is dan kan je ook switchen om te ontdekken waar jouw kwaliteit ligt. Het is belangrijk dat je de kwaliteit die je hebt ook behoudt, dan heb je er plezier in. In de toekomst wordt de horeca en de recreatie wat meer uitgebouwd. Alles wordt straks verzorgt door de zorgdragers, Met zorg geproduceerd en geproduceerd met zorg.“ Is het voor jullie belangrijk om daar ruimte voor te geven? M: “Ja, daarom doen de meeste zorgvragers ook aan veel activiteiten mee. De ene keer doen ze de dieren, de andere keer pakken ze groente in of ze staan een keer in de winkel. De deelnemers doen aan
alle activiteiten mee en dan merk je snel genoeg wie er geschikt is. Daar kom je dan achter. Dat ga je uitproberen.” Hadden jullie al meteen grote toekomstplannen of kwamen die pas later? M en T: “Zo ongeveer gelijk.” T: “Toen we dit wilden kopen, dachten we eigenlijk al aan al die activiteiten. Maar nu hebben we ook de mogelijkheid om te ontwikkelen tot een bed en breakfast en een soepfabriek. Dat stond allemaal nog niet letterlijk genoemd, maar we wilden wel iets in de richting van biologische activiteiten doen.” M: “Alles is wel verfijnd. In het begin heb je in grote lijnen voor ogen wat je wilt doen, maar later werk je het wel beter uit. Je gaat het toch professioneler aanpakken en verfijnen. Dat is puur…” T: “…vanuit praktisch oogpunt. Je gaat strategischer nadenken waar je dingen plaatst. Dat ontwikkel je gaandeweg.” Jullie zijn ook bezig met een restaurant bij de zorgboerderij, dat straks door de deelnemers wordt gerund. Hoe kwamen jullie op dit idee?
BEZORGD | 22
T: “Dat was van tevoren al bedacht. Ook daar hadden we nog geen goed beeld van natuurlijk.” M: “Het restaurant begint ook steeds leukere vormen te krijgen. Eerst was het alleen maar een bakje koffie en een plakje cake, maar dat is nu ook al veranderd in lunchgerechten en eigengemaakte soep. Dus ook dat ontwikkelt zich. Mensen kunnen er ook een feestje geven of een vergadering houden, of waar je het restaurant ook maar voor gebruiken kan.” Waarom is het restaurant er nog niet? M: “Heeft met vergunningen te maken.” T: “De winkel is kleiner dan 100 vierkante meter en de winkel is landbouw gerelateerd, dus dan heb je daar geen vergunning voor nodig. Maar het restaurant vraagt een zwaardere procedure. Ook omdat het om meer dan 100 vierkante meter gaat.” M: “Dus moet het bestemmingsplan inderdaad aangepast worden om alles te kunnen doen wat je wilt. En dat duurt lang.” T: “Dat duurt twee, drie maagzweren en dan heb je het klaar.” M: “Ja, met een paar maagzweren kom je er ongeveer.”
Kan begrijpen dat het vervelend is dat jullie dit plan al zo lang hebben en dat het dan nog zo lang duurt. T: “Is ook vervelend.” M: “Ja, we hadden ook gehoopt dat het dit jaar gewoon klaar zou zijn. Maar dat is het helaas nog niet. Dan hadden we nu hier een heel ander gebouw. Ja, wel hetzelfde gebouw, maar dan was het ook gereed.” Er is al eens een grote groep geweest. Hoe ging dat? M: “Dat is al weer een tijdje geleden, dat er zo’n grote groep was. Volgens mij was de allereerste keer dat er een verjaardag gevierd werd.“ T: ‘‘Familiefeest’’ M: “Oh ja, familiefeest. Dat was een drama. We hadden gezegd dat we niet wilden dat de kinderen dwars door het gebouw gingen rennen, maar dat gebeurde wel de hele tijd. Dat was niet zo heel erg fijn.“ Dus daar waren jullie nog niet helemaal klaar voor?
Je kan niet plotseling melden dat er vanmiddag een groep komt en of ze hierbij komen meehelpen? M: “Nee, dat doen ze niet, ze moeten er wel aan wennen. Het is nu ook nog niet helemaal tastbaar. Als het klaar is, dan kan het hun plek worden. Ze brengen wel eens een kopje koffie op het terras, maar nog niet voor een hele grote groep. Daar moet je echt wel specifieke personen voor hebben. En er is een, en dat is eigenlijk nog het mooiste voorbeeld, dat is een leerling van de Zonnebloem school (speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen) en die heeft een jaar lang altijd een stukje individuele begeleiding gehad. Ze werd alleen in de winkel ingezet en daar hebben we haar dit jaar uitgehaald. We zetten haar nu overal in. En dan in combinatie met andere deelnemers, dus ze moet echt samenwerken. En het gaat fantastisch. Echt waar. Dan denk je echt bij jezelf, hoe kan dit? Ze staat in de tuin, ze is aan het schilderen, ze doet van alles en ze vindt het geweldig. Dus als we haar vast hadden gehouden op dat plekje, hadden we haar iets ontnomen, maar nu hebben we haar iets gegeven. En het kost niks. Je bent er gewoon voor haar.”
M: “Ze huurden onze locatie, maar de hapjes en drankjes deden ze allemaal zelf. Dat is dan gemakkelijk te realiseren. We hebben ook wel een keer gehad dat iemand hier een familiefeest wilde vieren. Ja, hoe doe je dat dan met eten? We hebben hier een cateraar in de buurt, hebben we ontzettend leuk contact mee en die regelde het eten. Ging hartstikke goed. En laatst hebben we hier een stamppot buffetje gehad. Is gewoon hartstikke leuk.“
Dat is toch wel mooi, dat je zo’n vooruitgang kunt zien. Ook voor die persoon zelf.
Hoe komen de deelnemers hierbij kijken? Hebben ze al geholpen als er zo’n grote groep komt?
Ik heb het gevoel dat dit ook echt is wat jullie met de zorgboerderij willen bereiken.
M: “Daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Het is wel leuk dat je ze laat helpen. Een van de deelnemers, laten we haar M noemen, is hier een keertje met een groep geweest en zij vindt het helemaal geweldig. Zit helemaal in haar rol. Maar je moet ze voorzichtig kennis laten maken.”
M: “Ja, de talenten van de deelnemers ontwikkelen. Ons voornaamste doel is de talenten te behouden die de deelnemers al hebben. Als je het verder kan ontwikkelen is dat gewoon mooi.”
BEZORGD | 23
M: “Ja, dat is echt fantastisch. Hiermee zijn haar mogelijkheden ontzettend verruimd en gewoon ontzettend groot geworden. Ze heeft veel meer mogelijkheden om bijvoorbeeld volgend jaar naar een andere stage te gaan, want we hebben gezien dat ze het kan. Dat is mooi.”
REPORTAGE
“Alles wat je als begeleider doet, doe je te veel” “Wil je een kopje thee, B?”, vraagt één van de stagiaires. Het lijkt zo’n eenvoudige vraag. Ondertussen wordt het kopje al volgeschonken en voor een van de zorgvragers neergezet. Hij neemt rustig een slok onder het genot van een lekker koekje, waar RJ eerder mee is rondgegaan. Op de achtergrond klinken de vrolijke deuntjes van Frans Duijts, zoals iedere pauze te horen is. R, een van de andere deelnemers kan er namelijk niet genoeg van krijgen. Het breekt de stiltes die af en toe vallen in de rustige kantine. Laten we dit scenario nu nog eens een keer beginnen, maar dan op een andere dag, met een andere begeleider. Ik loop weer naar binnen in de nu wat vollere kantine, en kies een plekje waar nog niemand zit. RJ gaat weer met de koekjes rond. Frans Duijts klinkt sfeervol op de achtergrond. “Wil je thee of diksap?”, vraagt Miriam, een van de vaste begeleiders, aan M. “Diksap”, antwoordt hij. “Nou pak het dan maar.” Het duurt even voordat het overkomt. Na vier tellen staat hij op, loopt naar het aanrecht en begint aan een kopje diksap. DOOR: SARAH RAS
BEZORGD | 24
Communicatie heeft een belangrijke rol bij zorgboerderij Aventurijn (een zorgboerderij voor o.a. jeugdigen van acht tot achttien jaar vanuit het autistisch spectrum en/ of een lichte verstandelijke beperking). Ik maak een wandeling rond schokland met Miriam, boerderijhond Lanza en een groepje deelnemers. Het gaat om de manier hoe je communiceert, hoe je iets zegt. En het lastige hiervan? Het moet bij bijna elke deelnemer op een ander manier. Laten we B als voorbeeld nemen. Alles wat je tegen hem zegt, komt pas vier tellen later aan. Als je iets zegt dan ben je eigenlijk al te laat. Een paar meter voor een afslag hoor ik Miriam al roepen: “Ga hier maar naar rechts B!” Je ziet zijn voorhoofd fronsen en hoort nog net niet zijn hersens kraken. Vier tellen later maakt hij een afslag naar rechts, weer richting het erf. Als je zo om je heen kijkt op het erf, dan merk je iets wat je eerst niet zag. Eerst lijkt het misschien alsof de begeleiders heel veel doen en dat de deelnemers meehelpen. Maar als je iets beter kijkt, zie je dat de deelnemers vooral alles zelf doen. De begeleiders nemen het werk niet uit de handen. Voor de nieuwe stagiaires is dit nog een uitdaging. Zorgen zonder zelf veel te doen. Dit is lastig als je gewend bent om te helpen. Het gaat meer om je hoofd dan om je handen. Hoe communiceer je op de juiste manier? Hoe vind je de juiste manier om iemand aan het werk te zetten? Hoe doe je dit iedere dag weer opnieuw op de juiste manier?
Het is moeilijk voor hem. Hij kan dit niet uiten met woorden, maar zijn gezicht zegt genoeg. Weer een andere manier van communiceren. Hoe communiceer je met iemand die je niet begrijpt? Famke, een van de nieuwe stagiaires, vindt het lastig. “Ik wil ook niet te streng klinken met jou erbij”, zegt ze vriendelijk. “Ga maar vegen RJ.” Ze communiceert duidelijk. RJ luistert. We vegen samen het erf aan. Gelijkwaardigheid is belangrijk op de zorgboerderij. De begeleiders staan niet boven de deelnemers. Er wordt samen gewerkt.“ Je moet vooral niet dominant zijn”, zegt Marjan, een van de oprichters van de zorgboerderij. “Dat moet je absoluut niet doen. Daarmee kan je een hele groep in rep en roer brengen.” Op een gelijkwaardige manier communiceren is belangrijk. Niet lief zijn, niet verzorgen, maar begeleiden. “Soms doe je iets voor de ander, door iets nièt te doen. En als je dat kan, dan ben je de juiste persoon voor hier.” Er wordt zoveel mogelijk door de deelnemers gedaan. Zo’n beetje het motto van Aventurijn: “Alles wat je als begeleider doet, doe je te veel.“ Thuis wordt er ook te veel gezorgd, hoor ik van de begeleiders. Thuis geloven ze soms niet wat de deelnemers hier allemaal doen. Een eindje verderop bij de moestuintjes spreek ik Theo, de andere oprichter van Aventurijn. Om ons heen zijn wat jonge deelnemers onkruid bij hun pompoenen aan het weghalen. “Je ziet
Laten we een ander dagdeel nemen. De winkel. Er moet genoeg gebeuren. De vlaggen moeten naar buiten, de winkel moet worden geopend, het erf moet worden aangeharkt. Eén van de stagiaires begeleidt RJ. Ze heeft dit nog niet heel vaak gedaan. RJ heeft er geen zin in. Het is een lastige dag voor RJ en de winkel is niet zijn favoriete onderdeel.
BEZORGD | 25
bijvoorbeeld de verandering van RJ. Hij gaat nu iedere pauze rond met de koekjestrommel en zegt alsjeblieft en dankjewel. Aan het begin sprak hij amper. Dan liep hij naar de trommel en haalde er alleen een voor zichzelf uit.” De ouders staan vaak versteld van wat hun kinderen hier doen, van wat ze allemaal kunnen. En ze kunnen het zelf ook wel. Ik loop met wat deelnemers naar de stallen en ze vertellen mij hoe het moet. Welk paard welk halster om moet en wat ze moeten doen. Aan de muur hangt een ‘picto’, een plaatje waar op staat uitgelegd wat er moet gebeuren. Een handig systeem voor de deelnemers, wat zorgt voor nog een extra stukje zelfstandigheid. “We zien ontzettende ontwikkelingen bij de deelnemers”, vertelt Marjan. “Soms zie je ze binnenkomen en dan zijn ze best wel ‘klein’. Maar eigenlijk is dat helemaal niet zo en zijn het gewoon fantastische mensen.” Aan het eind van de week merk ik het wel. In de kantine krijg ik nog een koekje aangeboden. Frans Duijts draait op de achtergrond. “Doe mij ook maar een bakkie”, wordt er geroepen. Een deelnemer schenkt een kopje vol voor één van de begeleiders. Er wordt goed voor elkaar gezorgd.
“Toen ik het mes vond, k INTERVIEW
Veertien jaar geleden werd bij de dochter van Ellen, Anne, PDD-NOS geconstateerd. Een ingrijpend moment dat het leven van het hele gezin heeft veranderd. Ellen vertelt over de veertien jaar durende strijd met hoogtepunten, maar vooral ook diepe dalen. DOOR: RUBEN ANDRIOL “Toen Anne voor het eerst naar school ging, merkte de leerkracht dat ze anders was dan anderen. Ze had moeite met contact leggen. Zowel met de leerkracht als klasgenootjes. De leerkracht stelde voor om met Anne naar een orthopedagoog te gaan, om te kijken wat de achterliggende oorzaak was.” Een moeilijke tijd van onzekerheid volgde, tot uiteindelijk de uitkomst van de vele onderzoeken kwam: Anne had een vorm van autisme, namelijk PDD-NOS. “Op het moment dat we het hoorden was het best schrikken. Mijn man en ik wisten er beide zeer weinig van af. We hebben in die weken daarna veel gelezen over PDD-NOS en autisme. Pas op dat moment
kwamen we er achter dat Anne veel van de symptomen liet zien. Dit hadden we ons nooit gerealiseerd.”
Diagnose PDD-NOS Vanaf dat moment begon de strijd rondom de PDD-NOS pas binnen het gezin. “En dan... dan weet je waarom Anne anders reageert dan andere kinderen. Maar dat hielp ons, en Anne, natuurlijk niet verder. We kregen eigenlijk meteen de keuze van school of we Anne op de huidige school wilden houden of dat we haar naar het speciaal onderwijs lieten gaan. Eigenlijk waren we het hier meteen over BEZORGD | 26
eens, een gewone basisschool leek ons de beste keuze.”
“Het was belangrijk dat ze in een goede klas zat“ “We kregen vanuit school begeleiding, want we hadden natuurlijk alleen de kennis die we in de boeken hadden gelezen. We kregen tips over het opvoeden van een kind met PDD-NOS, die we vervolgens in ons gezin probeerden toe te passen. En eigenlijk ging alles goed.”
knapte er iets bij mij” Anne had een veilige omgeving op haar basisschool. Dit zorgde ervoor dat ze zich normaal kon ontplooien. “Het was voor Anne heel belangrijk dat ze in een goede klas zat. Kijk, kinderen zijn heel impulsief, ook met hun woorden. Op het moment dat iemand raar of anders reageert, dan zeggen ze daar iets van. En met Anne kon je er op wachten dat dit zou gebeuren. Gelukkig werd de klas goed begeleid en snapten ze dat Anne niet altijd alles goed opvatte.” “Tijdens haar basisschooltijd kregen we onze tweede dochter. Een spannende tijd, omdat we nu onze aandacht moesten verdelen. Maar we vonden het vooral spannend omdat we niet wisten hoe Anne hierop zou reageren. Voor iemand met PDD-NOS is stabiliteit en regelmaat erg belangrijk en met een baby in het gezin gaat dan natuurlijk niet zo makkelijk meer. Gelukkig vond Anne het super leuk dat ze een zusje kreeg.”
“Haar nieuwe klasgenoten snapten niks van Anne“ Toen Anne naar de middelbare school ging, ging het helemaal mis. Ze raakte de weg kwijt en haar autistische trekken werden steeds erger. “Na acht jaar moest ze ineens van een vertrouwde, veilige school naar een nieuwe, onbekende school. De eerste weken ging het goed, maar helaas kreeg ze niet de begeleiding die ze nodig had. Haar nieuwe klasgenootjes snapten niet waarom Anne soms raar of anders reageerde en maakten daar grappen over. Ook de docenten hadden hier geen aandacht voor. Sterker nog, we kregen op de ouderavonden te horen dat ze anders maar naar het speciaal onderwijs moest.”
Ziekte “Toen ze in het tweede jaar zat, werd ik zelf ook nog ziek. Ik kreeg darmkanker en uiteindelijk heb ik mijn darmen moeten laten verwijderen. Dit heeft ervoor gezorgd dan Anne helemaal ontspoord is. Ze at nauwelijks meer, wilde niet meer naar school en had geen vrienden. Mijn man moest alles op zich nemen, terwijl ik dood-
ziek op bed lag. Anne was in een depressie gevallen. We waren machteloos, maar we moesten iets doen. Toen zagen we ook nog eens dat ze zichzelf had gesneden.” Uiteindelijk hebben Ellen en haar man de hulp ingeroepen van de huisarts. “We zagen geen uitweg meer. Anne was een jonge vrouw van vijftien, was 1.70 lang en woog nog geen 45 kilo. Ze was broodmager. Samen met de huisarts hebben we een plan van aanpak gemaakt. We hebben haar van haar huidige school afgehaald en ze ging naar het speciaal onderwijs. Daar kreeg ze de begeleiding die ze nodig had.” “Toen ging het gelukkig beter. Ze had pieken en dalen, maar ze zag er weer gezonder uit. Ook in het gezin ging het beter. Alle stress rondom Anne was zwaar gaan wegen op het gezin en de relatie met mijn man. We hebben momenten gehad dat we het echt niet meer zagen zitten, maar die donkere tijd hebben we achter ons gelaten. Dachten we.”
Studeren Toen Anne haar diploma vmbo-kader had gehaald, wilde ze naar het mbo. “Ze wilde dolgraag naar Assen om een ICTopleiding te volgen. We waren dolblij dat ze een opleiding wilde doen, maar ICT... Niets tegen die opleiding of de mensen die dat doen, maar dat zijn vaak niet de meest sociale mensen. En Anne is iemand die zich enorm spiegelt.” De angst die Ellen en haar man hadden werd werkelijkheid. Anne zakte weer helemaal af. “Ze kreeg contact met twee jongens van 25 die ook dezelfde opleiding deden. Vanaf dat moment ging het weer helemaal fout. Ze deed niets voor school, wilde alleen maar leuke dingen doen en begon weer in haar oude patronen te vervallen. Ze at steeds slechter, waste zich niet meer en zat ’s avonds alleen maar achter haar laptop.” “Je voelt je dan machteloos. Ze is een jonge vrouw van 19 die zelf haar eigen keuzes zou moeten maken. Maar dat kan ze gewoon niet. We hadden contact met school, maar daar zeiden ze heel simpel dat nu ze volwassen is, ze niks met ons kunnen delen.”
BEZORGD | 27
Na veertien jaar lang vechten knapte de bom. Het was duidelijk dat Anne niet zelfstandig zo door kon gaan en dat het gezin professionele hulp nodig had. “Toen ik een ochtend haar bed verschoonde en een mes onder haar matras vond, knapte er iets bij mij. Mijn man heeft haar opgehaald van school en we zijn naar een psychiater gegaan. Misschien hadden we dat veel eerder moeten doen, maar eindelijk voelt het daadwerkelijk dat we bezig zijn met het werken aan een goede toekomst voor Anne.” “Het werd al snel duidelijk dat ze nooit alleen zou kunnen wonen, dus hebben we haar aangemeld voor begeleid wonen. Daarnaast zal ze nooit als een volwaardige werknemer kunnen werken. Aan dat idee moet ik wennen, maar tegelijk zijn we blij dat we eindelijk de begeleiding krijgen die we nodig hebben.”
“En toen vond ik een mes onder het matras“ Toch denkt Ellen dat het heel anders had kunnen lopen, als ze maar de juiste begeleiding hadden gekregen vanaf het begin. “Ik denk dat het heel belangrijk is voor ouders met een kind met PDD-NOS, dat ze vanaf het begin goede begeleiding krijgen. Misschien is dat nu standaard zo. Maar toen Anne jong was, was het nog niet zo normaal. De negatieve gebeurtenissen hebben er voor gezorgd dat de PDD-NOS van Anne is verergerd.” Het gaat nu goed met Anne. Ze heeft sinds kort een relatie en is weer begonnen aan een opleiding App-design voor mensen met een geestelijke beperking.
Zwaar getraumatiseerd en met beginnen ze aan hun toekomst De eerste schooldag, een spannend moment voor alle kinderen. Maar stel je eens voor dat je de taal niet begrijpt, de gewoontes niet snapt en er alleen maar traumatische herinneringen door je hoofd spoken. Zo ging de eerste schooldag van Hashid (8) en al zijn klasgenootjes. Hashid maakte zijn eerste schooldag mee op AZC-school (asielzoeker school) De Wissel, waar hij de eerste stapjes deed van zijn nieuwe toekomst. DOOR: RUBEN ANDRIOL
REPORTAGE
Jaarlijks vluchten er honderden kinderen naar Nederland. Zwaar getraumatiseerd en met een enorme achterstand. Deze kinderen worden opgevangen op de AZC-scholen die door heel Nederland verspreid zijn. Op deze scholen wordt gewerkt aan hun toekomst. Educatief, maar ook psychologisch. “De kinderen die hier komen, komen rechtstreeks uit de oorlogsgebieden. De dingen die zij daar hebben meegemaakt zijn verschrikkelijk, daar kunnen wij ons niets bij voorstellen”, vertelt intern begeleider Loe. “Het is belangrijk dat we die kinderen een veilige plek kunnen aanbieden. Ze hebben educatief een enorme achterstand, maar ook psychisch moet er nog veel meer gebeuren.”
Als de kinderen voor het eerst op de school komen, krijgen ze een lespakket. Dit lespakket bestaat uit een aantal schriftjes, een pen, een potlood en een gum. Op dat moment zie je hoe groot de achterstand van die kinderen is. Ieder kind van acht weet in Nederland wat een gum is. Zij niet. “De meeste kinderen stoppen het meteen in hun mond, ze hebben geen idee waar het voor is.” Vaak kunnen de leerlingen na een aantal maanden de echte vakken volgen. Ze krijgen dan niet alleen les in de Nederlandse taal, maar ook in de vakken rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis. “We willen de kinderen een goede basis geven, die niet onderdoet voor het onderwijs dat andere basisscholen geven.”
Op het moment dat de kinderen voor het eerst op school komen, spreken ze de Nederlandse taal helemaal niet. Door middel van leuke spellen worden de kinderen vertrouwd gemaakt met de school en de docenten. De meeste kinderen hebben er moeite mee om een vertrouwensband te vormen. Dit is de eerste stap waaraan wordt gewerkt. Als dit is gelukt, krijgen de kinderen ook daadwerkelijk ‘les’. “In het begin is het natuurlijk niet mogelijk om echt les te geven. Zij spreken op dat moment nog geen of nauwelijks Nederlands. De lessen bestaan dan voornamelijk uit tekenen en andere creatieve vakken. Maar de kinderen leren verbazingwekkend snel. Je ziet dat de taalbarrière snel vermindert.”
De ouders blijven ook op de school een belangrijke rol spelen. Ook zij zitten in een situatie waar ze niet uit kunnen komen zonder hulp. Ze spreken de taal niet en zijn vaak getraumatiseerd. “Je ziet vaak dat de ouders er nog erger aan toe zijn dan de kinderen. Kinderen kunnen zich snel en gemakkelijk aanpassen aan een nieuwe situatie. Ze leren de taal sneller en pikken de Nederlandse gewoontes goed op”, vertelt Loe. De ouders kunnen vaak de ouderlijke rol niet meer op zich nemen, omdat ze geen idee hebben waar hun kind mee bezig is. Ze snappen dat hij naar school gaat, maar ze kunnen geen enkele begeleiding bieden. Zelfs binnen het huishouden krijgen de kinderen een enorme verantwoordelijkheid en dat terwijl ze soms nog maar zes of zeven jaar oud zijn. De ouders raken enorm geïsoleerd van de maatschappij, omdat ze alleen met hun eigen kinderen kunnen communiceren.
BEZORGD | 28
een enorme achterstand
Foto: Spelende kinderen op een asielzoekersschool.
Hier probeert de school ook hulp te bieden. Er worden gesprekken gevoerd waarbij de betreffende docent, het kind, zijn ouders en de intern begeleider aanwezig zijn. Tijdens deze gesprekken wordt er gekeken naar hun huidige situatie en waar de school bij kan helpen. Daarnaast zorgt de school ervoor dat het kind ook echt kind kan zijn. “Een kind hoeft zich niet druk te maken over een verblijfplaats of financiële zorgen. Deze kinderen hebben al te veel meegemaakt. Wij hopen met extra begeleiding die zorgen deels weg te nemen”, vindt Loe. “Zo kunnen de ouders met vragen bij ons terecht. Dit kan door middel van een tolk of hun eigen kind. Wij proberen die vragen voor ze te beantwoorden of zoeken contact met betreffende instanties.”
Het werk met deze kinderen is erg leuk, maar tevens enorm zwaar. Omdat deze kinderen getraumatiseerd zijn, is het lastig om een band te vormen. “Met kinderen werken is geweldig, ongeacht hun afkomst. Deze kinderen zijn eerst terughoudend en schuw, maar zodra je hun vertrouwen hebt gewonnen, is de band tussen jou en het kind heel sterk.” Helaas loopt het niet altijd goed af voor de kinderen. Zo heeft Loe onlangs afscheid moeten nemen van een jongetje dat teruggestuurd werd naar zijn land van herkomst. “Verschrikkelijk”, vindt hij. “Je hoort het steeds vaker, mensen die zeggen ‘stuur ze gewoon terug naar hun land’, maar die mensen hebben geen idee wat ze eigenlijk zeggen.” “Laatst zat er een jongetje huilend in mijn kantoor. Toen hij wakker werd, stond er een politiebusje voor hun huis. Ze moesten BEZORGD | 29
Bron: ANWB
terug naar hun ‘eigen’ land, terwijl die jongen zijn moedertaal niet eens meer spreekt, de gewoontes daar niet kent en al zijn vrienden hier heeft. Al huilend was hij van huis weggelopen en naar school gerend. Huilend zat hij, met zijn schooltasje op schoot, bij mij.” Dat zijn situaties die gelukkig niet vaak voorkomen. “Ik kan hem helaas niet hier houden, in dat geval sta je machteloos. Ik heb hem gerust gesteld, een stapeltje schriften en potloden meegegeven en gezegd dat alles goed komt. Zijn ouders hebben hem opgehaald en samen zijn ze in het politiebusje richting Schiphol gegaan. Als je na zo’n werkdag thuis komt, moet je het wel even van je afzetten.”
Zorg!Toewijding Bekommeren
Geven en ontvangen
Politiek
Zorgboerderij
Komt wel goed, Schatje!
Helpen Gelukkig zijn
CliĂŤnten
Communicatie
Teveel zorgen
Verzorging
Geld
Medemens
Handen aan bed Hulpverleners
Bezorgd zijn
Zorgen voor.. Geven om House, M.D Barmhartigheid
Kusjes
Ziekenhuis
Het opvoeden van kinderen
Een plek om te wonen
WIJ ZIJN
OVER
MICHELLE HOOFDREDACTEUR Ik maak me zorgen dat op het moment dat mijn oma naar het bejaardenhuis moet, er geen bejaardenhuizen meer zijn.
SARAH
KARLIJN
EINDREDACTEUR
EINDREDACTEUR
Ik maak mij zorgen dat ik de rest van mijn leven bij de Albert Heijn blijf werken.
Ik maak me zorgen dat mensen in de zorg nummertjes worden.
RUBEN A
RUBEN M
REDACTEUR | VORMGEVING
REDACTEUR | WEBMASTER
Ik maak me zorgen over het vervolg na mijn opleiding. Vind ik wel een baan? En zo ja, waar kom ik dan terecht?
Vake bu’j te bange.
ALJAN
THOMAS
REDACTEUR
REDACTEUR | VORMGEVER
Ik maak me zorgen om de invloed van de PVV op Nederland en het huidige voetbal van Ajax.
Ik maak mij zorgen over mijn doelpuntenproductie bij VSCO’61 - 7.
BEZORGD | 19
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@windesheim.nl . De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
Auteursrecht Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de Opleiding Journalistiek. Wij stimuleren linken naar producties op de site van Journalistiek Zwolle zoveel mogelijk. Linken mag altijd en is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Foto- en videomateriaal De redactie spant zich in om iedereen die geportretteerd wordt om toestemming te vragen. Mocht je bezwaar hebben tegen bepaalde foto’s of video’s waarop je te zien bent, neem dan contact op via info@windesheim.nl .