Hulp voor de hulpverlener & Gevangen in eigen hoofd & Filosophie & De verslaving van
Verslaving & psychiatrie Jaargang 1 Nummer 1 Oktober 2014
‘Oh, wat ben je mooi’ - Sugar Lee Hooper
2
Editorial
Werken in de zorg
E
en paar weken geleden sprak ik Lisa, een SPH student. Hoewel ze haar studie met erg veel plezier deed en in de reflectie lessen ook veel over zichzelf leert, heeft ze toch het gevoel dat ze nog niet genoeg zelfvertrouwen heeft om op een groep te staan bij bijvoorbeeld het RIBW, een instelling voor mensen met psychische stoornissen. Lisa was bang dat cliënten haar zouden manipuleren en dat ze niet wist hoe ze hier mee om moest gaan. Toen redactielid Wouter op bezoek was bij een zorginstelling heeft hij dit ook ervaren. In een gesprek met een cliënt werd hij geconfronteerd met verschillende werkelijkheden. Lisa vertelde mij ook dat ze wilde werken met cliënten die weten dat ze ziek zijn, zodat ze waardering kan krijgen voor wat ze doet. Ons redactielid Naomi ging langs bij een instelling voor demente ouderen. Hoewel deze mensen niet in de gaten hadden dat ze ziek waren, -een mevrouw hing haar schilderijtjes niet op omdat ze dacht dat ze snel weer weg ging- had Naomi toch het idee dat ze waardering kreeg van deze mensen. Een hand op haar schouder en de bemoedigende woorden ‘fijn dat je er bent lieverd,’ waren voor haar genoeg. Arnold dook in de lastige materie van het papierwerk in de zorg. Hier wordt al veel over geschreven, maar het was toch de moeite waard om hier een mooi verhaal over neer te zetten. Het lijkt allemaal een onoplosbare zaak, maar de vrouw die Arnold sprak had een paar goede oplossingen. Lisa begint met frisse moed aan het tweede jaar van haar studie en heeft veel zin in de stages die ze mag gaan lopen. Dat het niet altijd rozengeur en maneschijn is merkte Ella, die sprak een hulpverlener, die zelf hulp nodig had. Een secundair trauma lag voor haar op de loer, maar gelukkig stond er ook iemand voor haar klaar om te helpen. Zelf mocht ik kijken in de keuken van een boerderij in Ravenswoud. Een groep van ongeveer 20 verslaafden probeert hier los te komen van een verslaving. Naast dat ze geen alcohol, drugs of sigaretten tot zich mogen nemen, is het ene kopje koffie dat ze per dag mogen ook een bittere pil voor ze. Werken in de zorg is niet altijd leuk of gezellig. Maar de waardering die je ervoor terug krijgt maakt het meer dan waard. Jolien Marinus Hoofdredacteur
‘Fijn dat je er bent lieverd’
Redactie van SoPHie
3
De meeste foto’s in Sophie zijn gemaakt door Henk van Lambalgen. Onze dank hiervoor is groot. Verder gaat onze dank uit naar: Alle medewerkers van Lievegoed Noord. Alle medewerkers van Het Veiligheidshuis Kerkrade, Kim Groeneveld en Andrea Sickmann, Henk Stokvis en alle medewerkers van Oranjeborg, Dignis en Clea Meijboom.
4
De inhoud van... Sophie
Hulp voor de hulpverlener pag. 11-13 “Gott, lass mich sterben” - een column van Arnold de Valk. pag. 28
De verslaving van onze eigen Sophies pag. 7
Feitjes en weetjes Maatschappelijk werk over verslavingen in de toekomst. pag. 6
pag. 20-22 Een dag in Een kijkkliniek Ra- je door de venswoud ogen van pag. 8-10 een vrijwilGevangen liger. Pag. in je eigen 25-26
Een maatschappij kan miljarden besparen op deze manier Pag. 15-16
De papierwinkel in hoofd Geld voor geest. de huidige pag. 23-24 pag. 27 Een discussie met zorg Sophie. pag. 19 Hoe helend “Hij leek op is antroso- pag. 17-18 mijn vader” fie? pag. 14 pag. 29-31
5
Filosophie
Nederland heeft 78.400 geregistreerde alcoholverslaafden. In werkelijkheid zijn het er natuurlijk veel meer
In Nederland snuift 2% van de 15-jarigen weleens cocaine
Mensen die zichzelf spiritueel noemen hebben 77% meer kans drugsverlaafd te raken Elk jaar volgt zo’n 8000 Nederlanders verplicht een alcohol- en verkeerscursus van 789 euro omdat ze dronken achter het stuur zaten
Lindsay Lohan zat 90 dagen in rehab voor haar drankprobleem en raakte in de kliniek verslaafd aan online shoppen
25% van alle ex-alcoholisten stapt over op een andere drug
9 jaar na de diagnose kanker rookt 10% van de patiĂŤnten nog steeds
Als je elke dag GHB gebruikt, kun je na 2 tot 4 weken niet meer stoppen zonder heftige afkickverschijnselen
50% van de gameverslaafden tussen de 20 en 30 jaar is vrouw
6
De verslaving van... de redactie van
NAOMI(20): Mijn verslaving is bakken. Koekjes, cake, taart, brood. Het kan me niet gek genoeg, mooi genoeg of lekker genoeg zijn. Met marsepeinen frutsels, krullen van chocolade en toefjes van botercrème. Toch is niet alleen het bakken mijn verslaving. Tegen het opeten zeg ik ook geen nee. ELLA(20):Al vanaf mijn achtste levensjaar word ik ‘geteisterd’ door een verslaving die me niet alleen veel geld, maar ook tijd en aandacht kost. Je hoort mij niet klagen. Iedere euro die ik in mijn verslaving heb geïnvesteerd is het dubbel en dwars waard. Tijdschriften zijn mijn lust en mijn leven. Het is weer ’s iets anders dan chocola of heroïne, maar zeker een ernstige. Ernstig leuke verslaving. WOUTER(19):Een verslaving heeft vaak negatieve gevolgen voor de directe omgeving. Bij mij is dat ook zeker het geval. Mijn verslaving: klagen. Ik klaag het liefst de hele dag door, tegen iedereen die het wil horen. Het is niet altijd gemeend, maar het kan zo ontzettend lekker zijn. Ik word later - voor zover ik dat nog niet ben - één van die opa’s van de Muppets, heerlijk. ARNOLD(24):Ik heb inmiddels 132 abonnementen, 1991 favoriete video’s en 38.128 views op mijn channel met 23 eigen video’s . YouTube is vooral zélf goed in het in stand houden van mijn verslaving. Ze weten precies wat ik moet zien. Game reviews bijvoorbeeld, al komt het meer dan eens voor dat ik na een uur doorklikken zit te kijken naar een filmpje van een kat die een salto maakt. JOLIEN(22):Ik ben ontzettend verslaafd aan dropjes. Als ik een zak zoute drop koop, dan kan ik alleen maar het hele zakje in één keer opeten. Het liefst zonder te delen met anderen en natuurlijk heel hard smakken. Ik eet totdat ik misselijk ben en zelfs dan kan ik soms niet stoppen. Dan drink ik wat drinken met prik erin, zodat ik een boertje kan laten en weer verder kan eten.
7
Lievegoed Noord is een antroposofische kliniek waar verslaafden terecht kunnen om van hun verslaving af te komen. In de boerderij in Ravenswoud is een groep verslaafden afgezonderd van de buitenwereld. Ze hebben het gevoel dat ze stilstaan, terwijl ze eigenlijk heel hard werken aan zichzelf.
Ravenswoud, waar de tijd stil staat M DOOR JOLIEN MARINUS
et een half glimlachje haalt Henk dropjes uit zijn tas. “Ik heb er nog meer,” zegt hij terwijl hij zijn tas voor ons opent. “Nu lijk ik een enorme snoepkont, dat is echt niet zo. Ik vind een snoepje bij de thee gewoon erg lekker,” voegt hij er verontschuldigend aan toe. Ik zit tegenover Henk en glimlach naar hem. “Neem maar mee hoor,” Alie, medewerker, geeft de dropjes weer aan Henk. “Maar de rest mag in het zwarte doosje.” Snel klikt
8
Henk zijn telefoon uit en stopt hem in de doos, samen met zijn geld, portemonnee, sigaretten en aansteker. “De sigaretten gaan we vernietigen,” vertelt Alie en ze kijkt indringend naar Henk. Hij lijkt te moe om te reageren en knikt alleen. Vluchtig propt hij zijn dropjes terug in de tas. Henk heeft zich vrijwillig aangemeld bij Lievegoed Noord, een antroposofische kliniek. In de leefwerkomgeving, dat bij het verblijf van de kliniek hoort, kan hij loskomen van het leven met een verslaving en werken aan zijn gezondheid.
Zijn pillendoosje met Multi-vitamine en medicijnen levert hij in. In samenspraak met Henk en de verpleegkundige wordt gekeken naar welke medicijnen het best voor hem zijn. De medicijnen worden zo veel mogelijk weggelaten of vervangen door homeopathische middelen. “Antroposofen gaan er vanuit dat het lichaam alles in huis heeft om het zelf te doen. Waar nodig kunnen we het lichaam ondersteunen met geneesmiddelen,” vertelt Dick, medewerker in de kliniek Terwijl Henk op zijn kamer nog wat spullen uitpakt, verzamelen alle andere
bewoners zich in de grote eetkamer. Luid kibbelend komt iedereen binnen zoekend naar een lege stoel. “Simon neemt afscheid. Na elf weken zal hij ons verlaten,” kondigt Dick aan. Even is het heel stil, wat weer gevolgd wordt door onverstaanbaar luid gekibbel. Simon komt de eetkamer binnengelopen en het valt weer stil. “Ik heb een weloverwogen besluit genomen en kan bij een oom terecht. Het gaat helemaal goed komen met mij, ik wil zelfs mijn werk weer oppakken.” Simon heeft geen nazorg nodig, hij kan het nu allemaal zelf, blijkt uit zijn verhaal. Maar Simon heeft dit weekend van zijn vrijheid mogen proeven en kwam naar alcohol ruikend terug. Deze vrijheid beviel hem wel en waarschijnlijk zal hij daar naar terug keren. Snel gaat iedereen weer over tot de orde van de dag. “We mogen maar één kopje koffie,” vertelt Jos. Deze man van rond de 60 heeft een vriendelijke gezicht maar duidelijk behoefte aan meer koffie. “Je kunt er niets tegen inbrengen. Het heeft
te maken met begrenzing. Voor mij gaat dat iets te ver, maar ja…”. Harold, behandelmanager bij Ravenswoud, kan het verhaal van Jos bevestigen. “Daarbij is heel veel koffie ook gewoon ongezond,” voegt hij er aan toe. Na het enige kopje koffie van die dag gaat de groep aan het werk. De tuin moet bijgehouden worden en vanmiddag moet er een gezonde maaltijd op tafel staan. Samen met Agnes loop ik een rondje door de tuin. “Ik zit hier nog maar een week, maar ik moet zo wennen. Vooral het lawaai tijdens het eten.”Agnes trekt een moeilijk gezicht en drukt haar handen tegen haar oren. “Maar goed, ik zit hier voor een goed doel. Nadat ik tien jaar niet had gedronken, dacht ik dat ik best voor de gezelligheid een wijntje kon drinken. Dat heb ik een jaar volgehouden en daarna kwam ik hier.” Ik loop achter Agnes aan naar haar kamer. Het kleine kamertje met een bed, kast en bureau heeft ze opgeleukt met kussentjes en foto’s. “Dit is mijn jongste
dochter van 17. Volgens mij had ze niet door dat ik een alcoholprobleem had. Ze leefde haar eigen leven. Toch wilde ik voor mezelf hier heen. Ik voelde me zo veel beter toen ik niet dronk.” Nonchalant haalt ze haar schouders op en loopt naar haar badkamer. “Netjes he?” Ik zoek Michel op, hij is de werkbegeleider in de tuin. Ik vind hem in zijn blauwe overall bij de kniehoge mosterdzaadjes. In eerste instantie lijken het gewoon gele bloemen. “Mensen met een verslaving zijn vaak het contact met alles wat leeft verloren. Ze hebben alleen nog contact met mensen als ze aan drugs of alcohol kunnen komen. Maar kijk eens rond, kijk eens tussen deze bloemen wat er allemaal leeft. Ik denk dat alleen hier al 15 verschillende soorten bijen rondvliegen.” Nu ik beter kijk tussen de gele waas zie ik inderdaad een heel legioen aan bijen rondvliegen en geen twee lijken op elkaar. “Door het werk in de tuin hoop ik dat de mensen het contact met het leven terugkrijgen.” >>
9
>> De galmende stemmen in de eetkamer worden gesmoord door de rustige, dominante stem van Dick. “Vandaag staat er quinoa met een groentenmix, een frisse salade en vers brood met rozemarijn en gedroogde tomaat op het menu. Eet smakelijk!” Ik kijk de kring rond. Hoewel een aantal mensen het hier prima naar de zin lijkt te hebben, is er ook een aantal dat sip voor zich uit staart. Luid gepraat klinkt inmiddels al weer door de eetzaal. “Het is me gewoon veel te druk. Ik wil naar huis, en kunnen slapen en rusten wanneer ik dat zelf wil. Het is voor een goed doel en daarom ben ik hier nog. Maar het liefst zou ik vanmiddag nog weggaan,” met een ernstige blik kijkt Walt me aan en steekt vervolgens een stuk brood in zijn mond. “Gelukkig is het
10
eten goed,” voegt hij er zonder te lachen aan toe. Na het eten keert de rust terug. Iedereen ligt op bed, want dat is de afspraak; na het eten een uurtje rusten. Niemand hoeft te slapen, alleen als je dat zelf wilt. Je kunt ook gaan schrijven, of tekenen. Zolang ze maar op hun kamer blijven. Hoewel een uur heel lang kan lijken, klinken binnen no-time weer de luide stemmen. Tijd voor thee. Na een kopje kruidenthee gaat de groep terug naar de tuin om te werken. Drie mannen blijven achter om de keuken schoon te maken. “Ik weet niet wat ik moet doen, hier blijven of naar huis. Ik wil niet meer stilstaan weet je,” vertelt Erik terwijl hij onrustig heen en weer loopt. Ferry blijft op zijn plaats staan
terwijl hij kopjes afdroogt. “Je moet er gewoon voor zorgen dat je een vrouwtje hebt thuis. Dat helpt.” Erik knikt, “ja, totdat ze bij je weggaat. Dan stort je hele wereld in. Dan volgt meestal een terugval.” De altijd vrolijke Mark komt de keuken binnengelopen. Zijn wallen hangen erger dan normaal en zijn mond staat in een streepje. “Mijn broer is overleden.” Ik sluit de deur van de kliniek en begeef me naar de bushalte. Op mijn telefoon komt een berichtje binnen. ‘Vrijdagmiddag borrel! Ben je erbij?’ Ik zucht. Hoewel voor velen in Ravenswoud de tijd stil lijkt te staan, gaat de buitenwereld gewoon verder. Ik pak een dropje uit mijn tas en typ snel een bericht terug. ‘Ik ben er bij hoor!’
Hulp voor de hulpverlener
DOOR ELLA PUT
Danny van Ras is proces-manager van het Veiligheidshuis in Kerkrade. Dagelijks krijgt zij te maken met huiselijk geweld en de gevolgen daarvan. “Het laat je niet meer los.� 11
In vier maanden tijd drie zelfmoorden van cliënten. Danny maakte het mee. Het ging haar niet in de koude kleren zitten: “Zoiets komt hard binnen. Voordat ik aan dit werk begon was ik redelijk optimistisch over de wereld. Slaan kwam in mijn idee alleen maar in slechte films voor. Door mijn werk kwam ik erachter dat zoiets helemaal niet klopt.” De hulpverlener. Je bent een rots in de branding voor velen. Maar dat een heftige branding zelfs de sterkste rots lelijk kan slijpen, wordt soms vergeten. “Er zijn sommige weken dat ik een aversie heb tegen alles wat ik zie en lees op mijn werk. Je krijgt een verwrongen wereldbeeld, en dat belemmert je in je werkzaamheden,”
“Ik werd cynisch door de dingen die ik soms las” Hulpverleners zoals Danny, komen dagelijks in aanraking met heftige situaties: mannen die vrouwen slaan, vrouwen die mannen slaan, het is de orde van de dag bij Het Veiligheidshuis. Het trauma dat cliënten hebben is schokkend en beangstigend. Het laat diepe, mentale wonden achter. Risico is dan ook dat hulpverleners zelf beïnvloed raken door het zien van zo’n mentale wond: “Als je zoveel traumatische dingen leest en meemaakt, zoals ik dat heb in mijn werk, kan het je ook secundair traumatiseren. Ik had daar nog nooit van gehoord, tot dat ik coaching aangeboden kreeg vanuit mijn werk. Nu begrijp ik het. Ik zie het risico dat ik zelf loop, door de hulpverlening die ik gekregen heb. ”
“Ik moet niet te veel van mezelf meegeven, hoe moeilijk dat soms is” “Ik werd cynisch door de dingen die ik soms las.” Cynisme is in haar werk niet geheel ongevaarlijk, dat herkent Danny: “Door cynisme oordeel je sneller. Oorde-
12
len is gevaarlijk in dit vak, bijvoorbeeld als ik tot een goede oplossing wil komen voor een gezin. Je kunnen reflecteren, open staan. Alleen zo ben ik goed in mijn vak. Door te praten met een coach, bleef ik een realistisch beeld van de werkelijkheid behouden, zonder cynisch te worden.”
Praten met een coach. Volgens Danny is het een goede manier om bewust te worden van het risico dat die ze zelf loopt door de verhalen die ze dagelijks te horen krijgt: “ Mijn werk is niet geheel risicovrij. Dat weet ik inmiddels. Ik kan bijvoorbeeld secundair getraumatiseerd raken. Maar alleen al het feit dat ik me
van dat gevaar bewust ben, helpt erg in het uitoefenen van mijn vak. Door de coaching zag ik dat als ik in een omgeving zat met mensen die erg betrokken en bedreven zijn, het makkelijk was om mijzelf daarin mee te laten slepen. Maar daar heb ik geen last meer van. Als ik dat zie ga ik er juist wat meer boven hangen
zo’n situatie hangen, ik observeer.” Ook leerde Danny door de coaching dat het belangrijk was haar werk achter zich te laten op het moment dat ze naar huis ging: “Ik moet niet te veel van mezelf meegeven, hoe moeilijk dat soms is. Op een gegeven moment moet ik de deur
achter me dicht kunnen doen en denken: vandaag heb ik mijn best gedaan. Ik heb dat wat in mijn vermogen lag ingezet.”
“Je krijgt een verwrongen wereldbeeld, en dat belemmert je in je werkzaamheden” Tegen onverwachte vloedgolven zal ze nooit helemaal bestendig zijn, dat geeft ze toe: “Ik heb ook niet altijd de mogelijkheid om in een crisis een oplossing aan te reiken. Mijn mogelijkheden zijn beperkt en niet alles is oplosbaar.” Ze ziet nu echter wel hoe ze zich het beste kan beschermen om toch nog de sterke rots te zijn voor haar cliënten. “Ik leerde: geen enkele crisis is een echte crisis. Je kan er ook een nachtje over slapen, en dan is het de volgende ochtend anders. Steeds beter kan ik dingen loslaten en naast me neerleggen. Dat leerde de coaching mij. Ik moet nog een iets van mezelf overhouden. Als ik dat niet doet, raak ik opgebrand, letterlijk.” - Een rots in de branding mag geslepen worden. Er moet nog iets van zijn kracht over zijn na de vloedgolf.
Het veiligheidshuis Het veiligheidshuis is een Koppelorganisatie die zeven jaar geleden werd opgericht door het ministerie van Justitie. Het achterliggende idee was rond strafrechtelijke zaken meer samenwerking tussen politie, justitie en de hulpverlening creëren. Aan de hand van politiemeldingen wordt gekeken naar de passende zorg die mensen aangeboden kan worden. Het Veiligheidshuis heeft als belangrijkste doel de samenleving veiliger te maken, door straf met zorg te combineren en organiseren.
13
‘Hij leek op mijn vader’ Trea Meijboom heeft op alle afdelingen van het ziekenhuis gewerkt. Van de intensive care tot aan de afdeling van de brandwondenstichting. Hier heeft zij het nodige meegemaakt en dit heeft haar niet bepaald koud gelaten. DOOR NAOMI VOS
‘J
e komt mensen tegen in mijn vak die je niet meer kan vergeten. Je hebt een bepaalde klik met ze,” begint Trea met vertellen. Ze had een man op de afdeling die een galblaasverwijdering heeft gehad. Dat is geen hele complexe operatie en de man was alweer aan het herstellen. Ze had meteen een klik met hem toen ze met hem begon te praten. Hij deed Trea denken aan haar vader. Een echt typische Groningse man, makkelijk met contact maken en gewoon erg gezellig. Tijdens het ontbijt leek alles heel goed met hem te gaan. Hij zat rustig zijn broodje te eten en op het moment dat hij zijn laatste hap net had doorgeslikt begon hij wit weg te trekken. “Ik word niet goed”, zei hij tegen Trea. Ze weet nog als de dag van gister wat ze toen tegen hem gezegd heeft: “Ik zie het, ga maar liggen”. “Ik word echt niet goed,” zegt de man in paniek. Trea drukt gelijk op de paniekknop en legde hem plat neer voor het reanimeren. “Gelukkig was dokter Notenboom toen aanwezig en hij heeft alles uit de kast getrokken om hem nog te reanimeren, maar het mocht niet baten.”
‘Zijn kinderen waren net zo oud als ik’ De man had een bloedprop in de vertakking van zijn longslagader en daardoor kon hij geen zuurstof meer verwerken. Zijn bloed was wel ontstolt na de operatie, maar dit kwam toch voor. “Aan zo’n complicatie overlijd je eigenlijk altijd.” “Na het overlijden moest het slechte nieuws gesprek komen. Toen ik zijn familie zag ging ik nog meer associëren. Zijn vrouw leek op mijn moeder en zijn kinderen waren net zo oud als ik.
14
Ik wilde eigenlijk mee naar het slechte nieuws gesprek, maar tegen die tijd stond ik al te huilen op de gang,” aldus Trea. De volgende dag stond Trea gewoon weer op haar werk. Ze heeft tegen niemand gezegd dat ze er zo mee zat en tijd voor het verwerken van deze ervaring nam ze niet. Praten kan ze goed, maar het achterste van haar tong laten zien is moeilijk. Daardoor heeft ze er waarschijnlijk ook langer mee rond gelopen.
‘Hij leeft nog bij zijn familie, maar ik neem hem ook overal met me mee’ Een paar jaar later werkte Trea op de afdeling slaapproblematiek en daar kwam de vrouw van de man ook. Toen ze de achternaam zag dacht ze gelijk aan die man die toen in haar bijzijn is overleden. De zoon van de vrouw was meegekomen en vertelde Trea dat zijn vader was overleden in het martiniziekenhuis. Toen wist ze genoeg. De tranen welden op in haar ogen en ze zei: “Daar was ik bij.” Op dit moment werkt ze met ouderen die Alzheimer hebben. Als iemand op haar afdeling kwam te overlijden denkt ze dat ze het er wel moeilijk mee zou gaan hebben. “Het is hele intensieve zorg, je ziet ze bijna elke dag en jij kent ze in dit stadium van hun leven het beste. Ik denk dat ik het wel moeilijk ga vinden als iemand ineens wegvalt. Dat is ook helemaal niet erg. Je bouwt namelijk wel een band met ze op en zij ook met jou. Het is juist heel mooi dat jij ook rouwt om de mensen waarmee je werkt. Op die manier leven ze ook nog bij jou en dat was ook het geval bij die man. Hij leeft nog bij zijn familie, maar ik neem hem ook overal met me mee.”
‘Een maatschappij kan miljarden besparen op deze manier’ DOOR WOUTER VAN DIJK
Een Citroen C Crosser is geen auto die thuishoort op de rechterrijstrook. De bestuurder, Henk Stokvis, begrijpt dat maar al te goed. Soepel manoeuvreert hij de bolide richting de polder. De eindbestemming van vandaag is Biddinghuizen. Onder de rook van de achtbanen van pretpark Walibi World opent hij op 1 januari de derde vestiging van zijn zorginstelling Oranjeborg.
O
p het Drentse platteland is Oranjeborg begonnen als kleinschalig zorgbedrijf. De hoofdtaak van de instelling is het opvangen van mannen die verstoten worden door de maatschappij. Denk hierbij aan mannen met een drugsverleden, maar ook jongens met psychische problemen. Vaak een combinatie van beiden. Oranjeborg probeert door middel van een nuttige dagbesteding en een beschermde omgeving deze jongens te behoeden voor de gevaren van de maatschappij. En niet zonder succes. Wat in 2007 begon als kleinschalig zorgbedrijf wordt nu uitgebreid tot een imperium van drie vestigingen. En dat terwijl er zo wordt bezuinigd in de zorg. Haast paradoxaal blijft Oranjeborg groeien. ‘’Het is allemaal simpel, en buitenstaanders denken vaak te moeilijk. Ik geloof er heilig in dat een maatschappij miljarden kan besparen op jaarbasis op deze manier,’’ meent Stokvis. ‘’De zorg in Nederland is op dit moment zo ingericht dat er van alle kanten wordt gedacht in een groeimodel. Mensen moeten zo snel mogelijk genezen, en weer terug de wijde wereld in. Deze wijde wereld blijkt veel te groot voor de jongens in onze doelgroep, dat gaat gewoon verkeerd. En daarom wordt er bij ons geaccepteerd als iemand op zijn hoogtepunt zit en niet verder kan groeien. Wij proberen een plek te bieden waar het veilig is, en waar alles zelf te regelen valt.’’ Dat alles zelf geregeld moet worden blijkt als de auto wordt geparkeerd en de rondleiding over het terrein begint. Een kolos van een man staat een grasveld aan te harken waar de eerste herfstbladeren verspreid liggen. Iets waar je als bedrijf een tuinman voor kunt inhuren, maar wat ook zelf gedaan kan worden, zolang de handen maar uit de mouwen worden gestoken. In het werk wat de cliënten verrichten op het terrein is >>
15
er een duidelijke tweedeling te merken. Sommige jongens zijn lichamelijk en mentaal veel verder ontwikkeld dan anderen. Zo weet de één prima hoe hij via een systeem houtblokken moet stapelen. De ander is echter alleen in staat om het zaagsel dat vrijkomt bij het zagen op te vegen. Dit onderlinge verschil in klasse is ontzettend goed merkbaar, daarom is het des te bijzonder dat er helemaal niet negatief op gereageerd wordt onderling. Er hangt een sfeer van algehele acceptatie van andermans kwaliteiten. De werkdruk ligt laag in de instelling. Niet iedereen is geschikt voor een hele werkdag, daarom worden ook veel pauzes ingelast. Toch zijn de cliënten bezig, en dat is iets wat hoog in het vaandel staat. ‘’Als je overdag hard werkt, ben je ’s avonds moe en kun je ook geen rottigheid uithalen. Ook heeft het een soort therapeutische werking. Als je ergens druk mee bent heb je geen tijd om aan vervelende dingen te hoeven denken,’’ aldus Stokvis. Het gebrek aan praatsessies en groepstherapie is dan ook te verklaren. Er wordt hier duidelijk gekeken naar de toekomst, en niet naar het verleden. Oude koeien blijven in de sloot. Dat is aan de ene kant goed, maar aan de andere kant heeft ook bijna iedere cliënt het gevoel dat ze binnen een aantal maanden weer zelfstandig kunnen wo-
16
‘We zijn altijd aan het zoeken naar mogelijkheden waardoor we verder kunnen groeien’
nen. Dat is een nobel streven, maar zelfs een buitenstaander kan in één oogopslag zien dat een zelfstandig bestaan voor de meeste cliënten uit zou leiden tot zelfdestructie. Hoewel de cliënten in principe vrijwillig worden opgenomen in de zorginstelling, wordt er wel geprobeerd een langdurig zorgtraject in te gaan. Zelfoverschatting van de cliënten is hier soms een tegenstrijdige factor. ‘‘Het wordt ons soms moeilijk gemaakt als cliënten besluiten om juridische hup in te schakelen op het moment dat ze, tegen ons advies in, niet meer bij ons willen blijven. Ze zijn hier vrijwillig, dus als ze moeilijk doen zouden we ze kunnen laten lopen. Maar wij weten dat dat eigenlijk nooit de juiste keuze is.’’ Ook opvallend is dat er maar één groepsleider aanwezig is bij een groep van
zeven cliënten. En ‘groepsleider’ is eigenlijk een verkeerd woord, want de leider ik kwestie stelt zichzelf nooit hoger op dan de groep. ‘’Dat heeft ook te maken met efficiënt werken,’’ zegt Stokvis. ‘’Niet iedereen heeft zijn eigen begeleider nodig. We hebben bijvoorbeeld geen psychiater in dienst. Die wordt extern ingehuurd op het moment dat hij echt nodig is, en alle andere problemen lossen we zelf op.’’ De rondleiding over het terrein eindigt bij de buitenverblijven. De verschillende kamers zijn ingericht als een vakantiepark voor ernstig zieke kinderen, een instelling die door een faillissement door Oranjeborg kon worden overgenomen. Ieder huisje is ingericht naar een hele andere cultuur. Zo is er bijvoorbeeld een Duits huisje met een bijbehorende vlag, maar ook een huisje helemaal in de sfeer van Australië. Een ongekende luxe in het huidige zorglandschap. En als het aan Stokvis ligt is deze locatie nog lang niet het einde van de groei. ‘’We zijn altijd aan het zoeken naar mogelijkheden waardoor we verder kunnen groeien. Als wij op deze manier, en met onze filosofie nog meer mensen kunnen helpen dan we nu al doen zou dat prachtig zijn.’’
Andrea Sickmann: “Wie controleert mijn integriteit?” Hoe een kleine zorgonderneming verzuipt in het papierwerk
Een RI&E-inventarisatie, een verplichte doorlopende verantwoording voor het kwaliteitswaarborg zorgboerderijen en twee stagekeurmerken. Zomaar een greep uit de vele verantwoordingen die zorgboerderijen moeten afleggen aan instanties, stichtingen en zorginstellingen. Dat geldt voor bedrijven met honderden werknemers, maar ook voor kleine bedrijven vanaf twee werknemers. Andrea Sickmann (50), eigenaresse van Zorgboerderij Goedland uit Putten weet er alles van. “Het is één en al papierwerk. Niemand neemt mij persoonlijk onder de loep.”
17
rijwerk of dagbesteding. Een totaal van zo’n zeventig cliënten, met allemaal hun eigen zorgplan met hoofd- en subdoelen die constant moeten worden geëvalueerd en worden aangepast. Al met al kost de administratie en verantwoording zo´n twintig uur per week aan werk. Allemaal op papier, want van ‘echte’ controle is geen sprake.
Al met al kost de administratie en verantwoording zo´n twintig uur per week aan werk.
Andrea werkt honderd uur per week, zo is te lezen in één van de vele administratiemappen. Maandag tot en met zondag, zo’n beetje de hele dag. Maar “dat valt best wel mee, de meeste boeren moeten ook elke dag werken.” Samen met Verony van Bemmel kocht ze in 2007 een boerderij op van zes hectare, waar ze tevens wonen. Dagelijks zijn er kinderen, volwassenen en ouderen met een autistische stoornis, lage begaafdheid of syndroom van down bezig met boerde-
18
“Er is niemand die mij onder de loep neemt,” vertelt Andrea. “Als hier iemand langskomt, dan is het om te controleren of wij al ons papierwerk op orde hebben. Daar gaat het mis. Wie controleert mijn integriteit? Er zijn veel meer indicatoren dan je op papier kunt afvinken. De sfeer bijvoorbeeld, of hoe ik met mijn cliënten omga. Niemand zal in de verslagen opschrijven dat ze depressief zijn of slecht werk leveren. Alle mappen op de bureaus van de controle-instanties zijn gevuld met succesverhalen en plannen om organisatie nóg beter te maken.” Andrea spreekt van een “problematische” hoeveelheid regels. Zijn die regels en keurmerken juist niet nuttig? Hoe moeten
zorgnemers weten welk bedrijf betrouwbaar is? “Ik zeg niet dat ik tegen regels ben. De controle en kwaliteitsnormen vind ik juist erg belangrijk. Het probleem ligt in de verhouding tussen ‘papier-’ en ‘echte’ controle. Een voorbeeld: Wij hebben onze kwaliteitsverantwoording van de Federatie van Zorgboerderijen vijf keer teruggestuurd gekregen. De laatste keren omdat er punten en komma’s misten. Dat bedrijf heeft iemand in dienst die puur op de grammatica checkt. Dat terwijl er nooit iemand eens komt kijken wat er hier nou eigenlijk gebeurt. Het administratieve tikwerk voelt voor mij ook echt als werk. Dan denk ik, waar ben ik nou eigenlijk mee bezig, wat is het nut?” Dergelijke bedrijfsverantwoording is volgens Andrea juist voor de midden- en kleinbedrijven een doorn in het oog. “Grote bedrijven, ook met duizend werknemers hebben met net zoveel administratieve rompslomp te maken. Die bedrijven hebben daar gewoon mensen voor in dienst. Wij hebben veel te veel werk om handen. We voelen ons genoodzaakt om iemand de arm te nemen om ons te helpen bij de grote hoeveelheid bureauwerk. De oplossing voor kleine bedrijven? Laat de controleurs eens een dag meelopen. Dan zien ze wat er daadwerkelijk gebeurt. Zo kunnen de sfeer proeven en controleren of wij integer met onze cliënten omgaan. Voor mijn part hangen ze camera’s op. Mijn motto: What you see is what you get..”
In discussie met... ELLA Hee Wout! WOUTER Yo Ella. Wat ben jij aan het doen? ELLA Nou, ik kom net een maatschappijcollege. We hebben het gehad over de participatiesamenleving. Wat vind jij ervan als ik zeg dat we over een aantal jaar voor onze ouders moeten gaan zorgen? WOUTER Nou, dat is bij mij nog lang niet aan de orde, hoor ELLA Ik bedoel ook niet binnen nu en tien jaar. Maar later, als wij en onze ouders ouder zijn. Wie weet wat er ons staat te gebeuren, misschien krijgt een van onze ouders Alzheimer. Dan hebben ze toch professionele hulp nodig? Maar wij moeten dan voor ze zorgen WOUTER Tja, dat is inderdaad een lastige kwestie. Maar er zijn dan toch gewoon verpleeghuizen waar ze terecht kunnen? Wij moeten toch niet altijd voor ze zorgen ELLA Nou, als ik kijk wat we in het college te horen hebben gekregen worden verpleeghuizen steeds minder. Maar het gaat niet alleen over ouder worden. Wij moeten de komende jaren steeds meer voor onsze familie gaan zorgen. Dat betekent niet alleen zorgen voor moeders of vaders met Alzheimer of andere ouderdomskwaaltjes, maar ook zorgen voor een broer die kampt met een drugsprobleem. Het komt steeds meer op ons neer WOUTER Om heel eerlijk te zijn lijkt me het niet echt een heel groot probleem. Jij kent je familieleden toch het beste? Dan kan je toch ook het beste voor ze zorgen. Bovendien, je houdt ook van ze? Dan doe je dat toch zeker voor ze ELLA Natuurlijk hou ik van mijn ouders! Maar weet je wat het is? Ik heb later ook een eigen leven, met een drukke baan en een gezin. En daarnaast: ik ben helemaal niet bevoegd om voor mijn ouders te zorgen. Laat staan de hulp aan te bieden die ze nodig hebben WOUTER Dat is zeker zo. Maar laten we voorlopig genoeg nemen met het feit dat het nog lang niet zo is ELLA Ja, misschien wel... 19
H
et is een regenachtige woensdag in september als ik het kantoor van Welsun betreedt. De receptionist die me binnen begroet is het tegenovergestelde van het weer: een zonneschijntje. Met een enthousiaste blik verwelkomt ze me en verwijst me naar de wachtkamer elders in het gebouw. Aldaar neem ik plaats en kijk om me heen. Overal waar ik kijk hangen papiertjes, folders en neem-mijmee-plakbriefjes. Allemaal met een doel: vrijwilligers zoeken die mee willen helpen in onze maatschappij. Schoonmaken bij ouderen, oppassen bij een kinderdagverblijf, iedereen wordt opgeroepen om zijn steentje bij te dragen aan onze samenleving. Dan hoor ik stappen door de gang, de deur van de wachtkamer wordt geopend. Een blonde vrouw stapt op me af en begroet me enthousiast: “Hallo, ik ben Josian, en jij bent Ella zeker!” Ik knik vriendelijk.
“Mijn moeder zei ooit tegen mij: ach, jij moet alleen maar een beetje met mensen praten” Even later zitten we in haar kantoor, waar ze met hetzelfde enthousiasme vertelt over haar vak, wat ze al twintig jaar met veel liefde beoefent: “Mijn moeder zei ooit tegen me: maar, jij moet toch alleen maar een beetje met mensen te praten de hele dag?” ze lacht, maar ik merk dat ze haar vak serieus neemt: “Er komt natuurlijk veel meer bij kijken, en daarnaast: er verandert continu iets binnen mijn beroepsgebied.” Zeker de afgelopen jaren, geeft ze zelf toe. Het huidige kabinet streeft ernaar om van een traditionele verzorgingsstaat naar een vernieuwde participatiemaatschappij te schuiven, waar burgers afhankelijk zijn van elkaar en de overheid een beperkte rol speelt binnen de zorg. Maar wat betekent dit voor Josian als maatschappelijk werker?
Zelfredzaamheid, op het eerste oog niet een heel slecht plan 20
Maatschappelijk we
De rol van de maatschappelijk werk e Door de participatiesamenleving worden Nederlanders steeds meer geacht verantwoordelijkheid te nemen voor eigen zorg en de zorg voor hun omgeving. De overheid speelt daarbij geen of slechts een ondersteunende rol. TEKST: ELLA PUT / AFBEELDING: FRITS AHLEFELDT-LAURVIG Steeds meer wordt van Josian verwacht dat ze haar cliënten leidt naar zelfredzaamheid, op het eerste oog geen slecht plan: “Ik zie door de ervaring die ik heb opgedaan, dat mensen zichzelf alleen maar kunnen redden. Ik ben hier niet om het probleem voor ze op te lossen of om ze te redden, ik denk met ze mee. Ze komen er zelf vaak niet uit. Ik speel een hulpverlenende rol en kijk met ze naar de mogelijkheden. Met de oplossing en de uitvoering moeten ze zelf komen.”
“Mensen kunnen echt alleen maar zichzelf redden” Een van deze oplossingen is het inschakelen van familie of vrienden van de cliënt, dat gebeurt dan ook steeds meer: “Als iemand kampt met een dementerend
“Mantelzorg gaan we de komende jaren steeds vaker zien” familielid, wordt diegene nu niet meer meteen naar het verzorgingstehuis gestuurd maar wordt er gekeken of een zoon of schoondochter de zorg op zich kan nemen. Mantelzorg gaan we de komende jaren steeds vaker zien. De overheid verwacht de laatste jaren steeds meer dat er gekeken wordt naar het netwerk dat mensen van zichzelf al hebben. Eerst werd er gekeken naar zorginstellingen en wat zij voor iemand konden betekenen. Maar dat wordt te duur, er moest bezuinigd worden.” Voor Jan Wiegers, psychisch hulpverlener, is het een heel ander verhaal. Als ik
belangrijke rol. Ook in deze participatiemaatschappij.”
“De hulp die wij verlenen speelt nog steeds een belangrijke rol”
rk in de toekomst
er binnen de participatiemaatschappij Minder ‘zorgen voor’, meer ‘participeren in’ is een van de vele credo’s van het kabinet. Iedereen krijgt een andere rol, zo ook de hulpverleners binnen deze vernieuwende maatschappij.
hem een aantal dagen nadat ik Josian heb gesproken vraag of hij hetzelfde werk als Josian doet lacht hij. Zijn cliënten komen, in tegenstelling tot Josian, nooit uit zichzelf naar hem toe. De situatie is vaak zo zorgwekkend dat familie en vrienden van de toekomstige cliënt aan de bel trekken bij Jan. Ze zoeken hulp, want alleen komen ze er met hun familie en vriendenkring niet uit: “Vaak zijn de familieleden al tot de conclusie gekomen dat de desbetreffende cliënt helemaal geen zorg wil, maar wel nodig heeft. Ze verkeren niet alleen in een zorgwekkende toestand, maar ook in een zorg mijdende. Ze vormden al een gevaar voor zichzelf, daarnaast ook voor hun omgeving en misschien soms wel voor de samenleving.” Ook Wagelaar krijgt mensen over de vloer die bij lange na niet zelfredzaam zijn en helemaal niet beschikken over een netwerk vol met liefhebbende familie: “Als mensen naar mij komen spelen er natuurlijk in zekere
mate ook taboes. Seksueel misbruik of huiselijk geweld behoren daar toe. Dat vertel je niet zomaar aan naasten, laat staan dat je vraagt om hulp aan ze.”
“Ik speel een hulpverlenende rol, met de oplossing moeten ze zelf komen” Hoe houden deze mensen het vol in een maatschappij die steeds meer de verantwoordelijkheid bij de burger en zijn omgeving zelf neerlegt? “Dat is inderdaad vrij moeilijk. En is voor ons als maatschappelijk werkers ook een belangrijk argument om in te brengen in deze discussie tegen de veranderde samenleving. Het werk wat wij doen en de hulp die wij verlenen speelt nog steeds een
Doordat de verantwoordelijkheid steeds meer bij Jans cliënten zelf komt te liggen, wordt zijn beroep op sommige punten moeilijker uit te oefenen. Waar hij vroeger alle ruimte had om een cliënt tijdelijk ergens onder te kunnen plaatsen, worden de plekken voor opvang steeds geringer. Of nog erger: verdwijnen helemaal. “Ik moet steeds meer vanaf locatie zelf met een oplossing komen. Ik improviseer steeds vaker, om toch dat stukje zorg te bieden wat je eigenlijk zou willen bieden,” hij glimlacht oprecht. Aan zijn lach kan ik zien dat hij het zijn werk graag beoefent, ook al is dat soms ‘met spring en vliegwerk’, zoals hij het zelf verwoordt.
“Ik improviseer steeds vaker om toch dat stukje zorg tebieden wat je eigenlijk zou willen bieden” Maar niet alleen de cliënten van Wagelaar en Wiegers moeten door de participatiemaatschappij hulp zoeken in hun directe omgeving, maatschappelijk werkers worden ook steeds meer afhankelijk van de ondersteuning van informele ondersteuners. Wagelaar: “Wij gaan in de toekomst steeds vaker samenwerken met vrijwilligers. Dat kunnen mantelzorgers zijn, maar ook andere vrijwilligers in de zorg. We dragen nu soms taken aan hen af, dat gaat in de toekomst meer gebeuren. Er is ook niet heel veel geld voor betaalde krachten” Tegenstanders van de participatiemaatschappij geven als argument dat, door huidige individualistische samenleving, mensen helemaal geen tijd of zin hebben om vrijwilligerswerk te doen. Het idee dat iedereen wíl participeren in de samenleving, is volgens hen een illusie. Wagelaar ziet in haar beroepspraktijk echter iets anders: “ Wekelijks hebben >>
21
>> hebben wij hier op kantoor een gepensioneerde accountant. Hij houdt nog steeds ontzettend van zijn vak, en helpt mensen graag. Wij krijgen hier ontzettend veel mensen met schulden, de accountant helpt deze mensen om financiën weer op orde te krijgen. Zijn beloning is de dankbaarheid van de mensen die hij helpt.”
“De beloning is de dankbaarheid van de mensen die je helpt” Daarnaast is het voor Wagelaar zelf ook een hele geruststelling om de hulp te krijgen bij haar werk van vrijwilligers: “Wij krijgen veel cliënten, alle hulp is welkom. Het is juist fijn als er door de participatiemaatschappij meer vrijwilligers actief worden die ons een handje helpen. Dat scheelt ons weer in werk. Hoe leuk het werk ook is.”
Begrip voor de bezuinigingen is er wel: “Er zal toch ergens op bezuinigd moeten worden” Begrip voor de bezuinigingen en de daarop volgende participatiesamenleving hebben beide hulpverleners wel. Wiegers: “Er moet altijd wel ergens op bezuinigd worden, en dit keer is het deze sector.” Wagelaar is het hier mee eens, toch benadrukt ze: “Kwantiteit en kwaliteit moeten elkaar wel in evenwicht blijven houden. Iedere verandering brengt genoeg positieve dingen met zich mee, en ik ben benieuwd wat deze verandering ons gaat brengen.”
22
Gevangen
in je eigen hoofd De zorginstelling Oranjeborg speelt een grote rol in de omgeving. Vanuit de boerderij naast het complex worden ballonvluchten georganiseerd. Het terrein van de boerderij wordt onderhouden door de bewoners van Oranjeborg. Na het werk zit Harry in zijn eentje aan de tafel voor zich uit te staren.
DOOR WOUTER VAN DIJK
D
e hoeken van de mond waar de woorden uitkomen zijn bedekt met een klein, bruinachtig korstje. Waarschijnlijk gevormd door een combinatie van koffie met veel suiker en verdwaalde tandpasta. Op een bepaald moment wordt de focus echter verlegd naar het verhaal die de woorden vormen. Aandacht is absoluut vereist, want de woorden in de zinnen zijn een wirwar van Nederlands met een vleugje Duits. Een prater is hij niet. Zijn hele houding is gesloten, en haast schuchter beweegt hij zich in de groep. Als hij niet vraagt om meer dan de toegestane hoeveelheid shag staart hij stilletjes voor zich uit. Toch lijkt het alsof er binnenin hem een storm van gedachtes gaande is. Hakkelend, zinnetje voor zinnetje begint hij zijn verhaal. Het lijkt alsof hij per woord een andere gezichtsuitdrukking kiest, niet iets wat zijn uitstraling positief bevordert. ‘’Ik kom oorspronkelijk uit Oost-Berlijn’’, vertelt hij na een lange tijd waarin hij de juiste woorden lijkt te zoeken. ‘’Mijn ouders hadden nooit veel geld, dus ik moest altijd al mijn eigen geld verdienen. Ik heb niet eens mijn school afgemaakt.’’ Een erg intelligente indruk maakt hij ook niet. Het lijkt alsof zijn aandacht verslapt na een aantal zinnen, alsof hij het liefste ergens anders is. Traag doch vastbesloten vervolgt hij: ‘’Toen ik ouder werd organiseerde ik
samen met vrienden house feesten. De artiesten die daar kwamen, zoals Armin van Buuren en DJ Tiësto, regelde ik allemaal. Naast de organisatie van de feesten verkocht ik daar ook drugs. Op een gegeven moment heb ik mijn huis kunnen verkopen, heb ik een cheque van € 25.000 uitgeschreven en ben ik op de trein naar Amsterdam gestapt.’’ Voordat hij besluit verder te gaan met zijn verhaal kijkt hij even naar het plafond en de miniatuurluchtballonnen die daaraan hangen. Hij schenkt zichzelf nog wat koffie in en draait een shagje. Melancholisch gaat hij verder met zijn verhaal: ‘’toen ik in Amsterdam kwam heb ik eerst vijf maanden in het Victoria Hotel gewoond, helemaal bovenin. In de grootste suite, met een paar vrienden. We gingen gewoon door met wat we in Berlijn ook deden: drugs verkopen en feesten organiseren.’’ In Amsterdam verlopen de zaken voorspoedig. Het gaat zelfs zo goed met Harry en zijn vrienden dat ze besluiten een aantal coffeeshops te openen. Aan de blik van Harry is te zien dat hij die tijd mist. ‘’Ik vind het werk hier helemaal niet leuk. Het liefst werk ik in de horeca’’, vertelt hij. Het leven in zorginstelling Oranjeborg valt natuurlijk in het niets vergeleken met een rocksterrenbestaan in onze hoofdstad. Hier harkt hij een enorm grasveld aan. Nuttig, maar hersen dodend.
‘Ik heb het gevoel dat ik hier vast zit’
Het verblijf in de zorginstelling duurt volgens Harry al veel te lang. Het exacte aantal maanden dat hij in Frederiksoord woont schijnt hij zijn te vergeten, maar hij is er wel van overtuigd dat hij binnen no-time weer zijn leven in Amsterdam kan vervolgen. ‘’Ze willen me niet laten gaan hier, maar samen met mijn advocaat ga ik zorgen dat ik snel weer naar huis mag. Mijn vrienden zorgen wel dat ik weer aan het werk kan gaan. Ik heb het gevoel dat ik hier vast zit.’’ Volgens zijn opinie zit hij hier zonder reden, maar toch valt er een gat in zijn verhaal. Hoe komt iemand van de ene op de andere dag in een instelling als deze? Harry schijnt het niet te weten. Tijdens het nadenken over zijn antwoord mompelt hij alleen het woordje ‘criminaliteit’. Niet dat hij het niet wil vertellen, maar het lukt hem gewoon niet. Het is alsof er grote zwarte gaten zitten op de plek waar herinneringen zitten bij anderen. Een pijnlijke zenuw is geraakt, want hoe erg hij het ook probeert, woorden komen niet meer. Zijn onderlip begint te trillen en traanvocht vult zijn ogen. De rest van de dag blijft hij in deze staat. Hij zondert zich meer dan normaal af van de groep. Hij heeft het gevoel dat hij gevangen zit, maar daar is de zorginstelling niet verantwoordelijk voor. De enige plek waar hij namelijk gevangen zit is in zijn eigen hoofd. >>
23
>> Als ik mijn notities van het gesprek met Harry laat lezen aan de groepsleider kan hij een schaterlach niet onderdrukken. ‘’Oh, heeft hij dit verhaal aan jou laten horen? Deze versie heb ik ook al eens gehoord, maar dan iets anders.’’ Verbaasd kijk ik hem aan. ‘’Je gelooft toch niet echt wat die jongen je vertelt?’’, vervolgt hij. Lichtelijk beschaamd vanwege mijn eigen naïviteit wil ik mijn notities in de prullenbak gooien, maar dat is volgens de begeleider niet nodig. Hij vindt het juist een verhaal wat verteld moet worden.
Het echte verhaal van Harry is een stuk minder mooi. Jarenlang is hij misbruikt door zijn omgeving, onder meer door een man met wie hij was getrouwd. Toen hij jong was heeft hij een ontzettend heftig auto-ongeluk ternauwernood overleefd, de littekens op zijn gezicht spreken boekdelen. De andere passagiers waren minder gelukkig; twee van zijn vrienden overleefden de crash niet. En die slome uitdrukking op zijn gezicht? Het gevolg van een waterhoofd.
‘’Maar je moet goed begrijpen dat hij niet tegen je liegt hoor’’, vervolgt de groepsleider. ‘’Hij denkt werkelijk dat hij al deze dingen heeft meegemaakt. Hij vult zijn hoofd met waanbeelden om de werkelijkheid maar niet te hoeven herinneren. Het verhaal verschilt ook elke dag weer. Waarom denk je dat we hem zo nauwlettend in de gaten houden? Als deze jongen in zijn eentje wordt losgelaten in de maatschappij is hij niets meer dan kanonnenvoer.’’
‘Hij vult zijn hoofd met waanbeelden om de werkelijkheid maar niet te hoeven herinneren’
24
‘Ik weet het allemaal niet meer’ DOOR NAOMI VOS
Door de ogen van de vrijwilliger 25
‘I
k weet het allemaal niet meer, lieverd, ik weet het niet meer. Ik ben in de war. Welke dag is het vandaag?” “Het is dinsdag, Petra” “Oh. Zijn de winkels dan ook open?” Dit is een normaal beeld in de ouderenpsychiatrie. Oudere mensen met dementie. Verward, verdrietig en meestal ook nog moeilijk ter been. Petra zit al het langst van alle bewoners op de gesloten afdeling. Haar dementie is al in het verste stadium en haar korte termijngeheugen laat het afweten. Niet alleen haar geheugen is het probleem. Petra heeft de laatste tijd last van krabben als ze verward raakt. Dat is haar manier van uiten dat ze in paniek is. Ze krabt dan aan haar gezicht en ze heeft nu verschillende wondjes op haar gezicht.
“Wat erg hè? Dat ze het allemaal niet meer weet” “Wat erg hè? Dat ze het allemaal niet meer weet.” Aan de linkerkant van de kamer vinden we Loeke. Ze zit in een rolstoel. Kracht in haar lijf heeft ze bijna niet meer en zelfs een kopje koffie optillen gaat gepaard met hevig trillen. Toch heeft Loeke nooit zelfmedelijden. Loeke is iemand die niet ziet dat ze zelf bijna niks meer kan. Ze voelt alleen het lijden en de achteruitgang van haar medebewoners. Het is bijzonder hoe mensen
26
met iemand anders mee kunnen leven en daarbij vergeten hoe ze er zelf aan toe zijn. Toch zijn ze niet allemaal zo. Gerda, die naast Loeke zit, ergert zich voornamelijk aan haar medebewoners. “Ach, dat mens loopt alleen maar te zeuren”, klaagt ze tegen Loeke als Petra in zichzelf zit te mompelen. Petra vangt iets op van de klaagzang van Gerda en snikt dat ze het allemaal niet meer weet. Gerda is naast dement ook nog slechthorend en snauwt meteen: “Wat wilde je zeggen? Ik hoor wel dat je het tegen mij hebt? Wat heb je te zeuren?” Geschrokken door de felle reactie van Gerda kruipt Petra weer terug in haar hoekje op de bank. Bij Loeke komen langzaam de tranen naar boven, omdat ze het allemaal zo erg vindt. Ze wil niet dat er ruzie is in de woonkamer. Het is chaos. Fenna, de verpleegster, is ondertussen bezig met de was en ik zit als vrijwilligster, zonder ervaring, in de woonkamer. Ik raak een beetje in paniek. Hoe moet ik zorgen dat de pleuris niet uitbreekt in de woonkamer? Ik wil Loeke niet aan het huilen hebben, maar ook Gerda staat op het punt om boos te worden op Petra. Petra mompelt haar gebruikelijke zinnetje opnieuw en opnieuw. En ik weet het all emaal ook even niet meer. Fenna die gelukkig net klaar is met de was komt binnen en ondersteunt me bij
het kalmeren van de bewoners. Langzaam maar zeker raakt iedereen weer in een normale gemoedstoestand en kan het ‘gewone’ dagelijkse leven weer doorgaan. “Het is zo af en toe heel hectisch in je eentje. Ik ben blij dat je er bent. Zo kan ik tenminste even wat dingen doen waar ik normaal niet aan toe kom”, vertrouwt Fenna mij toe.
“Ik ben blij dat je er bent” “Vrijwilligers hebben we hard nodig. Meestal proberen we mensen te vinden die tijdelijk werkloos zijn, maar wel in de verpleging willen werken. Toch lukt dit niet altijd en zijn er ook veel mensen die niks weten van de zorg”, vertelt Fenna me. “De kwaliteit zal dan helaas wel achteruit gaan, want zorg verlenen kunnen en mogen deze mensen niet. Ze kunnen helpen bij het huishouden en gezelligheid voor de mensen brengen, maar meer ook niet.” Toch zullen de verplegers hier aan moeten wennen. Ze zullen een groep van acht mensen moeten verzorgen n hun eentje met een beetje hulp van een vrijwilliger. De werkdruk wordt hoog en net als de bewoners weten de verplegers het soms ook allemaal even niet meer. De namen zijn in dit verhaal gefingeerd.
Geld vóór geest De afgelopen jaren zijn de sectoren verslavingszorg en psychiatrie hard getroffen door de bezuinigingen. De klappen vallen voornamelijk in de kwantiteit van zorg die aangeboden kan worden. Maar wat zijn precies de gevolgen van deze bezuinigingen?
DOOR NAOMI VOS
D
e bezuinigingen in de verslavingszorg merk je vooral in het aantal bedden dat beschikbaar gesteld kan worden. Een voorbeeld hiervan is Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Zij ging van 38 bedden naar 31 bedden. Deze verandering lijkt klein, maar dit betekent wel dat zeven mensen met ernstige verslavingen op een wachtlijst terecht komen. Deze mensen zijn er soms dusdanig slecht aan toe dat sommigen van hen overlijden als ze de juiste zorg niet krijgen. Nog een bijkomend feit is dat zorgverzekeraar Achmea komend jaar minder zorg in gaat kopen bij VNN. Ook daardoor kan VNN minder mensen helpen, omdat er simpelweg geen geld meer beschikbaar is om mensen buiten hun zorggebied te helpen. Mensen buiten Groningen, Drenthe en Friesland kunnen nu niet
meer terecht in Groningen als er in hun regio geen plek meer is. Een andere ingrijpende bezuiniging vindt plaats in het zogenoemde Triple-Ex programma. Dit programma is bedoelt voor werkloze (ex-)criminelen en verslaafden. Het behandelprogramma duurt nu nog elf weken, maar er staat een halvering voor de deur. De lengte van de behandelperiode wordt teruggebracht naar zes weken. Dit is compleet in strijd met een rapport dat eerder dit jaar verscheen van de EU. Daarin werd vastgesteld dat een langere behandelperiode juist erg belangrijk is voor zo’n moeilijke doelgroep als deze en dat de kans groot is op terugval als de periode verkort wordt.
Psychiatrie
In de psychische gezondheidzorg gaan de bezuinigingen voornamelijk over de
behandeltijden en de behandelmethode. Mensen moeten korter in een instelling verblijven en er moet meer medicatie beschikbaar komen. Ad Kerkhof (klinisch psycholoog aan de Vrije Universiteit) en Albert van Hemert (psychiater bij het Leids Universitair Medisch Centrum) stellen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde dat als mensen niet op tijd de juiste hulp krijgen dit kan leiden tot meer zelfmoorden. Juist omdat de huidige regering mensen graag zo lang mogelijk thuis wil behandelen worden ze niet voldoende gemonitord en verliezen ze de controle. Het plan is dat huisartsen de veelvoorkomende klachten zoals slapeloosheid, angsten en overspannenheid gaan behandelen en dat psychiaters zich dan bezig houden om de zware gevallen goed te behandelen. Helaas lukt dit laatste niet goed, zo meldt de Huisartsen Vereniging.
27
Column
‘Gott, lass mich sterben’ Ik denk dat ik twaalf jaar oud was toen mijn oma mij voor het laatst herkende. Er was toen nog helemaal geen sprake van de participatie-gekte, al helemaal niet in Duitsland, waar de helft van mijn familie woont. Ik kende het woord nog niet, maar mijn oma en haar kinderen waren toentertijd de mantelzorgers zoals Rutte ze het liefste ziet. Mijn opa was blind en nagenoeg doof geworden, was enorm depressief en had ook nog eens kanker. Tijdens menig ontbijtsessie – die daar al gauw anderhalf uur duurde- bulderde het door het huis “Gott, lass mich sterben!!” Waarop mijn oma met haar onverwoestbare optimisme riep dat het zo gezellig was dat we er allemaal weer bij waren. Opa kwam pas in het ziekenhuis toen het écht niet meer anders kon. Geheel in stijl van het ideaal van Rutte en co. Het ziekenhuis was zijn vangnet,gedeeltelijk gefinancierd door de belastingbetaler. Al was er in dit geval geen sprake van een ‘terugkomst in de maatschappij’. In 2004 is hij overleden. Twee jaar later wist mijn oma niet meer wie ik was. Ik was een paar dagen op bezoek met mijn moeder en een vriend, en elke keer als we binnenkwamen was ze weer enthousiast. “Wat een enorme zonen heb je!” Waarop mijn moeder even de tijd moest nemen om uit te leggen dat ik haar enige zoon ben. Vanaf dat punt ging het alleen maar bergafwaarts, maar een verzorgingstehuis, geen denken aan! Mede omdat haar zes kinderen allemaal in de zorg zitten, als psychiater, psycholoog of patiënt. Oma blijft lekker thuis. Tante gaat voor haar koken, oom zorgt er voor dat ze op tijd naar bed gaat. Kostenbesparing? Misschien. Er lag een mega-erfenis klaar die alleen maar kon slinken. Maar daar sprak eigenlijk niemand over. De staatsportemonnee was des te min een onderwerp van gesprek, de crisis lag immers nog voor ons. De ‘mantelzorg’ gebeurde in eerste instantie vanuit een ethische filosofie. “Oma heeft haar hele leven voor andere gezorgd, dit is wel het minste wat we kunnen doen.” De staatszorg bestond uit een dagbesteding. Dagelijks dezelfde nostalgische liedjes zingen en iets met een bal overgooien. Soms kwamen er knappe twintigers van de thuiszorg langs die haar
28
onder de douche zette, als de familie geen tijd had. Oma werd uit de dagopvang ontslagen, ze kon het niet meer volgen en viel eigenlijk alleen maar in slaap. Ze herkende niemand meer, soms niet eens zichzelf. Toen we op mijn twintigste in het Nederlands aan het praten waren in het huis waar ze al vijftig jaar woonde, dacht ze plots dat we in een ander land waren beland. ’s Nachts stond de babyfoon klaar naast haar bed voor als ze plots wakker zou worden en zou roepen naar haar zus die in de Tweede Wereldoorlog is omgekomen. Een jaar voor haar dood moest ze toch echt naar het ziekenhuis. Een enorm debat onder de familieleden, die het allemaal beter wisten. Uiteindelijk moest het toch maar. Mijn tante, die inmiddels bij oma in huis woonde kon het niet meer aan. Naast haar fulltime baan en intensieve mantelzorg had ze ook nog een puberdochter en een agressieve kat om voor te zorgen. De laatste fasen waren pijnlijk. Met de halve familie liederen uit haar jeugd zingen bij het sterfbed, niet wetende of ze het eigenlijk wel meekreeg. Ze is in 2012 gestorven. Is deze mantelzorg goed geweest voor de staat? Ongetwijfeld, omdat mijn familie steevast zoveel mogelijk zelf wilde doen is er veel geld bespaard uit de zorgportefeuille van de Duitse staat. Waarschijnlijk is het collectieve belang niet eens in de hoofden van mijn ooms en tantes opgekomen. De zorg was het gevolg van koppigheid, liefde, verantwoordelijkheidsgevoel en hoop op een groter aandeel van de erfenis. Ik vraag me dan ook af of de roep om participatie van onze neo-liberalistische overheid enig nut heeft. Heeft de belastingbetaler behoefte om de staat tegemoet te komen om de crisis de mond te snoeren? En dat –wellicht- ten koste van de zorg van hun naasten? Wat ik zie is het tegenovergestelde. Bij elke bezuinigingsaankondiging komt er wel een vakbond ‘in actie’, en daar staan zorgmedewerkers vooraan. In dat opzicht doen de confessionele partijen het beter: de zorg terugkoppelen naar de Bijbelse filosofie. Zorg en geborgenheid voor de naasten, gezin als hoeksteen van de samenleving en Gott lass mich sterben!!
Antroposofie: helend of niet? DOOR JOLIEN MARINUS
Antroposofie is een filosofie en een wetenschap gebaseerd op de leer van Rudolf Steiner (1861–1925).Verslavingskliniek Ravenswoud maakt gebruik van deze filosofie. Ze beschrijven in hun eigen visie: ‘het unieke van ieder mens staat centraal; niet het probleem bepaalt de behandeling die gekozen wordt, maar vooral het type ontwikkeling dat bij deze persoon past.’ Maar waarom maken ze bepaalde antroposofische keuzes? En hoe is dat voor de cliënten? In gesprek met Dick (54), medewerker in de keuken en Robert (37), een cliënt, verslaafd aan alcohol en wiet.
V
anmorgen aan tafel vertelde je een verhaal Dick, over Joris en de draak. Joris versloeg de draak en redde daarmee de prinses. Waarom gebruiken jullie deze beeldende metaforen? Dick: “Wij houden van beelden… daar kun je vaak iets in uitdrukken wat in woorden lastig is. Terwijl, als je iemand een krachtig beeld meegeeft, dan kun je je daar aan ophalen. Als je dat een beetje kunt aanvoelen en oppakken, kun je ook dingen herkennen van jezelf. Je moet natuurlijk wel opletten dat het een passend beeld is. Joris en de draak is een heel gemakkelijk beeld, Robert kon het direct linken aan zijn verslaving. Een
verslaving is een veelkoppig monster, als je ten vure de kop eraf slaat dan werkt dat even, maar uiteindelijk komen er drie koppen voor terug. En wordt het alleen maar erger, en hoe ga je daar dan mee om? En wat kost het je allemaal? Dat is een heel makkelijk te pakken beeld, merk ik elk jaar weer.” Robert: “Bij zo’n beeldspraak vraag ik me wel af, waarom wordt dat verteld? Ik zit in een verslavingskliniek, en dan wil ik de link ook maken. Ook om de rest van de groep te inspireren. Met alleen wilskracht kom je er niet. Maar je hebt het absoluut nodig. Als ik na ga hoeveel mensen er terugvallen… Dit is mijn eerste opname hoor. Bij mij is het ook een beetje
schrikeffect. Het is allemaal nieuw. Maar ik vraag me af in hoeverre het zin heeft als je voor de vijfde keer terugkomt. Je moet wilskracht hebben en het moet een levensstijl worden. En die link trok ik inderdaad door het verhaal met de draak. De prinses staat voor wat je er voor terugkrijgt. Voor mij is dat een normaal constructief leven. Dat hoeft niet groot, groter, grootst, maar in mijn geval gewoon een woning, autootje, een spaarrekening, gewoon eens een keer op vakantie kunnen. Een vriendinnetje, een leuke baan waar ik elke dag met plezier naartoe ga. Normale vriendenkring. De prinses is voor iedereen iets anders, maar voor mij is dit de prinses.” >>
29
Jullie maken gebruik van verschillende kunstzinnige therapieën, zoals waarnemingsoefeningen en bijvoorbeeld kleien of schilderen. Waarom is dat? Dick: “De mens is een scheppend wezen, dat onderscheidt ons van dieren. Wij kunnen iets van onszelf tot uitdrukking brengen. Als mens wensen wij ons te ontwikkelen in dit leven, we willen onszelf en dingen die we maken in de wereld neerzetten. Dat kan kunst zijn, maar ik doe het hier bijvoorbeeld met koken. Niet dat ik kookkunst maak, maar het is een scheppende activiteit. Ik kom hier ’s ochtends en ik moet creatief zijn met de ingrediënten die er zijn. Dat is een doorgaand heen en weer tussen mij en de wereld en een scheppend proces.” Robert: “Ik denk dat heel veel mensen daar mee bezig zijn, maar wat de antroposofie doet, is je daarop wijzen. En dan ga je er heel anders mee om. De wisselwerking tussen mij en bijvoorbeeld het koken. Tussen mij en het schrijven van een simpele brief. Je legt als het ware een loep op die handeling en kijkt: hé, waar ben ik eigenlijk mee bezig? Je trekt het heel erg tot je zelf. Dat heb ik hier heel erg geleerd, je kijkt naar je innerlijke zelf. Wat ik er uit de kunstzinnige oefening haal, is dat je op een hele andere manier bezig bent dan voor je hier kwam. We hebben het hier natuurlijk over een
30
verslavingskliniek, dus de meeste mensen gingen in hun vrije tijd drinken of middelen gebruiken. Wat mij is opgevallen, nadat ik mij heb kunnen openstellen, is dat ik dingen doe die ik normaal gesproken nooit had gedaan. Zelfs niet voor mijn verslaving. Dit had ik niet direct. In het begin dat ik hier kwam was ik alleen maar bezig met roken en nog eens roken, terwijl je in de kliniek niet mag roken. Op gegeven moment had ik een beetje vrijheid omdat ik naar een rechtszaak moest en daar heb ik direct misbruik van gemaakt om overal
‘Als je maar lang genoeg doorgaat dan wordt het je dood’
probeer ik ook duidelijk te maken aan anderen. Je begint allemaal met weerstand hier, maar je moet je openstellen. Ik ben hier echt een niveau hoger getild in mijn innerlijk, en dat terwijl ik gewoon een nuchtere Groninger ben.” Dick: “Ja, ik denk dat het heel erg heeft te maken met het scheppen. We hebben hier natuurlijk te maken met mensen die te maken hebben met een manier van leven die heel destructief is. Als je maar lang genoeg doorgaat, dan wordt het je dood. Met het kunstzinnige aspect van een behandeling proberen we daar uit los te breken. En daar hoef je echt geen kunstenaar voor te zijn. We zijn heel erg gewend dat zodra je een potlood op papier zet, dat iemand zegt: dat lijkt nergens op en dan doe je het niet meer. Mensen zijn heel kritisch en dat weerhoudt je er van op er plezier in te hebben. Je moet loslaten dat het ‘iets’ moet zijn.”
sigaretjes te bietsen. Op mijn kamer heb ik die stiekem opgerookt. En toen kreeg ik een Time out. Achteraf gezien is dat heel goed geweest voor mij. Ik weet nog heel goed dat ik terugliep van de bushalte naar de kliniek en dat ik heel duidelijk met mezelf de afspraak maakte: ‘ik ga geen big deal meer maken van die sigaretten. Dat is kinderachtig’. Nu haal ik er echt uit wat er in zit. En dat
Naast gewone medicijnen maken jullie veel gebruik van homeopathische geneeskunde. Waarom kiezen jullie hiervoor? Dick: “Reguliere geneeskunde wordt niet afgewezen, maar het wordt gecombineerd met andere geneeswijzen. Ik heb altijd erg moeite met stromingen die van alles afwijzen. Als ik morgen een gezwel heb ik mijn buik, dan ben ik blij dat er
een chirurg is die dat eruit snijdt en dat ik nog weer twintig jaar kan leven. Dan ga ik niet naar een kruidenarts. Maar er zit natuurlijk ook een schaduwzijde aan reguliere geneeskunde. Medici schrijven erg gemakkelijk medicatie voor en beschouwen dat als behandeling. Wij doen dat hier spaarzaam. Maar het kan wel nodig zijn. De homeopathische middelen worden met kleine beetjes voorgeschreven en zorgen niet dat het geneest, want het principe is dat het lichaam alles in huis heeft om dat zelf doet. Er zit een enorme kracht en vitaliteit in het menselijke lichaam. De homeopathische middelen moeten het lichaam een beetje prikkelen, en ondersteunen.” Robert: “Dat zie je bij de Jehova’s getuigen, die doen niet aan bloedtransfusie want bloed is heilig. Sommige mensen zijn daar heel boos over geweest want het is heel gevaarlijk. Maar door die Jehova’s getuigen zijn artsen er wel achter gekomen dat het menselijk lichaam veel meer in staat is om weer bloed aan te maken, dan men ooit heeft gedacht. Het duurt allemaal wat langer dan wanneer je een emmer bloed naast je hebt. Maar het lichaam is echt heel sterk. Je doet er heel erg lang over om een lichaam naar de klote te helpen, maar het is bijzonder hoe snel het weer herstelt.” Dick: “Daar sta ik hier ook altijd versteld van. Je ziet mensen zo slecht binnenkomen, en die gaan gewoon weer pico bello de deur uit. Dat is onvoorstelbaar. Het idee is dat je niet alleen zo omgaat met jezelf, maar ook met de wereld om je heen. Dan zijn er eigenlijk heel weinig regels. Vaak wordt antroposofie neergezet als een leer, maar dat is het niet. Er ligt een kern en een be-
paald mensbeeld aan ten grondslag maar het gaat er om dat de mens zich ontwikkelt en bij uitstek een wezen is die daar verantwoordelijkheid voor heeft.” Ontwikkeling staat bij antroposofie hoog in het vaandel, maar ik hoor van veel bewoners dat ze het gevoel hebben stil te staan. Hoe zit dat? Dick: “Het is niet zo dat je hier komt en dat het dan ineens beter gaat. Sterker nog, soms heeft iemand een tijd het gevoel dat het slechter gaat. Daarom is het belangrijk om in langere processen te denken. Het is helemaal niet interessant dat je je altijd maar goed voelt. Als je stopt met een verslaving, stopt met het gebruik van middelen, en je hebt die middelen altijd gebruikt om jouw zielenleven af te vlakken, dan krijg je met dingen te maken waar je niet bekend mee bent en dat voelt beroerd. Vanuit ons perspectief zeggen we ‘nou, dat gaat de goede kant op’. Maar dat moet je wel onderscheiden, want dat is iets anders dan wanneer iemand zich goed voelt. Het is een nare fase, maar iedereen maakt hem door.” Robert: “Ik heb die ontwikkeling ook meegemaakt. Ik vond het vreselijk hier in het begin, ik had heel erg het idee dat ik stilstond. Je kunt geen middelen meer gebruiken en hebt geen prikkels van internet of tv. Je wordt zo op jezelf teruggeworpen. En in het begin was dat vreselijk. Ik wilde meer, ik wilde bezig met mijn toekomst, met werk. Door mijn verslaving is zo veel stuk gegaan en je wilt dat zo snel mogelijk weer opbouwen omdat je ineens nuchter bent. Maar alle
‘Het is helemaal niet interessant dat je je altijd maar goed voelt’
niet verwerkte emoties komen boven en je moet daar gewoon doorheen. En dat is echt niet leuk. Vroeger trok ik een blikje bier open en het was weer weg. Nu moet je er gewoon doorheen, door de welbekende zure appel en geloof me, die is echt heel zuur. Maar opgegeven komt wel dat herstel. En dan merk je dat je ook geestelijk sneller herstelt dan je denkt. Ik ga maandag naar Zeist, dat is het vervolgtraject. Daar ben ik zo blij mee. In eerste instantie was ik wel verbouwereerd, ik dacht, laat mij hier nog maar even. Maar de staf vond ik door kon. En dat voelt bijna als promotie. Drie weken geleden zei ik nog: liefst morgen naar Zeist, maar nu heb ik zoiets van: nou, laat me hier nog maar even.” Dick: “Dat is grappig, dat horen we vaker. In het begin is er enorme haast, maar het duurt een tijdje voordat je kunt ervaren wat deze plek te bieden heeft. Dat kun je in de eerste weken tegen mensen gaan vertellen, maar dat moet je ervaren. Dan komen we weer op die wilskracht, die heb je nodig om gewoon maar eens een tijdje te blijven, en het een kans te geven. Minstens een week. Je komt eerst alleen maar jezelf en al je ongemakken tegen.” Robert: “Ik kon mijn plekje niet goed vinden in het begin, ik lag niet goed in de groep. En ik vond het ook heel moeilijk om me kwetsbaar op te stellen in een groep. Nu is de groep heel belangrijk voor mij, een soort spiegel. Maar in het begin wilde ik daar niet aan. Een omslagpunt was toch wel de Time out geweest. Ik was even thuis geweest, in het normale leven. En toen ik terugkwam sprak ik met mezelf af: ik ga dit doen. Eerst mezelf, en ik wil niet meer bang zijn. Ik had heel erg het besef dat ik het ontzettend had verprutst maar dat ik nu nog wat van mijn leven kan maken. Het is nu of nooit.”
31
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@windesheim.nl . De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
Auteursrecht Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de Opleiding Journalistiek. Wij stimuleren linken naar producties op de site van Journalistiek Zwolle zoveel mogelijk. Linken mag altijd en is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Foto- en videomateriaal De redactie spant zich in om iedereen die geportretteerd wordt om toestemming te vragen. Mocht je bezwaar hebben tegen bepaalde foto’s of video’s waarop je te zien bent, neem dan contact op via info@windesheim.nl .