Auteurs: Gerdien Bos en Pim van der Marel | Beeld: Pim van der Marel en Christophe Brochard (Brochard Photography)
LIBELLEN ZIJN EEN GOEDE INDICATOR VOOR NATUURKWALITEIT
Ruimte voor insecten van levensbelang
42
vakblad groen
In 2017 is een geruchtmakend onderzoek gepubliceerd. Daaruit bleek dat in Duitsland het aantal vliegende insecten in 27 jaar met ruim 75 procent is afgenomen. Een vergelijkbaar negatieve trend is in Nederland waarneembaar bij insecten op het land. Hoe het met insecten in het water gaat, is minder goed bekend. We nemen de ontwikkelingen door aan de hand van de libellen: de best onderzochte groep. Omdat insecten onderaan in de voedselketen staan, is de achteruitgang potentieel rampzalig. Voor veel grotere dieren zoals vissen vormen insecten immers de belangrijkste voedselbron. En uiteindelijk zijn ook wijzelf als mensen in het geding. Achterover leunen is geen optie ...
Na de sterke waterverontreiniging in de vorige eeuw is de waterkwaliteit nu weer aan de beterende hand. jaargang 76 • juli 2020 • nummer 06
43
Figuur 1. De opgaande trend bij libellen is omgeslagen
In het water levende insecten zijn bijvoorbeeld waterkevers, waterwantsen en larven van muggen, haften, steenvliegen, kokerjuffers en libellen. Van al deze groepen zijn de libellen in Nederland het best onderzocht. Ze worden al jarenlang gemonitord in het kader van het Landelijk Meetprogramma Libellen. Libellen zijn een goede indicator voor de natuurkwaliteit en de daarmee samenhangende waterkwaliteit. We gaan er daarom van uit dat de trend die de libellen laten zien, model staat voor de trend van al die andere, minder goed onderzochte groepen waterinsecten. Net als veel andere waterdieren zijn libellen sterk afhankelijk van de waterkwaliteit. Wat veel mensen zich niet realiseren, is dat deze wendbare vliegers het grootste deel van hun leven onder water doorbrengen. Als larve leeft een libel 1 tot 3 jaar in het water voordat hij groot genoeg is om de stap naar volwassenheid te maken. Hij verricht hier overigens nuttig werk, bijvoorbeeld
44
vakblad groen
Insecten zoals deze libellenlarve zijn belangrijk voedsel voor vissen, maar hun aantal neemt de laatste jaren af.
Over eten en gegeten worden
De grootste vijanden van libellenlarven zijn vissen. Zij verschalken maar wat graag zo’n eiwitrijk hapje. Maar de rollen zijn ook weleens omgedraaid. Libellenlarven zijn ware rovers en eten alles wat beweegt en niet groter is dan zijzelf. Met hun grote uitklapbare onderlip, het zogenaamde “vangmasker”, kunnen zij vliegensvlug hun nietsvermoedende prooi grijpen, net zoals een kameleon dat doet met zijn tong. Een bijna volgroeide larve van een grote libel heeft dus ook weleens kleine visjes op zijn menu staan!
nakomelingen, maar steken meer energie in de zorg voor hun kroost. Insecten daarentegen zoeken hun heil in het produceren van enorme hoeveelheden nakomelingen. Dat daarvan het grootste deel niet overleeft, is ingecalculeerd. Zolang er maar een paar individuen een partner vinden en op hun beurt weer voor nageslacht zorgen. Op ieder mens zijn er waarschijnlijk enkele honderden kilogrammen insecten op aarde. Geen wonder dus dat ze uitermate geschikt zijn als bulkvoedsel voor grotere dieren zoals vissen en vogels.
Waterkwaliteit
Libellen zijn een goede indicator voor de natuurkwaliteit. Hoe het met hen gaat, zegt ook iets over de rest van het ecosysteem.
het opeten van grote hoeveelheden muggenlarven. Een volgroeide larve kruipt bij warm weer uit het water (bijvoorbeeld tegen de stengel van een oeverplant) en barst daar uit zijn huidje. “Uitsluipen” noemen we dat fenomeen. Na enkele uren is de nu volwassen libel opgedroogd en vliegt hij het leven boven water tegemoet, terwijl het huidje op de stengel achterblijft. Het dier heeft nu nog hooguit enkele weken te leven. In die periode
zijn libellen – uit pure noodzaak – roofzuchtig en seksbelust. De natuur heeft ze met deze eigenschappen prima uitgerust om hun missie te volbrengen: voldoende eten om zich te kunnen voortplanten.
Voortplantingsstrategie
Niet alleen libellen, maar vrijwel alle volwassen insecten hebben een korte levensduur en kunnen honderden eitjes leggen. Grotere dieren krijgen vaak veel minder
Omdat libellen als larve lang in het water leven, is de kwaliteit van dat water uitermate belangrijk voor hun ontwikkeling. Voor waterkwaliteit is tegenwoordig veel aandacht bij beheerders. De libellen hebben daardoor de afgelopen 30 jaar aanvankelijk in de lift gezeten (figuur 1). Dat is opvallend: waar andere insectengroepen de laatste tientallen jaren een flinke daling laten zien, komen de libellen er relatief goed van af. Dat was in de decennia daarvoor wel anders. In de vorige eeuw, met name na de Tweede Wereldoorlog, verminderde de kwaliteit van ons oppervlaktewater door de ontwikkelingen in industrie, verkeer en landbouw. Als gevolg daarvan gingen ook de libellen hard achteruit. Gelukkig drong na verloop van tijd het besef door dat deze verontreiniging niet zonder gevolgen kon doorgaan. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn steeds meer maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren. Zo kwamen er bijvoorbeeld strengere wetten op het lozen van afvalwater in Europa. Deze maatregelen hebben de libellen geholpen om zich weer te herstellen. Een typisch voorbeeld van een soort die heeft geprofiteerd is de rivierrombout. De larve van deze soort leeft in zandige substraten jaargang 76 • juli 2020 • nummer 06
45
Over de Vlinderstichting Vlinders en libellen vormen samen hét symbool van schoonheid en vrolijkheid. Ze zijn teer, kwetsbaar en tegelijkertijd krachtig en als zodanig een prachtige metafoor voor het leven op aarde zelf. De Vlinderstichting volgt met behulp van honderden vrijwilligers door het hele land al enkele tientallen jaren hoe het met de vlinders en libellen in Nederland gaat. Uit de gegevens die in dit Landelijk Meetprogramma verzameld worden, blijkt dat ook in Nederland de insectenachteruitgang waarneembaar is. De Vlinderstichting doet er met een kleine dertig medewerkers alles aan om het tij te keren en zet zich in voor een natuur waar vlinders en libellen overal waar ze thuishoren te vinden zijn. www.vlinderstichting.nl.
in ondiepe, stromingsluwe riviertrajecten. De soort, die oorspronkelijk in Nederland voorkwam, werd na 1950 niet meer in onze rivieren aangetroffen. In 1996 keerde de rivierrombout terug: de grote rivieren waren toen weer voldoende schoon.
Trend
Na de algemene verbetering van de waterkwaliteit zijn vooral in natuurgebieden nog veel extra maatregelen genomen. Die waren gericht op een natuurvriendelijker inrichting en beheer van de wateren. We zien de verbeteringen terug in figuur 1: tussen 1991 en 2007 is een stijging te zien in de verspreiding van libellen. Na 2007 is de trend omgeslagen in de verkeerde richting. Dat libellen niet meer verder toenemen heeft verschillende oorzaken. De chemische kwaliteit van veel wateren voldoet – ondanks de aanvankelijke verbeteringen – nog niet aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). En de ecologische kwaliteit is veelal matig, ontoereikend of zelfs slecht. Misschien hebben we ons in slaap laten sussen door enkele positieve resultaten (zoals de terugkeer van de rivierrombout). We moeten ervoor waken dat de focus op natuurherstel niet verslapt. Gerichte maatregelen ter verbetering van natuur-
46
vakblad groen
Libellenlarven zijn ware rovers en en grijpen hun nietsvermoedende prooi vliegensvlug met hun grote uitklapbare onderlip.
lijke inrichting en ecologisch beheer blijven broodnodig om de achteruitgang van libellen en insecten in het algemeen te stoppen.
Focus
In natuurgebieden gaat het met de libellen nog relatief goed. Dit komt vooral door gerichte maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en oevers en watergangen natuurlijker in te richten en te beheren. Het goede nieuws is dan ook dat dit soort gerichte maatregelen wel degelijk een positief effect heeft. Het slechte nieuws is dat ook libellen, en daarmee waarschijnlijk de waterinsecten in het algemeen, meedoen in de massale insectenachteruitgang. Het is niet voldoende om de verbetering van de waterkwaliteit te bewaken. Ook kunnen we niet volstaan met maatregelen alleen in natuurgebieden. Het is hoog tijd om ons als natuur-
beschermers ook te focussen op het platteland. Dáár valt momenteel de grootste winst te behalen. De Nederlandse natuurgebieden zijn niet meer dan kleine oases in een onafzienbare groene woestijn. In het verbinden van natuurgebieden via natuurlijke elementen op het platteland, het terugdringen van stikstofdepositie en bestrijdingsmiddelen en het bestrijden van verdroging is nog veel te verbeteren. Insecten voelen zich op het platteland niet meer thuis, terwijl dat toch meer dan 50 procent van het oppervlak van Nederland beslaat. Bij de inrichting van ons platteland is ruimte voor insecten van levensbelang. Ons voortbestaan en dat van de grotere dieren kon er weleens van afhangen. Dus dames en heren van de overheid, waterbeheerders, landbouwers en wie zich ook maar aangesproken voelt: achteroverleunen is geen optie, de barricaden op.
Over de auteurs Gerdien Bos werkt als ecoloog bij De Vlinderstichting. Als coördinator van het Landelijk Meetprogramma Libellen volgt zij de ontwikkelingen in de waterfauna op de voet en betrekt zij zoveel mogelijk mensen bij de natuur. Pim van der Marel schrijft en fotografeert met oog voor de achtergrond en met respect voor de historische context (www.vdmarel.com). Samen zien zij het als een belangrijke missie om de schoonheid van de natuur én de noodzaak van natuurbehoud onder de aandacht te brengen.