s r e p
f e i t pec
‘Ik kan het niet aan, steek me dood!’ 16
‘Het enige gezelschap wat ik had, was mijn hond’ 22
Emil Bruggeman:
‘Dankzij de Ambelt ben ik waar ik nu ben’ 26
Voorwoord ’s Ochtends sta ik om zes uur op. Bitje uit, puffen voor de astma, neusspray, zalf tegen de voetschimmel. De mens is in wezen een krakkemikkig dier (of alleen ik). In dat eerste half uurtje ben ik al ‘duur’ volgens sommigen, hoewel dat volgens de mensen die karrevrachten pillen moeten slikken wel meevalt. Als ik erover nadenk, dan zijn er veel bonnetjes met mijn naam erop die ik nooit zie. Ik kan in alle eer en geweten niet zeggen hoeveel ik zou moeten betalen daarvoor. Hoe vanzelfsprekend die en andere zorg is, ligt nu ter debat. Van de wieg tot het graf heeft men in Nederland recht op zorg. Dat recht verandert. Hoe ziet dat eruit in de praktijk? Onze reportages verhelderen wat de problemen en de kansen zijn in een drastisch veranderend landschap. Waar de een overstag gaat, innoveert de ander. De weelde van de zorg van maar een paar jaar geleden is over, we moeten weer keuzes maken. Spannend! Want we willen niet alleen minder zorg gaan gebruiken, het moet ook nog eens preventief en nuttig ingezet worden, om zorgkosten te voorkomen. Dat preventie goedkoper kan zijn, is een open deur die jaren geleden ingetrapt had moeten worden. Onzekerheid wordt gerepareerd door visionairen en angst wordt afgedaan als watervrees. Wellicht is dat de manier om de veranderingen in goede aarde te laten vallen. Of dat ‘lijmen’ echt helpt, moet blijken. Het spanningsveld tussen wanhoop, kansen en angsten dat hieruit voortkomt, zie je in de interviews. Persoonlijk kijk ik al die veranderingen in de zorg met grote interesse aan. De media springen er duchtig op in en gedragen zich vaak terecht als kenners van het zorgspectrum. En dat blijkt, met programma’s als ‘De Monitor’ van Teun van der Keuken, heel vaak ook terecht. (Ken je het niet? Kijken!) Die eer zullen wij onszelf niet toebedelen, maar de ambitie is zeker te zien. Wat die ambitie opgeleverd heeft, mag jij als aankomend zorgprofessional over oordelen. Namens de redactie van Perspectief Magazine, Daniël van Harmelen Hoofdredacteur
Inhoud
‘Interactie is alleen mogelijk wanneer je interesse toont’ 28
‘Ineens besefte ik dat het zo niet langer kon’ 12
En verder... Anorexia nervosa: wat houdt deze stoornis in? ‘Niks moet en alles mag’ ‘Ik heb nooit gedacht: Waar ben ik aan begonnen?’ ‘Zonder het inloophuis red ik het niet, dan spring ik van het dak van mijn flat af’ Column ‘Lieve Grietje’ ‘Ik kan het niet aan, steek me dood!’ Een kijkje bij… woonservicecentrum de Weyert Bij dementerenden bleef ze hangen: ‘Het enige gezelschap wat ik had, was mijn hond’ Zorg is een minutenkwestie Naar school met een stoornis Speciaal onderwijs holt achter passend onderwijs aan
4 6 8 10 14 16 18 20 22 24 26 30 maart 2015 | 3
ANOREXIA NERVOSA: WAT HOUDT DEZE Anorexia nervosa is een eetstoornis. De letterlijke betekenis van anorexia nervosa is: geen eetlust door nerveuze zaken. Deze beschrijving brengt veel mensen op het verkeerde been. Meestal hebben patiënten namelijk wel honger, maar durven de patiënten niet te eten uit angst om aan te komen. De eetstoornis heeft in sommige gevallen een dodelijke afloop. Door sommige specialisten wordt gesteld dat de ziekte nooit helemaal overwonnen kan worden, maar door andere specialisten wordt deze stelling weer tegengesproken. Door: Vivian Ugbah
I
n 2012 meldden verschillende eetstoornisklinieken dat het aantal patiënten met anorexia nervosa stijgende is. Daarnaast zijn de patiënten steeds jonger. In eetstoorniskliniek Altrecht Eetstoornissen Rintvelt in Zeist meldde zich in 2012 een meisje van acht jaar. Uit cijfers van Human Concern blijkt dat de ziekte chronisch wordt bij één op de vier patiënten. “Veel anorexia patiënten zijn geneigd hun problemen te bagatelliseren of te ontkennen. Afvallen geeft een gevoel van veiligheid en biedt controle. Als je lijdt aan anorexia, laat je dat niet zomaar los”, aldus Hans Bloks. Klinisch psycholoog Hans Bloks is gespecialiseerd in eetstoornissen. Hij is werkzaam in eetstoornissenkliniek Ursula. Hij vindt de oorzaak van anorexia moeilijk aan te duiden. “Een patiënt is vaak kwetsbaar en er is altijd een zekere gevoeligheid voor een eetstoornis. De eigenschappen die in dit verband vaak wordt genoemd is faalangst. Patiënten hebben altijd een negatief zelfbeeld. De aanleiding om met afvallen te beginnen varieert altijd.” Er zijn verschillende factoren die meespelen in de ontwikkeling van anorexia bij patiënten. De cultureel-maatschappelijke factoren
4 | maart 2015
Dit is een voorbeeld van een pro-anorexiawebsite. zijn de belangrijkste factoren om te kunnen achterhalen wat wij als maatschappij kunnen doen om te kijken wat er gedaan kan worden om de eetstoornis zoveel mogelijk te beperken. Het huidige slankheidideaal en het modebeeld spelen een grote rol in de maatschappij. De media heeft hier een groot aandeel in.
Foto: ANP
‘AFVALLEN GEEFT EEN GEVOEL VAN VEILIGHEID EN BIEDT CONTROLE’
dat je bijvoorbeeld een appel per dag moet eten zodat je afvalt. Frankrijk is het eerste land ter wereld waar het stimuleren van extreem afslanken strafbaar is. Het Franse parlement besloot in 2008 om de wet in te voeren. In Nederland heeft het CDA, naar aanleiding van het programma over jonge meiden met anorexia ‘Vel over been’, de eetstoornis anorexia nervosa in 2009 op de politieke agenda gezet. Het CDA pleit voor digitale hulpverlening bij anorexia nervosa. Dit kan een uitkomst bieden en een eerste voorzichtige stap zijn naar erkening van het ziek zijn.
De afgelopen jaren zijn er in heel Europa veel discussies geweest over de eetstoornis. In Frankrijk is erg lang een discussie geweest over de anti-anorexiawet. Het stimuleren van anorexia is op dit moment strafbaar in Frankrijk en kan leiden tot een gevangenisstraf van twee jaar of een geldboete. De anti-anorexiawet is vooral gericht tegen websites die advies geven over extreem afvallen. Deze websites worden de pro-anorexia websites genoemd. Op dergelijke sites wordt vermeld
Yoni van Dam (21) kampt al vijf jaar met anorexia, ze heeft negen maanden in een kliniek gezeten en is op dit moment nog altijd bezig met de strijd tegen de eetstoornis. Er heerst een beeld bij jonge meiden dat dun zijn gelukkiger maakt. Als je televisie kijkt of door een tijdschrift bladert, zie je vaak superslanke modellen en beroemde mensen. Dit schept bij veel jongeren een ideaalbeeld. Bij Margreet hebben deze factoren een rol gespeeld. Ze vertelt in Perspectief magazine openhartig over haar eetstoornis.
pers
pect
ief
Interview
STOORNIS IN? Hoe is de anorexia tot stand gekomen? “Rond mijn zestiende is de anorexia begonnen. Ik heb veel dingen meegemaakt in mijn leven die mij onzeker hebben gemaakt. Ik ben gepest op de basisschool en dat heeft mijn zelfbeeld op een negatieve manier gevormd. Op een gegeven moment wilde ik graag leuk gevonden worden door mensen op de middelbare school. Ik wilde erbij horen. Om dit te bereiken wilde ik dunner worden, want ik vond dat er wel wat kilo’s afkonden. En uiteindelijk heeft dat geleid tot het feit dat ik mezelf op een bepaald moment uithongerde.” Wat betekent uithongeren voor jou? Ik neem aan dat je jezelf niet van de één op de andere dag uithongerde? “Toen ik begon met afvallen, sloeg ik eerst de tussendoortjes over. Iets later ging ik complete maaltijden overslaan, dus ontbeet of lunchte ik niet. Daarnaast telde ik continu calorieën. Ik woonde destijds bij mijn ouders thuis, dus ik moest ’s avonds eten wat mijn ouders hadden gekookt. Ergens wist ik wel dat ik ongezond bezig was. Ik at de hele dag zo weinig mogelijk zodat ik ’s avonds mee kon eten. Dat zorgde ervoor dat mijn ouders niet door hadden dat ik bezig was met extreem afvallen. En elke keer dat ik op de weegschaal ging staan en er was weer wat vanaf, was ik trots op mezelf. Het voelde alsof ik iets had bereikt.” Hoe lang duurde het totdat mensen doorkregen dat jij bezig was met afvallen? “Ik denk ongeveer na één jaar. Toen begon je het echt goed te zien en viel ik steeds meer af. Het begon onder andere mijn moeder op te vallen, maar ze zocht er toen nog niet heel erg veel achter. Ze sprak mij er wel op aan dat ik meer moest gaan eten, want ze vond mij te dun worden. Daardoor verborg
ik mijn lichaam. Ik ging wijde kleren dragen en ik probeerde zoveel mogelijk te vermijden dat mensen mijn lichaam zagen. Op een gegeven moment vond mijn moeder het vreemd dat ik bleef afvallen en is ze op mijn eetpatroon gaan letten.” Wat was de reactie van je moeder? “Dat was het moment dat ze erachter kwam. Ze sprak mij aan op mijn gedrag en ik ontkende het eerst. Toch heeft mijn moeder doorgezet en uiteindelijk heeft ze mij zo ver gekregen dat we hulp gingen zoeken voor mij. Ik vond dat erg moeilijk, maar mijn ouders hebben mij heel erg overtuigd door de gesprekken die we hebben gevoerd. Mijn ouders lieten mij onder andere zien wat de gevolgen van anorexia zijn en wat het met je lichaam doet. Daar schrok ik van. Er gaan zelfs mensen dood aan anorexia en daar had ik nooit bij stilgestaan.” Wat voor hulp kreeg je? “In eerste instantie werd ik doorverwezen naar de GGZ. Ik had daar gesprekken en daar zagen ze dat het echt ernstig was. Ik werd doorverwezen naar de eetstoornissenkliniek Ursula. Ik greep dat met beide handen aan. Ik kreeg therapie en er werd vooral gekeken naar de problematiek achter mijn eetstoornis. Door de therapie heb ik geleerd dat ik anders naar mijzelf kan kijken.” Hoe zag een dag eruit in de kliniek? “Er was vijf dagen in de week individuele en groepstherapie. In de weekenden mocht je naar huis. Je leert naar jezelf kijken en zaken op een realistische manier zien. Daarnaast moet je ook aankomen, dat is een belangrijk deel van de therapie. De begeleiding houdt je goed in de gaten. Op sommige dagen deed ik erg moeilijk over het eten, op betere dagen deed ik er wat makkelijker over.”
Je hebt negen maanden hulp gekregen, hoe ging het daarna? “Na die negen maanden was het erg wennen om weer thuis te zijn. Ik heb een nabehandeling gekregen en dat is erg goed gegaan. Ik heb op dit nog steeds gesprekken met een psycholoog, dus in principe krijg ik nog steeds hulp. Maar ik word vrijgelaten. Ik woon nu op mezelf en ik volg de studie Pedagogiek aan de Hanzehogeschool. Hier leer ik mijzelf ook weer kennen. Ik vind het ook super leuk om deel te nemen aan het studentenleven.” Ik vind het erg knap dat je zoveel hebt bereikt. Hoe gaat het nu met je? “Ik heb inmiddels een gezond gewicht bereikt. Dat ging met vallen en opstaan, maar het is gelukt. Ik ben daar heel erg trots op. Het gaat op dit moment goed, maar soms heb ik wel eens een slechte dag. Ik kan dan terugvallen in mijn oude patroon, maar ik heb ook geleerd hoe ik dat tegen kan gaan. Ik praat dan met mijn ouders of met vriendinnen over mijn gevoelens. Op zo’n moment trekken mijn ouders en vriendinnen mij weer naar de realiteit weer. En dan besef ik mij dat ik een lange weg ben gegaan en dat ik nu gezond ben. En dat ik dat graag zo wil houden.” Heb je nog tips voor mensen met een eetstoornis? “Het is belangrijk bij de eetstoornis dat iemand erg snel hulp zoekt. Er zijn gevallen bekend van anorexiapatiënten die zijn gestorven aan de gevolgen van de eetstoornis. Op een gegeven moment verzwakt je lichaam namelijk zo erg dat het lichaam geen voedsel meer kan opnemen. En als iemand dat stadium bereikt, is het vaak te laat. Ik ben erg blij dat ik op tijd hulp heb gezocht en ik gun het iedereen om beter te worden. Het is een nare ziekte, maar de ziekte kan overwonnen worden. Ik ben daar een voorbeeld van.”
maart 2015 | 5
‘NIKS MOET EN ALLES Het bakhuisje is van binnen behoorlijk verbouwd, en is nu een gezellige ruimte geworden. Aan de muren hangen fleurige posters, tekeningen, en voor de raampjes hangen rood met wit geblokte gordijntjes. In het midden staat een houten tafel. Daar zitten nu twee dames naast elkaar aardappels te schillen voor de hutspot die tussen de middag op het menu staat. Tegenover hen zit een oudere man voorovergebogen over een snijplank een wortel in plakjes te snijden. “Lukt het, Willem*?”, vraagt Gerjande, terwijl ze op de stoel naast hem gaat zitten en haar hand op zijn arm legt. “Joa, joa, ’t giet wel, wichie”, antwoord Willem rustig, “Wie hebt de tied nog wel”.
Zorgboerderij ’t Schottinckflier. “Sorry dames, jullie moeten even aan de kant”. Luid protesterend vliegen de aangesproken kippen op. In het stro liggen een paar witte eieren die voorzichtig door Geke* worden geraapt, waarna ze weer even voorzichtig in een mandje worden gelegd. “Ze zijn zelfs nog warm!”, glundert Geke, waarna ze het mandje op de grond zet om het deurtje van de kippenren te sluiten. Zacht neuriënd schuifelt Geke in de richting van het bakhuisje. Het mandje houdt ze stevig met haar beide handen vast, alsof er gouden eieren in liggen. Door: Rianne Holtvlüwer
E
ven buiten Ommen ligt, verscholen achter bossen en omgeven door heidegrond, een grote boerderij. Een typische boerderij zoals je ze hier in de omgeving wel meer ziet. Een donkere rieten kap rust op de brede voorgevel, waarin ramen met kleinere ruitjes zitten. Voor de boerderij ligt een grote tuin, waar uitgebloeide krokussen hun paarse kopjes laten hangen en veel struiken al flinke knoppen
6 | maart 2015
Foto: Gerjande Buitenhuis
laten zien. Het bijzonder van deze boerderij is dat er hier geen vee meer wordt gehouden, maar dat op deze plek mensen met een psychische of lichamelijke beperking terecht kunnen voor dagopvang. Om met de woorden op het bord voor aan de weg te spreken: “Welkom op de zorgboerderij ’t Schöttinksflier!” Mantelzorgers Naast het woonhuis staat het traditionele bakhuisje. De groen geschilderde deur staat open om de lentezon binnen te laten. Geke is hier net binnen komen lopen met de verse eieren, en wordt bedankt door Gerjande Buitenhuis (27). Samen met haar man Alex (33) heeft ze vorig jaar de zorgboerderij overgenomen van haar ouders. “Mijn ouders zijn zo’n 15 jaar geleden begonnen met de zorgboerderij en eigenlijk ben ik daar zo ingerold. De boerderij zelf is al bijna 80 jaar in onze familie, maar vanwege lichamelijke klachten kon mijn vader het boerderijwerk niet meer aan. Ze zijn zelf mantelzorgers geweest, en het leek ze een mooi idee om andere mantelzorgers voor even te ontlasten. En hier hebben we ruimte genoeg!”.
‘OP DEZE MANIER KUNNEN WE ANDERE MANTELZORGERS EVEN ONTLASTEN’ Tijd is een factor die hier een ondergeschikte rol heeft. “We zitten wel vast aan de tijden waarop de cliënten weer worden opgehaald, maar verder moet er niks en mag alles”, vertelt Gerjande. “Willem wil elke keer dat hij hier is graag meehelpen met het eten klaarmaken. En ach, en als dat niet op tijd klaar is, heb ik altijd wel wat voorbereid in de koelkast staan”. Opgewekt geblaf doorbreekt voor even de stilte die op het erf heerst. Lindy, een Schotse collie, begroet de postbode die net zijn auto stil zet om een pakketje af te leveren. Kalmerende werking De rust en stilte die van de mooie omgeving van de boerderij uitgaan, werken kalmerend. Dat beaamt ook Alex, die in de moestuin naast het huis samen met een vrouw aan het schoffelen is. “De mensen die hier komen, hebben
pers
pect
ief
MAG’
die rust en regelmaat ook nodig. Ze doen hier kleine werkjes zoals nu het schoffelen. Je ziet dat ze hier genieten van de dieren en de tuin. Je ziet ze gewoon opbloeien omdat ze even uit hun eigen omgeving weg zijn en zichzelf nuttig kunnen maken. Kijk zo maar eens even bij Geert*, die in de schuur bij ‘zijn’ geiten is”. In de kleine schuur achter de boerderij zit Geert in een rolstoel vlakbij het hek, waar een vijftal geiten staat te mekkeren. Met stagiaire Karin geeft hij twee pasgeboren geitjes de fles. “Jullie moeten wel goed drinken, anders wordt je niet groot”, moedigt hij de bruin-met-wit gevlekte diertjes aan. “Dit is Maaike en dat is Marieke. Ik mocht ze een naam geven”, vertelt hij glunderend van trots. “Vind je ze niet mooi? Ik vind ze echt heel lief, maar ze mogen niet mee naar huis. Dat is wel jammer eigenlijk”. Er komt iemand de schuur binnenlopen, vrolijk neuriënd. “Gerjande zegt dat ik jullie moet roepen voor het eten”, meldt Geke. “Eerst moeten de geitjes nog eten hoor”, antwoordt Geert droog. Geke gaat naast Geert zitten en begint voor de geitjes een zelfbedacht liedje te zingen. Het gaat
Reportage over geitjes en gek genoeg ook over schapen. “Misschien moeten we jouw liedjes ook maar eens aan radiomensen laten horen, Geke”, zegt Karin de stagiaire gekscherend. “Nee! Dát durf ik niet”, antwoordt Geke resoluut, “En nu moeten we eten, want ik heb heel veel trek”.
‘TIJD IS HIER EEN ONDERGESCHIKTE FACTOR’ Zorgen Het idyllische plaatje van de zorgboerderij kent ook wat zorgen. “Ook wij hebben te maken met de nieuwe regelingen vanuit de overheid omtrent de zorgfinanciering”, legt Alex uit. “De meeste mensen komen hier met een PGB, en dat willen we graag zo houden. Er is nog veel onzeker, over hoe één en ander in zijn werkt gaat met bijvoorbeeld de WMO. Daar praten we ook over met andere zorgboeren, de gemeente en de WMO-raad. Maar, dat zijn dingen die op de achtergrond spelen. De mensen die hier komen, genieten volop en wij genieten met ze mee. Dat blijft het mooie van ons werk!”. * De namen in dit artikel zijn vanwege privacyredenen gefingeerd.
De 7 helende kwaliteiten van een zorgboerderij 1) Rust, regelmaat en ruimte Ruimte om je heen is ruimte in je hoofd. Dieren en planten hebben een rustgevende werking, en hun verzorging dwingt ritme af. Het leven op de boerderij is overzichtelijk en geordend. 2) Sociaal actief Mensen willen van betekenis zijn, voor zichzelf en voor anderen. De zorgboer(in) vormt hier de spiegel, het rolmodel. 3) Nuttig werk Van fysiek werk word je lichamelijk en mentaal sterker. De zorgboer zet de mogelijkheden van de deelnemer centraal, niet de beperkingen. 4) Gezond eten Gezonde voeding is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leven. 5) Beweging Emotionele problemen los je niet op met denken. Door lekker buiten te werken, krijgen deelnemers een betere conditie, voelen zich fitter, slapen beter en zitten lekkerder in hun vel. 6) Even eruit Iedere dag die de deelnemer doorbrengt op de boerderij, betekent even lucht voor het thuisfront, de instelling of de mantelzorg. 7) De stap naar het echte werk Een reguliere baan of vrijwilligerswerk is niet voor iedere deelnemer weggelegd, maar voor een grote groep wel. Met de opgedane ervaring, sociale contacten en zelfrespect zijn diverse deelnemers klaar om opnieuw op eigen benen te staan in de maatschappij. Zo kan de zorgboerderij een opstap zijn om door te stromen.
(Bron: Federatie Landbouw en Zorg)
maart 2015 | 7
‘IK HEB NOOIT GEDACHT:
WAAR BEN IK AAN BEGONNEN?’ Je neemt een bijzondere plaats in op het fregat? “Nou, in plaats van met meerdere mensen in één hut heb ik wel mijn eigen hut. Dat is de plek waar de jongens en meiden ongestoord een privégesprek met mij kunnen voeren. Tegelijkertijd heb ik geheimhoudingsplicht. Wat ze mij ook vertellen, ik kan niet gedwongen worden om openbaar te maken wat mij in vertrouwen is gezegd. Ik ben zogezegd een vrijplaats voor iedereen, van matroos tot commandant. Daarmee heb ik een andere rol dan bijvoorbeeld een scheepsarts”.
Thijs Oosterhuis. ‘De zoute zee slaakt een diepe zilte zucht. Boven het vlakke land trilt stil de warme lucht’. Voeg aan deze woorden van Bløf nog een paar krijsende zeemeeuwen, beveiligingshokjes en grijze fregatten en je bevindt je op de thuishaven van de Koninklijke Marine in Den Helder. In deze bijzondere omgeving werkt krijgsmachtpredikant Thijs Oosterhuis (53). Daarnaast is hij als vlootpredikant en geestelijk verzorger verbonden aan Zr. Ms. De Zeven Provinciën. Door: Rianne Holtvlüwer
H
et nieuwe gebouw van de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) op de basis, dat naast de bezinningsruimte ook een aantal leslokalen herbergt, biedt een schitterend uitzicht op de haven, waar twee onderzeeërs en de Karel Doorman het meest in het oog springen. “Hier op de basis geef ik onder meer lessen in geestelijke vorming aan de jongens en meiden die hier hun opleiding tot bijvoorbeeld matroos of korporaal volgen. Matrozen staan daar meer voor open dan hogere rangen. Zij komen meestal net van de middelbare school af en
8 | maart 2015
Foto: Rianne Holtvlüwer
praten nog graag. Bij korporaals in opleiding merk je dat ze zoiets hebben van: mij raakt niets meer, ik heb alles al wel gezien. Ik moet dan meer moeite doen om ze duidelijk te maken dat het vak geestelijke vorming ook voor hen van belang is.”
‘ZIJ STAAN ANDERS IN HET LEVEN, ZE ZIJN AL MEER GEHARD’ Hoe kijkt men hier op de basis eigenlijk tegen je aan? “In de eerste plaats ben ik geestelijk verzorger. Ik heb wel een militaire basisopleiding gehad en ik draag hetzelfde blauwe uniform. Mijn officiële rang is Luitenant ter zee der 1e klasse, dat kun je vergelijken met een majoor bij de Landmacht. Maar juridisch gezien ben ik geen militair. Op het fregat maak ik deel uit van de medische dienst. Ik doe mee tijdens trainingen en sta als het zo uitkomt ook met de bemanning op appel. Zo maak ik onderdeel uit van de bemanning, meer dan bijvoorbeeld bij de Luchtmacht. En het vergemakkelijkt de contacten”.
Het moment waarop je werd bevestigd als vlootpredikant: was dat een jongensdroom die uitkwam? “Ergens wel. Mijn broer was zeeman en ik heb een paar keer in vakanties bij hem aan boord meegevaren. Dat vond ik prachtig! Via een sociale opleiding ben ik toen theologie gaan studeren, maar wel met het oog op reizen, op het buitenland. Ik heb als zendeling gewerkt op Soemba en als predikant op Aruba. Terug in Nederland heb ik gewerkt als gemeentepredikant. Toch paste dat niet helemaal en begon het steeds vaker te kriebelen. Drie jaar geleden besloot ik om te solliciteren op een vacature voor Protestants Geestelijk Verzorger bij de Krijgsmacht. Het was een baan waar ik me erg toe aangetrokken voelde, maar bij eerdere sollicitaties was ik niet eens uitgenodigd. Gezien mijn leeftijd verwachte ik er dit keer niet veel van. Tot mijn verrassing werd ik nu wél uitgenodigd voor een gesprek, en er volgde nóg een gesprek. Ruim een half jaar later kon ik beginnen aan de opleiding voor specialisten binnen de krijgsmacht”. Wat zie je als je voornaamste taak? “Het belangrijkste is om met iedereen van de bemanning te praten. Weten wat er in hun
pers
pect
ief
Interview Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) van de Krijgsmacht De Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) dragen in de eerste plaats bij aan het geestelijk welbevinden van militairen en het thuisfront, en in de tweede plaats aan het overige Defensiepersoneel en veteranen. Daarnaast dragen zij bij aan de moraliteit van de Krijgsmacht als geheel. Dit doen zij onder meer door zichtbare aanwezigheid op de werkvloer, persoonlijke contacten en begeleiding, bezinningsdiensten en kerkelijke vieringen, en knelpuntsignalering- en advisering. hoofden speelt en wat ze bezig houdt. Iedere persoon heeft een andere achtergrond. Er lopen hier jongens en meiden rond die uit gebroken gezinnen komen, of waarvan de ouders nog in scheiding liggen. Voor anderen vormt hun opleiding bij de marine een laatste strohalm. Zij staan anders in het leven, ze zijn al meer gehard”.
Maar niet alleen de persoonlijke achtergrond van de bemanning speelt een rol in hun dagelijkse leven bij de marine. Ook de constante bezuiniging op Defensie zorgt voor onrust. “Het aantal mensen op een basis moet niet te klein worden, want dat beperkt de doorgroeimogelijkheden. Aan de andere kant; zo vol als het was tijdens de Koude Oorlog hoeft gelukkig ook niet meer”, vertelt Oosterhuis met een droge glimlach. Vormt het praten en luisteren naar andermans zorgen niet een heel zware last? “ Eigenlijk niet: het is mijn werk en ik doe het graag. Als iemand meer zorg nodig heeft dan ik kan bieden, kan ik hem of haar altijd doorverwijzen naar bijvoorbeeld een psycholoog. Ik doe het niet mijn eentje. Ook ben ik lid van de commissie OS&O (Ontwikkeling, Sport & Ontspanning). We organiseren verschillende dingen tijdens de periode dat we op zee zijn. Verveling is de grootste vijand, hoor je wel eens. Iedereen heeft ontspanning nodig, om even te ontladen en je op andere gedachten te brengen. Binnenkort gaan we op training op de Atlantische Oceaan en liggen we ook een paar dagen in Belfast. Vanwege de geschiedenis van deze stad, met de vele religieuze conflicten, willen we daar als commissie aandacht aan besteden en bereiden we een excursie voor.
‘IK BEN EEN VRIJPLAATS VOOR IEDEREEN, VAN MATROOS TOT COMMANDANT’
Wapen van Protestantse Geestelijke Verzorging. Foto: Rianne Holtvlüwer
Eén van je taken als geestelijk verzorger is om het contact met het thuisfront te onderhouden. Hoe belangrijk is dat voor het thuisfront? “De meeste jongens en meiden
komen van het VMBO of hebben een Veiligheidsopleiding gevold aan een ROC. Dat betekent dat ze weinig tot niks hebben met schrijven. Ze sturen wel appjes naar hun familie, maar niet het hele verhaal. Tijdens de uitzending verzorgde ik de brieven aan het thuisfront, waarin ik vertelde over onze avonturen tijdens de missie. Achteraf hoorde ik vooral van ouders van matrozen hoe fijn ze het vonden om mee te kunnen lezen met de belevenissen aan boord van de Zeven Provinciën”. Over het thuisfront gesproken: hoe gaan jij en je gezin om met feit dat je nu vlootpredikant bent? De twee oudste kinderen wonen al op kamers in verband met hun studie. Die merken er niet zo veel van. M’n jongste zoon is nog thuis. Hij mist me wel eens al vindt hij het ook wel stoer dat zijn vader bij de marine is. Voor m’n vrouw is het ook niet altijd even gemakkelijk, maar ze krijgt voldoende steun van familie en vrienden en ze heeft werk, waar ze zich heel betrokken bij voelt. Heb je tijdens een training of missie op zee nooit gedacht: waar ben ik aan begonnen? “Nee, integendeel zelfs. Vorig jaar waren we met de Zeven Provinciën op missie tegen Somalische piraterij. In Djibouti raakte ik, samen met een aantal militairen, lichtgewond bij een zelfmoordaanslag in de stad. Het psychische en fysieke herstel ging gelijk op. Door deze gebeurtenis ben ik niet gaan twijfelen of afgeschrikt. Het was juist een bevestiging: ik zit hier op de juiste plek”. Oosterhuis springt in de benen en pakt uit de boekenkast het jubileumboek dat ter ere van het 100-jarig jubileum is geschreven. Na even gebladerd te hebben, vind hij wat hij zocht en leest hij een citaat voor van de eerste krijgsmachtpredikant. Het eindigt met: “Waar zij vallen, vallen wij’. Kijk, dát is de instelling die je hier moet hebben”.
maart 2015 | 9
‘ZONDER HET INLOOPHUIS RED IK HET NIET, DAN SPRING IK VAN HET DAK VAN MIJN FLAT AF’ In Zwolle staat vanaf 2000 een inloophuis voor ‘mensen die een luisterend oor nodig hebben.’ Het is een plek waar mensen niet alleen activiteiten doen, maar ook met elkaar in gesprek gaan of zich terug kunnen trekken met een krant of tijdschrift. “In de Bres vindt men de rust die er buiten de Bres niet is”, aldus vrijwilliger Nel. “De meeste mensen komen hier toch met een reden, jij en ik zouden hier echt niet komen.” Door: Mathilde Hartholt
R
obbert Zijsling* is een grote, brede man met een bruin leren jack. Met een scooterhelm op zijn hoofd komt hij inloophuis de Bres in Zwolle binnen. Met zijn gouden oorring, tatoeage met een groot anker en halflange haar heeft hij wel iets weg van een bekende volkszanger. In het inloophuis, waar mensen koffie drinken, de krant lezen en spelletjes doen, speelt hij elke dag een potje Rummikub. Als de volgende speler aan de beurt is, tikt ‘De Andre Hazes van de Bres’ ongeduldig met zijn vuist op tafel. Wat is het verhaal achter de bezoekers van het inloophuis? ‘Ze zien er niet standaard uit’ De 20-jarige Marcella Fakkert loopt stage bij inloophuis de Bres en vangt elke woensdag gasten op met koffie en thee. Haar zus liep daar al eerder stage en tipte haar het inloophuis vanwege de leuke sfeer en goede begeleiding. “Nee, ze zien er niet standaard uit, zijn soms vies en ruiken soms naar alcohol, maar hebben wel respect voor elkaar. Het zijn aparte mensen met elk hun eigen verhaal. Ze hebben van alles meegemaakt en zitten hier altijd met een reden. Ik vond de sfeer hier meteen heel
10 | maart 2015
gemoedelijk, want de mensen vroegen meteen wie ik was en welke opleiding ik deed, erg bijzonder! Dat kom je buiten de Bres bijna nergens tegen.”
‘MIJN HELE LEVEN BEN IK AL“VRIJ”, DAT IS HOE GOD HET WIL’ Wanneer het gesprek op Robberts’ verleden aankomt, knijpt hij zijn ogen halfdicht en betrekt zijn gezicht. “Ik kan mij nog goed herinneren dat ik daarna weer naar school ben gegaan en het één en ander heb ingehaald, maar sindsdien ben ik arbeidsongeschikt geworden en 80 tot 100% afgekeurd.” Robbert doelt op de tijd waarin hij een auto-ongeluk kreeg: “In de zomer van 1981 heb ik een auto-ongeluk gekregen. Ik zat op dat moment in 5 VWO en lag vervolgens tien weken in coma. Ik kreeg letterlijk een goede dreun voor mijn kop en heb daar hersenletsel aan overgehouden.” De herinnering aan die tijd doet de hobbyschipper geen goed. Robbert: “Mijn hele leven ben ik
dus al ‘vrij’, dat is hoe God het wil”, verzucht hij met een gelaten stem. Een kale man die voortdurend glimlacht De leden van de kaartclub zijn, net als Robbert, elke dag in de Bres te vinden. De harde kern bestaat uit een man van Syrische afkomst, een kale man die voortdurend glimlacht en een vrouw die een paar tanden mist. Het drietal maakt een middag lang aan de lopende band combinaties met kaarten, totdat Roos “Wie gaat er mee roken?” oppert. De mannen pakken allebei een sigaret achter hun oor weg en lopen in zwarte jassen achter haar aan. ‘Nu niet, ik ben bezig’ Bezoeker Roos ter Haar* (68) draagt haar grijze haren in hoge paardenstaart als een palm op haar hoofd. Diepe groeven in haar gezicht verraden een wild en onstuimig leven. Wanneer ik een praatje met haar aanknoop, zegt ze bits: “Nu niet, ik ben bezig”. Roos komt nu zo’n veertien jaar in de Bres, eigenlijk al vanaf de oprichting. De voormalig gymlerares was 34 jaar oud toen ze een psychose kreeg en onder
De leden van de kaartclub in actie.
Foto: Mathilde Hartholt
pers
pect
ief
Reportage toezicht kwam van een psychiater te staan. Een ouderling van de kerk wees Roos op het Zwolse inloophuis: “Het is goed dat de Bres er voor chronische patiënten als ik is. In Zwolle zijn er verder geen geschikte plekken voor ons.” Ze wil graag de loftrompet opsteken voor de vrijwilligers: “Ik ken er al een aantal vanaf het begin en zie ze graag, ik waardeer iedereen hier op zijn/haar eigen manier.” ‘Ik verveel mij ’s ochtends helemaal de pleuris’ Wat gebeurt er met Roos als haar vaste kaartclub ontbreekt? Coördinator Lucia Besten: “Als haar clubje stelselmatig ontbreekt, raakt ze behoorlijk in paniek en is ze uit haar element, omdat er dan niet genoeg spelers zijn om te doen wat ze wil doen.” Wanneer haar rokerskwartiertje afgelopen is, vertelt ze waarom ze in de Bres komt: “Joh, gewoon zitten en niks doen is niets voor mij. Kaarten doe ik met een vast clubje, al wisselt het nog wel eens van samenstelling, wanneer mensen ziek worden bijvoorbeeld.” Roos antwoordt zelf nuchter: “Als er niet genoeg mensen zijn die kunnen klaverjassen, doe ik aan zes tellen doorlopen. Ik ga buiten de Bres ook wel eens van vijf tot zeven naar een cafeetje in de buurt en mag ook graag tv- kijken of op de computer klaverjassen.” Ze is niet te spreken over het verdwijnen van de ochtenden in het inloophuis: “Het is schandalig dat de gemeenten de ochtenden heeft uitbezuinigd! Ik verveel mij ’s ochtends helemaal de pleuris.” ‘Ik wil wel, maar maak niks af’ Een heel ander type dan Roos is Willem Brand*, een slanke man die regelmatig buldert van het lachen, zoveel dat het ongemakkelijk wordt. Het is een slanke man van eind veertig die continu een lach op zijn gezicht heeft. Als hij praat, bewegen al zijn ledematen mee. “Waarom ik hier kom? Om mensen te ontmoeten, ja, alles bij
Het is goed vertoeven in de Bres. elkaar is gewoon leuk! Als ik uitga, leer ik allemaal nieuwe mensen kennen. Zo ook met carnaval, daar ga ik dan alleen naar toe.”
‘ER ZIJN IN ZWOLLE VERDER GEEN GESCHIKTE PLEKKEN VOOR ONS’ “Bij Focus, een ander inloophuis in Zwolle, moest ik allerlei dingen doen waar ik geen zin in had. Ze wilden dat ik ging ‘participeren’, maar ik kon mij lang niet altijd concentreren! Omdat ik snel afgeleid ben, doe ik vaak dingen niet of niet goed, omdat mijn gedachten dan met mij op de loop gaan. Ik wil wel, maar maak niks af. Ik ga binnenkort als schoonmaker aan het werk, omdat het UWV wil dat ik ga solliciteren. Straks werk ik als schoonmaker 40 uur per week, maar ik weet niet of ik wel zoveel uur aankan. Of ik dan nog zo vaak in de Bres kom, weet ik niet.” Het is nog maar de vraag of het inloophuis waar hij ‘woont’ kan blijven bestaan, want in drie jaar tijd is de Bres twee keer aan een sluiting ontkomen. De diaconie
Foto: Mathilde Hartholt
sprong bij, waardoor de toekomst van Roos, Willem en Robbert voor een aantal jaar veilig werd gesteld. Zonder het inloophuis komt de toekomst van een aantal vaste bezoekers in gevaar. Roos beaamt dit met: “Zonder de Bres red ik het niet, dan spring ik van het dak van mijn flat af.” * De namen in dit artikel zijn vanwege privacyredenen gefingeerd. Er zijn in Nederland inloophuizen voor: - Kankerpatiënten; - Psychiatrische patiënten; - Ouderen; - Dak- en thuislozen. Wat wordt er in een inloophuis georganiseerd? De functie van een inloophuis verschilt per locatie. Zo worden er in een aantal inloophuizen activiteiten georganiseerd met informatief, creatief of sportief karakter, maar er zijn ook inloophuizen die een ‘luisterend oor’ bieden. Daarbij wordt vaak er in een zogeheten ‘huiskamer’ of ‘ontmoetingsruimte’ over persoonlijke problemen van cliënten gepraat.
maart 2015 | 11
‘INEENS BESEFTE IK DAT HET ZO NIET
Angela de Vries. Angela de Vries* (21) gooide haar leven om na haar drugsverslaving. Door: Susanne Jansen
Weet je nog wanneer je voor het eerst drugs ging uitproberen? “Wanneer ik voor het eerst een jointje rookte, weet ik niet meer. Blowen deed ik wel vaker toen ik wat jonger was, maar dat vond ik niet zoveel voorstellen. Ik weet nog wel wanneer ik de stap maakte naar harddrugs. Mijn vriend gebruikte weleens speed en andere drugs, en ik was daar ook nieuwsgierig naar. Ik heb aan mijn vriend gevraagd of hij iets wilde meenemen voor mij. Hij dacht eerst dat ik een grapje maakte, ik heb hem toen gezegd dat het me wel een keer leuk leek. Volgens mijn vriend kon je er nauwelijks verslaafd aan raken, dus hij vond het niet zo’n probleem dat ik het een keer gebruikte. Ik was negentien jaar toen ik samen
12 | maart 2015
Foto: Susanne Jansen
met hem heb ik voor het eerst speed heb gesnoven. Speed is niet zo heftig als bijvoorbeeld cocaïne, maar het is wel al een hele stap vanaf een joint.” Hoe vond je dat? “Ik vond het heel fijn. Sommige mensen worden heel druk van speed, maar dat had ik niet. Ik voelde me wel heel energiek, maar dan op de manier van dat ik heel alert was. Ik vond het heel leuk, en het leek me absoluut niet dat je er verslaafd aan zou kunnen raken. Na de eerste keer heb ik het, met tussenpozen van twee of drie weken, vaker geprobeerd. Nog steeds vond ik het totaal niet verslavend, ik kon stoppen wanneer ik wilde. Op dat moment zie je de gevaren er niet van in. Juist omdat je denkt ‘Ik raak er toch niet aan verslaafd’ ga je vaker gebruiken. De eerste keer was me goed bevallen, dus ja. Dan kan het ook wel een tweede keer. Zo ging ik geleidelijk aan steeds vaker wat gebruiken…”
Wanneer ging het echt de verkeerde kant op? “Toen ik cocaïne ging gebruiken. Vlak nadat ik voor de eerste keer coke gebruikte, ging mijn relatie uit. Mijn ex draaide op een gegeven moment helemaal door, dat kwam door zijn drugsgebruik. Hij had echt vlagen van verstandsverbijstering.
‘IK RAAK ER TOCH NIET AAN VERSLAAFD’ Soms kreeg hij een heel enge blik in zijn ogen en dan wist hij niet meer wat hij deed. Hij wist daar dan achteraf nooit meer iets van, zijn hele karakter veranderde door die drugs. Hij werd agressief, ook naar mij toe. Hij heeft me wel eens op de grond gesmeten. Maar hij kon bijvoorbeeld ook ineens gaan huilen, dan wilde hij zichzelf wat aandoen, echt heel eng. Dat hij zo gek werd, was de reden dat onze relatie stuk ging. Wel gek eigenlijk, ik zag hoe
pers
pect
ief
LANGER KON’ erg het bij hem uit de hand liep, en toch ging ik zelf steeds meer gebruiken.” Dat lijkt me inderdaad ook heel eng! Maar dan zou je toch denken dat het voor jou beter was dat het uit ging? “Nee juist niet. Ik had ondertussen iedereen in mijn leven laten vallen, hij was op dat moment nog de enige persoon op wie ik terug kon vallen. Ik voelde me erg eenzaam en verdrietig toen het uit was. Bovendien begon mijn ex mij lastig te vallen. Ik werd steeds banger voor hem en ging mensen opzoeken van wie ik steun kon krijgen. Deze mensen waren alleen ook niet echt de meest betrouwbare mensen die je kunt bedenken. Ze gingen veel stappen en gebruikten ook drugs. Ik denk dat ik op dat moment zelf ook wel op het randje van een verslaving bungelde. We zaten vaak met een groepje bij iemand thuis en dan werd de coke er altijd gewoon op tafel gelegd. De personen uit deze groep woonden vaak alleen of deden dit als er niemand thuis was. De drugs kon je gewoon pakken wanneer je wilde, er was totaal geen controle op. In het begin kwam dit alleen nog op vrijdagavond voor, maar dat ging zo over naar vier avonden in de week. Vooraf aan het gebruik, nam ik altijd eerst een borrel. Nuchter gebruikte ik eigenlijk niet. Maar telkens als ik iets dronk, kreeg ik het verlangen naar die coke.” Was er bij jou ook geen controle door iemand? “Nee, mijn ouders bijvoorbeeld hadden geen idee. Mijn thuissituatie is nooit erg stabiel geweest. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik dertien was en dat vond ik, als puber, natuurlijk niet zo leuk. Ik had veel onenigheid met zowel mijn vader, als mijn moeder en op een gegeven moment ging het niet meer. Op mijn zeventiende ging ik begeleid wonen. Mijn ouders sprak ik toen af en toe nog wel, maar we kwamen eigen-
Interview lijk nooit meer bij elkaar over de vloer. Ook zat ik hele dagen thuis. Op dat moment vond ik het allemaal wel prima, ik kon doen waar ik zin in had. Mijn leven bestond alleen maar uit feesten. Ik kreeg een uitkering dus had wel geld om te besteden. Ik woonde begeleid, dus ik had verder ook geen vaste lasten die ik hoefde te betalen. Ik had ook totaal geen verantwoordelijkheden. Het werd ook alleen maar erger, het boeide me allemaal niet en ik loog over van alles. Vaak was ik chagrijnig, echt depressief was ik nog net niet. Mijn leven ging als een automatische piloot, ik leefde zonder iets mee te krijgen.
‘MIJN DRUGSGEBRUIK GING VAN ÉÉN AVOND NAAR VIER AVONDEN PER WEEK’ Maar op een avond had ik gesnoven en toen viel het verkeerd. Ik ben toen naar mijn moeders huis gefietst. Ik heb alles aan haar opgebiecht. Ze moest heel erg huilen. Mijn moeder kon ook niet zoveel doen, want ze had totaal geen grip op mij. Vanaf dat moment heb ik wel veel met mijn moeder gepraat, omdat dit het enige was wat ze kon doen. Maar toen ik dit eenmaal aan mijn moeder had verteld, ben ik niet meteen gestopt met gebruiken.” Wanneer ben je dan wel gestopt? “Ineens besefte ik dat het zo niet langer kon, ik kreeg steeds meer zin om ‘even een lijntje te nemen’. Het ging gewoon echt de verkeerde kant op. Uiteindelijk heb ik dus zelf de keuze gemaakt om met die troep te stoppen, ik wilde geen junk worden. Ik heb het contact met al mijn ‘vrienden’ verbroken. Dat vond ik heel moeilijk om te doen omdat zij de enige mensen waren waar ik nog contact
Hoe om te gaan met drugsgebruik? Angela: “Je kunt nooit iemand tegenhouden om te gebruiken. Probeer veel te praten met iemand die gebruikt, laat zien dat je voor degene klaarstaat. Wanneer iemand dan nog niet zelf wil stoppen, stel dan een ultimatum.”
mee had. Toen ik uiteindelijk dan toch het contact heb verbroken, lieten zij me gelukkig wel met rust. Ook al voelde me ik heel eenzaam, ik vond een toekomst toch echt belangrijker. Uiteindelijk ben ik contact gaan zoeken met andere mensen en zo werd alles langzamerhand wat beter. In het begin was ik nog weleens bang om die groep tegen te komen op straat, omdat het gewoon geen lekkere gasten waren. Ik heb die mensen gelukkig nooit meer gesproken. Wel heb ik viavia gehoord dat ze ook crack zijn gaan roken, en dat schijnt nog even wat heftiger te zijn dan snuiven. Dus heel goed gaat het dan niet met ze.” Hoe ziet jouw leven er nu uit? “Heel goed eigenlijk! Ik woon nu op mezelf en ik werk in het weekend bij een ijssalon. Af en toe neem ik nog weleens een pilletje tijdens het stappen, maar verder niet. Ik ben niet verslaafd en dat zal ik ook nooit meer worden. Ik laat het niet meer zo ver komen, ik wil graag de controle over mijn leven houden. Ik ben ook bezig met een opleiding SPH, later wil ik anderen gaan helpen met bijvoorbeeld verslavingsproblemen of iets dergelijks. Ook heb ik een nieuwe vriend, we zijn samen een huisje aan het zoeken. Huisje, boompje, beestje, daar ga ik voor.” * De naam Angela de Vries is gefingeerd vanwege haar privacy.
maart 2015 | 13
Lieve Grietje, Ruim anderhalf jaar heb ik gewerkt in het verzorgingstehuis waar u woonde. Ik smeerde uw brood, deed de afwas, haalde boodschappen en maakte schoon. Dat stond in mijn contract. In werkelijkheid was dat slechts bijzaak. Met elf anderen woonde u in dit tehuis. Vaak speelden we samen spelletjes, of gingen we met z’n allen zingen. Ook troostte ik u wanneer u verdriet had en konden we samen hel hard lachen. Lieve Grietje, u was wat vergeetachtig, ‘maar ach, dat krijg je toch als je ouder wordt’, zei u dan altijd opgewekt. Uw geheugen ging wel steeds verder achteruit, en ook uw gezondheid werd minder. Ondanks dat, was u het feestnummer van de afdeling, de vrolijkheid zelf! Jarenlang heeft u hard gewerkt, samen met uw man had u een boerderij. ‘Ik was altijd het waakhondje’ vertelde u mij vaker dan een keer. Ik wist ondertussen dat het betekende dat u goed zonder slaap kon, u lag altijd wakker. Zelfs na al die jaren en al die veranderingen, bleef u altijd dat waakhondje.
14 | maart 2015
Column
Lieve Grietje, Het spijt me als u last heeft gehad van alle veranderingen binnen de zorg. Dat er doordeweeks geen lekkers meer bij de borrel was, dat u even moest wachten voor u naar de wc kon, en het spijt me dat er soms geen personeel in de buurt was om u eventjes recht op de stoel te zetten. Mijn oprechte excuses dat u misschien last heeft gehad van de keuzes die er zijn gemaakt. We moeten roeien met de riemen die we hebben en dat is niet leuk. U bent het die de zorg toch mooi maakt, die alle verzorgers geeft waar ze zo liefdevol voor werken. Hopelijk zien op den duur meer mensen in hoe erg iedereen, ondanks alles, zo hard zijn best doet. Lieve Grietje, u bent 93 jaar oud geworden. Uw overlijden was plotseling, maar vredig. Iedereen heeft afscheid van u genomen. De dag voor uw overlijden heb ik uw nagels gelakt. Zilver, dat vond u wel hip. Uw familie vond het mooi, dus dit aandenken aan u gaat met u mee het graf in. Grietje, ik zal u nooit vergeten.
Tekst: Susanne Jansen
maart 2015 | 15
‘IK KAN HET NIET AAN, STEEK Ze was nog maar 17 toen ze, tijdens haar opleiding ziekenverzorgster, door één van haar patiënten gevraagd werd of ze hem dood wilde steken omdat hij erg ziek was en de pijn niet meer aankon. Dat heeft erg veel indruk gemaakt op Belia Lops (57). Belia is werkzaam als activiteitenbegeleidster bij dementerende ouderen in woonzorgcentrum Huylckenstein te Bolsward. Door: Jeffry Frikken
‘I
n mijn werk zijn er veel dingen die me emotioneel maken. Als iemand snel achteruit gaat is dat niet leuk om te zien, maar het is wel wat er gebeurd bij ouderen die ziek worden. Ook als iemand overlijdt, is dat moeilijk. Natuurlijk is het je werk, maar dat soort dingen blijven je wel een flinke tijd bij en zorgen dat je emotioneel wordt. Eén keer heb ik iets heel emotioneels meegemaakt. Ik werkte als ziekenverzorgende en ik verzorgde onder andere een meneer die longkanker had en ongeneeslijk ziek was. Hij had veel pijn en kon het niet meer aan, hij was radeloos. Hij zei tegen me: ‘Belia, steek me alsjeblieft dood, want ik kan de pijn niet meer aan.’ Dat raakte me heel erg. Een paar dagen later ben ik nog een keer bij hem geweest en vroeg ik hem of hij wist wat hij me aangedaan had. Hij zei dat hij dat wist en dat dat niet z’n bedoeling was geweest. Ik heb ter nagedachtenis van die meneer een mooi poppetje gekregen, wat een herinnering is aan de emoties.”
‘BELIA, STEEK ME DOOD!’ Welke opleiding heb je gevolgd? “Ik heb de huishoudschool gevolgd. Daarna heb ik mijn diploma ziekenverzorgende behaald.
16 | maart 2015
Na ongeveer drie jaar ben ik gestopt met werken omdat ik kinderen kreeg. Een tijd later heb ik de draad weer opgepakt en heb ik verschillende cursussen gevolgd om mijn kennis op te frissen. Toen ben ik op de activiteitenbegeleiding gekomen. Het boeiende van mijn vak is dat alle mensen, alle zorg en de omgang met elkaar erg mooi zijn. Ik vind het mooi om respect en aandacht te geven aan de mensen die mij de zorg toevertrouwen. Je moet niet op de klok kijken, ook al neig je daar soms wel naar. Aandacht geven en geduld hebben is ontzettend belangrijk! Ik ben er namelijk voor de mensen, zij niet voor mij. Daarom wil ik ook niet dat mijn werk als dankbaar wordt omschreven of ervaren. Ik krijg erg veel energie van mijn werk en vervelen, dat doet het nooit!” “Van de keuze voor ziekenzorg heb ik absoluut geen spijt. Het werk dat ik deed gaf me voldoening en dat vind ik belangrijk. In de zorg is het het belangrijkste dat je werk gewaardeerd wordt door de hulpbehoevenden.” Clownscursus “Voor het werken in de activiteitenbegeleiding heb ik een zogenaamde contactclownscursus gevolgd. Ik wilde meer vrijheid in mijn werk creëren. Tijdens de cursus leerde ik om op een andere manier met mensen om te gaan. Ik heb geleerd een middenweg te vinden tussen verbale en non-verbale communicatie. Het is daarbij belangrijk rust te houden in wat je doet. Als clown is het belangrijk dat je kunt spelen wie je bent en vandaar uit contact maakt. Dat gebruik ik nu om contact te maken met dementerende ouderen, maar dan zonder rode neus!” Wat vind je moeilijk aan je werk in de zorg? “Op dit moment vind ik het moeilijk om met al mijn collega’s op één lijn te komen. Ik zou het bijvoorbeeld heel fijn vinden om
‘Op dit moment merk ik een verandering in de zorg. Een verpleeghuis wordt een soort ziekenhuis en een verzorgingstehuis wordt een soort verpleeghuis’
met hen te bespreken hoe zij bepaalde dingen zien en wat de verschillende ervaringen zijn. Het was voor mij moeilijk om te zien dat sommige collega’s het wel voor elkaar kregen om een handeling te laten uitvoeren door een bewoner, terwijl mij dat niet lukte. Dat frustreerde. Het is belangrijk zulke dingen in een overleg met collega’s te bespreken.”
‘HET POPPETJE IS EEN HERINNERING AAN DE EMOTIES’ “Het werkt brengt altijd emoties met zich mee, vooral als je depressies, overlijden of pijn meemaakt. Dat raakt me en daar ben ik verdrietig om. Sommige ervaringen die ik meemaak, neem ik mee naar huis, maar over het algemeen kan ik het god van me afzetten. Anders kun je dit werk echt niet aan! Het is in mijn vak uitermate belangrijk dat je werk en privé goed kunt scheiden en dingen niet ‘mee naar huis neemt’. Ik weet dat er een collega van mij is die het erg moeilijk vind om de dingen die ze meemaakt tijdens haar werk niet mee te nemen naar huis. Ze denkt er thuis over na en maakt zich erg druk om wat er allemaal gebeurt. Dat kan heel
pers
pect
ief
Interview
ME DOOD!’ erg vervelend zijn, dat moet je wel aankunnen.” Zorgwet “Mensen zijn er geestelijk en lichamelijk slechter aan toe wanneer ze bij ons binnenkomen dan voordat de nieuwe zorgwet van kracht was. Dit komt door de aangescherpte regels in de zorgwet. Voor ons als verzorgenden en begeleiders wordt het zwaarder. Het wordt intensiever om de mensen te verzorgen omdat ze al in een veel verder stadium zijn dan voorheen. Van het personeel wordt erg veel gevraagd. We worden zelfs al op verschillende punten ingezet, onder andere op de woonbegeleiding en activiteitenbegeleiding. Als mensen thuis blijven wonen, houden ze zelf de regie in handen en zijn ze zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven. Ze kunnen er dan zelf voor kiezen om aan een gemeenschap deel te nemen, of niet. Of mensen nou wel of niet in een tehuis wonen, ze kunnen zich altijd alleen en eenzaam voelen. Het is in een tehuis echter wel gemakkelijker om aan activiteiten mee te doen en in contact te komen met andere bewoners. Het nadeel als mensen thuis blijven wonen is dat ze zelf alles moeten regelen. Als ze bijvoorbeeld een rollator of een scootmobiel nodig hebben moeten ze dat zelf regelen.”
de administratieve rompslomp te veel tijd in beslag neemt. Ze willen korte lijnen hebben tussen de medewerkers en willen doelgericht werken. Dat bespaart een heleboel kosten. Dit zou in Nederland nog veel beter kunnen. De administratie lijkt soms belangrijker dan het uitvoeren van de zorg zelf. Daarnaast kan de zorg zelf nog veel beter. Als mensen thuis wonen kunnen ze daar zorg krijgen. In een tehuis wordt veel minder gekeken naar de wensen van het individu. “Omdat ik in mijn werk altijd met mensen te maken heb, denk ik goed na over wat ik doe. En daarnaast ook waarom en hoe ik iets doe. Dat kan het verschil maken tussen een handeling die wel slaagt en een handeling die niet slaagt. Ik ben niet als een robot die iedere dag precies hetzelfde doet.”
Waar moeten jouw opvolgers rekening mee houden? “Studenten en anderen die in mijn vakgebied willen werken wil ik meegeven dat ze interesse moeten hebben voor de ouder wordende mens. Ze moeten er iets voor voelen de laatste fase van de levensloop mee te maken en te ondersteunen waar dat nodig is. Je moet je goed verdiepen in het proces van dementie. Dat proces gaat bij ieder mens op een ander tempo en is bij iedereen op een verschillend niveau. Je moet goed weten wat dementie precies inhoudt en hoe het proces verloopt. Je hebt namelijk bepaalde ‘ingrediënten’ nodig om een goede verzorger en begeleider te zijn. Dat is net zoals bij de bakker: om een appeltaart te maken heeft hij verschillende ingrediënten nodig om een lekkere taart te bakken, zoals deeg, rozijnen en appel.”
‘IK BEN NIET ALS EEN ROBOT DIE IEDERE DAG PRECIES HETZELFDE DOET’ ‘Nederlandse zorg kan veel beter’ De Nederlandse zorg is niet perfect, er kunnen nog veel dingen beter vertelt Belia: “Er zijn tehuizen die de Nederlandse regels anders invullen. Ze vinden dat
Belia Lops.
Foto: Jeffry Frikken
maart 2015 | 17
EEN KIJKJE BIJ…
De Weyert te Dwingeloo. Het ziet er gezellig uit, het woonservicecentrum de Weyert in Dwingeloo. Misschien komt het door de helderblauwe lucht en het zonnetje dat zijn stralen via de grote vijver laat weerkaatsen. Er lopen twee vrolijke dames op leeftijd richting de parkeerplaatsen. Door: Susanne Jansen
E
enmaal binnen word ik vriendelijk begroet door een paar dames op leeftijd, daarna kletsen ze samen gezellig verder. Het eerste wat opvalt, is een muur met daarop een soort boom van woorden. De woorden hebben allemaal te maken met het thema ‘ontmoeten’. Het ziet er prachtig uit, maar de betekenis wordt me pas een paar meter later duidelijk. De Weyert heeft namelijk een eigen bibliotheek. Helemaal eigen is het trouwens niet, deze bieb is namelijk bestemd voor alle mensen uit de buurt. Zo komt jong en oud in het verzorgingstehuis, dat is natuurlijk voor zowel de gasten als bewoners heel positief. Mensen kunnen elkaar hier ‘ontmoeten’. Jong en oud De twee dames in het bibliotheekje zitten achter een tafeltje te kletsen. Op dit moment is het niet zo druk in de bibliotheek, dus dan kan dat natuurlijk. De dames doen vrijwilligerswerk, dat kun
18 | maart 2015
je zien. Ook deze dames zijn al best op leeftijd. Toch kun je meteen zien dat zij hier niet wonen. Misschien is het de houding, of het enthousiasme waardoor het opvalt, maar duidelijk is het wel.
‘DE WEYERT IS EEN ONTMOETINGSPLEK’ Even verderop zit het restaurant van de Weyert. Een groot, modern restaurant met een gezellige uitstraling. Wat opvalt, is dat er niet alleen oudere mensen in het restaurant zitten. Aan een lange tafel zit een hele familie, inclusief kleine kindjes, lekker te eten. Ook hier kun je de saamhorigheid voelen. Ik krijg meteen een drankje aangeboden door het horecapersoneel. Deze mensen zijn ontzettend betrokken, met de meeste mensen wordt een praatje aangeknoopt en alle namen zijn bekend. Wie ik dan ben? Dat wordt natuurlijk ook meteen gevraagd. Wanneer het middageten geserveerd is, mag ik even een kijkje nemen in de keuken. Het is ook interessant om er te kijken als de werkzaamheden in volle gang zijn, maar dat is natuurlijk niet echt praktisch. Chef-kok Berd Vos vertelt mij hoe alles in zijn werk gaat. Hij is zelf kok van het restaurant. Zijn collega gaat over
Foto: Susanne Jansen
het eten voor de ‘Maaltijd-Service-Thuis’, dat zijn de maaltijden die worden bezorgd bij mensen die nog op zichzelf wonen in de omgeving van Dwingeloo. Alle klanten krijgen een paar weken van tevoren een samengesteld weekmenu. Ze kunnen op dit menu aankruizen wat ze de desbetreffende week willen gaan eten. Normaal gesproken eten de klanten tussen de middag warm, maar wanneer een klant aangeeft dat hij liever ’s avonds warm eten wil, kan dat ook. De mensen in het restaurant komen soms ook van buitenaf. Meneer Moulinari is pas begin zeventig en woont zelf in een enorm huis in een nabijgelegen dorp. Drie keer in de week komt hij eten in het restaurant van het woonservicecentrum. “Het eten is niet bijzonder lekker, maar daar gaat het mij niet om. Ik wil niet iedere keer in mijn eentje eten.” Vandaag vond hij het eten wel “prima te doen”, en keert hij tevreden huiswaarts. Dagopvang Nadat ik de medewerkers van het restaurant heb uitgezwaaid, loop ik verder. Op de dagopvang is een groepje een activiteit aan het doen. Deze mensen wonen nog op zichzelf in de omgeving van Dwingeloo. Sommige mensen zijn een beetje vergeetachtig, anderen gaan naar de dagopvang op de eenzaamheid tegen te gaan.
pers
pect
ief
Reportage
... WOONSERVICECENTRUM DE WEYERT Zo gaat Mien van achtentachtig om bezig te blijven. “Hier spreek ik mensen, drinken we koffie en doen we een spelletje. Dat is beter dan thuis zitten, daar zit ik toch maar alleen.” Groepswoningen Aan de rechterzijde van het gebouw, bevinden zich de groepswoningen. Hier wonen mensen met behoorlijke geheugenproblematiek. “Doe die deur eens dicht, het wordt hier hartstikke koud”, roept een bewoonster naar mij. De begeleidster van deze groep lacht verontschuldigend naar me. Dat er maar één begeleidster op de groep staat is een gevolg van de bezuinigingen in de zorg. “Zo lang de groep niet groter wordt dan dit, red ik me wel. Maar het is soms best pittig om hier alleen te staan.” zegt ze. In eerste instantie zie je niets aan de dametjes op deze afdeling. Drie van hen kijken televisie, en de rest zit in een kringetje. Veel gekletst wordt er hier niet, af en
toe een paar woorden over het mooie weer. De dames zitten het grootste gedeelte van de dag zwijgend tegenover elkaar.
‘SOMS IS ER EVENTJES GEEN TOEZICHT, DAT IS DAN EVEN NIET ANDERS...’ ’s Middags wordt er een activiteit gedaan met de bewoners. In principe worden alle bewoners gestimuleerd om mee te doen, maar niet iedereen wil dat. De bewoners die niet mee willen doen gaan vaak wel bij de activiteit zitten, maar kijken gewoon toe. Bij mensen met geheugenproblematiek moet je als begeleider flexibel zijn, iedereen is anders in de omgang en daarom heeft iedereen andere begeleiding.
Weinig begeleiding Als de activiteit is afgelopen, gaat de begeleidster samen met een bewoner eten koken. Door de mensen te betrekken bij de huishoudelijke taken blijven ze actief, en dat is gezond. Pas wanneer het eten op tafel staat, komt er een extra verzorgster helpen. Na het eten worden de bewoners naar bed gebracht, en dan moet er toezicht zijn op de groep. Ik vraag me af hoe dat gaat als er bijvoorbeeld een bewoner valt of iets dergelijks. “Dan is er eventjes geen toezicht, omdat we dan met twee personen de bewoner moeten helpen. Het is niet anders,” legt de verzorgende mij uit. Dit laatste baart me wel zorgen, er is steeds minder persoonlijke aandacht voor de bewoners. Ik hoop dat wanneer wij ouder zijn, we niet vergeten worden. De zon gaat onder, en ook ik verlaat het terrein. Enthousiast word ik uitgezwaaid door een paar vrolijke gezichten vanachter een paar roze geraniums.
Waarom woonservicecentrum? De reden dat dit zorgcentrum tegenwoordig ‘woonservicecentrum’ heet is omdat de bewoners hier tegenwoordig niet zomaar meer kunnen komen wonen. Er wordt nu service geboden bij het wonen. Vroeger was het heel normaal dat wanneer mensen wat ouder werden, ze in een verzorgingstehuis konden gaan wonen. Nu gaat dat allemaal niet meer zo makkelijk. In het gebouw zelf wonen nu eigenlijk alleen nog maar mensen die zich helemaal niet meer kunnen redden. Vaak zijn deze mensen minder mobiel of komt er licht geheugenverlies voor. Natuurlijk worden deze bewoners nog door het zorgpersoneel geholpen bij het opstaan, naar bed gaan en wassen, maar er wordt ook steeds meer gebruik gemaakt van mantelzorgers en vrijwilligers. Een mantelzorger is vaak iemand die dicht bij de bewoner staat en die hem of haar helpt met de dagelijkse dingen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de mantelzorger de boodschappen voor de bewoner doet. Nu er sinds dit jaar geen vergoeding meer is voor mantelzorgers, loopt deze rol eigenlijk geleidelijk over in het vrijwilligerswerk. Het reguliere vrijwilligerswerk komt meestal in stand doordat mensen zich aanmelden bij het woonservicecentrum. Een vrijwilliger gaat in gesprek met een teamleider en zo krijgt hij bepaalde taken toegewezen. Het is niet zo dat de vrijwilliger kan komen wanneer hij zin heeft, een vrijwilliger wordt namelijk als een volledig teamlid gezien. Is het positief dat er steeds meer vrijwilligers komen? Ja en nee. Aan de ene kant nemen deze ‘gratis’ krachten natuurlijk wel de taken over van het betaalde personeel, waardoor er meer werkloosheid komt in de zorg. Maar aan de andere kant is het ook vooral heel positief omdat we al lang blij moeten zijn dat we vrijwilligers hebben. Er moet toch bezuinigd worden op het personeel, maar op deze manier hebben de ouderen hier tenminste geen last van.
maart 2015 | 19
BIJ DE DEMENTERENDEN BLEEF ZE HANGEN Tineke Ras werkt als woonbegeleidster bij dagcentrum het Pluspunt. Een opvang die is gespecialiseerd in de verzorging van de ouderen in de samenleving. Tineke werkt drie dagen in de week bij de opvang en wil niets anders meer. Hoewel ze ooit tegen zichzelf gezegd heeft dat ze vooral met gehandicapten wilde werken en niet met ouderen, vindt ze hier toch haar geluk. Door: Gersom van Slooten
Hoe lang werk je hier? “Officieel werk ik hier nu vanaf januari. Vorig jaar ben ik invaller geweest in de vakanties vanaf juni. Daarvoor was ik coach Welzijn op een afdeling, dus het werk doe ik nu vier jaar. Ik heb een opleiding in de zorg, een SAW voor volwassenen en ik heb mijn diploma nu 5 á 6 jaar. Dat is een agogische opleiding die gericht is op het veranderen van gedrag met bijvoorbeeld muziektherapie. Officieel ben ik woonbegeleider, maar mijn functie hier is Coach Welzijn.” Waarom ben je hier zo laat aan begonnen? “Ik wilde eigenlijk heel graag met gehandicapten werken, maar ik mocht vroeger niet doorleren, want ik was jong en ik had verkering. Mijn vader zei toen ‘je gaat maar werken’. Daarom ben ik in een visverwerkingsfabriek gaan werken. Ik ben daarna getrouwd, heb kinderen gekregen en ik zei toen tegen mezelf ‘als mijn jongste naar de middelbare school gaat, ga ik weer studeren’. Dat heeft toch nog wel twee jaar geduurd. Ik heb mij aangemeld voor de opleiding en die heb ik met heel veel plezier gedaan. Ik heb stage gelopen op een school voor moeilijk opvoedbare kinderen. Dat paste toch niet bij mij. Omdat ik liever met gehandicapten wilde werken, ben ik geswitcht naar een woongroep voor gehandicapten. Eigenlijk is de dagbesteding
20 | maart 2015
echt mijn passie. Dat is ook mijn kracht. Maar je moet daar eerst nog tussen zien te komen. Ik heb altijd eigenlijk gezegd ‘ik wil niet met ouderen werken’ en nu werk ik met ouderen en ik zou niet anders meer willen. Het is echt de mooiste baan.” Wat is er zo mooi aan? “Je blijft altijd jong en de mensen die je verzorgt zijn meestal wel lief voor je. En als ze dat niet zijn, neemt iemand anders het wel voor je op. Als er één begint te mopperen dan spreekt de ander hem daar wel op aan. De PGdoelgroep, de dementerenden, die is echt mooi om mee te werken. Ze zijn onbevangen. Voor mij is dat de mooiste doelgroep. Dat is mijn passie.” En als er iemand begint te mopperen zonder iemand die je kan steunen, hoe los je dat op? “Dat verschilt per persoon. Als iemand echt vanuit het niks begint te schelden dan schrik ik toch wel. Ik wacht dan af wat er gebeurt, maar als er iemand begint te mopperen die dat vaker doet, dan noem ik hem een oude mopperpot. Ik probeer het met humor op te lossen.”
‘DE MENSEN DIE JE VERZORGT ZIJN MEESTAL LIEF VOOR JE’ Is er ook een persoonlijk doel dat je jezelf oplegt? “Ik wil in ieder geval iedere dag – als het weer het toelaat – met een aantal mensen naar buiten. Ze zitten namelijk zo vaak binnen en voor mezelf is het ook lekker. Verder hoef ik er zelf geen voldoening uit te halen. De bewoners vragen nog wel eens wanneer ik weer kom zodat zij er dan ook zijn. Dat vind ik bijzonder. Ze voelen je ook perfect aan. Als het niet goed gaat dan vragen ze naar hoe het met mij gaat. We
willen ook iedere dag iets doen zodat ze daar thuis over kunnen vertellen. Voor mezelf wil ik ook dat we iedere dag een spel doen, zoals een memoryspel, waarbij ze moeten nadenken. Daar is het eigenlijk voor. Alles wat we doen is een handvat voor iets anders. Zo lezen we ‘s morgens de krant en daar stellen we dan vragen over. Doorvragen is hierbij heel belangrijk. Van één vraag kun je een kwartier vullen; dat is eigenlijk de kunst van het spel.” Maar wat is nou eigenlijk het doel van Pluspunt? “Het doel van het Pluspunt is sowieso het ontlasten van de mantelzorgers. De meeste bezoekers wonen namelijk nog thuis of ze hebben familieleden die nog veel voor ze doen, maar het is natuurlijk niet te doen om elke dag de hele dag er rekening mee te houden dat alle deuren en ramen op slot zitten en dat alles achter slot en grendel zit. Wij willen de mensen ook een zinvolle, veilige dagbesteding geven en een plek waar ze zich vertrouwd voelen. Het is ook een kwestie van heel veel structuur bieden en heel veel hetzelfde doen.” En die structuur wordt dan ook geboden doormiddel van spelletjes, de krant lezen, koffie drinken… “Vooral dezelfde volgorde is belangrijk. Eerst ophalen bij de bus, naar binnen, jas uittrekken, dan eerst koffie. Op het moment dat ik eerst de krant ga lezen, valt hun hele wereld in duigen, want dat klopt niet. En dan kun je dus onrust krijgen. Meestal lezen we de krant, maar als die er niet is pakken we de krant van gisteren. Maar uiteindelijk gaat het erom dat de bezoeker zich veilig voelt en dat is dus het doel van Pluspunt.” Nu zitten we in 2015 en er is weer verandering in de politiek op komst. Deze verandering is ook te vinden in de zorg. Wat
pers
pect
ief
Interview
Tineke Ras. is eigenlijk je mening over de nieuwe zorgwet? “Dat er verandering moest komen, dat is duidelijk. Alle veranderingen, maakt niet uit waar, het is nooit ten goede van de werknemer of werkgever. Het wordt altijd bezuinigen. Op sommige punten kan er ook wel bezuinigd worden, maar ik vind vaak dat ze bezuinigen op de verkeerde manier. Na een driejaarcontract in de zorg, moet je of een vast contract, of je moet eruit. En voor wie is dat nou gunstig? Je gaat er gewoon uit, want een vast contract krijg je dus echt niet meer in de zorg, want er is geen geld. 2015 is een overgangsjaar dus niemand weet wat het zal brengen. Het enige dat eigenlijk vast staat is dat de gemeentes, die dus nu het budget van de zorg beheren, 30 procent minder geld krijgen dan voorgaande jaren uitgegeven is aan de zorg. Waar in de zorg bezuinigd moet worden maakt niet uit, maar die 30 pro-
Foto: Gersom van Slooten
cent moet er wel af. Nou zoek dat maar eens uit.” Wat voor gevolgen zal dat voor de dagopvang hebben? “Ik hoop dat het gunstig is voor de dagopvang omdat mensen langer thuis gaan blijven. Het leven wordt voor die mensen echter wel zwaarder en ze willen dus meerdere dagen in de week rust van hun dementerende partner, vader of moeder. Het enige wat
duidelijk is dat er bezuinigd moet worden, wat bij deze dagopvang ook al gebeurd is. We zijn nu al een dag in de week dicht en er is een werknemer minder waardoor we het met z’n tweeën moeten redden. We krijgen gelukkig wel hulp van vrijwilligers, maar dat is ook wat de overheid wil: participatie. Het wordt bijna een vloek, want overal moet geparticipeerd worden.”
Wat is je advies voor studenten die in dit vakgebied gaan werken? “Zorg dat je positief opvalt. Het gaat er niet om dat je hoge cijfers haalt, maar doe je werk gewoon met heel veel passie. Je moet ook een sterk empatisch vermogen hebben en je moet zelf de vraag stellen: ‘wat zou ik ervan vinden?’ Alles wordt voor ze bepaald en hoe meer je voor ze doet, hoe minder regie ze hebben in hun leven. Deze mensen hebben ons land opgebouwd en soms lijkt het alsof alles ze wordt afgenomen.”
maart 2015 | 21
‘HET ENIGE GEZELSCHAP WAT IK HAD, WAS MIJN HOND’
‘DOOR ALLE PROBLEMEN DIE IK HAD, WOOG IK OP EEN GEGEVEN MOMENT NOG MAAR 50 KILO’
22 | maart 2015
pers
pect
ief
Interview Hoewel inloophuis de Bres regelmatig nieuwe gasten verwelkomt, is er ook een aantal vaste bezoekers kind aan huis bij het Zwolse gasthuis. Bezoeker Roy maakt deel uit van de ‘harde kern’ die structureel in de Bres te vinden is. Wat heeft dit groepsdier in de Bres te zoeken? Door: Mathilde Hartholt
R
oy Bouwmeester (43) uit Zwolle heeft in de jaren negentig een tijdje op straat geleefd. “Ik had niemand bij me, behalve mijn hond. Ik ben er achter gekomen dat wanneer je thuis zit, je echt niet weet wat je moet doen. In de tijd dat het slecht met mij ging, ging ik er om vier of vijf uur ’s middags uit en kroop ik om vijf uur ’s nachts pas weer mijn bed in. Je draait elk dubbeltje om en maakt van de dag een nacht. Gelukkig heb ik nu inloophuis de Bres. Hier krijg ik niet alleen een gratis kopje koffie, maar heb ik ook iemand om tegenaan te praten.” Met zijn geelrode werkuniform en ontwapende glimlach ontkomt niemand aan de kleurrijke verschijning. Wanneer hij de Bres binnenstapt, staat hij bij elke tafel in de ruimte even stil en loopt hij pas verder als hij van alle ins en outs op de hoogte is. Vervolgens luistert hij aandachtig naar verhalen over een operatie, een uithuisplaatsing van een kind én een sollicitatieprocedure van een gastvrouw.
‘EEN JONGEN DIE ERG OP ZIJN VRIJHEID GESTELD IS’ Coördinator Lucia Besten typeert Roy als ‘een jongen die erg op zijn vrijheid gesteld is.’ “Zo nu en dan komt hij hier binnenwaaien.
In het verleden heeft hij veel meegemaakt, dat heb je al vast wel van hem gehoord. De laatste jaren komt hij minder vaak in de Bres, omdat hij nu als postkoerier voor de WEZO (sociale werkplaats) werkt. Zijn moeder verwees hem naar het Zwolse inloophuis, waar hij al vijftien jaar kind aan huis is. “De hele maand december heb ik nu gewerkt, nu ben ik lekker een week vrij en heb ik tijd om langs te komen.” Amper een halve minuut nadat ik hem heb gevraagd waarom hij in de Bres komt, doet hij zijn complete levensverhaal uit de doeken. “In mijn tijd, de jaren 90, had je nog geen Bres. Erg jammer, want ik had het in die tijd wel nodig. Door alle problemen die ik had, woog ik op een gegeven moment nog maar 50 kilo. Ook kreeg ik schulden, omdat ik mensen geld uitleende zonder het terug te vragen.” Roy wachtte in de jaren 90, na een jaar dienstplicht, maar liefst zeven jaar op een geschikte arbeidsplaats. “Het internet kwam in opkomst, waardoor mijn werk bij de radiowagen overbodig werd. Opeens hadden ze mij niet meer nodig! Hoewel ik gezond was en zin had om te werken, kwam ik niet zomaar aan werk, want ik op de wachtlijst van de WEZO. Het enige gezelschap wat ik had, was mijn hond…” Slaapstoornis “Doordat ik geen daginvulling meer had, raakte ik aan de drank en kreeg ik een slaapstoornis. Hier gebruik ik overigens nog steeds medicijnen voor. Ook in de Bres zijn er wel eens heroïneen alcoholverslaafden geweest, maar daar ging ik helemaal niet mee om. Gelukkig maar, want ik had wel eens last van ze: ze gedroegen zich asociaal. Er heeft zelfs iemand hier een ruit ingegooid! Die mag hier nu drie jaar niet meer komen. Als ze hier toch komen, weten ze dat er duidelijke regels zijn en daar houden ze zich dan ook aan.”
13 januari 1999 Bijzonder is dat Roy tijdens het interview over een fotografisch geheugen lijkt te beschikken. Binnen een paar seconden noemt hij namen van stagiairs van jaren geleden op. Ook de datum waarop hij een baan als postkoerier bij de sociale werkplaats kreeg, kan hij zich maar al te goed herinneren. Het is verbazingwekkend om te merken dat hij deze zonder moeite kan opsommen: “Op 13 januari 1999 kreeg ik mijn baan. Wat was ik blij dat ik weer aan het werk kon! Toen ik mijn baan kreeg, was ik direct van de straat.” Na single trips in Israël, Rusland in Turkije gaat hij dit jaar op vakantie in België. In Ieper gaat hij twee weken lang op een voormalig slagveld van de Eerste Wereldoorlog rondslenteren. “Ik ga daar begraafplaatsen en bomkraters bezoeken. Helemaal alleen. Wist je dat er bij die oorlog heel veel mensen zijn omgekomen?” Vervolgens ratelt de spraakwaterval minutenlang door over het onderwerp.
‘ZONDER DE BRES ZOU IK WEER NAAR DRANK OF DRUGS GRIJPEN’ Hoewel Roy op de Bres veel contacten onderhoudt, is zijn kring buiten de Bres klein. “Ik ga wel eens bij mijn zus en haar kinderen langs en spreek nog wel eens vrienden van vroeger, maar buiten de Bres spreek ik bijna geen mensen meer. Tegenwoordig hebben mensen werk, kinderen en ook nog eens hun eigen leven. Een aantal vrienden zijn overleden en anderen zijn door drank en drugs de weg kwijtgeraakt. Zonder de Bres zou er ‘heel wat’ voor mij wegvallen, dan wordt het wel een heel klein wereldje. Waarschijnlijk zou ik dan weer naar drank of drugs grijpen.”
maart 2015 | 23
ZORG IS EEN MINUTEN Door de nieuwe zorgwet zijn dementerenden in een steeds verdere fase als ze in een bejaardentehuis gaan wonen. Dat betekent dat mensen veel meer geholpen moeten worden en minder zelfstandig zijn als ze in een bejaardentehuis komen wonen. Door veranderingen in de zorg is er steeds minder tijd om ouderen te verzorgen. Er moet vaak op de klok gekeken worden om de tijd in de gaten te houden. De meeste bewoners hebben per dag recht op minder dan drie uur zorg. Door: Jeffry Frikken
L
ocatiemanager van woonzorgcentrum Huylckentein te Bolsward Auke de Jong vindt dat de negatieve kant van de zorg te veel belicht wordt in de media, terwijl positieve aspecten niet bericht worden: “In de krant lees ik altijd negatieve berichten over de zorg. Dat is mede het gevolg van het feit dat de overheid telkens nieuwe en andere regels verzint voor de zorg.” Daarnaast mag De Jong als ondernemer in de zorg niet ondernemen, terwijl hij dat wel
wil. Omdat sommige gelden voor zorginstellingen afkomstig zijn van de overheid, vinden sommige bestuurders dat er geen winst gemaakt mag worden. “Het is echter helemaal niet de bedoeling om winst te maken. Ik wil juist de winst die beschikbaar komt door ondernemen, investeren in het tehuis. Het geld kan dan worden ingezet om personeel bij te scholen of om een nieuw systeem voor de administratie te kunnen bekostigen”, aldus De Jong. Huisvesting Voordat mensen in een bejaardentehuis kunnen gaan wonen, worden ze getoetst aan de hand van antwoorden op verschillende vragen. Naar aanleiding van de gegeven antwoorden wordt een score berekend op een schaal van 1 tot en met 10, waarbij 1 het best (minst hulpbehoevend) is en 10 het slechtst (meest hulpbehoevend). In Huylckenstein vinden ze de nieuwe zorgwet op dit gebied niet toereikend genoeg: “Wij laten mensen met een lage score (score 1 tot en met 3) – die dus in een vroeger stadium zijn – ook toe in ons tehuis. We willen en kunnen
Veel bewoners hebben recht op slechts drie uur zorg per dag.
24 | maart 2015
dit door onze gezonde financiële situatie aanbieden en wij vinden dat we mensen met een lage score die al in het tehuis woonden er niet zomaar uit kunnen zetten. In Rotterdam en andere grote steden gebeurt dit wel omdat het te veel geld kost de mensen te blijven huisvesten”, aldus teamleidster Welzijn Hieke Huistra. Minutenzorg De scores zijn ook bepalend voor het aantal minuten zorg dat een bewoner krijgt. Hoe hoger de score, hoe hoger het aantal minuten aan zorg waar de bewoner recht op heeft. Bij een score van 5 krijgt de bewoner een kleine 1100 minuten zorg per week. Dat komt neer op nog geen drie uur zorg per dag. In die minuten zit zorg, verpleging én welzijn. De meeste bewoners houden weinig minuten over of verbruiken meer dan waar ze recht op hebben, en daar kan dus niet nog meer op bezuinigd worden. Het tehuis draait op voor de kosten die gemaakt worden voor de extra minuten zorg, waar de bewoner eigenlijk geen recht op heeft.
‘WE KUNNEN BEWONERS ER NIET ZOMAAR UITZETTEN’ “De negatieve berichten in de media over de zorg gaan vaak over bezuinigingen in de sector. Het gevolg van de bezuinigingen is dat mensen langer op zichzelf blijven wonen omdat ze de zorg in een tehuis niet kunnen bekostigen, of omdat ze simpelweg niet in aanmerking komen om te verhuizen naar een bejaardentehuis. Dat kan leiden tot gevaarlijke situaties omdat sommige ouderen niet meer goed genoeg voor zichzelf kunnen zorgen. Vaak zorgen de kinderen voor hun ouders, maar zij moeten ook werken en
pers
pect
ief
KWESTIE
Reportage hints te geven, komen dementerenden er misschien zelf wel achter hoe het voorwerp ook alweer heet of wat het juiste antwoord op de gestelde vraag is”, aldus Huistra.
‘EEN ONDERNEMER IN DE ZORG MAG NIET ONDERNEMEN’
Voorbeeld van een picto, in dit geval van een kopje thee/koffie. voor hun eigen gezin zorgen. De gevaarlijke situaties worden mede door de overheid gecreëerd: de overheid wil namelijk het welzijn niet meer betalen omdat ze dat niet nodig vindt. Het gevolg daarvan is dat mensen niet meedoen aan activiteiten, omdat ze daar niet extra voor willen betalen. Omdat de bewoners in plaats van meedoen aan activiteiten op hun kamers zijn, wordt de zorg extra belast omdat bewoners veel meer gebruik zullen maken van de zorg”, aldus De Jong. Geen hulp nodig Huistra vindt dat er in sommige tehuizen te weinig rekening gehouden wordt met het individu: “Sommige bewoners worden geholpen met alles terwijl ze niet alle hulp nodig hebben, simpelweg omdat andere bewoners die hulp ook nodig hebben. Het is juist goed om mensen die handelingen zonder hulp kunnen uitvoeren, dat ook te laten doen. Anders gaan ze steeds sneller en verder achteruit, terwijl dat niet hoeft!” Dat geldt overigens ook voor het benoemen van voorwerpen of beantwoorden van vragen: “Het is natuurlijk makkelijk om als begeleider alles te benoemen voor de mensen en antwoorden te geven. Maar op die manier worden de mensen niet actief gehouden. Door een handreiking te doen en
Bewoners hebben verschillende afbeeldingen van dingen en personen, zogenaamde picto’s. Als ze de picto’s aan de begeleiders laten zien, weten zij wat de bewoners graag willen. De picto’s zijn ongeveer zo groot als een speelkaart en zijn in zwart-wit afgedrukt. Op de picto’s staan afbeeldingen van een kopje koffie, een toilet en een jas. Begeleiding De bewoners worden met praktisch alle dingen geholpen. Dat kan soms een zware taak zijn voor de begeleiders. Het grootste gedeelte van de tijd is er slechts één begeleider aanwezig die voor de dementerenden zorgt. De begeleider zorgt dat de bewoners voorzien worden van eten en drinken en zorgt er daarnaast voor dat de bewoners actief zijn door spellen te spelen, naar muziek te luisteren of door ze te laten breien. “We spreken de bewoners eigenlijk altijd aan met ‘u’. We tutoyeren hier niet, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. Zo is er één mevrouw die vaak niet reageert als we haar met de achternaam aanspreken. Als we haar dan bij haar voornaam aanspreken, reageert ze wel en bereiken we meer contact”, aldus Sipke Falkena, activiteitenbegeleider in Huylckenstein. De begeleiders zorgen dat er veel rust is in het dagelijkse programma voor de dementerenden. ’s Ochtends drinken de bewoners een kopje koffie, nadat ze om beurten uit bed zijn gehaald.
Na de koffie spelen ze een spel en zijn ze actief bezig. Rond twaalf uur lunchen de bewoners. Een aantal van hen krijgt een kommetje met iets dat lijkt op bouillon. Het is gezeefd omdat hun gebit het niet meer toelaat de gehaktballetjes en stukjes wortel te vermalen. Vanaf ongeveer één uur tot half drie slapen de bewoners. Als ze ontwaken, drinken ze thee. Vaak wordt er na het theedrinken een spel gedaan met een bal. Eén mevrouw vindt het zo leuk dat ze de hele tijd ontzettend hard lacht. Om half zes gaan de bewoners naar het restaurant. Het is een grote zaal, waar bijna geen mensen meer zitten. Het geluid van bestek op borden kun je overal horen. De bewoners die geen voedsel kunnen kauwen hebben gele puree op hun bord liggen. Na de terugkeer naar de kamer van het restaurant volgt nog een rustmoment, waarna de bewoners naar bed worden gebracht.
‘TUTOYEREN DOEN WE NIET, TENZIJ DAT NOODZAKELIJK IS’ Aan begeleiders de taak bewoners voldoende handreikingen te doen om bezig te zijn met iets. De meeste dementerenden doen uit zichzelf niet iets, maar als het ze aangeboden wordt, staan ze daar over het algemeen welwillend tegenover. De begeleiders kunnen hun werk soms prima uitbesteden aan de bewoners. Als er afgewassen moet worden, willen sommige bewoners graag helpen. Op die manier worden bewoners betrokken bij wat er moet gebeuren en voelen bewoners zich gewaardeerd. Als bewoners niet betrokken worden bij wat de begeleiders met hun willen doen, worden ze boos en sommigen beginnen dan hevig te vloeken. Dat komt omdat ze willen blijven zitten omdat ze niet begrijpen wat de begeleiders van hen vragen.
maart 2015 | 25
NAAR SCHOOL MET EEN In een reguliere klas meedraaien in reguliere lessen, mét een stoornis. Dat is wat de studenten van de TRAVO, een uitbestedingsproject van de Speciale School Ambelt, doen. Begeleiding van de Ambelt en lessen van het Aventus Lyceum. Het project loopt inmiddels drie jaar langer dan het Passend Onderwijs dat in september begon en tot nu toe zijn de meningen positief. In de examenklas, Emil Bruggeman. Hem interviewen we over zijn school.
systemen kijken gaan mij moeilijk af. Als gezegd wordt ‘dat staat op internet, kijk zelf maar’, dan doe ik dat niet. Dat levert bij aardrijkskunde geregeld problemen op. Monitoren is al genoeg. Ik kan mij nog herinneren dat ik ‘verkeersagentje’ heel serieus nam. Ik zette verkeersborden neer, en nam dat heel serieus. Als kinderen die borden negeerden, werd ik boos. Ik heb ook weleens iemand geslagen geloof ik. Toen was ik nog heel erg jong. Ik ben ook veel gepest.
Door: Daniël van Harmelen
‘ALS IEMAND ECHT HEEL “AUTISTISCH” DOET, WORDT DAT GEDRAG MET SCHEVE OGEN BEKEKEN’
Had je liever op het regulier onderwijs gezeten? “Nee. De Ambelt heeft mij gemaakt wie ik ben. Op het regulier onderwijs ging het écht niet door mijn Asperger. In een klas met 32 kinderen was ik totaal overprikkeld. Daar werd ik agressief van. Hier gaat het goed, uitstekend zelfs. Ik maak weinig gebruik van de begeleiding hier, maar dat betekent niet dat ik het niet nodig heb. Plannen vind ik lastig, en simpele dingen als op de online
Emil Bruggeman.
26 | maart 2015
De docenten wisten ook niet hoe zij ermee om moesten gaan. Toen ik op het speciaal onderwijs kwam, was het begin moeilijk, maar ik kreeg steeds meer rust.
Foto: Daniël van Harmelen
De groepen waren klein en dat was een welkome verandering na de klassen van 32 kinderen. Worden jullie als ‘ambeltgroep’ met een scheef oog bekeken in de verder reguliere klas? “Dat ligt echt aan hoe je zelf in de klas staat. Doe je leuk mee, praat je gezellig mee en doe je een beetje normaal, dan is het heel goed vertoeven hier. Het is echt niet zo dat de klassen compleet separaat zijn gelukkig. En natuurlijk, gekke dingen gebeuren. Als iemand echt heel ‘autistisch’ doet - en dat gebeurt - dan wordt dat gedrag met scheve ogen bekeken, maar daar houdt het ook bij op. Ik zit in een groepje met een aantal mensen van de Ambelt-tak. Dat vinden anderen prima, het kan ze weinig uitmaken met wie ik praat of bij wie ik zit. We hebben normaal contact met elkaar en kunnen ook gezellig met elkaar doen.” Hobbelige weg naar de Havo? “Ja. ik zit nu in de examenklas. Destijds heb ik heb de VEX al gedaan, de voor-examenklas. Enkele jaren geleden had ik al de mogelijkheid om naar de Travo te gaan. Dat heb ik destijds afgeslagen, ik wilde het naar het MBO. Daar ging ik keihard onderuit, onder andere vanwege de slechte begeleiding van een ambulant begeleider en omdat ik het niet studeren niet aankon. Ik heb die ambulant begeleider ook maar drie keer in het hele jaar gezien. Dat is niet de enige reden natuurlijk, maar de begeleiding heeft mij niet geholpen. Sterker, deze AB’er van de Ambelt heeft mij zelfs actief gehinderd door afspraken te dwarsbomen. Waarom weet ik niet. Ik ben toen via het MBO weer bij de Ambelt terechtgekomen, mét een ticket voor de TRAVO. Zo ben ik hier gekomen. Of ik mijn examens ga halen is trouwens maar de vraag, want mijn wiskunde B heeft nog veel
pers
pect
ief
Interview
STOORNIS aandacht nodig. En het traject is door de onderwijsinspectie verkort, het is nu dus do or die. Spannend.” De begeleiding die je krijgt, hoe ziet die eruit? “Monitoren, af en toe een gesprekje. Ook dat gaat heel gemoedelijk. De drie begeleiders die hier zitten, werken als een soort fulltime mentoren die altijd aan te spreken zijn voor problemen. Ze bemiddelen als er iets mis gaat en helpen daarbij. Ze roepen mij af en toe bij de les, als dat nodig is. Even een duw in de rug, hulp met plannen en zeggen wat ik moet doen is al genoeg om mij de Havo te laten doen. Ik heb weinig begeleiding, maar wat ik krijg heb ik wel nodig. Eens in de week heb ik een half uurtje een mentorgesprek. Dan bespreken we hoe het gaat met de studie enzo. Luchtige gesprekken meestal. Dat is waar de monitoring het meest plaatsvindt.” Een leerling van de Ambelt heeft een aantal keuzemogelijkheden. Binnen de Ambelt zelf kan de leerling in een normale klas terechtkomen, waar gewone lessen gegeven worden zoals op het normale voortgezet onderwijs. Vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en Nederlands worden door één vaste groepsdocent gegeven. Vreemde talen en wiskunde zijn de vakgebieden van andere docenten. De Havo afmaken kan in deze opstelling niet. Als de onderbouw van de havo op de Ambelt klaar is, krijgen de leerlingen doorgaans twee keuzes. De IVIO-klassen, voor leerlingen met die meer begeleiding nodig hebben, of de Travo, waar Emil nu zit. De leeftijdsgrens voor de Travo is 16 jaar. Dit is voorbehouden aan leerlingen met minder complexe en beter handelbare problematiek. Hier houden drie docenten de groep in de gaten. De lessen worden verzorgd door het Aventus Lyceum. De Ambelt
heeft twee lokalen in het Aventusgebouw ingeruimd voor mentorgesprekken en als studieruimte. Met in de hoek bladen als Filosofie en Psychologie ook nog eens een inspirerende ruimte waar de leerling zich even kan terugtrekken. Daarnaast kan een leerling om in het reguliere onderwijs in te stromen - naar het regulier onderwijs met extra hulp en begeleiding van de Ambelt. Dat is het zogenaamde Passend Onderwijs, waar nu nog met horten en stoten vorm aan wordt gegeven. Het Passend Onderwijs is lastig, omdat reguliere scholen zich moeten aanpassen, net als de leerlingen die soms meer begeleiding gewend zijn dan zij kunnen krijgen. Hoe anders is dit project dan het gangbare speciaal onderwijs? “Het speciaal onderwijs van de Ambelt is vooral praten, praten en praten. Zonder consequenties, zelfs. Dat biedt wel een zekere vorm van veiligheid. Er gebeuren simpelweg meer gekke dingen zoals kinderen die boos worden, met spullen gooien en met elkaar vechten. Hier, op het Aventus, hoef je dat maar één keer te flikken. Dan weet je wat de consequenties zijn en wordt er ernstig nagedacht over je plaats hier.
‘OP DE AMBELT ZELF GEBEUREN SIMPELWEG MEER GEKKE DINGEN DAN OP HET AVENTUS LYCEUM’ Ik heb zeker niet alleen maar kritiek. Zelf sta ik er positief tegenover, want zonder die school had ik hier niet gezeten. Ik werd vroeger ontzettend boos en kon
slecht met spanning omgaan. Ik werd heel snel agressief, zeker op het regulier onderwijs waar het helemaal fout ging met mij. Dat gaat nu zoveel beter door de begeleiding van de Ambelt. Er moet echt heel wat gebeuren voordat ik boos word, haha. Maar al dat gepraat… Gestraft werd er nauwelijks. Dat is hier heel anders. Als je hier gek doet, dan krijg je gewoon sancties.
‘IK ZIT LIEVER HIER DAN OP HET REGULIER’ Het begin van de Havo op de Ambelt, dat heb ik ook meegemaakt, dat was heel erg relaxed. Die vormende fase gaf ons alle vrijheid die wij ons konden wensen. Als wij iets niet wilden, dan gebeurde dat niet. We hebben een enorme knikkerbaan gebouwd én we hebben na flink klagen tot drie keer een andere methode gekregen bij maatschappijleer. Mooie tijd.” Wat is je toekomstperspectief? “Niet al te rooskleurig helaas. Ik ben 100% afgekeurd door het UWV, een WaJonger dus. Die WaJong is trouwens moeilijk te krijgen tegenwoordig. Ik zit nu in een woongroep in Deventer, en de mensen die daar zeiden ‘ik ga even voor een WaJong’ zijn bedrogen uitgekomen. Die eisen zijn enorm hoog tegenwoordig, je moet werken. Het UWV heeft mij desondanks volledig afgekeurd, wat ook een klap is op mijn zelfvertrouwen. Aan de ene kant lekker om niet te hoeven werken, aan de andere kant worden de dagen wel erg lang. Ik zou het erg leuk vinden om na de Havo een scheikundige studie te gaan doen, maar mijn keus is nu gevallen op een ICTopleiding met baangarantie als je slaagt. Eerst maar eens mijn examens halen, en dat is spannend.”
maart 2015 | 27
‘INTERACTIE IS ALLEEN M WANNEER JE INTERESSE “Wij bieden vooral structuur, gezelligheid, veiligheid en vertrouwen” staat het op het pamflet van dagcentrum het Pluspunt. Elke ochtend om half tien komt er een tiental ouderen voor rust naar het dagcentrum. “Het is belangrijk dat de cliënten zich veilig voelen, dit is vooral een kwestie van heel veel structuur bieden en hetzelfde doen”, zegt Tineke Ras. Buiten Tinekes kantoortje liggen ouderen in ligstoelen van hun rituele middagdutje te genieten terwijl de zon naar binnen schijnt en enkele vogels vrolijk fluiten. Door: Gersom van Slooten
G
renzend aan een rustige, door groen omgeven woonwijk, staat de opvang. “De ouderen komen hier om hun dag op een zinnige manier in te vullen”, aldus Tineke Ras, coach Welzijn bij de dagopvang. Het dagcentrum is er ook voor de naasten van de bezoekers. Tineke Ras: “Het doel van Het Pluspunt is sowieso het ontlasten van mantelzorgers. Hier bieden we bezoekers een daginvulling aan die ze thuis niet hebben. Het is vooral een kwestie van heel veel structuur en hetzelfde doen. Elke dag komen hier bezoekers om koffie te drinken, spelletjes te spelen en de krant te lezen, daar praten wij vervolgens met hen over.”
‘HET IS VOORAL EEN KWESTIE VAN HEEL VEEL STRUCTUUR EN HETZELFDE DOEN’ “Vooral dezelfde volgorde van dingen doen is belangrijk. Op
28 | maart 2015
het moment dat ik eerst de krant ga lezen, valt hun hele wereld in duigen; want dat klopt niet en dan kan je onrust krijgen”, zegt Tineke. Dat is ook duidelijk, want als Tineke aan een spraakzame mevrouw tegenover haar vraagt of zij haar jas aan wil trekken, antwoordt die: “Nee, want het is nog geen half vier.” Tineke wil ook de bezoekers de mogelijkheid geven voor een beetje buitenlucht: “Ik wil in ieder geval iedere dag, als het weer het toelaat, met een aantal mensen naar buiten. Ze zitten namelijk zo vaak binnen en voor mezelf is het ook lekker.” Tineke zorgt er altijd voor dat ze om kwart over negen bij de opvang aanwezig is om vervolgens haar gasten om half tien te ontvangen. “Eerst haal ik ze op bij de bus, dan gaan we naar binnen, worden de jassen uitgetrokken en krijgen ze koffie.”
‘DE OUDEREN KOMEN HIER OM HUN DAG OP EEN ZINNIGE MANIER IN TE VULLEN’ Tineke eet samen met de gasten en na die tijd doen ze een middagdutje. “We willen iedere dag iets doen, zodat ze daar thuis over kunnen vertellen. Voor mezelf wil ik ook dat we elke dag dat ze een memoryspel doen waarbij ze moeten nadenken. Alles wat we doen, is voor mij een handvat voor iets anders. Zo lezen we ‘s morgens de krant en daar stellen we vervolgens vragen over. Met één vraag over de krant kun je zo een kwartier vullen; dat is eigenlijk de kunst van het spel.” Tijdens het middageten kijkt een beverige, verwarde meneer stijfjes en met minachting naar zijn bord met eten. Hij eet alleen het vlees en de pap. De groente en aardap-
‘Interactie is alleen mogelijk wanneer pels blijven onaangeraakt. Na het dutje praat ze nog even met de ouderen voordat ze weer naar huis gebracht worden. Niet alles gaat even vlekkeloos: zo zijn er momenten waarop de gasten tegen hun gastvrouw heftig tekeer gaan. Volgens Tineke is het belangrijk om daarbij kalm te blijven: “Als iemand echt vanuit het niks begint te schelden, dan schrik ik toch wel. Ik wacht wel af wat er gebeurt, maar zodra er iemand begint te mopperen die dat vaker doet, dan noem ik hem een oude mopperpot. Ik probeer het altijd met humor op te lossen.” Interactie Tineke doet dit werk niet alleen. Ze wordt door collega’s en door vrijwilligers bijgestaan. Eén daarvan is Annemiek van Eck. Deze
pers
pect
ief
OGELIJK TOONT’
Reportage
doet de rest vanzelf mee. Deze liedjes gaan vooral over vroeger.
‘HET BELANGRIJKSTE BIJ ZORG VOOR OUDEREN IS DAT JE AAN DE PRAAT BLIJFT’ Terwijl Annemiek een woordenspel tevoorschijn tovert, gaat Tineke met een paar bewoners op pad naar de winkel. Meneer G. draagt onderweg enkele van zijn persoonlijke sonates voor en Tineke doet vrolijk mee met zijn ‘De Zuiderzeeballade.’ Tineke sluit het interview af met: ‘’Interactie met de bewoners is alleen mogelijk wanneer je interesse toont. Als je mensen iets vraagt, beginnen ze te lachen of vertellen ze dingen uit zichzelf. Wanneer je ze niks vraagt, zeggen ze ook niets.”
WIST JE DAT ...?
je interesse toont’. oude verpleegster kijkt, terwijl ze spreekt, bedachtzaam om zich heen. “Het belangrijkste bij het zorgen voor ouderen is dat je aan de praat blijft”, vertelt ze.
‘WE WILLEN IEDERE DAG IETS DOEN, ZODAT ZE DAAR THUIS OVER KUNNEN VERTELLEN’ “De bezoekers hebben zelf niet zoveel gesprekstof. Dat moet je zelf aanbrengen. Hele lichte onderwerpen zijn geschikt, geen zware zaken als moorden of oorlogen: ik probeer dat soort onderwerpen te
vermijden. Ze kijken wel naar het journaal, maar wat er precies aan de hand is dringt niet meer tot hen door. Je moet zelf iets verzinnen om met ze over in gesprek te gaan. Vaak komt er een vragenspel uit met vragen als: ‘Gingen jullie uit?’ of ‘Hoe gingen jullie uit?’. Vervolgens kunnen zij weer vertellen of ze wel of niet uit mochten gaan,” legt Annemiek uit. “Je geeft hen dan de mogelijkheid om zelf hun verhaal kwijt te kunnen.” Oude liedjes Er wordt vooral over vroeger gesproken, dat spreekt de mensen aan: ze kunnen zich dat nog goed herinneren. Zo wordt het nummer ‘O, wat ben je mooi’ van Sugar Lee Hooper uit volle borst meegezongen. Er wordt veel gezongen op de afdeling: als er één begint,
… er in Nederland bijna 2500 verpleeg- en verzorgingshuizen zijn? … de helft hiervan gespecialiseerd is in de ouderenzorg? … Nederland momenteel 260.000 mensen met verschijnselen van dementie telt? … de kans op dementie verdubbelt na je 65e? … er nog steeds geen medicijn tegen dementie is? … het nog onduidelijk is of het aantal mensen met dementie gaat toenemen of afnemen?
maart 2015 | 29
SPECIAAL ONDERWIJS HOLT ACHTER PASSEND ONDERWIJS AAN De wet Passend Onderwijs is voor veel reguliere scholen een steen op de maag. Met name het speciaal onderwijs ziet grote veranderingen aankomen. De toplaag van de leerlingen, kinderen met lichte problematiek, wordt afgeroomd door de regelgeving en herplaatst. Wat over blijft, zijn leerlingen met zware problematiek. Op speciaal onderwijs De Ambelt heerst twijfel over de toekomst met een krimpend aantal leerlingen. “De leuke klusjes verdwijnen.” Door: Daniël van Harmelen
E
en kleine groep jongens staat buiten te roken. Ze zijn vroeger dan de witte busjes die in legio de leerlingen afleveren. Door de openende glazen deur is een bordje te zien met Ambelt, twee trappen op, een kopje koffie en een vriendelijke directrice die gelaten plaatsneemt in haar stoel. “We zijn een organisatie die moet krimpen,” geeft Trees Thuss, adjunct directeur VMBO & Havo, toe. “Onhandig dat we dan in zo’n groot gebouw zitten, maar dat is het probleem van de gemeente.”
tracten. Vorig jaar werden er tien docenten ontslagen. “We houden wel een kernteam van mensen die we niet kunnen missen, maar bijna iedereen werkt op flexibele basis,” verklaart Thuss. Expertise die door flexwerkers wordt opgedaan bij de Ambelt, verdwijnt met het einde van hun kortdurende contracten. Wie geluk heeft met een lang contract, moet daarvoor grote afstanden afleggen om teams in het hele land te versterken. Daarnaast merkt het personeel een verandering in de markt voor de Ambelt: De focus op de ZMOK, ‘zeer moeilijk opvoedbare kinderen’, wordt groter. Deze groep met complexere problematiek wordt met enige argwaan bekeken door leerlingen en docenten. Interne grenzen vervagen “Daar heb ik niet voor gekozen,” begint Renske Breuer vanachter haar bureau. Het lokaal van haar VMBO-examenklas is verder leeg, de leerlingen zijn er de hele ochtend niet. “Het doel van mijn gedeelte van de Ambelt is het
halen van een diploma. Dat doel heeft het ZMOK niet. Daar gaat het meer om het functioneren in een maatschappij. Een diploma is bijzaak, lijkt het.” Andere collega’s zijn volgens Breuer ook niet happig op de plannen om de grens tussen de twee separate gedeeltes, de ZMOK en de Herfte-afdeling van de Ambelt te vervagen. Twijfel heerst bij het personeel, met docenten die het graag uitproberen tot docenten die absoluut nee zeggen. Gevreesd wordt dat het niveau van de klassen achteruit gaat, en dat de negatieve invloed van de moeilijke leerlingen de motivatie en de orde in de klas verstoren. Op de vraag of het niet een stigma is waar ze tegenaan hikken, antwoordt Breuer dat voor een deel zeker een stigma is. “Toch zit er een kern van waarheid in.” In de pauze is de kantine gezellig druk met groepjes jongeren die op podiumachtige banken zitten. Er wordt druk gegamed, gepraat en gelezen. Een enkeling zit alleen achter de banken naar bui-
De telefoon gaat, de Engels docent is er niet. Er wordt druk gezocht in het personeelsbestand maar het mag niet baten. “Dan maar geen Engels vandaag!” glimlacht Thuss. “Kan gebeuren.” Tot een jaar geleden gold bij veel reguliere scholen een ‘over de schutting gooien’-beleid. Indicaties werden makkelijker afgegeven en zodra een leerling een indicatie had, dan moest die naar het speciaal onderwijs. Daardoor was de instroom zó groot dat wachtlijsten geen uitzondering waren. Nu is dat heel anders. De instroom is kleiner, en de Ambelt krimpt mee. De docenten van de speciale school worden geconfronteerd met ontslaggolven en flexcon-
30 | maart 2015
pers
pect
ief
Reportage een opmerking te plaatsen pakt de jongen zijn boeken erbij en begint te werken.
Trees Thuss.
Foto: Daniël van Harmelen
ten te kijken, af en toe omkijkend naar hoe het gedruis zich achter hen standhoudt. De docenten kijken uit over hun leerlingen die zich ogenschijnlijk goed gedragen, op wat getrek en geduw van een paar jongens na. Vijftien minuten pauze en dan naar de klas terug. Na de pauze stroomt ook de IVIO-klas weer vol.
‘HET IS DEELS EEN STIGMA’ “Een andere klas misschien, dat zou een oplossing zijn, maar zeker niet mengen met de ZMOK,” vindt Marjolein Tepperik van de IVIO-tak van de Ambelt. Hier komen leerlingen die het bijzonder moeilijk hebben met leren. De lessen worden op afstand aangeboden via de computer en boeken van IVIO. “Leerlingen die moeite hebben om in een normale klas mee te komen of te leren, krijgen hier les op afstand. Ik zit hier om te begeleiden en een oogje in het zeil te houden.” Bij binnenkomst loopt een leerling snel naar zijn bureau, trekt zijn trui over z’n gezicht en doet zijn petje omlaag. “Doe je kleren even normaal, je moet aan je wiskunde,” zegt Tepperik tegen de leerling. Zonder
Andere leerlingen proberen ook te werken, ondanks de vreemde aanwezigheid van een journalist in de klas. Het interview stoort een enkeling, geluidsdichte oordoppen worden geregeld. Tepperik legt uit dat de IVIOklas binnen de Ambelt potentie heeft: “Hier ligt de toekomst van de Ambelt. Dit is maatwerk, en dat is wat we moeten nastreven. We zitten hier met een grote variatie aan leeftijden, niveaus en tempo’s. De mogelijkheden verschillen, van een zorgboerderij tot de havo.” De klas wordt weleens gezien als het ‘afvoerputje’ van de Ambelt volgens Tepperik. Dat maakt de IVIO-klassen geen definitieve vervanging van de huidige opbouw van de Ambelt, dat buiten de extra begeleiding en kleine groepen veel op een normale middelbare school lijkt. Ondertussen heeft de leerling die zijn trui eerder nog over zijn hoofd trok, een kopje koffie gepakt. Het apparaat staat gewoon in de klas en koffie is van het huis. Passend Onderwijs is een goede impuls Havisten van de Ambelt hebben naast de IVIO-klassen ook de kans om aan een eigen vorm van Passend Onderwijs mee te doen. De Ambelt startte een kleine zes jaar geleden met een uitbestedingsproject in samenwerking met het Aventus Lyceum dat VMBO-, Havo en VWO-lessen aanbiedt. De Ambelt heeft voor het project twee lokalen betrokken, waar hun leerlingen rustig kunnen werken en waar drie mentoren een oogje in het zeil houden. “Binnen het Aventus Lyceum is men gewend aan het geven van een tweede kans. Voor veel van de leerlingen hier is dit een laatste kans op hun diploma,” legt mentor Dirk van Zoest uit. “Daarom staan zij open voor veel soorten leerlingen. De docenten hier vonden het niet erg om jongeren met autisme en andere diagnoses les te geven.”
Eén van de lokalen van Van Zoest en zijn collega’s ziet er warm, maar werkgericht uit. Schoolstoelen en tafels staan in contrast met de vele artikelen en boeken die voor het grijpen liggen. Titels als ‘De helaasheid der dingen’ en bladen als ‘Filosofie’ vormen een inspirerende hoek in de werkruimte. Hier zitten twee mentoren per dag, in een team van drie mentoren, om leerlingen te ondersteunen. Het ROC is enthousiast en heeft zelfs geregeld dat één van hun studenten bij Van Zoest in kan stromen. Van Zoest is voorstander van het idee van Passend Onderwijs. Leerlingen worden daar op hun eigen manier en naar hun eigen behoefte begeleid. “Veel leerkrachten willen dat alle leerlingen alle hulp krijgen. De efficiëntie laat dan te wensen over. Het kan veel goedkoper.” Die financiering is flink op de schop gegaan sinds september. “Met minder geld krijgen wij juist de prikkel om er efficiënter mee om te gaan. Wij kunnen nu van hetzelfde geld twee keer zoveel leerlingen helpen. Dáár ben ik voorstander van.” Volgens Van Zoest heeft ook zijn project toekomst. Naast leerlingen van de Ambelt krijgt hij ook leerlingen uit het reguliere onderwijs en vanuit andere windhoeken. Een brede variatie en de focus op maatwerk. En “ik heb geen probleem met ZMOK’ers, zolang ze de motivatie hebben – en dat geldt voor iedereen – zie ik ze graag komen.” De Ambelt ziet nu vooral kansen in het verkopen van hun expertise. De kennis die de school opgebouwd heeft, komt nu van pas om regulier onderwijs te ondersteunen. Breuer voegt toe: “De toekomst ligt ook in het arbeidsgericht onderwijs. We kunnen als school meer sturen in het aan het werk helpen van leerlingen. Uiteindelijk moeten deze leerlingen zich in het arbeidsveld kunnen redden, en daar zijn arbeidsvaardigheden voor nodig.”
maart 2015 | 31
Met dank aan: Woonservicecentrum de Weyert te Dwingeloo Inloophuis de Bres te Zwolle Woonzorgcentrum Huylckenstein te Bolsward Speciaal onderwijsinstelling de Ambelt te Zwolle Marinebasis Den Helder Zorgboerderij ‘t Schöttincksflier te Ommen Dagcentrum Het Pluspunt te Dronten Logo: UPsign Opmaak: Jeffry Frikken
Redacteuren: Daniël van Harmelen (hoofdredacteur), Jeffry Frikken, Rianne Holtvlüwer, Mathilde Hartholt, Gersom van Slooten, Susanne Jansen & Vivian Ugbah Technische ondersteuning en realisatie: Ger Bomans (Prepress afdeling opleiding journalistiek Zwolle)
per
ie t c e sp
f
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@windesheim.nl . De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Auteursrecht Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de Opleiding Journalistiek. Wij stimuleren linken naar producties op de site van Journalistiek Zwolle zoveel mogelijk. Linken mag altijd en is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Foto- en videomateriaal De redactie spant zich in om iedereen die geportretteerd wordt om toestemming te vragen. Mocht je bezwaar hebben tegen bepaalde foto’s of video’s waarop je te zien bent, neem dan contact op via info@windesheim.nl .