Keppelstok 7

Page 1

\Y. Dolh

Grafstenen in en rond de oude Friese kerken een bistoriscb kerkgebou.w is de ploer r.tan evenveel betekenis als de rnaren. Uit dit principe worden bij restauraties in de

Bij

praktijk onrsoldoende

Anders dan het geval is bij klokkestoelen, geschilderde glazen, familiebanken en rouwborden is het binnen dit kader niet mogelijk te streven naar een volledige opsomming der oudere grafstenen in deze provincie; daarvoor is (gelukkigl) hun aantal te groot. Vrijwel elke Friese kerk van voor 1800 is bevloerd met zerken, van zeer uiteenlopende ouderdom en formaten;'voornamentlijk Friesland schijnt het land der grafsteenen

zĂ­1n'. t) Een inventaris wordt overigens reeds in andere vorm gepubliceerd;

te

hier kan worden volstaan met een globale schets van de ontwikkeling der ste-

nen en van de voorstellingen daarop. Deze verschillen uiteraard niet essentiee1 van die in de omliggende gewesten;

valt hier af en toe een achterstand, soms (en me1 name in de 16c slechts

eeuw) een aanzienlijke voorsprong te constateren. Dat overzicht begint eerst

omstreeks het jaar 1000, want oudere

stenen (bijvoorbeeld uit de Romeinse tijd, welke elders in ons land wel voor-

komen) zijn in Friesland niet aangetroffen.

1

000-t 500

De datering van de eerste grafstenen kan slechts bij benadering geschieden omdat deze, de zogenaamde sarcophaagdeksels, geen opschrift dragen en niet of nauwelijks versierd zijn. Ir{er. woord sarcophaag is afgeleid van het Grieirse sarcophagos (- vleesetend), de naam van een

conseqwenties getro/eken. ) 1

gelijke kisten werden bijgezet, binnen veertig dagen verteerden, op de tanden na. 3) Later werd het woord sarcophaag

gebruikt voor a1le stenen doodkisten, doch vooral voor die, welke bestemd waren om als fraai versierde monumenten boven de aarde zichtbaar te blijven.

(Het woord sarcophaag kan men terugvinden in het Duitse Sarg : lijkkist, ons woord zerk kreeg de betekenis van liggende grafsteen, deksteen.) De in de noordelijke streken gevonden stenen histen zijn aan de buitenzijde nooit versierd en van binnen hoogstens voorzien van eenvoudige decoraties met kruisen, ankers en kromstaven. Uit het it:' 1957 gepubliceerde verslag van de

onderzoekingen

valt op te

van F{erman ltlartin

dat de oude, lichtof niet versierde grafstenen steeds deksels zĂ­jn ge' maker-r,

trapeziumvorrnige, weinig

weest van sarcophagen. FIem waren toen geheel Nederland en Noord-Duitsland 71 kisten en 89 deksels bekend. Het op

in

verzoek van Martin door dr. P. Kruisin-

ga verrichte onderzoek van steenmonsters t) bleek van groot belang: van cle 121 monsters bestonden er 107 uit bontzandsteen uit Vogezen, Odenwald - de Weser en slechts zeen van langs Tevoren ven uit Bentheimer zandsteen. was steeds verondersteld, dat vrijwel alle stenen (gezien de toenmalige trans-

steensoort,

portmogelijkheden) uit de groeven bij Bentheim afkomstig zouden zijn. In de bergen van het Odenwald is een steenhouwerswerkplaats aangetroffen, waar nog zes trapeziumvormige stenen lagen,

waarvan wel cloodkisten zljn gemaakt. Plinius verhaalt, dat lijken, die in der-

die bij de bewerhing of het vervoer waren gebroken. 5) Transport zal slechts

in Klein Az1ĂŤ gevonden

t45


per schip, via Rijn of \íeser, mogelijk zijn geweest. Bij het droogvallen van de \flieringermeer zijn ir 1930 vele brokstukken van bontzandstenen sarcophagen en van versierde dekstencn gevonden, 'i) waarschijnlijk de lading van een op de Zuiderzee vergaan schip. Er kan worden aangenomen, dat de (aanvankelijk geringe) versiering der deksels steeds in of bij de steengÍoeven is aangebracht. Eenvoudig frijnwerk wordt gevolgd door geometrische vlakversiering, daarna verschijncn er kruisen, ankerkruisen, kromstaven en gestyleerde wijnranken. Anders dan men zou

verwachten, schijnt een kromstaf niet de kist van een abt aan te duiden: aldus versierde deksels zijn dikvrijls aangetroffen op piaatsen, waar nooir een hlooster heeft gestaan. De in 1952 onder het koor der Utrechtse Pieterskerk opgegraven sarcophaag van bisschop Bernulphus (f105,t) bleek een onversierd dek-

sel te hebben; de binnenzijde der rode zandstenen hist was alleen aan het voeteneinde kepervormig gefrijnd.') Tenslotte komt dan de afbeelding vair een menselijke gestalte, meestal met ge-

vouwen handen en on-rgeven door

ziel der overledene rÁ/egvoeren rran onder het doodskleed (of het sarcophaagdeksel) vandaan. 8) Op eer:r te til/estergeest ger.onden steen (afb. 3) is dit zinvolle tafereel uerwordcu tot een groepje urn drie, hand in hand staande poppetjes; ook de vr-ijnrankrand is moeilijk herkenbaar. Al deze stenen zul1en in steenhouwers-

werkplaatsen bij de groeven zijn afgewerkt: gelijksoortig versierde deksels zi)n in geheel Noord-Duitsland en

Noord- en Oost-Nederland aangetrof-

12l13e-eeuwse roodbontzandstenen sarcophaag met enrgszins bewerkt deksel, jar:ari 1962 opgedolven uit het kerkhof r.an \flons.

r46

een

rand van gestyleerde wijnranken. Opvallend is de enkeie malen bover iret hoofd van deze persoon aangetroffen voorstelling v,rn twee engelen, die de


en. Dif f erentiatie kan eerst verwacht worden bij stenen, die niet of slechts gedeeltelijk afgewerkt -werdcn gctransporteerd. Dan eerst wordt het mo* gelijk om de deksteen te gebruiken ten einde het graf van een bepaalde persoon te kenrnerken. Aanvankelijk zal dat vrelf

licht alleen nog de afbeelding van

een

miskelk met hostie zijn geweest (om een priestergraf aan te duiden), later volgden dan een (Latijnse) tekst, een portret, een waPen. de kistdeksels versiercl werden, wijst er al op, dat ook hier de sarcophagen niet werden begraven, doch dat de deksels zichtbaar bleven. Dit zal steeds op een kerkhof zijr-r geweest: vele concilies

Dat

ln de kerken verboden. Eerst het concilie van Tribur (895) stond het begraven in de kerken van geestelijken en verdienstelijke leker-r toe, s) maar verbood toch monumenten of kentekenen in de kerkvloer. De vraag blijft, of nadat het begraven in de kerken (mede uit vrees voor grafplundehebben het begraven

.l .,1, I ,!' '

ring?) meer in zwang was gekomen, ook daar sarcophagen zyn gebruikt, of dat voortaan werd volstaan met de nog

-

steeds trapeziumvormige - dekstenen. In Friese kerkvloeren is onder een der-

r-t !ii

gelijke steen nirnmer een stenen kist aangetroffen.

De alleen al door de hoge vervoerskosten prijzige stenen dekten slechts de graven der best gesitueerden cn bleven generatieslang in gebruik. 'Werd er al eens een zerk afgedankt, dan kon deze nog uitstekend dienst doen a1s altaarken- duidelijk baar aan de wijdingskruisjes en al dai.r niet tevoren a1s zerk gebruikt zijn na - beland de Flervorming in de kerkvloer en van (nieuwe) grafschriften voorzien. Enkele eeuweĂ?r duurt her tijdvak, waarin bontzandstenen, trapeziumvormige zerken werden toegepast, meestal met eenvoudig, Gotisch randschrift. In oude beschrijvingen worden deze stenen dikwijls 'rode en witte Bremers' genoemd, steen. Vele altaarstenen

naar de haven, waarover zij werden uitgevoerd: in Friesland zal dus vooral

rs riiĂŻr*:r_:i,

2. 12l13e-eeur.s sarcophaagdeksel met eenr,ouclige versiering (lVestergeest). bontzandsteen van langs de tVeser zijn gebruikt. Volgens Diedrich Steilen zi.jn

vrijwel a1le Noordduitse witte zandstenen zerken afkomstig uit de groevel van Obernkirchen bij Stadthagen, rechts

van de

\fleser.

tu) Hij maakt (zonder

147


verdere details) melding van een geschil tussen 'Hollandse' en inheemse arbei-

ders, waarbij de tussenkomst van

de

Raad van Bremen werd ingeroePen, de de Vestad, die de enige afvoerweg

-

3. 13e-eeuws sarcophaagdeksel met afbeeldine van bidclende persoon en drie, hand-in-hand staande figuurtjes binncn

rand van gestyleerde wijnranken(?) (Vestergeest).

een

beheerste. Dit wekt de indruk, ser dat ook Nederlanders deelnamen aan de

exploitàtie der uitgestrekte steengroe-

ven- De stenen werdcn voorziett vxlr een eigendomsmerk, per schip naar Bremen vervoerd en daar overgeladen. (Omstreeks 1.925 is een in de Weser gezonken schip teruggevonden' met een lading van twintig gemerkte zerken.)

De oudst bekende portretzerk van deze provincie werd in Rinsumageest aangeiroffen (afb. a). Het Latijnse randschrift melclt in Gotische majuskels, dat 'de beminnelijke jongeling Eppo' in het jaar 1341 op de sterfdag van Simon en Judas (28 oktober) overleed; zijn ouders heetten Athigard en F{acira, zijn broer Hessett) In een lius en zijn tweelingbroer Sico. Gotische nis is een baardeloze jor-rgeman efgebeeld, gewapend met een speer, denals gelijkend portret want middeleeuwse Persoonsgebruikelijke de

kelijk bedoeld voorstelling

namelijk op circa 33-ja-

rige leeftijd, in welke ouderdom Christus tÀ h.-.1 opvoer en wa:lroP ook

dc

stervelingen werden verwacht te verrijis hier.niet toegePast. zen nog Mede in de 14e eeuw wordt de

-

zandsteeds licht-trapeziumvormige stenen zerk soms in het midden voor-

zien van een groot, dikwijls krachtig uitgebeeld schild met familie*-apen. De in áeze tijd, toen cle heraldiek nog leefde, met zekere flair in het zachte materiaal gehouwen wapenfiguren zijn vaak verre superieur aan die uit later eeuwen. Rond 1't80 komt dan eindelijk de blauwe hardsteen

meest Escaussijnse arduin

in Henegouwen) en de (uit Ecaussinnes minder harde Namense kalkstecn hier voor adel en hoge geestelijkheid in vrijwel algemeen gebruik, eers! met ingekraste wapens, maar ook al spoedig met een, dikwijls verrassende, bewonde-

in reliëf gehaktevoorstelling. Déze stenen zi)n rechthoekig, evenals de gelijktijdig nog spaarzaam voorkomende tr,-,drtenen zerken. Aan het randschrift wordt steeds meeï zorg besteed; het is

rer-rswaardig

esthetisch bijzonder f raai, maar

moeilijk te ontcijferen. In de

148

we1

hoeken


s-orden sedert her einde der 15e eeuw een eeuw eerder - elders al en - cirkelmedaillons vierpassen aangebracht met de symbolen der evangelisten: t!) adelaar voor Johannes, gevleugelde mens voor Mattheus, ger'leugelde stier voor Lucas en gevleugelde leeuw voor Marcus (meestal in deze volgorde, dus juist omgekeerd als in de opsomming der gevleugelde. overaJ var'r ogen voorziene fabeldieren in Openbaring 4 : 7). Even na 1500 verschijnen de eerste hoekvullingen iner adellijke kwarrierwapens. en die blijven de volgende eeuwen in gebruik (sederr 1530 ook mer geallieerde wapenschildjes).

l6e

eeuw

Steenhouwerstechniek cn -kunsr maken in de Renaissance ecn snelle ontwikkeIirrg door. Plot.eling zijn er enorme Ba1lum: 3.80 X 2.30 mtr. - hardstenen zerken, waarop afbeeldingen van acanthusranken, guirlandes, purti en pilasters op smaakvolle wijze zijn gerangschikt rond één of meer aan een helm opge-

hangen wapenschilden.ls) Aangenomen moer worden, dat de uitvoerende kunstenaars persoon, hetzij via - hetzij inkennis patronenboeken hebben kunncn nemen van -hetgeen er elders, met nane in Italië op dir terrein gaande was. Nóg meer dan in de voorafgaande perioden, voelden de Italiaanse 'grafkunstenaars' zich in de 15e en 1,6e eeuw aangetrokken ror de werken der Romeinse oudheid.la) Het bewonderde ornamenr, dat de anticke mausolea en sarcophagen sierde, vor-rd toepassir-rg op de daar toei-r gebruikelijke wandgraven, evenals architectonische elemcnten a1s zuilen, pilasters, architraven en f rontons. De slingers imitatie van de werkelijke guir- clie landes, men in de oudheid aan de graven placht te hangen ge- werden dragen door putti en soms gescheiden door maskers of stierenschedels. De functies der genii waren in de klassieke oudheid velerlei; hier kunnen z1j beschouwd worden a1s beminnelijke grafwachters. Treurig kijkende kinderfiguur-

4. Sarcophaagcleksel n-ret afbeelcling var-r jongeman in Gotische nis; randschrift in Gori'ehe m"rjuskel. 1'Eppo-srecn'. 1341)

(Rinsum,r3ee:r. sederr

ld8l in

Fries Museun:).

tjes, in de hand een omgekeerde toorts, symboliseren het uitgedoofde leven. A1 dan niet zwevende genii dragen spreukbanden en blazoenen. 149


Al deze elementen zijn te herkennen op de vroeg-16e-eeuwse zerken in Friesland: ranken, guirlandes, putti, maskeÍs cn pilasters zijn tn een fraaie compositie rond het wapen geplaatst. Onder een afsluitende lijst is meestal in Romein-

een Latijnse spreuk aanbinnen een cartouche, welke

se kapitalen

gebracht

bekend is er hier te lande van deze grafspÍeuken, vaak citaten uit werken van klassieke auteurs of uit de bijbel, nog geen speciale studie gemaakt.

Van de in Italië veel voorkomende wandgraven

geïnspireerd op de arco-

werd in de in de catacomben 15e eeuw de spitse beëindiging dikwijls

solia

doet denkcn aan een tombe. Voor zover

weer door een halfronde boog vervan-

5. Sarcophaagdeksel met ranc{schrift in Gotische minuskels voor Teet Humalda

gen; het middelste deel van het monument liet men uitspringen ter accentuering van de nis, welke de tombe bevatte. En deze ingewikkelde constructie is vrijwel ongewijzigd, maar dan geprojecteerd in het platte vlak, op de Friese zerken van na 1550 terug te vinden.

$

1,a9a); hoekvierpassen

syrnbolen;

met evangelisten-

in middenveld helm en

wapenschiid Humaldr (Ee).

Tussen zuilengalerijen

of in

nissen wor-

den dan (in plaats van de hangende wapenschilden) ook wel afbeeldingen van de begravenen aangebracht. De overledenen zijn uitgebeeld als staande figuren (plooival kleding, stabeen): de krijgs-

lieden indrukwekkend gewapend, de echtparen als op een statig familieportret. Ook hiervoor zal de Italiaanse grafkunst het voorbeeld hebben verschaft. fi.e

$:.'.i:

;*

Op grotere monumenten is de dode daar dikwijls twee Àaal terug te vinden: beneden uitgestrekt op zijn doodsbed en

boven trots en als ontrefbaar door

de

dood.

Eerst

in de late

Renaissance

werd het

skelet ten tonele gevoerd, hetzij als 'de dood', die de overledene meetroont naar het hiernamaals de oneigenlijke 'Totenranz' hetzij- a1s de dode zelf. Nog afschrikwekkender is het half-vergane lijk. Vrij bekend is het monument (1544) voor het hart van René de Chalons in

Bar-1e-Duc, waarop

volgens eigen

in de toezijn lijk is uitgebeeld stand, waarin het drie jaar na het overlijden werd geachl te verkeren. In het wens

eigenlijke Italië kwam deze maniëristische kunstuiting niet tot toepassing: de functie als herinneringsbeeld maakte dat onmogelijk. In Duitsland, waar in de 16e eeuw het geloof in de verrijzenis

voorop stond, was de dodendans

een

geliefd motief; in de Oostfriese kerker.r zijn vele grafstenen daarmede gesierd. 150


In het Groninger Museum bevindt zich

een dergelijke zerk uit 'WetsingeJ maar in Friesland zijn deze voorstellingen niet aangetroffen. De grote zerk voor Pietel van Dekema (l i568) en Catharina van Loo (t 1581), in 1866 ingemetseld in de Leeuwarder Oldehove, toont de echtelieden staande op een lijkkist, waarin een skelet zichtbaar is.15) In Oost-Friesland wijkt het type grafsteen niet belangrijk af van het hier ge-

bruikelijke. Ook daar werd aan hardsteen de voorkeur gegeven, en wel in

tegenstelling tot het overige NoordDuitsland, waar de steenhouwers de zandsteen van Obernkirchen bleven toepassen. Dat had opmerkelijke gevolgen.

Voorstellingen in reliëf in zachte zandsteen zijn veel kwetsbaarder dan die in hardsteen en daarom bepaalde men zich

veelal

tot het uithakken van letlers en

omtrekken van wapens en andere figuren; de uitgediepte lijncn werden met kalk of bronzen strips opgevuld, waardoor er een duidelijke en contrastrijke voorstelling onts:ond en de steen toch

vlak bleef. Voor degenen, die

een meer uitgewerkte

afbeelding wensten) is er wel

in

reliëf

gewerkt, maar de op deze wijze versierde stenen werden ook al wegens gebrek

aan vloerruimte

tegen wanden en pilaren opgesteld. -Vorm en indeling van de steen bleven daarbij aanvankelijk gehandhaafd, maar de onderste regel van

6. -iíapenzerk voor Hette Dekema

(Í 1522) (f 1539)

en diens echtgenote Reinsk Camstra

rnet randschrift in Gotische minuskels en hoekvierpassen met wapenschildjes; laat-Gotische vulling van bovendeel r'an n-riddenr-eld denkelijk van Gerbren H.,

Renaissancewerk in benedendeel toegeschreven aan Benedictus Gerbrants (Leeuwarden, Galileërherk, G 66, thans in tuin Kanselarij).

het randschrift moest worden omgedraaid om leesbaar te blil'ven. Deze

'Grabplatte' ontwikkelde zich vervolgens tot 'STandmal'. De middenpartij daarvan toont een godsdienstige voorstelling (dikwijls mer de overledene en diens familie), daarboven bevinden zich

lijsten met familiewapens en een fron-

ton, eronder een

rijke

meestal omvang-

opschriftplaat

met

Latijnse

tekst; de delen worden gescheiden door

lijsten, die ondersteund worden door consoles, pilasters, karyatiden, enz.

Ztl-

ke epitaphen zljn in de 1,7e eeuw ook voor Friese edelen vervaardigd (onder meer te Beetgum, Ee en Hylaard).

Kunstenaars treden in de Renaissance uit hun anonimiteit. In de 16e eeuw

worden dan ook

steecls meer zerken gesigneerd, eerst uitsluitend met de initialen, na 1550 soms met de volledige naam van de'beeldsnijder' of 'hardhouwer'. Bovendien biijken vele stenen tevens voorzien te zijn van een merkte-

ken; dit zotr er op kunnen wijzen, dat

de door de meer gezochte meester-zerkhouwers ontworpen'patronen' (werk-

tekeningen) soms (i" hun atelier?) door anderen (steenhouwersgezellen, knechts?) werden uitgevoerd. Ook

de

1.51


7. Vapenzerk roor Tieth van Meckema (i 1533) en haar moeder met randschrift in Gotische minuskels en hoekvierpassen mer evangelistensymbolen; binnen een Renaissance-poort helm net wapenschilden Meckcrna en Eeri-rsma en cartouche (Kollum). 152


meesters zelf gebruikten een steenhouwersmerk,tu) zoals onder rneer blijkt uit

het merkje, dat zowel voorkomt in het wapenschild op de grafsteen te Franeker

voor de 'meester antyckhouwer'

Claes

Jelles, a1s op het - mede onder diens Franeker stadhuis' leiding gebouwde Enkele der in deze provincie aangetroffen initialen konden worden geïdentifi-

ceerd: 1505-'22 G.H. (? Gerbren H.,

Leeuwarden) ,11) 1.535-'72 B.G. (Benedic-

tus Gerbrants, Leeuwarden),t') 1547-'61' V.L. (Vincent Lucas, Franeker),1!') 1561-

'99 P.D. (Pieter Dircks, Leeuwarden), 1,570-1,605 D.L. (Dirck Lieuwes, Leeu-

warden), 1,597-161,4 I.L' (Jacob Lous, Harlingen),'0) 1601-'05 P'4. (Paulus Andries, Leeuwarden), L6A2-'05 C.I' (Claes

Je11es,

Franeker),") 1607-'20 I.C.

(Jelle Ciaes, Franeker en Leeuwar-

der-r),") 161.0-'22 Q.C. (Quirijn Christof-

fels, Leeuwarden, in 1610 samenwerkend mer een H.P., 1607-'17), 1'612-'21 P.C.

(Pieter Claes Antiek, Leeuwarden),") 1,617 ? -'20 H.S. (Hans SchuYneman, Bolsward),") 1627-'39 LD. (Jacob Douwes, Franeker).

Bij de in 1617 gemaakte beschrijving';) van de nagelaten goederen van Jacob van wie nog zeLous (Forssenburg) ven gesigneerde zerken bekend zi)n

de ir-rventaris van zijr-r werk-

wordt ook plaats opgesomd: 'verscheyden so gro-

I

te als cleyne boecken, so gedruckte a1s gescreven, beroerende den const van geometria, architectura als andersins; noch verscheyden stucken ende papieÍen sampt patronen ende verscheyclen ontwerpen, aismede passers' winckerhaecken, platen ende andere stucken van coper, clenselven const van geometria architectura concernerende ende daertoe gebruyckt; item allerhande gereetschappen, so tot hardhouwen als metselen dienstich; twee sware dicke iseren kettens, vier iseren bouten' met verscheyden balcken, ro11en ende andere instrumenten, gebruyckt tot lichtinge uyt ende insettcn van grote sware graffstenen ende 't verfoeren van dien, met twee iinghen ende een eynd car-

8. 'Síapenzerk voor Hiilck Gorolt van

É.."-'u

dochter

1542) met randschrift

en iekst opschrif Lplaat (Horatius. Oden l' 4) in Ronrcinre kapitalen en hoekvierPlsscn mer -,rDctrsch jld'ies; op banderolle gemerkt:

I B G 1539. Borenrand lag in looppad err is volkomen afgesletcn (Franeker, Martiniherh, tegen waÀd opgestelde steen no' 8)'

deels, daerbij sijnde ende

tot het werck

noclich'. Dit alles zàI niet uitsluitend voor het ontwerpen' houwen en plaatsen van zerken gediend hebben: Jacob was

ook

stadsmetselaar

van Flarlingen

en

geniet zijn grootste bekendheid als bouwmeester van het Dokkumer stadhuis (1 60B).'96)

Nadat het randschrift der zerhen al een enkele maal in een typisch Renaissance-

schrift (met forse woordafscheidingen) o{ in een mengvorm van Gotische en Romeinse lettertypen was weergegeven' 153


worden

jn

1542 (afb. 8) daarvoor voor

het eerst zuiver Romeinse kapitalen gebruikt; de fraaie Gotische minuskels

1en

op sokkels, gevels, aediculae en nis-

sen, vaak met een Caritas. Allerwege worden in deze tijd symbolen toegepast,

komen na het midden der eeuw nauwelijks meer voor. Mogelijk onder invloed van de publica-

ook op grafstenen. De deugden zijn meestal voorgesteld door vrouwengestalten: kracht draagt over het hoofd

ties van Pieter Coecke van Aelsr (bewerkingen van de architectuurboeken van Vitruvius en Serlio, sedert 1539), wordt rond het midden der eeuw de stijl der Vlaamse Renaissance dé bron van inspiratie voor de Friese steenhou-

de leeuwenhuid, die haar de kracht van Flercules verleent; matigheid vermengt de inhoud van twee vaten; voorzichtigheid heeft drie gezichten, die van verleden, heden en toekomst; gerechtigheid

wers; het ín L563 door Flans Vredeman de Vries te Antwerpen uitgegeven boek met ontwerpen voor grafmonumenten en epitaphen zal hier zeker ziln benut.") Nieuwe elementen zijn hangende doek-

jes, rolwerk, karyatiden, atlanten, zui-

hanteert het zwaard. Geloof, hoop en liefde zijn natuurli.fk ook gezochte figuren, maar het meest rreden nog de schik-

godinnen

op de voorgrond:

Klotho,

Jegene die de levensdraad spint, Lache-

sis, die hem uitdeelt, en Atropos, die hem afsnijdt (afb. 16). Slechts bij hoge uitzondering kan er een samenhang tussen de voorstelling op de

9. Portretzerk voor Hessel van Hermana (ï 1561) met randschrift in Romeinse kapitalen en tekst opschriftplaat (Ecclesiasticus 7 : 38) in cursief ; hoekmedaillons met

elk twee wapenschildjes; in bovenrand gemerkt: Vincent Lucas (Minnertsga, gefotografeerd na de kerkbrand doch sedert'opgeruimd').

in

1,947,

steen en de levensloop van de eronder ter ruste gelegde worden vastgesteld.

\faarschijnlijk deden de nabestaanden een keuze uir de ontwerpen in een patronenboek van de steenhouwer of kozen zij een steen uit diens winkelvoorraad. FIet soms bij de signatuur geplaatste jaartal van'vervaardiging ligt in het laatste geval vóór het in het randschrift genoemde overlijdensjaar. De grafsteen in de Franeker Martinikerk voor de in 1598 overleden Gerardus Agricola, laatste abt van Klaarkamp, is in de boven-

rand gemerkt'1555 Vincent

Lucas'; deze kunstenaar overleed denkelijk kort na L565, maar in ieder geval vóór 1,578. Voor deze steen werd door de Franeker weesvoogden, als erfgenamen van de ge-

wezen abt, op 12 december 1599 (volgens bewaard gebleven kwitantie) veertig gulden betaald.") Nóg twintig jaar

later werd her eerste randschrift aange-

bracht en de wapens ingevuld op een met 'V.L, 1547' gesigneerde zerk. In 1655 en 161.9 zljn de grietman Tierck

van Fleerma en diens echtgenote Luts van \íalta te Berlicum daaronder begraven.e!') Het is niet geheel uitgesloten dat patronen van Vincent Lucas nog na

zijn dood werden uitgevoerd, maar het lijkt toch waarschijnlijker, dat de bets4


uiteraard nog zonder na het overrandschriften en- wapens lijden r.an de kunstenaar -met diel-rs verdere stecnhouwcrsinventaris zijn verkocht aan een opvelgsp, die er dan eerst R-erkte zerken

rn 1599 en 1.6L9 afnemers voor vond. Het jaar van vervaardiging kan ook aanzienli.jk later liggen dan het begraafjaar. Ecn extreem voorbeeld vormt de zerk te Franeker ('Vincent Lucas 1561', met Gotisch randschrift !) voor de in

1,[93 overleden Frouck van Hottinga,

vrouw van de raadsheer

T

jalling van

Botnia.so)

'iíj.'

1.a.

Zerkje (88 X 56 cm) r.oor twce

(l 1575 en '77) Leeus.arclen, Jacobijnerkerk).

kinderen Hei.jrnans (

Aan de elders in de noordeli.jke Nederlanden nog al eer-rs gebruikte bronzen fijn uitgewerhte grafplaten - waarin konden worden gegravoorstellingen veerd bestond hier wellicht minder - omdat de Friese Renaissancebehoefte zerkhouwers reeds bijzonder geperfec-

tioneerde produkten afleverden. Van dergelijke, bi;na de gehele zerk bedekkende platen, die in de zr"ridelijker gewesten (centrum in Vlaanderen) tame-

lijh veel voorkwamen een grooc deel ervan i.s in tijden van metaalschaarste is in Friesland slechrs één verdwenen exemplaar bekend, nameiijk die (uit de Jacobijnerkerk te Leeuwarden, nu in het Fries Museum) voor de eerste president van het lHlÍ (1527), Gregorius Bertolff, die reeds binnen het jaar na zijn benoeming overleed.'tt) Ook koperen of bronzen ingelegde wapens, opschriftplaten en sierlijsten wercien hier betrekkelijh

11. Ruitr.ormig z-erhje (3711t

\

361lz crn)

voor de priester Albartus Volleho (ï 1540) (gevonden te Harlingen, sedert 1967 in het Fries Muscum).

weinig toegepast; slechts hier en daar

valt te

constateren, dat (metaal)de1en uit zerhen zijn verwijderd. De 16e-eeuwse enkele en dubbele zer-

pen (beroepsattributenl). Het opschrift, veelal voortreffelijk beletterd, vermeldt meestal alleen namen en leeftijden van

ken voor de (beter gesitueerde) burgerij zijn eenvoudig van uitvoering. Eventuele hoekmedaillons vertoncn rozetten,

de 'eersame' rnannen en 'eerbaere' vrouwen, die 'hyeronder begrauen' werden. De, veel talrijker hoof dstenen bieden slechts plaats voor een drietal regels tekst ter weerszijden van of boven het merk of de initialen van de overledene. Van gelijh formaat als de hoofdstenen zijn de kinderzerkjes, dikwijls te vinden

of zogenaamde leeftijdskoppen, voorstellende de vier fasen van het menselijk bestaan: koppen van kind, jongeling en grijsaard, alsmede een schedel. Op het midden van de stecn is dikwijls een merk uitgehouwen, al dan niet in een schild geplaatst, soms ook een, aan een tak opgehangen burgerlijk wa-

klaverbladen

naast de forse grafsteen van (meest adellijke) ouders. Vaak z11n er binnen het

randschrift enkele familiewapens elr

een 155


l7e en l8e

eeuw

In

de zeventiende eeuw kunnen steeds meer gezeten burgers een zerk bekostigen. De meeste stadskerken krijgen daardoor een aaneengesloten hardstenen vloer met hier en daar een 'Bremer' of een bakstenen grafdekking (vooral onder de vaste banken). De adel en de claarmede gelijk

te

stellen groepen bleven

gebruih maken van bestaande zerken (ten dele op kelders), de opschriften daarvan werden al dan nier aangevuld,st) het beeldhouwwerk zo veel mogelijk gespaard. Uitzondering is een geschil, zo-

als er

in

1606 een ontstond over

de

eigendom van het graf in de Leeuwarder Ga1ileër kerk, waar tn 1.529 Jacob Jans van \flieringen alias Buygers in was be-

graven (en op de zerk waarvan diens naam en r/apen waren uitgehouwen). Eén der erven, dr. Jacob Bouricius, gehuvrd met J.J.'s kleindochter Bauck Buygers, had in 1589 een dochter Reynsck in het graf laten bijzetten en de steen doen schoonmaken en voorzien van tekst, wapens en een Latijns vers) op de dood van deze Reynsck betrekking hebbend. Ztln neef Viglius Pieters Buygers, die meende meer recht op 12. Pottretzerk voor Douwe van Roerda 1601) met leeftijdskoppen in de hoekmedaillons. De schilden van de hoofdwapens en van de 16 kwarrierwapens zijn in 1796 afgehakt, de helrntekens zijn gerp,r:rd. In

(t

bovenrand gemerkt: Jacob (Terkaple)

Lowi

1610

naakt kindje afgebeeld; een toepasselijke spreuk als 'Homo bulla' ontbreekt zelden. Ook voor de lagere geestelijkheid werden kleine grafstenen (soms van tegelformaat) gebruikt, mer naasr de naam van de begravene alleen de afbeelding van een miskelk met hostie tusscn ampullen. Tegen het einde der eeuw verschi.jnen er ook hoofdstenen voor de

eerste Flervormde predikanten, later bijna steeds zerken, doch slechts bij uitzondering voorzien van een familiewapen. 156

graf en zerk re hebben en de nieuwe inscripties had doen uitkappen cn 'affslingeren', werd door het Leeuwarder gerecht veroordeeld om deze weer tc laten aanbrengen.s") Taxaties van 17e-eeuwse steenhouwerswinkels ea) geven l-oor (onbewerkte) dubbele zerken (7 bij 5 voet, dus pl.m. 2.iO X 1.50 mtr.) een prijs van circa f 36,-, voor enkele zerken (7 blj 21lz voet) circa f 12,- en voor de (dunnere) hoofdstenen (drie op één graf) circa 18 stuivers; dekzerken voor kelders kostten al gauw meer den I 100,-. FIet materiaal, merendeeis blauwe hardsteen, soms 'witte italiaense

steen' werd betrokken via steenkopers in Dordrecht en Amsterdam, een enkele maal ook in Zwolle. Veel informatie geven de aantekeningen,35) die de rekenmeester Flessel van Sminia maakte betreffende de kosten van de zerken op de grauen ven zijn


ouders en van zijn vrouw. 15 october 1615 heeft hij van de steenkoper Sijbe Broersz. een grote blauwe zerk gekocht, contant betaald mer ï 1,26,-, alsmede een zerk van 9 bij 5 voet, dan liggende

Pietersz. getekende kwitantie is het werk dan opgeleverd. Een dergelijke post komt ook voor in Hessels rekening van het beheer der

I 70,-

felt,

buiten de Hoeksterpoort te Leeuwarden. De voor deze laatste verschuldigde zullen eerst worden voldaan, na-

dat Sijbe de steen onbeschadigd heeft afgeleverd op het graf van Hessels ouders in de kerk van Ferwerd. OP 9 februari 1616 maakt de rekenmeester dan een contract met Jan Pietersz., steenhouwer te Bolsward, om deze stenen te bewerken. Jan 'sa1 op beyde ecn werck houwen nae uytwijsen van seeckere patroon, bij mij berustende, desen tot Ackrum op mijn cost ende dranck,

dien tot Fervaert op sijn e) gen cos1. voor die somma van seventich 1b. ende een oldt pack van mijn afgelechte cleeÍen, d'welcke hij gereets ontfangen heeft'. Blijkens 16 maart 1618 door Jan

goederen van zljn kleindochter Aurelia In 1651 is er I 125,betaald aan 'meister Hendrick van Bile-

van Hillama.'o;

steenhouwer

uit het

graeffschap

van OlCenburch, ter cause van het houwen \ran een blauwe zercksteen, wesende een schoon stuck werck, alwaer de rendeerdes wilen vader d'here Fredrick

van Hillama begraven 1,eit'. Zijn knecht

ontving 11,50 drinkgeld, maar FIendrick had voor zichzelf vrij driniren

gedurende het werk bedongen, waarvooí

een Leeuwarder brouwer een rehening van f 22,5Q indiende'

In de tweede helft der

17e eeuw gaat

het in Friesland sterk bergafwaarts mei de zerkhouwkunst. Er wordt ongeïr-rspireerd voortgeborduurd op de bekendc

13. Detail van portretzerk voor Sibrandt van Osinv,a 1t l62l) (n dicns echt5enoce Atke van Aggama (f i619), gemerkt: Pieter Clac, Anrick i62 I (Sch.eitcns).

157


thema's, de afwerking is grover. Nieuwe elementen zijn wapentropheeën, zandlopers en reeksen schedels. De stenen voor de adel verworden meest rot staten met 16 of 32 kwartierwapens (welke dikvrijls vragen oproepen) cn vrellicht als reactie hierop komen er nu ook zerken voor meer of minder aanzienlijken

met uitsluitend tekst. Er zijn nog wel enkele fraai gebeeldhouwde stenen iir de Lodcu'ilk-stijlen arrr te wijzcn. rnrrr men moet toch concluderen, dat er hier

blijkbaar

te weinig opdrachten

vzaren om kunstvaardige steenhouwers een goed bestaan te verzekeren. De beide thans nog

bestaande grote graftomben in Friesland, die te Vijckel voor Menno van Coehcorn en die te Dongjum voor Sicco van Goslin-

ga,

zijn dan ook van 'Hollandse' hand

74. Portretz.erk r.oor Pytter r.an Eysinga 1645) en diens echtgenote Fokel van Heringa (ï 1639). FIet twee maal in her randschrift voorkonende vrcord 'Eclele' is in 7796 uitgekapt (Ra,-rwerd, opgcsteld tegen c{e rrand).

(Pieter van der Plas - naar Daniel Marot en Jean Baptiste Xavery). Maar- ook voor bllrgers zijn er in de i Be

eeuw rsar verhouding weinig nieuwe zerken vervaardigd: de kerkvloeren raakten vo1. Dikwijls werd volstaan met het vervangen van oude randschriften en wapens door nieuwe. Er resten ons dan ook verschillende, kennelijk voor de adel gebeeldhouwde Renaissancezer-

ken met (diep uitgehouwen) randschrif-

!ï;.1ï

betrekking hebben

op

18e-

Vele stedelingen kochten graven in de dorpskerken, v/aar nog wel plaats voor nieuwe grafstenen was, maar waardoor de oude indeling werd verstoord: de traditie wilde, dat predikanten onder de preekstoel, adellijken op het koor, boeren in het middenpad en schoolmeesters onder het orgel werden begraven. 18eeeuwse stenen hebben slechts bij uitzon-

dering randschrift en hoekmeclaillons, wel vaak aan het hoofdeinde de afbeelding van het schip, de mo1en, de bakkeri1, enz., waarin de overledene zijn beroep uitoefende, alsmede een uitvoerige tekst. In sommige dorpen, als Ee (O.D.),

ontstond de gewoonte om grafstenen te voorzien van een vzijdlopig (dikwijls

uiterst curieus) rijmvers. De in 1795 verworven vrijheid en gelijkheid duldde 'de haatelyke overblyfzels

van de ongelykheid en hoogmoed der voorige tyden'niet, en, nadat de provisionele municipaliteiten van verschillende steden en grieter-rijen al sederr: april van dat jaar last hadden gegeven om cle wapenborden en andere eretekenen

uit de kerken te verwijderen, werd er

het volgend jaar opgetreden tegen 'de gelykheid onteerende teekenen' op álle roerende en onroerende goederen van particuliereÍ1. Het Provinciaal Bestuur

verboocl 8 september 1796 verschillende 'misbruiken', verband houdende met

'het

denkbeeld van verhevenheid en grootheid van den eenen mensch boven den ander' cn bepaalde onder meer'dat de wapens en eeretytels op graf-zerken, aan de stoelen en banken in Godshuizen. 158


door de eigenaaren binnen zes weeken moeten worden wechgenomen, of, zoo die eigcnaaren niet aanweezig zij:r. op order van de respective gerechten'. Sommige bezitters van zerken lieten daarop door een steenhouwer de families/apens en 'eenigen trotschen tytel, we1ke eene ingebeelde grootheid te kenncn geeft, als daar zijn Edel-, Hoog- en \íe1-

Gebooren, Baron, Graaf, Jonker of Heer' vakkundig uithakken; ook zijn er wel grafstenen (tijdelijk) omgedraaid of vervoerd naar particulier terrein. F{et overgrote deel van cle in zicht gebleven wxpens en titels is op ondeshundige en ruwe wijze verwijderd, de onder banken cn dergelijke obstakels liggende zerken bleef deze aantasting bespaard. De (zeldzame) grafstenen uir die jaren geven uiteraard wapens noch titels, maar klassiehe belettering - in strenge, weinig meer dan namen en sterfc-lata. Kerkhoven en begraafplaatsen Al eerder was er \eïzei gerezcn tegen het begraven in de herken, een 'coutr-lme gothique', ook naar het oordeel van sommige 1Be-eeuwers schadelijk voor

de gezondheid der kerkgrngers. (He: in 1765 om hygiënische redenen álle binnen de be-

Parijse stadsbestuur had

bouwing liggende begraafplaatsen doeir sluiten.) In verschiller-rde kerken was overigens

het

begraven

toch al

niet

meer mogelijk omdar daarloe gecn ruinr-

te meer beschikbaar was. Bij de inlijving (1810) van het Kolrinkrijk Holland bij Frankrijk werden hier de aldaar vigerende wetten van kracht,

zo ook het Keizerlijk Decreet van 23 prairial an XII (12 juni 1804), waarbij onder meer het begraven in d.e kerhci-r was verboden. Na de restauratie werd dat, bij Souverein Besluit van den Vorst cl.J. 22 december 1813 no. 5, toch wcer (provisioneel) toegelaten cn ecn commissie ingesteld 'tot onderzoek of het begraven van lijken in de kerken zoo schadelijk is of kan worCen voor de ge-

dat hetzelve verboden te woiden'.

zondheid der levcnden, zoude behooren

15. Zerk r-oor Tjallir-rg Aedo Heringa r.an Eysinga (f 1768) cn diens echtgenote Cicilia Sminia (t 1793). In 1296 is uit 'Hoog Vel Geboren' het woord 'Hoog' weggekapt en zi;n ook de wapenschilden geschonden (Rauv'.erd, opgesteld tegen de wand).

Bij Koninklijk Besluit van 24 mei

1825,

zijn op advies van een comité van hoogleraren de betreffende bepalingen van Napoleons decreet van 1804 weer verbindend verklaard, 'te dien effecte dat, van en met 1c Januarii 1829, het begraven van lijken in kerken, kape11en, bedeplaatsen za1 verboden blijven'. Dit besluit bevat tevens voorschriften tot het aanleggen van nieuwe begraafpl;ratsen buiten de steden en dorpen n-let meer dan duizend inwoners. Vele stedelijke begraafplaatsen zijn te dateren tussen 1825 en '30, maar ook families stichtten toen op eigen terrein perticuliere begraafplaatsen: Boelens (Olterterp), Buma (\íeidum), Dorhout no.

1-62,

(Leeuwarder nieuwland), Eysinga (Virdum), cnz.'tt) Toch werd daarna nog (incidenteel) in eigen graven in de kerken

1.5e


16. Renaissance-zerk met

in

een uitgewerkte architectuur ridderhandschoenen

putti, de drie schikgodinnèn, 'memoria' en 'gloria'. Randschrift, hoekmedaillons. rvapenschildcn. helmtekens cn opichriftplaat zijn zorg, uldig yjlsehakt. In de 18è eeuw ciqendom ra'r dc írnrilie Mo'isma: grafschrift roor rorsende_

Sibelius Lemstra

l6c

(i

1766) (Bolsward, Martiniherk).


begraven; eerst de Begrafeniswet van 1869 maakte dat definitief onmogelijk. Van ouclsher werd de 'smalle gemeente' a1 buiten de kerk, op het kerkhof begraven. Blijkens laat-middeleeuwse af beeldingen werden die graven toen gemerkt met houten grafkruisen, in later mede door d1d zijn daartoe - wellicht ook het verzet'der Flervormde kerk eenvouclige paaltjes gebruikt.3s) De in de zuidelijke Nederlanden niet zeldzame stenen grafkruisen zijn in de noordelijke gewesten niet bewaard gebleven (zo ze er al ooit zijn toegepast),3e) wél stenen paalt jes, smeedijzeren kruisen (Garijp 18e eeuw) en als grafteken gebruikte walviskaken (Vlieland, 18e en 1-9e eeuw) a1s*n) in Vredemede de beker-rde stoeppalen man de Vries-stijl (vooral op TerschelItng, 1,7e eeuw). De kruisen en palen

boden weinig plaats voor tekst en werden daarom bijna allerwege opgevolgd door (enigszins geprofileerde) plankei-r of stenen, vrijwel steeds staande om de vernielende werking van regenwater en vorst zoveel mogelijk te beperken. Hier en daar, bijvoorbeelcl op het Strij-

per kerkhof (Terschelling) - oP cn rond de piaats van de verdwenen kerk zowel de meer als de mii-rder

- werden gegoeden onder de open

hemel begraven, zoals trouwens ook op alle Joodse begraafplaatsen cn die der Flerrnhutters geschieclde. L-r de 18e eeuw blijken alom'progressief denkende' vooraanstaanden om hygiënische redenen 'buiten' begraven te wiilen worden, echter

wel onder (liggende) zerken! In Friesland zyn daartoe vóór de 19e eer-rw geen

speciale begraafplaatsen gesticht (het bekende 'Ter Navolging' te Scheveningen deteert van 1779), wél zijrr er regenten op kerkhoven ter aarde besteld. Zo wer-

den op het Huizumer kerkhof (noord-

zljdel) in 1721 en '30 begraven

de

Leeuwarder burgemeesters Theotardus David en Flanso Acronius; de hun ver-

wante predikanten David en

Sixtus

onder Acronius waren in 1,669 en 1691 - koor in het een nog aanwezige zerk der kerk bljgezet.

Afbeeldingen op 19e eeuwse liggende en staande grafstenen op kerkhoven en begraafplaatsen tonen vlinders, duiven, vleermuizen, zich in de staart bijtende slangen, in elkaar grijpende handen, gevleugelde zandlopers, zeisen, treurwilgen, enz. Ook de niet zo talrijke gÍotere monumenten (meestal in de vorm van obelisken en afgeknotte zuilen) zijn met deze duidelijke symbolen getooid. Vooral de beginjaren der 2Oe eeuw brachten lelijke, dikwijls pompeuze grafwerken met slechte verhoudingen en overdreven 'versieringen' (taartendozen met kunstbloemen en -kransen, geëmailleerde portretten, enz.), die de begraafplaatsen een rommelige aanblik bezorgden; slechts in

cnkele

kleinere

gemeenschappcn

- de - vast aan hield men

overgeleverde

vormen. De laatste decennia zijn de be-

heerders

der meeste

begraafplaatsen

noodgedwongen gekomen met regels ten aanzien van vorm en materiaal der grotere en kleinere grafmonumenten. Flier en daar kunnen tussen de (rnerendeels

weinig fraai beletterde) producten der 'grafsteenindustrie' nu toch weer stenen worden aangetroffen, die getuigen van het verlangen naar een sober, 'stijlvol' grafteken. Dscurnentatie

Voor de oudere grafstenen was reeds belangstelling gerezen, toen kerken en kerkhoven voor begraving werden gesloten (1829) en er moest worden gevreesd voor verwaarlozing en verdwijning dezer'herinneringen aan het voorgeslacht'. Ilet bestuur van het nog jeugdige Fries Genootschap richtte al in 1833 een verzoek tot grietmannen en predikar-rten om beschrijvingen te (laten)

maken van belangrijke grafzerken

en

evenwel met gedeze op te zenden - in de daarop volring resultaat. Hoewel gende jaren in vele kerken de meeste zerken door houten vloeren aan het oog werden onttrokken, vestigde het Genoot-

schap nogmaals de aandacht op deze objecten, toen het in 1857 de dorpsschoolmeesters uitnodigde

om zo

veel

r61


1875, met een toelichting van \1. Eekhoff, afgedrukt in 'Friesche Oudheden'. Sedert de uitgave (1901) van 'Neêr1ai-rds verleden uit steen en beeld'at) waren er van de grafstenen in vrijwel alle Nederlandse provincies reeds systematische

toen in i95O het eerste deel verscheen van de 'Grafschriften en andere gene:logische beschrijvingen gepubliceerd,

en herelCieke merkwaardigheden in en orn de kerken tusser-r Flie en Lauwers'. In deze, door Rijksarchivaris dr. A. L. I{eerma van Voss geëntameerde en in opdracht van her Fries Genootschap en de Fryske Akademy uitgegeven reeks zijn tot nog toe delen gewijd aan de stenen) enz., in de geneenten Achtkarspeleir,

,:ri

Het Bildt, Leeuwarc{cn (Galileër

kerh), Menaldumadeel en Vlieland; gereed voor bewerking zijn de gegcvcns betreffende Bolsward, Dokkum, Franeker, Harlingen. Idaarderadeel en Lee:-rwarden (Jacobijner kerk). Van de behandelde zerken (en ar-rder"e objecter)

"

worden de thans r-rog leesbare opschriften volledig weergegeven (indien beschadigd zo veel mogelijk aangevuld) cn ir-r een toelichtir.ig nader verklaard; ook de \vapens cn het beeldhouwwerk krijgen een nauwkeurige beschrijvir-rg. Voorna-

,;::i'ri,é,1

melijk door gebrek aan bewerkers die de arrnotatie moeten purtelr uit ar-chivalia en lireratuur vordert clc

reeks slechts langzaam, maar de collec-

I7.

Hardsr enen

lJkes lJkern:r Snr rlle b ru

(i

graIp:rl loor

tie zerkbeschrijvingen in handschrif t blijft gestadig groeien. Een groepje vrij-

Sijper.ric

lZ6s) (kerkhof

willigers zet het werk van de

rqe).

mogelijh aantekeningen van oudheidkundig belang betreffende hun dorpen

in te

zenden.

De binnengekomen

Z9

schriften (thans in de handschriftencollectie van de Provinciale Bibliotheek)

bevatten dan ook vele gegevens over (nu soms verdwenen) grafstenen. Tevens

heeft het Genootschap rientallen der fraaiste Renaissancestenen doen aftekenen ten behoeve van zijÍ prenter-rkabinet; negen dezer afbeeldingen zrjn rn 1.62

pioi-riers

f dr. Heerma van Voss, f D. D.

Osin-

ga en mr. dr. J. Belonje voorr en kan nog steecis, vooral bij verwi.jdering van houten kerkvloeren (ten behoeve van de aanleg van centrale verwarming of res-

tauratiewerkzaamheden) vele en belangrijke aanwinsten registreren. Deze 'Grafschriftencommissie' kan haar dc ver- slechts bouwing niet vertragend werk

- van het teverrichten, indien zij tijdig voorschijn komen van zerken op cle hoogte wordt gesteld. (Meldingen liefst telefonisch worden gaarne -ir.r - bij de Fryske Akaontvangst genomen


derny en het Rijksarchief, beidc te Leeuwarden.)

Het streven om zo veel mogelijk gegevens vast te leggen betreffende oudere grafstenen

is voortgekomen uit

de

vroeg-19e-eeuwse rom:lntische belangstelling voor het verleden, vooral voor dat van eigen streek en woonplaats. Vervolgens toonden met name genealogen en heraldici interesse ") en thans drir-rgen naast locaalhistorici ook kunsthistorici aan op uitvoerige documentatie. Reeds rreer dan een eeuw geleden merkte Viollet-le-Duc op dat men aan de hand van grafmonumenten een geschiedenis der

mensheid zou kunnen schrijven.t') Iu tegenstelling tot vele der grotere en eerder in de publieke belangstelling ge-

raakte w-erken van beeldende kunstentars zijn grafstenen vrijwel nooir ver-

valst of 'verrestaureerd'. Deskundigen op het gebied van lettertypen, ornamentiek, symboliek, kleding, wapenen, enz. maken daarom bij hun studie gaarne gebruik van de duizenden foto's in de, op het Rijksarchief in Friesland bewaarde collecties der'Grafschriftenr:ommissie'.

eonsenvering Helaas moet worden geconstateerd, dat vele beheerders het belang van het behoud van grafstenen (nog) niet inzien.

In de vorige eeuw werden de

grote

(meestal fraai gebeeldhouwde) zerken bij voorkeur gebruikt a1s stevige onder-

grond voor kolomkachels

of

als vloer

van nevengebouwen (Ballum, lijkenhuisje), de kleinere als stoepen, ja zelfs in urinoirs. Maar ook in de laatste decennta zljn nog vele grafstenen bij werkzaamheden kerkvloeren vernield

(.r dikv'ijls^afi volkomen zinloos,

zoals

enkele puntgave kinderzerkjes te Bornwerd). FIet meeste gevaar dreigt echter bij algehele kerkrestauratie. Gebrr-rik van aan-

eengerijde zerken als werkvloer

of

als

stapelplaats voor bolrwmaterialen is geen

uitzondering; ook blijken deze stenen

-

eventueel omgedraaicl

-

bijzonder

18. Smeedijzeren grafkruis voor Bontie Cornelus (l 1704) (kerkhof Garijp).

bruikbaar als kruiplanken. Hierdoor of op andere wijze ontstane beschadigingen leiden soms tot 'afheuring' voor herplaatsing (Minnertsga, afb. 9) ; dergelijke stenen worclen dan krpot geslagen

of

belanclen o,o het kerkhof, waar zij snel door de weersinvloeden worden aangetast. Andere zerken daarentegen worclen zodanig hoog gewaardeerd, dat zi) van hun oorspronkelijke plaats overgebracht worden naar een meer in het

oog vallende plek, bij voorkeur

in

het

middenpacl (Ee, afb. 5).")

Het is begrijpelijk, dat een kerkvoogdij na een geldverrlindende re.tauratie van het kerkgebouv/ gïaag aan de gemeente

zo veel mogelijk 'waar' voor het geld wenst te geven en daarom de aangetroffen fraaie grafstenen op een opvallende plaats wil 'uitstallen'. Daarbij dient echter we1 te worden bedacht, dat het beeldhouwwerk van hardstenen zerken in looppaden binnen één mensenleeftijd volkomen glad afslijt en dat de versiering van zandstenen grafdekkingen daar 163


reeds

na enkele decennia is verdwenen.

Is het vzel verantwoord om een volgende generatie bew,-rst dc mogelijkheid te ontnemen tot nadcre beschouwing en studie, wellicht met nieuwe onderzoekmethoden? Daarbij komt, dat aan rechtstreeks op een zerkvloer geplaatste stoelen geen lang leven is beschoren en d,.-t zij ongemakkelijir 'zitten'l Thans experimenteert men mct de toepassiir3smogelijkheden van een beschermende laag doorzichtige kunststof over de zerken;

ervaring inzake de duur der 'krasbestendigheid' is nog niet opgedaan. Bedekking met een (inderdaad minder fraaie) houten vloer biedt naast stabili-

teit

acoustische voordelen. \Wél

is

het

daarbij gewenst e3n mogelijkheid te scheppen om aan speciaal geïnteresseerden (bi.jvoorbeeld via luiken in de vloer, als in Schettens) de belangrijkste zerken te tonen. Voorts verdient het aanbeve-

ling om de grafstenen op hun pLaats te handhaven en

eigen

dat te meer, in-

dien (uit een grafregister of op andcre wijze) blijkt, dat bij eerdere werkzaamheden de volgorde niet of nauwelijks is verstoord.

Dat dit in de Franeker Martinikerk wél het geval was, heeft dr. Heerma va-n Voss de vrijheid gegeven om na cle restauratie de 490 (!) zerhen uitsluitend op grond van esthetische en praktische overwegingen opnieuw ovei de l.,erk te verdelen.as) De 27 belangrijkste stenen in (uit 15e en 16e eeuw) zijn daarbij

-

een ongeveer chronologische ontwikkelingsreeks tegen de wanden geplaatst. Het is een- voordeel, dat een scrie vai-r deze befaamde werkcn van Friese kr-tnstenaars op een goed bereikbare plaats zo gemakkelijk te bestuderen is, maar

het zou te betreuren zijn, indien dit voorbeeld navolging blijft vii-rden: ook

19. 2Oe-eeuwse grafstenen voor leden der familie Grupstra (kerkhof Olterterp).

1

,t

164


al omdat zij nogal eens uit

gelaagde

steen gehouwen zijn, dienen zerken zo enigszins mogelijk (horizontaal) op hur.r plaats te blijven liggen. Ook aan de staande en liggende stenen op kerkhoven en begraafplaatsen zou meer zorg moeten worden besteed. De stenen van vóór 1848 (invoering der be-

volkingsboekhouding) kunncn biografische gegevens vermelden, welke elders niet meer te achterhalen zijn, maar ook

de latere blijken dikwijls van

belang

door vorm, versiering en opschrift.

Ja-

cob Hepkema heeft een groot aantal Friese 'dodenakkers' beschreven en vele curieuse opschriften van grafstenen vastgelegd.

Nog te vaak zíjn'afgedankte' stencn vogelvrij. Zi) worden wel aan particulieren verkocht of kapotgeslagen en als verhardingsmateriaal gebruikt. De grotere gietijzeren monumenten in deze provincte zijn, voor zover bekend, alle 'opgeruimd'. FIet laatste, een obelisk (1844)

op ecn graf der familie Vegilin op de 'oude begraafplaats' te Leeuwarden, is tn 1.965 wegen bouwvalligheid gesloopt

20. Vroeg-16e-ceuwse priesterzerk, bij ecn rccente kcrhrestauratie aan de voet yan cle trap naar de galerij gelegd (Bergum).

(op last van Burgemeester en \íethouders, hoewel die door het Fries Genootschap op de zeldzaarnheid waren gewezen). Iuist nu enkele der 1825-'30 aangelegde begraafplaatsen zijn of worden gesloten, heeft het zin zich spoedig te beraden op de bestemming der graftekens.

De door dr. Belonje zo tret't'end als

'ste-

nen charters' gekenschetste objecten, zou.,el binnen als bwiten de kerken, r.,erdienen als regel ongescbonden en in bun oorspronkeLijke cmge'oi.ng te raorden gebandhaat'd.

Bij het schr:ijven van dit artikel is dankbaar

gernaakc var-r waardevolle .gebruik aanwr;zlngen van mevrouw. drs. H. M. van den Berg en de heren drs. H. FIalbertsn-ra, S. ten F{oeve, D. J. van der

Meer en drs. J. Visser. De afgebeelde foto's werden beschikbaar gesteld door de Fryske Akademy/H. de Vries (afb. 1, 2, 5,7, 8,9, 1,0, 12, 13, 16, 17 en 2Q), het Liturgisch Instituut van de

R.U. Groningen/Centrale

Fotodienst

(afb. 3, 4, 6, 1.4, 15 en 18), het

Fries

Museum/A. Struiksma (afb. 11) en de Leeuwarder fotograaf H. \f. Dikken

(afb.1e).

r65


Noten

1) Stelling bij phil. nat. diss. .J. V. Niemeyer, Groningen 1973.

rW. Lelimar.r, Gratten en grat'monumenten. Delft 1900, p. 124. ") PLinii Naturalis Historiae, Liber

') J. H.

XXXVI, i31, XXVII; PLiny naturaL bistory X (ed. D. E. Eichholz, London 1962), p. Ios. o) Martin,

p.

L23-1.47.

o) Id., p. 45; vgl. H. Hein.rberger, FriihmittelalterLicbe Trapezsàrge atts dent Odenzuald, in: Badische Heimat XXXVI

p. 125 e.v. p. 18, 48. \W. C. Braat veronder-

(1.956),

n) Id.,

stelt, clat kisten en dekstenen afkomstig 'zijn var' het kerkhof van een verdronken dorp (Gawijzend?). t) Id., p. i6. Het sraar nier vast, clat het

lijk van de bisschop reeds in 1054 werd btjgezet in de nu gevonden sarcophaag. ') Id., p. 34; vgl. s'Jacob, p. 118 e.v., en Stracke, p. 81.

")

s'Jacob, p. 278.

10)

Steilen,

p.

31.

11)

Lezing M. P. van Buijtenen ir.r artikel van J. .f. Kalma in: Leeuw. Courant 27 sept. 1950; vg1. L. J. F. Janssen in:

De Vrije Fries

X

(1865),

XI (1868), p.268-270. ") Die ReLigion in Geganwart,3. Aufl., II I<o1. 796r'7. 13) In Friesland

op dergelijke

p.

144-149, en

Geschichte

unrJ

(Tiibingen 1958),

werden geen verfsporen

srenen aangetroffen, in Engeland en Noord-Duitsland zijn hier en daar nog (in felle kleuren) beschilder-

de zerken en grotere grafmonumenten uit de Renaissance bewaard gebleven, Schuchhardt, p. 1,7 lB. De arceringen

in de wapenschilden duiden

r-rog geen be-

paalde kleuren aan. s'Jacob, p. ") lu)

196-198.

De Nederlandsche Leeuw 1884, p.69.

Een tombe met daarop uitgestreht geraamte is afgebeeld op de grafsteen re Franeker voor de 1573 overleden Johannes Fogelsang, van Voss (1950), p. 32, 166

18. In de 17e eeuw komt ,,de dood" (skelet met zeis) vrel voor, b.v. op zerk G 131 te Dronrijp voor vrouw en kinderen van Ds. Tl'reodorus Petri, Grafschr. Menaldumadeel, p. 82. r-ro.

t') O. \íinkelniiller, Steinmetz- unrl. Meisterzeic'hez. Hannover 1923. S. J van der Moler-r, Iets cver

steenbouwers-

merken in FriesLand, in: Leeuvr. Nieuwsblad 10 en 1.9 luni 1.933.

Dolk, p. 206i7. ") f) Id., p. 20719. '") Id., p. 2A9l1A. :') \í. Dollr, Van

Fiirsten- tat Vossenberg. De Harlinger steenhouzuer Jacob Lous Forssenburg en zijn t'amiLie, in Jierb. Geneal. \Turkforbàn 1959 (p. 5173), p. 54.

'1) \1. Dolk, Van hardhouwers, antieksnijders en ad,uocaten,

in: Jierb.

Geneal.

Wnrkforbàn 1957 (p. 24-38), p. 25.

") Id., p.2718.. Id., p. 2517. ") t') D. J. van der Meer, De byldbowruer

Hans Lourenss, Scbwyneman yn Boalsert,

in:

Geneal. Jierb.

1.961.,

p.

17-20; vgl.

ook De Vrije Fries XLVI (1964), afb. rlo p. 224.

tt) Rijksarchief in Friesland, inventarisatieboek Harlingen R 4, fo1. 133-151., 6-14 nov.1617. 'u) ïtr. H. Keikes, Een bijdrage

tot de rtan het stadbuis te Dokkum, in: De Vrije Fries XLVI (1964), p. 5-27. ':7 Pictorcs. statuarii, arcliitccti ... bouzugeschiedenis

.,-tarias coenotaphiorum

ingeniosae manwi

... formas ... Ioanni Vredemanni

Frisii ... Antwerpen 1563. Sted. Bibl. Leeuwarden (ontbr. pl. 4 en 8; in Prov.

Bibl. van Friesland de originele r.ringen voor

pl. 2, 4-19, 22,24 en

") A. Hallema, Het

teke-

27).

Klaarkampster

weeshuis te Franeleer. Leiden (1929), p. 40 (met afb.). dez., De geschied.enis der Martini ot' Groote Kerk te Franeker,


I. Franeker

1,931,, p. 254 (met afb.). van Voss (1950), p. 30, no. 15. ") A. L. F{eerma van Voss, De grat'zerh tan 7'iercle van He erma te BerLikum blootgeLegd, ir.r: Leeuw. Nieuwsblad 4 aug. 1937.

i') Van Voss (1950), p. 30, no. 16. A. Greenhill in: Transactions of the MonumentaL Brass Society IX (1958), p. 293-296; afb. in st) Beschreven door F.

VI, pl. IV. er een memoriesteen irr muur of pilaar aangebracht; vgl, 'verwijssteentje' (i 580) re Franekei, van À4.8.S. Portfolio

")

Sonrs werd

Voss (1950), p. 24. ,B) Gemeentearchief Leeuwarden, def. sententieboek O 11, fo1. 191-193,31 oct. 1646. Ba)

Boedelinventarissen var-r Rippert en diens broeder Tjaerd Lous Forssenburg, steenhouwers, Leeuwarden 23 sept. 1673

en 24-28 jar-r. '1699. Gemeentearchief Leeuwarden, inventarisatieboek Y 52, fol.

71-81, en 2A3-212, en

Y 72, fol. 1.64-

17 B.

B5)

Aantekeningenboek Flessel van Sminia 1590-1640. Rijksarchief in Friesland, FIuis- en familiearchieven Van EysingaVegelin van Claerbergen, no. 416. '16) Rekening over 1642-1652. Id., 1d.,

no.

306.

t') Ook nog in later jaren, b.v. 1860 te Hemrik voor c1e familie Van der Sluis en 1906 een mausoleum op Coopersburg bij Akkrum voor het een kelder

echtpaar Kuipers-de Graaf. Vg1. Steilen, p. 13. ") trt) 24 aug. 1593 getuigt een irrwouer van Firdgum, 'dat Jan (Freerckz.) is gestorven den 26 decembris 1573, gelijcx opt cruys bij ziln graff tot Phirdgum staende alsnoch claer gegraveert oft uutgeste-

ken te sien is'. Rijksarchief in Friesland, processtukken Barradeel E 3, p.752.

'o) R. C. Hekker, Stoeppaal en grat'teken, tn: FIet Noorderland III (194a), p. 193-197. Frans Beekman, Oude stoeppalen op TerscbeLling, in: \Waddenbulle-

tin VII (1972), 2, p. 22-26. nt) R. P. van den Bosch, Neárlands t,erLeden wit steen en beeld. Gedenkteeleenen cn grat'gesticbten uit den vroegeren en lateren tijd. Schiedam 1,901,.

") R. Yan Breugel Douglas f, Grat'schrif ten in Friesland, in: De Nederlandsche Fleraut 1887, p. 252-262, L889, p. 81-110, 1890, p. 1.84-1.92 en 236-265. Heerke rWenr.ring, De Friesche adelaar.

Leeuwarden

1,887 -' 9

1,.

uB)

Viollet-le-Duc, p. 21. Vgl. Leeuw. Courant 1,7 jan. ") a5) Van Voss (1950), p. 20.

1,957.

[-iteratuur

Grat'scbrit'ten en andere genealogische en beraldielee merlezuaard.igheden in en om de k.erk.en tussen Flie en Lawu.ters.

Leeuwarden 1950-

I" Achtkarspelen (4. L.

Fleerma

van Vossf, 1950);

II. Het Bildt (H. Sannes, 1952); III. Leeuwarden, Galileër kerk (H. M. Mensonides, 1952);

IV.

Menaldumadeel

Meer, 1959);

V. Vlieland (D.

(D. J. van

der

Vern.reulen, 1.969).

Sreenen charters.4e dr., Amsterdam 1948. Ernst Borgwardt, Die Typen des mitteL-

J. Belonje,

aLterlicben Grabmals in DeutschLand. Diss. Freiburg i.B. 1935. Schramberg L939.

D. P. R. A. Bouvy, Middeleeuwscbe beeldbouwkwnst in de Noord.elijke N ecJerLanden. Amsterdam 1947.

Luigi Crerna, Tomba, medioeoo ed rnoderna,

in:

età

Enciclopedia Italiana t67


XXXIII

(Rorna 1.937-'45), p. 1002-

in: Bulletin Ned. Oudheidk. Bond, serie, 8e

1007.

W. Dolk, Zestiende-eeuwse zerkbouwers in FriesLand, in: De Vrije Fries XLVI (1964), p. 2Q5-21.3.

(W.

Eekhoff ,) Friesche owdheden. Af beeLdingen z,an merkwaardige rLoorwerpen van wetenscbap en leunst, gepanden in de arcbieven, kerken, kastelen, terpen, enz. vdn Friesland.

Leeuwarden 1875.

C. Cath. van de Graft, Dodenbezorging en cwltuur 11. Arnsterdam 1947. Freerk Haye Flamkens, Sinnbilder aut' Grabsteinen pon Schleswig bis Flan' dern. Br:jssel L942.

J.

Hepkerrra, Eenuoudige memories en bemerbingen langs straten en wegen,

voor

Landgenoot en vreemdeling (overdruk uit Nieuwsblad van Friesland 1.894-1919; fotomechanisch her-

drukt en door J. J. Kalma voorzien van toelichting en registers:) Historiscbe uand.elingen door Friesland. Leeuwarden 1970.

Flenriette s'Jacob, Idealism and realism. Á study ot' sepulchral symbolism. Leiden 1954 (omwerking en uitbreiding van: Bescbawwingen or.,er Christeltjke grat'kunst. Diss. Amsterdam.

L.

Leeuwarden 1950). Knappert, Van sterven en begraven.

Baarn 1949. H. L. Kok, De geschiedenis oan de laatstc cer in Nederland. Lochenr 1970.

R. Ligtenberg,

168

Romaansche grat'zerleen,

R.

jrg. (1915), p.

2e

1'2-32.

Ligtenberg, Grat'zerken der XVIe in Friesland, in: De Vrije Fries

eeurp

XXIII

(1,915),

p.

1.56-198.

F{. Martin, Vroeg-rniddeleewwse zandste-

nen sarco?hítgen in Friesland en elders in Nederland, Drachren 1.957 (zie ook H. Ilalbertsma's recensie in: It Beaken XIX (1957)' p. 241-244). Carl Schuchhardt, Die hannoaerschen Bildhauer der Renaissance, Flannover 1.909.

Diedrich Steilen,

N orddeutsche Grabmalkunst. Bremen 1938. Johannes Stracke, Romaniscbe Bildnisgrabsteine in Ostfriesland, in Jahrbuch der Gesellschaft fiir bildende Kunst und vaterlándische Altertiimer

zu Emden

XXXIV (Aurich 1'954), p.

7 s-91..

E. E. Viollet-1e-Duc, Tombeaw, tn: Dictionnaire raisonné de I'arcbitecture t'rangaise du XIe au XVIe siècle IX (Paris 1870), p. 21-67. A. L. Fleerma Yan Voss, I ets over Friesche zerleen en zerkhowwers (ver-

slag van lezing op jaarvergadering Friesch Genootschap), in: Leeuwarder Courant 29 aprtl 194Q.

A. L. Heerma van Voss t, De oPgezettc grat'zerben ín d.e Martinik.erk te Franeker, in De Vrije Fries XL (1950), p. 1.9-34. 'Slilhelm Veimar, MonumentaLschrit'ten eergangener J abrhwnderte. Wien 1

898.


Verklaring van enkele technische termen

- doorr-rige plant (soort bereklauw) met grote bladeren, welke in

Acanthus

gestyleerde vorm reeds in de Griekse oudheicl op grafstenen werden afgebeeld (vgl. afb. 6, 7 en 8).

Aedicula

decoratieve conrpositie in de vorm van een klassiek tempelfront met pilasters. Arcering (heraldisch) - het gehele (on-

gekleurde) vlak vullende parallelle of elhaar kruisende lijnen ter aanduidir-rg

van kleur, sedert 1638/9

syste-

matisch naar Vulson de la Colombière/p. Petra Sancta. Architraaf : draagbalk, onderste gele-

ding van een klassiek hoofdgestel. Arcosolium : in een catacombewand uitgehouwen boogvormige nis, in het onderste deel waarvan een lijk kon

worden bijgezet. Atlant : rrannenfiguur, die ondersteunende functie van zuil vervult. Caritas : vrouwenfiguur, de (barmhar-

tige) liefde symboliserend. Cartouche

:

gebogen

schild van rechthoekige of

vor[], in velsierde

lijsting (vgl. afb. 7, 8, 9,

om12, 1'5 en

bouwgeleding, een beeld of een orna-

ment draagt. Cursief : heliend lettertype.

Epitaph :

in

een muur aangebrachte,

veelal gebeeldhouwcle grafplaat.

:

driehoekige of segmentvormige bekroning van een klassieke gevel.

Frijnwerk : met de (korte, breed uitgesmede) frijnbeitel in natuursteen gehakte evenwijdige groefjes.

Genius

Guirlar-rde : ornament in de vorm van een slinger van bloemen, bladerer-r of vruchten.

:

Kapitaal

persoonlijke beschermgeest,

typografische benaming van

de hoofdletter.

- meisjesfiguur, die ondersteunende functie van ztTl vervult. Majuskel - hoofdletter of kapitaal. Maniërisme : op effect berekencle kunst der late Renaissance. Mausoleum - groot grafmonument. Medaillon : ovaal of rond vlak in eenvoudige omlijstir-rg, meestal gevuld met een voorstelling (vgl' afb. 9 lmet wapenschildjesl, 12 [met leeftijdsKaryatide

koppen] er.r 2O Imet evangelistensymbolenl).

Minuskei Obelisk

:

: kieine of

or-rderkast-1etter.

geleidelijk opwaarts slinkende

vierzijdige pijler (vgl. afb. 1s). Pilaster : slankè, even voor een muul: uitspringende geleding met basement en kapiteel.

: kinderfiguurtje, al dan niet gevleugeld (vgl. afb. 6, 9, 1.4, 15 en

Putto

:

Rolwerk een

gevleugelde,

naakte jongeling.

16).

16).

Charter - oorkonde. Console : uitgekraagde steen, die

Fronton

wel voorgesteld als een

ornament van a1s uit leder aan de uiteinden voluut-

gesneder-r en

vormig omirrullende banden (,rg1' afb. 9, 12 en 1,6). Sokkel : voetstuk, plint van aanzienlijhe hoogte en samengesteld karakter,

Trophee : groepering, meestal van wapens, vlaggen en andere krijgsattributen.

Vierpas

- vier elkaar snijdende

cirkels,

'waarvan de segmenten tussen de snijpunten zijn weggenomen (vgl. afb. 5, 6, 7 en B).

169


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.