MAGAZINE OVER JEUGD EN GEZIN
Pleegouderschap? No Way!
16
JAARGANG 1 | NUMMER 1 | MAART 2015
Editorial NINA VAN KLAVEREN:
‘Zorg is onvoorwaardelijk’
“Zorg is belangrijk. Zorg gaat verder dan alleen de verpleging in een ziekenhuis. Vooral het gebied Jeugd en Gezin spreekt mij erg aan. Iedereen verdient een passende plek in de samenleving, waar hij of zij zich prettig bij voelt. Ik vind het belangrijk dat alle persoonlijke verhalen en aspecten in mijn artikelen aan bod komen. Door de sprekende details in de geschreven portretten, hoort de geïnterviewde een stem te krijgen. Discretie is het uitgangspunt.”
Voor je ligt het magazine van weCare waar we de afgelopen weken met zorg en liefde aan hebben gewerkt. Because we care. Deze periode ging voor de hele redactie gepaard met de nodige ups en downs en we werden geconfronteerd met grote uitdagingen in onze veldweek bij zorginstellingen . Geheel onbekend in dit vakgebied trokken we erop uit. Opzoek naar nieuwsberichten, interviews en bijzondere verhalen.
Onze insteek was om te zoeken naar de positieve zijde van de zorg: er is al genoeg kritiek en negativiteit te vinden in het nieuws. Dat bleek lastig, want de mensen die werken in de zorg hebben vaak dagelijks te maken met lastige situaties. Toch leverde het hele bijzondere verhalen op. Want deze zorgwerkers hebben stuk voor stuk passie voor het vak en kunnen nog een inspiratiebron zijn voor velen. Zorg dragen voor een ander. Onvoorwaardelijk. Dat is waar het om draait in de zorg. JESPER LANGBROEK:
Ook raakten we in gesprek met de mensen die de zorg zelf nodig hebben. Deze wisselwerking tussen zorgbehoevenden en hulpverleners gaven ons een mooi beeld van de essentie van de zorg. Het voelt goed om te zien dat er mensen zijn die anderen willen helpen zonder dat ze er een directe tegenprestatie voor terugverwachten. Dat is onze visie van weCare. Verhalen geschreven vanuit de mens zoals wij zijn. We are, because we care.
Van de hoofdredactrice, Susan Poeder
2 | weCare
Ik ben erg geïnspireerd geraakt door de passie waarmee zorgverleners hun werk doen. Ze zetten het belang van de cliënten altijd voorop, ook nu er wat minder geld ter beschikking is. In de verhalen die ik heb geschreven, heb ik geprobeerd die passie naar voren te brengen en een kijkje te geven in de wisselwerking tussen zorgbehoevenden en zorgverleners.
De redactie JOLIEN BENNEMA:
RICHARD SISSINGH:
CAITLIN SAIBOO:
Ik ben 22 jaar en tweedejaars journalistiek studente. Ik schrijf graag achter-
Een 23-jarige journalistiekstudent uit Groningen. Een boodschap schrijvend overbrengen is voor mij een grotere uitdaging dan via beeld en geluid. Ik ben vooral geïnteresseerd in sport en misdaad maar zorg is ook een aantrekkelijk onderwerp. Dat ondervond ik ook bij mijn bezoek aan INTER-PSY; een gezinshulp biedende instelling. De verhalen hebben indruk achtergelaten en ik heb een andere kijk op de problemen achter voordeuren gekregen.
Schrijven vind ik heerlijk, maar dan wel sfeergerichte verhalen. Nieuwsberichten hebben geen uitdaging en ik vind het weinig te maken hebben met creativiteit terwijl dat juist zo leuk is om te leren. Het is toch mooi om door middel van woorden mensen iets te laten zien of een gevoel over te brengen! Dat heb ik in dit tijdschrift ook geprobeerd. Benieuwd naar mijn mening over de zorg? “Zorgen is willen en niet moeten, zorgen zou als vanzelfsprekend moeten gaan. Al zeker binnen familie.”
grondverhalen. Ook vind ik interviewen erg interessant om te doen. Ik ben dol op de echte ‘mensenverhalen’. Voor WeCare ben ik op zoek gegaan naar deze verhalen, onder meer op de zorgboerderij. Centraal in mijn zoektocht stonden zorg en Jeugd en Gezin. Wat deze begrippen voor mij betekenen? Eigenlijk alles. Samen moet je het doen en er het beste van maken. Helemaal alleen redt niemand het.
ESRA ÇAKICI:
ANNA VAN DER WEERD:
JANITA KERS:
Mijn naam is Esra Çakici en ik ben 22 jaar. Als journaliste in opleiding zet ik mij volledig in om mijn grote droom
Ik ben 20 jaar oud en heb een sterke passie voor schrijven. Vooral voor het schrijven van verhalen waarin personen met een verhaal een stem hebben. Zo was ik deze periode op zoek naar zulke verhalen over de zorg. Zo heb ik een dag meegelopen op een Onderwijs Zorg Centrum, waar kinderen met problemen thuis of problemen op school begeleid worden. Ook sprak ik met Jelle, een 16-jarige jongen die drie maanden les heeft gehad op het OZC.
Hoi, mijn naam is Janita Kers, 19 jaar oud en tweedejaarstudente journalistiek. Mijn inspiratiebron uit de zorg is mijn moeder. Ze werkt als ouderenverzorgster en doet dat met veel liefde. Ze wil er voor de mensen zijn. Tijdens het maken van dit tijdschrift wil ik op zoek naar die verhalen. De verhalen van over de liefde voor het zorgen, want daar gaat het uiteindelijk om. Niet alleen in de zorg, maar ook in dit leven.
waar te maken: inspirerende en - niet onbelangrijk - boeiende verhalen schrijven voor een groot publiek. De afgelopen weken heb ik mij mogen verdiepen in de mooie en indrukwekkende verhalen uit de zorg, vooral op het gebied van kinderen. Zorg betekent voor mij dat je elkaar ziet staan en dat je niet langs elkaar heen leeft.
weCare | 3
Inhoud
REPORTAGES
PAGINA 12 ‘‘ZE WILDE DE LEK IN RIJDEN EN MIJN BROERTJE MET ZICH MEENEMEN’’
10 PAGINA 10 ‘‘IK BEN HIER NOOIT ALLEEN, IK BEN ALTIJD MET ANDERE KINDEREN EN DAAR VOEL IK ME VELIG BIJ’’
12 16
26
PAGINA 16 ‘‘ONDERTUSSEN MOEST IK WEL GOED UITKIJKEN DAT ER NIEMAND ACHTER MIJ AANREED.’’ PAGINA 28 ‘‘MIJN ZOONTJE LEEK EEN MAN VAN 30 MET EEN BURN-OUT’’ PAGINA 8 “ALS HIJ GECOMPLIMENTEERD WORDT MET DE TRUI HEEFT HIJ DE GROOTSTE LOL: ‘‘IS VAN THOMAS, WEET HIJ NIET’’
INTERVIEWS
8
20 PAGINA 20 ‘‘MAAR IK RED ME WEL’’
4 | weCare
28
Inhoudsopgave
PAGINA 26 ‘‘HIER BEN IK BLIJ, MAAR ALS IK NIET OP DE ZORGBOERDERIJ BEN, GA IK NADENKEN OVER VROEGER EN KRIJG IK ENGE DROMEN’’
‘‘SOMS FIETS ZE URENLANG RONDJES OP HET PLEIN’’
6
GEEN ENKEL KIND TUSSEN WAL EN SCHIP
10
FRANK IS DOOF EN GAAT NAAR DE ZORGBOERDERIJ
8
‘‘ZE WILDE DE LEK IN RIJDEN EN
MIJN BROERTJE MET ZICH MEENEMEN’’
‘‘MEISJE, ZOU JE MIJN ROLLATOR VOOR WILLEN RIJDEN?’’
12 14
HOROSCOOP 15 PLEEGOUDERSCHAP? NO WAY!
16
‘‘SOMS IS DE LADING ONMENSELIJK GROOT’’
22
‘‘MAAR IK RED HET WEL”
20
SPH-STUDENTEN AAN HET WOORD
24
TIPS & TRICKS 25
30 PAGINA 30 “WE HEBBEN ALLEMAAL WAT EN DAAR MOETEN WE REKENING MEE HOUDEN”
HET SUCCES VAN DE ZORGBOERDERIJ
26
MIDDEN DERTIG MET EEN BURN-OUT’’
28
MIJ HEM UIT EN ZIT IK IN MIJN EENTJE NOG TE LACHEN’’
30
NEPDOCHTER WORDT VERLIEFD OP TURKSE HERDER
34
‘‘MIJN ZOONTJE LEEK EEN MAN VAN
‘‘ALS IK EEN GRAP NIET BEGRIJP, LEGT EEN VRIEND VAN ‘‘BEN IK OOK ZO?’’
32
weCare | 5
Reportage
‘Soms fietst ze urenlang rondjes op het plein’ De koppen thee en het schaaltje met chocolaatjes op tafel doen denken aan een gezellige high-tea. Het witte papier met daarop een ondersteuningsplan verraadt echter de werkelijke reden van het bezoek van Miranda Hoorn, medewerker van gebiedsteams Samen Doen West gemeente Hardenberg, aan mevrouw Van Velzen*. Ze bespreken de situatie van haar dochter Karlijn* (16), die PDD-NOS heeft en kijken welke hulp zij in de toekomst nodig heeft. TEKST: JESPER LANGBROEK
BEELD: PINTEREST
Doordeweeks zit Karlijn in een jeugdinstelling in Zwolle, waar zij naast scholing ook psychiatrische hulp krijgt. In het weekend vindt ze haar rust bij de paarden op een zorgboerderij in de buurt van haar ouderlijk huis. “Haar beschikking voor die bezigheden loopt af en we zijn nu aan het kijken of we die kunnen verlengen”, vertelt Miranda vanachter haar laptop. Ze typt mee terwijl mevrouw Van Velzen de situatie van haar dochter op een schaal van 1 tot en met 5 uitdrukt, waar 1 betekent dat dit slecht gaat en 5 dat het goed gaat. Sociale contacten: 2. Lichamelijke verzorging: 2. Bijdrage aan de maatschappij: “Mag 2,5 ook?”. Karlijn heeft een kleine krantenwijk, die haar moeder momenteel op zich neemt vanwege Karlijns verblijf in de instelling. “De krantenwijk is in een paar uur te doen, maar Karlijn bleef soms de halve dag weg. Dan zag ik haar hierachter op het plein rondjes fietsen, helemaal in zichzelf gekeerd”, aldus mevrouw Van Velzen. Voor Miranda is het duidelijk dat Karlijn de zorg die ze tot nu toe kreeg, moet behouden. “In het ondersteuningsplan kijken we naar verschillende leefgebieden om te beoordelen wat voor ondersteuning iemand nodig heeft. Karlijn heeft het op veel gebieden moeilijk. Ze maakt niet snel vriendinnen, ze besteedt weinig aandacht aan haar verzorging: je moet haar eraan herinneren om te gaan douchen en ze heeft behoefte aan structuur. “Ze wil van alles doen op een dag, maar komt door de onrust in haar hoofd ner-
6 | weCare
gens aan toe. Als ze dan eindelijk een spelletje doet op de computer, is het zes uur en moet ze eten. Waar ze dan niets van snapt, want ze heeft geen tijdsbesef”, aldus Miranda, die de opleiding SPH op het Windesheim heeft afgerond.
Gevaren
Vanuit haar geschiedenis als gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg herkent Miranda de problemen die Karlijn en haar moeder ondervinden. “Mensen met PPD-NOS hebben vaak moeite met spontane dingen, geen besef van tijd en zien geen verband tussen oorzaak en gevolg. Mevrouw van Velzen vertelt bijvoorbeeld dat haar dochter vaak op de computer zit en chat met onbekenden. Karlijn ziet niet in dat af-
spreken met die mensen heel gevaarlijk kan zijn. Samen met de ouders en eventueel het kind zelf kijken we naar de zorgen, maar ook naar de mogelijkheden bij elk leefgebied en de ondersteuningsvraag daarbij, dat is een belangrijk onderdeel in de overweging van de hoeveelheid zorg. Het feit dat besloten is dat ze al voor vier maanden wordt opgenomen in een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie geeft de ernst van de hulpvraag wel aan. Daar komt bij dat ze al een aantal jaren baat heeft bij de zorg vanuit de zorgboerderij. Ik denk dat het voor Karlijn goed is om de activiteiten op de zorgboerderij voort te zetten. Daarnaast kijken we ook wat er in het eigen netwerk kan worden gedaan. Soms kunnen buren, familie of vrienden al
veel betekenen. Of kunnen ouders zelf veel doen. De ouders van Karlijn volgden bijvoorbeeld al een cursus hoe om te gaan met PDD-NOS.”
Samen Doen staat dicht bij de inwoners
Het Samen Doen Team is een team met verschillende mensen uit verschillende organisaties. Zo zitten er in Samen Doen West mensen uit verschillende organisaties, bijvoorbeeld ook uit Bureau Jeugdzorg en Thuisbegeleiding Carinova. “Wat we bekijken is welke generalist de vraag van de cliënt het beste op kan pakken. We kijken eerst wat de cliënt zelf kan en of we zijn netwerk erbij kunnen betrekken. Wanneer dat niet lukt kijken we welke algemene voorziening kan helpen of proberen we zelf ondersteuning te bieden. Pas in het laatste geval komt er een maatwerkvoorziening”, aldus Miranda. Ze legt uit dat dat een belangrijk onderdeel is van de manier waarop Samen Doen te werk gaat. “We pakken de problemen integraal op. Dat betekent dat we niet ophouden bij het bepalen van de zorg voor Karlijn, maar ook naar de rest van het gezin en de problemen kijken. We willen dicht bij de inwoners staan en niet alleen met onze neus in de papieren zitten. Door bij mensen op bezoek te gaan, kun je de si-
tuatie vaak goed beoordelen. Het invullen van een formulier hoort daar dan natuurlijk welbij. Het is nu allemaal nog redelijk nieuw (Samen Doen is actief sinds 1 januari, red.) en we hebben dit jaar nog de vrijheid om dezelfde beoordelingscriteria als voorheen aan te houden. In detoekomst wordt er nog meer bezuinigd, waardoor beslissingen en uitkomsten van sommige gesprekken ook anders kunnen uitvallen. In het geval van Karlijn was er al lopende zorg. Bij de cliënten die zich opnieuw bij ons aanmelden gaat iemand van het Samen Doen Team langs om te bekijken wat de ondersteuningsvraag is.”
‘ZE WIL VAN ALLES DOEN OP EEN DAG, MAAR KOMT DOOR DE ONRUST IN HAAR HOOFD NERGENS AAN TOE’
de zorgboerderij doorbrengt. “Als ze bij de paarden is, vindt ze enorme rust. Ze had ook plannen om dierenarts te worden, maar na wat zoekwerk op internet kwam ze erachter dat dat iets te hoog gegrepen is. Nu gaan we voor dierenartsassistente.” Mevrouw Van Velzen is positief over de manier waarop Samen Doen met de problemen van haar dochter omgaat. “Nadat ik bij een inloopspreekuur ben geweest, ondernamen ze snel actie. Dit is alweer het tweede gesprek in drie weken tijd. Ze schenken niet alleen aandacht aan de problemen van Karlijn, maar kijken ook naar hoe het gezin hiermee om gaat. Ze helpen ons als ouders om te gaan met lastige situaties.” Op de vraag van Mevrouw van Velzen of Miranda nog een kopje thee wil, antwoordt ze: “Nee, dank u. Ik heb nog tien minuten voor het volgende bezoek. Dat gaat denk ik een pittig gesprek worden.” * Om de veiligheid en de anonimiteit van de geïnterviewden volledig te kunnen waarborgen, zijn de namen veranderd.
Goed gevoel
Mevrouw Van Velzen is blij met de uitkomst van het gesprek. Volgens haar heeft Karlijn veel baat bij de tijd die ze op
weCare | 7
Frank is doof en gaat naar de zorgboerderij: ‘Ik ga je vanavond bellen!’
8 | weCare
Interview Trots vertelt hij dat hij de eerste cliënt van zorgboerderij De Twa Bûken in Wijnjewoude was. De datum weet hij nog precies, 4 november 2008. Komend november is het - net als elk jaar - feest. Dan staat hij uitgebreid stil bij het zevenjarig jubileum van hem en de zorgboerderij. Frank is 51 jaar “Bijna 52, feest!” en doof. Samen met zijn eveneens dove broer Thomas woont hij zelfstandig in een dorp in Friesland. TEKST EN BEELD: JOLIEN BENNEMA
“Mooi op tijd”, roept hij bij binnenkomst. Frank is een sociale jongen. Ben je keurig op tijd op de zorgboerderij, dan krijg je een compliment van hem. Hij is geïnteresseerd in anderen. Vraagt elke dag hoe laat je wekker ging, vraagt hoe laat je naar bed bent gegaan en wat je hebt gegeten. Zijn interesse in de mens heeft hem zover gebracht dat hij ondanks zijn doofheid communicatief zeer vaardig is. Door van kinds af aan gesprekken te volgen, heeft hij zichzelf goed leren liplezen. Vrijwel alles wat je zegt, begrijpt hij. En als hij het niet begrijpt, pakt hij pen en papier en maakt hij het aan de ander duidelijk dat het opgeschreven moet worden. Lezen kan hij goed, maar praten gaat wat lastiger. Niet altijd is hij goed verstaanbaar of wordt hij goed begrepen. Maar ook dan biedt pen en papier uitkomst. Want ook het schrijven beheerst hij. Op de zorgboerderij heeft hij een goede band opgebouwd met zijn begeleidster Janny Copeland. Janny en Frank begrijpen elkaar volledig. Samen hebben ze hun eigen manier van communiceren. Zowel via gebaren, als door liplezen. Hij is op zijn plek op de zorgboerderij. Vindt alle begeleiders lief en aardig, net als alle cliënten. Hij kan niks bedenken wat hij minder leuk, of niet leuk vindt. Zijn leven is niet altijd makkelijk. In hun vorige woning werden de broers gepest door de jeugd uit het dorp. Het pesten stopte toen Frank en Thomas verhuisden naar een bovenwoning in een accommodatie voor ouderen.
Frank zelf kan of wil het zich niet meer herinneren. Op de vraag of er ook wel eens mensen niet aardig voor hem zijn, kijkt hij mij verbaasd aan. Druk schudt hij met zijn hoofd. Nee is het antwoord.
Broodjes smeren
Frank mag dan wel doof zijn, hij laat zich er niet door belemmeren. Het is een vrolijke man, is overal enthousiast over en dol op grapjes. Als kind ging hij naar Doveninstituut Guyot in Haren. Samen met zijn broer, Thomas. Om half 6 gaat de wekker, waarna Frank broodjes gaat smeren voor hem en zijn broer. Als de broodjes in de koelkast liggen en Thomas naar zijn werk op een sociale werkplaats is, kruipt Frank nog heel even in bed. Om half 9 wordt hij opgehaald om naar de zorgboerderij te gaan. De broers zijn zelfstandig. Frank is mantelzorger voor Thomas en samen krijgen ze meerdere keren in de week begeleiding. Thomas is communicatief minder vaardig. In tegenstelling tot Frank kan Thomas niet praten, niet schrijven en niet lezen. Ze communiceren via gebaren. Hun favoriete gebaar? Het teken van een groot bierglas dat naar de mond gebracht wordt. Want bier, dat lusten de broers wel.
HIJ HEEFT DE GROOTSTE LOL: ‘IS VAN THOMAS. WEET HIJ NIET’ I love Benidorm
De eerste dagen draagt hij een warme trui met zakken aan de voorkant. I love Benidorm staat er op de trui. Als hij gecomplimenteerd wordt met de trui, heeft hij de grootste lol: “Is van Thomas. Weet hij niet.” De plaatsnaam op de trui verraadt zijn grootste passie: reizen. Er zijn niet veel landen binnen Europa waar hij nog niet geweest is. Zijn vakantiebestemmingen kan hij moeiteloos opnoemen. “Italië, Duitsland, Spanje, Oostenrijk, Kroatië, Zwitserland, Engeland, Denemarken, België, Frankrijk.” De vakantietripjes bestaan veelal uit groepsreizen waar hij samen met zijn broer aan deelneemt. De ene keer met de bus, de andere keer met het vliegtuig.
Dit jaar staat een rondreis door Oostenrijk op het programma. Zijn favoriete vakantie? De familievakantie naar Turkije. Een andere hobby is koken. Eén keer per dag krijgen de broers begeleiding over de vloer. De begeleiding komt dan met hen koken. Pilav, een rijstgerecht uit het Midden-Oosten, is Frank zijn favoriet. Voor iedereen die geïnteresseerd is, zoekt hij het recept op of laat hij de foto’s zien. Ook komt twee keer in de week de thuiszorg langs om de broers te ondersteunen in hun huishoudelijke taken.
Zijn tablet is waardevol voor hem. Hij is er handig mee en gebruikt hem voor van alles en nog wat. Facebook is favoriet, net als de spelletjes Candy Crush en Vier plaatjes, één woord. Ook houdt hij van Mario Kart en tennis op de Wii. Elke dag gaan Frank en Thomas bij hun ouders op bezoek. Met de auto, op de fiets of lopend. Meestal lopend, want hun ouders wonen maar vijf minuten bij de broers vandaan. Aan het einde van de week geeft Frank aan dat hij graag contact met mij wil houden. Met zijn tablet in de hand staat hij voor mij. De blauwe kleur van Facebook valt onmiddellijk op. Frank wijst naar de zoekbalk bovenin het scherm. Of ik mijn naam wil invullen is zijn boodschap. Bij het afscheid nemen geeft hij mij een hand, bedankt mij en roept hij me na: “Ik ga je vanavond bellen!” Frank zijn begeleiders zien mijn verbaasde gezicht en leggen uit: “Wees maar niet bang. Hij bedoelt dat hij vanavond met je gaat chatten.” Het duurt ‘s avonds niet lang voordat mijn telefoon aangeeft dat ik een chatbericht heb ontvangen. “Hoi, met Frank”, schrijft hij. *Wegens privacyredenen zijn de namen van Frank en Thomas gefingeerd.
Winkeltje De Twa Bûken
weCare | 9
Reportage
Geen enkel kind tussen wal en schip Sinds de Wet Passend Onderwijs van kracht is, hebben scholen een zogenoemde zorgplicht. Hun taak: elk kind een passende onderwijsplek bieden. Ook scholen voor speciaal basisonderwijs doen hard hun best om kinderen het onderwijs en de begeleiding te geven die ze nodig hebben. TEKST: ESRA CAKICI BEELD: PIXABAY.COM
“Lange klanken hebben pech, ik haal gewoon een letter weg!”, klinkt het eensgezind. Het rijmpje zit duidelijk ingebakken. De leerlingen van groep 8 proberen hun volle concentratie op de spellingles te storten, maar dat is niet altijd een makkie. “Spelling is moeilijk. De woorden zijn vaak zo lastig”, klaagt Celine* (12 jaar). Over haar lievelingsvak hoeft ze niet lang na te denken. Rekenen, daar is ze heel goed in. Dat vindt ze “best wel makkelijk”.
Geen stempels
De Tender is één van de twee openbare speciale basisscholen in Enschede. De kinderen op deze school voor speciaal basisonderwijs (SBO) hebben moeite met leren, waardoor ze op een reguliere basisschool niet goed mee kunnen komen. En vaak speelt er meer. Het is hier niet ongewoon dat kinderen moeilijk gedrag vertonen en vastlopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarom krijgen de kinderen naast onderwijs ook begeleiding in de vorm van gedragslessen. Maar stempels geven, dat doen ze niet graag op De Tender. “Je kunt het ADHD
10 | weCare
noemen, autisme, noem maar op. Maar ik houd daar niet zo van”, stelt René Huitink, directeur van De Tender, hoofdschuddend. Hij ziet in dat kinderen die stempels nu eenmaal snel krijgen en dat een kind op het SBO vaak vergeleken wordt met de reguliere basisschoolleerling. “En ja, dan komt die leerachterstand en dat gedragsprobleem heel duidelijk naar voren.” Maar Huitink is een directeur die niet alleen van deze doelgroep houdt – hij gelooft in de kinderen. “Je moet kijken naar hoe een kind presteert voor zijn of haar doen.” Dan schemert er trots door in zijn glimlach. “En sommige leerlingen doen het hier ontzettend goed.”
‘ER GAAT VEEL AAN VOORAF VOORDAT ZE HIER KOMEN’
Passend onderwijs
Deze excellente kinderen, zoals de directeur hen noemt, vallen niet alleen op door de vele groene vakjes achter hun naam op de scorelijst. Ze vallen ook op in de klas. Ardil*, bijvoorbeeld. Terwijl de jongen naast hem weigert mee te doen met de les – zijn verkering is gisteren uitgegaan – en vervolgens overgaat op geacteerd gelach en geschater, houdt hij zich alleen maar bezig met het boek of schrift op zijn tafel. Je hoort hem maar weinig praten. En als hij dat wel doet, spreekt hij kalm en zacht. Hij is de levende bevestiging van wat elke juf of meester op deze school beweert: een goede werkhouding is zó belangrijk voor de resultaten. Zowel een leerling als Ardil, als leerlingen voor wie de weg naar concentratie of een goed resultaat wat meer hindernissen kent, krijgen onderwijs dat zogenoemd ‘passend’ is. De school heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat een leerling een passende onderwijsplek krijg. Het is dan ook niet voor niks dat de kinderen van de drie groepen 8 voor de vakken rekenen en spelling met hun etui
onder de arm naar een ander lokaal verhuizen. Deze lessen worden namelijk in niveaugroepen gegeven, zodat elk kind de begeleiding krijgt die het nodig heeft. Even chaos, tot iedereen zit. De les kan beginnen.
Gezond wordt excellent
Wie een rondje door De Tender loopt, zal het meteen plaatsen in de categorie basisschool. De spelende kinderen op het plein, de met knutselwerkjes volgeplakte ramen, een digitaal schoolbord in elke klas en complete alfabetten en cijferreeksen aan de muren: precies zoals je het zou verwachten. Kinderen moeten hier immers ook gewoon leren lezen en rekenen, hoe moeilijk dat soms ook is. Volgens de directeur wordt de focus hier niet constant gelegd op de zwakheden van kinderen. Waar een kind goed in is, dat is pas belangrijk. Niet de zieke volledig beter proberen te maken, maar de gezonde eigenschappen excellent proberen maken. Ook dat is volgens De Tender passend onderwijs.
‘IK BEN HIER NOOIT ALLEEN, IK BEN ALTIJD SAMEN MET ANDERE KINDEREN EN DAAR VOEL IK ME VEILIG BIJ’
Niet voor zweetvoeten
Maar als een reguliere basisschool een passende plek wil voor een kind, mag deze hem of haar dan zomaar naar een SBO-school sturen? Zo makkelijk werkt het niet, aldus Huitink. “Er gaat veel aan vooraf voordat ze hier kunnen komen. De kinderen hier hebben een beschikking voor het SBO, die afgegeven wordt door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Deze commissie beslist dus over de toelating van het kind tot deze of een andere SBO-school. En deze beslissing is natuurlijk gebaseerd op een traject dat er aan vooraf is gegaan.”
hier dus niet voor hun zweetvoeten, zoals onderwijsassistent Christien het grappend formuleert.
Veiligheid
Het draait allemaal om de kinderen, dat moge duidelijk zijn. Zij horen het onderwijs en de zorg te krijgen die ze nodig hebben. En wie tijdens het rondje door de school goed oplet, ziet grote canvassen hangen, maar daarop begrippen als respect, zelfstandigheid en veiligheid. Dit zijn begrippen – misschien zelfs motto’s – die er op De Tender echt toe doen. Frank* (12 jaar) voelt zich zeker veilig op school. “Ik ben hier nooit alleen, ik ben altijd samen met andere kinderen. Daar voel ik me dan veilig bij. En de juffen en meesters helpen de kinderen die het moeilijk hebben”, vertelt hij, terwijl hij zittend heen en weer draait op de bureaustoel. Hij ziet er wijs uit, met zijn korte lengte en het zwarte brilletje op zijn wipneus. En als je een gesprekje met hem voert, kom
je er al snel achter dat hij niet alleen qua uiterlijk een wijsneus is. De juf is saai en niet streng genoeg, de gedragslessen zijn niet belangrijk voor hem en op de vraag waarom hij denk dat andere kinderen zo veel schelden, roept hij verontwaardigd: “Weet IK niet! Daar ga ik toch niet over?” “Elk kind moet naar school. Elk kind moet leren lezen. Dat zeg ik altijd, want dat is zo ontzettend belangrijk”, betoogt Huitink. “Zorg ervoor dat elk kind leert lezen. Door passend onderwijs leert een kind dat op de meest geschikte manier. En valt er geen kind tussen wal en schip.” *Wegens privacy redenen zijn de namen van de kinderen gefingeerd.
Leerlingen op het SBO kunnen niet op een reguliere basisschool blijven, omdat ze daar te moeilijk gedrag voor vertonen. Op een reguliere basisschool zullen ze bijvoorbeeld te vaak de les verstoren. Bovendien zijn het moeilijk lerende kinderen, die niet goed mee kunnen komen in het reguliere basisonderwijs. Ze zitten
weCare | 11
‘ZE WILDE DE LEK IN RIJDEN EN MIJN BROERTJE MET ZICH MEENEMEN’ TEKST: NINA VAN KLAVEREN BEELD: PINTEREST
“Op het moment dat ik word gebeld door mijn wijkteambegeleider, weet ik al dat ik mijn spullen weer moet pakken. Het is de avond na die heftige ruzie met mijn tante. Er waren borden gesneuveld en we hebben allebei blauwe plekken opgelopen. Binnen een half uur sta ik met mijn koffer aan de straat, te wachten tot mijn tante mij weg zou brengen. Het gebeurt allemaal in een waas. Ik zit een paar momenten later in de auto en sluit me volledig af. Verstand op nul, daar gaan we weer.” Anna* (16) zit nu twee dagen in een crisisopvang in Amersfoort met zeven andere jongeren, nadat het bij haar tante is geëscaleerd. Het leven in een crisisopvang valt haar mee. “Het broertje van mijn vriend heeft hier ook gezeten, hij vertelde me allemaal horrorverhalen.” Volgens haar 12 | weCare
krijg je zoveel vrijheid als je wil, als je maar doet wat de begeleiding zegt. Op de groep is Anna een gezellige meid. Ze doet mee met kaartspelletjes, doet vriendelijk tegen de begeleiding en vindt alles wel prima. Ze lacht veel. Maar achter dit lachende, opgemaakte gezichtje zit een heftig verleden, dat ze zonder blikken of blozen op tafel legt. “Ik heb geen goede band met haar. Mijn vader wilde heel graag kinderen en mijn moeder niet. Toen is ze toch zwanger geworden. Ik heb eigenlijk altijd te horen gekregen dat ik een ongelukje was en dat ik niet gewenst was. Als je dat elke dag hoort, hakt dat er best wel in. De problemen begonnen pas echt toen mijn zusje ouder werd. Mijn moeder en zij waren als twee handen op één buik. Daar werd ik natuurlijk heel jaloers op. Ik
had dat niet met haar. Ik trok daardoor meer naar mijn vader toe. Mijn vader en moeder hadden daar steeds vaker ruzie om, omdat mijn vader mij zogenaamd voortrok.
‘ZE DRUKTE HAAR SIGARETTEN UIT TEGEN MIJN ARM EN TROK AAN MIJN HAREN’ Mijn moeder begon me, hoe ouder ik werd, steeds vaker te slaan en op andere manieren toe te takelen. Vanaf groep zeven liep ons gezin al bij Jeugdzorg, omdat mijn moeder psychisch niet helemaal in orde was. Ze drukte haar sigaretten uit tegen mijn arm,
Interview
schreeuwde verwensingen en sleurde mij aan mijn haren mee. Als mijn vader ’s avonds thuis kwam, deed ze alsof er niks aan de hand was. Ik had me gestoten, zei ze dan. Toen later ook nog mijn broertje werd geboren, werd alles steeds erger. Mijn moeder was al heel lang depressief, alleen heeft ze dat tot vorig jaar altijd ontkend. Ze heeft daar dus nooit hulp voor gekregen. Toen mijn broertje was geboren werd ze ook nog suïcidaal.
‘IK GELOOF DAT ZE MIJ BEGON TE SLAAN TJA, DAN SLA IK TERUG’ Afgelopen november stapte ze samen met mijn broertje de auto in. Ze wilde zichzelf de Lek inrijden en mijn broertje met zich meenemen. De buurman heeft ze net op tijd gezien. Hij heeft mijn vader gewaarschuwd, waarna hij ze nog op tijd heeft weten op te halen. Dat was het moment waarop ik ben weggegaan. Ik wilde heel graag voor mijn broertje en zusje zorgen,maar ik trok het echt niet meer. Mijn vriend heeft gezegd dat ik maar bij hem moest komen wonen, maar al snel merkte ik dat het niet samenging met mijn schoolwerk. Ik heb daarna een week bij een vriendin gewoond. De eerste paar dagen ging het prima, maar haar ouders werden steeds strenger voor mij. Ik mocht nergens heen, ze hielden me continu thuis. Ik heb uiteindelijk moeten zeggen: ‘luister, ik waardeer heel erg wat jullie voor mij doen, maar dit werkt zo gewoon niet. Ik kijk verder’. Daar waren ze niet blij mee. Ik moest meteen mijn koffers pakken. Ik ben daarna bij mijn oom en tante terecht gekomen, wat achteraf geen goede beslissing bleek te zijn. Het buurmeisje van mijn oom en tante
zag hen als ouders, omdat de band met haar eigen ouders ontzettend slecht was. Ze werd enorm jaloers toen ik daar was. Ze kwam met de meest bizarre verhalen naar mijn oom en tante. Volgens haar gebruikte ik drugs en sliep ik met de hele buurt. Dit bracht heel veel spanningen met zich mee, omdat mijn tante mij daarvoor ook al niet vertrouwde. Ze had het steeds over mijn moeder, dat ze een pokkenwijf was. Dat ging er bij mij niet in. Ik stond op slechte voet met mijn moeder, maar het was nog steeds mijn moeder. Dat was het moment waarop het fout ging tussen mijn tante en mij. Ik geloof dat ze mij begon te slaan. Tja, dan sla ik terug. Een half jaar geleden heb ik mijn vriend ontmoet in een kroeg. Heel klassiek eigenlijk: hij gooide per ongeluk bier over mij heen, waarna we aan de praat raakten. We begonnen daarna met daten. Hij heeft er wel lang over moeten nadenken of hij een relatie met mij wilde of niet. Hij is achtentwintig, ik ben zestien. Hij kwam ook nog uit een lange relatie, een vrouw met wie hij twee kinderen heeft gekregen. Het leeftijdsverschil is heel groot en omdat ik minderjarig ben, is hij ook nog eens strafbaar. Uiteindelijk heeft hij gezegd: ‘we proberen het gewoon. Je voelt nou eenmaal wat je voelt en als het niet werkt, kunnen we altijd nog uit elkaar gaan’. We zijn nog steeds bij elkaar, maar het is soms wel zwaar. Hij doet heel hard zijn best om mij zoveel mogelijk te steunen, dat zie ik aan hem, maar hij vindt het heel moeilijk. Hij is depressief na het verlies van zijn tweede kindje en hij moet tegen zijn ex vechten voor de voogdij van zijn andere kind, dus hij heeft zelf ook veel te verwerken. Gezien zijn situatie en zijn toestand, denk ik wel dat ik nu genoeg aan hem heb. Hij doet zijn best om me te steunen, en dat waardeer ik ook heel erg. Ik mis mijn broertje en zusje het meest. Ze hebben mij heel lang ge-
zien als hun moeder, in plaats van hun eigen moeder. Vooral toen mijn broertje nog een peuter was. Ik heb heel lang voor hem moeten zorgen. Hij zei mama tegen mij, niet tegen mijn moeder.”
‘HIJ IS DEPRESSIEF NA HET VERLIES VAN ZIJN TWEEDE KINDJE’ Anna vertelt dat ze zich nu pas realiseert hoe onzeker ze is geworden van het gedrag van haar moeder. “Mijn moeder mishandelde mij, terwijl ze wel goed met mijn zusje kon opschieten. Gelukkig was mijn vader er nog, bij wie ik kon schuilen als ik me rot voelde. Hij heeft een scheiding overwogen, maar hij kan voor zijn gevoel geen kant op. Hij heeft dan geen auto, geen huis en geen geld... Hij hoopt nog steeds dat mijn moeder weer zichzelf kan worden, nu ik niet meer thuis woon. Ik heb ook goede momenten met haar gehad, maar we botsen te veel. Het gaat nu gelukkig beter tussen ons. Als ik haar bel, kunnen we gewoon kletsen, omdat we niet meer in één huis wonen. Met mijn zusje gaat het niet zo goed. Ze loopt momenteel bij een psycholoog, omdat ze heel erg het gevoel heeft dat ik haar in de steek heb gelaten. Ik voel me daar heel schuldig over, maar het is niet anders. Ik hoop echt dat ik na een aantal jaar met een beter gevoel kan terugkijken naar dit moment, omdat alles toch goed is afgelopen. Maar zover is het nog lang niet. Ik ga me hier gewoon voorbeeldig gedragen en ik ga proberen me groot te houden. Misschien gaat de zon dan wel weer schijnen.” * Om de privacy van de geïnterviewde volledig te kunnen waarborgen, wordt haar echte naam verborgen gehouden.
‘’MEISJE, ZOU JE MIJN ROLLATOR WILLEN VOORRIJDEN?’’ Het is zondagochtend rond 11.45 wanneer ik aan het werk ben. Ik heb me in mijn werkblouse gehezen en mijn blonde lokken netjes opgestoken. Eén voor een stromen de bewoners van woonzorgcentrum de Polbeek met de rollators voor hun uit het restaurant van het woonzorgcentrum in.
Rond 11.55 besluit ik te kijken of de rollators in de weg staan. ‘’Mevrouw, ik zet de rollator even voor u aan de zijkant hoor’’, zeg ik. ‘’Dat is goed hoor, meisje. Als je hem straks maar weer naast me neerzet’’, waarna ze me een knipoog geeft. Als ze me zo noemt voelt het even alsof ik haar heel goed ken, wat niet zo is. De tijd nadert. Om stipt 12.00u zullen we beginnen met het scheppen van de soep. Ik hang boven de pan om de soep van de dag te bewonderen. ‘’Ai, bouillon’’ hoor ik mezelf hardop zeggen. Ik loop vol goede moed naar de achterste tafel aan de rechterkant, waarachter een grote bloempot staat. Aan de tafel zitten 3 vrouwen, waarvan één vrouw een zuurstofpomp bij zich heeft. Eén plek aan die tafel blijft altijd leeg. ‘’Ik wilde geen bouillon’’, zegt de bewoonster die tegenover de mevrouw met de zuurstoffles zit. Ze draagt een witte blouse met daarover een lila gekleurd vest. Ze heeft haar haren zoals altijd netjes in model gebracht en kijkt me aandachtig aan. ‘’We hebben vandaag alleen bouillon mevrouw’’, probeer ik. Ik zie teleurstelling op haar gezicht verschijnen. ‘’Morgen hebben we weer gebonden soep hoor’’, zeg ik snel om de vrouw die haar lepel er bij pakt om aan de bouillon te beginnen gerust te stellen. Ze knikt goedkeurend en brengt de lepel met bouillon naar haar mond. Als ik terugloop naar de soeppan kom ik meneer Janssen* tegen met zijn vrouw. Geduldig en geoefend duwt hij haar in haar rolstoel voort, richting hun vaste plekje in het restaurant. Zoals hij iedere dag doet zet hij de rolstoel naast de tafel, schuift de stoel die op de plek staat opzij en maakt ruimte voor de rolstoel van zijn vrouw. Zodra ze zitten ben ik met een dienblad met bouillon bij hun tafel aanbeland. Hij kijkt vriendelijk naar me op. ‘’Anna, je bent weer wat vergeten’’, zegt hij. ‘’Ja sorry, ik ben mijn bril weer vergeten. Ik had haast vanochtend. De volgende keer zal ik hem weer dragen hoor, speciaal voor u.’’ Hij glimlacht en knikt. Ik zet de het voorgerecht neer en wens ze smakelijk eten. Het is twee weken later, rond hetzelfde tijdstip. Meneer Janssen* merkt op dat ik mijn bril op heb. Hij vindt het me goed staan. “Je hebt hem op!’’ Ook de andere lieve bewoners zijn het ermee eens. ‘’Je straalt, je bent echt een poppetje’’, zoals ik meerdere dat hoor zeggen. Ze merken het altijd op als er iets anders is aan mijn uiterlijk of aan mijn gedrag. Het voelt als één grote familie. Iedere keer weer ga ik met plezier naar het werk en vind ik het fijn om praatjes te maken met de mensen. Koetjes en kalfjes bespreken, om zo iets voor ze te kunnen betekenen. Een luisterend oor is wat ze erg waarderen. En iedere keer weer ben ik geschokt als een van de bewoners is heengegaan. Zo zie ik meneer Gellandy* nog voor me. Hij was vroeger dominee en zo werd hij door de medebewoners dan ook genoemd. Hoe de dominee daar in zijn stoel zat, iets scheef naar aanleiding van een hersenbloeding, maar nog zo aanwezig. Als ik aan hem denk hoor ik hem nog vragen of ik zijn servet voor wil doen, zodat zijn mooie colbertje en stropdas schoon blijven. Precies zoals hij me dat altijd vroeg. Anna * Om de veiligheid en de anonimiteit van de geïnterviewden volledig te kunnen waarborgen, zijn de namen veranderd.
14 | weCare
HOROSCOPEN
WAT HEBBEN DE STERREN DEZE MAAND VOOR JOU IN PETTO? Ram 21 maart t/m 20 april
Schorpioen 24 oktober t/m 22 november
Je bent een erg koppig persoon, wat zich nogal eens kan uiten in eigenwijsheid wat betreft je studie. Let hier deze maand een beetje op, want het kan grote spanningen veroorzaken op persoonlijk gebied of op je stage.
Het liefst help jij anderen, maar je denkt nooit eens aan jezelf. Denk deze maand eens aan jezelf. Het is heel leuk als je je altijd zorgen om anderen maakt, maar het zorgen voor jezelf is net zo belangrijk.
Stier 21 april t/m 21 mei
Boogschutter 23 november t/m 22 december
Je hebt jezelf vorige maand een beetje verwaarloosd. Alle feestjes en gezellige borrels zijn er nogal ingehakt. Zorg dat je deze maand goede nachten maakt en de broodnodige vitaminen binnen krijgt.
Zorg deze maand goed voor je familie. Ze zullen je nodig hebben. Dit gaat moeizaam samen met je studie, waardoor de stress toeslaat. Je vindt het moeilijk om prioriteiten te stellen. Hou je beide benen op de grond en neem de rust die je nodig hebt. .
Tweelingen 22 mei t/m 21 juni
Deze maand ga je helemaal los. De lentekriebels overvallen je een beetje. Kijk deze maand nog een even uit met korte broeken, want het is daar nog echt te koud voor.
Steenbok 23 december t/m 20 januari
Van naturen ben je een nogal naïef persoon. Zorg dat niemand je voor zijn karretje spant, laat mensen geen misbruik maken van jouw goedaardigheid. Je mag best wel wat haren op je tanden krijgen en deze maand is hét moment om daaraan te werken.
Kreeft 22 juni t/m 23 juli
Het is alweer maart en dat betekent dat de winter aan zijn eind komt. Je zal deze maand merken dat je veel behoefde hebt aan vitamine D, maar ga daar niet in overdrijven. In de lentezon verbrand je het snelst. Haal de zonnebrandcrème in huis, zorg dat je er niet uit komt te zien als je sterrenbeeld.
Waterman 21 januari t/m 18 februari
Hou deze maand je ogen open. Je goede vrienden en je familie proberen voor je te zorgen en er voor je te zijn, maar je houdt deze hulp vaak af omdat je ze niet tot last wilt zijn. Wees eens wat opener, ze willen je helpen.
Leeuw 24 juli t/m 23 augustus
Er ligt een avontuurlijke reis in het verschiet voor jou. Dit kan een wereldreis zijn, maar ook een weekendje weg met je toekomstige geliefde. Je gaat deze maand je best doen om overzicht te krijgen op je financiële situatie.
Maagd 24 augustus t/m 23 september
Jouw geduld wordt deze maand op de proef gesteld. Er gaan zich zaken voordoen die je van tevoren niet had kunnen zien aankomen, dus zorg dat je daar zo flexibel mogelijk mee om kan gaan. Zorg ervoor dat je dingen gewoon over je heen laat komen.
Foto: Pinterest
Weegschaal 24 september t/m 23 oktober
Je had in het begin van het jaar nog het voornemen om meer te gaan sporten, maar je merkt dat de motivatie daarvoor een beetje is vervaagd. Je moet over die eerste drempel heen komen, daarna zal je de motivatie vinden om wat meer aan lichamelijke beweging te doen. Laat die derde pizza van de week dan ook maar liggen
Vissen 19 februari t/m 20 maart
Jij kan je overal in vinden en waait met alle winden mee. Je vindt het leuk om tijdens de colleges met je klasgenoten te praten en grappen te maken, maar kijk hier mee uit. Het leven is een feest, maar perk dit in tot het weekend. Het is tijd om serieuzer te worden, je wordt immers ook een jaartje ouder.
weCare | 15
Interview
Pleegouderschap? No Way! Geke Rotmensen (51) is al 22 jaar pleegmoeder en heeft aan bijna 60 pleegkinderen onderdak gegeven. Ze is dan ook 24/7 bezig met de zorg voor haar kinderen. Zelf heeft ze vier kinderen die het nest al hebben verlaten en zelf ook kinderen hebben. Een zorgzame moeder èn oma die ieder kind dat in de problemen zit een warme deken wil omslaan en alle zorg wil geven die ze nodig hebben. Of ze dat bij de eerste kennismaking met het pleegouderschap ook had verwacht? “Mijn man en ik keken elkaar aan en zeiden: no way. Dat gaan we echt niet doen.” TEKST EN BEELD: SUSAN POEDER
Wat was je motivatie om pleegouder te worden? “Mijn ex-man en ik deden 22 jaar geleden al vakantieopvang voor buitenlandse kinderen. We dachten: goh misschien kunnen we ook wel wat betekenen voor pleegzorg. Het beviel ons goed en we vonden het altijd gezellig en leuk. We zijn toen eerst naar een informatieavond geweest en daar hebben we een aantal spannende verhalen gehoord van een heel ervaren pleegvader. Toen dachten we bij onszelf: daar beginnen wij niet aan. Maar toen onze jongste eenmaal was geboren bleef er steeds iets op ons pad komen van pleegzorg en toen hebben we toch besloten om het te gaan doen. Toen ging het snel: een week nadat we getekend hadden kwamen de eerste twee kinderen al in huis.” Jullie waren dus eerst een beetje geschrokken. Wat is er dan toch veranderd dat jul-
lie alsnog pleegouders wilden worden? “De meeste mensen schrikken zich ook kapot op de voorlichtingsavond van de verhalen die ze horen. Aan de andere kant, het is wel de werkelijkheid en dan moeten mensen wel weten wat ze kunnen verwachten. Wij dachten bij onszelf: waarom zouden we het ook niet kunnen? Wij kunnen dit wel.” Hoe was jullie allereerste ontmoeting met het eerste pleegkind? “We kregen er twee tegelijk en het was totaal niet wat we verwacht hadden! We werden gebeld door pleegzorg. We kregen een meisje van 6 en een klein jongetje van 9 maanden en ze zouden aan het einde van de dag al komen, maar niks was zeker. Ze moesten namelijk eerst nog met de politie opgehaald worden bij de ouders. We wisten niet wat voor drama het zou worden. Ik stopte mijn kinderen
vast in bed zodat het thuis een beetje rustig zou zijn als ze zouden komen, maar iedereen in huis was wel op de hoogte van de situatie. Ik verwachtte kinderen in een crisissituatie: overstuur en helemaal van de wereld. Ik open de deur, staat daar een vrolijk lachend meisje! Het jongetje daarentegen was precies zoals we gehoord hadden. Helemaal verwaarloosd. Vies, smerig in het snoetje, met veel te lange haartjes.” Hoe zorg je ervoor dat je nog genoeg tijd over houdt voor je kinderen? “We hebben altijd extra begeleiding gehad zodat je dingen uit handen kan geven. Op die manier konden we nog wat doen met onze eigen kinderen. Wij noemen dat altijd ‘een tube tandpasta halen op vrijdagavond’. Onzin natuurlijk, maar dan hadden we even aandacht apart. Dan gingen we een avondje naar de film of
‘Tegelijkertijd had ze de hoop dat haar kinderen weer terug zouden komen. Elke keer als mensen van de hulpverlening langskwamen dan had ze de kamertjes van de kinderen klaar’
16 | weCare
gewoon even gezellig wat drinken in de stad. Ieder kind heeft dat nodig.”
moe en zijn we er maar mee opgehouden.”
Wat is nu het mooiste wat je hebt mee gemaakt? Noem eens een moment dat je dacht: dit is waar ik het voor doe? “Ja zoveel momenten. Maar één moment dat was met Marijke. Kijk over het algemeen hebben pleegkinderen veel moeite om ergens te komen in het leven. School, werk… Het kost meer moeite. Marijke kwam ook uit een moeilijke situatie en nadat ze bij ons kwam wonen ging ze naar een gewone basisschool. Dat bleek toch niet haalbaar te zijn dus ging ze naar speciaal onderwijs. We gingen er ook al een beetje van uit dat ze nooit zelfstandig zou kunnen wonen.
Wat vind jij daarvan? Jij doet heel erg je best om voor die kinderen te zorgen, terwijl de eigen moeder zich er een beetje vanaf draait. Jij staat er lijnrecht tegenover. “In het begin dacht ik ook: kom op, zie je niet dat je zulke fantastische kinderen hebt? Maar gaandeweg besefte ik me ook meer, die vrouw is verstandelijk gehandicapt. Ze is afhankelijk van de hele wereld en kan niet voor zichzelf zorgen. Laat staan voor een ander. Ze heeft zoveel pijn gehad omdat haar kinderen niet bij haar mochten wonen… Ik denk dat ze
Maar op een gegeven moment begon ze op te krabbelen. Niet in het tempo van haar leeftijdsgenoten, maar ze kon het wel. Tot uiteindelijk bij haar diploma uitreiking KBL. Haar vader zit naast mij, met wie we overigens nog erg goed contact hebben. Marijke loopt het podium op en ik voelde me al erg trots. Haar vader geeft me een por en zegt: dat is de eerste in de familie die nu een diploma heeft. Dat was zo’n mooi moment. Het heeft ons bloed, zweet en tranen gekost, maar we hebben
het gedaan. Het is dus mogelijk. Hoe erg ze ook beschadigd zijn, wat er ook gebeurd is, toch kunnen ze wat bereiken.” Hoe verloopt het contact met de biologische ouders tijdens het pleegouderschap? “Vaak werkt het heel goed en blijft er bijvoorbeeld een vader geregeld bij ons eten. Dat kan heel gezellig zijn. Maar soms is er helemaal geen contact. Bijvoorbeeld met de moeder van Michel. We hebben heel erg ons best gedaan om contact te leggen maar ze kwam nooit opdagen tijdens bezoekregelingen. Zelfs wanneer de gezinsvoogd haar op kwam halen, gaf ze gewoon niet thuis. Na 4 jaar waren we
‘Ondertussen moest ik wel goed uitkijken dat er niemand achter mij aan reed. Dat zijn spannende momenten maar het hoort er ook bij’
geprobeerd heeft om het uit te wissen. Tegelijkertijd had ze wel de hoop dat haar kinderen weer terug zouden komen. Elke keer als mensen van de hulpverlening langskwamen dan had ze de kamertjes van de kinderen klaar. Voor mij is dat niet te begrijpen, maar ik moet me daar toch bij neerleggen. En verder, in het uiterste geval moeten we met de ouders afspreken op neutraal terrein en mogen ze ook helemaal niet weten waar wij wonen.” Is dat niet enorm spannend? “Jazeker! Een paar jaar geleden kregen we een Turks jongetje van een jaar of 2 die we in crisis moesten opvangen. Het was een
ontvoeringszaak. Dit jongetje werd op Schiphol eruit gepikt: de vader wilde met hem ervandoor gaan. Later komt dan dat moment dat je op bezoekregeling moet met die ouders. Hoe pak je zoiets aan? Er was heel wat te verwachten van de familie. Ik reed dan in een andere auto dan die van mij. Na zo’n bezoekregeling werden de ouders een soort van “vastgehouden” zodat ik alle tijd had om weg te rijden. En ondertussen moest ik wel goed uitkijken dat er niemand achter mij aan reed. Dat zijn spannende momenten maar het hoort er ook bij. Je maakt avonturen mee die normale mensen niet meemaken.” Pleegkinderen blijven soms een paar weken, maar soms ook jaren. Hoe is het om telkens afscheid te moeten nemen? “Dat doet hartstikke zeer. Bij dat Turkse jongetje was het dubbel moeilijk. Hij zou hier in crisis wonen dus binnen een jaar moet er wel een perspectief zijn. Aangezien hij niet meer naar zijn moeder kon, zou hij in een gezin moeten wonen waar hij groot kan worden. Nadat hij nog een jaar ergens anders heeft gewoond werd hij ineens weer teruggeplaatst naar zijn moeder… Simpelweg door een gezinsvoogd die tekort schoot. Kijk ik gun het die moeder van harte maar ik dacht, dit
kind had veel verdriet bespaard kunnen blijven. Ik vond het verschrikkelijk.” Ondanks alle grote uitdagingen, raad je het pleegouderschap aan? “Zeker! Ik doe ook de STAP-trainingen bij Yorneo en ik vertel aspirant-pleegouders wat ze kunnen verwachten. Maar je moet wel de juiste persoon zijn. Het is echt prachtig om te doen, anders zou ik het ook niet doen. Maar je moet je wel bewust zijn van de verwachtingen van het soort kinderen dat je in huis krijgt. Als je gewoon realistisch blijft en een beetje sterk in je schoenen staat, dan kan het pleegouderschap echt iets moois zijn.”
weCare | 17
18 | weCare
weCare | 19
Interview
‘Maar ik red het wel’ Ik schuif mijn stoel aan en kijk recht in de bruine ogen van de vrouw die ik mag interviewen. Toen ik hier een paar dagen geleden binnenkwam lopen en vertelde wat ik kwam doen werd ze helemaal enthousiast. Natuurlijk mocht ik haar interviewen! ‘Hartstikke leuk’ vindt ze het. Ellie Kleppe, een dame die er voor 78 jaar goed uit ziet. Ik geef haar een compliment over haar uiterlijk. Met een blosje op haar wangen zegt ze: “Dankjewel! Ik krijg dat wel vaker te horen, maar niet van mensen van jouw leeftijd”. Met beide een glimlach op ons gezicht beginnen we het gesprek. TEKST EN BEELD: CAITLIN SAIBOO
We begeven ons in een wijkontmoetingscentrum in Drielanden. Een centrum voor ouderen om te kunnen netwerken. Mevrouw Kleppe vertelt dat ze hier al ongeveer 2.5 jaar komt: “Mijn man was toen net overleden en de huisarts wees mij er op dat er leuke cursussen of groepen zijn waar ik terecht zou kunnen, zodat ik niet altijd alleen ben.” Half lachend, half verbaasd zegt ze: “En nu zit ik hier. Ik ben totaal geen clubjes mens en het duurde dan ook even voordat ik de stap genomen had. Maar ik ben zeer blij dat ik deze stap genomen heb destijds!” Ze vertelt hoe ze de eerste keer hier binnen kwam en welke contacten ze er aan over gehouden heeft. De blik in haar ogen laat zien dat ze geniet van het ophalen van mooie herinneringen. “Als het klikt, dan klikt het.” Ik vraag haar wat ze vindt van zulk soort organisaties. Voordat ik verdere uitleg kan geven antwoord ze al, “heel fijn”. Met een hele lange é in het midden. “Het is alleen nog niet voldoende. Kijk meisje, er zijn nog heel veel mensen die thuis zitten. Zij durven de stap niet te nemen om hier naar toe te komen, ze zijn vergeetachtig of ze hebben er moeite mee om zichzelf te verplaatsen. Er wonen een hoop mensen boven dit gebouw. Een aantal dames van de club woont hier, maar er zijn ook een aantal mensen die dit stukje niet kunnen lopen. Zij moeten eigenlijk opgehaald worden. Fronsend kijkt ze voor zich uit en zucht opgelucht dat het voor haar nog wel te belopen is, een kwartiertje.
Ervaring
Mijn gedachten dalen even terug naar het begin van het gesprek. Toen ze over haar overleden man begon. Ik twijfel of ik er over zal beginnen maar veel tijd om er over na te denken heb ik niet. De diep bruine ogen en vriendelijke glimlach kijken mij vragend aan. Ik vraag naar haar ervaringen in de zorg. “Zelf heb ik weinig ervaring met de zorg, maar ik hoor voldoende in het nieuws en om mij heen om er een mening over te kunnen vormen!”. Ze vertelt over de negatieve berichtgeving over de zorgsector: “Ik ben er een beetje huiverig voor” vertelt ze terwijl de rimpelvorming op haar voorhoofd van start gaat. “Als ik wel zo ver ben dat ik hulp nodig zou hebben, dan wordt dit nog best lastig denk ik. De hulp die geboden wordt, wordt steeds minder. Kijk, ik woon in een flatgebouw met allemaal andere ouderen. Er wordt tegen ons gezegd dat we voor elkaar moeten zorgen, of je kinderen moeten voor je zorgen. Dit kan ik toch niet van mijn zoon verwachten?”, ze kijkt me vragend aan. De blik in haar ogen verandert langzaam, een soort wanhoop. “Hij woont in Almere, heeft een drukke baan en een gezin. Dat kan ik niet van hem verlangen. We zullen het met elkaar op moeten lossen…” “Ik heb het jaren, jaren geleden al gezegd. Het zal de vraag zijn als wij die leeftijd hebben of er dan nog hulp is voor ons. Maar je ziet het, de verzorgingstehuizen gaan dicht. Het was een voorgevoel wat ik had toen mijn moeder vroeger in een verzorgingstehuis lag. Haar zorg was grandioos, tot dat de verzorgingstehuizen samen gingen met andere organisaties en wij een nummertje werden.”
Huishoudelijke hulp
‘IK BEN ER EEN BEETJE HUIVERIG VOOR’
20 | weCare
Voordat ik mijn volgende vraag kan stellen, zie ik dat haar iets te binnen schiet. Ze gaat rechtop zitten en ziet een bepaalde mate van concentratie in haar ogen. “Ik heb wel een ervaring in de zorg”. Ze blijft even stil en haalt diep en rustig adem. Nu schieten bij mij de rimpels in mijn voorhoofd, het lijkt alsof mevrouw Kleppe zichzelf even kalm probeert te houden. Na een minuutje stilte zegt ze zachtjes: “Drie jaar geleden is mijn man
overleden. Voor hem kon ik hulp krijgen en zelfs voor mijzelf als ik dat had gewild. Huishoudelijk hulp zou dat zijn, maar ik hoefde niet nog meer onrust in mijn huis. Maar het werd mij wel aangeboden! Dat gevoel was fijn, dat het mogelijk was. Van januari tot zijn overlijden in maart heb ik af en toe hulp gehad voor mijn man. Hier over valt niet te klagen, de hulp die hij kreeg was prima. Al die maanden lang ben ik één keer ons huis uit geweest. De zorg voor hem, die ik toch grotendeels zelf op me nam, was dag- en nachtwerk.” Ze wordt weer even stil, de blik in haar ogen is anders dan voorheen. Ze staart vooruit, alsof ze terug in de tijd kijkt. “Ik had net weer even één nacht hulp. Een hele lieve vrouw, grandioos was ze. Vrijdagavond was de huisdokter er nog. Hij gaf mijn man een halve morfine injectie en zei dat de verzorgster de rest vannacht zou geven. Dit was niet meer nodig.” De vrouw slikt tweemaal en mijn eigen ogen beginnen ook een beetje te branden. De pijn in haar ogen, het doet zeer om dat te zien. “Van huis uit heb ik mee gekregen dat je voor elkaar moet zorgen, en dat heb ik gedaan. Ik heb voor mijn man gezorgd tot het einde. Een mooi einde in zijn slaap. Hij was 75 jaar.” Ze fluistert het met een glimlach. Het is mooi en ontroerend om te zien hoe veel verdriet deze vrouw heeft, maar ook hoeveel liefde ze nog steeds voor haar overleden man heeft. Ik ken haar net twee dagen, maar dit is een vrouw die een huwelijk had dat uit liefde bestond. Dat is tegenwoordig niet heel vanzelfsprekend meer. Zij is een mooi voorbeeld…
‘VAN HUIS UIT HEB IK MEE GEKREGEN DAT JE VOOR ELKAAR MOET ZORGEN, EN DAT HEB IK GEDAAN’ ‘Dat is hem fataal geworden’ Ze vat kort samen wat haar man voor ziekte had. In 2007
kreeg hij te horen dat hij een tumor op de blaasspier had, kanker. Hier is hij goed aan geholpen, hij kreeg chemische spoelingen en alles was onder controle. Ze woonden toen nog is Assen. Toen ze naar Harderwijk verhuisden heeft haar man zich over laten schrijven naar dit ziekenhuis. Hier zijn nog wat controles gehouden maar alles zag er goed uit. “Vervolgens is mijn man nogmaals opgenomen in het ziekenhuis met hartklachten. Maar hij bleef herhalen: ‘Dit is mijn hart niet. Ik weet dondersgoed hoe mijn hart voelt en dit is het niet’. Het bleek een uitzaaiing te zijn naar zijn lever”. De teleurstelling in haar stem is pijnlijk. “Nou dat is hem fataal geworden. Een fout van het ziekenhuis, zij hebben het niet herkend.” Na een prettige stilte gaat ze verder. “Dan moet je gewoon de tijd weer gaan invullen, je moet zelf verder. Mijn huisarts heeft mij enorm goed geholpen, een jaar lang na het overlijden van mijn man! Uiteraard is het lastig soms, je komt alleen thuis. Tegen wie moet je praten? De muur? Ik zet daarom altijd direct de radio aan. Je moet er aan wennen… Maar ik red het wel.” Zegt ze met een glimlach.
weCare | 21
‘SOMS IS DE LADING ONMENSELIJK GROOT’ 22 | weCare
Interview Vroeger was een kind druk, nu hebben ze al snel ADHD of een andere gedragsstoornis. Het is een opvatting van de wat oudere generatie. Volgens hen werden ‘drukke’ kinderen vroeger harder aangepakt, terwijl men nu allerlei methodes er op los laat. Volgens kinderpsychiater en directeur van INTER-PSY, Carl Blijd, is dit een misvatting: “We weten nu veel meer over afwijkingen en aandoeningen, waardoor we er meer aan kunnen doen.”
Carl Blijd (rechts): ‘‘Kinderen hebben vaak in een kort tijdsbestek al veel meegemaakt.’’
TEKST: RICHARD SISSINGH BEELD: PIXABAY.COM
Carl Blijd is zijn psychologische carrière begonnen in de vechtsport. Als vrijwilliger in de Kung Fu wereld kwam hij veel in aanraking met jongeren, maar ook met probleemkinderen. Inmiddels is hij geridderd en heeft hij veel lofzangen verdiend vanwege zijn aanpak. “Jongeren en kinderen hebben vaak in een kort tijdsbestek al veel meegemaakt en zijn daardoor minder makkelijk toegankelijk. Het werk is soms erg zwaar omdat de analyse vaak doorslaggevend is en secuur te werk gaan belangrijk is. Je moet zorgen dat je de taal van het kind spreekt om vooruitgang te boeken.’’ Als voorbeeld noemt Blijd een jong kind: “Een lief kereltje. Buitenstaanders zullen zeggen dat hij weinig tot geen problemen zou moeten opleveren. Niets bleek echter minder waar. De kleuter had problemen met zijn iets jongere zusje. Hij sloopte haar speelgoed, plaste over haar knuffeldieren en pestte haar. Uiteraard was dit met als gevolg: Boze ouders. Doordat het jongetje op zijn donder kreeg en de ouders geen andere oplossingen zochten, bleef de situatie ongewijzigd. Tot op dat moment was er voor de ouders geen reden om een psycholoog te raadplegen. Dit ontstond pas toen de situatie escaleerde. Het kind drukt zijn zusje een aantal treden van de trap af. Het meisje moet uit voorzorg naar de dokter, dit was de juiste zet betreffende de problemen. De dokter signaleerde een vreemde verwonding en raadpleegde ons na het aanhoren van het hele verhaal.”
Na de eerste gesprekken en indrukken gaat Blijd over op interventie: “Dat is misschien wel het lastigste. Wat gaan we doen? Wat kúnnen we überhaupt doen? Na lange en diepe gesprekken met de ouders, het zusje, opa en oma en natuurlijk de jongen zelf, was de band met het zusje niet het probleem. De jongen kreeg het gevoel in een hoekje te worden gedrukt en dat de aandacht alleen op zijn jongere zusje werd gelegd. Door streken uit te halen gaven zijn ouders hem aandacht; negatieve aandacht is ook aandacht. Om te voorkomen dat de ouders een overkill aan aandacht geven aan beide kinderen, hebben we een stappenplan gemaakt. Dit werkte goed en ondertussen hebben we de laatste afspraak in de agenda staan. De pogingen die de jongen deed als een schreeuw om aandacht waren indrukwekkend. In mijn optiek was dit een situatie waar we net op tijd er bij waren.” De psychiater vindt de waardering en voortgang een belangrijkere erkenning dan het bedrag dat op zijn rekening gestort wordt, maar kent zijn vak niet alleen van succesverhalen en spannende trajecten: “Het is soms heel erg lastig om een situatie goed in te schatten om vervolgens de juiste keuze te maken. Het gaat wel eens vreselijk mis en dan kan het in ons vak de dood tot gevolg hebben. Persoonlijk kan ik dat handelen, je kunt niet alles beïnvloeden of voorkomen. We hebben echter collega’s gehad die veel moeite hadden met een situatie als deze. We doen er dan alles aan om hem of haar er
weer bovenop te krijgen, maar heel soms is de emotionele lading onmenselijk groot en is dat vechten tegen de bierkaai.” Als psychiater staat discretie erg hoog in het vaandel. Betrouwbaarheid is volgens Blijd misschien wel de belangrijkste eigenschap voor een medewerker van INTERPSY: “Ik zal nooit namen noemen, mensen gedetailleerd beschrijven of situaties op een bepaalde manier uitleggen. Hierdoor zou iemand zijn eigen buurjongen of bij wijze van voetbaltrainer kunnen ontdekken. Patiënten vertellen vaak zware verhalen met het nodige vertrouwen, dit mogen wij niet beschamen.’’ Blijd ziet nog altijd ontwikkeling in de psychische hulp en verwacht dat we nog veel meer kunnen en gaan kunnen in de toekomst: “Het zorgt ervoor dat ik met plezier en passie met mijn projecten om kan gaan. Ik hoop dat de studenten in opleiding open staan voor vernieuwingen en ontwikkelingen. Zo kunnen we in de toekomst nog een hoop ‘drukke’ kinderen helpen.” Zo besluit Blijd met een knipoog.
weCare | 23
SPH-STUDENTEN AAN HET WOORD Lisa:
“Ik loop nu stage bij een woonvorm voor kinderen met een niet aangeboren hersenletsel en met spierziekte Duchenne en dat is erg zwaar. Die jongeren hebben mijn leeftijd en zijn al afhankelijk van beademing.”
Kimberley:
“Ik begeleidde een 34-jarige man die verstandelijk beperkt was. Het heeft mijn ogen geopend, want ik had niet verwacht dat je zo veel leuke dingen kunt ondernemen met zo’n persoon. Ik heb het met heel veel trots gedaan.”
Julia:
“Het mooiste is de ontwikkeling die de kinderen op het speciaal basisonderwijs doormaken. Je ziet dat ze veel hebben aan de extra aandacht.”
Britt:
“Ik heb niet altijd interesse gehad in de zorg. Absoluut niet zelfs. Hiervoor heb ik namelijk de MBO-opleiding Evenementenorganisatie, Communicatie en Marketing gevolgd. In die tijd ben ik ook gaan zwemmen met kinderen met een beperking. Dit sprak mij erg aan. Daarnaast heeft mijn buurjongetje het syndroom van Down. Ik kon altijd erg goed met hem omgaan en zo raakte ik geïnteresseerd in de zorg.”
Michelle:
“Je leert jezelf goed kennen tijdens de opleiding en Jeugd en Gezin past het beste bij mij. Ik heb het gevoel dat ik bij deze richting resultaat kan zien, mensen echt kan helpen.”
Alyde:
“Het is misschien een beetje standaard, maar ik vind het heel interessant om mensen te helpen. Eigenlijk wil ik gewoon graag met mensen omgaan. En dan vooral mensen helpen, zodat je jezelf ook beter voelt.”
Edith:
“Ik kom zelf uit een groot gezin met zes kinderen, dus ik vind het gezin simpelweg heel belangrijk. De basis moet goed zijn. Kinderen spreken me sowieso erg aan. En ik zeg maar zo: als je jeugd niet goed is, krijgt je waarschijnlijk later wel problemen.”
24 | weCare
TIPS & TRICKS VAN DE PROFESSIONALS Tijdens het maken van dit tijdschrift hebben wij allerlei verschillende hulpverleners, begeleiders en verzorgers gesproken. Hieronder een kort lijstje met tips & tricks van de professional voor op de werkvloer. Zitten er tips tussen die je zelf ook wilt toepassen? Vink ze aan, dan kan je er later nog een blik op werpen. Wel zo handig!
CHECKLIST Sanne Bel, ambulant begeleider
Alicia, groepsleiding bij Lijn 5 crisisopvang
“Je moet zelfstandig kunnen werken en je moet een band met iemand opbouwen. Kom dus je afspraken na, neem initiatief en durf anderen om hulp te vragen.”
“Je moet een beetje improviseren en humor hebben om het ijs te kunnen breken bij jongeren.”
“Sta stevig in je schoenen. Als je voor lastige situaties komt te staan, kan je dan direct en zelfstandig handelen.” “Pas altijd je tempo aan op het niveau van je cliënt. Als het tempo van hem of haar wat lager is, is het soms goed om als begeleider even achterover te leunen.”
“Wees lekker jezelf. Fouten maken we allemaal, ik heb ook door vallen en opstaan moeten leren.”
Carl Blijd, psychiater bij INTER-PSY ‘’Je moet zorgen dat je de taal van het kind spreekt, om vooruitgang te boeken.’’ ‘’Een chinees gezegde: kies een baan waarvan je zal houden en je hoeft geen dag meer te werken.’’
Tom Werkema, medewerker bij een daklozenopvang “Als je oprecht geïnteresseerd bent in de mensen waar je mee te maken krijgt en je wilt ze helpen, dan komt daar vaak wat moois uit. Behandel de cliënten, zoals jij zelf behandelt zou willen worden.”
Ida, hulpverlener bij Lijn 5 crisisopvang “Toon medeleven en empathie, maar niet te veel. Je moet wel streng voor jongeren blijven, anders maken ze misbruik van je. Toon geen medeleven, maar probeer ze te helpen met een luisterend oor. Daar hebben ze écht wat aan.”
weCare | 25
Reportage
In 10 jaar tijd 500 erbij:
het succes van de zorgboerderij “Weet je waarom ik altijd een koptelefoon bij me heb? Soms is het te druk voor mij. Hier ben ik blij, maar als ik niet op de zorgboerderij ben, ga ik nadenken over vroeger en krijg ik nare dromen.” Roos* is licht verstandelijk beperkt en gevlucht uit haar geboorteland. Ze praat zachtjes en soms onduidelijk. Haar leven is niet altijd makkelijk geweest. Erover praten doet ze niet. Vier dagen per week gaat ze naar zorgboerderij De Twa Bûken. Voor haar heel belangrijk. over hun bol en deelt complimenten uit. Het doet ze zichtbaar goed. Met een glimlach om hun mond zijn ze ontspannen en geconcentreerd bezig met hun werk. Als reactie op een compliment geeft Roos haar begeleidster een dikke knuffel. Plots staat Frank op om Janny ook een knuffel te geven. “Oh, jij bent jaloers”, roept Roos naar Frank. “Ze is van mij”, grapt hij terug.
TEKST EN BEELD: JOLIEN BENNEMA
De zorgboerderij ligt in Wijnjewoude, Friesland. Het ligt aan een drukke weg, maar is een oase van rust. Bij de ingang valt een groot groen bord met gele letters op. ‘Zorgboerderij De Twa Bûken. Logeren, dagbesteding, atelier’. Achter het moderne woonhuis bevinden zich een grote schuur met slaapaccommodatie voor de kinderen en een grote ruimte met een keuken voor de personen die naar de dagbesteding gaan. De ruimte voor de dagbesteding hangt vol met zelfgemaakte spulletjes die ze ook verkopen in de knusse winkelruimte ernaast. Op de zorgboerderij kunnen volwassen mensen met een beperking of een stoornis vier dagen in de week terecht voor de dagbesteding. Op de woensdagmiddag, de vrijdagmiddag en soms in het weekend wordt het terrein overspoeld door kinderen die bij Ken en Janny Copeland kunnen uitrazen of logeren.
‘Ik zou geen ander werk willen’
“Stijn*, heb jij nog genoeg hout voor vandaag? En Roos, hoe ver ben jij met het haken?” Elke dag op zorgboerderij De Twa Bûken begint met een werkbespreking. De aankomende dag wordt doorgenomen. Janny Copeland kijkt of iedereen nog werk genoeg heeft en of iedereen goed in zijn vel zit. De cliënten en hun begeleider maken grapjes. Er wordt veel gelachen, maar er is ook ruimte voor een serieus verhaal. Kerst en Pasen zijn de grote thema’s waar ze op de zorgboerderij ieder jaar naar toe werken. Met Pasen in zicht worden er deze week door Frank* eieren gemaakt van klei. Stijn zaagt schapen en hazen uit
26 | weCare
hout en Roos haakt en beplakt eieren van piepschuim met de gehaakte draden. Het geeft ze zelfvertrouwen dat de producten verkocht worden in het winkeltje. Sinds 2008 heeft de boerderij de functie van zorgboerderij. Daarvoor werd het onder meer gebruikt als opvang voor vluchtelingen en als groepsaccommodatie voor schoolreisjes en kampen. Toen één van de appartementen werd gebruikt door een andere zorgboerderij kwamen Janny en Ken Copeland op het idee om er zelf één te beginnen. En daar hebben ze nog geen moment spijt van gehad. “De ongedwongen sfeer van een zorgboerderij is zo leuk. En het feit dat je echt wat voor de cliënt kunt betekenen, de voldoening die je daaruit haalt. Ik zou geen ander werk meer willen.”
‘Soms zijn het net je kinderen’
Tijdens het werken maakt Janny Copeland grapjes met de cliënten. Ze geeft ze een aai
De Twa Bûken is één van de 59 zorgboerderijen in de provincie Friesland. In Nederland waren er in 2013 874 zorgboerderijen actief. Het aantal zorgboerderijen groeide sinds 2003 met meer dan 500. Het geheim van het succes zit volgens Janny Copeland in de kleinschaligheid. “Je hebt als zorgboer meer aandacht voor je cliënt en meer tijd om even een een-op-eengesprek te voeren. Veel van mijn cliënten zaten eerst bij grote organisaties en daar waren ze echt een nummer.” Een ander struikelblok noemt ze het presteren onder druk. “Bij andere organisaties moesten ze dingen op tijd afkrijgen. Hier op de zorgboerderij is geen werkdruk.” Janny Copeland is dolenthousiast over haar werk op de zorgboerderij. Een hoog-
‘De toekomst van de zorgboerderij? Kansrijk!’ Ton van der Biezen, directeur van de Federatie Landbouw en Zorg, ziet de toekomst voor zorgboerderijen positief in: “Absoluut kansrijk! Elke verandering biedt ook kansen. Zorgboeren zijn naast zorgaanbieder ook ondernemer en die zien zeker perspectief. Ze blijven positief kijken naar de toekomst vanuit een boerenhart en blijven hoogwaardige zorg bieden aan kwetsbare mensen.”
tepunt van de afgelopen jaren kiezen vindt ze lastig. “Eigenlijk gebeurt er wekelijks wel iets wat ik als hoogtepunt beschouw. Een opmerking van iemand, hoe ze ergens op reageren of een moment waarvan je denkt: ‘Hier doe ik het voor’. Soms zijn het net je kinderen.”
‘De zorgboerderij brengt het zorgen voor elkaar weer terug’
Tegenover de boerderij ligt het Venebos, een bos zonder verharde wandelpaden. Na het middageten staat er vaak een wandeling door het bos op het programma. Tijdens de wandeling proberen de cliënten druk de plassen te ontwijken. Ze hebben de grootste lol. Terwijl hun geschater door het bos galmt, legt één van de begeleiders uit dat ze dit vrijwel iedere dag proberen te doen. “Een frisse neus halen en wat beweging is belangrijk voor ze, omdat de meeste dit thuis weinig krijgen en vooral veel binnen zitten.” Ton van der Biezen, directeur van de landelijke brancheorganisatie Federatie Landbouw en Zorg, kan het succes van de zorgboerderij wel verklaren. “De kracht van de zorgboerderij zit in de natuurlijke en prikkelarme omgeving, die mensen rust en kracht kan geven. Omgaan met plant en dier geeft mensen een verantwoordelijkheidsgevoel en vertrouwen in het eigen kunnen. Daarnaast biedt het boerenbedrijf structuur en de mogelijkheid om naar ieders vermogen zinvol werk te doen. Dit verbetert de zelfredzaamheid en de eigenwaarde van de cliënt. Mensen doen er echt toe op de zorgboerderij. De kleinschaligheid maakt het voor de cliënt overzichtelijk, veilig en vertrouwd. De zorgboerderij brengt het zorgen voor elkaar weer terug.”
“Het bestaan van een zorgboerderij is heel belangrijk”, zegt Janny Copeland stellig. “Als de cliënten in de toekomst door de bezuinigingen worden gekort op hun dagen, komen ze veel meer thuis te zitten. En wat gaan ze dan doen? De hele dag tv-kijken? Dat maakt ze ook lui en moe. Dan is de kans groot dat ze eenzaam worden of verkeerde contacten opdoen. En daar houden we ons hart voor vast.”
‘DAAR HOUDEN WE ONS HART VOOR VAST’ ‘Er is veel onrust en onzekerheid bij cliënten en zorgboeren’
Na het wandelen is het tijd voor een spelletje. De ene keer spelen de cliënten en begeleiders Yathzee, de andere keer is het tijd voor een potje Oud-Hollands Keezenspel of het kaartspel Skip-Bo. Het is lachen, gieren, brullen. Waar ze net nog de grootste vrienden waren, doen ze er nu alles aan om de ander te verslaan. “Ik heb gewonnen!” Frank zijn dag kan niet meer stuk. Hij straalt van oor tot oor.
Janny Copeland positief. “Je weet natuurlijk niet hoe het in de toekomst allemaal zal gaan. Net als nu met de nieuwe regels omtrent de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Maar ik ben vrij optimistisch.” Volgens Ton van der Biezen zorgen de veranderingen en bezuinigingen voor veel onzekerheid. “Er is veel onduidelijk bij cliënten en zorgboeren over het aflopen van de huidige indicaties. De nieuwe contracten met de gemeenten en de zorgkantoren spelen daarin een rol. Die nieuwe contracten worden zichtbaar in de instroom van nieuwe cliënten en op het moment dat bestaande indicaties bijna aflopen. Zal een nieuwe indicatie het verblijf op de zorgboerderij nog wel mogelijk maken? Dit levert veel onrust en onzekerheid op. En de kleinere zorgboerderijen voelen dit vaak het sterkst.” * Wegens privacyredenen zijn de namen van de cliënten gefingeerd.
De afgelopen periode is er veel veranderd voor de zorgboeren. Zo krijgen ze een lagere vergoeding voor de door hen geleverde zorg, zijn ze afhankelijk van de gemeenten als opdrachtgever en zijn ze steeds meer tijd kwijt aan de toenemende administratieve taken. Daarnaast wordt er steeds meer gekeken naar de omgeving van de persoon. Heeft de cliënt familie die hem of haar kan helpen bij huishoudelijke taken? Of een buurman die af en toe wat kan doen? Ondanks alle veranderingen is
weCare | 27
Interview
‘Mijn zoontje leek een man van midden 30 met een burn-out’ Alsof de diagnose PDD-NOS niet hard genoeg aankwam, was Michelle’s* zoon Dorian* ook nog eens niet meer welkom op zijn school. De zoektocht begon. Niet alleen naar een andere school, maar ook naar de juiste omgang met Dorian. TEKST: ESRA CAKICI
BEELD: PIXABAY.COM
“In het begin was het eigenlijk altijd een heel vrolijk kind”, vertelt Michelle over haar zoon. Ze is een opgewekte blonde vrouw die graag een praatje maakt. Boven de bank waar ze op zit hangt een foto van Dorian met zijn twee zusjes. Een blond jongetje met een bescheiden glimlach kijkt de woonkamer in. “Hij had als peutertje wel z’n frustraties, want hij had gehoorproblemen en stotterde ook heel erg in het begin. Door dat alles kwam hij soms wat moeilijk uit zijn woorden en dan raakte hij gefrustreerd.”
dat het in groep 3 een beetje is gestrand. De juf gaf aan dat ze hem moeilijk in de hand had en dat hij heel slecht luisterde. Thuis ging het eigenlijk wel, dus ik dacht wel even: huh? Wat is dit nou?”, imiteert Michelle verbaasd. Vervolgens ging ze een dag bij haar zoon in de klas zitten om met eigen ogen te kunnen zien wat de juf bedoelde. “Ik zag al heel gauw dat hij de clown uithing en totaal niet luisterde. En de leerstof werd ook moeilijker voor hem. Hij kon zich maar moeilijk concentreren.”
Problemen op school
Michelle en haar man waren erg benieuwd wat er nu eigenlijk aan de hand was met Dorian. “Op school hadden ze al wel het vermoeden dat het PDD-NOS of wellicht
De eerste twee groepen op de basisschool verliepen nagenoeg probleemloos voor Dorian. “Je zou kunnen zeggen
28 | weCare
ADHD was. Maar je wilt op een gegeven moment toch een officiële diagnose. En de directie van zijn school wilde hem ook nog eens niet langer daar op school houden.”
Afwijzing
Voor Michelle voelde dat alsof haar zoon werd afgewezen. “Dat vond ik heel heftig.” Ze is opnieuw aangeslagen en laat een stilte vallen. Dan vervolgt ze, zachter dan eerst: “Verschrikkelijk. Ik was er gewoon kapot van en heb er nog heel lang moeite mee gehad. Het was ook allemaal net voor de zomervakantie en ik vroeg me constant af: hoeveel tijd heb ik nog om een andere school te zoeken? Er kwam heel veel op ons af.”
Met Dorian ging het ondertussen steeds moeizamer. “Hij was snel boos. Echt snel boos. En in het begin weet je al helemaal niet altijd hoe je ermee om moet gaan. Ik heb ‘m ook wel eens kwaad de trap op gesleept, maar dan ging hij boven de halve kamer verbouwen van woede. Dan denk je: wat gebeurt hier? En wat moet je er allemaal mee? Ik zat zelf bijna in een burn-out, want ik probeerde als een gek een geschikte school te vinden. En ik wist niet hoe ik met Dorian om moest gaan. Hij werd steeds meer onhandelbaar.”
Medicatie geen succes
Na een onderzoek bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg volgde de officiële diagnose. Dorian heeft PDD-NOS. Wat volgde, baarde Michelle alleen maar meer zorgen. “We zijn toen eerst naar een kinderarts gegaan en daar kreeg hij Ritalin. Dat was geen succes, want daardoor was het vooral een afwisseling van pieken en dalen. Toen kreeg hij andere medicatie, Concerta. In het begin ging dat wel, maar na een tijdje werd hij daar een heel ander kind van. Psychisch was hij gewoon bijna depressief aan het worden. Ik herkende mijn kind niet meer. Hij lag bijvoorbeeld heel vaak verdrietig in bed. Als ik dan even bij hem kwam en bij z’n bed stond, dan zei hij: ‘Mam, het lijkt wel alsof je 80 meter van me af staat.’ Terwijl ik ernaast stond! Toen ben ik direct gestopt met die medicijnen.”
‘HIJ GING HELEMAAL DOOR HET LINT EN IK LIEP HUILEND WEG’ Michelle en haar man besloten over te stappen op neurofeedback; een therapie waarbij iemand leert om controle te krijgen over zijn of haar hersengolven. Tijdens de behandeling krijgen de hersenen een ‘beloning’ in de vorm van een geluidje of filmpje als de hersengolven het gewenste patroon vertonen. “In het begin hebben ze hem daar volledig bekeken en getest.” De uitslag was opmerkelijk. Michelle: “Ze zeiden: ‘Het lijkt gewoon alsof dit een man van midden 30 met een
burn-out is. Zo ziet zijn gesteldheid eruit op dit moment.’ We zijn vervolgens een heel aantal keren daar geweest. En daar is Dorian toch wel heel erg van opgeknapt. Hij werd wat socialer.”
Niet meer welkom
De geschikte school moest nog steeds gevonden worden en Dorians ouders werden verwezen naar een school voor speciaal basisonderwijs in de buurt. Maar Michelle had er maar weinig vertrouwen in dat Dorian daar op z’n plek zou zitten. “Ik was daarom weer terug naar zijn oude school gegaan. En ik zei tegen de directrice dat hij nog even daar moest blijven, omdat ik nog naar een andere school op zoek moest. Ze zei: ‘Nee. Dat gebeurt niet. Hij komt hier niet meer terug.’ Ze beweerde namelijk ook dat sommige kinderen een beetje bang voor hem waren.” Michelle was woedend, maar het mocht niet baten. De eerste schooldag brak aan en Michelle had geen andere keuze dan Dorian naar de school in de buurt te brengen. “Ik had hem naar school gebracht en had eerst nog even een gesprekje met de leerkracht. Dorian liep weg onder het gesprek. Hij ging zich verstoppen in de wc. Maar na een tijdje moest ik natuurlijk weg. Toen ik Dorian riep en zei dat ik wegging, kwam hij aangehold en klemde hij zich aan me vast. Hij wilde niet blijven. Ze hebben hem met drie man moeten vasthouden en hij ging helemaal door het lint. Ik ben huilend weggelopen.” Uiteindelijk vonden zijn ouders een goede school voor hem, waar Dorian het naar zijn zin had. Hij is inmiddels 15 jaar en studeert Sport, Dienstverlening en Veiligheid op een school voor vmbo bovenbouwonderwijs. Hij kan zich goed redden op school, maar de omgang met Dorian blijft lastig. Michelle vertelt: “Hij is niet sociaal. Hij uit zich ook nooit, dus je weet niet wat hij voelt of denkt. En nu heb je ook nog de puberteit erbij, waardoor het dus eigenlijk dubbelop is. Het liefst zit hij de hele dag achter de Xbox, waar we dan ook vaak ruzie over hebben. Maar hij is erg moeilijk te corrigeren. Bovendien heeft hij ook totaal geen inlevingsvermogen.”
Woedeaanval
“Ik wilde bijvoorbeeld graag dat hij een bijbaantje ging zoeken. Maar daar wil Do-
rian niks van weten. Hij werd woest toen ik erover begon. Vervolgens had ik achter zijn rug om een baantje geregeld bij een supermarkt. Toen ik hem dat vertelde, was hij ontzettend kwaad. Want hoe had ik het lef om achter zijn rug om zoiets te regelen? Zijn vader en ik kregen ruzie met hem en waren in feite dus beiden tegen hem. En toen kwam het. Hij veranderde. Ik zag hem opeens verstrakken. Er kwam iets over hem heen.
‘IK ZAG HET ‘S AVONDS PAS, HET GAT IN ZIJN DEUR’ “Hij ging woedend naar boven en op een gegeven moment hoorde ik iets. Eerst dacht ik dat hij aan het snikken was. Maar Dorian huilt nooit. Nooit. Dan moet er wel zo iets ergs zijn. Ik voelde me schuldig en ik wilde toch graag sorry zeggen. Ik ben naar hem toe gegaan en toen ik zijn gezicht zag… Ik werd er gewoon een beetje bang van. Hij had een bepaalde blik. Vervolgens zag ik dat z’n hand kapot was. Toen ik vroeg wat hij had gedaan, kon hij niet antwoorden. Ik probeerde hem wel te omhelzen maar ik voelde een weerstand, want hij verhardt zich dan. ’s Avonds laat zag ik het pas. Het gat in zijn deur.” Ondanks het feit dat Dorian redelijk goede beoordelingen krijgt op school, maken zijn ouders zich zorgen over zijn toekomst. “Hij doet nooit iets uit zichzelf. Alles is te veel. We hebben nu geen therapie of iets dergelijks voor Dorian. Daar heeft hij geen behoefte aan, want hij is volgens zichzelf normaal. Dus hij wil er niets van weten. En als hij niet wil, dan krijg je hem echt niet mee.” Dorians ouders proberen er daarom maar gewoon zo veel mogelijk te zijn voor hun zoon. “Ik probeer een veilige basis voor hem te creëren hier thuis. Ik houd van hem en ik zeg altijd: als er iets is, mag je altijd komen. Ja… wat moet je nog meer doen als ouder?”
* Wegens privacy redenen zijn de namen van Michelle en Dorian gefingeerd.
weCare | 29
Interview
‘Als ik een grap niet begrijp, legt één van mijn vrienden hem uit en zit ik in mijn eentje nog te lachen’ Vader Gerard heeft vijf procent zicht, moeder Ria heeft PDD-NOS, zoon Melvin heeft ook PDD-NOS en ADHD en zoon Theo* heeft ADHD. Het dagelijkse leven van het gezin Meijer wordt sterk beïnvloed door de problemen waar de gezinsleden mee te maken hebben. Een strak schema op de kalender helpt het gezin de dag door. TEKST: JESPER LANGBROEK BEELD: PINTEREST
De 20-jarige Melvin is de oudste van de twee kinderen. Een week geleden nam hij contact op met de gebiedsteams van Samen Doen, dat hem sindsdien begeleidt in de zoektocht naar vrijwilligerswerk. Na twee logistiek-opleidingen, verschillende stages en pogingen om aan het werk te gaan, zit Melvin sinds januari thuis. “Op school was het tempo te hoog. Ik liep te veel achterstand op. Uiteindelijk was aan het werk gaan de beste oplossing”, aldus Melvin. Hij begon met werken in een supermarkt, maar daar voelde hij zich niet op zijn plek. “De klanten willen hun boodschappen zo snel mogelijk doen. Het is dus erg gehaast. Voor mij was het te hectisch om mijn bezigheden uit te voeren én de klanten te helpen. Ik verloor het overzicht.” Tijdens het volgende baantje bij de groenvoorziening kreeg Melvin niet de begeleiding die hij nodig had en al snel belandde hij thuis op de bank. “Het vinden van een bedrijf om te werken is een van de lastigste dingen waar ik mee te maken heb. Veel bedrijven bieden niet de begeleiding die ik nodig heb. Ik heb nog wel de hoop dat ik ooit een mooie baan vind, al is die hoop soms ver te zoeken. Een tijdje geleden had ik een proefcontract voor een jaar bij een bedrijf, maar het liep toch niet. Toen heb ik wel een week in een flinke dip gezeten. Ik had er geen vertrouwen meer in. Het ging slecht met me, ik had een steeds minder gezonde levensstijl. Slecht eten, laat naar bed, geen zin in regelmaat. Je hebt toch niks beters te doen.
30 | weCare
Verveling
“Een weekje of twee op de bank is wel leuk, dat voelt als vakantie, maar veel langer is al snel niet leuk meer. Ik heb wel eens driekwart jaar thuis gezeten, dat is echt rampzalig. Kleine dingen gaan je irriteren. Lig je net lekker op de bank, gaat je moeder stofzuigen. Eigenlijk helemaal niet zo erg, maar op dat moment erger je je dood.” Sinds januari zit Melvin weer thuis. Een gemiddelde dag bestaat voor hem uit spelletjes doen op de Playstation en af en toe de deur uit om een stukje in de auto te rijden of met vrienden door de stad te slenteren. “Momenteel is mijn dagbesteding nul komma nul. Het liefst ga ik lekker werken en doe ik mijn ding. En dan ’s avonds op de bank neerploffen met het gevoel dat je iets gedaan hebt.”
‘HET LIEFST PLOF IK ’S AVONDS OP DE BANK MET EEN GEVOEL DAT IK IETS GEDAAN HEB’ Sociale contacten
Veel mensen met PPD-NOS vinden het lastig om sociale contacten te leggen en te onderhouden. Door cursussen en begeleiding heeft Melvin daar minder moeite mee gekregen. “Ik kreeg de opdracht om voor een camera een begroeting te spelen. Daarna keken we het terug en bespraken we wat er goed ging en wat er beter kon. Ik merk dat die oefening me geholpen heeft. Het is niet zo dat het nu altijd
makkelijk gaat, dat zal het waarschijnlijk nooit gaan. Maar ik durf wel meer en heb er meer zelfvertrouwen door gekregen. Soms stel ik mijzelf in mijn hoofd al duizend vragen, waardoor ik niet weet wat ik moet zeggen. Ik bedenk dan zoveel scenario’s dat ik er zenuwachtig van word en dan raak ik in de stress. Ik heb mijzelf aangeleerd om tijdens een gesprek af en toe ergens anders naar te kijken en een afleidingspunt te zoeken. Ik kan me niet te lang op één ding concentreren, dus probeer ik op die manier mijn aandacht te verdelen.” Melvin heeft twee goede vrienden met wie hij ook wel kan lachen om dingen waar hij tegen aanloopt door zijn PDD-NOS. “Ik ken ze al acht jaar en we zijn goed op elkaar ingespeeld. Als ik een grap niet begrijp, legt een van hen het mij uit en zit ik in mijn eentje nog te lachen. Ik kan daar de humor wel van inzien.” Melvin gebruikte tot een paar jaar geleden Ritalin en later Conserta om meer rust in zijn hoofd te krijgen. Inmiddels is hij gestopt met het gebruik van medicijnen, omdat hij weinig verschil merkte als hij het gebruikte. Ria, Melvins moeder, vertelt over het gebruik van de medicijnen: “Conserta werkte voor Melvin een stuk beter dan Ritalin, omdat er geen reboundeffect is. Bij het gebruik van ritalin ontstaat er aan het eind van de dag een soort explosie van energie. Omdat Theo, mijn andere zoon, ook ritalin gebruikte, was het om twaalf uur ‘s middags vaak knokken.” Melvin: “Iedereen met een broer of zus kent die opstootjes wel. Toen we allebei Ritalin gebruikten waren we zes en acht jaar oud. Als we bijvoorbeeld met
hetzelfde speelgoed wilde spelen, botste het. Omdat we allebei snel geïrriteerd raken van prikkels, was het soms echt een chaos. Mijn broertje is meestal alleen druk in zijn hoofd, maar soms stuitert hij het hele huis door. Dat kan heel vermoeiend zijn. “Het is soms lastig om in dit gezin te wonen. Mijn moeder heeft alles in haar hoofd en die weet alles wel te vinden. Als ze dat dan aan mijn vader uitlegt, begrijpt hij het niet en kan mijn moeder door haar PDDNOS geïrriteerd raken. We hebben allemaal wat en daar moet je rekening mee houden. Je leert er ook mee leven. Ik had het niet anders gewild. Ik heb veel steun aan mijn ouders en mijn broertje en we staan samen sterk. We doen leuke dingen met elkaar zoals vakanties naar Tsjechië of Gran Canaria. Ook daar leer ik van. Dat besef je op het moment zelf niet, maar achteraf zie je in dat je daar weer nieuwe dingen meemaakt.”
Moeder de mist in
“Een dag voordat we op vakantie gaan moet je hier overigens niet zijn. Dan is iedereen druk in de weer en is er geen touw aan vast te knopen. Alle stoppen slaan dan door. Mijn moeder heeft vaak gelukkig nog wel een strakke planning.” Het huishouden van de familie Meijer leunt vooral op moeder Ria. Zij behoudt het overzicht en maakt de planning op de kalender, waar iedereen het schema van de dag kan bekijken. Ook helpt ze Melvin bijvoorbeeld met zijn financiën. Soms gaat moeder echter de mist in. “Dan sms’t Theo haar een vraag en dan stuurt ze mij
een sms’je terug”, vertelt Melvin. “In veel dingen van mijn moeder herken ik mijzelf. Dat eigenwijze van PDD-NOS hebben wij allebei. Het moet op onze manier. Als iemand het anders wil, kan het botsen. Als ik vraag of iemand het licht uitdoet en hij doet dat niet zoals ik het wil, dan zeg ik: ‘Dat kun je toch beter zo doen?’ Ook willen we allebei stap voor stap werken. Eén ding te gelijk. Daarom is die kalender zo handig. Zonder een strakke planning loopt alles in de soep.” Ria vult aan: “We houden ook niet van onverwachte dingen. Vanmorgen kwam ik uit bed en zag ik dat de hond in de kamer had gepoept. Die voelde zich niet zo lekker. Dan gaat er van alles door mijn hoofd, omdat mijn planning omgegooid wordt. Dan heb ik even een rustmomentje nodig. Ik ga dan vaak even met de hond lopen, Melvin rookt dan een sigaretje.”
‘WE HEBBEN ALLEMAAL WAT EN DAAR MOET JE REKENING MEE HOUDEN’ Hulp van Samen Doen
Met de gebiedsteams van Samen Doen is Melvin bezig om vrijwilligerswerk te regelen. Daarnaast is hij van plan om op zichzelf te gaan wonen. “Dan kan ik mijn huisje naar mijn eigen zin inrichten. Ik kan eten wanneer ik wil en mijn rust pakken als dat nodig is.” Volgens de nieuwe insteek van de zorgverlening, waarbij eerst
wordt gekeken naar wat cliënten zelf en met behulp van hun netwerk kan doen, ondersteunt Samen Doen Melvin door te kijken naar welke mogelijkheden er zijn. Melvin is blij met de ondersteuning die hij van Samen Doen krijgt. “De overdracht van de jobcoach (van een integratiebedrijf die Melvin aan betaald werk wilde helpen, red.) naar het Samen Doen-team is soepel verlopen.”
Belang van Melvin voorop
“Ik kreeg een goed gevoel bij het eerste gesprek. Ze gaan ook meteen voor je aan het werk, dat gaat heel snel. De contactpersoon is hier geweest en een week later ligt er al een plan voor je klaar. Wat ik ook fijn vind, is dat ze erg open zijn. Ze houden niets voor je achter en zijn duidelijk. Dat is fijn voor iemand met autisme. Ze leggen je dingen zo uit, dat je het begrijpt.” Vader Gerard vult aan: “Ik merk dat het belang van Melvin voorop staat. Ze werken met meerdere personen, met ieder zijn eigen kwaliteit. Via één contactpersoon dragen allerlei specialisten hun steentje bij om Melvin te helpen. Het is natuurlijk door de bezuinigingen dat de werkwijze is veranderd, maar ik vind het eerder een vooruitgang dan een achteruitgang. Je hoeft niet meer rekening te houden met verschillende organisaties die allemaal hun eigen toko runnen met eigen regels. Je hebt één contactpersoon en die regelt de zaken voor je. Dat is een enorme winst.”
* Om de veiligheid en de anonimiteit van de geïnterviewden volledig te kunnen waarborgen, zijn de namen veranderd.
weCare | 31
Interview
‘Ben ik ook zo?’ Zoals Jelle op zijn stoel zit lijkt hij een hele normale puber. Je zou niet zeggen dat deze 16-jarige jongen door omstandigheden in huiselijke sferen noodgedwongen drie maanden in een opvanghuis voor jongeren gewoond heeft. Ook volgde hij drie maanden lessen in een zogenaamde schakelklas van het OZC omdat het op school niet goed ging. TEKST: ANNA VAN DER WEERD BEELD: PIXABAY.COM
‘’Thuis was het niet zo gezellig. Mijn moeder zat in die tijd in een inrichting in Eindhoven omdat ze een posttraumatische stressstoornis heeft. Ik zag haar één keer in de twee weken. Ik miste haar heel erg. Maar ook als je zag waar ze zat… Het was geen fijne plek, en daar maakte ik me ook wel zorgen om. Het is toch je moeder en daar gaat het gewoon niet goed mee. Het ging van begin af aan al niet goed op de middelbare school. Op de basisschool ging alles veel gemakkelijker. Toen ging het automatisch. Ik hoefde bijna niks te doen. Toen ik naar de middelbare school ging was het leren en huiswerk maken. Ik dacht ‘hè, wat is dit?’ Ik wist niet wat ik niet of wel wilde, maar wat ik wèl wist, was dat ik niet naar school wilde. Ik heb er een heel jaar over gedaan om aan al dat leren en huiswerk maken te wennen. Ik ging toen wel over naar de tweede klas van het havo/vwo. Ik had een paar onvoldoendes, maar ik ging toch over. In de tweede was dat anders. Toen had ik wel door dat je veel moet doen voor school, maar toen had ik geen zin om mijn best te doen voor school en speelde de thuissituatie nog mee. Mijn moeder was wel weer thuis uit de kliniek, maar het ging nog steeds niet goed met haar. Tussen mijn ouders ging het ook nog eens niet goed, die lagen in een scheiding. Tijdens de scheiding van mij ouders kon ik me al helemaal niet concentreren. Er was veel ruzie thuis.
32 | weCare
Als iedereen om je heen zich helemaal niet goed voelt en een beetje depri is, dan ga je dat zelf ook een overnemen. Je wordt er niet vrolijk van.
‘ALS IEDEREEN OM JE HEEN ZICH HELEMAAL NIET GOED VOELT EN EEN BEETJE DEPRI IS, DAN GA JE DAT ZELF OOK OVERNEMEN’ Samen met GGNet Jeugd, een instelling die kinderen en jongeren van 0-23 jaar helpt als er bijvoorbeeld problemen zijn thuis, zijn ze op zoek gegaan naar een oplossing voor mij. Ik zou drie maanden in Ellecom zou gaan wonen, in een opvanghuis voor jongeren, waar zij kunnen blijven tot ze op zichzelf gaan wonen. In Ellecom noemden we het opvanghuis allemaal ‘De Villa’. Ik was daar om de ruzies en de problemen rondom de scheiding te ontwijken. Ik was een uitzondering op de regel, want ik ging na drie maanden weer terug naar huis.
Aan het eind van de tweede klas zijn mijn ouders dus ge scheiden. Dat was net voor de zomervakantie. Na de schei ding was het al een stuk rustiger thuis, maar toch ging het niet beter met me. Ik zag het nog steeds niet zitten en zakte steeds dieper in mijn dal. Ik sloot mezelf een beetje af van alles en iedereen en soms ging ik ook gewoon niet naar school. Dan dacht ik echt ‘fuck it’. En mijn cijfers waren echt om te janken. Ik haalde allemaal drieën en met mazzel een zesje.
‘FUCK IT’ De reactie van de school was: ‘Ach ja, het lukt je nog wel’. Ik had zelf ook het idee dat het me wel zou lukken om mijn cijfers op te halen. Maar dat deed ik niet, ook al zei ik van wel. En toen ik me realiseerde dat het me niet meer ging lukken dacht ik: ‘kut, ik heb het jaar verknald’. Toen zakte ik eigenlijk helemaal weg. Ik was overal klaar mee. Toen heb ik mijn gezicht een maand lang niet laten zien op school. Na een maand kwamen mijn hulptroepen bij elkaar. Ik had mijn rust wel gehad. De zorgcoördinators van mijn school en de ambulant medewerker van het Onderwijs Zorg Centrum kwamen bij elkaar. Na die bijeenkomst ben ik in contact gekomen met het OZC. We dachten: ‘ja, dit kan best iets zijn.’ Kort daarna had ik mijn intake. Op de eerste dag liep ik het lokaal van Desirée in, ging aan tafel zitten en wachtte af. Ik was samen met mijn lerares Desiréé in het lokaal, de andere leerlingen waren er nog niet. ‘En nu?’ dacht ik. Desirée nam me mee naar de keuken, waar de meeste leerlingen van mijn schakelklas aan de koffietafel zaten. Sommigen stonden buiten te paffen. Daarna gingen we naar het klaslokaal en begon ik aan mijn drie maanden in de schakelklas van het OZC.
Ik kreeg drie maanden les in een schakelklas. In die klas zaten acht kinderen. Ik had dus veel individuele aandacht en in de klas was het rustiger. Zo kon ik me beter concentreren. Ik dacht nog steeds ‘kut’. Ik had geen zin in school. Ik had nergens zin in. De eerste week was wennen want er zitten wel unieke mensen op het OZC. Probleemjongeren wil ik niet zeggen, maar die kinderen hebben ook allemaal hun problemen. Aan het begin dacht ik ‘hè, wat doe ik hier?’ Het zijn jongeren met problemen. Dus ik dacht ‘ben ik ook zo?’ Dat is misschien een beetje lullig om je af te vragen, maar zo ging het wel. Na een tijdje kwam ik er achter dat het hele aardige mensen zijn. Ik ging daar weer lessen uit de tweede klas volgen, omdat ik het tweede jaar maar half heb gedaan, maar toen wel ben over gegaan naar het derde jaar. In de schakelklas werd ik begeleid met mijn schoolwerk en werd schoolwerk afgewisseld door leukere dingen. We hadden veel vrije tijd. Zo hadden we bijvoorbeeld gym op dinsdag en konden we iedere dag buiten gaan voetballen. Na een tijdje begonnen we met het opbouwen van de hoeveelheid huiswerk. Aan het eind van de drie maanden ging ik zelfs weer toetsen maken uit de tweede klas. Toen begon ik me te realiseren dat ik het tòch kon en dat school belangrijk is. Het was niet moeilijk voor me om weer naar mijn eigen school te gaan, want er zat een zomervakantie tussen. Ik was alleen wel in de derde klas blijven zitten, dus toen ik na de zomervakantie opnieuw naar de derde klas ging, had ik natuurlijk een andere klas. En daar had ik geen zin in. Ik stond bij het lokaal en ik zag mijn nieuwe klasgenoten richting het lokaal lopen. Het waren echt nog ‘kleine kindjes’ vond ik. Na een tijdje ga je toch vrienden maken en dan word je zelf ook een ‘kindje’. Ik heb nog niet echt een beeld van wat ik later worden wil. Maar ik weet wel dat ik cum laude wil slagen voor mijn VWO. Dat is mijn doel.
weCare | 33
‘IK HOOP DAT ZE EEN HOND HEBBEN HET LIEFST EEN HERDER’ 34 | weCare
Column
NEPDOCHTER WORDT VERLIEFD OP TURKSE HERDER TEKST EN BEELD: NINA VAN KLAVEREN
Met mijn hart in mijn keel sta ik voor de voordeur en druk ik op de bel. Mijn klamme linkerhand omklemt het handvat van de tas nog iets steviger. Ik sta voor een imposant hoekhuis, midden in Amersfoort. Marijke, mijn pleegzorgbegeleider, legt een bemoedigende hand op mijn schouder en knijpt er zachtjes in. Ik kijk haar aan en ik glimlach. Nog geen uur daarvoor zit ik met Marijke in haar personenauto. “Ben je zenuwachtig?” vraagt ze me. Ik blijf door de zijruit naar buiten staren. “Nee hoor, komt wel goed”, antwoord ik afwezig. In de achteruitkijkspiegel check ik nog eens hoe mijn haar en make-up zit. Ik pak mijn zwarte hoedje van de achterbank en zet het op mijn hoofd, waarna ik mijn blik weer op oneindig zet. “Waar hoop je op?” Twijfelend kijk ik naar buiten. “Ik weet het niet. Ik hoop dat ze een hond hebben. Het liefst een herder.” Een paar ogenblikken later doet Esther, pleegmama in spe, de deur open. Ze steekt vrolijk haar hand uit voor een begroeting die ik, generend om mijn klamme hand, beantwoord. “Sorry hoor”, verontschuldigt ze zich. “Normaal gesproken komt iedereen via de achterdeur binnen.” Op een opgewekte toon nodigt ze ons uit
Ik mompel afwezig de woorden ‘thee, alsjeblieft’, terwijl ik aandachtig de mooie hond aan het aaien ben.
om binnen te komen. Met een glimlach op mijn gezicht loop ik de hal in. Mijn blik valt op een grote glazen tafel, rechts naast de voordeur. Op de tafel staan allemaal miniatuurmotoren uitgestald. Even brengen mijn gedachten mij terug naar vroeger, naar de tijden toen ik als een klein meisje voorop de motor zat bij mijn vader. Een glimlach strijkt over mijn gezicht. Ik loop achter Esther aan. We lopen door de woonkamer door naar de eetkamer, waar Pieter, pleegpapa in spe, aan een riante eettafel zit met een kopje koffie en de Volkskrant voor zich. Zodra hij ons ziet, staat hij op en geeft hij ons een hand. Met een vriendelijke, lage stem begroet hij mij. “Welkom, Nina.” Dan krijg ik de hond in de gaten die onderzoekend naar ons toe komt drentelen. “Een herder!” zeg ik opgewonden tegen Marijke. “Een Turkse herder”, lacht Esther. “Ze heet Meis.” Esther vraagt of we koffie of thee willen.
Twee koppen thee later zitten we alle vier met opgeluchte en tevreden gezichten aan tafel. “Dat is dan geregeld!” zegt Marijke. “Je komt hier vanaf morgen een paar dagen logeren om te kijken hoe het gaat. Dan kan je vanavond nog rustig je spullen inpakken en afscheid nemen in het Meidenhuis.” Een last valt van mijn schouders. Misschien, heel misschien, vind ik toch eindelijk mijn plekje en héél misschien heeft het lot ook wat geluk voor mij in petto. Het is nu viereneenhalf jaar later. Pieter en Esther, de pleegpapa en –mama in spe, hebben mij volledig onder hun hoede genomen. Ze hebben voor me gezorgd als hun eigen dochter en dat doen ze nog steeds – ondanks dat ik al bijna twee jaar op mezelf woon. De rol van ouders hebben ze met volle overtuiging weten in te nemen en ik kan me geen leven meer zonder deze fantastische mensen indenken. Ik vertel ze wel eens hoeveel geluk ik met ze heb gehad. “Maar Nien,” weet mijn nepmoeder dan te zeggen. “Wij hebben ook geluk gehad met jou, als onze nepdochter.”
weCare | 35
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@windesheim.nl . De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
Auteursrecht Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de Opleiding Journalistiek. Wij stimuleren linken naar producties op de site van Journalistiek Zwolle zoveel mogelijk. Linken mag altijd en is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Foto- en videomateriaal De redactie spant zich in om iedereen die geportretteerd wordt om toestemming te vragen. Mocht je bezwaar hebben tegen bepaalde foto’s of video’s waarop je te zien bent, neem dan contact op via info@windesheim.nl.