NOVEMBER 2014 ADVIESPRIJS 5.25
ZORGELOOS
Zorgel o o s 3
editorial
zorg is een bijzonder begrip.
Heeft vast met ziekenhuizen te maken, denk je zeker. Maar zorg gaat veel verder dan de spoedeisende hulp, weet ik nu. In het woordenboek vond ik maar liefst drie beschrijvingen. Ik koos de mooiste uit: wat je doet voor iets dat of iemand die hulp of aandacht nodig heeft. Voor dit tijdschrift hebben we de beschrijving uit het woordenboek dicht bij ons gehouden. Daarnaast hebben we natuurlijk geprobeerd zo zorgeloos mogelijk te werken. Easy going is our middle name.
esther LIDY paula
Toen ik zelf kind was, droeg ik een rugzakje met me mee. Ik werd vaak de klas uitgehaald voor dat extra gesprekje met mijn mentor of een andere betrokkene. Vaak gevolgd door vragende blikken van mijn klasgenoten. Ik denk dat veel leerlingen niet weten wat een rugzakje is. Toch ben ik blij dat ik gewoon op een normale middelbare school terecht kon.
ANNA
Speciaal onderwijs is belangrijk, maar niet voor iedereen weggelegd. Door mijn eigen ervaring heb ik nooit positief aangekeken tegen dergelijke scholen. Echter, voor dit tijdschrift liep ik mee met Rebound Groningen en ben ik het weer gaan waarderen. Extra aandacht is belangrijk en vaak ook nodig.
stan
Dit tijdschrift staat in het teken van jeugd en gezin. Naast onderwijs zal je in dit nummer ook over jeugdzorg, jongerenwerk, eetstoornissen lezen. Dit is natuurlijk niet alles, sla het nummer snel open en ontdek onze verzameling interviews en verhalen. We verzamelden mooie verhalen van nog mooiere mensen. Deze verhalen waren lang niet allemaal zorgeloos, maar daarom niet minder bijzonder. Hoewel we alle zes nauwelijks met de zorgsector van doen hebben, hebben we ons uiterste best gedaan en ik ben trots op onze verhalen. Take Care. ANNA HOFSTRA HOOFDREDACTEUR ZORGELOOS
JORDI
colofon
Esther Bolt, Paula Heeger, Stan Hoff, Anna Hofstra, Jordi Smit & Lidy Uiterwijk Winkel
2 Zo r g e lo os
inhoud. SPHstudenten aan het woord
‘‘Mijn streefgewicht was 25 kilo’’
23
5
Gerrit werd bedreigd
12 26
5
Jongerencentrum BAAZ
15
Naar de Voedselbank: ‘‘Ik had geen andere keus meer’’
Interview: Jongerenwerker Zorgel o o s 3
18
cijfers. 1 op de 10 Nederlandse kinderen leeft in armoede Geschat wordt dat er per jaar 370 op de 100.000 jonge vrouwen anorexia heeft, en 1500 op de 100.000 boulimia
Meiden tussen de vijftien en negentien jaar hebben vaker te maken met anorexia dan andere leeftijdsgroepen
In Europa is het percentage gezinnen met kinderen dat onder de Europese armoedegrens leeft het hoogst in Roemenie, gevolgd door Griekenland, Italie en Letland
In 2013 is er 66.715 keer contact opgenomen met een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) door mensen die in hun omgeving kindermishandeling vermoedden In 2012 ontvingen 103.000 jongeren in Nederland jeugdzorg, de meeste zorg die zulke gezinnen krijgen zijn gesprekken. De jongere blijft in veel gevallen in de thuissituatie omdat het na gesprekken beter kan gaan
Alcoholmisbruik komt bij 18% van de jongeren tussen de 18- en 24 jaar voor. Drugsmisbruik staat met 7% op de tweede plaats
Meer jongeren zijn havo of vwo gaan volgen en minder jongeren het vmbo In Nederland leven gezinnen met kinderen vaker onder de armoedegrens dan huishoudens zonder kinderen
Het aantal gezinnen dat naar de voedselbank gaat stijgt: ten opzichte van 2012 steeg het aantal gezinnen met 30% Bron: Nederlands Jeugd Instituut (NJI), CBS en Voedselbanken Nederland
4 Zo r g e lo os
eating disorders Een eetstoornis is meer dan alleen letten op je gewicht. Maar wat is nu anorexia? En waarin verschilt deze ziekte van boulimia? Pauline (20) en Tessa (18) kampen beide al jaren met een eetstoornis en vertelden hun verhaal.
Zorgelo o s 5
Als leven tot boulimia leidt Ik sta ’s ochtends op, ga naar de badkamer, kijk in de spiegel en besef me dat ik veel te dik ben. Maar ik heb honger. Dus eet ik een cracker met kaas. Maar ik ben te dik, dus eigenlijk kan ik me die cracker helemaal niet veroorloven. Negen van de tien keer steek ik na het ontbijt mijn vinger al in de keel. Daarna kan ik opgelucht ademhalen, daarna ben ik trots op mezelf.
P
auline vertelt over haar jeugd alsof ze over het weer vertelt. Ze werd twintig jaar geleden geboren in een gezin met een broer die toen zes was en een zus van zeven. Ze was het eerste kind dat voor haar ouders écht gewenst was en haar vader droeg haar jarenlang op handen. “Alles deden we samen. Als hij vrij was gingen we op de fiets weg, naar het spoor, naar treinen kijken, of naar een speeltuin. Hij nam alle tijd voor me. Alle herinneringen die ik nog heb van toen ik een jong kind was, zijn met hem”. Haar broer en zus, die geregeld klappen kregen van hun vader, moesten om die reden niets van Pauline hebben. “Ik kan me niet herinneren dat ik als kind veel met mijn broer en zus deed. Ik heb nog wat foto’s, geforceerde foto’s, maar volgens mij waren ze niet dol op me”. Alles verandert als Pauline, toen vijf jaar oud, op een dag met haar broer thuiskomt uit school en haar moeder verdrietig op de bank aantreft. “Mijn vader was er vandoor. Hij had geen zin in nog een zomervakantie met ons. Hij was toe aan rust en dat zat er thuis niet in”. Dat betekende voor haar dat ze op het ene moment op handen gedragen werd en het volgende moment het verwende kleine zusje en de verwende dochter was. “Mijn moeder maakte zich zorgen om geld, maar ze waren over het algemeen erg blij dat hij verdwenen was. Ook toen hij niks meer van zich liet horen. Niemand miste hem, niemand wilde dat hij interesse zou tonen, alleen ik”.
Verhuizen
Ruim een jaar later verhuisde het gezin naar Zwolle. De bedoeling was dat dat een nieuw begin zou zijn, een manier om met zijn vieren een nieuw leven te
6 Zo r g e lo os
DOOR LIDY UITERWIJK WINKEL beginnen. Maar het tegenovergestelde gebeurde. “Mijn moeder maakte ruzie in de buurt, altijd ellende. Joeg de verkeerde mensen tegen zich in het harnas. Dan werden de ruiten weer ingegooid, de hond vergiftigd en ik of mijn broer of zus kreeg klappen”, vertelt Pauline. “In plaats van te proberen de boel te kalmeren, deed mijn moeder alles om het erger te maken. Maakte ze rookbommen die ze bij die mensen door de brievenbus deed. Ik kan me zelfs een keer herinneren dat we allemaal heel laat op mochten blijven maar dat we wel stil moesten zijn en dat alle lichten uit moesten”. Pauline lacht, maar haar ogen lachen niet mee. ”De buurvrouw had haar banken tegen de houten schuur gezet, buiten. Ze kreeg nieuwe banken en de oude werden opgehaald door de ROVA. Mijn moeder vond het een leuk idee om die banken in brand te steken. De houten schuurtjes waren allemaal geschuurd, ze zouden geverfd gaan worden, en het had al een tijd niet geregend. De brandweer moest erbij komen. Ze vond het fantastisch”. Niet lang daarna verhuist Pauline met haar moeder, broer en zus naar de andere kant van Zwolle. Noodgedwongen. Daar was de buurt een stuk rustiger en niet ontvankelijk voor de fratsen van Pauline’s moeder. Na losse contacten krijgt haar moeder ook weer een vaste vriend, een man die in eerste instantie leuk lijkt te zijn, maar uiteindelijk flink tegenvalt. “Na twee maanden kwam hij bij ons in wonen en toen bleek het ineens een vreselijke man te zijn. Ik was toen denk ik een jaar of tien, elf misschien. Hij was op slag de baas. Mijn zus was tot dan de persoon die voor ons zorgde als mijn moeder weer eens verdween, maar hij kwam bij ons in huis wonen en zei dat wij nu weer kind konden zijn. Dat klonk wel lief, maar viel in de praktijk flink tegen. Hij betastte ons, schold ons uit
voor debielen, pakte ons eten af als we het niet verdiend hadden en liet ons dagen zitten met ‘kamerarrest’, waarbij je dus niet van je slaapkamer af mocht”.
Zelfmoord
Pauline’s zus gaat uit huis en haar broer kan het juist wél goed vinden met de nieuwe vriend van haar moeder. En dus staat ze er dan alleen voor. Dingen gaan van kwaad tot erger en als haar moeder bij de rechter af wil dwingen dat haar vriend wettelijk ouder wordt van Pauline, wijst die dat verzoek dan ook af. Zo zijn er verschillende situaties, situaties die Pauline tot wanhoop drijven. “Ik heb op mijn elfde geprobeerd zelfmoord te plegen. Ik heb alle pillen geslikt die mijn moeder in haar medicijnkastje had. Ik wilde écht dood. Maar mijn moeder, zo bleek achteraf, werd als bijzonder labiel aangemerkt en mocht nooit genoeg pillen in huis hebben om zelfmoord te kunnen plegen. Mijn maag werd leeggepompt in het ziekenhuis en buiten dat ik de hele nacht heel veel kleuren tegelijk zag, hield ik er niks aan over. Het werd afgedaan als een schreeuw om aandacht”.
“Negen van de tien keer steek ik na het ontbijt mijn vinger al in de keel” Boulimia
“Ik had helemaal nooit eetproblemen gehad”. Pauline denkt even na. “Nee, echt niet. Ik was er nooit mee bezig. Maar toen werd mijn nichtje geboren en ik mocht haar niet zien. En aan het einde van de zomer kreeg ik ook nog eens ruzie met mijn zus. De eerste keer dat ik mijn vinger in mijn keel stak, was ik eigenlijk heel opgelucht. Ik had zelf de controle genomen”. Het duurde ongeveer een
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
halfjaar voor iemand er wat van merkte. Pauline viel af, maar het ging niet zó snel dat de omgeving het in de gaten kreeg. Maar een paar maanden geleden ging het mis en belandde Pauline in het ziekenhuis. “Ineens zat er een grote plas bloed bij mijn ontlasting. En die buikpijn ging maar niet weg. Ik ben midden in de nacht naar de eerste hulp gegaan, ik dacht dat ik nu echt dood zou gaan. Dat viel uiteindelijk mee, maar de arts had vrijwel meteen door wat er aan de hand was. En dus moest ik weer naar een therapeut”. Pauline, nu twintig, is inmiddels een aantal maanden met therapie bezig. In die zeven maanden heeft ze niet één keer echt met de gedachte gespeeld om te stoppen met overgeven. “Heel weinig mensen weten ervan. Maar de mensen die het weten, waarschuwen me voor de risico’s. Mijn zus is heel hard, die zegt altijd dat ik straks in mijn doodskist tenminste mooi slank ben, maar dat raakt me niet. Ik weet heus wel dat er mensen aan dood gaan, maar ik denk niet dat dat mij zal gebeuren. Ik heb er controle over”, zegt Pauline. Controle
betekent voor Pauline dat ze kan overgeven na een licht ontbijt, na de lunch, na het avondeten. Dat ze, als ze ’s avonds honger krijgt, niet ‘sterk’ genoeg is en zwicht voor een boterham, ook die er weer uitgooit. Soms een dag niet, soms twee dagen niet, maar voor haar gevoel moeten die dagen waarin ze niet overgeeft, altijd weer gecorrigeerd worden.
“Voor het eerst in twintig jaar heb ik de controle over mijn leven en dat is ook wat waard” “Ik vind overgeven echt helemaal niet leuk. Als er een manier was waarop ik veel af kon vallen zónder dat ik daarbij over moest geven, dan deed ik het. Maar dit werkt nou eenmaal het snelst”. Pauline kijkt me aan, afwachtend, zoekend naar afkeuring. “Ik heb geen streefgewicht. Ik ben sinds vorig jaar twintig kilo kwijt en pas nu in maat M. XS zou het mooiste zijn, maar ik weet niet of ik het dan wel
genoeg vind. In de tussentijd eet ik wel gezond, alles wat mijn lichaam op kan nemen tussen dat ik het eet en het er weer uitgooi, moet goed zijn. Zo krijg ik namelijk wel genoeg vitamines binnen. Het komt wel goed allemaal. Weet je, voor het eerst in twintig jaar heb ik de controle over mijn eigen leven en dat is ook wat waard”.
Op dit moment lijden ongeveer 22.000 mensen aan boulimia nervosa. Hier komen in Nederland elk jaar circa 2200 mensen bij. 95% van de mensen die aan boulimia lijdt, is vrouw. Van alle mensen met boulimia heeft 30% na een jaar nog steeds boulimia, 35% heeft een andere eetstoornis en 35% heeft geen eetstoornis meer. Ongeveer 1% van de patiënten overlijdt aan de gevolgen van boulimia (door een verslechterde conditie van het lichaam of door zelfmoord). Een eetstoornis duurt gemiddeld 6 á 7 jaar, de weg naar genezing is langdurig en de kans op terugval blijft aanzienlijk; boulimia wordt chronisch bij één op de vier mensen.
Zorgel o o s 7
“Mijn streefgewi Tessa (18) kampt al sinds haar veertiende met verschillende eetstoornissen. Al is ze inmiddels van het ergste af, ze vindt het nog steeds ontzettend moeilijk om een goed eetpatroon voor zichzelf te vinden. “Inmiddels ben ik behoorlijk aangekomen, maar ik durf niet meer te beginnen met af te vallen. Ik ben bang dat ik er dan weer in doorsla.” DOOR ANNA HOFSTRA
T
essa is geboren in Engeland, maar in 2005 kreeg ze van haar ouders te horen dat ze naar Nederland zouden verhuizen. “In Engeland was mijn leventje perfect. Ik was gelukkig, had vrienden en maakte me nergens zorgen over. Toen ik hoorde dat we gingen verhuizen, brak mijn hart. Ik vond het vreselijk en nog steeds wil ik het liefst terug naar Engeland. Ik heb een hekel aan Nederland.”
“Al vanaf mijn elfde voel ik me depressief”
Uiteindelijk verhuisde Tessa in 2007 naar Nederland, waar ze meteen in het diepe werd gegooid. “Ik ging naar groep 8 op een Nederlandse basisschool, maar omdat ik nog geen woord Nederlands sprak, werd ik vaak gepest. Ik had wel wat vrienden, maar alles ging heel moeizaam. Uiteindelijk heb ik beetje bij beetje de taal wel geleerd, maar inmiddels praat ik beter Nederlands dan Engels en dat vind ik wel heel erg.” “Het grootste gedeelte van mijn schooltijd zat ik vooraan in de klas, zodat niemand zou zien dat de tranen over mijn wangen rolden. Ik vond het zo erg, ik huilde de hele dag door. Als ik thuis kwam van school, ging ik huilend in bed liggen. Al vanaf mijn elfde voel ik me zo depressief dat ik soms zelfs zelfmoord wil plegen. Omdat ik de taal niet beheerste, dacht ik vaak dat ik gepest werd en later, toen ik het wel begreep, bleek dat ook echt zo te zijn.”
“Als ik was doorgegaan met afvallen, was ik doodgegaan” 8 Zo r g e lo os
“Ik had altijd al gekke eetgewoontes”
Het is voor Tessa niet helemaal duidelijk wanneer haar eetstoornis precies begon. “Opeens was ik constant met eten bezig. Ik sloeg steeds vaker maaltijden over en als ik wel moest eten, als mijn ouders er bijvoorbeeld bij waren, braakte ik daarna de hele maaltijd er weer uit. Ik zette de muziek keihard aan, zodat niemand wat zou horen. Ik had allerlei trucjes om niet of minder te eten. Ik droeg bijvoorbeeld altijd een elastiekje om mijn pols. Als ik dan honger had of bijna ergens een hapje van at, trok ik hard aan het elastiek, zodat het zou terugkaatsen op
mijn pols. Dit was een soort waarschuwing, ik mocht niet eten en moest sterk blijven en doorgaan. Zonder te eten.”
“Als ik op een feest je was, keek ik altijd op de verpakkingen en vroeg ik aan iedereen wat er allemaal in die taart zat” “Thuis zijn wij veganistisch. Ik ben dus altijd al bezig geweest met wat ik wel en niet mag eten. Als ik op een feestje was, keek
cht was 25 kilo” ik altijd op de verpakkingen en vroeg ik aan iedereen wat er allemaal in die taart zat. Ik was ook altijd bezig met gekke eetgewoontes, dan ging ik samen met mijn toenmalige vriend heel veel of juist helemaal niet eten. Gewoon, voor de grap.”
“Als ik was doorgegaan met afvallen, was ik doodgegaan”
“Ik weet niet of mijn ouders wat door hadden, maar pas in maart 2012 zeiden ze er voor het eerst wat over. Mijn eetstoornis was toen ongeveer twee jaar bezig. Volgens mij hadden mijn ouders het al veel langer door, maar ze zeiden nooit wat. Ik woog toen 40 kilo, mijn streefgewicht was 25 kilo. Als ik daarmee door was gegaan, was ik doodgegaan voordat ik het gehaald had.” “In april of mei 2012 ben ik voor het eerst opgenomen in Accare (centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie, red.). Ik volgde daar een dieetmanagement, maar er werd niets gedaan aan therapie of achterliggende redenen. Ik leerde alleen weer eten, maar eigenlijk werd het probleem niet opgelost. Waarom je daar was, deed er niet toe. Het enige dat er toe deed, was zo snel mogelijk beter worden.”
“Mijn dag bestond uit eten, braken, eten, braken en eten en braken”
“Toen ik eenmaal weer gewend was om te eten, sloeg mijn eetstoornis de andere kant op. In plaats van niets te eten, had ik nu last van eetbuiten. Ik had een vriend die al op zichzelf woonde, als hij niet thuis was, ging ik vaak naar zijn
appartement om stiekem en in alle rust ontzettend veel te eten om het er vervolgens weer uit te braken. Als ik een vrije dag had, bestond mijn hele dag uit eten en braken. Ik weet niet precies hoe en wanneer ik er mee ben gestopt, maar ik heb geen therapie meer gevolgd.”
“Ik heb geen wenkbrauwen meer. Vaak pluk ik onbewust al mijn haren weg” Momenteel heeft Tessa nog veel moeite met voeding. Ze vind het lastig om een goed eetritme te ontwikkelen. Ze heeft nog steeds last van eetbuien, maar kan ook zomaar een dag niks eten. Ook heeft ze nooit aan haar achterliggende problemen kunnen werken. “Er zijn een hoop dingen, zoals de verhuizing en het gepest, die ik nooit goed heb kunnen verwerken. Ik denk dat dit nog steeds een grote rol speelt, ik wil er dan ook graag wat aan doen”.
“De eetstoornis zal altijd in mij zitten”
Tessa heeft veel psychische problemen, waarvan ze zich zelf ook goed bewust is. Zo vertelt ze last te hebben van trichotillomanie. Dit is een dwangstoornis waarbij je, bijvoorbeeld ten tijde van stress, haren uit je hoofd plukt. “Ik heb geen wenkbrauwen meer. Vaak pluk ik onbewust al mijn haren weg. Ik vind dit vreselijk en ben bezig nu eindelijk een goede therapeut te regelen. Ik wil graag van mijn problemen af, maar ik ben ook bang dat er
straks weer wat nieuws begint, als ik kan stoppen met mijn wenkbrauwen plukken. Ik denk niet dat ik ooit van mijn problemen af kom, de eetstoornis zal altijd in mij zitten. Ik hoop nu vooral dat ik een manier vind om er mee om te gaan.” Wegens privacyoverwegingen is er een andere naam gebruikt.
DE FEITEN Er zijn een hoop verschillende eetstoornissen waar niemand wat van af weet, maar van de twee bekendste heeft iedereen weleens gehoord. Anorexia nervosa houdt in dat je constant bezig met het zoeken naar manieren om minder te eten. Tussen de 5 en 10 procent van de anorexiapatiënten overlijdt aan de ziekte. Ongeveer 25 procent van de patiënten geneest nooit en kampt dus levenslang met een eetstoornis. De weg naar genezing is lang en een terugval is aanzienlijk. Wanneer je kampt met boulimia nervosa ben je sterk geobsedeerd met het eten van teveel voedsel, om dit kort daarna weer uit te braken. Ongeveer 1 procent van de patiënten overlijdt aan boulimia. Van de boulimiapatiënten heeft 30 procent na een jaar nog steeds boulimia, 35 procent lijdt na een jaar aan een andere eetstoornis.
Van alle psychiatrische ziekten overlijden de meeste mensen aan Anorexia Nervosa.
Zorgelo o s 9
“Het is tragisch, maar ik ben die jonge coma-drinkers gewend’’ De tactiek van een sociaal hulpverleenster
Klak. Klak. Klak. Zo klinkt het door de gang bij Bureau Jeugdzorg. Het is het geluid van de hakken van een 15-jarig meisje. Een meisje dat vier dagen eerder nog in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen lag omdat ze zichzelf in coma had gedronken. Vandaag is ze hier voor haar eerste gesprek met medewerkster Edith Haan. DOOR JORDI SMIT
W
e gaan twee uurtjes terug in de tijd. Ontspannen zit Edith Haan aan een kleine ronde tafel. Ze heeft een hele stapel papieren voor zich. Stapels papieren met informatie die ze straks gaat gebruiken voor haar eerste gesprek met het slachtoffertje . Nu is ze hier om uit te leggen hoe ze zo’n gesprek aanpakt: ‘’Dit is de eerste keer dat ik mijn ‘tactiek’ uit de doeken doe aan een journalist, dus luister goed’’, zegt ze met een glimlach op haar gezicht.
Grote hoeveelheden alcohol
Het gebeurde tijdens de nacht van Roden. Een nacht die wordt georganiseerd als afsluiting van de jaarlijks terugkerende markt van Roden. Een nacht waar jongeren tot in de vroege uurtjes drinken en feesten. Steeds jonger doen ze dit blijkbaar. Dit jaar zijn er kinderen van 14, 15 en 16 jaar in coma beland. Jongens en meisjes van deze leeftijd moeten de laatste jaren steeds vaker in het ziekenhuis worden opgenomen, met als oorzaak het nuttigen van grote hoeveelheden alcohol. Voor Haan is het zeker niet de eerste keer dat ze met een jong coma-gevalletje gaat praten. Met dit bijltje heeft ze al eerder gehakt: ‘’Het is tragisch om te moeten zeggen, maar inderdaad, ik ben er aan gewend.’’ Naast het (in dit geval) meisje worden er meestal ook gesprekken gevoerd met de ouders en eventueel andere familieleden.
“Voorbereiding is alles” In dit specifieke geval is er al gesproken met de ouders: ‘’De ouders waren, uiteraard, enorm geschrokken en hadden dit nooit van hun kind verwacht. Dat is zoals het meestal gaat. Er zijn vriendjes of vriendinnetjes bij en in een groep zijn kinderen eerder geneigd om dingen te doen die ze normaal niet zouden doen.’’
1 0 Zo r g e lo os
Tactiek
Dan die zogenoemde ‘tactiek’ van Edith Haan. Die blijkt een heel belangrijke fundering te hebben: Voorbereiding. ‘’Voorbereiding is alles’’, zegt Haan. ‘’Ik probeer zoveel mogelijk informatie over het meisje in kwestie te verzamelen. In dit geval heb ik al met haar ouders gepraat en contact gehad met verschillende mensen op haar school. Dit doe ik zodat ik een beetje een beeld heb van wat voor type meisje het is. Waarom dat belangrijk is? De hele manier van converseren hangt er vanaf. Is het een verlegen meisje, dan zal ik het gesprek voorzichtig beginnen.
“Het is tragisch om te zeggen, maar ik ben er aan gewend” Er eerst voor zorgen dat ze zich een beetje op haar gemak voelt. Is het een meisje dat haar mondje vooraan heeft? Dan zal ik het gesprek op een iets hardere manier starten.’’ Het moeilijkste van dit vak? Daar kan Haan niet direct antwoord op geven: ‘’Er zijn meerdere dingen die moeilijk zijn: ouders die tegenwerken, het kind zelf dat niet wil. Ik probeer in gesprekken op zoek te gaan naar de oorzaak van het desbetreffende gedrag. Hoe komt het dat ze zoveel zijn gaan drinken? Was het onder druk van vriendjes? Geven ouders het slechte voorbeeld? Dat zijn vaak moeilijke vragen die niet voor iedereen prettig te beantwoorden zijn. Een voorzichtigere aanpak waarin je geleidelijk naar dit soort vragen toewerkt, werkt in mijn ervaring vaak het beste.’’
Een stukje ervaring
Toch is geen enkel gesprek hetzelfde, stelt Haan: ‘’Natuurlijk is er wel een grote lijn die je moet volgen in situaties als deze. En die grote lijn die kun je bijvoorbeeldleren op een SPH-opleiding. Maar ik ben van mening dat je vooral over het juiste
gevoel moet beschikken. Een gevoel voor wat je moet zeggen en voor welke toon je moet aanslaan op welke momenten. Dat is iets wat deels in je moet zitten en wat je deels kunt leren in de praktijk. Ik zit nu, even kijken, 17 jaar in het vak en ik voel zoiets nu beter aan dan tien jaar geleden. Een stukje ervaring.’’ Klak. Klak. Klak. Daar gaan de hakken weer. Richting de uitgang van Bureau Jeugdzorg. Het is het einde van de middag. Het gesprek met mevrouw Haan heeft ongeveer een uurtje geduurd. Het zal het begin zijn van een reeks wekelijkse gesprekken. Bureau Jeugdzorg stuurt er op aan dat er in dit soort gevallen voor enkele maanden een soort van begeleiding plaatsvindt in de vorm van deze gesprekken. Mits de ouders hier achter staan. In gevallen waarbij het kind in kwestie vaker teveel alcohol drinkt zal er contact opgenomen worden met andere hulpverleners die in sommige gevallen ook thuis of op school langskomen om een spreekwoordelijke vinger aan de pols te houden.
Enorme stijging jonge comagevallen In het jaar 2013 zijn er 762 jongeren met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis opgenomen. Het gaat hierbij om kinderen in de leeftijd van twaalf tot en met zeventien jaar. Als we dit vergelijken met het begin van deze eeuw is de stijging schrikbarend. In het jaar 2000 waren er slechts vijftig van deze gevallen. Sindsdien is het aantal comagevallen elk jaar gestegen. De gemiddelde leeftijd van de comazuiper in 2013 was vijftien jaar. Ze hadden gemiddeld 1,88 promille alcohol in hun bloed en lagen een kleine drie uur in coma. Dit blijkt uit cijfer van het NSCK, het Nederland Signalerings Centrum.
VERHALEN Achter de Voordeur
JaIk probeer hallo. hier iemand te helpen
Gerrit werd bedreigd
&
>>> Zorgelo o s 11
Ja hallo, ik probeer hier gewoon iemand te helpen
Omdat het allemaal nog wel eens uit de hand kan lopen
M
oek en Gertjan stappen moedig de regen in. Paraplu mee, tas op de rug en stevig de pas erin. Sociaal Team Hoogezand doet niet aan auto’s. “We lopen hier door de buurt, zo leer je iedereen kennen”. Drie huisbezoeken staan er op de lijst. Tijdens de wandeling door de regen wordt er kort en luchtig overlegd over de desbetreffende cliënten. Moek werpt me ineens een serieuze blik toe. “Deze meneer heeft schulden en is soms agressief. Hij heeft niet om onze hulp gevraagd, en het kan nog wel eens uit de hand lopen”.
DOOR ESTHER BOLT Volgens de Nationale Enquete Arbeidsomstandigheden voelt 31,5 procent van de werknemers binnen de zorg zich wel eens geïntimideerd door een cliënt. 20,9 procent heeft wel eens te maken met lichamelijk geweld door een cliënt. De werknemers binnen de zorg zijn hiermee de koplopers binnen deze categorieën. Maar wat nou als zoiets jou overkomt?
Risico
“We krijgen geen risicogeld”, vertelt Gertjan hoofdschuddend terwijl hij een stoepje afstapt. “Ik zat een keer alleen op kantoor. Was er iemand vergeten de voordeur op slot te doen, stonden er ineens vier nogal forse kerels voor mijn bureau die een beetje boos waren. Ja, dan schrik je toch wel even”. Hulpverleners in de gehandicaptenzorg krijgen meer geld uitgekeerd dat maatschappelijk werkers. De kans dat zij met geweld te maken krijgen is simpelweg veel groter. Huub Buijssen is psycholoog, schrijver van het boek ‘Aangeslagen, traumatische gebeurtenissen van maatschappelijk werkers’ en geeft trainingen over traumaopvang binnen de zorg en welzijn. “Bedreigingen op de werkvloer komen zo vaak voor. Maar niet alleen in de zorg. Ook caissières bij de Albert Heijn of buschauffeurs. De kans dat het je overkomt is relatief te klein en daarom wordt er ook geen risicogeld uitgekeerd”. Moek en Gertjan houden even halt om te kijken of ze in de op elkaar lijkende straten wel de goede kant op gaan. “We hebben ook een collega die al een poos niet meer aan het werk is omdat hij is be-
1 2 Zo r g e lo os
dreigd”, mompelt Moek, vervolgens kijkt hij omhoog naar een naastgelegen flatgebouw. “Ja dit herken ik, volgens mij moeten we nog twee straten verder”Volgens Buijssen is het belangrijk dat je na een traumatische ervaring als een bedreiging of lichamelijk geweld nooit direct naar een psycholoog moet gaan. “Dan ga je aan jezelf twijfelen. Je gaat denken dat niet sterk genoeg bent, en op zo’n moment zijn dat dingen waar je juist niet aan moet denken, als het echt niet meer gaat schakel dan pas de psycholoog in. Heb het er eerst met je omgeving over en kijk wat je werkgever voor trainingen of cursussen te bieden heeft”.
Wat als ik nou straks wel een stoel naar mijn hoofd krijg? We lopen een wat aftands straatje in. Vuilniszakken, vernielde prullenbakken en een hoop mensen op de portiektrappetjes. “Niet de beste straat”, beantwoordt Gertjan mijn vragende blik. De flat waar we moeten zijn is niet ontzettend hoog, maar alle voordeuren lijken op elkaar en het gebouw heeft dringend een opknapbeurt nodig. We lopen naar de bel, we moeten naar de bovenste verdieping. “Het is nog maar de vraag of hij ons er überhaupt in laat”, zegt Moek. De bel gaat, Moek vertelt wie er voor de deur staan en dan gaat de zoemer. De deur is open, nu nog vier trappen omhoog. Ik stap met knikkende knieën naar binnen.Wat als ik nou straks wel een stoel naar mijn hoofd krijg?
En toen liep het uit de hand
Buijssen hanteert in zijn trainingen drie strategieën voor drie mogelijke trappen. Trap 1 is fel kritiek krijgen van de cliënt. Trap 2, als de cliënt gaat schreeuwen of je begint te beledigen en Trap 3 gaat over het hoogste geweld, denk hierbij aan lichamelijk geweld maar ook als een cliënt een wapen op je richt. “Bij Trap 1 is het belangrijk dat je laat weten dat je de kritiek van de cliënt begrijpt”, vertelt Buijssen. Op dit punt willen cliënten vaak niets anders dan begrepen worden. Geef aan dat je ze begrijpt, ga er pas tegenin of leg pas uit waarom het
niet anders kan als de cliënt duidelijk weer gekalmeerd is. “Door er direct tegenin te gaan met, ‘ja maar meneer’, wordt de situatie alleen maar erger”, aldus Buijssen. Wanneer mensen tegen je gaan schreeuwen of beginnen je te bedreigen dan ben je bij Trap 2. “Het enige wat je hier kunt doen is duidelijk zeggen dat je hier niet van gediend bent”. Geef aan dat je er niet bent om te schreeuwen, maar dat je hier bent om de cliënt te helpen. Trap 3 staat voor het hoogste geweld en hier staat je eigen veiligheid voorop. Geef toe aan alles wat de cliënt zegt, blijf rustig en probeer zo snel mogelijk in veiligheid te komen. “Het is hier ontzettend belangrijk dat je je eigen veiligheid voorop blijft stellen”, benadrukt Buijssen.
Ik sta hier toch verdorie iemand te helpen
We staan voor de deur. Moek klopt aan en leunt tegen de deurpost. Gertjan staat op zijn gemak te wachten totdat de deur opengaat, en ik sta in de hoogste vorm van paraatheid duizend scenario’s te bedenken over hoe het wel niet uit de hand kan gaan lopen terwijl het zweet met zeeën over mijn voorhoofd loopt. De deur gaat open. Er staat een kleine man voor deur, hooguit net zo groot als dat ik zelf ben. Hij kijkt me onderzoekend aan en geeft me dan met een voorzichtige glimlach een hand. Ik stap een stuk zelfverzekerder de drempel over. We staan hier toch verdorie om die man te helpen, bovendien ben ik met twee grote sterke mannen, kom op zeg.
Aangeslagen, traumatische ervaringen van maatschappelijk werker Huub Buijssen (1953) is psychogerontoloog, gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog. Hij schreef vele boeken waaronder ‘Dementie, een praktische handreiking voor de omgang met Alzheimer patiënten’, ‘Traumatische ervaringen van verpleegkundigen, als je beroep een nachtmerrie wordt’, en het boek ‘Aangeslagen, traumatische ervaringen van maatschappelijk werkers’. Dit boek beschrijft de nasleep van geweldsincidenten en hoe deze zoveel mogelijk te beperken zijn. Tot slot geeft hij traumatrainingen in de zorg en welzijn.
“Hij zei dat hij ons huis in de brand zou steken” De kinderen bleven vragen of hij echt niet ineens voor de deur zou staan
Al vanaf 1990 werkt Gerrit in de zorg. Eerst bij de dak- en thuislozenzorg in Utrecht en een jaar later ging hij aan de slag als hulpverlener in de verslavingszorg. Bijna wekelijks krijgt hij te maken met zowel verbale als non-verbale dreigingen.
“
Ik weet nog dat het laat was. Ik werkte op dat moment bij de dak- en thuislozenzorg in Utrecht. Er lag een man te slapen in de wachtkamer, hij had overduidelijk drugs gebruikt en lag zijn roes uit te slapen terwijl wij ons uiterste best deden om een opvang voor deze meneer te vinden. Uiteindelijk moest ik hem twee dingen gaan vertellen. Een, dat hij wakker moest worden en twee, dat we geen opvang voor hem konden vinden. Hij werd woest, en het volgende moment vloog er een stoel door de lucht, richting mijn hoofd. En dan schrik je wel even. Mijn collega en ik hebben hem uiteindelijk de deur uitgekregen. Op dat moment is zo’n situatie vrij heftig, maar de stress komt na die tijd pas. Die man is de wachtkamer wel uit, maar staat nog wel voor de deur te schreeuwen. De buren worden wakker en gaan zich er ook mee bemoeien want ja, hoe haal je het in je hoofd om zo’n man zomaar op straat te zetten? Maar zulke dreigingen zijn niet persoonlijk, ze zijn gericht op de organisatie waar ik op dat moment voor werk. En op zo’n moment besef ik dat, gelukkig, heel goed.
Sinds 1991 werk ik in de verslavingszorg. Een plek waar je de spanning en dreiging toch opzoekt. Je zoekt bewust het conflict op. Het is een uitdaging. Persoonlijk ben ik een conflictmijder. Thuis zou ik de discussie niet aan gaan, dan ben ik niet op zoek naar conflict. Zo ben ik niet. Maar op mijn werk zie ik het juist als een uitdaging. Om problemen draadje voor draadje los te peuteren. Helemaal door het gaatje te gaan. Dat vind ik interessant. Je komt achter de problemen en gaat samen opzoek naar een oplossing. En dat levert soms conflicten op. Je raakt aan de spanning en dreiging gewend.
“Ik weet dat het soms heftig is, maar het is een uitdaging en je doet het toch” Ik keek laatst naar een motorcrosswedstrijd. Ze weten van de risico’s die ze lopen, maar stappen toch op hun
motor. Zo is dat bij mij ook. Ik weet dat het soms heftig is, maar het is een uitdaging en je doet het toch. Twee jaar geleden belde een familielid van een cliënt. Hij was boos, en alles wat er was gebeurd, was mijn schuld. De voorafgaande week had ik een pittig gesprek gehad met een cliënt. Het ging over onze visie over zijn huidige situatie. Hij was het er niet mee eens en verliet boos het kantoor. Blijkbaar had hij lopen klagen bij een familielid, die helemaal klaar was met het gezeur en vervolgens mij voor alles de schuld gaf. Vanaf toen begon het stalken.
“Vannacht sta ik in je slaapkamer” Hij belde regelmatig op, en vertelde dat hij boos op me was en dat alles mijn schuld was. En ook mijn gezin kreeg ervan langs. Ik heb een vrouw en vijf kinderen waarvan de jongste toen acht jaar was. Ook als zij de telefoon opnam vertelde hij hoe slecht ik dingen had afgehandeld en hoe boos hij was. Mijn vrouw en ik hebben geprobeerd redelijk met hem te praten, maar hij wilde er niks van weten. Uiteindelijk gingen de tirades over in bedreigingen. “Ik sta bij de benzinepomp en kom zo je huis in de brand steken”, of “Vannacht sta ik in je slaapkamer”. Zulke bedreigingen komen heel dichtbij. En hoe dichterbij ze komen, hoe lastiger het was om het te relativeren. Dan lig je ’s nachts in bed toch continu om je heen te kijken. We belden de politie, tevergeefs. Ze wilden niks doen, de dreiging was voor hen niet heftig genoeg. Nu snap ik dat wel, voor mij was de dreiging wel daadwerkelijk reëel, maar voor hen niet. Ik merkte aan de kinderen dat ze bang waren. Ze bleven er over praten, en vertelde het aan iedereen die het maar wilde horen. Daarnaast waren ze continu opzoek naar zekerheid: ‘Komt hij echt niet bij ons thuis?’. Dat is toch anders dan een boze dakloze die een stoel naar mijn hoofd gooit. Uiteindelijk hebben we KPN gebeld en een
geheim nummer genomen. Snel geregeld en de telefoontjes hielden direct op. Ik denk dat veiligheid op het werk met relatie heeft te maken. Contact met de cliënten.
“Het volgende moment vloog er een stoel door de lucht” Wanneer je in staat bent om een relatie op te bouwen, cliënten het gevoel te geven dat ze gehoord worden, serieus genomen worden en je ze op hun gemak laat voelen. Dan ben je automatisch een stuk veiliger. Ik zie een hele hoop van mijn oude cliënten nog regelmatig. Ik ga bij ze op de koffie, of ze komen bij mij koken. Maar dan ben niet meer de hulpverlener, maar als vriend. Relaties moet je opbouwen, en kun je zeker niet zomaar afbreken als de zaak erop zit. Ze gaan door, ook buiten je werk. Ik heb er nooit aan gedacht iets anders te gaan doen, nooit. Ik houd van mijn werk. Je werkt samen ergens naar toe. Je doet het niet zomaar. Natuurlijk zullen er soms dingen zijn die je demotiveren. Zoals cliënten die uiteindelijk toch weer terugvallen in hun oude patroon, of bedreigingen en geweld. Maar als je kijkt naar wat je allemaal wel bereikt, dan zijn er genoeg andere dingen die het het wel waard maken. Als je tijdens je opleiding al angstig tegenover dreigende situaties staat, dan moet je jezelf afvragen of je het vak wel in wilt. Het hoort er nu eenmaal bij.”
Andere hulpverlening Stichting Hulpverleners Respect meldt dat 75 procent van de verpleegkundigen, 73 procent van de agenten, 44 procent van de brandweermannen en 75 procent van het ziekenhuispersoneel wel eens beledigd of bedreigd is.
Zorgelo o s 13
wat als je zelf moet zorgen? Het was twaalf uur, ik lag net in bed. Ik hoorde iemand naar boven komen. Mijn broertje deed voorzichtig de deur open: “ Esther je moet even komen, papa belde net”. Ik liep zachtjes de overloop op waar mijn zusje al slaperig in haar ogen stond te wrijven. “Er is iets mis met mama, ze heeft een hartaanval gehad”, vertelde mijn broertje voorzichtig. Vanaf toen ging alles eigenlijk heel langzaam. Ik zag in slow motion hoe mijn zusje in huilen uit barstte, hoe mijn broertje mijn vader terug probeerde te bellen en hoe ik zelf maar op de overloop stond te staan zonder ook maar iets te bewegen. Volgens mij was het besef er toen niet zo goed. Mijn gezonde moeder van 51 had een hartaanval gehad. Ik begreep het niet. Ze was een halfuur geleden vertrokken voor haar nachtdienst in het ziekenhuis. Ze had ons nog vrolijk welterusten gewenst. Ik liep weer terug naar mijn bed waar ik vrijwel meteen mijn tante belde: “ Mama heeft een hartaanval gehad”, was het enige wat ik zei. Tien minuten later stond ze voor de deur. Mijn broertje was ondertussen voor de tv gaan zitten, zijn manier van afleiding zoeken. Ik lag in het donker naar het plafond te staren, nog steeds niet helemaal zeker van wat er nou zojuist gebeurd was. Mijn zusje daarentegen was stiekem mijn kamer in geslopen en lag snikkend tegen mijn schouder aan: “ Het komt wel goed” , herhaalde ik ontelbaar keer. Maar wie ben ik om dat op dat moment te zeggen. Ik wist helemaal niet of het wel goed kwam. Maar op dat moment voelde ik me om de een of andere reden verplicht om het tegen mijn zusje te blijven zeggen, te herhalen, totdat ze het misschien zelf zou geloven. Ik moest er voor haar zijn, voor haar zorgen. Ik was blij dat ik die taak daarna even aan mijn tante kon overhevelen toen ze ook op mijn bed kwam zitten. Mijn zusje ging prompt overeind zitten, “Gaat ze dood?” , floepte ze eruit. Ik keek haar verbaasd aan. Mijn tante haalde tot mijn afschuw slechts haar schouders op. “ Ze is onderweg naar een ander ziekenhuis. Hier kunnen ze niks voor haar doen”. Volgens mij kreeg ik de klap toen recht in mijn gezicht: “Het komt allemaal wel goed”. Ha, echt niet. “Hoi lieverd”,mijn moeder, lijkbleek in bed. Al drie dagen lang had ze al haar eten er direct weer uitgegooid. Al drie dagen lang kon ze niet meer zelfstandig ademhalen. Ze was uitge-
1 4 Zo r g e lo os
mergeld en hapte na tien minuten naar adem. Elk bezoekuur lag mijn zusje naast mijn moeder in bed. Mijn altijd goedgebekte zusje had de afgelopen dagen nauwelijks wat gezegd. Ze hield mijn moeder constant in de gaten, alsof het mis zou gaan als ze niet meer keek. Mijn vader stond naast mijn moeders bed. Zijn overhemd scheef dichtgeknoopt, wallen onder zijn ogen en op het punt om in huilen uit te barsten. Maar dat deed ie niet. Papa’s huilen niet. Papa’s zorgen voor hun gezin. Uiteindelijk mocht mijn moeder na een week aan de hartbewaking weer naar huis. Afgevallen en geen conditie meer, maar ze kon in ieder geval weer zelf ademhalen. Revalideren en stoppen met roken. Dat was de opdracht die ze mee naar huis kreeg. Klinkt simpel. Revalideren kan volgens een programma, met de fysio in het ziekenhuis. Stoppen met roken vereist echter een geheel andere aanpak. Na een dikke twintig jaar, leg je niet zomaar je sigaret weg. En wat wordt er van het gezin verwacht? Wat moet ik doen als ik mijn moeder met een sigaret zie. De vrouw die altijd tegen mij gezegd heeft wat goed en fout is, die er altijd voor zorgt dat ik gezond ben. Wie ben ik om die sigaret weg te gooien. Het klinkt zo simpel, maar dat is het allesbehalve. Mijn moeder moet voor mij zorgen, ik niet voor haar. Egoïstisch misschien, maar zo voelt het althans. En hetzelfde gold voor mijn vader, broertje en zusje. Het zorgde voor menige ruzies bij ons thuis. Maar ze wilde zo graag. Het was dan ook een verademing toen ze een cursus vanuit het ziekenhuis kreeg aangeboden. Zij zouden haar helpen met stoppen. Die verantwoordelijkheid konden we toen eindelijk uit handen geven. Zorg is zo breed. Maar zo belangrijk. Niet iedereen is altijd in staat om voor iemand te zorgen. Het is een geluk dat we af en toe de mogelijkheid kregen om zorg aan iemand anders over te laten. Helemaal op het moment dat je zelf ook zo na een bepaalde vorm van zorg verlangt. Van een arm om je schouder tot het oplettende oog van een arts in het ziekenhuis.
DOOR ESTHER BOLT
de jeugd van tegenwoordig Jongerencentrum BAAZ is een project van Stichting Zorg & Welzijn in Hoogezand-Sappemeer. Hier komen jongeren samen voor afleiding. BAAZ biedt hulp aan probleemjongeren door middel van bijvoorbeeld muziek. Rik, Patrick en Daniel rappen hier bijna dagelijks. Hun hobby werd langzamerhand succesvol en inmiddels hebben ze van hun hobby hun werk kunnen maken.
Zorgelo o s 15
Rik (26) “Ik help de jongeren met hun raps, zodat ze hun verhaal kwijt kunnen. Als afleiding�
1 6 Zo r g e lo os
Jeffrey (22) “Zoek een hobby waar je je emoties kwijt kunt, kan ook vissen zijn”
Patrick (18) “mijn moeder zat in een gesloten inrichting. Daar maakte ik gedicht jes voor haar, zo ben ik met muziek begonnen”
Daniel (24) “Muziek is mijn uitlaatklep, ik heb een zwaar verleden gehad”
Zorgelo o s 17
Jongerenwerk: ‘‘meer dan alle Wie denkt dat er alleen jongerenwerk is in multiculturele- en achterstandswijken heeft het mis. Sofie Rijpma (28) is jongerenwerker en vertelt dat de organisatie Welzijn Centraal door de hele stad zit. Van Heechterp-Schieringen, de armste wijk van Nederland, tot nieuwbouwwijk Zuiderburen. ‘’Het jongerenwerk is echt niet alleen voor risicojongeren’’, aldus Sofie. DOOR PAULA HEEGER
Wist je altijd al dat je jongerenwerker wilde worden? Toen ik begon aan mijn studie CMV (culturele en maatschappelijke vorming red.) wist ik nog niet precies welke kant ik op wilde en dat ik jongerenwerker wilde worden. Ik wist wel dat ik deze studie wilde doen omdat het heel breed is, je kunt op zoveel terreinen aan het werk. Later deed ik een afstudeerminor die ‘werken met jongeren’ heette. Ik deed daarna een afstudeeronderzoek voor Welzijn Centraal, de welzijnsorganisatie waar ik nu werk.
Je deed onderzoek naar het belang van meidenwerk, waarom is dat zo belangrijk? Het belang van meidenwerk is dat meiden behoefte hebben aan een plek om
1 8 Zo r g e lo os
met andere meiden te kunnen praten over intiemere dingen zoals ongesteldheid, verliefdheid etc. Meiden hebben meer dan jongens dat ze over dingen willen praten. Ze hebben steun aan elkaar als we het over zulke onderwerpen hebben.
Meidenwerk is een onderdeel van jongerenwerk. Wat doen jullie precies bij het meidenwerk? We werken met verschillende thema’s, de methodiek die we gebruiken daarvoor heet ‘Superwoman’. Die methodiek snijdt onderwerpen zoals gezin, groei en ontwikkeling. Maar we spelen bij het meidenwerk ook in op wat er leeft, als er bijvoorbeeld veel gepest wordt gaan we daar over met de meiden in gesprek. Daarnaast zijn er programma’s over
groepsdynamiek, grenzen aangeven, weerbaarheid en ‘nee’ durven zeggen.
‘‘We gebruiken spellet jes om bepaalde onderwerpen te bespreken, dat maakt het leuker voor de meiden’’ Hoe gaat dat in de praktijk, is het alleen praten of meer dan dat? We gebruiken spelletjes om bepaalde onderwerpen te bespreken, dat maakt
en praten met risicojongeren’’ het leuker voor de meiden. Het is saai als je meteen gaat zeggen ‘we gaan het hier en hier over hebben’, als het alleen maar praten is. Dingen gaan doen, zoals toneel spelen, is leuker. Dan voelen meiden ook hoe het is om gepest te worden. Juist omdat je er iets grappigs of leuks van maakt kun je er daarna weer op een serieuze manier over praten.
Jongeren kunnen ook bij je komen met hun verhaal. Hoe ga je daarmee om? Ik doe dat door goed naar ze te luisteren en door te vragen. Als het nodig is dan kunnen we ook actie ondernemen. Bijvoorbeeld door naar iemand thuis te gaan en met de ouders te praten.
‘‘Ik hoorde een verhaal van een meisje dat gezien heeft dat haar moeder bijna vermoord werd door haar vader’’ Heb je wel eens zo’n heel heftig verhaal gehoord? Ja, ik hoorde bijvoorbeeld een verhaal van een meisje dat gezien heeft dat haar moeder bijna vermoord werd door haar vader. Dat zijn hele heftige dingen. Ik weet nu dat het meisje in een pleeggezin zit. Haar moeder zag ik wel eens bij het sporten, zij vertelde me dat haar dochter het lastig vindt om contact te hebben met de vader. De moeder vond het daarnaast fijn om af en toe met mij te praten over deze dingen.
Bij het jongerenwerk komen meer oudere jongeren (rond de achttien jaar red.), hoe gaat het daar? Oudere jongeren komen gewoon even een drankje halen in de jongerensoos in de stad, hebben een gesprek met een jongerenwerker over school. werk of thuis. Ik denk ook dat jongeren naar de soos komen om even hun verhaal te doen. Waar het bij meidenwerk en tienerwerk meer themagericht is, is het bij het jongerenwerk minder zo. Jongeren komen gewoon even langs, tieners komen vooral voor de activiteit.
Doen jullie ook aan voorlichting of andere soort van educatie bij jongerenwerk?
Transitie jeugdzorg: wat betekent dat voor jongerenwerk?
Ja, stel dat er een vuurwerkvoorlichting nodig is of een voorlichting over roken, dan kan die ook worden gegeven. Het grote verschil is eigenlijk dat je bij jongerenwerk meer tafelgesprekken hebt dan bij tiener- of meidenwerk. Tieners willen graag vermaakt worden door de jongerenwerker, maar we proberen de educatie in het programma te verwerken. Denk aan kooklessen, waar we het dan over gezonde voeding hebben.
Misschien heb je het al gehoord in het nieuws, de jeugdzorg gaat compleet veranderen in 2015. Waar jeugdzorg eerst geregeld werd door het Rijk, gaat dat nu niet meer zo: de gemeente gaat de taak nu op zich nemen. Het jongerenwerk krijgt hier ook mee te maken. De gemeente doet nu vooral ondersteunende taken voor de jongeren, bijvoorbeeld preventie. Vanaf volgend jaar komt de jeugdzorg daarbij, en dat zijn heel veel meer nieuwe taken dan eerst: denk aan taken die te maken hebben met gehandicapte jongeren, jongeren die het thuis niet goed hebben en reclassering. Je vraagt je misschien af: waarom moet het naar de gemeente? Dat is omdat de overheid allerlei taken uit handen wil geven. De gemeente staat volgens hen dichter bij de burger en kan zo beter de zorg bieden die nodig is. Ook moet de burger verantwoordelijker zijn voor zichzelf. Dit alles heeft te maken met de participatiesamenleving, die de afgelopen jaren werd geïntroduceerd. Iedereen moet zijn steentje bijdragen aan de maatschappij volgens de overheid, bijvoorbeeld door mantelzorg. Het jongerenwerk heeft ook met de transitie te maken. Sofie vertelt: ‘’Het jongerenwerk wil jongeren actiever laten meedoen, denk aan zelf beslissen wat belangrijk voor je is. Jongerenwerkers helpen natuurlijk nog wel, maar willen ook dat de jongeren zelf kunnen aangeven wat ze van belang vinden’’. De jongerenwerkers die bij Welzijn Centraal werken hebben dus een veel minder grote rol dan eerst. De jongerensoos die je ziet terugkomen in de sociale reportage wordt dan niet meer gedaan door een jongerenwerker, maar door stagiaires en vrijwilligers. Jongerenwerkers gaan dat niet meer doen en richten zich op het oppakken van signalen. Wie weet komt er iemand langs bij het tiener- jongeren- of meidenwerk die regelmatig veel blauwe plekken heeft, dat zou een signaal van mishandeling kunnen zijn.’’Jongerenwerkers grijpen dan in en zorgen voor individuele hulp en ondersteuning’’, aldus Sofie. Ook vertelt ze dat de jongerenwerker niet helemaal uit beeld is: ‘’Het is niet zo dat de jongerenwerkers helemaal uit beeld zijn bij de soos, ze komen nog steeds af en toe langs om te kijken hoe het gaat’’.
Jullie werken in verschillende wijken als het gaat om meiden- tiener- en jongerenwerk. Merk je daar verschil in? Ja, je merkt wel verschil in problematiek. In Zuiderburen (een nieuwbouwwijk aan de rand van Leeuwarden waar vooral rijkere gezinnen wonen red.) zijn er bijvoorbeeld meer kinderen van gescheiden ouders. In de Vrijheidswijk, Bilgaard of Heechterp (multiculturelere wijken red.) heb je soms wat meer te maken met ouders die weinig geld hebben of met discriminatie. We praten in elke wijk over zulk soort dingen, maar als er een bepaald probleem speelt hebben we het daar meer over. Maar het jongerenwerk is echt niet alleen voor de risicojongeren, het is voor alle jongeren in Leeuwarden.
Waarom is het jongerenwerk in het algemeen zo van belang? We willen jongeren een zinvolle tijdsbesteding geven, dat ze in plaats van bij ons zijn niet op straat kunnen gaan hangen en voor problemen zorgen. In de locatie in het centrum waar de jongerensoos is hebben we een studio waar jongeren kunnen zingen en eendanszaal. Het gaat dus echt niet alleen maar over problemen, ook over talentontwikkeling en kansen. We willen hen helpen in de ontwikkeling naar volwassen worden en ‘er zijn’ voor de jongere.
Zorgelo o s 19
Jongerenwerk: v doen tot serieuze In Leeuwarden is het jongerenwerk behoorlijk groot. De organisatie Welzijn Centraal zorgt er namelijk voor dat er in bijna elke week in de stad wel iets te doen is. Zo is er meiden-, jongeren- en tienerwerk. Hoewel elke soort hier-
DOOR PAULA HEEGER
H
et is niet zo dat jongerenwerk alleen draait om spelletjes spelen met elkaar. Sofie Rijpma, jongerenwerker bij Welzijn Centraal, vertelt me dat er over allerlei dingen wordt gepraat. Bij het tiener- en meidenwerk vaak in de vorm van een spel, bij het jongerenwerk af en toe een voorlichting als dat nodig is of een gesprek met een jongerenwerker. En als je zelf problemen hebt en je verhaal kwijt wilt kun je uiteraard naar de jongerenwerker gaan.
Meidenwerk
Maandagmiddag loop ik met Sofie mee bij de meidenclub in Heechterp-Schieringen. Ik vraag me af hoe het precies zal gaan en wat ze gaan doen. Als ik buiten langs het wijkgebouw loop moet ik met een trap naar beneden om bij het jeugdhonk te komen, daar gebeurt het namelijk vandaag. Het jeugdhonk ziet er gezellig uit. Het is een typisch jeugdhonk, hoe je het zoiets zou verwachten. Denk aan vrolijke graffiti op de muren, banken waar je op kunt hangen, een tv-hoek waar je kunt gamen en een kleine keuken met bar. De meiden krijgen limonade en een stroopwafel van Sofie bij het kleine keukentje en gaan dan zitten. Even later kijk ik mee naar toneelstukjes die de meiden aan het doen zijn. Het is een spel wat ze doen, maar er zit meer achter. Drie meiden beeldden twee situaties uit. In de eerste situatie wordt een meisje gepest omdat de bal niet wordt overgespeeld, in de tweede situatie mag het meisje wel meedoen. Als de toneelstukjes zijn gedaan gaat So-
2 0 Zo r g e lo os
fie een kort gesprek aan met de meiden. Het gaat over pesten vanwege de situaties die net zijn uitgebeeld. ‘’Wie is er wel eens gepest?’’ vraagt ze terwijl de meiden op de donkerblauwe banken aan het bijkomen zijn. Een meisje vertelt dat ze wel eens gepest is. ‘’Wat doe je dan?’’ vraagt Sofie. ‘’Dan ga ik naar juf toe’’. Andere meiden reageren ook, het gaat over pesten buiten school. Moet je terug pesten of kun je beter naar binnen gaan? Na een korte discussie gaan ze verder met een spel, nu zonder betekenis of een opvolgende discussie. Ze spelen een spel uit De Lama’s en moeten dingen uitbeelden zodat de ander weet wie de moordenaar is, wat de locatie is en wat het moordwapen is. Toneelspelen net zoals even geleden, maar dan toch compleet anders. Een mix van luchtige spelletjes en serieuze onderwerpen dus, op deze maandagmiddag.
Vrolijke graffiti op de muren, banken waar je op kunt hangen, een tv-hoek en een klein keukent je
leuker. Dan voelen meiden ook hoe het is om gepest te worden. Juist omdat je er iets grappigs of leuks van maakt kun je er daarna weer op een serieuze manier over praten’’, vertelt ze tijdens het interview.
Tienerwerk Volgens Sofie is het beter om een onderwerp in een soort spelvorm te verpakken. ‘’We gebruiken spelletjes om bepaalde onderwerpen te bespreken, dat maakt het leuker voor de meiden. Het is saai als je meteen gaat zeggen ‘we gaan het hier en hier over hebben’, als het alleen maar praten is. Dingen gaan doen, zoals toneel, is
Tienerwerk lijkt erg op meidenwerk, alleen zijn er nu ook jongens bij. Ik keek een keer mee in Heechterp-Schieringen, maar ook in Zuiderburen. Twee compleet verschillende wijken in Leeuwarden. Heechterp is namelijk een achterstandswijk, en zelfs de armste wijk van Nederland, terwijl Zuiderburen een vrij rijke nieuwbouwwijk is aan de rand van de stad. Maar ik merk
an een spellet je gesprekken van net iets anders is, zijn er ook veel overeenkomsten. Het gaat om gezelligheid, samen komen, een spelletje doen en een serieus gesprek hebben als je daar behoefte aan hebt.
daar weinig van als ik er ben. In Heechterp zijn een paar drukke jongens bij de tienerclub. Een daarvan wil even gamen (en dan vooral FIFA spelen natuurlijk) en de anderen willen een bordspel doen. Sofie en ik doen met ze mee en spelen het bordspel Party&Co. Ondertussen praatten ze over school en zitten we binnen de kortste keren helemaal in het spel. Een jongen die meespeelt wordt tegen het einde aan heel druk en klimt op de pooltafel in het midden van de zaal. Sofie grijpt meteen in als zoiets gebeurd. Ze zegt dat hij er af moet gaan en na een paar keer niet luisteren vertelt ze hem dat hij anders volgende keer beter niet kan komen. Hij luistert naar haar en gaat van de pooltafel af. Om vier uur gaat iedereen weg en zijn de spelletjes weer in de kast gezet. In Zuiderburen gaat het precies zo. Veel jongens willen gamen (wederom de voetbalgame FIFA), anderen willen liever wat anders doen. Bij de meidenclub was het iets serieuzer vanwege de gesprekken, maar deze keren bij de tienerclub zijn wat luchtiger. Sofie vertelt me wel dat het niet altijd zo is. Nu is een groepje meisjes bezig om zich te verkleden, spelen een paar jongens FIFA en kijken twee andere jongens grappige filmpjes op de computer terwijl ondertussen ook de muziek regelen – volgende keer kan het compleet anders zijn. Tienerwerk en meidenwerk zijn namelijk allebei themagericht. Een toneelstukje met pestsituaties kan hier dus ook worden gedaan, of een ander onderwerp en een ander spel. Deze week is het even wat minder serieus, en zo te zien vindt iedereen dat ook prima.
Verschil in wijk merk ik dus eigenlijk niet. Heechterp is het wel iets multicultureler maar dat valt over het algemeen wel mee. Sofie vertelt me wel dat er verschillen zijn, in wijken zoals Heechterp zijn er vaak andere problemen. Denk aan ouders die minder geld hebben en discriminatie. In Zuiderburen zijn er problemen zoals gescheiden ouders. Hoewel veel problemen bij elke tiener kunnen voorkomen en niet wijkgebonden zijn, zijn dat opvallende dingen als je naar deze twee wijken kijkt.
“Jongeren komen vooral langs om even hun verhaal te doen” Jongerenwerk
De jongerensoos in de binnenstad is iets compleet anders dan tiener- en meidenwerk. Geen jonge kinderen die veelal nog op de basisschool zitten, maar ‘oudere jongeren’. Sommige zitten misschien nog net op de middelbare school, anderen doen al een vervolgopleiding. Jongerenwerker Erik staat achter de bar en maakt een praatje met de jongeren die binnenkomen. De jongerensoos zit in het hoofdgebouw van Welzijn Centraal en is een stuk groter dan alle andere zalen waar ik ben geweest. Hier is het meer dan alleen een zaal met banken, een bar en keukentje en een voetbaltafel. Er is ook een dansstudio waar een paar jongens hiphop aan het doen zijn met een vleugje breakdance. Ik hoor ook dat sommige jongeren
er al eerder waren: ‘’we zaten al in de studio’’. De studio is een plek waar jongeren kunnen zingen of een instrument kunnen bespelen. Ze kunnen het opnemen en bewerken tot een echt nummer. Ook wordt er niets ingevuld door de jongerenwerker. De jongeren die er komen kennen elkaar al en gaan hun eigen gang. Sommigen spelen tafeltennis, anderen doen een potje tafelvoetbal en anderen zijn aan het praten met de jongerenwerker. Sofie vertelt later ook dat het heel anders is bij de jongerensoos. ‘’Oudere jongeren komen gewoon even een drankje halen, hebben een gesprek met een jongerenwerker over school, werk of thuis’’. Waarom ze komen weet Sofie me ook te vertellen, ‘’het is denk ik vooral om even hun verhaal te doen’’. Ze komen dus niet echt voor de activiteit zoals de tieners wel doen, het is meer het praten wat hier centraal staat. Het is inmiddels al avond op donderdag in de jongerensoos. Rond een uur of negen gaat het dicht. Sommigen gaan buiten nog een sigaretje roken en misschien nog even uit in het centrum, anderen gaan naar huis toe. De kopjes koffie, water en thee worden afgewassen en de deur van de soos gaat dicht. Iedereen die even wilde praten is in ieder geval zijn of haar verhaal kwijt, of ze het nou met elkaar bespreken of met een jongerenwerker. Ik heb het gevoel dat iedereen met een goed gevoel de deur uitloopt. Alsof ze allemaal even een zorgeloos moment hebben gehad doordat er geluisterd wordt naar hun verhalen.
Zorgelo o s 2 1
EEN ZORGELOZE TOEKOMST Leuk en aardig zo’n opleiding SPH, maar wat kan je er eigenlijk mee? Voor een student is dit belangrijk om te weten. Wij zetten de mogelijke werkterreinen en functies voor je op een rijtje.
Gehandicaptenzorg Een functie als woonbegeleider.
Hierin ondersteun je mensen met een lichamelijke beperking zodat ze zelfstandig kunnen wonen.
Psychatrie Pedagogisch medewerker.
je ondersteunt kwetsbare mensen op diverse levensgebieden, zodat ze hun eigen leven zelfstandig kunnen leiden.
Justitie Sociotherapeut in
Jeugdzorg Hulpverlener bij
behandelen van delinquenten die zware misdrijven hebben gepleegd. daarnaast probeer je te voorkomen dat ze na terugkeer in de maathschappij dezelfde fouten maken.
gesprekken aangaan met jongeren die problemen hebben thuis of op school. Hierin ondersteun je ze en bekijk je mogelijke trajecten om deze problemen op te lossen.
een TBS-kliniek. het
Maatschappelijke opvang Maatschappelijke Werker op een middel-
bureau jeugdzorg.
Ouderenzorg Verzorger in een opvangtehuis
voor ouderen. hierin verricht je taken waartoe de ouderen zelf niet meer in staat zijn.
bare school. Je fungeert als aanspreek-
punt en klankbord voor de scholieren en zoekt waar nodig naar ondersteuning voor hun problemen.
Asielzoekerscentra Maatschappelijk werker bij een asielzoekerscentrum. het opvangen en begelei-
den van mensen die naar nederland zijn gevlucht.
2 2 Zo r g e lo os
YOU CARE SPH-studenten over hun opleiding
“Ik heb voor deze opleiding gekozen omdat ik graag wat voor mensen wil betekenen. Vanuit mijn christelijke overtuiging wil ik mijn naaste lief hebben en me inzetten voor een ander. Mijn hart gaat uit naar de kinderen en mensen in ‘nood’. Soms lijken de dingen die we kunnen doen zo beperkt, maar deze kleine dingen kunnen voor iemand anders hele grote dingen zijn” – Maart je (19)
“Ik wil me eerst een beetje in elke verzorgingsgroep gaan verdiepen. Maar als ik dan toch een keuze nu al zou moeten maken, lijken probleemjongeren mij het meest interessant” – Iris (19)
“Het belangrijkste binnen de zorg, is dat er zorg is. In welke vorm dan ook. Als jij kampt met sociale problemen is het fijn dat je naar iemand toe kunt gaan waarbij je je problemen kwijt kunt. Daarnaast verwacht je dat, wanneer je op een bepaalde leeftijd bent en jezelf niet meer zelfstandig kunt onderhouden, iemand je hierin een handje helpt” – Sanne (18)
“Vorig jaar zat ik bij een jongen in de klas die vroeger kanker had gehad. Op een begeven moment kwam hij steeds vaker niet meer naar school. Toen hoorde ik dat hij zelfmoord wou plegen. Hij was zo bang dat zijn kanker weer terug zou komen, dat hij liever dood wilde. Dat was echt heftig om te horen. Later hoop ik zulke jongeren te kunnen helpen” – Glenny (19) “Ik wil zelf graag met gehandicapten werken. Daar had ik voor mijn studie helemaal niet aan gedacht, ik ging er eigenlijk blanco in. Op de maatjesdag (een dag waarin je gekoppeld wordt aan een lichamelijkof verstandelijk gehandicapte) waaraan ik meedeed dacht ik pas echt dat ik dit wilde gaan doen later” – Eveline (19)
Binnen de zorg, als ik het dan specifieker moet maken, zou ik zeggen dat de bejaardenzorg meer aandacht verdient. Die mensen hebben hun hele leven hard gewerkt en staan nu toch een beet je in de kou, ze zijn de groep aan wie de minste aandacht wordt besteed, naar mijn mening” - Mark (21)
Zorgelo o s 2 3
Voedsel pakketten voor onbeken den De parkeerplaats staat vol met auto’s en fietsen. Een witte bestelbus van de Voedselbank staat voor de wijd openstaande achterdeur. Kratten vol met eet- en drinkbare producten worden naar binnen gesjouwd. Een tiental vrijwilligers pakt pakketten in. De vrijdag is weer aangebroken, de dag dat de minima uit de gemeente Hellendoorn hun voedselpakket op kunnen halen. 2 4 Zo r g e lo os
DOOR STAN HOFF
H
et is december 2013 als de Almelose voedselbank de vrijwilligers in Hellendoorn vraagt of zij het vijftiental huishoudens in de gemeente Hellendoorn niet zelf kunnen gaan onderhouden. Na overleg binnen het Netwerk Sociale Zekerheid (NSZ) wordt in april van dit jaar uiteindelijk de Voedselbank Hellendoorn in het leven geroepen. De verwachting was dat het aantal huishoudens dat gebruikmaakt van deze vorm van liefdadigheid snel zou toenemen. ‘‘Dat is ook gebeurd’’, vertelt Marcel Ticheler, vicevoorzitter van de Hellendoornse voedselbank. ‘‘We zijn in minder dan een half jaar gegroeid van achttien naar 58 huishoudens. Er is sprake van veel mond-op-mondreclame.’’ De voedselbank heeft inmiddels zo’n 75 vrijwilligers - voornamelijk ouderen - en het bestuur bestaat uit zes personen.
Afhankelijkheid
In de voorraadopslag is het een drukte van jewelste. Zo’n tien vrijwilligers voeren hun eigen taken uit en lopen kris kras door elkaar heen. Kratten met brood worden aangesleept. Maar ook fruit, groente, pasta en drinken komen er binnen. ‘‘Het is heel erg leuk om te doen’’, vertelt de 45-jarige vrijwilligster Jasmijn. ‘‘Ik ben hier elke vrijdag. Een tijd geleden kreeg ik een hartinfarct tijdens mijn zwangerschap, waardoor ik mijn eigen werkzaamheden niet meer kon hervatten. Ik zocht dus vrijwilligerswerk en doe dit nu sinds mei.’’
‘‘Elke week komen er dorpsbewoners met kratten fruit uit hun eigen tuin’’ Ze wordt onderbroken door een andere vrijwilligster: ‘‘Weet jij waar de smeerkaas is, die we op de lijst hebben staan?’’ Jasmijn moet haar het antwoord schuldig blijven en vertelt verder: ‘‘Het is leuk om te zien hoe de maatschappij ook betrokken is bij ons werk. Elke week komen er bijvoorbeeld dorpsbewoners met kratten fruit uit hun eigen tuin. Toch staat privacy hier hoog in het vaandel. Ik ken onze klanten bijvoorbeeld niet. We hebben een speciale uitgifteploeg die contact heeft met hen.’’
De vrouw die de smeerkaas zoekt, vertelt: ‘‘De voedselbank is compleet afhankelijk van giften en mag in principe zelf niks uitgeven. Laatst zouden we een enorme lading extra voedsel krijgen, toen de problemen in Oekraïne en Rusland zo groot waren.’’ Ze vervolgt: ‘‘Dat klopte ook wel even, maar het was ook zo weer over. Ja, paprika’s.. Daar stikten we bijna in. Zo veel kregen we er. Maar dat mag ook wel, want we hebben hier steeds meer huishoudens te onderhouden. Dat komt door de groeiende naamsbekendheid, denk ik. Mensen praten over ons. Klanten die hier komen, kennen ook weer mensen die het financieel zwaar hebben en komen hier ook eens kijken. O ja, ananasschijven… Daar krijgen we er altijd erg veel van, dus onze klanten hebben bijna elke week ananasschijven in het pakket.’’
‘‘Ananasschijven, daar krijgen we er altijd erg veel van’’ 180 euro per maand
De voedselbank zit in een pand van de kerk aan de Kerkstraat in Nijverdal. Het is erg gemakkelijk voor klanten om hier ongezien binnen te komen via de achterzijde. Eenmaal binnen dienen zij zich te legitimeren bij de persoon waarmee zij ook hun intakegesprek gehad hebben. Vervolgens krijgen zij het pakket waar zij recht op hebben en moeten ze bij de uitgang tekenen voor de ontvangst ervan. Voor hun vertrek kunnen ze de producten overpakken in zelf meegenomen tassen. Een eenpersoons huishouden maakt aanspraak op een voedselpakket wanneer zijn of haar maandelijks besteedbare inkomen 180 euro of minder bedraagt. Bij elke extra volwassene komt daar 60 euro bij op en bij elk kind jonger dan achttien is dat 50 euro. ‘‘Dat is natuurlijk niet veel’’, vertelt vicevoorzitter Ticheler tijdens de pauze van de bestuursvergadering. ‘‘Maar we blijven een huishouden niet eeuwig ondersteunen. In theorie kan een enkel huishouden maximaal drie jaar gebruik maken van onze diensten. We zijn er immers om tijdelijke hulp te geven. Daarom is het voor onze klanten ook mogelijk om informatie over hun financiën in te winnen bij ons. De Stichting Budget Op Orde Maken (BOOM) kan ze daar bij helpen. Want het beeld van de mensen die hier komen is nog wel eens mis-
plaatst. Het zijn namelijk enorm verschillende mensen, die op diverse manieren in financiële problemen zijn gekomen.’’
‘‘Kan nog best’’
De hele week door is er activiteit in het gebouw aan de Kerkstraat. Op dinsdag is het voor particulieren mogelijk om producten te brengen en wordt de administratie bijgewerkt. Woensdags komen er enkele vrijwilligers bij elkaar om te kijken welke producten er allemaal zijn en wat er dus in de pakketten wordt gestopt. ‘‘Daarbij proberen we altijd producten uit de schijf van vijf erin te krijgen’’, legt Ticheler uit. ‘‘Die bestaat uit onder meer groente, fruit, brood, pasta, vlees, zuivel, vetten en drinken. De pakketverdeling is altijd hectisch.’’ De donderdag is bestemd voor klanten die vragen hebben over financiën en op vrijdag kunnen particulieren en winkeliers opnieuw hun producten brengen. ’s Middags worden de pakketten dan verstrekt onder de 58 huishoudens. Hierbij worden ook huisdieren niet vergeten, want soms zit er zelfs honden- of kattenvoer in een pakket. Ticheler weet niet wat de maximale capaciteit is van de Hellendoornse voedselbank. ‘‘Momenteel kunnen we 70 huishoudens hebben, misschien wel 80. Als we er in de toekomst meer krijgen, zullen we zelf actie moeten ondernemen om genoeg voorraad te ontvangen. We hebben er al een beetje op ingespeeld, met de aanleg van onze eigen moestuin. Verder krijgen we ook producten uit huisontruimingen, wanneer bewoners zijn overleden.’’
‘‘De pakketverdeling is altijd hectisch’’ De bestuursvergadering gaat verder en het zeskoppige bestuur overlegt over de invulling van het vrijwilligersfeest dat in oktober wordt gehouden in het ZINiN-Theater in Nijverdal. ‘‘Het is natuurlijk niet de bedoeling dat mensen zich laveloos gaan zuipen’’, meldt een bestuurslid. Ticheler reageert: ‘‘Ik denk ook niet dat onze vrijwilligers dat zullen doen, eerlijk gezegd.’’ ‘‘Je weet maar nooit’’, krijgt hij als respons. Dan komt de reeds genoemde vrijwilligster weer binnen en zegt tegen Ticheler: ‘‘Ik heb de smeerkaas gevonden. Het is bijna op datum. Kan dat nog in het pakket?’ De vicevoorzitter bekijkt het product en de houdbaarheidsdatum eens en zegt: ‘Dat kan nog best.’’
Zorgeloo s 2 5
“Ik had geen andere keus meer” Ieder mens vindt het wel eens lastig om ergens aan te beginnen. Sporten, werken, huiswerk, noem maar op. Maar hoe voelt het als je financiële problemen dusdanig groot worden, dat je de stap naar de voedselbank moet maken? “Ik dacht: wat moeten mensen wel niet van me denken?” DOOR STAN HOFF
D
e Hellendoornse voedselbank zorgt er sinds april van dit jaar voor dat huishoudens die in financieel zwaar weer zitten, toch gewoon wat te eten op tafel krijgen. Dit doen zij volgens vicevoorzitter Marcel Ticheler niet alleen uit christelijk oogpunt, maar ook uit humane overwegingen. Voor veel mensen is de drempel naar de voedselbank echter nog altijd te hoog, ondanks hun lage besteedbare inkomen. Miranda (28) is een alleenstaande moeder van een meisje van drie jaar. Sinds juni komt zij wekelijks een voedselpakket ophalen in het bijgebouw van de kerk waarin de voedselbank zit gevestigd. ‘‘Een aantal jaren geleden verloor ik mijn baan’’, legt ze uit. ‘‘Ik werkte in een winkel, maar ik moest eruit toen mijn contract afliep. Momenteel is het voor mij niet mogelijk om een baan te vinden, omdat ik voor mijn kleine meid moet zorgen. Haar vader is vlak voor haar geboorte weggelopen, waardoor ik in een huurhuis zat die ik alleen niet kon betalen.’’ Ze zucht: ‘‘De financiële problemen werden alsmaar groter.’’
Inkomen
Het besteedbaar inkomen van een huishouden als dat van Miranda, mag maandelijks maximaal 230 euro bedragen. Dit werd gecontroleerd tijdens een intakegesprek met iemand van de voedselbank, bij haar thuis. Als er meer overblijft, is het niet mogelijk een voedselpakket op te halen. Voor een eenpersoonshuishouden is het namelijk 180 euro, maar voor elk kind jonger dan achttien komt daar 50 euro bij.
“Wat moesten mensen wel niet van me denken?”
Ze vertelt: ‘‘230 euro houd ik in de maand niet eens over, dus op een gegeven moment heb je niet meer zoveel te bieden als je dochtertje zegt dat ze honger heeft. Ik kan je vertellen: dat is echt verschrikkelijk. Ik had dus ook geen keus meer, toen mijn omgeving me wees op het bestaan van de voedselbank in deze gemeente.’’ Twee weken na haar aanmelding ontving Miranda bericht dat ze pakketten op kon komen halen. ‘‘De eerste keer dat ik hier naartoe ging, was niet leuk. Ik voelde me een beetje een loser, want wat moesten mensen wel niet van me denken?’’
‘‘Op een gegeven moment heb je niet meer zoveel te bieden als je dochtert je zegt dat ze honger heeft’’ Het bleek allemaal mee te vallen, eenmaal gewend aan de situatie. ‘‘Ze gaan hier goed met privacy om’’, legt ze uit. ‘‘Dat is fijn. Toch hoop ik dat ik er gauw weer bovenop kom en dat het niet meer noodzakelijk is om hier te komen. Ik krijg hulp van Stichting Budget Op Orde Maken (BOOM) bij het uitzoeken van mijn financiële zaken. Dat helpt me wel en ik hoop er over een of twee jaar een stuk beter voor te staan dan nu. Want ondanks deze hulp, waar ik heel erg blij mee ben, is de situatie niet zoals het hoort. Ik kan toch niet voor altijd naar de voedselbank blijven gaan? En mijn dochter heeft het nu nog niet in de gaten, maar wat als ze wat ouder is? Dat zijn dingen waar ik wel over nadenk en waarvan ik hoop dat het allemaal goedkomen zal.’’
Uit privacyoverwegingen is er een andere naam gebruikt.
2 6 Zo r g e lo os
DE VOEDSELBANK IN CIJFERS
- 1,3 miljoen Nederlanders leven in armoede. - 154 voedselbanken. - 475 uitgiftepunten. - Bijna 9000 vrijwilligers. - Wekelijks voedt de voedselbank 83.000 mensen in 35.000 huishoudens. - In 2013 groeide het aantal huishoudens dat gebruik maakt van de voedselbank met twintig procent ten opzichte van 2012. - Operationele kosten per voedselpakket: 3,60 euro. - Risico op armoede het grootst voor alleenstaande moeders met minderjarige kinderen. - Allochtoon loopt vier keer grotere kans op leven met armoede. - Rotterdam heeft de meeste arme postcodegebieden. - Drie Limburgse gemeenten in ‘Armoede Top-10’: Vaals, Heerlen en Kerkrade. - Wereldwijd wordt er ieder jaar 1,3 miljard ton aan voedsel verspild. - Voedselverspilling per persoon in Nederland: gemiddeld tussen 89 en 210 kg. - 14 procent van de boodschappen in Nederland komt in de kliko terecht - Top-5 meest verspilde producten: zuivel, brood, groeten, fruit en sauzen/ vetten.
Jongerencentrum Level Z kan altijd hulp gebruiken Iedereen die wel eens voet heeft gezet in de Zwolse nieuwbouwwijk Stadshagen, kent het jongerencentrum. Dat wil zeggen; het prominente gebouw waarin het jongerencentrum gevestigd is. Kom je de Mastenbroekerbrug over, in de volksmond de autobrug, dan kijk je er al tegenaan. Op een soort verhoging prijkt het roestige gebouw, het wekt de indruk van een onneembare vesting, de trots van veel jongeren in Stadshagen. Maar het jongerenwerk heeft het niet altijd gemakkelijk en bezuinigingen liggen op de loer. DOOR LIDY UITERWIJK WINKEL “De architect heeft ons destijds meerdere opties aangeleverd, waaruit we mochten kiezen. Dit ontwerp stak er met kop en schouders bovenop. Dit zou ons eigen kasteel gaan worden”, vertelt medeoprichter Michel. Wie op internet zoekt naar jongerencentrum Level Z komt verschillende krantenartikelen tegen. Level Z blijkt uniek te zijn in zijn soort. Tien jaar geleden zaten de jongeren nog in de woonkamer van een woonhuis. Er was één jongerenwerker en er waren een paar actieve vrijwilligers.
Inspraak
Er werden in die tijd vooral sportactiviteiten georganiseerd. Later besloten ze dat het anders moest, dat ze een eigen gebouw wilden. Maar dan wel een gebouw dat van henzelf zou zijn, geen gebouw waar van bovenaf regels op zouden worden gelegd. Zélf de regels en
de inrichting bepalen, de programmering doen, de bar aanvullen en ook zelf het dagelijkse bestuur doen. En dat bleek aan te slaan bij de gemeente. Er werd geld vrijgemaakt en het gebouw kwam er, precies zoals de jongeren het wilden. Michel lacht, “ja, dan kwam de architect weer met een nieuwe tekening waar onze laatste eisen in waren verwerkt, hadden we ergens anders wel wat op aan te merken. Tijdens de opening van het gebouw zei hij nog hoe trots hij was op het eindresultaat, maar hij moet zich geregeld de haren uit zijn hoofd hebben getrokken”.
“Het brandalarm ging wel twee keer af, maar we grapten gewoon dat het fijn was dat het zo goed werkte!” In april 2009 ging het gebouw officieel open. De dan zestig actieve vrijwilligers waren al maanden bezig met het regelen van een spectaculair openingsfeest. “En wat een werk was dat”, zegt vrijwilligster Paula. “Hapjes, drankjes, muziek, de grote openingsact, presentaties. Alles moest geregeld worden en we wilden dat alles vlekkeloos verliep.
Op de dag zelf ging het uiteindelijk vanzelf. Het brandalarm ging wel twee keer af, maar we grapten gewoon dat het fijn was dat het zo goed werkte!”.
Level Z nu
Nu, vijf jaar later, telt Level Z nog steeds hetzelfde aantal vrijwilligers, al is de samenstelling door de jaren heen veranderd. Andere mensen met andere ideeën. Zo heeft het jongerencentrum heeft al een keer een nieuwe bar en een nieuwe DJ-toren gehad, zijn er verschillende werkgroepen opgericht en zijn er steeds meer vrijwilligers die zelf de sleutel en een code van het alarm hebben. Kortom; Level Z doet het goed. Maar in een tijd waarin er sterk gekort wordt op de zorg, ligt er voor het jongerencentrum ook een aantal bedreigingen op de loer. Welzijnsorganisatie Travers, de beheerder van de drie jongerencentra in Zwolle waar ook Level Z onder valt, heeft voor 2015 een bezuinigingstaakstelling meegekregen van 100.000 euro. Dat komt neer op een daling in personele bezetting, maar ook in het activiteitenbudget. Jongerenwerker Bart, vanaf het begin werkzaam bij Level Z, zegt dat dit vervelend is maar dat het geen ramp hoeft te zijn. “Ik weet niet of je in bezuinigingstijd wel mag verwachten dat de subsidie omhoog gaat en om heel eerlijk te zijn
Zorgelo o s 2 7
om heel eerlijk te zijn hoeft dat ook niet. Zo kun je bijvoorbeeld de duidelijke keuze maken om het jongerencentrum aan de wijk te geven. Het pand is dan van de gemeente, de professionele ondersteuning wordt gedaan door de jongerenwerkers en de wijk is verantwoordelijk voor alles wat in het centrum staat, de inventaris, en wat er wordt georganiseerd”, zegt hij. In de afgelopen jaren werd er al vaker bezuinigd bij Level Z. De jongeren bij Level Z reageren hier op door zelf te leren hoe ze beheerdersklusjes uit kunnen voeren, door openingsuren te draaien en door de jongerenwerkers te ondersteunen bij de werkzaamheden die zij hebben.
Geen geld maar uren
Bart stelt dat hoewel Level Z om beter te kunnen functioneren meer uren nodig heeft, dit niet persé jongerenwerkuren hoeven te zijn. “Op dit moment merk je dat je bezig bent met onderhouden, niet
2 8 Zo r g e lo os
met verbeteren. Als we extra uren kunnen krijgen, vrijwilligers of professionals, in de richting van bijvoorbeeld ICT, beheer en marketing kunnen krijgen, dan kan je daar voorbij, dan kun je bezig met verbetering. Je hebt een minimaal aantal uren nodig om een jongerencentrum open te houden en vaak ontbreekt het dan aan tijd om dingen te verbeteren”.
“Het benutten van kansen schiet er nu bij in. Een paar uur extra zou al enorm schelen” Bart zou tevens graag zien dat ze zich meer konden richten op externe communicatie, samenwerking met de wijk, het aanvragen van fondsen, trainingen voor
jongeren en dergelijke. “Het benutten van kansen schiet er nu bij in. Het lukt allemaal nog wel maar er zijn altijd wel onvoorziene omstandigheden waardoor je niet verder komt dan het oplossen van problemen. Een paar uur extra zou al enorm schelen”, vertelt hij. “Een belangrijk argument hierbij is als je wilt dat jongeren van elkaar leren, iets wat helemaal participatiemaatschappij is, natuurlijk, dan moet je een diverse doelgroep bereiken. Maar met weinig uren en zonder verbeteracties loop je het risico dat je alleen maar werkt met jongeren die een probleemvraag hebben, je doet anderen tekort en dat kan niet de bedoeling zijn. Level Z is er juist voor iedereen. Zo zijn we begonnen, zo doen we het nog steeds en zo zouden we het heel graag blijven doen”.
Level Z werd onlangs genomineerd voor de vrijwilligersprijs van Overijssel.
the rebound Gespannen loop ik het schoolplein over. Of ik even wil controleren of de leerlingen niet staan te roken. Natúúrlijk, zeg ik met een glimlach. Ondertussen zweet ik peentjes. Voor een introverte student als ik, zijn al die extraverte leerlingen nog best wel overweldigend. Veel keus heb ik niet, langzaam stap ik dus maar over de drempel op weg naar buiten. DOOR ANNA HOFSTRA
R
ebound Groningen is een middelbare school die leerlingen met gedragsproblemen helpt. Waar het ze niet lukt op hun eigen school, kunnen ze geholpen worden door Rebound. Deze instelling biedt leerlingen extra aandacht waar nodig. Ook biedt de school begeleiding en gedragstrainingen. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor de lesstof, de docenten bieden uitsluitend begeleiding en hulp.
Ongecontroleerde boosheid
Ik woon een TOPsles bij. Dit is een gedragsles waar de leerlingen samen met een docent praten over hun gedrag. En dan vooral het controle krijgen over dat gedrag. Wanneer is het bijvoorbeeld geoorloofd om boos te worden? En wat is het verschil tussen boosheid en agressie? “Als iemand anders begint met meppen, dan is het toch geoorloofd om terug te slaan?”, hoor ik iemand zeggen. Ik zie het gezicht van de docente vertrekken, maar ze blijft kalm en vertelt rustig het verschil tussen boosheid en agressie. “Je kunt ook met iemand gaan praten, dan zeg je gewoon ‘ik ben boos’.” De groep begint de lachen, toch gaat de docente gewoon door met haar verhaal. Leerlingen blijven door haar heen praten, maar zij blijft geduldig. Ontzettend veel respect heb ik daar voor, want ik was allang gillend of huilend de klas uitgerend.
Verschillende problematiek
In een klas die slechts tien leerlingen telt, is er soms maar 25% aanwezig. Over het algemeen is het concentratievermogen laag en elke leerling krijgt de hele dag door persoonlijke aandacht, of ze er nu om vragen of niet: dat is Rebound Groningen. Klassen vol spijbelaars en luie leerlingen, denk je misschien. Dat klopt voor een deel, maar voor een ander, veel gro-
ter deel, is dit absoluut niet van kracht. Natuurlijk, er wordt veel gespijbeld en het huiswerk is ook nooit af, maar de meeste leerlingen hebben heel wat meegemaakt. Rebound Groningen houdt hier rekening mee en bepaalt per leerling wat de beste werkwijze is. Orthopedagoog Inez Heukers, 23 jaar en zelf net afgestudeerd, is bij elk traject betrokken en vertelt mij over de vele verschillende kanten bij Rebound Groningen. “Soms is het moeilijk om leerlingen te helpen, omdat ze thuis ontzettend veel problemen hebben, waar je geen zicht op hebt. Maar het werk is ook heel uitdagend, dat vind ik ontzettend leuk aan Rebound”. “Het zijn natuurlijk hele verschillende jongeren. We hebben leerlingen die hier vanwege angst zitten, maar je hebt ook jongeren die het lastig vinden om respectvol met je om te gaan of een gesprek met je te voeren. Dat vind ik wel moeilijk, maar dat hoort er bij. Je moet gewoon professioneel blijven”, aldus Inez. “Vandaag kwam de moeder van een leerling taart brengen, omdat we haar kind zo goed hadden geholpen. Die bevestiging van ons werk is ontzettend leuk”.
“Ik heb grote plannen voor de toekomst”
We lopen de keuken in. Een groot lokaal met een aantal keukenblokken, grote ramen, een wasmachine en een droger. In het midden van de kamer staat een enorme tafel met een hoop stoelen eromheen. Omdat er constant wordt gekookt, staat de verwarming niet aan. De oven zal voor genoeg hitte moeten zorgen, maar dit is helaas niet het geval. Ik neem plaats en tegenover mij gaat leerling Tom* (14) zitten. “Ik vind het vreselijk op deze school. Ik vind dat ik hier niet thuishoor en ik wil hier ook niet thuis-
horen”, vertelt hij me. “Ik mis mijn school, ik weet niet eens meer hoe het is om met honderden leerlingen door een gang te lopen, hoe een normale les er uit ziet en hoe het is om boeken mee naar school te sjouwen”. Tom vertelt dat hij grote plannen heeft voor de toekomst, maar hij leert me ook dat toekomstdromen niet per se een motivatie zijn om harder te werken. “Ik vind het heel leuk om nieuwe dingen te leren, maar alleen als het onderwerp me interesseert. Onzinvakken als Duits vind ik vreselijk om te volgen en dan doe ik gewoon niets meer. Ik heb veel interesses, ik hou van leren. Mijn doel in het leven is om naar Harvard of Stanford te gaan, maar ik ben gewoon zo lui, ik doe niets voor school”. Tom zegt dat hij best wat minder lui zou willen zijn, maar hij wil niet veranderen wie hij is. Ook Rebound kan dat niet, volgens hem. “Ik ben totaal niet agressief, daarom vind ik ook dat ik hier niet thuishoor. Toch heb ik ook wel wat geleerd van Rebound. Ik leer nu om met iedereen om te gaan. Ja, deze school heeft me wel wat sociale vaardigheden bijgebracht, maar of ik nu minder lui ben? Ik weet het niet”. Het schoolplein is verre van leeg, maar minder eng dan op de eerste dag. Ik loop op een groepje leerlingen af en maak een praatje met ze. Het fijne aan extraverte leerlingen is dat ze niet bang zijn om te praten. Samen lopen we naar de fietsen, het is tijd voor de streetdanceles. Volkomen volgens de regels fietst iedereen met niet meer dan twee personen naast elkaar. En rokende leerlingen? Die heb ik de hele week niet gezien.
*= Wegens privacyoverwegingen is er een andere naam gebruikt.
Zorgeloo s 2 9
“Het was mijn moede niet meer
Andrea is zestien jaar, woont in Assen en zit in de vierde klas van het Dr. Nassau College Penta. Na haar vele spijbelen kwam ze in aanraking met Bureau Jeugdzorg. Achter dat spijbelen bleek echter een veel groter probleem te zitten. Een monoloog van een meisje met een moeilijke jeugd, dat zich al veel te jong niet meer als kind kon gedragen. 30 Zo r g e lo os
alsof het er allemaal boeide” DOOR JORDI SMIT
“I
k was tien jaar oud toen het gebeurde. Veel kan ik me er niet van herinneren. Op een normale woensdagnacht overleed mijn vader aan een hersenbloeding. Het kwam totaal onverwacht. Het is net of ik de herinnering aan die nacht uit mijn geheugen gegooid heb. Het enige dat ik nog weet is dat ik samen met mijn moeder, mijn tweelingbroertjes en een tante die bij ons in de straat woont, in het ziekenhuis zat. Niemand wist wat er precies met mijn vader aan de hand was. Laat staan of het nog goed zou komen. Voor mijn gevoel gingen er uren voorbij, tot er plotseling iemand kwam vragen of mijn moeder even mee wilde lopen. Lang duurde het niet voor ze terugkwam. Ze zei niets. Maar toen ik de blik in haar ogen zag wist ik het gelijk. Mijn vader was dood.
In de periode daarna bleef mijn moeder nog redelijk op de been. We kregen veel hulp en iedereen was super aardig. Familieleden, de buren en andere mensen in de straat hielpen bij van alles en nog wat. Na een bepaalde tijd verdween dat. Voor mijn broertjes en mij was het natuurlijk vreselijk dat we geen vader meer hadden en we mistten hem. Maar ons leven ging toch door. Mijn moeder had het nog veel moeilijker. Het leek of de klap voor haar pas een half jaar later kwam. Dat het toen pas echt tot haar doordrong. Ze begon te drinken. Steeds vaker zagen we lege flessen dranken in de woonkamer staan als we ‘s ochtends naar beneden kwamen om te ontbijten. Vroeger was ze altijd vrolijk en wilde ze alles weten
over wat we die dag beleefd hadden. Ik was gewend om tot in de kleinste details alles aan mijn moeder te vertellen. Nu was het alsof het haar niet meer boeide. Mijn broertjes zijn vijf jaar jonger dan ik. Zij begrepen iets minder goed wat er met mama aan de hand was denk ik. Het kwam er vaak op neer dat ik voor hen moest zorgen. Ontbijt voor ze maken, zorgen dat ze op tijd naar school gingen. De basisschool is gelukkig op loopafstand dus dat was te doen. Het was in de periode dat ik aan de middelbare school begonnen was. Ik had HAVO advies gekregen op mijn basisschool. In de eerste twee jaar ging het me, ondank alle extra zorg, nog redelijk af. Ik haalde voldoendes en ging over naar HAVO 3. Toen ging het mis. Het werd me allemaal wat teveel en ik kon het niet zo goed meer opbrengen om mijn huiswerk te maken. Halverwege het jaar moest ik naar VMBO-T. Dat betekende ook dat ik naar een andere school moest. Hier ging het al vanaf het begin weer niet goed. Ik voelde me niet echt thuis in de klas , had weinig vriendinnen. Daardoor ben ik gaan spijbelen. Eerst hield het in dat ik een uurtje eerder naar huis ging. Maar na een tijdje begon ik gewoon hele dagen over te slaan. Mijn moeder lag vaak toch in bed. Wist zij veel wat ik allemaal deed. In die vrije tijd zat ik een beetje tv te kijken. Met mijn moeder ging het slechter en slechter. Voor de deur lagen stapels rekeningen van weken oud die ze gewoon niet opende. Op een dag vertelde de directrice me dat er iemand van Bureau Jeugdzorg zou komen om over mijn spijbelen te
praten. Anderhalve week later was het zover. Toen de vrouw van Bureau Jeugdzorg bleef doorvragen naar de oorzaak van mijn spijbelen kon ik me niet meer inhouden. Ik begon te huilen en vertelde het hele verhaal over mijn moeder. Waar ik me eerst erg schaamde en het liefst wilde dat niemand het wist, kwam ik er nu achter dat het heel goed voelde om het te vertellen. Een enorme opluchting. De vrouw was super aardig. Ze troostte me en we hadden een lang gesprek om te kijken wat ze voor me kon doen. Ze heeft er voor gezorgd dat mijn moeder diezelfde week nog opgenomen werd. Mijn moeder zit nu in een kliniek en het gaat al stukken beter met haar. Twee keer in de week ga ik bij haar op bezoek.
Voor het eerst in jaren heb ik het gevoel dat wat ik zeg eindelijk weer een beetje tot haar doordringt. Dat het haar weer een beetje interesseert. We hebben nog niet dezelfde band die vroeger hadden. Maar ik heb het gevoel dat het eindelijk weer de goede kant op gaat. Op school gaat het ook beter. Ik heb een paar achterstanden maar ik krijg extra hulp om alles weer in orde te krijgen. Spijbelen doe ik niet meer en ik heb ook meer vriendinnen in de klas. Mijn broertjes en ik wonen nu tijdelijk bij mijn tante in. Elke donderdagmiddag ga ik voorlopig nog bij Bureau Jeugdzorg langs om te praten over hoe het gaat. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt en dat ik over een tijdje gewoon met mijn moeder en broertjes kan wonen. Eindelijk zie ik de toekomst weer positief tegemoet.’’
Zorgelo o s 3 1
EVEN THE SMALLEST ACT OF CARING FOR ANOTHER PERSON IS LIKE A DROP OF WATER, IT WILL MAKE RIPPLES THROUGHOUT THE ENTIRE POND - JESSY AND BRYAN MATTEO
Deze productie is gemaakt door studenten van de opleiding Journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ondanks de constante zorg en aandacht die we besteden aan de samenstelling van dit product, kan de opleiding Journalistiek niet instaan voor de volledigheid, juistheid of voortdurende actualiteit van de gegevens en de inhoud hiervan. Mocht u feitelijke onjuistheden tegenkomen dan stellen wij een reactie erg op prijs via info@windesheim.nl . De inhoud van deze productie kan zonder vooraankondiging wijzigen. Aan de inhoud hiervan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend. Auteursrecht Op de inhoud van dit platform rust auteursrecht. Het is niet toegestaan de auteursrechtelijk beschermde werken of andere informatie openbaar te maken of te verveelvoudigen zonder toestemming van de Opleiding Journalistiek. Wij stimuleren linken naar producties op de site van Journalistiek Zwolle zoveel mogelijk. Linken mag altijd en is aan geen enkele voorwaarde gebonden. Foto- en videomateriaal De redactie spant zich in om iedereen die geportretteerd wordt om toestemming te vragen. Mocht je bezwaar hebben tegen bepaalde foto’s of video’s waarop je te zien bent, neem dan contact op via info@windesheim.nl .