Red05 who cares flipbook

Page 1

WHO CARES

!? VORMT JE MENING


Inhoud 4 Gevlucht uit Irak

“Als je weggaat moet je geheimzinnig doen

6 Racisme in het voetbal “Het zit ingebakken in de voetbalcultuur”

8 “Kinderen hebben recht op een hoopvol bestaan” Vluchtelingen worden opgevangen in Hoogeveen

10 Stadscultuur: Zwolle Geschiedenis herleeft in oude christelijke stad

12 Eigen verantwoordelijkheid vluchtelingen heeft tijd nodig “Vluchtelingen worden aan hun lot overgelaten”

14 Geef racisme de rode kaart “Racisme moet een taboe worden op de voetbalvelden”

16 Vluchtelingenwerk helpt bij opbouwen nieuw bestaan “Inburgeren kost veel tijd”

Columns: 18 Begrijpen is niet begrip tonen 19 Leven zonder respect

20 Gevlucht vanwege mijn man “Hij heeft mijn genitaliën verminkt”

22 Colofon

2


Voorwoord Een dag na de bloedige moord op journalisten in Parijs, maken wij dit blad. Op de redactie gaan de gesprekken er over, op internet is het niet rustiger en het nieuws wordt gedomineerd door de gebeurtenissen die vandaag plaatsvinden. Voor een tijdschrift dat etniciteit en cultuur in beeld wil brengen, vraagt deze gebeurtenis om een reactie. Waar alle kranten en cartoonisten over elkaar heen buitelen om duidelijk te maken dat hen de mond niet gesnoerd zal worden, dat er ‘misschien wel een schepje bovenop’ moet, willen wij iets anders zeggen. Who Cares maakt een tijdschrift om u te informeren. Informeren over culturen, de opvattingen binnen verschillende culturen. Wij willen u bekend maken met wat mensen beweegt, of het nou christenen of moslims zijn, randstedelingen of dorpelingen, hangjongere of bejaarde, wij willen een eerlijk beeld geven. Objectief. En bij objectiviteit kunnen we geen ‘schepje er bovenop’ doen. We kunnen niet een stuk objectiever worden. Wij zijn van mening dat, als je doel is om mensen te informeren, je altijd objectief moet blijven. U hoeft van ons dus geen andere toon te verwachten. Wij zullen met moslims blijven praten, wij zullen verwoorden wat anderen denken, maar vooral zullen wij u blijven informeren. Zodat u uw mening kunt vormen. Vanuit objectiviteit. Feiten. Dat is wat telt. De redactie

3


“Zolang je maar weg was uit Irak” Bijna tien jaar was Adis Nazareet op het moment dat hij voor het eerst voet zette op Nederlandse bodem. Hij kwam destijds samen met zijn vader, moeder, twee broertjes en oma over vanuit Irak. In Nederland probeert Adis een nieuw bestaan op te bouwen in een voor hem vreemd land. Hoe snel het kan gaan, blijkt wel. Inmiddels is de kleine jongen van toen uitgegroeid tot een succesvolle ondernemer en weet hij zich feilloos te redden in de Nederlandse samenleving.

In februari 1996 maakte Adis kennis met Nederland en andersom. Een algemene plek in Amsterdam was de plek waar de gehele familie terechtkwam, waarna iedereen naar een centrale plaats in Nederland werd gebracht. “Ik weet de naam van die plek niet meer”, zo moet hij het antwoord schuldig blijven. Door de aderen van Adis stroomt ook Armeens bloed, omdat zijn grootouders daar zijn geboren en opgegroeid. Adis zag zelf het levenslicht in Irak. Zijn familie was op dat moment al bezig om een vluchtelingenbestaan op te bouwen. Voordat ze in Nederland arriveerden had het namelijk al Irak en Jordanië aangedaan. Het gezin moest uit Irak vluchten vanwege de baan van zijn vader. “Mijn vader was architect en als je in Irak dat beroep uitoefende dan moest je voor de staat werken en daarnaast mocht je iets voor jezelf doen. Als je voor de staat werkt in een land waar een dictator heerst, dan krijg je bijna niks uitbetaald. Daar kun je niet van leven.”

“Ik ben een bewoner van de wereld en probeer de wereld te verbeteren en niet een bepaalde groep”

“Op dat moment had mijn vader er nog een bedrijf naast. Toen kwam Saddam Hoessein met de regel dat hij alleen nog maar voor de staat mocht werken. Mijn vader begon toen met het maken van worsten, gewoon om te kijken wat hij er mee kon. Binnen een jaar had hij

4

Door Robin Tibbe

daar een klein bedrijf van opgericht, maar de afnemer van die worsten was een winkel waar Hoessein en zijn zoontjes graag kwamen. Toen hoorden ze uiteindelijk dat mijn vader de worsten maakte en wilden ze dat mijn vader als kok voor hun ging werken. Dat word je gewoon verplicht. Hij wist dat het niet goed zou komen en dat was dus voor ons het moment om te vertrekken.” Adis had al een oom in Nederland en een tante in Zweden. Het gezin besloot haar toevlucht te zoeken tot Nederland. “Puur omdat mijn oom ons beter kon helpen in de beginjaren. Voor de rest maakte het niet uit waar je heen ging, zolang je maar weg was uit Irak.”

Vertrek

Nadat het gezin had besloten om te vertrekken, moest het nog een half jaar onder de radar van de regering zien te blijven. “Als je weggaat moet je geheimzinnig doen en niet laten zien dat je aan het inpakken bent, want dan ben je de lul. Dat plannen begint al een half jaar van tevoren. De voornaamste reden om te vertrekken is dat je geen bestaansrecht meer hebt. Je moest gaan leven volgens de regels die een ander je oplegt en dan kun je geen kant meer op. Als je een beetje ondernemend bent, wil je niet dat alles je wordt opgelegd.” Via de oom van Adis kwam de familie Nazareet in een opvangcentrum in Hoogeveen terecht. Vervolgens werd het een jaar ondergebracht in Zeeland. Nadat het gezin een definitieve verblijfsvergunning kreeg, zette de familie weer koers richting Hoogeveen. “Mijn vader wilde terug, omdat het hem goed was bevallen.” Naar eigen zeggen had de ondernemer weinig moeite om een weg te vinden in

Nederland. Als jonge jongen vermaakte Adis zich opperbest met zijn leeftijdsgenoten. “Voor ons als kind was het wel mooi. In Irak kon je ook wel op straat spelen, maar het bleef een derde wereldland. In Hoogeveen hadden we een mooi plein met een voetbalveld erbij. Je ging ook nog eens naar school, waar je in de pauze een stuk fruit en melk kreeg. We hadden het goed voor elkaar. Voor mijn ouders was het wat moeilijker omdat ze het lastig hadden met de taal. De hulp van mijn oom was daarom belangrijk. Je voelde dat het door zijn hulp niet mis kon gaan.” Adis had al snel zijn eigen plannen getrokken. “In het begin ga je nog wel om met de Armeense jongens, maar uiteindelijk koos ik mijn eigen weg. Bewust dingen opzoeken waarmee je niet bekend bent. In Zeeland zaten ook niet veel Armenen, waardoor je verplicht werd in het Nederlands te communiceren. Ik zat ook op een Nederlandse school. Daardoor is de integratie veel sneller gegaan.”

“In Irak kon je ook wel op straat spelen, maar het bleef een derde wereldland”

Ondernemend

Het ondernemersbloed van Adis begon al snel te kruipen waar het niet gaan kan. Hij probeerde zoveel mogelijk zelf op te pakken en initiatief te nemen. “Die wil had ik altijd al, dat krijg je mee als kind. Het zit in ons om niet een standaard leven te leiden. Je wilt een bepaald ding op je eigen manier doen,


op een positieve manier. Mij hoeven ze niet te vragen om wat te doen, want het zit in me om dingen zelf op te pakken. Ik vind dat je zelf initiatief moet tonen om ergens te komen, het is te makkelijk om te klagen en niet op zoek te gaan naar een oplossing. Als je het ergens niet mee eens bent, stap dan zelf de politiek in.”

“Ik ben een bewoner van de wereld en probeer de wereld te verbeteren en niet een bepaalde groep, voel me enigszins verantwoordelijk om de mensen die niet weten hoe het in elkaar steekt om ze dat te vertellen. Iedereen heeft wel een bepaalde reden waarom ze iets zeggen. Die verantwoordelijkheid is ook een reden om in Hoogeveen te blijven wonen. Mijn uiteindelijke doel is dat Hoogeveen mooier wordt dankzij mijn inzet. Ik probeer elke ondernemer te helpen en zo is het ook met de gemeenschap. Ik ben betrokken bij goede doelen en probeer me in de lokale samenleving te betrekken. Als hier een asielzoekerscentrum komt, voel ik me verplicht om er eens heen te gaan om te kijken hoe het daar is.”

TeamAdis

Ondertussen is Adis druk met zijn bedrijf TeamAdis, gespecialiseerd in Search Engine Optimalisation (SEO). Hij wist al snel dat hij niet voor een baas wilde werken en het liefst zelf zou bepalen hoe zijn werkweek eruit zou komen te zien. Dat is Adis gelukt door het opzetten van zijn eigen onderneming in Hoogeveen. “School vond ik geen hol aan, omdat we alleen maar bezig waren met het opzetten van fictieve bedrijven. Ik wilde toen al een echte opdracht, het echte werk.

Geef mij een doel en ik zorg ervoor dat het goed komt. Dit bedrijf heb ik puur opgezet omdat ik op een bepaalde manier wil leven, een bepaalde manier van werken voor ogen heb. Als ik me een keer verslaap, dan moeten ze niet gaan zeuren. Als ik een doel in tien van de veertig uur kan bereiken, dan wil ik de rest van de tijd vrij hebben. Met die denkwijze werk ik. Daarom past bij mij het normale werkgeversleven niet in mijn patroon.”

“Als je weggaat moet je geheimzinnig doen en niet laten zien dat je aan het inpakken bent, want dan ben je de lul”

“Ik heb geen ondernemersschool gevolgd, alleen mbo IT. De ervaring die ik op heb gedaan wat betreft ondernemen helpt enorm. Mijn stage in Toronto in Canada heeft erg geholpen”, doelt Adis op de periode van drie jaar die hij in Canada heeft doorgebracht. “Dat heeft mij gevormd tot de manier waarop ik vandaag de dag opereer. Iedereen mag doen wat hij wil, als hij maar enthousiast is. Niet roepen, maar laten zien waarmee je bezig bent. Ik ben begonnen op mijn zolderkamertje en heb nu mijn eigen kantoor.”

5


“Het zit ingebakken in de voetbal Opkomst social media blaast racisme nieuw leven in Racisme en voetbal zijn twee begrippen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Van oerwoudgeluiden tot aan bananen gooien; racisme is een ingeburgerd fenomeen in de voetbalwereld. Met de opkomst van social media wordt dat alsmaar erger. Door Rijcko Treep Neem de selfie van de Oranje-internationals die op Instagram werd gezet door Leroy Fer. Voetbalzone pikte die op en zette de foto op Facebook. Dit leverde een stroom aan racistische reacties op, veelal refererend aan Zwarte Piet, waarna Voetbalzone besloot de foto er maar gauw af te halen. De collega-internationals van het Nederlands elftal reageerden ontstemd op de gegeven reacties. Zo richtte aanvoerder Robin van Persie tegenover de NOS zijn woede op de daders. “Dit mag niet meer, nooit meer. Dat dit soort mensen nog een vrijbrief krijgen om dit soort rare reacties te plaatsen. Wij vertegenwoordigen allemaal het Nederlands elftal en daarin maakt kleur absoluut niet uit. Deze mensen moeten op het hoogste niveau worden aangepakt.” Zowel de KNVB als de politieke partijen stelden Van Persie in het gelijk en pleitten er ook voor dat het Openbaar Ministerie deze racisten zouden vervolgen. Het OM is daar inmiddels mee bezig.

‘Zonder social media was er een veel kleinere discussie geweest’

Socioloog Jacco van Sterkenburg beweert dat bij dit voorbeeld van de selfie een grote rol is weggelegd voor de social media. “Dit is ook een voorbeeld waarbij op de social media eerst heel erg tekeer werd gegaan, en waarna vervolgens de mainstreammedia en de belangrijke mensen in de samenleving, zoals politici en profvoetballers, ook weer reageerden op de social media. Dit wordt dan ook weer in de mainstreammedia uitvergroot, wat dan weer voor een versterkend effect zorgt.”

6

Van Sterkenburg merkt op dat de zogenaamde mainstreammedia voor een versterkend effect zorgen. “Zonder social media was er een veel kleinere discussie geweest. Want de meeste media pikken ook weer die social media-activiteiten op en dat wordt dan weer uitvergroot.”

Incidenten

In de 21e eeuw spant voetbal de kroon wat betreft racistische incidenten. Zo kreeg FC Barcelona-verdediger Dani Alves een banaan naar zich toegeworpen op het veld tijdens een wedstrijd. De licht getinte speler pakte de banaan op en at er een hap van. Alves werd in de media geloofd om zijn assertieve reactie. Ook Italië is veelvuldig het toneel van racisme. In 2013 liep een speler van AC Milan (Kevin-Prince Boateng)

van het veld, nadat hij constant uitgejoeld werd door supporters van de tegenstander. De Ghanees schoot de bal als protest richting de racistische fans, deed zijn shirt uit en verliet het veld. Zijn teamgenoten volgden hem naar de kleedkamer om een statement te maken. Maar ook op de Nederlandse voetbalvelden komen racistische uitlatingen regelmatig voor. Dit seizoen kreeg Feyenoord-spits Colin Kazim-Richards apengeluiden naar zich toe geslingerd van de fans van Go Ahead Eagles. Ook Fortuna Sittard-speler Sekuh Conneh was het slachtoffer van racisme dit seizoen: vlak na zijn invalbeurt kreeg de aanvaller oerwoudgeluiden om zijn oren van supporters van amateurclub De Dijk.


cultuur” Campagnevoerende clubs

Al deze incidenten zorgen ervoor dat racisme in de voetbalwereld een veelvoorkomend fenomeen is geworden. Enkele voetbalclubs uit Nederland hebben al een duidelijk signaal afgegeven richting supporters en stakeholders door samen te werken met de nieuwe stichting ‘Geef Racisme de Rode Kaart’. Zo ook ADO Den Haag. “Racisme hoort niet thuis op de velden en ook niet in de samenleving. Wij zetten ADO dan ook graag in als rolmodel”, aldus Anton Nijboer, projectmanager van de stichting ADO Den Haag in de Maatschappij. “We willen benadrukken totaal niet achter racisme te staan. We hebben zelf een mengeling van spelers uit allerlei culturen. Iedereen is bij ons welkom. Dat willen we graag laten zien met dit project.”

‘Wij zijn geen wereldverbeteraars, maar hopen dat de kinderen erover na gaan denken’ Naast ADO heeft ook RKC Waalwijk zich uitgesproken tegen racisme. De club uit de Jupiler League is tot nu toe de laatste club die zich heeft aangesloten bij de stichting. “RKC heeft een maatschappelijke rol te vervullen, net als alle andere clubs. We proberen bij te dragen aan de maatschappij door op meerdere basisscholen een lespakket te geven met allerlei opdrachten. De docent moet daarmee aan de slag en wij vullen de week verder zelf in”, aldus Jordy van Nassau, projectleider van de stichting Samen RKC. “Wij zijn geen wereldverbeteraars. We brengen wel iets bij aan de maatschappij en hopen dat kinderen en ouders er iets van leren en over na gaan denken.”

Rolmodellen

De deelnemende clubs stellen zich ook actief op in de strijd tegen racisme. Meerdere acties komen aan het licht, zoals schoolopdrachten, interactieve presentaties en estafettes voor kinderen. Dit met als doel kinderen ervan

bewust te laten worden dat racisme uit den boze is. Toch moeten niet alleen de kinderen van het probleem op de hoogte worden gesteld, maar ook de ‘volwassenen’. In de aangescherpte regelgeving van de Wereldvoetbalbond FIFA en de Europese voetbalbond UEFA is vastgesteld dat een club rekening dient te houden met puntenaftrek, degradatie of zelfs uitsluiting van de competitie als supporters zich herhaaldelijk racistisch misdragen.

De vraag is echter of dit de supporters ervan weerhoudt om racistische uitlatingen te doen. Hoe kunnen de clubs dan voorkomen dat racisme voorkomt op de sportvelden? Van Sterkenburg heeft er wel een oplossing voor. “Je kunt dan denken aan het gebruiken van professionele voetballers als rolmodellen voor jeugdteams. De jeugd kijkt namelijk enorm tegen zo’n rolmodel op. Daarnaast nemen ze meer aan van hen dan van een onderzoeker zoals ik of een organisatie zoals de UEFA of FIFA.”

De UEFA probeert voor elke Europese wedstrijd racisme te bestrijden door middel van de kreet ‘Say No To Racism’. Deze tekst staat op een spandoek en voorafgaand aan de wedstrijd gaan de spelers er mee op de foto en heel af en toe leest de aanvoerder van het team zelfs een verhaaltje op die de UEFA hem opdraagt. Volgens de socioloog is dit geen goed middel. “De spelers lezen dan heel plichtmatig hun tekst op die ze van de UEFA opgedragen hebben gekregen. Daar luistert echt niemand naar. Het zal al veel beter werken als

die spelers zelf hun verhaal verzinnen en vanuit de grond van hun hart het stadion toespreken.”

Utopie

Ondanks de vele oplossingen blijft het racisme onderdeel van de sport, al is het slechts een klein groepje mensen die zich misdraagt. “Het zit gewoon ingebakken in de voetbalcultuur. Als iemand zich racistisch uitlaat, wordt er niet veel protest aangetekend door de mensen die om de racisten heen zitten. Ze gaan er eigenlijk stilzwijgend akkoord mee”, vervolgt de socioloog.

Waarom mensen zich racistisch uitlaten? “Dat gebeurt deels door emoties. Daarnaast komt het voort uit algemene vooroordelen en stereotiepen die leven in de samenleving, die in alle discussies over racisme terugkomen. Als mensen in hun emotie het ergens niet mee eens zijn, dan opent zich vrij gemakkelijk een luikje in hun hoofd waar die stereotiepen en raciale uitingen zich voordoen. Omdat het zo vaak circuleert in de samenleving, is het voor de mensen vrij makkelijk oproepbaar en gebeurt het dus ook.”

‘Ongelijkheid zal altijd blijven bestaan in deze samenleving’

Hoewel het probleem niet vaak in Nederland voorkomt, zal het volgens Van Sterkenburg echter nooit verdwijnen. “Nee, dat is een utopie. Het zal altijd blijven bestaan. De bewustwording zal wel kunnen verminderen bij mensen die zelf vooroordelen en stereotiepen gebruiken. Maar het zal nooit verdwijnen. Er bestaat namelijk altijd ongelijkheid in de samenleving en mensen zullen dat koppelen aan vijandigheid naar andere groepen toe. Racisme vindt plaats op basis van huidskleur, religie, sociale achtergrond, maar ook op basis van man/vrouw. Dat zal voorlopig ook zo blijven.”

7


Elk kind verdient een toekomst Vanaf februari zal voormalig gevangenis De Grittenborgh in Hoogeveen zijn deuren openen als eerste opvangcentrum voor duizend asielzoekers. Deze mensen zijn gevlucht voor het geweld in het Midden-Oosten. De kinderen onder hen hebben naast onderdak, voeding en kleding ook recht op onderwijs. Of volgens Wim van Dijken beter gezegd: ze hebben recht op een hoopvol bestaan. Door Max Veerbeek

Toekomstgericht onderwijs

“Weet je wat het allerergste is voor een kind? Het gevoel te hebben dat je geen toekomst hebt.” Wim kijkt ernstig om zich heen in het lege schoolgebouw. “De tijd van het maar bezig houden van asielzoekerskinderen is allang voorbij. Alleen maar een beetje met ze zitten kleien, wie schiet daar nou iets mee op? Wij willen toekomstgericht onderwijs bieden en deze jonge men-

sen de benodigde tools geven om mee te draaien in de hedendaagse maatschappij. Zij kunnen niks doen aan alle ellende die hen en vele anderen is overkomen. Het zijn volwassen mensen die ideologie boven mensenlevens stellen.”

“Ze moeten binnen een jaar op het niveau van leeftijdsgenoten zitten”

Wim van Dijken is directeur van basisschool De Weidebloem en heeft daar ongeveer tweehonderdzeventig leerlingen onder zijn hoede. Daar komen er vanaf februari zestig bij. Inmiddels is het team compleet en zijn alle facilitaire details geregeld. De echte uitdaging moet natuurlijk echter nog beginnen. “De kinderen die hier komen moeten onze taal leren en binnen een jaar op het niveau van hun leeftijdsgenoten zitten.” Dit lijkt een onmogelijke opgave, maar Wim is positief gestemd. Vanaf dag een

zullen de leerlingen les krijgen in het Nederlands. “Dat begint bij de basis. Ik ben ‘meester’, als je moet plassen ga je naar de ‘wc’. We zullen veel met pictogrammen gaan werken en daarnaast heel veel tijd steken in lezen, schrijven en rekenen. Kinderen pikken een taal snel op. Daarnaast is hun attitude belangrijk. Deze leerlingen willen graag leren en een toekomst voor zichzelf opbouwen.” Wim baseert deze uitspraken op research die hij heeft gedaan in aanloop naar dit project. Zijn hele team heeft zich verdiept in de actualiteit en cultuur van de asielzoekers, die voornamelijk uit Syrië, Irak en Eritrea afkomstig zijn. Hij bezocht bovendien een aantal andere basisscholen voor asielzoekers.

Strenge selectie leerkrachten

Wat hij zag gaf hem genoeg stof tot nadenken. “Deze jonge mensen zo veel meegemaakt. Mogelijk zijn ze gevlucht voor ISIS of ander geweld in hun regio, hebben ze een helse tocht achter de rug en hebben ze familie- en gezinsleden achtergelaten.” Hij verwacht dan ook zeker getraumatiseerde jongelingen te zullen ontvangen. “Maar van wat ik op een school in Ter Apel heb

Het schoolplein heeft een flinke renovatie ondergaan. (Foto: Max Veerbeek) 8


De klaslokalen zijn klaar voor gebruik. (Foto: Max Veerbeek) gezien, kan ik zeggen dat wij als onderwijzers er niet zijn om dat probleem te verhelpen. Daar zijn we ook niet getraind voor. Daar schakel ik maatschappelijk werkers voor in.”

“Je moet goed beseffen dat ze zo weer weg kunnen zijn”

Per groep van vijftien staat er een onderwijzer en een onderwijsassistent voor de klas. Wim is selectief te werk gegaan in hun aanstellingen, want goed kennis kunnen overbrengen isniet de enige vereiste. “Ik wilde leraren en leraressen die flexibel en mentaal hard kunnen zijn. Het kan namelijk heel goed zijn dat het verblijf van veel kinderen hier maar van korte duur is. Als onderwijzer bouw je een band op met de kinderen. Hier moet je goed beseffen dat ze zo weer weg kunnen zijn, binnen enkele maanden, weken of zelfs dagen. Daar moet je tegen kunnen.” Is het dan niet vermoeiend om constant maar bezig te zijn met de basis, en alles te moeten herhalen voor nieuwe leerlingen? “We delen onze groepen in op ontwikkelingsniveaus. Het kan dus heel goed zijn dat er binnen een groep grote leeftijdsverschillen zijn.

Hij geeft aan te verwachten dat ongeveer vijftig leerlingen naar andere bestemmingen zullen vertrekken. Omdat De Grittenborgh een eerste opvangcentrum is, is dit aannemelijk. Het doel is om degenen die langer dan twaalf maanden blijven te laten doorstromen naar het reguliere onderwijs van De Weidebloem. “Dat proces willen we heel rustig op gang brengen en absoluut niet forceren. Denk aan gezamenlijk buiten spelen of het bijwonen van een weeksluiting.”

Het helpt dat beide scholen direct naast elkaar liggen. De Nederlandse leerlingen zijn bovendien heel enthousiast over de komst van de nieuwelingen. Dit geldt volgens Wim ook voor de bewoners van de buurt. “We hebben hen voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en onlangs was iedereen welkom bij de open dag. Het is de vraag of tegenstanders daar op af komen, maar de meeste van de aanwezigen beaamden dat een initiatief als dit bij onze maatschappelijke verantwoordelijkheid hoort.”

Kansen bieden

Dit ideaal heeft Wim naar eigen zeggen overgehouden aan zijn jeugd. “Mijn vader was een chauffeur en mijn moeder een dienstmeid. Beiden gingen ze op hun dertiende van school

af. Toen ik de bassischool afrondde kreeg ik van mijn leraar het advies om naar de LTS te gaan. HAVO was iets voor de zonen van rijke boeren en middenstanders. Uiteindelijk heb ik na de MAVO de HAVO afgerond. Vandaag de dag wil ik kinderen aan de onderkant van de samenleving wel de kans geven om zich te ontwikkelen. Soms zeg ik tegen ouders: ‘Kom op, je kind kan zo veel. Dat je het zelf verkloot hebt betekent niet dat je kind dat ook moet doen.” Hij is verder strijdbaar als het gaat over verbindingen in de samenleving. “Natuurlijk zie ik ook dat de individualisatie overal toeneemt. Dat vertaalt zich in het onderwijs. Het is goed om elk kind leerstof te bieden die aansluit bij zijn mogelijkheden.”

Dit proces, in combinatie met de voortschrijdende technologie, heeft volgens hem echter een keerzijde. “Vanaf februari werken wij met digitale rapporten. Ik voorspel dat ouders binnen enkele jaren de voortgang van hun kinderen maandelijks online volgen. Die behoefte creëren wij met zijn allen. Tegenwoordig zie ik mensen elkaar massaal via Facebook gelukkig nieuwjaar wensen. Waar is het menselijk contact gebleven?”

9


Moderne Devotie:

Godsdienstleraar wil oude tijden doen herleven in Zwolle De binnenstad van Zwolle heeft een rijke historie. Zwolle is niet alleen een oude Hanze-stad, maar was ook in de 14e eeuw al een groot christelijk bolwerk, waar de ‘Broeders van het Gemene Leven’, of ‘Moderne Devoten’ zich afzetten tegen de bestaande kerkelijke ideeën, om zich te focussen op de zorg voor elkaar. Dit gedachtegoed wordt als voorloper van de latere Reformatie gezien, toen de protestanten zich afscheidden van de katholieke kerk. In deze, voor christenen bijzondere, stad is op dit moment de ChristenUnie de grootste politieke partij en ontstaan vele nieuwe, landelijke christelijke initiatieven. Door Rik Kapitein

Mink de Vries is geïnspireerd door de rijke Zwolse historie. Hij weet alles van de Moderne Devotie, zoals die stroming ook wel genoemd wordt, en hij probeert dat gedachtegoed nieuw leven in te blazen. En met succes, zo lijkt het. De Vries hertaalde Thomas a Kempis’ de navolging van Christus in hedendaags Nederlands. De navolging van Christus is hét boek dat het gedachtegoed van de Moderne Devoten verwoordt. Daarnaast is De Vries docent godsdienst in Zwolle en organiseert hij ‘gemeenschapskringen’, die de Moderne Devotie volgen door zich in te zetten voor de wijk waar deze kringen samenkomen. Bovendien zal dit jaar voor het eerst het Devotie Festival plaatsvinden, een festival om de oude historie van Zwolle te vieren. Ik spreek met Mink de Vries af, om een rondleiding langs de belangrijkste historische plekken van Zwolle te krijgen.

Zwolle werd in de 14e eeuw overheerst door de heren van kasteel Voorst, in het huidige Westenholte. Toen de stad daartegen in opstand kwam, moesten er grote katapulten, ‘blijden’, gemaakt worden om het kasteel te kunnen belegeren. Die katapulten konden nergens door een poort in de stadsmuur van Zwolle, dus hebben de Zwollenaren er destijds voor gekozen om een aantal huizen te slopen, om een doorgang te maken. Uiteindelijk werd ridder Van Voorst verslagen, mede dankzij deze blijden. De ruimte die ontstond door het slopen van deze huizen, is lange tijd gebruikt als markt. Het gebouw waarin de Fundatie huisvest is pas veel later, in 1838, gebouwd als Paleis van Justitie. Om die reden past het niet bij de omliggende huizen. “De Broeders van het Gemene Leven’ moesten niets weten van overheersers of machthebbers. De Zwollenaren wilden zo zelfstandig mogelijk zijn”, vertelt De Vries enthousiast. “Het feit dat ze een paar huizen slopen om voorgoed van de overheersende ridder af te komen, laat mij hun mentaliteit zien: zelfstandig en vastberaden!”

Museum de Fundatie

De Vries begint de rondleiding bij museum de Fundatie. Dit museum is gehuisvest in een gebouw dat niet past bij de omliggende huizen; het oogt kitscherig tussen alle oude huisjes. Bovendien staat het pand een stuk naar achteren, waardoor er een klein pleintje voor het museum is gevormd.

De naam van dit plein verraadt al een deel van het verhaal dat hier achter zit: de Blijmarkt.

10

Het standbeeld van Johan Cele

Museum de Fundatie in Zwolle

Cele-centrum en Celeplein

Tegenover de Fundatie, binnen de stadsmuren, is het Celecentrum te zien. Dit gebouw werd vroeger, in de tijd van de Moderne Devotie gebruikt als ziekenhuis voor de leprozen. Daarmee was Zwolle de enige stad waar deze ernstig zieke mensen binnen de stadsmuren werden verzorgd. Zwolle was zelfs dusdanig vooruitstrevend dat de leprozen ook een eigen kapel kregen in de Grote of Sint Michaëlskerk. Het Celecentrum dankt zijn naam aan Johan Cele, ook een Moderne Devoot. Als De Vries over hem gaat vertellen, wordt zijn enthousiasme nog vele malen groter: “deze man was rector van de Latijnse School in Zwolle, en een vriend en volger van Geert Grote”, legt hij uit. De Vries, zelf godsdienstdocent, kent het historische belang van Cele: “als rector vernieuwde hij het onderwijssysteem, door klassen op leeftijd in te delen en examens in te voeren die afgelegd moesten worden voordat een leerling naar de volgende klas mocht. Dit systeem is uiteindelijk overgenomen in het huidige Gymnasium. Bovendien heeft Johan Cele een soort ‘studiefinanciering’ ingevoerd: rijke studenten en burgers betaalden de studie van arme studenten. Zo kon iedereen studeren, ongeacht zijn afkomst.” Johan Cele woonde vlak achter de broeders van het Gemene Leven. Op de plaats waar zijn huis vroeger stond, is nu nog de Celepoort te vinden. Daarachter ligt het Celeplein, waar een standbeeld van Johan Cele staat. Op de vraag wat De Vries precies inspireert in deze verhalen, heeft hij een duidelijk antwoord: “de kerk van nu is in veel gevallen vergelijkbaar met de kerk van toen. In die tijd stond de (katholieke, red.) kerk niet goed bekend; er was veel sprake van corruptie en


zorgen voor elkaar machtsmisbruik. Ook nu staat de kerk lang niet altijd meer goed bekend bij de bevolking. Steeds meer mensen raken teleurgesteld in de kerk, waardoor ze stoppen te geloven in God.” Waar tegenwoordig mensen afhaken van het geloof, gebeurde er destijds iets anders, volgens De Vries: “mensen als Geert Grote en Johan Cele waren het niet eens met de manier waarop de kerk handelde. Zij hebben zich, op hun eigen plek, daar van afgezet. Geert Grote is een nieuwe leer gaan verkondigen, Johan Cele heeft die leer in de kerkbanken gebracht. De kern van die leer is volgens mij ook tegenwoordig belangrijker dan ooit: je bent verantwoordelijk voor je eigen daden, maar samen zorgen we voor elkaar, zodat niemand buitengesloten wordt. De verzorging van de melaatsen hier binnen de stadsmuren is daar een goed voorbeeld van.”

Terwijl De Vries vertelt, lopen we verder. We komen langs de Grote of Sint MichaëlsKerk, in het hart van Zwolle. Die kerk heeft één oneffenheid aan de buitenkant: een klein gebouwtje dat tegen de muur aan geplakt lijkt te zijn. “Dat is precies wat ik bedoel”, legt De Vries uit. “Dat gebouwtje hoort daar niet, maar het is een hoekje in de kerk, waar melaatsen naar binnen mochten. Binnen had je precies uitzicht op de kansel, waar de pastoor iedereen vanaf zegende. Nergens ter wereld konden melaatsen die zegen ontvangen, alleen in Zwolle. Niemand werd buitengesloten.” Ik vraag me af waarom ik hier zo weinig over hoor. Zwolle promoot zichzelf vooral als Hanze-stad, terwijl dit toch een enorm stuk historie lijkt te zijn. “Handel wordt altijd belangrijk gevonden. Bovendien weet iedereen ter we-

reld wat een Hanzestad is”, verklaart De Vries, “maar wat wij vaak vergeten, is dat het boek dat wereldwijd na de Bijbel het meestgelezen boek is, in Zwolle is geschreven. Thomas a Kempis schreef het gedachtegoed van deze Moderne Devoten op, ik heb dat boek hertaald naar hedendaags Nederlands. Opvallend is dat grote wereldleiders dat boek nog steeds quoten in hun toespraken, maar dat Zwolle er geen aandacht aan besteedt.”

Dat blijkt ook uit de internationale belangstelling voor Thomas a Kempis. Toen de beenderen van de heilige een paar jaar geleden werden overgeplaatst naar de Onze Lieve Vrouwe basiliek, was CNN aanwezig om daar verslag van te doen, maar in Nederland haalde het de krant nauwelijks. De Vries vindt dat jammer: “in Nederland, en ook in Zwolle, weten we dit stuk geschiedenis niet op waarde te schatten.”

De gilden

Dat de gelovige gemeenschap veel invloed had in Zwolle, blijkt bij het gemeentehuis. Daar hangt buiten aan de muur een grote plaat, waar twee bladzijden uit het stadsboek op afgedrukt staan. “De gilden hadden coup gepleegd, een ‘stadsgreep’, om het zo te noemen. Ze wilden meer macht, dus dat hebben ze via een geniepig plan weten te bewerkstelligen. Op dit bord zie je echter dat er rode kruizen door die beslissingen zijn gezet: het is het enige moment in het stadsboek dat een beslissing ongeldig is verklaard, en dat komt alleen maar doordat de Moderne Devoten zich hier tegen hebben verzet.”

Verlangen

Als De Vries zo rondloopt en vertelt, blijkt dat hij een duidelijk verlangen

Navolging van Christus: een bestseller Thomas a Kempis schreef tijdens zijn leven verschillende boeken. Het best bewaarde boek daarvan is getiteld ‘De Navolging van Christus.’ Dit boek is in veel verschillende talen vertaald, en is na de Bijbel wereldwijd het tweede meestgelezen boek. In het boek beschrijft Thomas a Kempis hoe hij gelooft dat een christen moet leven. Thomas a Kempis kende de Bijbel uit zijn hoofd, dus het boek staat vol Bijbelteksten. Het boek is geschreven in het klooster van de Agnietenberg, noordelijk van Zwolle. Op de plek van dat klooster is nog een be-

heeft. “Ik hoop dat hier, in Zwolle, dit gedachtegoed opnieuw gaat leven. Dat kerken stoppen met naar zichzelf te kijken, maar dat ze weer doen wat de eerste gemeente in Handelingen 2 (Bijbel, red.) deed: alles met iedereen delen en zorgen voor elkaar.’ Waarom hij dat hoopt? ‘Ik geloof dat dit is wat God van ons vraagt. Niet de regeltjes, niet de kerkgang, maar de zorg voor elkaar.”

“Ik geloof dat we de samenleving verder helpen door hiermee bezig te zijn”

De afgelopen tijd heeft De Vries veel mensen deze rondleiding gegeven: burgemeesters, wethouders, studenten en docenten, maar ook zakenmensen en kerkelijke leiders. Hij vertelt gratis over de geschiedenis van Zwolle, in de hoop dat meer mensen zijn ideeën delen. En hij gelooft dat het werkt: “kerken in Zwolle gaan steeds meer samenwerken, de burgemeesters van Zwolle en Deventer hebben een verdrag ondertekend, waarin ze verklaren dit gedachtegoed meer centraal te zullen stellen, en steeds meer bedrijven en instanties sluiten zich aan bij onze beweging. Ik geloof dat we de samenleving verder helpen door hiermee bezig te zijn, en anderen geloven dat met mij.” Zwolle kent een bijzondere geschiedenis. Het meest bijzondere is misschien nog wel, dat die geschiedenis zo onbekend is bij het grote publiek. Maar dat hoeft niet lang meer te duren, als het aan Mink de Vries ligt. Hij laat de geschiedenis herleven. In de tegenwoordige tijd.

graafplaats, waar een gedenkteken voor Thomas a Kempis staat. De -door de katholieke kerk heilig verklaarde- schrijver en theoloog ligt daar zelf niet begraven: zijn resten liggen in een sarcofaag in de Onze Lieve Vrouwe basiliek in Zwolle. Het boek is een inspiratie geweest voor vele grote leiders, wereldwijd. Uitspraken uit het boek worden nog steeds regelmatig verwerkt in speeches. Paus Johannes Paulus II heeft in de jaren 90 de Nederlandse bisschoppen gevraagd of de Moderne Devotie niet nieuw leven ingeblazen kon worden.

11


Eigen verantwoordelijkheid vluchtelingen heeft tijd nodig Vluchtelingen in Nederland vinden minder snel een baan, dat is volgens Stichting Vluchtelingenwerk zo omdat ze aan hun lot worden overgelaten. In 2010 was nog een stijgende lijn te zien als het gaat om het aantal vluchtelingen met een betaalde baan, maar inmiddels is het aantal werkenden vluchtelingen blijven steken. Dat is volgens Vluchtelingenwerk te wijten en de vergrote verantwoordelijkheid voor deze personen, die wordt opgelegd door de overheid. Als we het hebben over economische integratie, dan bedoelen we de vluchtelingen die erin zijn geslaagd om een betaalde baan te vinden in Nederland. Daarin was jarenlang een stijgende lijn te zien, maar nu stagneert die. Dat vertaalt zich in een kleine meerderheid van 54 procent dat op dit moment werkloos is, terwijl ze wel zouden kunnen werken. Het grootste gedeelte van de vluchtelingen zijn jonger dan dertig jaar. Zij nemen een derde van het totale aantal vluchtelingen in. Het kritiekpunt van Vluchtelingenwerk zijn de hogere eisen van de overheid. “Zij moeten de vluchtelingen eigenlijk helpen in plaats van ze te belemmeren”, stelt Dorine Manson, directeur Vluchtelingenwerk, in de Integratiebarometer 2014. De overheid bood in het verleden Nederlandse taallessen aan, maar dat is sinds 2010 niet meer het geval. Voor de vluchtelingen in Nederland zijn de nodige dingen veranderd. De overheid hielp de naar ons land gevluchte personen enkele jaren terug nog zoveel mogelijk bij de inburgering, maar inmiddels wordt van ze verwacht dat ze meer verantwoordelijkheid te nemen. De migrant moet zelf energie steken in het verkrijgen van onder andere taallessen en het vinden van een geschikte opleiding. “De verantwoordelijkheid is nu eenzijdig en dat is in onze ogen niet de bedoeling”, is het standpunt van Vluchtelingenwerk.

Integratie

Loe Andriol komt als intern begeleider voor AVES (stichting voor primair

12

Door Robin Tibbe

onderwijs) dagelijks in aanraking met jonge kinderen van vluchtelingen. Zij volgen bijvoorbeeld in Luttelgeest primair onderwijs. Door dagelijks aanwezig te zijn op een asielzoekerscentrum kan Andriol een inschatting maken hoe het er aan toe gaat bij de vluchtelingen. Hij ziet juist de voordelen in van de eigen verantwoordelijkheid voor vluchtelingen. Wel onderschrijft Andriol de mening dat het niet zo makkelijk is om te integreren. “Dan kun je goed zien wie er het meeste voor over heeft en wie ook de intentie heeft om zich aan te passen aan Nederland. Ze laten dan zien een betaalde baan te willen.”

“Het is niet zo makkelijk voor vluchtelingen, want er komen verschillende onderdelen kijken bij het integreren. Je moet het echter wel doen als je er bij wil horen en het grootste gedeelte wil dat ook.” Het grootste gedeelte wil integreren en omdat ze zelf de meeste zaken moeten regelen, raken ze beter ingeburgerd. Dat is het standpunt van de overheid. Ze leren voor zichzelf te zorgen in de Nederlandse samenleving en weten, als ze een huis toegewezen krijgen, hoe ze zich moeten zien te redden. Dat was minder het geval toen de overheid nog alles voor ze regelde. “Dat kwam mede door de taalbarrière, die bij de eigen verantwoordelijkheid minder groot hoort te zijn. De vluchtelingen worden gedwongen om de Nederlandse taal te leren, anders lukt het ze niet om zaken zoals een verblijfsvergunning, paspoort en andere documenten te regelen.” Vanwege de toenemende werkloosheid onder vluchtelingen zijn er Kamer-

vragen gesteld aan Lodewijk Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het een open brief stelt Asscher het volgende: “Bij vluchtelingen is de arbeidsparticipatie laag en de uitkeringsafhankelijkheid hoog, wat veelal leidt tot een lage inkomenspositie. Taalachterstand en een niet volledig afgeronde opleiding zijn daar de oorzaak van. Daarnaast blijkt het moeilijk om een stage vinden of aan werk te komen, omdat het netwerk beperkt is of onvoldoende ervaring is opgedaan.”

“Zij moeten de vluchtelingen eigenlijk helpen in plaats van ze te belemmeren”

Wanneer de mensen – volgens FORUM voor een groot deel afkomstig uit Somalië - veel zelf moeten regelen, komen ze meer met anderen in aanraking is het argument van de overheid. Dat betekent een uitbreiding van het netwerk en het automatisch leren van de Nederlandse taal. Bovendien draagt het leren van de Nederlandse taal bij in het beter kunnen volgen van een opleiding waardoor ze later mogelijk een betaalde baan kunnen uitvoeren. Daarmee neemt de uitkeringsafhankelijkheid af. “De overheid steunt overigens wel de mensen bij het proces van integratie. Ze helpen als een vluchtelingen daar om vraagt”, vult Andriol de woorden van de minister aan.


Somaliërs

Zoals aangegeven zijn de Somaliërs één van de grootste groep vluchtelingen in Nederland, wat ook blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit zijn veelal mensen met een lage opleiding en de meesten zijn de Engelse taal niet machtig. “De vluchtelingen met een hoge opleiding worden teruggestuurd, omdat van hen verwacht wordt dat ze zich in eigen land wel kunnen redden. Daarmee houd je de lager opgeleiden over en die lukt het nou eenmaal minder snel om een betaalde baan te vinden”, verklaart Bauke, een medewerker van asielzoekersschool De Wissel, een andere reden van de stagnatie van de economische integratie van vluchtelingen in Nederland. De overheid onderschrijft de mening dat de lager opgeleiden het een stuk

lastiger hebben om te integreren in Nederland. Daarvoor is inmiddels een oplossing bedacht die per 1 januari 2015 van kracht zal gaan. Het gaat om het onderdeel ‘oriëntatie op de arbeidsmarkt’ dat aan de inburgering zal worden toegevoegd. “Het doel is om de inburgeraar beter voor te bereiden op de gang naar de arbeidsmarkt en het werk zelf. Wel wil ik het volgende meegeven: Het inburgeringbeleid is recent veranderd en dat heeft tijd nodig om zich te bewijzen”, stelt Asscher in zijn open brief. Daarmee reageert de minister indirect ook op de stelling van Manson dat “de rijksoverheid verantwoordelijkheid moet tonen en het voortouw dient te nemen”. Wel moet

de vluchteling zelf aangeven te willen inburgeren en de daarbij behorende cursussen te willen volgen. Om de vluchtelingen toch enigszins sturing te geven, hebben de gemeenten de taak om eventuele begeleiding op zich te nemen. Dit is opgenomen in zogenoemde pilots. “In deze opgestelde pilots staan onder meer verwelkoming, het wegwijs maken in de samenleving en voorlichting aan vluchtelingen ten dienste van een snellere integratie”, verklaart minister Asscher de situatie nader. Het vormgeven van de genoemde activiteiten wordt helemaal overgelaten aan de gemeente, waardoor het per gemeente kan verschillen hoe vluchtelingen worden geholpen tijdens hun integratie. Verwacht wordt dat gemeenten zo goed mogelijk helpen om de vluchtelingen aan een betaalde baan te krijgen.

Opleiding

Er komen ook vluchtelingen naar Nederland die wel een goede opleiding hebben gehad, maar eveneens niet aan het werk komen. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan een arts uit een ander land. Met zijn diploma’s kan hij hier niet aan de slag, omdat de papieren in Nederland niet geldig zijn en hier andere eisen gelden. Zij weten zich wel sneller om te scholen dan een vluchteling met een lagere opleiding, die over het algemeen meer moeite heeft om de Nederlandse of Engelse taal onder de knie te krijgen. Bij die volwassenen is bovendien te zien dat kinderen daardoor meer moeite hebben om te integreren, blijkt uit de

integratiebarometer van Vluchtelingenwerk.

“Bij vluchtelingen is de arbeidsparticipatie laag en de uitkeringsafhankelijkheid hoog”

De eigen verantwoordelijkheid moet zowel de lager opgeleiden als de hoger opgeleiden verder helpen. Bij de eerstgenoemde groep worden ze ertoe gedwongen om de Nederlandse taal te leren en een opleiding te volgen, anders komen ze niet aan het werk en blijven ze in de armoede hangen. De hoger opgeleiden pakken meestal het initiatief uit zichzelf en hebben minder moeite met de integratie. “Daarom is het goed dat de lager opgeleiden wel wat meer steun krijgen”, beaamt Manson van stichting Vluchtelingenwerk.

De eigen verantwoordelijkheid voor vluchtelingen brengt dus veranderingen met zich mee, waar op de langer termijn het effect van zichtbaar moet worden. Vanwege de omschakeling wordt het logisch geacht dat er op dit moment sprake is van een stagnerende economische integratie. Vanwege die stagnatie is al wel een maatregel genomen om de lijn sneller omhoog te laten gaan. “De gemeente krijgt duizend euro per vluchteling om ze maatschappelijke begeleiding te geven”, besluit minister Asscher, die zich dan ook maar deels kan vinden in de zorgen die stichting Vluchtelingenwerk zich maakt. De komende jaren gaan uitwijzen wie het bij het rechte eind zal hebben.

“Je moet het wel doen, als je er bij wilt horen, en het grootste gedeelte wil dat ook” 13


“Dat we dit accepteren, is onbegrijpelijk” Ik ga altijd bij mezelf na: kan ik er wat aan veranderen?

De kinderen van nu zijn de toekomst voor later. Dit is een belangrijke zin voor Hubert Rovers. De oprichter van de stichting Geef Racisme de Rode Kaart hoopt dat hij met zijn campagne de jongere generatie bij kan brengen dat racisme niet thuishoort in de samenleving. In dit portret vertelt Rovers onder meer over zijn drang en doelen. Door Rijcko Treep De 48-jarige Rovers kwam twee jaar geleden via een vriend in aanraking met de Engelse stichting ‘Show Racism The Red Card’, die al sinds 1996 bestaat. Hij was er zo van onder de indruk dat hij er een Nederlandse versie van opzette. Vorig jaar april zag deze 14

campagne ‘Geef Racisme de Rode Kaart’ het levenslicht. Een aantal maanden later volgde de start van de actie en deze maand staan de eerste activiteiten voor scholen en verenigingen op het programma. “Ik zie steeds minder dat mensen zich uitspreken tegen racisme,

terwijl het juist in allerlei vormen steeds heftiger wordt in de Nederlandse samenleving. Als ik zie dat racisme alsmaar toeneemt op de sportvelden en dat men alsmaar meer tegenover in plaats van naast elkaar komt te staan, dan maak ik me daar ernstig zorgen over.


De tegenstellingen in de Nederlandse maatschappij worden steeds harder. Vandaar dat ik Geef Racisme de Rode Kaart ben op gaan richten”, aldus Rovers over de aanleiding. Als voorbeeld van acceptatie van racisme noemt de oprichter de Zwarte Pietendiscussie. “Het gaat mij niet alleen om de inhoud daarvan, maar vooral om wat mensen tegen elkaar zeggen op de online platforms. Ik zie dan bijvoorbeeld gewoon puur racisme.” Ook de selfie van de ‘gekleurde’ voetballers van het Nederlands elftal is daar een voorbeeld van. Rovers kan het niet meer zien. “Dat mensen dit soort wartaal accepteren is echt onbegrijpelijk. Dat zegt heel veel over de urgentie van het probleem”, weet Rovers. Inspiratie

Alvorens Rovers aan zijn klus begon als organisator van de stichting, was hij vele jaren actief als directeur van de Stichting Teamplay NAC Breda. Daar begon hij zich vanaf 2007 te bemoeien met de maatschappelijke activiteiten van de Bredase betaald voetbalclub. Zo heeft hij onder meer veel jongeren aangespoord om deel te nemen aan de maatschappij door middel van voetbaltoernooitjes op straat. Dit sloeg bij veel jongeren aan en werd daarom ook een groot succes. “Doordat veel spelers van NAC zich als rolmodel inzetten, hebben veel jonge kinderen een belangrijke inspiratie gehad om mee te doen in de maatschappij. Dat wil zeggen: meer bewegen, zich beter inzetten op school en zich socialer te gedragen. Ons motto is niet voor niets: iedereen doet mee!” In 2013 zwaaide Rovers af als directeur, omdat de visie tussen hem en het bestuur te ver uit elkaar bleek te liggen.

Vanwege de successen van de Stichting Teamplay NAC Breda, bedacht Rovers de stichting Geef Racisme de Rode Kaart, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt als de Stichting Teamplay. Het enige verschil is dat er bij Geef Racisme de Rode Kaart zoveel mogelijk, zo niet alle betaald voetbalclubs zich aan moeten sluiten. “Het doel is om kinderen bij te brengen dat racistische uitlatingen uit den boze zijn. Door middel van de evenementen die we organiseren, zoals interactieve presentaties en estafettes, hopen we dat de kinderen over fair play na gaan denken.” Jeugd

Rovers groeide op in Breda en had daar veelvuldig te maken met discriminatie. Zo werd een oudklasgenoot van hem met een donkere huidskleur op de middelbare school vaak uitgescholden. “In het begin kon hij dat niet hebben en dat hadden de jongens al gauw door. Naarmate hij ouder werd, kon hij het meer hebben. En toen werd het ook wat minder gedaan.”

En meestal is het antwoord ja, dus dan kom ik in actie. Discrimineren is een kwaad iets. Het gebeurt helaas op alle fronten in de samenleving: in de politiek, in de economie, in de sport en ga zo maar door. Daar moet echt verandering in komen.”

“Racisme moet een taboe worden op de voetbalvelden” Toekomst

De oprichter van het project is desalniettemin nog behoorlijk optimistisch over de toekomst. Graag zou hij nog jarenlang deze rol willen vervullen. “Ik wil het liefst zo lang mogelijk actief blijven in de voetbalwereld. Ik ben een enorm liefhebber van deze sport en hoop mijn steentje te kunnen bijdragen dat deze sport minder van dit soort nare taferelen kent. En met de stichting Geef Racisme de Rode Kaart moet racisme een taboe worden op de voetbalvelden”, stelt Rovers.

“Altijd als zoiets gebeurde, werd ik van binnen ontzettend kwaad” “Altijd als zoiets gebeurde, werd ik van binnen ontzettend kwaad. Ik zei er meestal wel wat van, maar daar trokken die jongens zich toch niks van aan”, weet hij zich nog te herinneren. “Ik denk ook dat ik toen te bang was om iets te roepen, want anders was ik zelf de pineut geworden.” Nu, vele jaren later, heeft hij daar geen last meer van. “Als ik iets zie wat me niet zint, dan treed ik direct op. Ik ga altijd bij mezelf na: kan ik er wat aan veranderen?

Hoe goed de bedoelingen ook zijn van Rovers, racisme zal nooit verdwijnen. Hoe zeer hij dat ook betreurt, toch hoopt hij dat het verschijnsel steeds minder voor gaat komen. “Natuurlijk droom ik ervan dat racisme volledig zal verdwijnen in de wereld, maar dat zal helaas nooit gebeuren denk ik. Maar goed, zonder dromen is het leven al gauw saai he!?’’ 15


Foto: Flickr

Al je bezittingen in een plastic tasje Hoe Vluchtelingenwerk Nederland helpt bij het opbouwen van een nieuw leven

Met een plastic tasje in zijn hand dat al zijn bezittingen bevat en een onzekere blik staat de Iraanse Aziz Baho op station Harderwijk. Zoekend kijkt hij rond. Had hij het wel goed begrepen? Is hij wel op de goede plek, op de goede tijd? Dan komt er een klein, blond vrouwtje op hem aflopen. Met een vriendelijke glimlach zegt ze vragend: “Aziz?” Aziz kan alleen maar knikken. De vrouw wenkt hem en samen lopen ze het perron af. Zo is het begin van zijn leven als vluchteling met een verblijfsvergunning van start gegaan. Hoe zal de rest van de reis verlopen? Door Paula Boon

Mensen die hun land verlaten hebben, omdat ze daar niet meer veilig zijn, op zoek naar de mogelijkheid om een nieuw leven op te bouwen in een ander land, noemen we vluchtelingen. Wanneer zij dan in Nederland aankomen en asiel aanvragen, zijn het asielzoekers. Dat is algemeen bekend. Maar wat gebeurt er met deze asielzoekers als zij alle procedures doorlopen hebben en eindelijk het bericht krijgen dat ze hier mogen blijven? “Dan noemen we ze weer vluchtelingen,” vertelt Suzan Numan. Suzan Numan, een kleine vrouw van middelbare leeftijd. Met haar korte blonde haren heeft ze een pittige, maar toch vriendelijke uitstraling.

16

Suzan is een van de vrijwilligers van Vluchtelingenwerk Harderwijk. Haar taak is om vluchtelingen die een verblijfsvergunning gekregen hebben op weg te helpen om de eerste paar maanden in Nederland alles te regelen. “Van administratieve rompslomp tot boodschappen doen en een luisterend oor bieden, het werk is erg divers,” vindt Suzan.

“ Het werk is erg divers”

Vluchtelingen in Nederland In Nederland zijn in 2014 ongeveer 200.000 vluchtelingen te vinden. De meeste vluchtelingen komen uit Afghanistan, Irak, Somalië en Iran, zo blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Vrijwel alle vluchtelingen met een verblijfsstatus hebben de inburgeringscursus voltooid en spreken goed Nederlands. Daar gaat wel wat tijd overheen, natuurlijk. “Gemiddeld is een vluchteling anderhalf tot twee jaar bezig met inburgeren”, vertelt Suzan. “Het ligt vooral aan het niveau dat de vluchteling heeft hoe snel het proces verloopt.” Vluchtelingenwerk Nederland is de


overkoepelende organisatie die zorgt voor alle vluchtelingen met een verblijfsstatus. In bijna elke plaats waar vluchtelingen terecht kunnen komen is Vluchtelingenwerk Nederland actief. Maar het verschilt per regio wat voor en vooral hoeveel hulp er aan deze mensen geboden wordt. “Het ligt vooral aan de hoeveelheid en de inzet van vrijwilligers”, vertelt Anneke Boontje, hoofd van Vluchtelingenwerk Harderwijk. “Daar zit zoveel verschil in, gelukkig hebben we in Harderwijk een relatief groot team vrijwilligers die zich echt inzetten voor dit werk. Maar dat is helaas niet overal zo.”

Het gaat niet altijd goed En dat blijkt wel uit het verhaal van Akilah Beirut, een vrouw die gevlucht is uit Somalië. Ze is pas een paar maanden in Nederland. Nederlands kan ze nog niet, gelukkig kan ze zichzelf verstaanbaar maken in het Engels. Vluchtelingenwerk in de plaats waar zij woont is niet zo goed geregeld. “Ik heb een huis toegewezen gekregen van de gemeente. Ik kreeg ook een lening. Verder moet ik het zelf doen”, vertelt Akilah. En dat kan erg moeilijk zijn, zeker op een plek waar je de regels niet kent en je jezelf niet goed verstaanbaar kunt maken.

“Ik kreeg een huis en een lening”

Inschrijven “De administratieve taken waar wij de cliënten bij begeleiden beginnen op de dag dat ze aankomen in hun nieuwe woonplaats”, vertelt Anneke. Toen Aziz van het station opgehaald werd door Suzan begon dit al direct. “De vluchteling komt aan met een bankpas en zijn verblijfsvergunning, twee belangrijke zaken voor ons, zonder die dingen kunnen we niet verder”, vertelt Suzan. De gemeente heeft al een woning toegewezen aan Aziz. “Dan is het nu zaak dat we je gaan inschrijven bij de Gemeentelijke Basis Administratie”, zegt Suzan tegen hem. Niet-begrijpend knikt hij glimlachend en loopt achter haar aan. Het is voor hem maar moeilijk, dat Nederlands. Al hebben ze in het asielzoekerscentrum

(AZC) wel Nederlandse les gehad. Aziz is daar altijd netjes heen gegaan, hij vond het erg leuk om te doen en ook heel belangrijk voor zichzelf. In het AZC hebben ze hem gezegd dat het vast niet moeilijk voor hem zou zijn om de taal te leren, hij is pas tweeëntwintig jaar en dat maakt hem jong genoeg om de taal nog goed te kunnen leren. Voor oudere vluchtelingen wordt het al een stuk moeilijker, zei de docent Nederlands. Maar toch, die zes maanden Nederlandse les lijken hem nu niet te helpen. Suzan stelt hem allemaal vragen waarvan hij de woorden niet begrijpt. Na de inschrijving bij de GBA volgen nog meer inschrijvingen, aanmeldingen en toewijzingen. Aziz laat het allemaal maar over zich heen komen. “Het is voor de cliënt vaak moeilijk te begrijpen wat er in het begin allemaal gebeurt”, vertelt Anneke. “Wanneer ze goed Nederlands of Engels kunnen spreken proberen we ze zoveel mogelijk zelf te laten doen, maar als de communicatie moeizaam gaat door een taalbarrière, dan moeten wij die eerste taken voor hen doen.” Voor Suzan is dat soms lastig. “Het lijkt me erg naar om niet te weten wat er precies gebeurt en waarom. Maar het moet gebeuren en daar ben ik voor.”

Als Aziz eenmaal ingeschreven, aangemeld en toegewezen is bij alle belangrijke instanties en instellingen kan het echte leven gaan beginnen. “De cliënten krijgen een beurs van DUO voor de inburgeringscursus”, vertelt Anneke. “Daar leren ze de taal, Nederlandse gebruiken en belangrijke (feest)dagen en dergelijke. Die cursus is essentieel voor de vluchteling om goed op te kunnen gaan in de samenleving.” Bij Vluchtelingenwerk Harderwijk worden de vluchtelingen erg gestimuleerd om mee te doen aan deze cursus. De overheid verplicht deze cursus ook aan de vluchtelingen met een verblijfsvergunning. Hulp van de kerk Maar hoe zit dat nou voor Akilah? Want Akilah heeft zichzelf moeten inschrijven bij de gemeente en alle andere instanties. Ze kreeg wel brieven daarover. Maar die brieven kan ze zelf niet lezen in het Nederlands. Gelukkig kan Akilah terecht bij de plaatselijke kerk, daar wordt ze vol liefde opge-

vangen en zijn er mensen die haar op weg helpen. De post voor haar bekijken, haar helpen met de administratie en haar wegwijs maken in het dorp. “Zonder hen had ik het niet gered”, vertelt Akilah. Vluchtelingenwerk is hier tekort geschoten, maar gelukkig kon de kerk haar hulp bieden. Gezinshereniging Nu is het voor Aziz, maar ook voor Akilah, belangrijk dat hun familie ook naar Nederland komt. “Wanneer deze mensen vluchten vertrekt vaak eerst de man”, vertelt Suzan. “Ze verwachten dat hun familie daarna ook snel mag komen.” Maar het vervelende is dat dit vaak niet het geval is. “Kinderen moeten een geboortecertificaat hebben, waar de ouders op vermeld staan. Vaak hebben ze dat niet.” Dan moet via DNA testen bewezen worden dat het echt hun kinderen zijn. Daar gaat meestal veel tijd in zitten en ook een hoop geld.

“Zonder hen had ik het niet gered”

Aziz heeft een vrouw, zij was zwanger op het moment dat hij wegging uit Iran. Zijn zoontje, die nu net een jaar oud is, heeft hij nog nooit gezien. “Ik hoop dat ze snel naar Nederland mogen komen”, zegt hij. De procedure is al in gang gezet. Gelukkig hebben Aziz en zijn vrouw wel een geboortecertificaat voor hun zoon. “Dat zal helpen om de gezinshereniging te bespoedigen”, denkt Suzan. “Maar het kan alsnog zo zijn dat er veel tijd in gaat zitten om hen beiden naar Nederland te laten komen.” Wanneer zij er dan zijn, begint het hele proces van voren af aan. “Ook voor hen moeten alle inschrijvingen en administratieve zaken in orde zijn”, besluit ze.

“Inburgeren kost veel tijd” * wegens privacyredenen zijn de namen in dit artikel gefingeerd.

17


Column Begrijpen is niet begrip tonen Door Max Veerbeek

Ik was onlangs op bezoek bij een bevriend stel van me. Ze waren net ingetrokken in hun nieuwe huisje, dus een kop koffie komen drinken is wel het minste wat je kunt doen. Hij en ik zijn al lang bevriend. Hoewel hij van Molukse afkomst is en ik een Indo ben, is etniciteit eigenlijk zelden een gespreksonderwerp geweest tussen ons. Die avond toevallig wel. Midden in een discussie over hedendaags racisme vroeg zijn vriendin plotseling: “Maar hebben jullie dat dan ook weleens meegemaakt, beledigd worden om je huidskleur?” We keken haar allebei ietwat meewarig aan. Natuurlijk hebben we dat. De oprechte verbazing op haar gezicht was aandoenlijk. “Ik zou zoiets echt nooit kunnen doen”, wist ze nog stamelend uit te brengen. Vijf minuten, een praktijkvoorbeeld en een reflectie daarop later moest zelfs deze lieve meid concluderen dat ze ernaast zat.

Als kind van een Nederlandse vader en een moeder van Indonesische afkomst is het soms lastig om in te schatten hoe andere mensen je identificeren. Ik ben geboren in Nederland, spreek geen Maleis, en heb naast culinaire en culturele gewoonten hoofdzakelijk een Nederlandse identiteit. Mijn huid is echter wel donkerder dan dat van de gemiddelde Hollander die op de Spaanse stranden ligt te bakken. Gevolg: ik word nog weleens meer voor minder Nederlands aangezien dan ik me voel. Eigenlijk vind ik dit zelf niet zo erg. Ik snap dat de mens zijn conclusies baseert op de informatie die voor hem of haar beschikbaar is. Als dit niet toereikend is kunnen er misverstanden ontstaan.

Aan de andere kant heb ik dus ook veel begrip voor mensen in Nederland die zich weleens gediscrimineerd voelen. Als gekleurd persoon ben ik hiermee opgegroeid, ik heb me er (verbaal) tegen weten te wapenen en verder heb ik het deels geaccepteerd. Ik begrijp het, en dat is niet hetzelfde als begrip tonen. In de vele interraciale discussies die ons land rijk is, mis ik dit het meeste bij veel luid roepende of typende participanten. Daadwerkelijk begrijpen waar het sentiment en de standpunten van de tegenstander vandaan komen. Natuurlijk ben je in Nederland vrij om je mening te uiten, maar dat betekent niet dat dit altijd maar gewenst is. Veel mensen zouden er goed aan doen om eens wat meer te luisteren en zichzelf te informeren, voordat ze hun hele omgeving op de hoogte van hun standpunten stellen. Het zou mij in ieder geval een hoop ergernis schelen.

18


Column Leven zonder respect Door Paula Boon

Het respect naar elkaar in deze samenleving is vaak ver te zoeken. Dat begint al wanneer je kijkt in de supermarkt. Kinderen van negen jaar rennen in groepjes van tien door de winkel. Pakken artikelen van de schappen, besluiten dat ze deze toch niet willen en zetten ze ergens anders in de winkel weer terug. Wanneer iemand er iets van zegt, geven ze een grote mond of lachen je recht in je gezicht uit. Maar niet alleen onder kinderen is te zien dat respect naar anderen niet meer zo belangrijk is. Mensen uitten zich naar elkaar, of ze daar andere mee kwetsen of beledigen maakt nog maar weinig uit. Het lijkt wel alsof wij onszelf de laatste jaren steeds belangrijker vinden. En dan vooral belangrijker dan anderen, die niet dezelfde interesses hebben als wij. Die een andere opleiding hebben gevolgd.

Of mensen die uit een andere cultuur komen. Hoe weinig respect is er voor allochtone Nederlanders? Wanneer er iets gestolen wordt uit een winkel, zal als eerste naar de Marokkaanse man in de hoek gekeken worden, niet naar de Nederlandse vent die ondertussen snel de winkel uitglipt. Of dit nu komt doordat wij onszelf zoveel belangrijker vinden dan de rest, of dat de normen en waarden van de Nederlandse samenleving veranderd zijn, vind ik moeilijk om te zeggen. Dat het zo eigenlijk niet kan, dat durf ik wel te uitten. Want hoe kunnen we leven met elkaar, zonder een ander met respect te benaderen?

19


Foto: Flickr

“Ik vluchtte voor mijn eigen man” Hoe Shama Namaz Afghanistan ontvluchtte vanwege degene die haar eeuwige trouw gezworen had

“Na die keer wist ik het gewoon. Ik moet hier weg”, vertelt Shama Namaz, een Afghaanse vrouw van 31 jaar oud. Jarenlang werd zij zwaar mishandeld door haar man. Uiteindelijk werd de situatie ondraaglijk en is zij gevlucht. “Het is niet te beschrijven hoe het voelt om weg te moeten van alles wat je kent en liefhebt, vanwege degene waarvan je dacht dat die er altijd voor je zou zijn.” Door Paula Boon

Shama woont nu drieënhalf jaar in Nederland. Het is een grote vrouw, met prachtige lange zwarte haren en grote donkere ogen. Ze heeft een leuk appartement vlakbij het centrum van Harderwijk, waar ze met veel plezier woont. Kenmerkend aan haar is haar grote, brede glimlach. Deze verdwijnt bijna geen seconde van haar gezicht. Bijzonder, gezien het verhaal dat zij te vertellen heeft.

Toen Shama achttien jaar oud was, werd ze voorgesteld aan een man, Omir Khany. “Mijn ouders zijn niet van de oude denkwijzen. Ik mocht naar school om een opleiding volgen, ook na het basisonderwijs. Ze wilden mij ook niet uithuwelijken. Dat vonden ze ouderwets en niet nodig. Wel stelden ze me vaak voor aan allerlei ‘goede

20

kandidaten’. Dat dan weer wel”, vertelt Shama. “Dat begon al toen ik veertien was, al was het niet de bedoeling dat ik op die leeftijd al een relatie kreeg. Het was meer om mij bewust te maken.”

“ Mijn ouders wilden mij niet uithuwelijken”

De ontmoeting Maar toen kwam de dag dat ze Omir ontmoette. “Het was geen liefde op het eerste gezicht. Zo denk ik niet. Maar ik vond hem wel interessant. Hij is een paar jaar ouder dan ik, dat is gebruikelijk in onze cultuur”, vertelt ze. “We

hebben gepraat. Een paar keer afgesproken. We leerden elkaar en elkaars familie kennen.” Omir leek een goede, deugdelijke man te zijn en Shama en haar ouders vonden dat hij een goede kandidaat was. “Hoewel mijn ouders mij niet uithuwelijken, is hun goedkeuring wel heel belangrijk voor mij.”

“Omir was zorgzaam, lief, niet jaloers aangelegd. Hij had een goede baan, zijn leven liep op rolletjes”, vertelt Shama. “Hij was mijn droom man. We hadden het zo goed samen.” Shama en Omir trouwden en kregen twee kinderen. Een jongetje en een meisje. Toen werd alles anders “De keerzijde kwam eigenlijk al toen we net getrouwd waren. Ik was bezig een opleiding tot dokters assistent


te volgen, maar van Omir moest ik hiermee stoppen toen we getrouwd waren.” Dat is in Afghanistan heel normaal, getrouwde vrouwen horen daar niet te werken. “Hij werd steeds strenger. Ik mocht niet meer zonder hoofddoek over straat, terwijl hij dat eerder geen probleem vond. Hij werd ook dominant. Zijn wil is wet. Ik heb ook een vrij sterke eigen wil, dus ik vond het moeilijk om daarmee om te gaan.”

“ Hij werd steeds strenger”

Van kwaad tot erger Toen de kinderen kwamen werd Omir steeds erger. “Onze zoon kwam eerst. Zonen zijn erg belangrijk in Afghanistan. De jongen werd opgevoed zoals Omir dat voor zich zag. Hij vond dat onze zoon, hoe klein hij ook was, boven mij stond. Ik was het daar niet mee eens. Maar ik zat al zo erg vast in het web van Omir en durfde er niet meer tegen in te gaan.” Wanneer Shama niet luisterde, of iets deed wat Omir niet goedkeurde, werd ze namelijk mishandeld. “Het begon geleidelijk aan met af en toe een klap in mijn gezicht. Maar dat soort dingen gaan van kwaad tot erger. De klappen met een platte hand werden vuisten die mij een blauw oog sloegen. De zachte handen die ik zo vaak liefdevol had vastgehouden werden martelwerktuigen om mijn hele lichaam mee te bewerken.”

“Zijn zachte handen werden martelwerktuigen”

De glimlach vervaagd De grote glimlach die zo kenmerkend is voor deze sterke vrouw begint te vervagen. De herinnering aan deze tijd doet haar geen goed. Er komt een grimmige uitdrukking op haar gezicht. “Hij heeft me meerdere keren het ziekenhuis in geslagen. Een gebroken kaak, gekneusde ribben. Een paar keer heeft mij me knock out geslagen.

Maar ik bleef bij hem, want wat moest ik dan?” Een vrouw alleen wordt niet gauw geaccepteerd in de Afghaanse samenleving. “Bovendien hield ik van hem. Hij was mijn hele wereld.”

En natuurlijk gaat het haar ook om haar kinderen. Hier in Nederland is het normaal dat de kinderen met de vrouw mee gaan, dat die het eerste recht op de voogdij heeft. In Afghanistan zijn de kinderen voor de man. Hoe kon ik hen nou achterlaten?”, zucht Shama. Voor haar kwam het keerpunt toen Omir echt te ver was gegaan. “Hij brandde me al wel vaker met sigarettenpeuken, gewoon voor de lol. Dit keer had hij echter een van zijn messen verhit in het vuur. Hij heeft mijn genitaliën verminkt met dat mes. De pijn die dat deed is niet te beschrijven.” “Ik heb drie weken in het ziekenhuis gelegen daarvoor. Ik heb mijn ouders alles verteld. Ik kon niet meer, ik was op. Zij hebben mij in contact gebracht met de hogepriester van mijn kerk, een goede vriend van mijn vader. Gelukkig geloofde hij mijn verhaal en nam hij mij serieus.” Iets wat niet vanzelfsprekend is in Afghanistan, waar vrouwen nog steeds als ‘minder’ gezien worden. “Hij heeft mijn verhaal opgeschreven. Hij was degene die mij aanraadde om te vluchten.”

“ Hij heeft mijn genitaliën verminkt”

Naar Nederland Na een lange reis, waar Shama niet over wil vertellen, komt ze aan in Nederland. “Ik heb asiel aangevraagd. Ik had al die tijd foto’s en bewijsmateriaal verzameld van de mishandelingen. Daar waren ze heel blij mee in Nederland, want er was genoeg bewijs om mij snel een verblijfsvergunning te kunnen geven.” Binnen vier maanden kreeg Shama haar vergunning en werd haar de gemeente Harderwijk toegewezen. “Daar werd ik op weg geholpen door een hele lieve vrouw van Vluchtelingenwerk, Suzan. Hoewel ik nu allang mijn eigen boontjes kan doppen in

Nederland, heb ik nog steeds goed contact met haar. Dat vind ik heel fijn. Zij helpt mij ook nog steeds met het regelen van de gezinshereniging.” Haar kinderen kon Shama namelijk niet meenemen. “In Afghanistan zijn de regels met betrekking tot een scheiding heel streng. Mijn kinderen kunnen alleen komen met toestemming van hun vader, maar die gaat dat natuurlijk nooit goedkeuren. Ik hoop met behulp van de hogepriester iets te kunnen regelen. Maar of dat gaat lukken en hoe lang dat nog gaat duren… Dat weet ik niet”, zegt Shama met tranen in haar ogen.

“ Ik mis mijn kinderen zo erg”

Gemis Dat is ook wat Shama het ergste vind aan het feit dat ze heeft moeten vluchten. “Ik mis ze zo. En om te leven in de wetenschap dat zij nog steeds bij die vreselijke man zijn. Dat is ondraaglijk”, zucht ze. “Ik weet dat mijn zoon enorm beïnvloed wordt door Omir. Toen ik laatst belde wilde mijn zoon niet aan de telefoon komen. ‘Die hoer hoef ik niet te spreken’, hoorde ik hem zeggen. Toen brak mijn hart.” Shama weet ook zeker dat haar dochtertje mishandeld wordt door Omir. “Maar vanuit hier kan ik niks doen. Mijn ouders houden een oogje in het zeil. En de hogepriester heeft ook een hoop invloed, zelfs bij Omir. Maar er gaat geen dag voorbij dat ik me geen zorgen om ze maak.” Hoewel Shama nu veilig in Nederland is, zijn haar kinderen dat niet. Haar verhaal is er een van velen. Om huis en haard achter te laten is een hele stap. “Voor een moeder om haar kinderen achter te laten, bij een man die gewelddadig is. Dat is het einde van de wereld”, huilt Shama nu. “Maar ik kon niet anders.”

“ Ik kon niet anders”

* Wegens privacyredenen zijn de namen in dit artikel gefingeerd

21


W

COLOFON

HO

Rik Kapitein

CA

Max Veerbeek

RE

Rijcko Treep Robin Tibbe

Paula Boon

22

S


23


You changed the colors of your hair We don’t care You got an A on your test We don’t care You got a new car We don’t care You received a promotion We don’t care Soldiers are dying Innocent people are crying We can try to fight starvation But we are headed to damnation

We care


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.